pour update

FAQ statuut - Inhoudstafel
Deze FAQ onvat vier delen:
1. Administratief statuut
2. Geldelijk statuut
3. Arbeidstijd
1
4. Ambulanciers niet-brandweerman
12/12/2014
FAQ statuut - Inhoudstafel
Inhoudstafel
ADMINISTRATIEF STATUUT ............................................................................................. 28
BOEK 1. - Algemene bepalingen ................................................................................................ 28
Q1 Zal de Koning, zoals in het verleden, een model van (organiek) reglement vaststellen voor de
punten die door de zoneraad moeten bepaald worden (b.v. vergoeding van de vrijwilligers, …)?
..................................................................................................................................................... 28
Q2 Moet er een soort organiek reglement voor de zone worden gemaakt? .................................. 28
BOEK 2. – Rechten en plichten .................................................................................................. 28
Titel 1. – Algemene rechten en plichten............................................................................................. 28
Titel 2. – Bijzondere plichten bij interventies ..................................................................................... 28
Q1 Moet de zonecommandant de hoogste in graad zijn binnen de zone ? ..................................... 28
BOEK 3. – Onverenigbaarheden en cumulatie van beroepsactiviteiten ...................................... 29
Titel 1. – Onverenigbaarheden ........................................................................................................... 29
Q1 Je bent beroepsbrandweerman in een korps en daarnaast vrijwillig sergeant in een korps in
dezelfde zone. Is dit een onverenigbaarheid en zijn er overgangsmaatregelen voorzien
(uitdoofbeleid)? Welke graad krijgt de betrokkene? .................................................................. 29
Q2 Is het mogelijk om de functie van administratief personeelslid van de zone te cumuleren met
een functie als vrijwilliger binnen dezelfde zone? ...................................................................... 30
Q3 Ik ben beroepsofficier bij een korps en vrijwilliger bij een ander korps. De korpsen behoren tot
dezelfde zone. In de beide functies heb ik dezelfde graad en ik kies om beroeps te blijven. In
artikel 22 1° lees ik de onverenigbaarheid tussen beroeps en vrijwilliger. In artikel 23 lees ik dat
de raad de onverenigbaarheid moet vaststellen en die moet dan beëindigd worden binnen de
6 maanden.
Kan ik nog 6 maanden de beide functies (beroeps en vrijwilliger) blijven
uitoefenen na de start van de hulpverleningszone? .................................................................. 30
Q4 Is er een regeling voorzien voor administratieve medewerkers van de zone die ook vrijwilliger
is in dezelfde zone. Wat is de voorziene regeling als een administratieve kracht tijdens zijn
werkuren in de hoedanigheid van administratief personeelslid wordt opgeroepen als
vrijwilliger voor een interventie? Moet dit gezien worden als een dienstvrijstelling met behoud
van wedde en moet dit personeelslid dan eveneens betaald worden als vrijwillige brandweer?
Of kan hij enkel betaald worden voor zijn interventie en moet dit personeelslid
dienstvrijstelling krijgen zonder behoud van zijn wedde? .......................................................... 30
Q5 Wat moet er gebeuren als een administratief personeelslid tijdens zijn diensttijd opgeroepen
wordt voor een interventie en tijdens deze interventie een ongeval krijgt? Kan dit gezien
worden als een arbeidsongeval? ................................................................................................ 31
12/12/2014
2
FAQ statuut - Inhoudstafel
Titel 2. – Cumulatie van beroepsactiviteiten van het beroepspersoneelslid ..................................... 31
BOEK 4. - De aanwerving, de aanwervingsstage en de benoeming ............................................. 31
Titel 1. – De aanwerving ..................................................................................................................... 31
Hoofdstuk 1. – Het federaal geschiktheidsattest ............................................................................... 31
Q1 Zijn de kosten verbonden aan het bekomen van een medisch attest om de
geschiktheidsproeven te mogen aanvangen ten laste van de kandidaat? ................................. 31
[Q2 Wanneer ik in de toekomst zou solliciteren voor de functie van beroepsbrandweerman, hetzij
in mijn huidige zone, hetzij in een andere brandweerzone, moet ik dan nog een federaal
geschiktheidsattest behalen? Of beschouwt men dit als "behaald" omwille van x-aantal jaren
actieve dienst en behaalde brevetten?....................................................................................... 31
[Q3 Is er al duidelijkheid wanneer en hoe dit federaal geschikhteidsattest kan behaald
worden? Ligt dit in de schoot van de zones of van de provinciale scholen? ............................. 32
Hoofdstuk 2. – Oproep tot kandidaten door de raad ......................................................................... 32
Q1 In art 36 van het administratief statuut staat vermeld dat de raad een woonplaats- of
beschikbaarheidsverplichting voor vrijwillige personeelsleden kan opleggen door middel van
een beslissing gemotiveerd in functie van de operationele organisatie van de zone. Momenteel
hebben sommige korpsen in onze zone deze verplichting ook voor beroepspersoneelsleden in
hun statuut opgenomen. Kan/mag
de raad dit ook opleggen voor (bepaalde)
beroepspersoneelsleden in functie van de operationele organisatie van de zone (vb. voor de
officieren van wacht) ?................................................................................................................ 32
Hoofdstuk 3. – De aanwerving van het personeel van het basiskader .............................................. 32
[Q1 Mogen wij in een aanwervingsprocedure kandidaten toelaten die geen militiegetuigschrift
afgeven omdat zij niet onder de dienstplichtwet vallen? ........................................................... 32
Hoofdstuk 4. – De aanwerving van het personeel van het hoger kader ............................................ 33
Q1 Art 38 adm statuut: is de wervingsreserve verplicht of niet? ..................................................... 33
Titel 2. – De aanwervingsstage ........................................................................................................... 33
Hoofdstuk 1. – Algemene bepalingen................................................................................................. 33
Q1 Artikel 39 laatste lid staat: De aanwervingsstage eindigt één jaar na het behalen van het
brevet, door Ons bepaald, op basis van een beraadslaging door de Ministerraad. Wat met
vrijwilligers die reeds een brevet hebben? Stel een vrijwilliger slaagt in het federaal
geschiktheidsattest en slaagt in de zonale proef, hoe dient zijn proeftijd dan te worden
geregeld? Want de aanwervingsstage start met het volgen van de opleiding door ons bepaald.
