Reglement individueel springen district Oost

INDIVIDUEEL SPRINGEN DISTRICT OOST
Lees onderstaande regels goed door!
De aanvullingen voor district Oost die afwijken van het landelijke reglement zijn
schuin getypt.
Men kan inschrijven voor A,B,C,D en E niveau…deze staan gelijk aan de niveaus
voor het groepsspringen.
Afmetingen toestellen:
Springtoestel

Minimale hoogte bovenkant Pegasus, gemeten vanaf de vloer:
a. Voor dames jeugd/heren jeugd
1.15 meter.
b. Voor dames junioren/heren junioren
1.25 meter.
c. Voor dames senioren
1.35 meter.
d. Voor heren senioren (vaste hoogte)
1.65 meter.
LET OP:
Er mag alleen maar verhoogd worden in stappen van 10 cm.
Als men verhoogd moeten alle 3 de sprongen op die hoogte uitgevoerd
worden.
Heren senioren hebben een vaste hoogte, mogen dus niet lager dan 165 cm!
Leeftijd
Deelname aan wedstrijden is mogelijk in de volgende leeftijdscategorieën, dit is vastgelegd in
het HHR:
 Pre jeugd geboortejaar : 2007 en 2008
 Jeugd geboortejaar: 2003 – 2006
 Junior geboortejaar: 2000 – 2002
 Senior geboortejaar: 1999 of eerder.
De district technische commissie houdt zich het recht voor om categoriën te splitsen of te
samenvoegen afhankelijk van het aantal inschrijvingen.
Technische regels voor alle onderdelen
1. Voor aanvang van de springwedstrijden is er gelegenheid in te springen. De deelnemers
van een gevormde tijdsgroep mogen voor het optreden ± 2 minuten inspringen, welke
buiten de beoordeling valt. Dit inspringen zal worden aangegeven door de algehele
wedstrijdleiding en moet terstond worden beëindigd op zijn stopteken.
2. Voor het begin van het inspringen zal door de leiding één sprongformulier aan het jurylid
moeten worden overhandigd met daarop de genoemde sprongen of sprongseries.
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 1
3. De deelnemer mag beginnen met zijn optreden, wanneer het hoofdjurylid duidelijk
kenbaar maakt, dat de jury gereed is.
4. De leiding moet op de mat staan om actief te kunnen afvangen, sierraden zijn niet
geoorloofd en men moet degelijk schoeisel en sportkleding dragen.
Niveau en toestellen:
Er kan gesprongen worden op5niveaus,n.l. A tot en met Eniveau.Men mag op een wedstrijddag
per toestel maar op 1 niveau uitkomen,m.a.w. men kan per toestel kiezen welk niveau men
uitkomt.
Voor deze niveaus zijn echter wel minimale en maximale waardes van toepassing.
Minimale en maximale waardes
Minitrampoline:
Moeilijkheidswaarde A-niveau: (zie informatie wedstrijdzaken 2014 – 2015)
Jeugd:
Minimale waarde per sprong 0.7 punt
Junior:
Minimale waarde per sprong 0.9 punt
Senior:
Minimale waarde per sprong 1.0 punt
Moeilijkheidswaarde B-niveau:
Jeugd:
Minimale waarde per sprong 0.4 punt,
Junior:
Minimale waarde per sprong 0.5 punt,
Senior:
Minimale waarde per sprong 0.6 punt,
Maximale waarde 0.8 punt
Maximale waarde 1.0 punt
Maximale waarde 1.1 punt
Moeilijkheidswaarde C-niveau:
Jeugd:
Maximale waarde per sprong 0.7 punt
Junior:
Maximale waarde per sprong 0.8 punt
Senior:
Maximale waarde per sprong 0.9 punt
Moeilijkheidswaarde D-niveau:
Jeugd:
Maximale waarde per sprong 0.6 punt
Junior:
Maximale waarde per sprong 0.7 punt
Senior:
Maximale waarde per sprong 0.8 punt
Moeilijkheidswaarde E-niveau:
Jeugd:
Maximale waarde per sprong 0.5 punt
Junior:
Maximale waarde per sprong 0.6 punt
Senior:
Maximale waarde per sprong 0.7 punt
MT- plank - plankoline - Springtoestel:
Moeilijkheidswaarde A-niveau: (zie informatie wedstrijdzaken 2014 – 2015)
Jeugd:
minimaal waarde per sprong 0.7 punt
Junior:
minimaal waarde per sprong 0.9 punt
Senior:
minimaal waarde per sprong 1.0 punt
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 2
Moeilijkheidswaarde B-niveau:
Jeugd:
Minimale waarde per sprong 0.4 punt,
Junior:
Minimale waarde per sprong 0.5 punt,
Senior:
Minimale waarde per sprong 0.6 punt,
Maximale waarde 0.8 punt
Maximale waarde 1.0 punt
Maximale waarde 1.1 punt
Moeilijkheidswaarde C-niveau:
Jeugd:
Maximale waarde per sprong 0.7 punt
Junior:
Maximale waarde per sprong 0.8 punt
Senior:
Maximale waarde per sprong 0.9 punt
Moeilijkheidswaarde D-niveau:
Jeugd:
