LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING Naam: Benjamin Van Steyvoort Campus Heverlee Hertogstraat 178 3001 Heverlee Tel. 016 375600 www.khleuven.be Vakkencombinatie: Nederlands - aardrijkskunde Stagebegeleider DLO: An Steegen School: Koninklijk Atheneum 2 Ring Les gegeven door: Benjamin Van Steyvoort Onderwijsvorm: A-stroom Vak: Aardrijkskunde Richting: Latijn + moderne optie sport Onderwerp: Europa: klimaat- en vegetatiezones Klas: 1MSm Vakmentor: Stein Cras Lokaal: I232 Datum/Data: 13 maart 2014 Aantal leerlingen: 15 Lesuur/-uren: 13u45 – 14u35 (6e lesuur) BEGINSITUATIE Situering in de lessenreeks De leerlingen zagen in dit thema reeds: • hoe belangrijk het weer voor de mens is; • weer- en klimaatelementen (temperatuur, luchtdruk en wind, bewolking en neerslag) • factoren die het weer en klimaat beïnvloeden (temperatuur, neerslag, het verhoogde broeikaseffect); • het klimaat in België. De leerlingen starten deze les aan het vijfde onderdeel van het thema ‘weer en klimaat’. Tijdens deze les zullen de leerlingen: • de Europese klimaat- en vegetatiezones leren kennen; • Europese klimaten leren bepalen met een determineertabel; • Europese klimaat- en vegetatiezones leren aflezen op de kaart; • de kenmerken van Europese vegetatiezones leren herkennen; • de Europese vegetatiezones in verband brengen met temperatuur en neerslag; • klimaatverschillen in Europa aangeven. De leerlingen behandelen later in dit thema nog: • de invloed van het klimaat (op de woning, plantengroei, voeding, kleding, recreatie en toerisme, gezondheid en verkeer + de economische gevolgen). Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is) De leerlingen kennen: • het verschil tussen weer en klimaat; • wat een temperatuurcurve is; • wat temperatuur, luchtdruk, wind en neerslag is; • wat isothermen, isobaren en isohyeten zijn; • verschillende weerselementen; • factoren die de temperatuur bepalen; • de factor die de neerslag bepaald; • het klimaat in België en de kenmerken hiervan. De leerlingen kunnen: • de atlas op een efficiënte manier gebruiken; • elementen van het weer terugvinden in het weerbericht; • overeenkomsten en verschillen tussen weer en klimaat verwoorden; • temperatuurcurves lezen en begrijpen; • dag-, maand- of jaargemiddelden bepalen; • dag-, maand- of jaarschommelingen bepalen; • op een isothermenkaart de temperatuur aflezen; • gegeven windrichtingen verwerken in een windroos; • van enkele factoren uitleggen hoe ze weer en klimaat beïnvloeden; • oorzaken en gevolgen van het verhoogde broeikaseffect opnoemen; • op een klimatogram temperatuur- en neerslaggegevens aflezen; • de naam van het klimaat bepalen met een determineertabel; • klimaatverschillen in ons land aangeven. Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit • • Leerlingen horen of zien bijna dagelijks het weerbericht van België, maar ook van Europa. Ze hebben dus enig idee van de aanwezige verschillen in weer en klimaat. Leerlingen maken op vakantie kennis met ander weer en andere klimaten. Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, … De leerlingen hebben al heel wat kennis opgebouwd wat betreft het thema ‘weer en klimaat’ en ook het opzoeken in een atlas lukt zeer goed. Hierdoor zullen vele lesfases vlot verlopen, ondanks de uitdagingen waar de leerlingen mee geconfronteerd worden, zoals individuele opdrachten en redeneringsoefeningen. De lesfases waar er nieuwe leerstof wordt aangereikt, zullen naar alle waarschijnlijkheid iets moeizamer verlopen. Daarom wordt er steeds gestart met een klassikale oefening, om vervolgens de overgang te maken naar complexere varianten. Aan de hand van mijn observaties kan ik opmaken dat het hier om een uitbundige klas gaat. Er zijn dus strenge, strikte regels nodig om deze groep in de hand te houden. Bij een groepswerk zijn er steeds enkele leerlingen die liever alleen werken. Zij zullen dus moeten worden aangemoedigd om alsnog samen te werken. DIDACTISCHE VERANTWOORDING • • • • • Herhalingsprincipe: de leerlingen krijgen na elke lesfase een synthese van welke kennis werd aangereikt. Structuurprincipe: de les wordt duidelijk onderverdeeld in lesfases. Het aanschouwelijkheidsprincipe: er wordt gebruik gemaakt van figuren, maar ook van foto’s en kaarten. Omdat er een gebrek is aan onderwijsmedia, worden figuren, foto’s op groter formaat afgedrukt, zodat deze aan het bord kunnen worden bevestigd. Op deze manier wordt het denken van de leerlingen ondersteunt of bijgestuurt. Activiteitsprincipe: de les bestaat grotendeels uit een groepswerk. Deze activiteit moet de leerlingen stimuleren, met het oog op een actieve deelname aan de les. De leerkracht is hier in de meeste gevallen de begeleider en stimulator. Motivatieprincipe: vanaf de lesinstap wordt er getracht de leerlingen te motiveren en de interesse aan te wakkeren. Ook het groepswerk werkt motiverend. EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN Situering in de eindtermen: ET 20 gegevens over weer en klimaat van een gebied uit cijfers, grafische voorstellingen en kaarten aflezen. Situering in het leerplan: GO!, leerplan Aardrijkskunde 1e graad A-stroom, Brussel, september, 2010. Weer en klimaat • Het klimaat 34. Klimaten van lokale gebieden in België, Europa en de wereld. ALGEMEEN LESDOEL Welk klimaat- en vegetatietypes treffen we aan in Europa, wat zijn de kenmerken en welke klimaatverschillen treffen we aan in Europa? SCHOOLAGENDA Thema 23: Europa: klimaat- en vegetatiezones (blz 90 t.e.m. 95) BRONNEN • • GOYVAERTS, E., & VERSPAGEN, F., Meridiaan 1A, Plantyn, Mechelen, 2013. NEYTS, R., TIBAU, G., VAN BROECK, C., VAN CLEEMPUT, A., VERSTAPPEN, H., Geogenie 1, De Boeck, Antwerpen, 2010. LEERMIDDELEN & MEDIA Niet vergeten: Papieren bord Instructiefiches Krijt Magneten Atlas Lokaal bevat: Krijtbord Leerlingen voorzien: Atlas Meridiaan 1A Didactisch lesontwerp KRACHTIGE LEEROMGEVING Leerdoelen Lesfasen & timing Herhalingsen motivatiefase 5’ Onderwijs- en leeractiviteiten • • • Media Leerinhoud Wat hebben we vorige les behandelt? Wat was het klimaattype in België? En de vegetatie, hoe was die? De leerkracht herhaalt dat België een koelgematigd klimaat met zachte winter heeft, met zomergroen loofwoud als vegetatie. De sinaasappels uit Sicilië worden weer aangehaald. We gaan vandaag de klimaat- en vegetatietypes van Europa behandelen. De leerkracht overloopt het lesschema van vandaag. De leerlingen kunnen Europese klimaten bepalen met een determineertabel. De leerlingen kunnen Europese klimaat- en vegetatiezones aflezen op de kaart. De leerlingen kunnen de kenmerken van Europese vegetatiezones herkennen. Lesfase 1 10’ 23.1 23.2 23.4 Klimaatzones: klimatogrammen Vegetatiezones Verband klimaat- en vegetatiezones Uitleg groepswerk + voorbeeld: OLG: De leerlingen worden opgedeeld in 5 groepen. Elke groep krijgt een stad toegewezen (Cordoba, Karesuando, Minsk, Bakoe of De Bilt). Voor deze stad moeten zij enkele opdrachten verrichten, namelijk: - de plaats