De kwaliteit van vve in de gemeente Leiden in 2013

DE KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN DE
GEMEENTE LEIDEN IN 2013
Onderzoeksnummer
Datum vaststelling
ED4153568/3
: 270497
: 9 juli 2014
Inhoud
Voorw oord ........................................................................................... 5
1
Inleiding .......................................................................................... 7
2
Vve in de gemeente Leiden ............................................................... 8
3
De oordelen over de voor- en de vroegscholen ................................... 15
Recente GGD-rapporten .............................................................................................. 15
4
Conclusies .................................................................................... 23
Pagina 3 van 24
Voorwoord
In de periode 2007-2012 heeft de Inspectie van het Onderwijs een landelijke
bestandsopname uitgevoerd naar de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie
(vve). Daarna treedt het signaalgestuurde toezicht op vve in werking.
Voor de periode 2012-2015 hebben het Rijk en de 37 grote steden (G37) afspraken
gemaakt om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk kinderen met een taalachterstand
gebruik kunnen maken van hoogwaardige onderwijsvoorzieningen. In deze
afspraken staan kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor de voor- en
vroegschoolse educatie. Daarbij is afgesproken dat de Inspectie van het Onderwijs
in 2013 en 2015 een monitor uitvoert om de kwaliteit van vve op gemeentelijk
niveau, op voorscholen en op vroegscholen (groep 1 en 2 van basisscholen) in beeld
te brengen. Dit rapport beschrijft de kwaliteit van vve in de gemeente Leiden in
2013.
De hoofdinspecteur primair onderwijs,
Dr. A. Jonk
Pagina 5 van 24
Pagina 6 van 24
1
Inleiding
Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs
naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de gemeente
Leiden in 2013.
De opbouw van het rapport is als volgt:
Het rapport begint met een beeld van het vve-beleid op gemeentelijk niveau.
Daarin wordt ingegaan op de ontwikkeling van de gemeente sinds de
bestandsopname en de relatie met de bestuursafspraken tussen het Rijk en de
gemeente Leiden (paragraaf 2.1) Daarna wordt een overzicht gegeven van de vooren vroegscholen in de gemeente (paragraaf 2.2) en van de door de gemeente
aangeleverde vve-documenten (paragraaf 2.3). Tevens geeft de inspectie in dit
hoofdstuk een oordeel over het gemeentelijk vve-beleid (paragraaf 2.4). De basis
van deze beoordeling is een digitale vragenlijst die de gemeente heeft ingevuld. De
inspectie heeft deze vragenlijst geverifieerd aan de hand van de aangeleverde
documenten en in een gesprek met de betrokken ambtenaar.
Voorafgaand aan de digitale vragenlijst is de gemeente gevraagd naar een overzicht
met de vve-peuterspeelzalen en –kinderdagverblijven (de voorscholen) en de
bijbehorende vve-basisscholen (vroegscholen). De onderwijsinspectie heeft met
gebruikmaking van de DUO-telgegevens per 1 oktober 2012 met het percentage
gewichtenkinderen van 4 en 5 jaar dat overzicht indien nodig nader aangevuld.
Hierbij is ervan uitgegaan dat scholen die 15 procent of meer gewichtenkleuters
hebben gezien kunnen worden als ‘vroegschool’.
Daarna worden in hoofdstuk 2 de oordelen van de inspectie over de locaties
gepresenteerd. Dat gebeurt in de vorm van overzichtstabellen met daarin de eigen
antwoorden van de locaties per kwaliteitsaspect (uitkomsten digitale vragenlijst).
De inspectie heeft in de gemeente 2 voorschoollocaties en 3 vroegschoollocaties
bezocht om de antwoorden te verifiëren. De resultaten van de locatiebezoeken
worden toegelicht en de oordelen van de inspectie worden vergeleken met de
resultaten van de vragenlijsten.
Hoofdstuk 3, tenslotte, bevat de conclusies over de kwaliteit van vve in de
gemeente Leiden.
Bij de beoordeling wordt gewerkt met een vierpuntsschaal:
1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig.
Deze kwalificatie geeft aan dat echt iets verbeterd dient te worden.
2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig
Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.
3. Voldoende
4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen.
Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige
manier dat anderen hiervan kunnen leren.
Pagina 7 van 24
2
Vve in de gemeente Leiden
De gemeente Leiden heeft een digitale vragenlijst ingevuld.
De digitale vragenlijst levert de volgende informatie:
 Een lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd: zie
paragraaf 2.3;
 Een beoordeling van het gemeentelijk vve-beleid: zie paragraaf 2.4.
2.1 Ontwikkeling van vve in Leiden sinds de bestandsopname
In 2010 heeft de bestandsopname vve in de gemeente Leiden plaatsgevonden. Het
rapport over de kwaliteit van vve in Leiden is vastgesteld in april 2011. De
voornaamste conclusies waren:
De gemeente Leiden heeft samen met betrokken organisaties in de
Regiegroep helder beleid ontwikkeld voor de vve. Dit beleid is verwoord in
toegankelijke beleidsplannen.
De gemeente heeft de universiteit van Leiden bij vve betrokken door het
ontwikkelen en uitvoeren van een monitor over elk schooljaar.
De gemeente Leiden dient als voorbeeld voor andere gemeenten voor de
definitie van doelgroepkinderen en de systematische evaluatie van vve op
gemeentelijk niveau (Leidse Monitor).
De gemeente Leiden diende de volgende onderwerpen nog op te pakken:
ouders, externe zorg, resultaten, doorgaande lijn, de vve-tijd en de
doorgaande lijn tussen voor- en vroegscholen.
Een ander verbeterpunt is de kwaliteitszorg op de locaties. Op de
peuterspeelzalen en kinderdagcentra was dit enigszins ontwikkeld, maar
diende verder ontwikkeld te worden. Voor basisscholen gold dat vve nog
geen onderdeel was van de kwaliteitszorgcyclus van de school.
In maart 2012 heeft de gemeente Leiden de bestuursafspraken G33 ‘Effectief
benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen’ met het Rijk gemaakt. De
gemeente heeft in dit kader extra middelen gekregen, in ruil voor het realiseren van
specifieke ambities en streefdoelen per 2015.
Op 4 juli 2014 heeft de inspectie het concept vve-rapport met gemeente besproken.
Pagina 8 van 24
2.2 Overzicht van de voor- en de vroegscholen in Leiden
Voorafgaand aan de digitale vragenlijst is gevraagd naar een overzicht met de vvepeuterspeelzalen en –kinderdagverblijven (dus: de voorscholen) en de bijbehorende
vroegscholen (de vve-basisscholen). De onderwijsinspectie heeft met gebruikmaking
van de DUO-telgegevens per 1 oktober 2012 met het percentage
gewichtenleerlingen van 4 en 5 jaar dat overzicht indien nodig nader ingevuld: zie
tabel 1.1. Hierbij is er van uitgegaan dat scholen die 15 procent of meer
gewichtenkleuters hebben gezien kunnen worden als een ‘vroegschool’.