Maximale waarde per sprong 0.6 punt
Junior:
Maximale waarde per sprong 0.7 punt
Senior:
Maximale waarde per sprong 0.8 punt
Moeilijkheidswaarde E-niveau:
Jeugd:
Maximale waarde per sprong 0.5 punt
Junior:
Maximale waarde per sprong 0.6 punt
Senior:
Maximale waarde per sprong 0.7 punt
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 3
(AIR)TUMBLING:
Moeilijkheidswaarde A-niveau:(zie informatie wedstrijdzaken 2014-2015)
Jeugd:
minimaal waarde per serie 1.6 punt
Junior:
minimaal waarde per serie 1.8 punt
Senior:
minimaal waarde per serie 2.0 punt
Moeilijkheidswaarde B-niveau:
Jeugd:
Minimale waarde per serie 1.1 punt,
Junior:
Minimale waarde per serie 1.3 punt,
Senior:
Minimale waarde per serie 1.5 punt,
Maximale waarde 1.7 punt
Maximale waarde 1.9 punt
Maximale waarde 2.1 punt
Moeilijkheidswaarde C-niveau:
Jeugd:
Maximale waarde per serie 1.2 punt
Junior:
Maximale waarde per serie 1.4 punt
Senior:
Maximale waarde per serie 1.6 punt
Moeilijkheidswaarde D-niveau:
Jeugd:
Maximale waarde per serie 1.0 punt
Junior:
Maximale waarde per serie 1.2 punt
Senior:
Maximale waarde per serie 1.4 punt
Moeilijkheidswaarde E-niveau:
Jeugd:
Maximale waarde per serie 0.8 punt
Junior:
Maximale waarde per serie 1.0 punt
Senior:
Maximale waarde per serie 1.2 punt
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 4
MINITRAMPOLINE (INDIVIDUEEL)
Algemeen
1. Een individuele wedstrijd minitrampoline bestaat uit drie (3) verschillende vrije sprongen.
2. Bij het gebruik van een minitrampoline moet de landing plaatsvinden op een landingsmat; er
zullen hiervoor 2 landingsmatten van 2 bij 3 meter aanwezig zijn.
3. Deelnemers mogen hun eigen minitrampoline meebrengen; deze dient voor aanvang van de
wedstrijd bij de wedstrijdleiding ter keuring afgegeven te worden.
4. Sprongen via of over personen, geplaatst tussen de minitrampoline en landingsmat, zijn niet
toegestaan.
5. Het landen op 1 voet is niet toegestaan. Dit geldt ook voor het eerst neerkomen op de handen.
Als er niet geland wordt op beide voeten, wordt de sprong als niet gemaakt beschouwd.
6. Onderdelen gemaakt na de landing van de sprong op de voeten zijn niet toegestaan.
7. Een trainer/coach moet aanwezig zijn op de landingsmat om te zorgen voor een veilige
landing bij alle elementen. De trainer/coach dient te allen tijde in te kunnen grijpen. Wanneer
de trainer/coach hier niet aan voldoet wordt er niet gestart met de uitvoering.
8. Een tweede poging voor een sprong is straffeloos toegestaan zolang de deelnemer de
minitrampoline of landingsmat niet heeft aangeraakt.
9. Herhaling van dezelfde sprong is niet toegestaan. Bij herhalingen van een sprong wordt de
sprong ongeldig en zal dus geen moeilijkheidswaarde en geen uitvoeringswaarde worden
gegeven (dus een 0).
10. Een andere volgorde van sprongen aanhouden dan vermeld op de sprongformulier is
toegestaan zonder aftrek van punten.
Hulpverlenen
De deelnemer moet zijn sprong uitvoeren zonder hulp van derden.
Indien de trainer of diens plaatsvervanger de deelnemer aanraakt, zal de sprong als
ongeldig worden beschouwd en verliest het zijn moeilijkheids- en uitvoeringswaarde. (dus
een 0)
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 5
Start van een sprong
Elke deelnemer start zijn sprong op aangeven van het hoofdjurylid.
Houdingseisen
Het volgende definieert de minimum eisen bij een speciale houding:
 Gestrekte houding: de hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen moet groter zijn dan 135
graden.
 Gehoekte houding: de hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen moet gelijk of minder dan
135 graden zijn en de hoek tussen bovenbenen en onderbenen moet groter zijn dan 135
graden.
 Gehurkte houding: de hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen moet kleiner zijn dan 135
graden en de hoek tussen bovenbenen en onderbenen moet kleiner zijn dan 135 graden.
Moeilijkheid



Aan ieder element wordt een moeilijkheidswaarde toegekend.
De waarde van elk basis element kan worden verhoogd door extra moeilijkheid.
De laagste extra waarde voor lichaamshouding in dubbele salto’s wordt toegevoegd.