..................................................................................................................................................... 33
12/12/2014
3
FAQ statuut - Inhoudstafel
Q2 In art 41 laatste lid staat: de raad neemt de kosten voor het behalen van het rijbewijs C of C1
en voor het behalen van het brevet ambulancier voor zijn rekening. Wat betekent dit
concreet? Dient enkel de eerste poging voor het behalen van het rijbewijs C te worden betaald
of dient elke poging door de zone te worden betaald? Mag de raad na het slagen voor het
rijbewijs C de kosten terugbetalen aan de stagiair? ................................................................... 33
Q3 Art 39, zesde lid en art 47, 2° adm statuut: moet de stage van de vrijwilliger volbracht worden
binnen de maximumtermijn van 5 jaar, inclusief de eventuele verlengingen (max 2x 6 maand)
nav een negatieve evaluatie of mogen deze eventuele verlengingen bovenop de 5 jaar komen?
..................................................................................................................................................... 34
Hoofdstuk 2. – Evaluatie tijdens de aanwervingsstage ...................................................................... 34
Q1 Bij een negatief voorstel van evaluatie door de stagebegeleider kan het, wanneer de stagiair
het geval wenst voor te leggen aan de stagecommissie voor advies, tot 4 maand duren
alvorens definitief uitspraak wordt gedaan over het ontslag/de verlenging. (Boek 4, titel2,
hfdst.2, art. 49). Dient met deze termijn van 4 maand rekening gehouden te worden voor het
bepalen van het evaluatiemoment? Of wordt de stageperiode bij overschrijding hier
automatisch mee verlengd? In dit laatste geval, dient deze ‘feitelijke verlenging’ mee in
rekening gebracht als uiteindelijk wordt beslist tot verlenging van de stage? Of komt de 6
maand verlenging er bovenop? .................................................................................................. 34
Titel 3. – De benoeming ...................................................................................................................... 34
BOEK 5. – De loopbaan ............................................................................................................. 34
Titel 1. – De bevordering door verhoging in graad ............................................................................. 34
Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen ................................................................................................. 34
Hoofdstuk 2. - De bevorderingsvoorwaarden .................................................................................... 34
Hoofdstuk 3. - De bevorderingsstage ................................................................................................. 35
Afdeling 1. – Algemene bepalingen .................................................................................................... 35
Afdeling 2. – De evaluatie tijdens de bevorderingsstage ................................................................... 35
Afdeling 3. - De evaluatie op het einde van de bevorderingsstage .................................................... 35
Titel 2. – Mobiliteit.............................................................................................................................. 35
Q1 Wil dit zeggen dat we van korps kunnen veranderen als we aan deze voorwaarden
voldoen? Of wil dit zeggen dat de zone ons 'vrij' kan laten veranderen van korps, en we dus op
een ander gebied in de zone terecht kunnen komen? ............................................................... 35
Q2 Wat wil de 'mobiliteitsproef' zeggen? ........................................................................................ 35
Q3 Wat betekent “niet geschorst zijn bij wijze van tuchtmaatregel” in artikel 70 van het KB van
19/04/2014?................................................................................................................................ 35
12/12/2014
4
FAQ statuut - Inhoudstafel
Hoofdstuk 1. - Mobiliteit in dezelfde graad ........................................................................................ 36
Hoofdstuk 2. -Bevordering door mobiliteit......................................................................................... 36
Titel 3 – De professionalisering........................................................................................................... 36
Hoofdstuk 1. - Professionalisering in dezelfde graad en binnen dezelfde zone ................................. 36
Hoofdstuk 2. - Professionalisering door mobiliteit in een andere zone ............................................. 36
Titel 4. – De wedertewerkstelling ...................................................................................................... 36
Hoofdstuk 1 – Algemeen .................................................................................................................... 36
Hoofdstuk 2 – Wedertewerkstelling omwille van medische redenen ............................................... 36
Q1 Is er een verschil tussen wedertewerkstelling medische redenen nav een arbeidsongeval en
wedertewerkstelling medische redenen tav privé-ongeval of gewone ziekte? ......................... 36
[Q2 Wat indien iemand operationeel is en afwezig is door een arbeidsongeval, behoudt betrokkene
dan voor de shift dat hij afwezig is wegens AO het recht op een operationaliteitspremie?...... 37
Hoofdstuk 3 – Wedertewerkstelling op eigen verzoek ...................................................................... 37
Titel 5. – Eindeloopbaanregime .......................................................................................................... 37
Q1 Is er nog VVP in het nieuwe statuut? .......................................................................................... 37
Q2 In het kader van VVP, wat moet begrepen worden onder “aanneembare dienstjaren voor
opening van het recht op pensioen in de openbare sector”? .................................................... 38
Titel 6. – Uitoefening van een hoger ambt ......................................................................................... 38
Q1 Kan er ook in de toekomst verder gewerkt worden met waarnemende functies? Kan de
zoneraad bvb een waarnemende kapitein aanstellen (ook al voldoet hij, volgens de huidige
overgangsbepalingen, niet om automatisch kapitein te worden). ............................................. 38
BOEK 6 – De opleiding .............................................................................................................. 38
Q1 Hoeveel uren voortgezette opleiding zal een brandweerman dienen te volgen ? .................... 38
Q2 In art 150 staat: Het personeelslid volgt jaarlijks minimum 24 uur voortgezette opleiding om
zijn vroeger verworven competenties te behouden en reactief aan te passen en om proactief
nieuwe technieken en competenties aan te leren zodat de huidig uitgeoefende functie op
efficiënte wijze kan blijven uitgeoefend worden. Wat betekent dit concreet voor de
brandweerman-ambulanciers? Momenteel hebben zij reeds een voortgezette opleiding van 24
uur. Wordt dit dan 48 uur? ......................................................................................................... 39
Q3 Het KB administratief statuut operationeel personeel voorziet in art 150 dat ieder
(operationeel) personeelslid van een zone minimaal 24 uur voortgezette opleiding volgt,
georganiseerd door een provinciale brandweerschool (opleidingscentrum civiele veiligheid).
