KERSTOVERWEGING HAASTIG GINGEN ZIJ ER HEEN De profeet Jesaja spreekt over een volk, dat in duisternis wandelt en een groot licht zal zien (9,1-6). De woorden ‘duisternis’ en ‘licht’ horen we al in de eerste verzen van de Bijbel: “duisternis lag over de diepte” en God sprak: “Er moet licht zijn”. Regelmatig zal de Bijbel de chaos in de wereld en Gods ingrijpen in de geschiedenis van Israël duiden met de woorden: duisternis en licht. Als bijvoorbeeld gezegd is, dat duisternis de Egyptenaren omgeeft (Ex.10,2122), volgt meteen het vers: maar “bij de kinderen van Israël was er licht in hun woningen”. Het is te algemeen om te zeggen dat Jezus een mens is. Hij is een jood, beter nog: een Galileeër. Jozef en Maria “zijn verloofde die zwanger was” (Luc. 2,5) kwamen uit Nazareth, in Galilea; een multiculturele samenleving op een kruispunt van grote wegen, met veel handel, veel rijkdom en veel armen, ver van het religieuze centrum Jeruzalem. Matteüs spreekt dan ook van “het Galilea van de heidenen”(4,15). Dat Galilea was al meermalen onder de voet gelopen door voorbijtrekkende legers. En nu was het land bezet door de Romeinen. Het volk wordt onderdrukt en met harde hand gedwongen om belasting te betalen. De ‘stille nacht, heilige nacht’ is een nacht van terreur, angst, belastingafpersing en kruisiging van vrijheidsstrijders. De ‘duisternis‘ wordt in Jesaja 9,1-6 heel concreet beschreven met “het drukkende juk, de stang op hun schouders, de stok van de drijvers, dreunend stampende laarzen en bloeddoordrenkte mantels” (v.4). 5 Dit vierde vers wordt ten onrechte in de liturgische lezing weggelaten. Maar we hebben dat vers nu juist nodig om te weten: ‘vanwaar Jozef en Maria zijn gekomen’. Dat vers is nodig om te weten waar Maria het over heeft, als ze in haar Magnificat zegt: “de rijken en de hoogmoedigen dat hij zijn leven aan het afronden was. Hij had wel iets herkend... maar toch... Haastig liep hij voort. Hij had zo juist gehoord, dat er iemand voor hem gekomen was. Dat was allang niet meer gebeurd. (en dat gaat ook over de Romeinse bezetters) heeft hij vernederd, en de armen opgeheven”. We hebben dat vers nodig om te weten, waar Zacharias het over heeft, als hij God bidt om “redding uit de macht van onze vijanden en uit de hand van allen die ons haten” (Luc. 1,71). We hebben dat vers nodig om de boodschap van de engel te verstaan: “Ik heb een goede boodschap voor u, een grote vreugde voor heel het volk. Vandaag is in de stad van David uw redder geboren” (Luc. 2,11). Een grote vreugde voor alle ‘herders’, voor alle ‘uitgestotenen’, voor allen die ‘de wacht houden’, die wachten op een beter leven, op een andere wereld. “Kom, we gaan naar Betlehem om te zien wat er is gebeurd en ons door de Heer is bekend gemaakt. Haastig gingen zij erheen ...” (Luc. 2,15-16). Zich haasten, dat had de oudste herder allang niet meer gedaan. Die tijd was voorbij. Het eigenlijke werk deden de andere herders. Hij hield zich bezig met wat geen haast had. Hij raakte steeds meer uit het werk en zag weinig andere mensen. Ook van zijn familie, die alsmaar kleiner werd. Ja, eenzaam werd hij wel. Iemand had hem terloops wel eens gezegd, De herder naast hem herhaalde als maar de woorden: er is een ‘redder geboren’. Dat zou zijn leven helemaal veranderen. Hij was gevlucht om te ontkomen aan het geweld van de belastingambtenaren. Zij vroegen steeds meer en duldden geen uitstel. Dag en nacht hadden hij en zijn vrouw gewerkt om de schuld af te lossen, maar het was niet gelukt. Hij had vrouw en kinderen bij familie kunnen onderbrengen, en had zelf bij de herders onderdak en werk gevonden. “Er is een bevrijder gekomen”... dat wil zeggen: ik zie mijn vrouw en kinderen weer terug. 6 De voorouders van de derde herder waren al lang geleden naar hier gekomen. Hij was de derde generatie. Hij voelde zich hier helemaal op zijn plaats, maar bleef altijd extra nieuwsgierig als hij hoorde over vreemdelingen. Waar zouden die mensen vandaan komen? Waren ze zo maar op reis, of waren het vluchtelingen? Misschien wel uit het land van zijn voorouders. Hij was al zo met die Laten we samen stil zijn... even niet praten, even niet bidden, niet zingen... neen, ook geen ‘stille nacht’, maar even luisteren naar onszelf...: vanwaar ben ik gekomen? Welk verlangen heeft mij hier gebracht? En luisteren naar het woord over een kind dat nog niet kan praten. Zo kunnen we aansluiten bij die lange rij van de ‘herders’, van mensen die ‘de wacht houden’ bij het woord omdat ze blijven geloven in Gods trouw. Zo kunnen verhalen van vroeger in ons weer tot leven komen en kunnen wij zeggen: “Vandáág is voor mij een bevrijder geboren” (Luc. 2,11). mensen verbonden, dat hij het gevoel had naar bekenden toe te gaan. Hoe zou hij het beste naar hun afkomst kunnen vragen? Misschien met: ‘Van waar zijt gij gekomen?’ dat klinkt wel beleefd. “En haastig gingen zij er heen” (Luc. 2,16). Beste mensen, ‘Vanwaar zijt gíj gekomen’, met welk verlangen komt u hier Kerstmis vieren, met welke droom van een ander leven, van een andere wereld; waar hebt u op gewacht, misschien jaren lang? Wat heeft u gehoord als de woorden klinken: “Ik heb een goede boodschap voor u, een grote vreugde voor het hele volk”? 7 G. Ris ofm
© Copyright 2024 ExpyDoc