Tabel 1.1: Overzicht van de voor- en vroegscholen in de gemeente Leiden.
Alle onderstaande locaties hebben een digitale vragenlijst gekregen en
(voor)scholen met * zijn ook bezocht.
Voorscholen
Vroegscholen
Steffie
OBS Teldersschool
KC Sindbad*
Basisschool Lucas van Leyden
PC Mengelmoes
Basisschool Dukdalf
PC Het Gebouw*
OBS De Viersprong
KC Kleine Beer
PCBS De Springplank
PC Mors
Basisschool Zijlwijk, locatie Het Kompas
Piraatje
PCBS De Sleutelbloem*
PC Zuidwest
PCBS De Sleutelbloem
Floddertje
PCBS De Schakel
PC De Sleutelbloem
Basisschool Pacelli
PC Merenwijk
RKBS De Singel*
Groen Knollenland
OBS Anne Frank*
Duimelot
IBS Er Risèlèh
KC Grote Beer
KC Nooitgenoeg
Psz.’t Klinkertje
2.3 Lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd
Onderwijsachterstandenbeleid in Leiden 2010 – 2013;
Tijdelijke regeling ‘Startgroep Peuters 2013 t/m 2015’;
Uitwerking Tijdelijke regeling ‘Startgroep Peuters 2013 t/m 2015’;
Uitvoeringsovereenkomst 2013 Gemeente Leiden;
OnderwijsKansenbeleid in Leiden 2014-2017;
Jaarverslag Centrum voor Jeugd en gezin, Leiden 2012;
De Leidse Educatieve Agenda: het kind centraal, Leiden 2012;
Evaluatie van het Onderwijskansenbeleid 2010 – 2013.
2.4 Het gemeentelijke vve-beleid
In deze paragraaf worden de bevindingen van de inspectie over het gemeentelijk
vve-beleid weergegeven. Per domein wordt weergegeven op welke punten de
inspectie het gemeentelijk beleid en uitvoering als voldoende (‘3’) beoordeelt, waar
nog verbeterpunten worden gezien, zowel zonder (‘2’) als met (‘1’) afspraken en op
welke punten de gemeente als een voorbeeld voor anderen gezien wordt (‘4’).
De inspectie baseert haar bevindingen op de uitkomsten van haar verificatie van de
digitale vragenlijst door middel van documentenanalyse, gesprekken met
betrokkenen en informatie uit locatiebezoeken. Waar de bevindingen van de
Pagina 9 van 24
inspectie afwijken van het beeld uit de digitale vragenlijst van de gemeente wordt
dit vermeld en onderbouwd.
HET GEMEENTELIJK vve-BELEID
1a1
Definitie doelgroepkind
1a2
Bereik
1a3
Toeleiding
1a4
Ouders
1a5
Integraal vve-programma
1a6
Externe zorg
1a7
Interne kwaliteitszorg van de voor- en
vroegscholen
1a8
Doorgaande lijn
1a9
Resultaten
1b
Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau
1c
Systematische evaluatie en verbetering van vve
op gemeentelijk niveau
DE VVE-CONDITIES
2a
GGD-rapport
2b
Gemeentelijk subsidiekader
1
2
3
4
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
De inspectie publiceert jaarlijks ook een oordeel over het toezicht dat door de
gemeenten op de kinderopvang en peuterspeelzalen wordt uitgevoerd. Voor meer
informatie hierover zie www.onderwijsinspectie.nl/onderwijs/Kinderopvang.
Toelichting:
‘3’ Voldoende
1a2 bereik
Het bereik in de gemeente Leiden voldoet aan de norm. De gemeente Leiden geeft
aan dat er per 1 oktober 2012 in totaal 303 vve kindplaatsen op de voorscholen
volgens de ‘gewichtenregeling’ gerealiseerd dienen te worden. Het aantal vve
kindplaatsen dat de gemeente op de voorscholen op 1 oktober 2012 heeft
gerealiseerd is 512. Dat is ruimschoots meer dan het aantal doelgroeppeuters
volgens de ‘gewichtenregeling’. De gemeente Leiden weet ook dat 242
doelgroeppeuters, volgens de gewichtendefinitie, gebruik maken van een vve
kindplaats. Per 1 oktober 2012 waren op basis van beschikbare gegevens 303
doelgroeppeuters in de gemeente Leiden. Daarvan kregen 242 (= 80%)
doelgroeppeuters vve aangeboden.
1a3 toeleiding
De gemeente heeft een dekkend bestand waaruit de doelgroeppeuters kunnen
worden geïdentificeerd. Ook blijkt dat de gemeente Leiden de regie ten aanzien van
de toeleiding gericht aanstuurt. Het toeleidingstraject van doelgroeppeuters naar de
voorschool is vastgelegd in het document ‘OnderwijsKansenbeleid 2010−2013’. Het
bereik en de deelname van doelgroeppeuters aan een vve wordt geëvalueerd
(Leidse Monitor 2011-2012). Naar aanleiding van deze evaluatie is de
toeleidingprocedure van doelgroeppeuters naar de voorschool herzien en vastgelegd
in het ‘Protocol Vroegsignalering vve’. Het toeleidingtraject zal vanaf medio 2013
door Jeugdgezondheidszorg (JGZ) worden uitgevoerd.
De gemeente geeft in haar Onderwijskansenbeleid 2014-2017 het volgende aan: ‘Dit
protocol bevat de afspraken voor indicatie en doorverwijzing van doelgroepkinderen
Pagina 10 van 24
vanaf het eerste moment dat zij in beeld zijn bij de JGZ/ het consultatiebureau. Op
deze manier ontstaat een sluitend systeem van vroegsignalering en toeleiding. In
het najaar van 2013 wordt het voor alle betrokken instellingen verplicht om volgens
dit protocol te handelen. Het doel van het Protocol is het bereiken van meer
samenhang tussen de verschillende (hulpverlenende)instanties, zodat
doelgroepkinderen vroegtijdig een adequaat aanbod krijgen. Het protocol gaat er
vanuit dat bij het consultatiebureau alle kinderen in Leiden in beeld zijn, en dat
daarmee een vindplaats voor 100% doelgroepkinderen aanwezig is. Kinderen met
een vve indicatie worden standaard voor een extra consult uitgenodigd bij de JGZ.’