12/12/2014
5
FAQ statuut - Inhoudstafel
Het KB bezoldigingsregeling operationeel personeel voorziet in een bevordering in
weddeschaal (oa art 13,…) wanneer aan een aantal voorwaarden voldaan is : ........................ 39
Minstens 120 uur voortgezette opleiding georganiseerd door een opleidingscentrum civiele
veiligheid (er van uit gaande dat het gaat over 5 x 24 uur waarvan sprake in art 150 KB
administratief statuut operationeel personeel; Het volgen van minstens 50 uur (op 5 jaar)
opleiding erkend door het KCCE; ................................................................................................ 39
Wat is juist het verschil tussen een opleiding erkend door het KCCE en een opleiding georganiseerd
door een opleidingscentrum civiele veiligheid? Is een opleiding georganiseerd door een
opleidingscentrum civiele veiligheid niet steeds erkend door het KCCE ? Is het onderscheid dat
de 120 uur betrekking heeft op het behouden van reeds verworven competenties en de 50 uur
KCCE betrekking heeft op nieuwe materie ? .............................................................................. 39
Q4 De 50 uur opleiding erkend door KCCE voor verhoging in weddeschaal veronderstelt dat men
deze 50 uur opleiding niet meer dient te volgen wanneer men binnen zijn graad reeds de
hoogste weddeschaal heeft bereikt. Correct ? (De 120 uur voortgezette opleiding blijft dan nog
wel over als formele vereiste binnen het KB administratief statuut operationeel personeel). . 39
Q5 Een medewerker die een brevetopleiding volgt met het oog op de latere deelname aan een
bevorderingsproef, moet deze medewerker in het jaar van zijn brevetopleiding ook nog aan de
24 uur voortgezette opleiding van dat jaar voldoen (of mag de medewerker zijn uren van de
brevetopleiding – geheel of gedeeltelijk – als voortgezette opleiding laten tellen ?); .............. 40
Q6 Een medewerker is beroepsbrandweerman in onze zone maar ook vrijwilliger in een andere
zone. Moet de medewerker in beide zones voldoen aan zijn 24 uur voortgezette opleiding ? Is
een zonecommandant verplicht de uren voortgezette opleiding die een medewerker van zijn
zone als vrijwilliger in een andere zone heeft gepresteerd/behaald te erkennen ? Dit heeft
geen zin wanneer een medewerker in de zone waar hij vrijwilliger is, uren voortgezette
vorming heeft gepresteerd om zijn kwalificatie als gaspakdrager te behouden in zijn zone,
maar in de zone waar hij beroepsbrandweerman geen functie als gaspakdrager heeft (maar bv.
duiker is). ..................................................................................................................................... 40
BOEK 7. – De evaluatie ............................................................................................................. 40
Titel 1. – Algemene bepalingen .......................................................................................................... 40
Q1 Een evaluatieperiode bedraagt 2 jaar en een eerste evaluatiegesprek heeft plaats 2 jaar na
benoeming. Wordt de evaluatieperiode overgenomen wanneer het personeelslid overgaat
naar de zone of begint de periode te lopen vanaf het moment dat de zone opstart? .............. 40
Titel 2. – Het verloop van de evaluatie ............................................................................................... 41
Titel 3. – De beroepsprocedure .......................................................................................................... 41
Titel 4. – Gevolgen van de vermelding « onvoldoende » ................................................................... 41
12/12/2014
6
FAQ statuut - Inhoudstafel
Titel 5. De beroepskamer.................................................................................................................... 41
BOEK 8. – Organisatie van de diensttijd van de vrijwillige personeelsleden ................................ 41
Q1 Art 176 §1 Kb administratief statuut Mag een vrijwilliger een diensttijd hebben van bv 48u in
week 1, 12u in week 2, 36u in week 3 en 0 u in week 4? (=gemiddeld 24u per week gezien over
één maand) ................................................................................................................................. 41
Q2 Art 176 §2 Kb administratief statuut Betekent dit dat men de 24 u mag overschrijden indien
men voldoet aan één van de twee voorwaarden? M.a.w. voldoen aan of "een dringende
interventie om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval" of "dringende
interventie die door onvoorzien noodzakelijkheid worden vereist"? Of moet in dit geval
voldaan worden aan de beide voorwaarden? ............................................................................ 41
Q3 Art 176 §3 Kb administratief statuut Is de rustperiode van minimum 12u na een shift met een
duur tussen 12 en 24u een verplichting of een recht? Volgens Art 174 is een rustperiode niet
gelijk aan de oproepbaarheidsdienst, m.a.w. na een dienstprestatie van 12u mag een
vrijwilliger zich oproepbaar "zetten" om eventueel gevolg te geven aan een dringende
interventie? ................................................................................................................................. 41
Q4 Is de rustperiode van 36 u per periode van 7 dagen een verplichting of een recht? Kan/mag de
vrijwilliger deze periode van 36u vrij kiezen in de 14 volgende dagen?..................................... 42
Titel 1. – Algemeen ............................................................................................................................. 42
Titel 2. – Dienst- en rusttijden ............................................................................................................ 42
BOEK 9. – De administratieve standen, de afwezigheden en de verloven ................................... 42
Titel 1. – Bepalingen voor de leden van het beroepspersoneel ......................................................... 42
Hoofdstuk 1. – Administratieve standen ............................................................................................ 42
Afdeling 1. Algemene bepalingen ....................................................................................................... 42
Afdeling 2. Dienstactiviteit.................................................................................................................. 42
Afdeling 3. Non-activiteit .................................................................................................................... 42
Afdeling 4. Disponibiliteit.................................................................................................................... 42
Hoofdstuk 2. – Afwezigheden ............................................................................................................. 42
Hoofdstuk 3. – Verloven en dienstvrijstellingen ................................................................................. 42
Afdeling 1. – Algemene bepalingen .................................................................................................... 42
Afdeling 2. – Specifieke bepalingen voor de commandant en de personeelsleden van het hoger
kader belast met het leiden van een dienst............................................................................... 42
Q1 Wie heeft recht op loopbaanonderbreking en ouderschapsverlof?........................................... 43
Afdeling 3. - Dagen jaarlijks vakantieverlof ........................................................................................ 43
12/12/2014
7
FAQ statuut - Inhoudstafel