Basis elementen
Salto
Waarde
0,6 punt
Speciale waarde
Streksprong gevolgd door salto achterover
0,8 punt
Toe te voegen extra waarde
Hoeken bij enkele salto
Strekken bij enkele salto
Bij enkele salto’s voor elke 1/2 l.a. draai
Hoeken bij dubbele salto’s per salto
Strekken bij dubbele salto’s per salto
Bij dubbele salto’s voor elke 1/2 l.a. draai
0,1 punt
0,2 punt
0,1 punt
0,1 punt (0.2)
0,3 punt (0.6)
0,3 punt
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 6
Beoordelingssysteem
Voor de uitvoering van een sprong wordt uitgegaan van vier (4) punten. Het eindcijfer van een
sprongserie bestaat uit het gemiddelde uitvoeringscijfer vermeerderd met het moeilijkheidscijfer.
Voor de einduitslag van de wedstrijd worden de drie cijfers opgeteld.
De aanloop en de sprong naar de minitrampoline worden niet beoordeeld, zij zal echter wel
gelden als beurt bij het aanraken van de minitrampoline en/of landingsmat.
Aftrek door het hoofdjurylid
Incorrecte wedstrijdkleding
Incorrecte handelwijze van de trainer, per keer
Het dragen van sieraden
Het niet presenteren van de deelnemer aan de jury voor het optreden
Het niet presenteren van de deelnemer aan de jury na het optreden
Aftrek
0,2 punt
0,1 punt
0,2 punt
0,1 punt
0,1 punt
(De bovengenoemde aftrekken worden na berekening van het eindcijfer in mindering gebracht.)
Uitvoering
Houdingsfouten
Technische fouten
Uit de richting van de middellijn van de valmat
Verlies van evenwicht
De landing beëindigen buiten de landingsmat, per keer
Val
Het geven van een teken aan of praten met de gymnast, per keer
Onvoldoende hoogte
Aftrek
0,1 – 0,5 punt
0,1 – 0,5 punt
0,1 – 0,2 punt
0,1 – 0,2 punt
0,3 punt
0,3 punt
0,3 punt
0,1 punt
Toegestaan verschil van de twee cijfers van de uitvoeringsjury
De verschillen tussen de uitvoeringscijfers mogen niet groter zijn dan :
0,2 punt bij 3,5 punten en meer
0,3 punt bij 2,6 tot 3,4 punten
0,5 punt bij 2,5 punten of minder.
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 7
SPRONGTABEL MINITRAMPOLINE
Streksprong
(alleen D/E-niveau)
Streksprong met zijwaarts gespreide benen (alleen D/E-niveau)
Streksprong met spreid-hoek van de benen (alleen D/E-niveau)
Streksprong met hurken van de benen
(alleen D/E-niveau)
Streksprong met hoeken van de benen
(alleen D/E-niveau)
Streksprong met ½ draai
(alleen C/D/E-niveau)
Streksprong met 1 draai
(alleen C-jeugd en D/E-niveau)
Salto gehurkt
Salto gehoekt
Salto gestrekt
Salto gehurkt met ½ draai om de lengte as
Salto gehoekt met ½ draai om de lengte as
Salto gestrekt met ½ draai om de lengte as
Salto gehurkt met 1 draai om de lengte as
Salto gehoekt met 1 draai om de lengte as
Salto gestrekt met 1 draai om de lengte as
Salto gehurkt met 1 ½ draai om de lengte as
Salto gehoekt met 1 ½ draai om de lengte as
Salto gestrekt met 1 ½ draai om de lengte as
Dubbele salto gehurkt
Dubbele salto gehoekt
Dubbele salto gestrekt
Dubbele salto gehurkt met een ½ draai om de lengte as
Dubbele salto gehoekt met een ½ draai om de lengte as
Dubbele salto gestrekt met een ½ draai om de lengte as
Dubbele salto gehurkt met 1 draai om de lengte as
Dubbele salto gehoekt met 1 draai om de lengte as
Dubbele salto gestrekt met 1 draai om de lengte as
Dubbele salto gehurkt met 1 ½ draai om de lengte as
Dubbele salto gehoekt met 1 ½ draai om de lengte as
Dubbele salto gestrekt met 1 ½ draai om de lengte as
Dubbele salto gestrekt met 2 draai om de lengte as
Dubbele salto gestrekt met 2 ½ draai om de lengte as
Dubbele salto gestrekt met 3 draai om de lengte as
Dubbele salto gestrekt met 3 ½ draai om de lengte as
Tsukahara
Tsukahara gehoekt
Tsukahara gestrekt
Tsukahara gehurkt met ½ draai
Tsukahara gehoekt met ½ draai
Tsukahara gestrekt met ½ draai
0,2 punt
0,2 punt
0,3 punt
0,3 punt
0,3 punt
0,3 punt
0,4 punt
0,6punt
0,7punt
0,8punt
0,7punt
0,8punt
0,9punt
0,8punt
0,9punt
1,0punt
0,9punt
1,0punt
1,1punt
1,3 punt
1,5 punt
1,9 punt
1,6 punt
1,8 punt
2,2 punt
1,9 punt
2,1 punt
2,5 punt
2,2 punt
2,4 punt
2,8 punt
3,1 punt
3,4 punt
3,7 punt
4,0 punt
1,6 punt
1,8 punt
2,2 punt
1,9 punt
2,1 punt
2,5 punt
N.B.: Barani en streksalto met halve draai worden beschouwd als dezelfde sprong.
