Voor de handout, klik hier!

WWU | Institut für Niederländische Philologie | Alter Steinweg 6/7 | 48143 Münster
Prof. Dr. Lut Missinne | www.hausderniederlande.de/institut | [email protected]
Woensdag 5 februari 2014. Nijmegen. PAO-lezing.
Sh
Oprecht gelogen
1. Definities
Autobiografisch schrijven: algemene aanduiding voor teksten over het eigen
leven (dagboeken, brievenboeken, memoires, autobiografieën, zelfportretten,
herinneringsromans, autobiografische essays, reisverslagen, egodocumenten, ‘life
writing’) (29)
Autobiografie: een ‘retrospectief prozaverhaal dat een werkelijk bestaand
persoon vertelt over zijn eigen bestaan, waarbij hij de nadruk legt op zijn
persoonlijk leven, in het bijzonder op de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.’
(Philippe Lejeune, Le pacte autobiographique, 1975).
‘autobiografisch pact’ ‘De lezer weet dat hij met een autobiografie te maken
heeft, als er een dubbele identiteit bestaat: auteur = verteller en verteller =
personage. De bevestiging van deze identiteit wordt de lezer aangereikt via het
‘autobiografisch pact’, een soort overeenkomst waarin de auteur deze identiteit
vooropstelt: de auteur van dit boek is dezelfde als de verteller én als het hoofdpersonage.’ -> van ‘pact’ naar ‘offre’ (30-32)
Autobiografische roman: ‘een roman (een narratief dat fictioneel en literair is)
waarin de lezer autobiografische elementen herkent of vermoedt’ (33-35)
Autofictie:
een tekst waarin de identiteit van auteur en personage voor de lezer duidelijk is,
maar waarbij de auteur bewust contradictoir werkende fictionaliseringstechnieken
gebruikt, het verhaal bevat duidelijk verzonnen gebeurtenissen. (‘autofiction’ <
Serge Doubrovsky, Fils, 1977) (55)
2. Naamsidentiteit
- Naam als sterk identiteitssignaal (voornaam)
- Gradaties: van expliciet naar verhuld
- Andere identiteitssignalen
Autobiografische ruimte: (‘besmettingseffect’ 139)
De autobiografische ruimte kan men definiëren als een tekstruimte die bestaat uit
‘een netwerk van relaties die het niet-autobiografische oeuvre van een schrijver
met zijn autobiografisch werk verbinden.’ (35)
3. Echtheids- of referentialiteitssignalen en fictionaliteitssignalen
‘Met tegenzin, ’t kan haast niet anders, haalde ik die februarimorgen in de Eerste
Van der Helststraat melk en een Volkskrant, en op de terugweg in de Tweede,
behalve waarschijnlijk een half volkoren, een stuk of vier van die gesuikerde
krakelingen met kaneel, specialiteit van de betuwse brood & banketbakkerijen in
de Pijp.’ (A.F.Th. Van der Heijden, De sandwich, 11)
‘authenticiteit als retorisch effect’ (131)
‘Toen eindelijk als een donker oog uit een kas mijn hoofd naar buiten kwam puilen,
liep het tegen middernacht.’ (A.F.Th. Van der Heijden, Vallende ouders, 409)
4. Ik schrijf, dus ik ben
‘Ik schrijf dit alles nu, in het nu van deze regels, maar de woorden horen thuis
daarginds, in de toen-tijd, ofschoon het beslist geen toen-woorden zijn, het zijn nuwoorden, ik wil maar zeggen: ik nu-schrijf in het toen, en de woorden die opdoken
die verre jaren kennen in waarheid hun ontstaan niet eerder dan op dit ogenblik.
“Val niet,” zegt mijn moeder en daar heb je ’t weer: ze zei het niet, ze zegt het.’
(Ivo Michiels, Vlaanderen ook een land, 27)
2
Tom Lanoye, Sprakeloos (2009)
1. ‘En ik waarschuw u graag, lezer. Indien u niet houdt van geschriften die
grotendeels berusten op waarheid en de ontbrekende delen er gewoon bij
fantaseren; indien u afknapt op een roman die volgens velen geen roman zal
mogen heten omdat hij een deugdelijke kop mankeert, een schone krulstaart en
een ordentlijk middenstuk, laat staan dat hij bij wijze van darmstelsel een
fatsoenlijk samenhangend verhaal bevat; en indien u onwel wordt van teksten die
tegelijk een klaagzang zijn, een eerbewijs en een krakende vloek omdat ze
handelen over het leven zelf en tegelijk slechts één dierbare verwant van de
auteur opvoeren – dan is voor u nu al het moment aangebroken om dit boek te
sluiten.’ (9-10)
2. ‘Daarom mocht dit hier niets van doen hebben met letterkunst, en moest het
tegelijk een betere Bijbel worden, een onsterfelijk gedicht zoals er nog nooit een is
gecomponeerd. Een strijdlustige lofzang, hooggestemd en meeslepend en
onmeedogend […] en toch, tegelijk, mordicus: een sec relaas, een opsomming
van scènes en taferelen, ontdaan van tierelantijnen en pretenties, zonder meer,
“het leven zoals het leven is”, onvolkomen, verbrokkeld en chaotisch.’ (31)
3. ‘Om ook het lichaam te sterken tegen slijtage gaan ze, op haar initiatief en tegen
zijn goesting, na het invullen van het kruiswoordraadsel samen naast hun tafel
liggen, op het Perzisch tapijt, voor een serie voorzichtige sit-ups.
“Hoeveel keer nog ? [hij, voor de zeldzame keer dat hij mort]”
“[zij, onverstoorbaar] Zwijg en doe voort.”
Zo ziet hun ochtend eruit.
Nu is het avond en ze eten pizza. De kristallen wijnglazen zijn, zoals elke avond,
tevoorschijn gehaald uit het porseleinkastje, … ‘(74-75)
4. ‘In zijn persoonlijkste boek tot nu toe maakt Tom Lanoye paradoxaal genoeg
van de moeder een universeel icoon, een Moeder aller Moeders, iemand van
mythische proporties…’ (F. van Dijl, HP/De Tijd, 9-10-2009)
‘[Sprakeloos] overstijgt op die manier ver het louter biografische verhaal van een
moeder. Het wordt het portret van een generatie, van het familiale leven in de
jaren 60 en 70.’ (M. Holthof, De Tijd, 26-9-2009)
Tom Lanoye, Sprakeloos. Amsterdam: Prometheus 2009.
Lut Missinne, Oprecht gelogen. Autobiografische romans en autofictie in de Nederlandse
literatuur na 1985. Nijmegen: Vantilt 2013.
Lut Missinne, ‘Rouwboeken tussen emotie en literatuur.’ Ons Erfdeel. Vlaams-Nederlands
cultureel tijdschrift (2014) 2 (in print).
3