Q1 Wat verstaat men onder feestdagen ? ....................................................................................... 43
Q2. Waarom niet standaard 10 extra verlofdagen toekennen aan de brandweerlieden in
continudienst voor de 10 wettelijke feestdagen? ...................................................................... 43
Q3 (1) Als iemand kiest voor zijn oude gemeentelijke verlofstelsel, is artikel 195, §2 dan ook van
toepassing? ................................................................................................................................. 44
(2) Ingeval iemand kiest voor zijn oude verlofstelsel, zijn alle modaliteiten dan van toepassing? .... 44
Q4 Kan verlof worden overgedragen ? ............................................................................................. 44
Afdeling 4. Omstandigheidsverlof ...................................................................................................... 45
Afdeling 5. Verlof wegens dwingende redenen van familiaal belang ................................................ 45
Afdeling 6. Dienstvrijstellingen en uitzonderlijk verlof....................................................................... 45
Onderafdeling 1. – Dienstvrijstellingen .............................................................................................. 45
[Q1 Artikel 205 KB Administratief statuut : Dienstvrijstelling is de toestemming gegeven aan het
beroepspersoneelslid om gedurende de diensturen afwezig te zijn voor een bepaalde duur en
met het behoud van zijn rechten. Wat dienen wij precies te verstaan onder ‘met behoud van
zijn rechten’? Slaat dit ook op de operationaliteitspremie en de maaltijdcheques? ................. 45
Onderafdeling 2. – Uitzonderlijk verlof .............................................................................................. 46
Q1 Onbetaald uitzonderlijk verlof voor een gezinsverwant is beperkt tot maximaal 4 dagen in
totaal? Of per persoon? .............................................................................................................. 46
Afdeling 7. Verlof om een ambt uit te oefenen bij een secretariaat, een beleidscel, de cel algemene
beleidscoördinatie, een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een federaal, gemeenschaps-,
gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek mandataris of bij het kabinet van een politiek
mandataris van de wetgevende macht, verlof voor stage en verlof voor opdracht van algemeen
belang .......................................................................................................................................... 46
Onderafdeling 1. Verlof om een ambt uit te oefenen bij een secretariaat, een beleidscel, de cel
algemene beleidscoördinatie, een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een federaal,
gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek mandataris of bij het kabinet van een
politiek mandataris van de wetgevende macht.......................................................................... 46
Onderafdeling 2. Verlof voor stage..................................................................................................... 46
Onderafdeling 3. Verlof voor opdracht van algemeen belang ........................................................... 46
Afdeling 8. – Verloven toegekend aan de reservisten van het leger .................................................. 46
Afdeling 9. – Moederschapsbescherming .......................................................................................... 46
Afdeling 10. – Verlof voor Loopbaanonderbreking ............................................................................ 46
Q1 Wat met het ouderschapsverlof in de hervorming ? .................................................................. 46
12/12/2014
8
FAQ statuut - Inhoudstafel
Q2 Wordt de mogelijkheid voorzien voor deeltijdse tewerkstelling (loopbaanonderbreking, ...),
bijvoorbeeld 1/2-tijds werken om medische redenen van de brandweerman (cfr statuut politie
en verlofstatuut federale ambtenaren KB 19/12/1998)? ........................................................... 47
[Q3 Zijn er overgangsbepalingen voor een goedgekeurde loopbaanonderbreking (LBO) die start op
1/1/2015? Kan de gemeente momenteel nog aanvragen LBO goedkeuren? ............................ 47
Afdeling 11. - Adoptie- en opvangverlof ............................................................................................. 47
Afdeling 12. Afwezigheden wegens ziekte ......................................................................................... 48
Onderafdeling 1. Afwezigheidsdagen wegens ziekte ......................................................................... 48
Q1 Kunnen er nog ziektedagen worden opgebouwd in het nieuwe statuut? ................................. 48
Q2 Wat indien ziek tijdens verlof? Welke regels zijn hierin bepalend? ........................................... 48
Q3 Het berekenen bij verhaal van derden van het % ziektedagen dat niet in mindering wordt
gebracht, hoe dient dit praktisch te verlopen, gezien uitspraak vaak veel later is (art.230§1)? 48
Q4 Hoe worden aantal ziektedagen verrekend: omgezet naar uren? (Zie ook art. 235) ................. 48
Q5 Ik werk in een 24/48u-stelsel. Als ik ziek word, hoe worden mijn ziektedagen dan in rekening
gebracht? .................................................................................................................................... 48
Onderafdeling 2. Disponibiliteit wegens ziekte .................................................................................. 48
Onderafdeling 3. Controle van de afwezigheden ingevolge ziekte of ongeval .................................. 48
Onderafdeling 4. - Controle van de afwezigheden ten gevolge van een arbeidsongeval, een ongeval
op de weg van en naar het werk en een beroepsziekte ............................................................. 48
Afdeling 13. – Afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden......................... 48
Titel 2. – Bepalingen voor de leden van het vrijwillig personeel ........................................................ 49
Q1 Art 246 adm statuut: kan de opschorting van de benoeming ook tijdens de stage van de
vrijwillig brandweerman? ........................................................................................................... 49
BOEK 10. – Tuchtregeling ......................................................................................................... 49
Titel 1. – Tuchtstraffen........................................................................................................................ 49
Titel 2. – Bevoegde overheden om de tuchtstraffen uit te spreken .................................................. 49
Titel 3. – Rechten van de verdediging................................................................................................. 49
Titel 4. – Procedure ............................................................................................................................. 49
[Q1 Artikel 165 KB administratief statuut: Het beroep heeft een opschortende werking: wat
betekent dit concreet? ................................................................................................................ 49
Stel: een personeelslid heeft voor de 2de keer onvoldoende in 3 jaar en gaat in beroep binnen de
10 dagen na kennisname verslag evaluatie. De commissie heeft 2 maanden tijd voor
12/12/2014
9
FAQ statuut - Inhoudstafel
gemotiveerd advies aan de raad, de raad heeft 2 maanden tijd voor bevestiging = max 4