Bij meerdere draaien in bovengenoemde twee sprongen is deze regel ook van toepassing.
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 8
SPRINGTOESTEL(INDIVIDUEEL)
Algemeen
1. Deze wedstrijd bestaat 3 verplichtesteunsprongen. De sprongen dienen verschillend te
zijn.
2. De landing moet plaatsvinden op een landingsmat; er zullen hiervoor 2 landingsmatten
van 2 bij 3 meter aanwezig zijn
3. Onderdelen gemaakt na de landing van de sprong op de voeten zijn niet toegestaan.
4. Het landen op 1 voet is niet toegestaan. Dit geldt ook voor het eerst neerkomen op de
handen. Als er niet geland wordt op beide voeten wordt de sprong als niet gemaakt
beschouwd. De sprong is dan ongeldig.
5. Het is niet toegestaan om het springtoestel in hoogte te verstellen zonder toestemming
van het hoofdjurylid.
6. Bij springen onder de aangegeven hoogte van het toestel wordt de sprong als niet
gemaakt beschouwd. De sprong is dan ongeldig.
7. Een trainer/coach moet aanwezig zijn op de landingsmat om te zorgen voor een veilige
landing bij alle elementen. De trainer/coach dient te allen tijde in te kunnen grijpen.
Wanneer de trainer/coach hier niet aan voldoet wordt er niet gestart met de uitvoering.
8. Een tweede poging voor een sprong is straffeloos toegestaan zolang de deelnemer de
minitrampoline,plank, plankoline, het springtoestel of landingsmat niet heeft aangeraakt.
9. Sprongen via of over personen, geplaatst op het springtoestel zij niet toegestaan.
10. De moeilijkheid van de gemaakte sprongen moet minimaal behoren tot de
basiselementen.
11. Bij herhalingen van een sprong wordt de sprong ongeldig en zal dus geen
moeilijkheidswaarde en geen uitvoeringswaarde worden gegeven (dus een 0).
12. Een andere volgorde van sprongen aanhouden dan vermeld op het sprongformulier is
toegestaan zonder aftrek van punten.
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 9
Springtoestel
 Minimale hoogte bovenkant pegasus, gemeten vanaf de vloer:
e. Voor dames jeugd/heren jeugd
1.15 meter
f. Voor dames junioren/heren junioren
1.25 meter
g. Voor dames senioren
1.35 meter
h. Voor heren senioren
1.65 meter
VERSTELLEN IN STAPPEN VAN 10 cm.
Hulpverlenen
De deelnemer moet zijn sprong uitvoeren zonder hulp van derden.
Indien de trainer of diens plaatsvervanger de deelnemer aanraakt, zal de sprong als
ongeldig worden beschouwd en verliest het zijn moeilijkheids- en uitvoeringswaarde.
(dus een 0)
Start van een sprong
Elke deelnemer start zijn sprong op aangeven van het hoofdjurylid.
Houdingseisen
Het volgende definieert de minimum eisen bij een speciale houding:
 Gestrekte houding: de hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen moet groter zijn dan 135
graden.
 Gehoekte houding: de hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen moet gelijk of minder dan
135 graden zijn en de hoek tussen bovenbenen en onderbenen moet groter zijn dan 135
graden.
 Gehurkte houding: de hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen moet kleiner zijn dan 135
graden en de hoek tussen bovenbenen en onderbenen moet kleiner zijn dan 135 graden.
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 10
Moeilijkheid


Aan ieder element wordt een moeilijkheidswaarde toegekend.
De waarde van elk basis element kan worden verhoogd door extra moeilijkheid.
Basis elementen
Ophurken
Hurksprong
Spreidsprong
Zweef-hurksprong
Salto
Overslag
Yamashita
Tsukahara
(D en E niveau)
(C, D en E niveau)
(C, D en E niveau)
(niet op A niveau)
Waarde
0.1 punt
0,2 punt
0,2 punt
0,3 punt
0,6 punt
0,8 punt
0,9 punt
1,4 punt
Toe te voegen extra waarde
Hoeken bij enkele salto
Hoeken bij dubbele salto’s per salto
Hoeken bij drievoudige salto’s per salto
Strekken bij enkele salto
Strekken bij dubbele salto’s per salto
Bij de overslag voor elke 1/2 l.a. draai in de aanzweeffase
Bij de overslag voor elke ¼ l.a. draai in de afzweeffase
Bij de overslag en arabier insprong voor elke 1/2 l.a. draai in de
aanzweeffase
Bij de overslag voor elke ¼ l.a. draai in de afzweeffase
Bij tsukahara voor elke ½ l.a.
Arabier insprong
0,1 punt
0,1 punt (0.2)
0,2 punt (0.6)
0,2 punt
0,3 punt (0.6)
0,1 punt
0,1 punt
0,2 punt
0,1 punt
0,3 punt
0,4 punt
Beoordelingssysteem
Voor de uitvoering van sprong wordt uitgegaan van vier (4) punten. Het eindcijfer van een
sprongserie bestaat uit het gemiddelde uitvoeringscijfer vermeerderd met het moeilijkheidscijfer.