1a4 ouders
De gemeente Leiden heeft het beleid om ouders te betrekken als partner bij het
voorkomen van achterstanden bij peuters vastgelegd in het Onderwijskansenbeleid
Leiden 2014-2017. De gemeente gaat ervan uit dat alle ouders het beste willen voor
hun kind. Dat is een belangrijk uitgangspunt om ouders te betrekken bij de voor-en
vroegschoolse educatie van hun kind. Het overkoepelende doel dat de gemeente de
komende jaren wil bereiken met het beleid rond ouderbetrokkenheid luidt: ‘het
versterken van de samenwerking tussen (voor)-scholen en ouders bij de
ontwikkeling van kinderen om daarmee de onderwijsprestaties van
doelgroepkinderen te vergroten. De speerpunten van het beleid zijn:
 Doorontwikkelen van een samenhangend ouderbeleid;
 Bevorderen van onderwijsondersteunend gedrag bij de ouders van
doelgroepkinderen op (voor)scholen;
 Zorgen voor beroepskrachten die competent zijn in het omgaan met ouders.
Met het ‘Onderwijskansenbeleid in Leiden 2014-2015’ laat de gemeente Leiden zien
dat er een concreet voorgenomen beleid ligt omtrent het vergroten van de
ouderbetrokkenheid bij voor- en vroegschoolse educatie. De gemeente Leiden heeft
een protocol vroegsignalering en toeleiding van doelgroeppeuters vastgesteld.
Hiervoor is op gemeentelijk niveau de kenmerken van de ouderpopulatie in kaart
gebracht.
1a5 Integraal vve-programma
De gemeente Leiden heeft in haar beleid opgenomen dat alle gesubsidieerde vooren vroegscholen met het erkende vve-programma ‘Piramide’ dienen te werken.
Hiertoe bekostigt de gemeente regelmatig bijscholing en materialen voor de
voorscholen. De schoolbesturen doen dit voor de scholen. Ook is met de besturen
van de voorscholen afgesproken om de ontwikkeling van peuters met de
instrumenten die bij het vve-programma te volgen. De vroegscholen gebruiken de
instrumenten van hun leerlingvolgsysteem. De afspraken zijn in het
onderwijskansenbeleid vastgelegd.
1a6 Externe zorg
Op het gebied van vroegsignalering in de gemeente Leiden speelt het Centrum
Jeugd en gezin (CJG) een centrale rol. Ouders worden via het CJG geleid naar de
zorg die zij nodig hebben. Een voorbeeld is het buurtcentrum ‘Het Gebouw’, dat in
2013 is geopend. Hierin zijn alle zorgvoorzieningen voor de ouders van LeidenNoord ondergebracht. De afspraken voor de evaluatie van de externe zorg is
vastgelegd in het ‘Jaarverslag CJG 2012’. Doelstelling van het gemeentelijk beleid is
het realiseren van een zorgstructuur waar onderwijs en voorschoolse voorzieningen
bij betrokken zijn. Op deze wijze ontstaat er een doorgaande lijn van netwerken,
zodat de kinderen die zorg nodig hebben deze ook krijgen. Gezondheidsbedreigingen
worden tijdig gesignaleerd, gezond gedrag wordt bevorderd en beschermd, goede
afstemming wordt bereikt, coördinatie en hulpverlening worden afgestemd en
kinderen komen zo tijdig in het juiste ‘verwijskanaal’ terecht. Hiermee heeft de
gemeente Leiden een sluitend systeem voor externe zorg.
Pagina 11 van 24
1a7 Interne kwaliteitszorg voor- en vroegscholen
De gemeente Leiden heeft in de subsidietoewijzing voor welzijnsorganisaties
opgenomen welke kengetallen de welzijnsorganisatie moet aanleveren aan de
gemeente. Het gaat daarbij om: deelname aantal doelgroepkinderen, waaronder ook
de sterretjeskinderen (zie 1a1), op alle peuterspeelzalen en vroegscholen.
Daarnaast dienen de welzijnsorganisaties volledige medewerking te verlenen aan de
Leidse Onderwijsmonitor. In het Convenant met de houders en besturen van de
voor- en vroegscholen is afgesproken dat ze de kwaliteit van de voor- en
vroegschoolse educatie zullen evalueren, verbeteren en borgen. De wijze van
evalueren is uitgewerkt in de documenten ‘Onderwijsachterstandenbeleid in Leiden
2010-2013’, ‘Onderwijsachterstandenbeleid in Leiden 2014-2017’ en de
‘Subsidieaanvraag en beschikking van B4Kids 2013’.
1a8 Doorgaande lijn
Om de doorgaande lijn van de voor- naar vroegschool te versterken heeft de
gemeente Leiden afspraken gemaakt. De Regiegroep OnderwijsKansen is
verantwoordelijk voor de vormgeving en het inhoudelijke programma. De regiegroep
stuurt de wijkgerichte netwerken aan en schooldirecteuren hebben een initiatiefrol in
de wijkgerichte netwerken. Er zijn afspraken gemaakt over de eenduidige en
uniforme overdracht van gegevens van alle kinderen. Hiertoe heeft de gemeente
Leiden het digitale dossier ontwikkeld.
1a9 resultaten
De gemeente Leiden heeft met de schoolbesturen en houders van voorscholen
resultaat afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in het document:
‘Resultaat afspraken Voor- en Vroegschoolse Educatie Gemeente Leiden – primair
onderwijs’, maart 2013. De gemeente heeft met de houders van voorscholen
resultaatafspraken gemaakt over de deelname van doelgroeppeuters aan de
voorschool. De resultaatafspraken met de besturen van vroegscholen hebben
betrekking op de resultaten van taal en rekenen in de groepen 1,2,3 en 4. De
afspraken zijn concreet en meetbaar uitgewerkt. Ook is dat de Regiegroep
Onderwijskansen de resultaatafspraken monitort.
1b Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau
In Leiden wordt door de bij vve betrokken partners overleg gevoerd in de zogeheten
Regiegroep OnderwijsKansen. De regiegroep bestaat uit: de gemeente Leiden
(voorzitter), schoolbesturen primair onderwijs (RK, PC, openbaar en Islamitisch),
Stichting Peuterspeelzalen Leiden, Stichting Jeugd en Samenleving (JES) Rijnland,
Coördinaat OnderwijsKansen en Estro/B4kids. De Regiegroep is het formele
overlegorgaan voor het OnderwijsKansenbeleid. In deze Regiegroep wordt het beleid
uitgezet en aangestuurd, de samenhang tussen projecten wordt uitgewerkt, gevolgd
en geëvalueerd. Er worden besluiten genomen over alles wat niet duidelijk is
voorbehouden aan één van de specifieke partners. (Onderwijsachterstandenbeleid in
Leiden 2014-2017).