maanden. Dit betekent dan toch dat het personeelslid gedurende de ganse procedure gewoon
blijft werken in zijn huidige functie waarvoor hij onvoldoende kreeg? ..................................... 49
BOEK 11. – Uitvoeren van een alcohol- of drugstest .................................................................. 49
BOEK 12. – Schorsing in het belang van de dienst ...................................................................... 49
BOEK 13. – Verzekering van het vrijwilligerspersoneel .............................................................. 49
BOEK 14. – De beëindiging van een ambt .................................................................................. 49
Q1 Is de pensioenleeftijd nog steeds 65 jaar voor een operationeel personeelslid van de
hulpverleningszone ? Kan deze laatste blijven werken na 65 jaar ?........................................... 50
BOEK 15 - Bepalingen tot vastelling van de algemene beginselen van toepassing op de
operationele personeelsleden van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en
Dringende Medische Hulp ........................................................................................................ 50
BOEK 16. – Overgangsbepalingen ............................................................................................. 50
16.1. De integratie regels.................................................................................................................... 50
Q1 Gelden de regels voor de integratie van de graden zowel voor beroeps- als voor vrijwillige
brandweerlieden? ....................................................................................................................... 50
Q2 Kan ik wachten met in het nieuwe statuut te stappen, tot ik voldoende anciënniteit heb om
over te gaan naar een hogere graad? ......................................................................................... 50
Q3 Telt de periode waarin de betrokkene waarnemend dienstchef was mee als nuttige ervaring als
dienstchef voor de toepassing van art. 308 en bijlage 3?........................................................... 51
Q4 Kunnen de dienstjaren als stagiair onderluitenant (1 à 2 jaar) mee in rekening gebracht worden
in de berekening voor het bepalen van het aantal jaren dienst in de graad van
(onder)luitenant? ........................................................................................................................ 51
Q5 Enkele kapiteins die alle noodzakelijke diploma’s, met uitzondering van het brevet Dienstchef
hebben, zullen deze cursus in het najaar van 2014 volgen. Momenteel is er echter nog geen
garantie dat de opleiding reeds afgelopen zal zijn in 2014. Zal de nieuwe graad ofwel net wel
majoor worden ofwel kapitein blijven? ...................................................................................... 51
Q6 Krijgen de personen die het brevet van dienstchef verworven hebben vóór dat de opleiding
crisissituatiebeheer werd georganiseerd automatisch een gelijkschakeling voor het brevet
crisissituatiebeheer? ................................................................................................................... 51
Q7 Zal de officier die aangesteld werd op 01/01/2008 op 01/01/2015 net wel of net niet 7 jaar
anciënniteit hebben? .................................................................................................................. 51
12/12/2014
10
FAQ statuut - Inhoudstafel
Q8 Met welke oude graden moet rekening gehouden worden voor de berekening van de
graadanciënniteit? Moet er enkel rekening gehouden worden met de graad die het
personeelslid had vóór de inschaling? ........................................................................................ 52
16.2. De officier-geneesheer .............................................................................................................. 52
Q1 Moeten de zones over een officier-geneesheer beschikken? .................................................... 52
Q2 In welke graad zal de officier-geneesheer geïntegreerd worden? ............................................. 53
Q3 De algemene regel voor de vrijwilligers is een benoeming voor 6 jaar. Wat is de impact van
deze regel op de officiers-geneesheren? .................................................................................... 53
Q4 Valt het personeel opgenomen onder punt III (niet-voltijds tewerkgesteld personeel) van
artikel 6 van de bijlagen 2 en 3 bij KB 6.5.1971, onder de bepaling van art. 205 van de wet van
15 mei 2007? Op welke basis dient, bij automatische overdracht, de opdracht binnen het
administratief kader bepaald te worden? Heeft elke officier-geneesheer bij overdracht naar
het administratief kader recht op een contract voor xx aantal uren/week? ............................. 54
Q5 Is de functie van korpsarts te combineren met de functie van vrijwilliger?............................... 54
16.3. Varia ........................................................................................................................................... 54
Q1 Contract vrijwilliger : dienstnemingscontract wordt overgenomen , met bestaande resttijd .
Wat indien vrijwilliger oude statuut wenst te behouden , omwille van betere voorwaarden , en
dan na 3 jaar einde dienstneming is , kan hij dan een nieuw dienstnemingscontract tekenen
aan de oude voorwaarden ? Officieren vrijwilliger : krijgen bij invoering contract voor 6 jaar ,
indien zij dit weigeren loopt hun contract van onbepaalde duur gewoon verder , tot eervol
ontslag op 60 ? ............................................................................................................................ 54
Q2 Ziektedagen beroeps : ik veronderstel dat de opgebouwde ziektedagen worden meegenomen?
..................................................................................................................................................... 55
Q3 Wat gebeurt er bij de oprichting van de zones met de bestaande wervingsreserve voor
onderluitenant waarin geslaagde kandidaten opgenomen zijn met een bachelordiploma,
rekening houdend met het feit dat diploma niveau A vermeld wordt als aanwervingsvereiste
voor officieren in het nieuwe statuut van het KB 19/04/2014 (artikel 38, §1, 6°)? ................... 55
Q4 Blijven de bevorderingsreserves die werden gevormd vóór de overdracht geldig na de
overdracht? ................................................................................................................................. 56
Q5 Kan er afgeweken worden van de maximum 70 uren overuren die kunnen overgedragen
worden (art 319)? ....................................................................................................................... 56
Q6 Volgens artikel 312 van het administratief statuut voor het operationeel personeel van de
zone worden de werfreserves voor brandweerman en onderluitenant overgedragen naar de
zone. Als er binnen de zone meerdere werfreserves lopende zijn, geldt er dan een
12/12/2014
11
FAQ statuut - Inhoudstafel
voorrangsregel, bijv. op basis van vervaldatum? Blijft de looptijd van die reserves dezelfde of
begint die terug opnieuw te lopen?............................................................................................ 56
Q7 Volgens de voorziene overgangsbepalingen worden de personen die reeds opgenomen zijn in
een wervingsreserve voor operationele brandweermannen geacht reeds over een federaal
geschiktheidsattest te beschikken. Wat als deze wervingsreserve komt te vervallen, beschikken
de personen die dan nog op de lijst stonden nog steeds over een federaal geschiktheidsattest?