Voor de einduitslag van de wedstrijd worden de drie cijfers opgeteld.
De aanloop en de sprong naar de minitrampoline worden niet beoordeeld, zij zal echter wel
gelden als beurt bij het aanraken van de minitrampoline en/of landingsmat.
Aftrek door het hoofdjurylid
Aftrek
Incorrecte wedstrijdkleding
0,2 punt
Incorrecte handelwijze van de trainer, per keer
0,1 punt
Het dragen van sieraden
0,2 punt
Het niet presenteren van de deelnemer aan de jury voor het optreden
0,1 punt
Het niet presenteren van de deelnemer aan de jury na het optreden
0,1 punt
(De bovengenoemde aftrekken worden na berekening van het eindcijfer in mindering gebracht.)
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 11
Uitvoering
Aftrek
Houdingsfouten
0,1 – 0,5 punt
Technische fouten
0,1 – 0,5 punt
Uit de richting van de middellijn van de valmat
0,1 – 0,2 punt
Verlies van evenwicht
0,1 – 0,2 punt
De landing beëindigen buiten de landingsmat, per keer
0,3 punt
Val
0,3 punt
Het geven van een teken aan of praten met de gymnast, per keer
0,3 punt
Landingsafstand (goede landingafstand = maximaal hoogte)wanneer meer 0.1 punt
Onvoldoende hoogte (goede hoogte is 1 ½ lichaamslengte)
0,1 punt
Onvoldoende stijging (goede stijging is > 25 cm)
0,1 punt
Toegestaan verschil van de twee cijfers van de uitvoeringsjury
De verschillen tussen de uitvoeringscijfers mogen niet groter zijn dan :
0,2 punt bij 3,5 punten en meer
0,3 punt bij 2,6 tot 3,4 punten
0,5 punt bij 2,5 punten of minder.
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 12
SPRONGTABEL SPRINGTOESTEL
Ophurken met handplaatsing en afstrekken
(Alleen D/E-niveau)
0,2 punt
Ophurken met handplaatsing en spreidsprong af
(Alleen D/E-niveau)
0,2 punt
Ophurken met handplaatsing en hurksprong af
(Alleen D/E-niveau) 0,2 punt
Ophurken met handplaatsing en ½ draai af
(Alleen D/Eniveau)
0,2 punt
Ophurken met handplaatsing en 1/1 draai af
(Alleen D/E niveau)
0,3 punt
Hurksprong
(Alleen C/D/E niveau)
0,2 punt
Spreidsprong
(Alleen C/D/Eniveau) 0,2 punt
Schouderrol met afkippen
(Alleen Cniveau)
0,2 punt
Zweef-hurksprong
(Alleen C-niveau)
0,3 punt
Tipsalto gehurkt
(Alleen B en C niveau)
0,6punt
Tipsalto gehoekt
(Alleen B en C niveau)
0,7punt
Tipsalto met ½ draai
0,7punt
Tipsalto gehoekt met ½ draai
0,8 punt
Overslag zijwaarts met ¼ draai binnenwaarts/open benen(radslag)
0,7 punt
Overslag zijwaarts met ¼ draai binnenwaarts/gesloten benen (arabier)
0,7 punt
Overslag zijwaarts met ¾ draai binnen of buitenwaarts
0,9 punt
Hollander (radslag met ¼ draai voorwaarts)
0,7 punt
Yamashita (er zijn twee uitvoeringen en allebei geldig)
0,9 punt
Tsukahara
1,4 punt
Tsukahara gehoekt
1,6 punt
Tsukahara gestrekt
2,0 punt
Tsukahara gehurkt met ½ draai
1,7 punt
Tsukahara gehoekt met ½ draai
1,9 punt
Tsukahara gestrekt met ½ draai
2,3 punt
Tsukahara gehurkt met 1 draai
2.0 punt
Tsukahara gehoekt met 1 draai
2.2 punt
Tsukahara gestrekt met 1 draai
2.6 punt
Tsukahara dubbel
3,5 punt
Tsukahara dubbel gehoekt
3,8 punt
Tsukahara dubbel gestrekt
4,4 punt
Cuervo (overslag-½draai-salto a.w)
1,6 punt
Kasamatsu (overslag zijwaarts met ¼ draai-salto voorwaarts met ½ draai)
2.0punt
Handenstand overslag
0,8 punt
Handenstand overslag met ½ draai om de lengte as (1/2 in)
0,9 punt
Handenstand overslag met ½ draai om de lengte as (1/2 uit)
1,0 punt
Handenstand overslag met ½ draai in de aan- en afzweeffase
1,1 punt
Handenstand overslag met 1 draai om de lengte as
1,2 punt
Handenstand overslag met salto voorwaarts gehurkt
1,5 punt
Handenstand overslag met salto voorwaarts gehoekt
1,6 punt
Handenstand overslag met salto voorwaarts gestrekt
1,8 punt
Handenstand overslag met salto voorwaarts gehurkt ½ draai
1,8 punt
Handenstand overslag met salto voorwaarts gehoekt ½ draai
1,9 punt
Handenstand overslag met salto voorwaarts gestrekt ½ draai
2,1
puntHandenstand overslag met salto voorwaarts gestrekt 1 draai
2,4
puntHandenstand overslag met salto voorwaarts gestrekt 1½ draai
2,7 punt
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 13
N.B.: Bij zijwaartse overslagen wordt de spreid – en gesloten vorm gezien als dezelfde
sprong.