2a de gemeente heeft geregeld dat de GGD de basiskwaliteit van de voorscholen
beoordeelt
De gemeente Leiden heeft de GGD opdracht gegeven jaarlijks de basiskwaliteit van
voorschoolse educatie in de voorscholen te inspecteren. Sinds 2011 heeft de
gemeente een A-status van het team Kinderopvang van de inspectie van het
onderwijs. De inspectie heeft met een steekproef vastgesteld dat van de voor- en
vroegscholen in Leiden ook recente GGD-rapporten beschikbaar zijn, waarin ook het
8e domein (voorschoolse educatie) is beoordeeld.
Pagina 12 van 24
2b er is een gemeentelijk subsidiekader
De gemeente Leiden heeft een subsidiekader voor de aanbieders van voorschools
educatie in de kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Om in aanmerking te komen
voor de subsidie verplichten de aanbieders zich om te voldoen aan de voorwaarden
van de wet op de Kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit
voorschoolse educatie. Dit is voor de peuterspeelzalen vastgelegd. Met ingang van 1
januari 2013 is gestart met de inzet van meewerkende HBO-coaches. Hiermee wil
de gemeente de kwaliteit op de werkvloer verhogen en het opbrengstgericht werken
verder vorm geven.
‘4’ Voorbeeld voor anderen
1a1 doelgroepdefinitie
In de gemeente Leiden is de doelgroepdefinitie als volgt geformuleerd:
GEWICHTENREGELING RIJK:
gewicht 0,3. Beide ouders maximaal vmbo basis- of kaderberoepsgerichte
leerweg of lbo/vbo (lager- of voorbereidend beroepsonderwijs) of 2 jaar
onderwijs in een andere schoolopleiding in het voortgezet onderwijs.
gewicht 1,2. Een ouder maximaal basisonderwijs en een ouder maximaal vmbo
basis- of kaderberoepsgerichte leerweg of lbo/vbo (lager- of voorbereidend
beroepsonderwijs) of 2 jaar onderwijs in een andere schoolopleiding in het
voortgezet onderwijs.
STERRETJESKINDEREN. EEN KIND T/M DE BASISSCHOOLLEEFTIJD:
dat op basis van het opleidingsniveau van de ouders niet onder de
gewichtenregeling van het Rijk valt.
dat een zwak taalniveau heeft en een risico loopt op (taal)achterstand vanwege
een (combinatie) van omgevingsfactoren.
Het taalniveau wordt vastgesteld door een Cito of logopedische toets uitgevoerd
door een professional van een (voor)school. In vrijwel alle gevallen wordt door
een logopedist mede beoordeeld of de spraak- en/of taalproblemen veroorzaakt
worden door onvoldoende taalaanbod vanuit de omgeving.
De doelgroepdefinitie is een voorbeeld voor anderen, omdat de gemeente naast de
de gewichtenregeling van het Rijk een eigen definitie heeft om andere
doelgroeppeuters in kaart te brengen. In de definitie van de gemeente worden de
doelgroeppeuters ‘Sterretjeskinderen’ genoemd. Het gaat hierbij om peuters bij wie
een taal- en/of ontwikkelingsachterstand is geconstateerd. Over de definitie zijn er
afspraken gemaakt met alle instanties die betrokken zijn bij vve. Hierdoor zal het de
gemeente lukken om zoveel mogelijk doelgroepkinderen in kaart te brengen.
1c systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau
De gemeente Leiden heeft als uitgangspunt: ‘Meten is weten’. Met de Leidse
Onderwijsmonitor volgt de gemeente de ontwikkelingen in voorschoolse
voorzieningen, het basisonderwijs en de organisaties voor welzijn. Alle betrokken
organisaties leveren informatie over groepen Leidse kinderen van 2 tot en met 12
jaar die deelnemen aan een vve-programma, op een peuterspeelzaal,
kinderdagverblijf of op een basisschool zitten. De dataverzameling en -analyse
wordt verzorgd door het Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie B.V. (PLATO)
van de Universiteit Leiden. De monitor biedt handvatten voor het vormgeven van
beleid, maatregelen en het nemen van strategische keuzes in voorschoolse
voorzieningen en onderwijs in Leiden. Ook monitort de gemeente Leiden het vvebeleid periodiek op een aantal terreinen, zoals bereik en resultaten (De Leidse
Monitor). De systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau
is een voorbeeld voor anderen, omdat:
het vve-beleid jaarlijks wordt geëvalueerd;
er hierover afspraken zijn gemaakt met vve-partners;
Pagina 13 van 24
-
de evaluatie wordt gerapporteerd en
verbeterpunten worden benoemd en opgenomen in plannen voor de komende
jaren.
De gemeente deelt mee dat de Regiegroep Onderwijskansen op basis van een
werkplan met indicatoren om de zes het gemeentelijk beleid evalueert.
Pagina 14 van 24
3
De oordelen over de voor- en de vroegscholen
De voor- en vroegscholen uit het overzicht in paragraaf 2.2 hebben een digitale
vragenlijst gekregen om zelf te rapporteren over de kwaliteit van vve. De vragen
zijn rechtstreeks afkomstig uit het vve-waarderingskader, met dien verstande dat
sociaal-wenselijke antwoorden vermeden zijn door ófwel de formulering van de
vragen, ófwel bepaalde indicatoren (zoals de beoordeling van het pedagogisch
klimaat en het educatief handelen) niet op te nemen in de vragenlijst. Elke voor- en
vroegschool heeft een eigen zelfrapportage teruggekregen.
Paragraaf 3.1 bevat een overzicht van de resultaten van de vragenlijst. In paragraaf
3.2 worden de resultaten van de locatiebezoeken door de inspectie besproken.
3.1 Resultaten vragenlijst
Alle peuterspeelzalen en kinderdagverblijven die van de gemeente subsidie krijgen
voor voorschoolse educatie en alle basisscholen die volgens de gegevens van DUO
15 procent of meer gewichtenkleuters hebben, hebben een digitale vragenlijst
ontvangen.
3.1.1 Waardering van de indicatoren
De antwoorden van de locaties op de vragen in de vragenlijst zijn conform de
werkinstructie van de Inspectie van het Onderwijs vertaald naar waarderingen van
een indicator. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om oordelen die door de inspectie
zijn gegeven. In de onderstaande tabel staan deze waarderingen weergegeven in
percentages van het totaal aantal vve-locaties in de gemeente. Het percentage
waarderingen per indicator is niet altijd 100 procent, omdat op sommige locaties
geen waardering is gegeven, bijvoorbeeld omdat het antwoord op vragen ontbrak.
Bij de tabellen volgt een toelichting.
Tabel 3.1a De waardering van de indicatoren: Condities
CONDITIES
1
2
A0.1 Recent en compleet GGD-rapport*
A0.2 VE-basisvoorwaarden in GGD rapport meegenomen?*
A2 Groepsgrootte*
A3 "Dubbele bezetting"
7
A4.1 Voldoende vve-tijd per week*
A5.2 Opgeleide leidsters*
A5.3 Nederlands spreken*
6
A5.4 vve-geschoolde leidsters1)
A5.5 Jaarlijks opleidingsplan*
6
De indicatoren met een * zijn alleen van toepassing op de voorscholen.