..................................................................................................................................................... 57
Q8 Personeel dat nu een bijkomende verlofdag hadden in hun oud statuut boven de 45 jaar,
behouden ze deze of vervalt dit? ................................................................................................ 57
Q9 Welke regels voor de overgang van stagiairs? Onder welk statuut vallen zij? Oud of nieuw? .. 57
Q10 Volgens art 320 kan ten persoonlijke titel voor het jaarlijks verlof van het oud statuut worden
gekozen. Is deze keuze eenmalig en definitief of kan er later nog gekozen worden voor het
verlof van het nieuw administratief statuut? ............................................................................. 57
Q11 Momenteel wordt er voor de selectieprocedure van brandweerman vrijstellingen voorzien
voor de selectieonderdelen. Wat gebeurt er met deze vrijstellingen? Kunnen deze vrijstellingen
nog behouden blijven na de hervorming? .................................................................................. 58
Q12 Momenteel zijn er personeelsleden die geen ziektekredietdagenteller (dus onbeperkte
ziektekredietdagen) hebben. Mag er voor deze groep een uitdovende regeling worden
voorzien binnen de zone? ........................................................................................................... 58
Q13 Wat moet er gebeuren (inzake premies enzo) met de personeelsleden die momenteel in een
stelsel van lichtere operationele functies zitten? ....................................................................... 58
Q14 Wat met de 80% loopbaanonderbreking die nog lopen op 1/1/2015? (zie art. 322) ................ 58
Q15 Indien een bestuur op dit moment een selectie met wervingsreserve organiseert kan ze, mits
akkoord van de zone, die wervingsreserve meenemen bij de overgang naar de zones. Klopt het
dat de personen die in deze wervingsreserve opgenomen zijn bij hun eigenlijke aanstelling ook
nog kunnen kiezen voor het oude statuut waaronder ze zijn aangeworven, ook al komen ze pas
in dienst na de start van de zone? .............................................................................................. 58
Q16 Stagiairs die aan hun stage beginnen bij een brandweerdienst maar hun stage beëindigen als
de zones van start gegaan zijn, moeten die voldoen aan de voorwaarden die van toepassing
waren bij de start van hun stage? Concreet: aan het einde van de stage moeten ze nu een
rijbewijs C gehaald hebben (op eigen kosten) en een brevet DGH, binnen het nieuwe statuut
moet dit niet. Gelden voor deze stagiairs de voorwaarden van bij de start?............................. 59
Q17 Wat gebeurt er met gestarte maar niet afgesloten tuchtprocedures na de overgang naar de
zone? Blijven deze lokaal verder lopen? Vervallen ze van rechtswege? .................................... 59
12/12/2014
12
FAQ statuut - Inhoudstafel
Q18 Kunnen medewerkers die momenteel nog in dienstactiviteit zijn maar die in aanmerking
komen voor een door de gemeenteraad goedgekeurde VVP regeling, volgend jaar nog beroep
doen op deze regeling, of vervalt deze regeling automatisch op 01/01/2015 en geldt vanaf dan
enkel de nieuwe regeling mbt eindeloopbaanregime (art 124 ev administratief statuut) ? ..... 60
Q19 a) In art. 207 van de wet van 15/5/2007 is sprake dat het administratief personeel van de zone
kan beslissen onderworpen te blijven aan de wetten en reglementen die van toepassing zijn op
het gemeentepersoneel. Voor het operationeel personeel is dit omschreven in Art 48 §1 KB 19
april 2014 geldelijk statuut. Daarnaast zijn er ook nog artikel 48, §2 KB geldelijk statuut en
artikel 322 KB 19 april 2014 administratief statuut. Zijn deze bepalingen ook (automatisch) van
toepassing op het administratief personeel of moeten deze overgangsbepalingen specifiek
opgenomen worden in het nog op te stellen administratief statuut van het administratief
personeel van de zone (en zijn deze bepalingen facultatief vrij te kiezen door de zone) ? ....... 60
b) Wil dit zeggen dat art 322 KB adm statuut ook van toepassing blijft op de personeelsleden die na
de zonevorming bevorderen maw dat ook na bevordering de mogelijkheid blijft om het huidige
verlofstelsel ‘ten persoonlijke titel’ te blijven behouden? ......................................................... 60
Q20 Door de integratieregels in bijlage 3 van het koninklijk besluit tot bepaling van het
administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszone worden
bepaalde luitenanten nu kapitein. Is het echter mogelijk dat de luitenant luitenant blijft indien
hij hier zelf voor opteert omdat hij de verantwoordelijkheden en competenties die bij kapitein
horen niet wil dragen. En indien dit kan, hoe moet dit geregeld worden? Indien hij kapitein
wordt zou het gevolg kunnen zijn dat hij bij de eerst volgende evaluatie onvoldoende krijgt? Is
dan eventueel een mogelijkheid dat hij dan kiest om terug luitenant te worden? ................... 61
Q21 Biedt de keuze voor behoud van het oude geldelijk statuut bedoeld in artikel 207 van de wet
demogelijkheid om later, met terugwerkende kracht, te kiezen voor toepassing van de nieuwe
geldelijke bepalingen? (Anders zou de keuze tot gevolg kunnen hebben dat men gedurende
een bepaalde periode de voordelen van het nieuwe statuut niet meer kan bekomen.) Kan, bij
positief antwoord, de zoneraad bepalen dat deze keuze toch beperkt wordt in tijd? .............. 61
Q22 Voor
professionalisering
moet
men
een
gunstig
evaluatieverslag
hebben.
De
evaluatieprocedure duurt 2 jaar. Kan een vrijwilliger voor professionalisering in aanmerking
komen als een evaluatie dient vooraf gegaan te worden door een functioneringsgesprek en de
procedure 2jaar duurt? In onze gemeente is er geen echte evaluatie voor de vrijwilligers, wel
voor beroeps. Mijn inziens hebben bijvoorbeeld bij interne bevordering, verlenging van een
dienstnemingsovereenkomst of benoeming in de graad van off de betrokkene een gunstig
evaluatie gekregen van de dienstchef (gezien dit zo ook in de voorwaarden vermeld is) en
kunnen zij dus per definitie deelnemen aan een professionalisering. Kan u mij kort uitleggen
hoe het nu zit met de professionalisering en de benodigde evaluatie....................................... 62
12/12/2014
13
FAQ statuut - Inhoudstafel
Q23 In de overgangsmaatregelen spreekt men in artikel 223 over de overdracht ziektedagen en
welk pakket vanuit het verleden in openbare diensten kan meegenomen worden. ................. 62
Wat met situaties waarbij mensen in het verleden bij overgang naar brandweer dat pakket niet
hebben mogen meenemen, of enkel een beperkt pakket (bvb enkel uit de stad, maar niet uit
andere openbare diensten). ....................................................................................................... 62
Q24 Artikel 326 stelt dat personeelsleden die bij de overdracht naar de zone reeds in het bezit zijn
van een goedgekeurde aanvraag inzake VVP dit recht kunnen uitoefenen in 2015. Bij hen
wordt het wachtgeld berekend op basis van het geldelijk statuut dat op het personeelslid van
toepassing was voor de overdracht van de zone. Dit gaat om personen die dus in de loop van
2015 in VVP gaan, maar op 1/1/2015 nog actief zijn. Wil dit zeggen dat deze personen niet
kunnen kiezen voor het nieuwe statuut en zij automatisch in het oude statuut blijven? Of wil
dit zeggen dat de berekeningswijze voor het wachtgeld gebeurt zoals voorzien in het oude
statuut (80% wedde + 80% premies), maar dat deze personen wel nog kunnen kiezen voor het
nieuwe statuut op 1/1/2015. Dit impliceert dat hun wachtgeld berekend op 1 jaar
voorafgaandelijk aan hun VVP, voor de maanden die nog in 2014 vielen zal berekend worden
op basis van hun oude wedde aan 80% + 80% van de zaterdag, zondag en nachtprestaties en
dat hun wachtgeld voor de maanden die vallen in 2015 berekend zullen worden op basis van
hun nieuwe wedde aan 80% + 80% van de operationaliteitspremie. ........................................ 62
Q25 Stagiairs die overgedragen worden naar de zone, kunnen zij kiezen voor het oude statuut of
komen zij bij hun definitieve benoeming automatisch in het nieuwe statuut? Gelden de
verworven rechten ( maaltijdcheques, hospitalisatieverzekering,verloven,...) voor hen? ........ 63
Q26 Kan men deeltijds administratief personeelslid en deeltijd beroepsbrandweerman zijn in
dezelfde zone? ............................................................................................................................ 63
Q27 Mag operationeel personeel permanente administratieve taken toegewezen krijgen vb.