N.B.: De volgende sprongen worden beschouwd als dezelfde sprong:
- Barani en streksalto met halve draai worden beschouwd als dezelfde sprong.
- Kasamatsu en Tsukahara gehurkt met 1 draai worden beschouwd als dezelfde sprong.
Deze mag dus maar 1x uitgevoerd worden.
Bij meerdere draaien in bovengenoemde twee sprongen is deze regel ook van
toepassing.
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 14
(AIR)-TUMBLINGSPRINGEN (INDIVIDUEEL)
Algemeen
1. Deze wedstrijd bestaat uit twee vrije sprongbeurten. Een sprongbeurt moet een verbinding
zijn van verschillende voorwaartse, rugwaartse en zijwaartseelementen met of zonder
draaien om de lengte – as zonder aarzeling of tussenstappen uitgevoerd, waarvan het laatste
onderdeel van elke beurt eindigt met een tot stand komend element op de tumblingbaan of
op de landingsmat.
2. De sprongbeurt bestaat uit maximaal 5 elementen (minimaal 3).Indien niet voldaan aan
deze eis is het een 0-beurt.
3. De sprongbeurt mag slechts in één richting met uitzondering van de punchsalto worden
uitgevoerd.
4. Wanneer men meer dan 3 elementen turnt, dient er minimaal 1 element met handplaatsing
in de sprongbeurt verwerkt te zijn. Indien niet voldaan aan deze eis is het een 0-beurt.
5. Herkansing van een sprongbeurt wordt niet toegestaan. Als een deelnemer duidelijk wordt
gestoord van buitenaf kan een tweede poging worden toegestaan. Dit ter beoordeling van
het hoofdjurylid.
6. Wijzigingen van elementen en de volgorde waarin zij op de wedstrijdkaart staan, zijn
gedurende de sprongbeurt toegestaan.
7. Sprongen via of over één of meer personen op de verende vloer of airtumbling zijn niet
toegestaan.
8. Het gebruik van één of meer reutherplanken en/of minitrampolines en/of andere
springplanken is niet toegestaan.
9. In een beurt dient de moeilijkheid van het laatste element gelijk of oplopend te zijn ten
opzichte van het voor laatste element, M.U.V. SALTO VORMEN
10. Begripsbepalingen:
a. Verbinding: Verschillende sprongen direct na elkaar verwerkt.
Verschillende sprongen verbonden door een tussenhup blijven aparte
sprongen en worden niet als verbinding beoordeeld.
b. Serie
: Dezelfde sprongen direct na elkaar verwerkt.
Dezelfde sprongen verbonden door een tussenhup blijven aparte sprongen en
worden niet als een serie beoordeeld.
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 15
11. A-lijn:
- Met uitzondering van arabieren en flik-flaks, tempo salto’s en handenstandoverslag
met landen op 2 voeten mag geen enkel onderdeel worden herhaald gedurende het
optreden.
- Er mogen maar 2 dezelfde sprongen direct achter elkaar gesprongen worden (bijv.
arabier flik-flak 2 x mag wel, maar arabier flik-flak 3 x mag niet).
- Salto’s zullen niet als herhalingen worden beschouwd als zij worden voorafgegaan
door een ander element.
- De moeilijkheidswaarde van een herhaald onderdeel wordt niet geteld.
12. B en C– lijn:
- Met uitzondering van arabieren en flik-flaks, tempo salto’s en handenstandoverslag
met landen op 2 voeten mag geen enkel onderdeel worden herhaald gedurende het
optreden.
- Er mogen maar 2 dezelfde elementen direct achter elkaar gesprongen worden (bijv.
arabier flik-flak 2 x mag wel, maar arabier flik-flak 3 x mag niet).
-Salto’s zullen niet als herhalingen worden beschouwd als zij worden voorafgegaan door
een ander element.
-De moeilijkheidswaarde van een herhaald onderdeel wordt niet geteld.
13. D en E – lijn:
- Er mogen maar 2 dezelfde elementen direct achter elkaar gesprongen
-In de B en C lijn mag alles herhaald worden, m.u.v. een complete serie.
14. De moeilijkheid van de gemaakte sprongen moet minimaal behoren tot de basis-elementen.
15. Aan elke lange kant van de airtumblingbaan dient er een vanger te staan (dus 2 vangers)
moeten zorgen voor een veilige landing bij alle elementen. De vangers dienen te allen tijde
in te kunnen grijpen. Wanneer hier niet aan wordt voldaan, wordt er niet gestart met de
uitvoering.
Hulpverlenen
De deelnemer moet de serie uitvoeren zonder hulp van derden. Indien de trainer/coach of diens
plaatsvervanger de deelnemer aanraakt, zal de serie op dit deel onderbroken zijn en wordt voor
de sprong waarbij hulp werd verleend geen moeilijkheids- en uitvoeringswaardering gegeven.