3
100
100
100
93
100
100
94
4
94
1)Waardering niet te bepalen op basis van de vragenlijst
Recente GGD-rapporten
Alle voorscholen geven aan te beschikken over een GGD-rapport waarin de
voorschoolse educatie (het 8e domein) is beoordeeld. Ten opzichte van 2010 is dit
een behoorlijke vooruitgang, want toen waren beschikten 44% van de
voorschoollocaties niet over een GGD-rapport.
A2 De Groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (alleen voorschool)
In 2010 voldeed 89% van de voorscholen aan de maximale groepsgrootte van 16
peuters volgens de OKE-wet. Nu in 2013 geven de locaties aan dat dit bij alle
(100%) voorscholen het geval is. Dit is een behoorlijke verbetering ten opzichte van
2010.
Pagina 15 van 24
A3 Leidster-kind ratio ("dubbele bezetting" op de voor- en vroegschool)
In 2013 voldoen 93% van alle vve-locaties aan de aan wettelijke eis van de dubbele
bezetting. Twee vroegscholen geven aan niet te (7%) voldoen aan deze eis. In 2010
had 4% van de vve-locaties geen dubbele bezetting, dat is in 2013 dus licht
gestegen naar 7%.
A4.1 De peuters volgen gedurende voldoende tijd (per week) een vve-programma
op de voorschool
In de subsidievoorwaarden is aangegeven dat een driejarig kind vier dagdelen per
week voorschoolse educatie krijgt. Naast dubbele bezetting, ouderbetrokkenheid en
een vve-programma is tijd echter een belangrijke succesfactor van vve. In de
gemeente voldoen alle voorscholen aan deze eis. Duidelijk is dat de voorscholen
deze succesfactor serieus nemen en ten opzichte van 2010 sterk vooruit zijn
gegaan. In 2010 voldeed één op de drie (33%) voorscholen niet aan deze eis.
A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding) (alleen
voorschool)
Alle beroepskrachten (100%) zijn volgens de voorscholen voldoende opgeleid en
hebben een opleiding voor het programma Piramide afgerond of zijn er mee bezig.
De inspectie heeft het percentage naar aanleiding van het gesprek met de gemeente
aangepast, omdat zij aangeeft dat alle leidsters opgeleid zijn voor het vveprogramma. Hiervoor heeft zij een monitor.
A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands (alleen voorschool)
De meeste beroepskrachten behalen het Nederlands taalniveau wel. De eisen voor
het Nederlandse taalniveau zijn echter in het kader van de G37 bestuursakkoorden
aangescherpt. Hierin is aangegeven dat de pedagogisch medewerkers aantoonbaar
het 3F/B2 niveau moeten beheersen. De inspectie heeft het percentage naar
aanleiding van het gesprek met de gemeente aangepast. De gemeente geeft aan dat
zij hiervoor een monitor heeft.
A5.5 Er is een jaarlijks vve-opleidingsplan (alleen voorschool)
Op alle onderzochte voorscholen werd in 2010 vastgesteld dat 50% van de
voorscholen in het bezit was van een actueel, vastgesteld vve-opleidingsplan. Nu in
2013 geven 15 van de 16 voorscholen (94%) aan dat zij in het bezit zijn van een
vve-opleidingsplan. Slechts 1 voorschool (6%) geeft aan niet in het bezit te zijn van
een dergelijk plan. De inspectie heeft het percentage naar aanleiding van het
gesprek met de gemeente aangepast. De gemeente geeft aan dat zij hiervoor een
monitor heeft.
Tabel 3.1b. De waardering van de indicatoren: Ouders
OUDERS
B1 Gericht ouderbeleid
B3 Intake
B5 Vve-participatie van ouders op voor- en vroegschool
1
2
3
76
66
45
4
20
34
55
In 2010 zijn er binnen het aspect ‘Ouders’ meerdere verbeterpunten vastgesteld
voor zowel de voor- als de vroegscholen. In 2013 is er volgens de voor- en
vroegscholen nog steeds sprake van meerdere verbeterpunten, maar de gemeente
heeft in het gesprek met de inspectie aangegeven dat er en gericht gemeentelijk
ouderbeleid is, dat gemonitord wordt. Volgens de gemeente zijn er ten aanzien van
het ouderbeleid geen verbeterpunten. Mogelijk dat de voor- en vroegscholen de
vragenlijst verkeerd hebben ingevuld. De vve-locaties die door de inspectie zijn
bezocht hebben wel een gericht vve-ouderbeleid, een intake en organiseerden vveactiviteiten voor de ouders. De inspectie heeft de percentages aangepast.
Pagina 16 van 24
Tabel 3.1c. De waardering van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering van vve
KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE
1
2
3
4
C1.1 Integraal programma
83
C1.2 Doelgerichte planning
38 48 3
In Leiden heeft men afgesproken om met het programma Piramide te werken. Alle
voorscholen hebben in 2013 aangegeven aan deze eis te voldoen. 8 van de 13
vroegscholen (62%) hebben aangegeven het programma Piramide te gebruiken. Vijf
vroegscholen (38%) hebben de vraag niet ingevuld. Mogelijk dat deze vroegscholen
een andere vve-programma gebruiken. Dat was op basisschool Anne Frank het
geval. De inspectie heeft deze school bezocht. Op gemeenteniveau is in een
jaarplanning afgesproken welk thema in welke periode wordt behandeld. Daarom is
het vreemd dat 38% van de vve-locaties aangeeft geen doelgerichte planning te
hebben. Ook blijkt uit de vragenlijst dat één voorschool en twee vroegscholen deze
vraag niet hebben ingevuld. Ten opzichte van 2010 is het aantal vve-instellingen dat
aangeeft met een doelgerichte planning te werken verbeterd van 43% in 2010 naar
51% in 2013. Volgens de gemeente hebben alle voor-en vroegscholen wel een
doelgerichte planning. Zij brengt dit zelf in kaart.
Tabel 3.1d. De waardering van de indicatoren: Ontwikkeling, begeleiding en zorg
ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG
1
2
3
4
D1.1 Volgen ontwikkeling kinderen
21
69
7
D1.2 Planmatige begeleiding
10
14
76
D1.3 Evaluatie van begeleiding en zorg
3
62
D2.1 Welke kinderen externe zorg nodig?