personeelsadminsitratie?............................................................................................................ 63
Q28 Moet, naast de bijzondere rekenplichtige en de zonecommandant, nog ander zonepersoneel
de eed afleggen? ......................................................................................................................... 64
[Q29
Er worden verschillende stagiairs overgedragen naar de zone. In de zoneraad zullen we
daar de stagebegeleider opnieuw voor vaststellen. Normaal worden deze stagiairs geëvalueerd
tijdens hun stage. Maar de evaluatieprocedure is nog niet uitgewerkt. Op welke basis kunnen
we ze niettemin rechtsgeldig evalueren. Dit is belangrijk ingeval er stagiairs niet zouden
voldoen als brandweerman. ....................................................................................................... 64
BOEK 17. - Slotbepalingen ........................................................................................................ 65
[Q1 Art. 335 van het KB administratief statuut bepaalt dat de KB’s van 1967 (organisatie) en 1971
(modellen) worden opgeheven met ingang van 01.01.2015 (of uiterlijk op 01.01.2016, bij
12/12/2014
14
FAQ statuut - Inhoudstafel
opstart van zone). Deze 2 KB’s bevatten inderdaad veel artikelen over personeel, die zijn
voorzien in het nieuwe statuut, maar ook bepalingen over de volgende materies: .................. 65
Art. 23 KB 1967: de gemeenten moeten over voldoende bluswatervoorraden beschikken en moeten
ervoor waken dat er voldoende hydranten zijn en dat deze gemakkelijk bereikbaar en
bruikbaar zijn............................................................................................................................... 65
Art. 36 en 42 KB 1971: er moeten kaarten komen met de plaatsen waar water en hydranten
voorhanden zijn........................................................................................................................... 65
Art. 43 KB 1971: er moeten interventieverslagen opgesteld worden ................................................ 65
Kan u ons meedelen op welke juridische grond wij ons hiervoor na 01.01.2015 moeten baseren?. 66
Bijlage 1… lichamelijke geschiktheid van de kandidaten .................................................................... 66
Bijlage 2 medisch getuigschrift ........................................................................................................... 67
Bijlage 3 tabel vergelijking actuele en nieuwe graden diploma A of niet .......................................... 67
GELDELIJK STATUUT ........................................................................................................ 68
BOEK 1 - Algemene bepalingen ................................................................................................. 68
[Q1 Volgens de bijlage 2 zou voor een vrijwillig brandweerman met 5 jaar geldelijke anciënniteit
het uurloon 10,12 EURO bedragen. Moet dit nog vermenigvuldigd worden met index van 1,6?
Zo ja heeft de federale regering niet beslist om de index over te slaan? ................................... 68
BOEK 2 – Bepalingen voor het beroepspersoneelslid ................................................................. 68
Titel 1 – Algemene bepalingen ........................................................................................................... 68
Q1 Welke zijn de bedragen van de haard- en standplaatstoelage, vakantiegeld en
eindejaarstoelage, zijn deze anders dan in de huidige gemeentelijke regeling? ....................... 68
Q2 Het KB geldelijk statuut operationeel personeel verwijst in artikel 6, 2° naar het KB van 28
november 2008 (eindejaarstoelage federaal personeel). .......................................................... 68
De website van fedweb geeft een praktische toelichting mbt de berekening van het variabele
gedeelte van deze eindejaarstoelage: ........................................................................................ 68
“Het eerste variabele gedeelte bedraagt 2,5 % van je jaarlijkse geïndexeerde brutobezoldiging. Bij
de berekening van het wijzigbaar gedeelte wordt rekening gehouden met de haard- en
standplaatstoelage, het weddecomplement bij vrijwillige vierdagenweek en de premie voor
competentieontwikkeling (cfr. KB 25/10/2013).”....................................................................... 68
Kan een zone beslissen om de ‘diplomatoelage’ zoals opgenomen in artikel 31 van het geldelijk
statuut operationeel personeel, in rekening te brengen van het variabel gedeelte van de
eindejaarstoelage? ...................................................................................................................... 69
Titel 2 – Wedde. .................................................................................................................................. 69
12/12/2014
15
FAQ statuut - Inhoudstafel
Q1 Hoe dient men het vierde lid van artikel 8 van het geldelijk statuut te interpreteren, waarin
wordt bepaald : "Eén maand van volledige prestaties wordt gelijkgesteld met 30/30sten. De
teller wordt naar rato verminderd in geval van onvolledige prestaties." Wat in geval van
maanden van 28 of 31 dagen? .................................................................................................... 69
Titel 3 – Toekenning van de weddenschaal ingeval van bevordering door verhoging in graad ........ 69
Titel 4 – Bevordering in weddeschaal ................................................................................................. 69
Q1 Dient men, voor de overgang van een weddeschaal naar een hogere weddeschaal, een
erkende opleiding te hebben gevolgd? Worden de reeds gevolgde opleidingen gevaloriseerd?
..................................................................................................................................................... 69
Q2 Art. 12 van de bezoldigingsregeling bepaalt dat men bij zijn laatste evaluatie de vermelding
“voldoende” moet gekregen hebben om een bevordering in weddeschaal te krijgen. Een
evaluatiecyclus duurt 2 jaar. Hoe gaat men de eerste jaren te werk? ....................................... 70
Q3 Artikel 9 van het KB geldelijk statuut stelt dat men bij een bevordering nooit minder kan
verdienen dan de wedde die men in zijn vroegere graad had. De vraag stelt zich of men elk jaar
moet vergelijken. ........................................................................................................................ 70
Titel 5 – Geldelijke anciënniteit ......................................................................................................... 70
Q1 Wat gebeurt er met personeelsleden die in het verleden minder geldelijke anciënniteit
gekregen hebben dan artikel 20 e.v. van het KB geldelijk statuut toelaat? ............................... 70
Q2 Art. 21 §4 van het KB van 19 april 2014 houdende bezoldigingsregeling van het operationeel
personeel van de hulpverleningszones bepaalt dat, in afwijking van de bepalingen van de
paragrafen 2 en 3, de diensten uitgevoerd als vrijwillig personeelslid van een openbare
brandweerdienst of een zone meegerekend worden voor de berekening van de geldelijke
anciënniteit van het beroepspersoneelslid ten belope van één maand per gepresteerde
maand. ........................................................................................................................................ 70
Komen voor toepassing van deze paragraaf ook prestaties als vrijwilliger bij de civiele bescherming
in aanmerking? ............................................................................................................................ 70
Titel 6 – Premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties ................................................. 71
Q1 Een brandweerman die shiften doet of nachtwerk zal evenveel verdienen als een
brandweerman die enkel weekdagen werkt? ............................................................................ 71
Q2 Wordt deze premie belast?......................................................................................................... 71
Q3 Waarom is het beroep van brandweerman geen risicoberoep? ................................................ 71
Q4 Momenteel beschikken de vrijwillige officieren evenals de beroepsofficieren die wachtdiensten
‘officier van wacht/week’ over een wachtvergoeding (M0 03/03/1995) wat neerkomt op
3402€/jr. Voor de beroepsofficieren zitten deze waarschijnlijk vervat in de premie voor
onregelmatige prestaties.