Dit wordt dus een 0-sprong.
De trainer/coach of zijn plaatsvervanger mag de deelnemer gedurende de uitvoering van de
sprongserie niet aanspreken of toeroepen.
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 16
Start van een sprongserie
Elke deelnemer start op aangeven van het hoofdjurylid. De sprongserie wordt geacht te zijn
gestart als de eerste sprong is ingezet.
Houdingseisen
Het volgende definieert de minimum eisen bij een speciale houding:
 Gestrekte houding: de hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen moet groter zijn dan 135
graden.
 Gehoekte houding: de hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen moet gelijk of minder dan
135 graden zijn en de hoek tussen bovenbenen en onderbenen moet groter zijn dan 135
graden.
 Gehurkte houding: de hoek tussen bovenlichaam en bovenbenen moet kleiner zijn dan 135
graden en de hoek tussen bovenbenen en onderbenen moet kleiner zijn dan 135 graden.
Onderbrekingen




Het maken van tussenpassen of het stoppen tussen de sprongen.
Het op de airtumblingbaan vallen tijdens de sprongserie.
Met gelijk welk deel van het lichaam buiten de vloer de grond raken.
De airtumblingbaan aanraken met enig deel van het lichaam anders dan de handen of
voeten.
 Bewegingen uitvoeren zonder draaiingen.
 Geholpen worden door trainer/coach of zijn plaatsvervanger.
Er wordt geen moeilijkheids- en uitvoeringswaarde gerekend voor de sprong die oorzaak was
van de onderbreking, maar de serie mag wel worden afgemaakt.
Beëindiging van de sprongserie
De serie moet eindigen op de airtumblingbaan of landingsmat. Voor extra elementen zal een
aftrek worden gegeven door het hoofdjurylid (dus bij meer dan 5 elementen). Minder dan 3
elementen geeft geen waardering dus 0 punten.
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 17
Moeilijkheid





De moeilijkheid van de gemaakte elementen moet minimaal behoren tot de
basiselementen.
Aan ieder basis element wordt een moeilijkheidswaarde toegekend.
In een serie of verbinding wordt de moeilijkheidswaarde van de betreffende basis
elementen opgeteld.
De waarde van elk basis element kan worden verhoogd door extra moeilijkheid.
De laagste extra waarde voor lichaamshouding in de dubbele salto’s wordt toegevoegd.
Basis elementen
rollen
handenstand
radslag
Arabier
Overslag
Flik-flak
Salto
alleen C lijn
alleen C lijn
alleen B en C lijn
Toe te voegen extra waarde
Hoeken
Strekken
Elke 1/4 lengte as draai
Voorwaartse salto
Zijwaartse salto
Punch salto
Waarde
0,2 punt
0,2 punt
0,2 punt
0,3 punt
0,3 punt
0,4 punt
0,5 punt
0,1 punt
0,2 punt
0,1 punt
0,1 punt
0,1 punt
0,1 punt
N.B. : Bij dubbel salto’s wordt de totale waarde verdubbeld.
Beoordelingssysteem
Per sprong worden twee (2) punten gegeven voor de uitvoering, zodat het maximale totaal per
serie acht (8) punten per uitvoeringsjury zal kunnen zijn.
De uitvoeringsaftrek van de sprongen wordt afgetrokken van het maximale cijferdat door het
hoofdjurylid wordt aangegeven.
Een sprong die tot een onderbreking heeft geleid, heeft geen moeilijkheids- en
uitvoeringswaarde. (dus een 0)
Het eindcijfer van een sprongserie bestaat uit het gemiddelde uitvoeringscijfer vermeerderd met
het moeilijkheidscijfer.
Voor de einduitslag van de wedstrijd worden de beide sprongserie cijfers samengeteld.
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 18
Aftrek door het hoofdjurylid
Incorrecte wedstrijdkleding
Incorrecte handelwijze van de trainer, per keer
Het dragen van sieraden
Het niet presenteren van de deelnemer aan de jury voor het optreden
Het niet presenteren van de deelnemer aan de jury na het optreden
Het maken van aanvullende sprongen
Aftrek
0,2 punt
0,1 punt
0,2 punt
0,1 punt
0,1 punt
1,0 punt.
(De bovengenoemde aftrekken worden na berekening van het eindcijfer in mindering gebracht.)
Samenstellingsaftrek
Herhaling van eenzelfde sprong, verbinding en/of serie, per beurt, per gymnast
Onjuiste opbouw in de beurten, m.b.t laatste element, per beurt
Geen handplaatsing bij meer dan 3 elementen
Meer dan 5 acrobatische onderdelen in een serie per deelnemer
Meer dan 2 beurten enkelvoudige sprongen
Geen synchroon beurt
Meer dan 2 synchroon beurten
Meer dan een persoon op de (air) tumblingbaan in de keuzebeurt, per keer
0,2 punt
0,2 punt
“0”- beurt
0,5 punt
1,0 punt
0,5 punt
0,2 punt
0,2 punt
Uitvoering
Aftrek
Houdingsfouten
0,1 – 0,5 punt
Technische fouten
0,1 – 0,5 punt
Uit de richting van de middellijn van de verende vloer
0,1 – 0,2 punt
Verlies van evenwicht
0,1 – 0,3 punt.