14
86
D2.2 Aanmelding externe zorg
100
De ontwikkeling, begeleiding en zorg is in 2013 ten opzichte van 2010 over de hele
linie verbeterd. Het volgen van de ontwikkeling van kinderen was in 2010 op 58%
van de voor-en vroegscholen een verbeterpunt. In 2013 geldt dat volgens de vvelocaties nog voor 21% van de voor-en vroegscholen. Ook de planmatige begeleiding
als verbeterpunt is gedaald van 54% in 2010 naar 10% van de voor- en
vroegscholen in 2013.
De evaluatie van de begeleiding werd in 2010 door 77% van de voor- en
vroegscholen niet gedaan. In 2013 geeft 3% van de voor- en vroegscholen aan dat
de evaluatie van de begeleiding een verbeterpunt is. Dit is een sterke verbetering.
In 2010 was op 19% van de voor- en vroegscholen niet bekend welke kinderen
externe zorg nodig hadden. Bij de meeste (81%) vve - locaties waren de kinderen
die extra zorg nodig hadden dus wel bekend. De vragenlijst laat nu een lichte
verbetering zien. Het overzicht van welke kinderen externe zorg nodig hebben is op
basis van de vragenlijst op 14% van de voor- en vroegscholen een verbeterpunt en
op de meeste (86%) voor-en vroegscholen als voldoende aangemerkt. Voor de
aanmelding geldt dat er vaste afspraken zijn, met ouders wordt overlegd welke
mogelijkheden er zijn en ouders worden ondersteund bij een eventuele aanmelding
voor externe zorg. Alle voor-en vroegscholen (100%) geven aan dat zij de kinderen
die externe zorg nodig hebben daadwerkelijk aanmelden bij een externe
zorgverlener. De gemeente heeft in het gesprek met de inspectie aangegeven dat
uit haar monitor blijkt dat alle vve-locaties de ontwikkeling van de kinderen (D1.1)
volgen.
Pagina 17 van 24
Tabel 3.1e. De waardering van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voorvroegschool
KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- EN
1
2
3
VROEGSCHOOL
E1 Vve-coördinatie binnen school
7
93
E2 Vve evalueren
97 3
E3 Opbrengsten evalueren
31 41
E4 Verbetermaatregelen
48 34
E5 Vve borgen
55 34
E6 Vve in kwaliteitszorg binnen school
62 54
en
4
28
3
In 2010 zijn er binnen het aspect Kwaliteitszorg meerdere verbeterpunten
vastgesteld voor zowel de voor- als de vroegscholen. In 2013 is er volgens de vooren vroegscholen nog steeds sprake van meerdere verbeterpunten, maar de
kwaliteitszorg is over de hele linie verbeterd. In 2010 waren er voor- en
vroegscholen waarbij alle onderdelen van de kwaliteitszorg ontbraken. Dat is in
2013 niet meer het geval. Opvallende verbeterpunten zijn de evaluatie van vve
(E2),de borging van vve (E5) en vve in kwaliteitszorg binnen de school (E6).
Op de eerste plaats het evalueren van vve (E2). Van de voor- en vroegscholen geeft
97% aan dat zij de kwaliteit van vve niet regelmatig evalueren. De inspectie merkt
op dat voor kwalitatief goede vve het noodzakelijk is om jaarlijks na te gaan of de
kwaliteit van vve voldoet aan eigentijdse standaarden.
Op de tweede plaats geeft 55% van voor- en vroegscholen aan dat de borging van
vve een verbeterpunt is. Het is belangrijk om de professionaliteit van de
beroepskrachten, de kwaliteit van het programma, de leeromgeving, de beschikbare
en bestede vve-tijden en de specifieke zorg voor kinderen te waarborgen. De
afspraken en procedures voor het aanbieden van vve dienen vastgelegd te worden.
Op de derde plaats geeft 62% van de vroegscholen aan dat zij bij de schoolbrede
kwaliteitszorg niet specifiek kijken naar de kwaliteit van vve. De meeste scholen
hebben een kwaliteitszorgsysteem en zouden daarom het bepalen van de kwaliteit
van vve een plaats kunnen geven in dit systeem.
De gemeente heeft in het gesprek met de inspectie aangegeven dat zijn in 2014 het
zogenaamde ‘vve-apk’ heeft ingevoerd om de kwaliteitszorg binnen de voor- en
vroegschool in kaart te brengen.
Tabel 3.1f. De waardering van de indicatoren: Doorgaande lijn
DOORGAANDE LIJN
F1 Vve-coördinatie tussen voor-vroeg
F2 Doorstroom naar vroegschool
F3 Warme overdracht
F4 Afstemming aanbod
F5 Afstemming ped/educ handelen
F6 Afstemming over ouders
F7 Afstemming begeleiding/zorg
1
2
3
88
31
10
31
31
48
13
62
48
28
28
10
4
In 2010 zijn er, voor zowel de voor- als de vroegscholen, binnen het aspect
doorgaande lijn meerdere verbeterpunten die betrekking hadden op de afstemming
tussen de voor- en vroegscholen. De vragenlijsten laten nu op dezelfde onderdelen
van de doorgaande lijn onvoldoende waarderingen zien.
De doorstroom naar een vroegschool (indicator F2) is in 2010 op 67% van de
voorscholen als voldoende beoordeeld. In 2013 geeft 88% van de voorscholen aan
dat indicator F2 een verbeterpunt is. Dit is een sterke achteruitgang.
Op de meeste voorscholen (62%) is sprake van een warme overdracht (indicator
F3). Ten opzichte van 2010 is dit een vooruitgang. Toen was deze indicator op 46%
van de voorscholen een verbeterpunt. De Gemeente Leiden heeft voor de
eenduidige overdracht het digitale dossier ontwikkeld.
Pagina 18 van 24
Op 48% van de voor- en vroegscholen is de afstemming van het aanbod (indicator
F4) in orde, doordat of hetzelfde programma wordt gebruikt of er afspraken zijn
gemaakt over het aanbod. Het betreft hier overigens vaak de afstemming van
thema’s. De afstemming van het pedagogisch en educatief handelen, de omgang
met ouders en de interne zorg (indicatoren F5, F6 en F7) is nog voor de meeste
voor- en vroegscholen een verbeterpunt. De inspectie merkt op dat de vragen over
de indicatoren F4, F5, F6 en F7 door 7 voorscholen en 3 vroegscholen niet zijn
ingevuld.
Tabel 3.1g. De waardering van de indicatoren: Resultaten
RESULTATEN
1
2
G1 Vve-resultaten meten
G2 Niveau vve-resultaten
G3 Verlengde kleuterperiode**
De indicator met een ** is alleen van toepassing op de vroegscholen.
3
4
3
8
In 2010 is het aspect Resultaten niet beoordeeld, omdat er door de gemeente
Leiden geen opbrengstdoelen in de zin van leer- of ontwikkelingsresultaten waren
vastgelegd en daarmee de bereikte resultaten van vve nog niet beschikbaar waren.