opzoeken en de beginletter van de plaats op figuur 23.7 noteren; - de ligging van de plaats bepalen; - het klimaattype bepalen aan de hand van de determineertabel; - het vegetatietype bepalen aan de hand van figuur 23.8; BORD 1. Klimaatzones en vegetatiezones in Europa 2. Klimaatverschillen in Europa 23.1 23.2 23.4 Klimaatzones: klimatogrammen Vegetatiezones Verband klimaat- en vegetatiezones Uitleg groepswerk + voorbeeld De leerlingen kunnen de Europese vegetatiezones in verband brengen met temperatuur en neerslag. - de aanwezigheid van de vegetatie verklaren aan de hand van de klimaatkenmerken. Elk groep krijgt een instructiefiche van de aan hen opgelegde plaats, met daarop een stappenplan, een vergrote versie van het klimatogram en enkele foto’s van de vegetatie. Om de leerlingen aan te leren hoe ze met deze instructiefiche moeten werken, wordt er een klassikaal voorbeeld gemaakt, namelijk dat van de stad ‘Vardo’. Zo weten de leerlingen ook meteen wat er precies van hen verwacht wordt. De leerkracht deelt de instructiefiche van deze plaats uit en overloopt elke stap. - de plaats opzoeken en de beginletter van de plaats op figuur 23.7 noteren; • Op welke atlaskaart hebben jullie de ligging van Vardo gevonden? • Wie wilt de beginletter van de stad op de kaart komen schrijven? ATLAS WB (90) BORD FICHE - de ligging van de plaats bepalen; • Waar in Europa bevindt Vardo zich? WB (92) • atlaskaart 46-47 of 32-33 • uiterste noorden • koud klimaat (met dooiseizoen) - het vegetatietype bepalen aan de hand van figuur 23.8; • Wat is het vegetatietype van Vardo? • Hoe ben je te werk gegaan om dit te vinden? • • Wat zie je op de foto van de vegetatie? • toendra Zoek de stad op figuur 23.7 en kijk vervolgens op dezelfde plek op figuur 23.8 gras, mos, struiken - het klimaattype bepalen aan de hand van de determineertabel; • Welk klimaattype heerst er in Vardo? (dit na het overlopen van alle stappen) • - de aanwezigheid van de vegetatie verklaren aan de hand van de klimaatkenmerken. • Hoe is het gesteld met de temperaturen in Vardo? Wat valt er meteen op? • Hoeveel maanden bedraagt de temperatuur onder nul? WB (93) • • Koude tot zeer koude temperaturen, waarvan enkele onder het vriespunt. 6 maanden • • Wat is de maximumtemperatuur in Vardo? Wat kunnen we besluiten, nu we weten dat de temperatuur zes maanden onder nul ligt en de hoogste temperatuur slechts 9,7°C bedraagt? Doordat het laatste onderdeel van de instructiefiche over de vegetatie gaat, kan het deeltje over de vegetatiezones op pagina 90 worden ingevuld. • Kent er iemand een ander woord voor vegetatie? • Waarom is de oorspronkelijke plantengroei bijna helemaal verdwenen? Lesovergang De leerlingen kunnen Europese klimaten bepalen met een determineertabel. De leerlingen kunnen Europese klimaat- en vegetatiezones aflezen op de kaart. De leerlingen kunnen de kenmerken van Europese vegetatiezones herkennen. De leerlingen kunnen de Europese vegetatiezones in verband brengen Lesfase 2 15’ • • 9,7°C Door de koude temperaturen is de groeiperiode van de vegetatie zeer kort. Daarom zijn er geen bomen te bespeuren. • Plantengroei • De mens heeft die geruimd: landbouw, bewoning, industrie. WB (90) De leerlingen weten nu wat er van hen verwacht wordt en kunnen overweg met de instructiefiche. 