Met een of meer sprongen buiten de verende vloer of landingsmat
komen, per keer
0,3 punt
Val
0,3 punt
Actieve hulpverlening, per keer
0,5 punt
Hulpverlening ter voorkoming van blessures, per keer
0,3 punt
Het geven van een teken aan of praten met de gymnast, per keer
0,3 punt
Onvoldoende hoogte bij salto’s, per gymnast
0,1 punt
Toegestaan verschil van de twee cijfers van de uitvoeringsjury
De verschillen tussen de beide uitvoeringscijfers mogen niet groter zijn dan:
0,2 punt bij 7,00 punten en meer.
0,3 punt bij 6,5 tot 6,9 punten.
0,5 punt bij 6,4 punten of minder
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 19
SPRONGTABEL VOOR HET INDIVIDUEEL (AIR)TUMBLINGSPRINGEN
RUGWAARTSE ONDERDELEN
Rollen
alleen D/E lijn
Stut tot handenstand
alleen D/E lijn
Flik-flak
Tempo salto
Salto gehurkt
Salto gehoekt
Salto gestrekt
Salto gehurkt met 1/2 draai om de lengte as
Salto gehoekt met 1/2 draai om de lengte as
Salto gestrekt met 1/2 draai om de lengte as
1/1 Twist salto gehurkt
1/1 Twist salto gehoekt
Salto gehurkt met 1/1 draai om de lengte as
Salto gehoekt met 1/1 draai om de lengte as
Salto gestrekt met 1/1 draai om de lengte as
Salto gehurkt met 1.1/2 draai om de lengte as
Salto gehoekt met 1.1/2 draai om de lengte as
Salto gestrekt met 1.1/2 draai om de lengte as
Salto gehurkt met 2/1 draai om de lengte as
Salto gehoekt met 2/1 draai om de lengte as
Salto gestrekt met 2/1 draai om de lengte as
2/1 Salto gehurkt
2/1 Salto gehoekt
2/1 Salto gestrekt
Individueel reglement district Oost juni 2014
0,2 pnt
0,2 pnt
0,4 pnt.
0,5 pnt.
0,5 pnt.
0,6 pnt.
0,7 pnt.
0,7 pnt.
0,8 pnt.
0,9 pnt
0,8 pnt
0,9 pnt.
0,9 pnt.
1,0 pnt.
1,1 pnt
1.1 pnt.
1,2 pnt.
1,3 pnt
1,3 pnt.
1,4 pnt.
1,5 pnt.
2,0 pnt.
2,4 pnt.
2,8 pnt.
Page 20
VOORWAARTSE ONDERDELEN
Rollen
alleen CD en E lijn
Zweefrol
alleen CD en E lijn
Handenstand doorrollen
alleen C D en Elijn
Arabier
Loopoverslag
Overslag
Overslag over 1 arm
Vrije overslag
Vrije arabier
Salto gehurkt
Salto gehoekt
Salto gestrekt
Punchsalto gehurkt
Punchsalto gehoekt
Punchsalto gestrekt
Salto gehurkt met een ½ draai om de lengte as
Salto gehoekt met ½ draai om de lengte as
Salto gestrekt met ½ draai om de lengte as (Barani)
Salto gehurkt met 1 draai om de lengte as
Salto gehoekt met 1/1 draai om de lengte as
Salto gestrekt met 1/1 draai om de lengte as
Salto gehurkt met 1.1/2 draai om de lengte as
(Rudolph)
Salto gehoekt met 1.1/2 draai om de lengte as
Salto gestrekt met 1.1/2 draai om de lengte as
Dubbele salto gehurkt
Dubbele salto gehoekt
Dubbelsalto gestrekt
0,2 pnt
0,3 pnt
0,2 pnt
0,3 pnt.
0,3 punt
0,3 pnt.
0,4 pnt
0,5 pnt.
0,5 pnt
0,6 pnt.
0,7 pnt.
0,8 pnt.
0,7 pnt.
0,8 pnt.
0,9 pnt.
0,8 pnt.
0,9 pnt.
1,0 pnt.
1,0 pnt.
1,1 pnt
1,2 pnt
1,2 pnt
1,3 pnt
1,4 pnt.
2,4 pnt.
2,8 pnt.
3,2 pnt
ZIJWAARTSE ONDERDELEN
Radslag
Radslag over 1 arm
Vrije radslag
Salto gehurkt
Salto gehoekt
Salto gestrekt
alleen C/D/E lijn
alleen C/D/E lijn
0,2 pnt
0,3 pnt
0,5 pnt.
0,6 pnt
0,7 pnt.
0,8 pnt.
N.B.: Barani en streksalto met halve draai worden beschouwd als dezelfde sprong.
Bij meerdere draaien in bovengenoemde twee sprongen is deze regel ook van toepassing.
Individueel reglement district Oost juni 2014
Page 21