Dergelijke doelen waren bij het invullen van de vragenlijst al wel beschikbaar, maar
worden pas in 2014 op centraal niveau geëvalueerd. Slechts één vroegschool heeft
de vragen over de resultaten in de vragenlijst ingevuld.
3.2 Resultaten inspectiebezoek
De inspectie heeft ter verificatie van de vragenlijsten 2 voorscholen en 3
vroegscholen bezocht. Dit is zo’n 17% van alle locaties in de gemeente Leiden. Bij
de keuze van de te bezoeken locaties is de inspectie met name uitgegaan van het
aantal/percentage doelgroepkinderen en waar mogelijk een evenredige
vertegenwoordiging van peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen. Het
onderzoek bestond uit groepsobservaties, gesprekken en documentenanalyse.
In onderstaande tabellen staan de oordelen van de inspectie in percentages van het
totaal aantal bezocht vve-locaties in de gemeente. Het percentage oordelen per
indicator kan verschillen, omdat op sommige locaties geen oordeel is gegeven.
Onder iedere tabel wordt een toelichting gegeven op de oordelen en de mogelijke
verschillen tussen de oordelen op basis van de bezoeken en de waarderingen op
basis van de vragenlijsten.
Tabel 3.2a De beoordeling van de indicatoren: Condities
CONDITIES
1
2
A0.1 Recent en compleet GGD-rapport*
A0.2 Voorschoolse educatie-basisvoorwaarden in GGD rapport
meegenomen?*
A2 Groepsgrootte*
A3 "Dubbele bezetting"
A4.1 Voldoende vve-tijd per week*
A5.2 Opgeleide leidsters*
A5.3 Nederlands spreken*
A5.4 Vve-geschoolde leidsters
60
A5.5 Jaarlijks opleidingsplan*
De indicatoren met een * zijn alleen van toepassing op de voorscholen.
3
100
100
4
100
100
100
100
100
40
100
In de wet Kinderopvang is geregeld dat de GGD als toezichthouder alle
geregistreerde kindcentra inspecteert. In Leiden heeft de GGD Hollands – Midden
Pagina 19 van 24
de onderzochte voorscholen tussen 2011 en 2013 bezocht. Tijdens die bezoeken is
domein 8 (voorschoolse educatie) ook beoordeeld. Deze oordelen heeft de inspectie
geverifieerd en overgenomen.
De enige uitzondering hierop betreft de eisen voor het Nederlands taalniveau
(indicator A5.3). Deze eisen zijn in kader van de G37-bestuursakkoorden
aangescherpt. Op twee bezochte voorscholen voldeden alle leidsters tijdens het
onderzoek aan de aangescherpte eisen.
Voorts bleek op 1 voorschool en 2 vroegscholen dat niet alle beroepskrachten
toereikend vve geschoold waren. De beroepskrachten worden dit schooljaar
geschoold in het vve-programma.
Tabel 3.2b De beoordeling van de indicatoren: Ouders
OUDERS
B1 Gericht ouderbeleid
B2 Vooraf info aan ouders over vve
B3 Intake
B4 Thuis vve-activiteiten
B5 Vve-participatie van ouders op voor- en vroegschool
B6 Info aan ouders over ontwikkeling kind
1
2
20
20
20
3
60
60
100
60
80
100
4
40
20
20
De oordelen op basis van de bezoeken zijn voor het aspect Ouders op alle
indicatoren gelijk aan of positiever dan de waarderingen op basis van de vragenlijst.
Één vroegschool voldeed niet aan de eisen van de inspectie ten aanzien van de
indicatoren B2, B4 en B5.
Tabel 3.2c De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering van
KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE
1
2
3
Het aangeboden programma
C1.1 Integraal programma
60
C1.2 Doelgerichte planning
80
C1.3 Gericht op taalontwikkeling
100
C1.4 Opklimmende moeilijkheidsgraad
100
Het pedagogisch klimaat
C2.1 Pedagogisch handelen
80
C2.2 Structuur en gedragsgrenzen
100
C2.3 Stimuleren sociale vaardigheden en competenties
100
C2.4 Bevorderen zelfstandigheid
100
C2.5 Inrichting van de ruimte
100
Het educatief handelen
C3.1 Afstemming educatief handelen
100
C3.2 Structurele activiteiten voor taalontwikkeling
80
C3.3 Bevorderen interactie
100
C3.4 Stimuleren actieve betrokkenheid kinderen
100
C3.5 Ontwikkeling van aanpakgedrag bij kinderen
100
C3.6 Responsief gedrag
100
C3.7 Afstemming activiteiten op ontwikkelingsverschillen
100
vve
4
40
20
20
20
Tijdens de bezoeken heeft de inspectie alle indicatoren van de kwaliteit van vve
beoordeeld. Op de bezochte locaties zijn er geen verbeterpunten geconstateerd.
In de vragenlijst heeft de inspectie de vve-locaties alleen over de indicatoren C1.1
en C1.2 bevraagd. De resultaten zijn verwerkt in tabel 3.1c.
Pagina 20 van 24
Tabel 3.2d De beoordeling van de indicatoren: Ontwikkeling, begeleiding en zorg
ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG
1
2
3
4
D1.1 Volgen ontwikkeling kinderen
100
D1.2 Planmatige begeleiding
80
20
D1.3 Evaluatie van begeleiding en zorg
100
D2.1 Welke kinderen externe zorg nodig?
100
D2.2 Aanmelding externe zorg
100
D2.3 Volgen van de externe zorg
100
De oordelen op basis van de bezoeken zijn voor het aspect Ontwikkeling,
begeleiding en zorg op bijna alle indicatoren positiever dan de waarderingen op
basis van de vragenlijst.
Tabel 3.2e De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voor- en
Vroegschool
KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- EN
1
2
3
4
VROEGSCHOOL
E1 Vve-coördinatie binnen school
100
E2 Vve evalueren
60
40
E3 Opbrengsten evalueren
60
40
E4 Verbetermaatregelen
20
80
E5 Vve borgen
80
20
E6 Vve in kwaliteitszorg binnen school
67
De oordelen op basis van de bezoeken zijn voor het aspect Kwaliteitszorg binnen de
voor- en vroegschool op alle indicatoren gelijk aan of wat positiever dan de
waarderingen op basis van de vragenlijst.
Tabel 3.2f De beoordeling van de indicatoren: Doorgaande lijn
DOORGAANDE LIJN
1
F1 Vve-coördinatie tussen voor-vroeg
F2 Doorstroom naar vroegschool
F3 Warme overdracht
F4 Afstemming aanbod
F5 Afstemming pedagogisch klimaat/educatief handelen
F6 Afstemming over ouders
F7 Afstemming begeleiding/zorg
2
20
50
40
40
100
100
100
3
80
50
60
60
4
De oordelen op basis van de bezoeken zijn voor het aspect Doorgaande lijn gelijk of
negatiever dan de waarderingen op basis van de vragenlijst. De indicatoren
waarvoor dat niet geldt, hebben te maken met de afstemming van het aanbod en
het pedagogisch en educatief handelen (indicatoren F4 en F5).
