Klik voor het beleidsplan op deze link.

Beleidsplan Kinderboerderij de Schouw te Zutpen.
De missie en visie vallen uiteen in ideeën voor mensen en voor dieren. Wat de mensen betreft is er sprake van
een aantal kernwoorden, te weten Spelen, Leren, Ontmoeten en Werken (SLOW). Bij de dieren is dat: goed
verzorgd, grote verscheidenheid en natuurlijk gedrag kunnen vertonen.
Wat er komt kijken bij SLOW.
Dit hoofdstuk beschrijft aan de hand van de kernwoorden hoe we zaken willen regelen.
Spelen:
Voor zowel stads- als plattelandskinderen neemt de vrijheid om buiten te spelen snel af. Onderzoek naar het
e
gebied rondom het huis waarbinnen kinderen vrij kunnen bewegen toont aan dat dit gebied tot 1/9 is
geslonken vergeleken met het oppervlak in de jaren zestig. Tegelijk zien we een onevenredige toename van de
‘angstcultuur”, angst voor de veiligheid van kinderen. Daarnaast krijgen de kinderen nauwelijks meer de
gelegenheid om hun eigen spel te initiëren en te organiseren. We hebben te maken met overgeorganiseerde
levens. Terwijl de kinderen steeds minder echte ruimte ter beschikking krijgen, lijkt de beschikbare virtuele
ontdekruimte oneindig. Doordat de virtuele wereld vanuit de luie stoel kan worden beleefd, worden de
kinderen steeds dikker en obesitas wordt een echt probleem. De kinderboerderij krijgt een speelgedeelte
volgens het principe van “ Natuurlijk Spelen” voor de kinderen van Zutphen e.o. in de basisschoolleeftijd.
Leren:
Kinderen kunnen op de kinderboerderij leren hoe dieren verzorgd worden, welke eigenschappen karakteristiek
zijn, hoe leuk en belangrijk het is om goed met dieren om te gaan. Acties die ondernomen gaan worden, zijn:
1.
contacten die er zijn met scholen voor primair en voortgezet onderwijs actualiseren ,
2.
organiseren van activiteiten voor deze scholen, bijvoorbeeld door het plaatsen van leskisten,
3.
organiseren van verjaardagsfeestjes waarbij er ook een programma is waarbij geleerd wordt m.a.w.
een combinatie van leren en spelen,
4.
organiseren van activiteiten rondom feestdagen.
Ontmoeten:
Een belangrijke taak is voor de kinderboerderij weggelegd op het gebied van ontmoeten. Door de
kinderboerderij laagdrempelig te houden, bijvoorbeeld geen entree, kunnen mensen uit alle lagen van de
bevolking en met verschillende culturele achtergronden elkaar treffen. Acties die ondernomen gaan worden,
zijn:
1.
er komen meer zitplaatsen,
2.
er zal in samenwerking met Zozijn gekeken worden naar het ontwikkelen van kleine horeca en dan zal
er wellicht een terras gecreëerd worden naast de ingang bij de Schouwberg,
3.
organiseren van activiteiten bijvoorbeeld rondom feestdagen,
4.
organiseren van activiteiten rondom seizoenen.
Werken:
Het kopje werken is in die zin nieuw dat er altijd wel vrijwilligers waren die een (flink) aantal werkzaamheden
uitvoerden, maar dit was toch altijd in de weekenden of avonden. Nu het beheer vanuit de gemeente wegvalt,
zal er ook door de week gewerkt moeten worden met mensen die op één af andere manier een relatie hebben
met de Stichting.
1.
aansluiting zoeken bij organisatie(s) op het gebied van vrijwilligers (bijvoorbeeld Vrijwilligersbank, Het
Plein),
2.
werken met mensen met een verstandelijke beperking,
3.
de kinderboerderij is een erkend leerbedrijf en dat moet zo blijven,
4.
werken als bijvoorbeeld stagiaire. Onderwijs actief benaderen (MBO dierenverzorging, HBO
dierenmanagement of sociaal pedagogisch, WO opleiding dierenarts)
5.
werken als vrijwilliger en deze groep uitbreiden.
Wat er komt kijken bij het huisvesten van dieren.
Als je stelt dat de dieren natuurlijk gedrag moeten kunnen vertonen, heeft dit gevolgen voor de huisvesting.
Een konijn in een hokje, hoe mooi ook, kan geen natuurlijk gedrag vertonen. De verzorging is nu goed geregeld,
maar misschien kan het nog beter. Wat het fokbeleid betreft, jonge dieren tonen mag, maar bewust fokken
voor de verkoop is niet de bedoeling. Een betere uitwisseling van “overtollige” dieren tussen kinderboerderijen
onderling is dan een alternatief dat gestimuleerd gaat worden. Een speciaal aandachtspunt is de meetbaarheid
van dierenwelzijn. Een eerste aanzet is om uit te gaan van de vijf vrijheden. In 1965 werd door de commissie
Brambell de basis gelegd voor de vijf vrijheden. Later heeft de Britse Farm Animal Welfare Council (FAWC) ze
opgepakt en uitgewerkt tot de volgende lijst van vijf vrijheden:
1.
Vrij van dorst, honger en onjuiste voeding
2.
Vrij van fysiek en thermaal ongerief
3.
Vrij van pijn, verwonding en ziektes
4.
Vrij van angst en chronische stress
5.
Vrij om zijn natuurlijk gedrag te vertonen.
Bij de eerste vier criteria ligt de nadruk op het niet schaden van het welzijn, terwijl tegenwoordig in
toenemende mate aandacht is voor de vijfde vrijheid: de vrijheid om natuurlijk gedrag te vertonen. Dat
betekent dat er minder rassen per soort zullen komen, maar de afzonderlijke dieren krijgen meer ruimte.
Minder in hokjes en meer loslopend op de weiden.