23.1 23.4 Klimaatzones: klimatogrammen Verband klimaat- en vegetatiezones 23.1 23.4 Groepswerk: De leerlingen worden in groepen verdeeld en gaan in groepjes zitten. Elke leerling gebruikt zijn of haar werkblaadjes en per groep is er minstens één atlas aanwezig. De leerkracht deel de instructiefiches uit en vanaf dat moment kunnen de leerlingen aan de slag gaan. Bij vragen, steekt één leerling per groep zijn of haar hand in de lucht. De leerkracht helpt dan waar nodig. De leerlingen krijgen hier een kwartier de tijd voor. Wanneer ze vroeger klaar zijn, mogen ze starten met het lezen van pagina 94 in hun werkboek. FICHE WB ATLAS Klimaatzones: klimatogrammen Verband klimaat- en vegetatiezones Stappenplan: - de plaats opzoeken en de beginletter van de p laats op figuur 23.7 noteren; - de ligging van de plaats bepalen; - het klimaattype bepalen aan de hand van de determineertabel; - het vegetatietype bepalen aan de hand van figuur 23.8; - de aanwezigheid van de vegetatie verklaren aan de hand van de klimaatkenmerken. met temperatuur en neerslag. Lesovergang De leerlingen kunnen Europese klimaten bepalen met een determineertabel. Lesfase 3 20’ Na een kwartier gaan alle leerlingen weer op hun vaste plaats zitten en kunnen alle steden besproken worden. 23.1 23.4 Klimaatzones: klimatogrammen Verband klimaat- en vegetatiezones 22.2 Klimaatverschillen in ons land Verbetering/bespreking groepswerk: OLG: De leerlingen kunnen Europese klimaat- en vegetatiezones aflezen op de kaart. De leerlingen kunnen de kenmerken van Europese vegetatiezones herkennen. De leerlingen kunnen de Europese vegetatiezones in verband brengen met temperatuur en neerslag. Voor de bespreking/ verbetering van het groepswerk wordt er op dezelfde manier gewerkt als bij de voorbeeldoefening. In deze lesfase zijn voornamelijk de leerlingen aan het woord. Wanneer de leerlingen een foute beredenering hebben gemaakt, stuurt de leerkracht bij. Er wordt ook steeds gevraagd of alle leerlingen alles begrijpen. - de plaats opzoeken en de beginletter van de plaats op figuur 23.7 noteren; • Wie wilt de beginletter van de stad op de kaart komen schrijven? ATLAS WB (90) BORD FICHE - de ligging van de plaats bepalen; • Waar in Europa bevindt X zich? WB (92) - het klimaattype bepalen aan de hand van de determineertabel; • Welk klimaattype heerst er in X? (overlopen van alle stappen) - het vegetatietype bepalen aan de hand van figuur 1. 2. 3. 4. 5. 1. 2. 3. 4. Karesuando: noorden Minsk: noordoosten, centraal De Bilt: westen Cordoba: zuiden Bakoe: uiterste oosten Karesuando: koudgematigd Minsk: koelgematigd met strenge winter De Bilt: koelgematigd met zachte winter Cordoba: warmgematigd met zachte winter 5. Bakoe: gematigd, droog 23.8; • Wat is het vegetatietype van X? • 1. 2. 3. 4. 5. Wat zie je op de foto van de vegetatie? - de aanwezigheid van de vegetatie verklaren aan de hand van de klimaatkenmerken. • Hoe verklaren we de vegetatie aan de hand van de klimaatkenmerken? De leerkracht wijst de leerlingen erop dat er nog één klimaattype niet benoemd is. De leerlingen die eerder klaar waren met het groepswerk, hebben de tekst op pagina 94 reeds gelezen. • Welk klimaattype is dit? • Welke vegetatie treffen we daar aan? • Wat is er zo speciaal aan de gebergtevegetatie? De leerkracht licht de verschillende lagen van de gebergtevegetatie toe aan de leerlingen. Karesuando: taiga Minsk: gemengd woud De Bilt: zomergroen loofwoud Cordoba: hardbladige Bakoe: grassteppe 1. 2. 3. 4. Karesuando: uitgestrekte naaldbossen Minsk: naald- en loofbossen De Bilt: bladverliezende loofbomen Cordoba: verharde, glanzende bladeren, lage struiken en grassen 5. Bakoe: kort gras WB (93) 1. Karesuando: zeer lage temperaturen (8 maanden onder 0°C, maar warmste maand > 10°C) 2. Minsk: winters zijn koud, maar zomers zijn zacht genoeg zodat loofbomen kunnen groeien. 