Tabel 3.2g De beoordeling van de indicatoren: Resultaten van vve
RESULTATEN VAN VVE
1
G1 Vve-resultaten meten
G2 Niveau vve-resultaten
G3 Verlengde kleuterperiode**
2
3
100
100
100
4
De indicator met een ** is alleen van toepassing op de vroegscholen.
Het oordeel op basis van de bezoeken aan de 3 vroegscholen is voor het aspect
Resultaten van vve positiever dan de waarderingen op basis van de vragenlijst. De
inspectie merkt wel op dat slechts één vroegschool de vragenlijst op dit punt heeft
ingevuld.
Pagina 21 van 24
Pagina 22 van 24
4
Conclusies
De inspectie heeft zowel op het niveau van de gemeente, als op het niveau van de
afzonderlijke locaties, de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de
gemeente Leiden beoordeeld. Bij het oordeel over de kwaliteit van het gemeentelijk
beleid heeft de inspectie in eerste instantie gebruik gemaakt van de antwoorden op
de vragen uit een vragenlijst van de gemeente. Door middel van
documentenanalyse, gesprekken en locatiebezoeken heeft de inspectie de oordelen
van de gemeente geverifieerd. De voor- en vroegscholen in de gemeente hebben
een digitale vragenlijst gekregen om zelf te rapporteren over de kwaliteit van vve.
De antwoorden van de locaties op de vragen in de vragenlijst zijn conform de
werkinstructie van de Inspectie van het Onderwijs vertaald naar waarderingen van
een indicator. Vervolgens zijn 5 vve-locaties in de gemeente door de inspectie
bezocht.
Conclusies gemeentelijk vve-beleid
De gemeente is na de bestandsopname in 2010 voortvarend te werk gegaan. De
bevindingen van de inspectie zijn meegenomen in het vve-convenant dat ze met het
vve-veld heeft gesloten. De afspraken die vervolgens in het Bestuursakkoord met
OCW zijn opgenomen liggen in de lijn van de ingeslagen weg. De gemeente heeft de
kwaliteit van het vve-beleid verbeterd ten opzichte van 2010. De belangrijkste
verklaringen daarvoor liggen bij duidelijker afspraken, een verdere uitwerking van
het beleid en betere regie van en meer afstemming tussen partners bij het stedelijke
vve-beleid. Het huidige beleid getuigt van hoge ambities, maar dat vraagt om een
nog betere evaluatie en verbetering van vve op instellingsniveau dan tot nog het
geval is. De aanzetten daartoe zijn aanwezig, maar de uitvoering en resultaten
waren tijdens deze tussenmeting nog niet beschikbaar.
Verbeterafspraken
Geen
Verbeterpunten
1a4 ouders
Voldoende oordelen
1a2 bereik
1a3 toeleiding
1a4 ouders
1a5 integraal vve-programma
1a6 externe zorg
1a7 interne kwaliteitszorg voor- en vroegscholen
1a8 doorgaande lijn
1a9 resultaten
1b vve-coördinatie op gemeentelijk niveau
2a de gemeente heeft geregeld dat de GGD de basiskwaliteit van de voorscholen
beoordeelt
2b er is een gemeentelijk subsidiekader
Voorbeelden voor anderen
1a1 doelgroepdefinitie
1c systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau
Pagina 23 van 24
Kwaliteit van vve op de locaties en relatie tussen de bezoeken en de
vragenlijsten
Over het algemeen geven de antwoorden in de vragenlijst een positief beeld op de
kwaliteit van vve op de voor- en vroegscholen in Leiden. Bij de ‘Condities’ geven
voorscholen de volgende verbeterpunten aan: het percentage opgeleide leidsters,
vve-geschoolde leidsters en opleidingsplan.
Voor zover daar naar gevraagd is, is men ook positief over het gebruikte aanbod, de
wijze waarop de kinderen gevolgd worden in hun ontwikkeling en hoe de zorg
verleend wordt. Aandachtspunt hierbij is het volgen van de brede ontwikkeling van
alle kinderen. De doorgaande lijn tussen voor- en vroegscholen is ten opzichte van
2010 verbeterd. In Leiden zijn er vve-netwerken in verschillende wijken opgezet.
Het verst is dat in het buurtcentrum ‘Het Gebouw’ ontwikkeld. In dit centrum
werken alle partijen samen ten behoeve van de zorg en ontwikkeling van de
kinderen. Hoewel de doorgaande lijn ten opzichte van 2010 is verbeterd, zijn de
doorstroom naar de vroegschool, de warme overdracht, de afstemming van het
pedagogisch handelen, het ouderbeleid en de begeleiding en zorg verbeterpunten.
Het is aan de locaties gezamenlijk en de Regiegroep om creatieve oplossingen te
verzinnen om ook deze verbeterpunten weg te werken. De kwaliteit van het
ouderbeleid, de kwaliteitszorg en de resultaten van vve zijn aspecten die nog steeds
om aandacht en verbetering vragen. In de vragenlijsten is gedetailleerd naar de
kwaliteit van de diverse aspecten van vve gevraagd.
Uit de onderzoeken die de inspectie bij enkele voor- en vroegscholen heeft gebracht,
blijkt dat de waarderingen van de aangetroffen praktijk positiever zijn dan de
antwoorden die voor- en vroegscholen hebben ingevuld in de vragenlijst.
Relatie tussen gemeentelijk beleid en kwaliteit op de locaties
Zowel de gemeente als de voor- en vroegscholen hebben sinds 2010 veel werk
verzet in het belang van niet alleen de doelgroepkinderen, maar ook de overige
kinderen in de voor- en vroegscholen. Het valt daarbij op dat de gemeente de
kaders waarbinnen en de lijnen waarlangs vve moet plaatsvinden wel binnen de
regiegroep en het bestuurlijk overleg heeft afgesproken en gecommuniceerd, maar
de uitwerking daarvan op verschillende aspecten in de praktijk nog (verder) moet
gaan plaatsvinden. Voorbeelden daarvan zijn de doorgaande lijn binnen de koppels
en het bepalen van de resultaten van vve. Voorts valt op dat de verbeterpunten op
gemeentelijk niveau ook de aspecten betreft die binnen de voor- en vroegscholen de
aspecten zijn die om verdere verbetering vragen.
Vervolgafspraken:
De inspectie zal vanaf 2015 opnieuw de kwaliteit van vve in de gemeente Leiden in
beeld brengen (vve-Monitor 2015).
Pagina 24 van 24