3. De Bilt: lange lente- en zomerperiode, bomen verliezen hun bladeren in de winter. 4. Cordoba: zachte, natte winter, maar erg droge, warme zomer. Hardbladige planten verdampen minder water. 5. Bakoe: erg droog en warm klimaat (maar 210mm neerslag per jaar), zeven droge maanden. WB (94) • • • gebergteklimaat (vanaf 1000m hoogte) gebergtevegetatie etageflora (plantenverdiepingen) INDIVIDUELE OPDRACHT: Alle klimaattypes met bijhorende vegetatie werden nu besproken. Het is nu aan de leerlingen om op figuur 23.20, de kaart van Europa met een vereenvoudigde afbakening, de correcte klimaat- en vegetatietypes te noteren. Om het geheel overzichtelijk te houden, worden de klimaattypes in het rood geschreven, de bijhorende vegetatie in het groen. De leerlingen krijgen hier 5 minuten voor. BORD WB (94) Wanneer de tijd verstreken is, wordt de oefening klassikaal verbeterd. Lesovergang We kennen nu de klimaat- en vegetatietypes van Europa. Er zijn heel wat klimaatverschillen in Europa. Hoe dat komt, wordt nu behandeld. Lesfase 3 De leerlingen kunnen klimaatverschillen in Europa aangeven. OF (EEN DEEL VAN) DIT ONDERDEEL NOG GEDOCEERD KAN WORDEN, HANGT VAN HET GROEPSWERK/DE VERBETERING AF) 23.5 Klimaatverschillen in Europa OLG: De aarde wordt ingedeeld in drie temperatuurgordels, nl. de warme gordel, de gematigde gordel en de koude gordel. De leerkracht legt dit uit aan de hand van figuur 23.21 op pagina 95. • • • • WB (95) BORD De grens van de koude gordel komt overeen met een bepaalde breedtecirkel, welke is dat? Tussen welke twee breedtecirkels ligt de gematigde/ warme gordel? • • de noordpoolcirkel tussen de noordpoolcirkel en KKK • tussen de KKK en SKK In welke gordel situeren we het grootste deel van Europa? Welk deel is een uitzondering? • de gematigde gordel • uiterste noorden = koude gordel DUOWERK: WB (95) BORD De leerlingen zien 4 klimatogrammen op hun werkbladen staan. Aan hen om de juiste nummer in het juiste kadertje op figuur 23.23 te noteren. Wanneer ze moeilijkheden hebben, kunnen ze steeds kijken naar de kaart met de klimaattypes of vergelijken met de klimatogrammen op pagina 90. Wanneer ze hiermee klaar zijn, mogen ze ook al eens proberen om bij de pijlen droger, kouder, natter, warmer te noteren. Ze krijgen hier enkele minuten de tijd voor. Tijdens de verbetering worden er enkele bijvragen gesteld, zodat ook de factoren die de temperatuur en neerslagverdeling beïnvloeden gevonden worden: • Waarom heb je daar droger/kouder/natter/ warmer geschreven? Lesovergang Synthese • Welke factoren beïnvloeden temperatuur in Europa? • Welke factoren spelen neerslagverdeling? een nu rol bij • droger = verder van de oceaan kouder = noordelijker (dichter bij NP) warmer = zuidelijker (dichter bij evenaar) natter = dichter bij oceaan de • hoogteligging breedteligging afstand tot oceaan de • hoogteligging afstand tot de oceaan We zagen net dat er heel wat klimaatverschillen in Europa zijn. Op sommige plaatsen is het kouder, op andere is het dan weer warmer. Het kan ook natter of droger zijn. De factoren die dat beïnvloeden, werden eveneens aangehaald. Leerkracht overloopt lesschema en vertelt wat er volgende les op het programma staat. BORD 3. Klimaatzones en vegetatiezones Aan de hand van de kaarten 4. Klimaatverschillen in Europa
© Copyright 2024 ExpyDoc