Waar komen deze voor de officier-vrijwilliger die mee
12/12/2014
16
FAQ statuut - Inhoudstafel
wachtdiensten (van thuis uit) draait in terug? Of zullen deze wachtdiensten aan huis vergoed
worden conform de prestatievergoedingsschaal? ..................................................................... 72
Q5 Verdwijnt de premie van dienstchef, zelfs voor de leden van het personeel die gebruik maken
van artikel 207 van de wet? ........................................................................................................ 73
Q6 De operationelen kunnen een premie krijgen voor de extra uren. Wordt deze extra vergoeding
mee opgenomen voor de berekening van het vakantiegeld, eindejaarspremie, meegenomen
voor de haard – en/of standplaatstoelage? Zijn hier werkgeversbijdrage op verschuldigd?..... 73
Q7 Moet men, voor de eindeloopbaanregeling, effectief aanwezig zijn op de werkvloer om van de
75% premie en 100% wedde te kunnen genieten? .................................................................... 73
Q8 Momenteel zijn uitzonderlijke prestaties vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen. Ik
vermoed dat dit vanaf 2015 niet meer zo zal zijn. Klopt dit? En indien inhoudingen zullen
verschuldigd zijn, kunt u de nieuwe percentages dan doorgeven? ............................................ 73
Q9 Als men brandweermannen aanwerft dienen ze te starten met de cursus brandweerman en
zolang ze het brevet van persluchtdrager niet hebben kunnen ze operationeel niet ingezet
worden. De vraag die zich dan stelt is of stagiairs tijdens hun eerste weken opleiding recht
hebben op een operationaliteitspremie gezien ze niet operationeel kunnen ingezet worden
wegens ontbreken brevetten...................................................................................................... 73
Q10 Dient er voor de opleidingsuren ook een operationaliteitspremie betaald te worden?............ 74
Q11 Is de operationaliteitspremie ook verschuldigd voor de trajecten naar de opleidingsplaats? .. 74
Titel 7 – Toelage voor de uitoefening van een hogere functie ........................................................... 74
[Q1 In artikel 28 (+ artikel 42) KB geldelijk statuut operationeel personeel staat opgenomen dat het
beroepspersoneelslid de hogere functie ononderbroken moet uitoefenen gedurende ten
minste 90 dagen. Gaat het om 90 kalenderdagen of 90 werkdagen? ........................................ 74
Titel 8 – Diplomatoelage ..................................................................................................................... 74
Q1 Kan een zone beslissen om geen diplomatoelage toe te kennen aan het beroepspersoneel? . 74
Q2 Hoe wordt de diplomatoelage van het beroepspersoneel berekend? ....................................... 74
BOEK 3 – Bepalingen voor het vrijwillig personeelslid ............................................................... 75
Titel 1 – Prestatievergoeding .............................................................................................................. 75
Q1 Hoe moet de prestatievergoedingsschaal gelezen worden? Begint iedere vrijwilliger aan niveau
“0” en wordt en na het behalen van een ‘voldoende’ evaluatie en het presteren van 180 uren
(excl wachturen) deze opgeschaald met 1, of wordt gekeken naar de graadanciënniteit en
moeten we ons daarin inpassen ? .............................................................................................. 75
Q2 Is het wel de bedoeling van de schrijver van de tekst om de prestatievergoeding te beperken
tot 1u indien een vrijwilliger voor minder dan 1 uur wordt opgeroepen? ................................. 76
12/12/2014
17
FAQ statuut - Inhoudstafel
Q3 Kan voor het eerste uur (als de interventietijd kleiner is dan 60 min) meer dan één uur betaald
worden? (b.v. 1,5 uur) Kan, met andere woorden, in art. 36 „minimale” gelezen worden als een
mogelijkheid om voor één uur meer dan één uur te betalen? ................................................... 76
Q4 Binnen het gemeentebestuur werken in de technische diensten een vijftal vrijwillige
brandweermannen.
Bij een oproep verlaten ze hun dienst en genieten zij nu
dienstvrijstelling. Ik veronderstel dat vanaf 01.01.2016 vrijwilligers voor elke oproep onafhankelijk van waar ze werken- zullen vergoed worden voor alle prestaties. Hoe wordt dit
best geregeld binnen de gemeentebesturen ? ........................................................................... 76
Titel 2 – Diplomatoelage ..................................................................................................................... 77
Q1 Er wordt gesproken over een diplomatoelage voor de vrijwilligers. Is de lijst met de diploma's
die in aanmerking komen voor deze toelage up to date ? ......................................................... 77
Titel 3 – Toelage voor onregelmatige prestaties ................................................................................ 77
Q1 Moet één zelfde percentage worden toegepast voor de wachtprestaties en de interventies?
Kan men b.v. bepalen om ’s zondags de wachten te vergoeden aan 0% en de interventies aan
100%? .......................................................................................................................................... 77
Q2 De toelages voor onregelmatige prestaties voor vrijwilligers (max +25% voor nacht, max +100%
voor zat-zon-feestdag) zullen door de zoneraad gedefinieerd worden, wat indien deze toelages
lager zullen liggen dan de toelages die de gemeentebesturen momenteel hanteren? ............. 77
Q3 Is er een mogelijkheid om de beroeps en de vrijwilligers gelijkwaardig te vergoeden, in de zin
dat de vrijwilligers een gelijkwaardige vergoeding zouden krijgen aan de 38% van de beroeps,
ongeacht wanneer het uur wordt gepresteerd? ........................................................................ 78
[Q5 Artikel 40, § 7 KB geldelijk statuut operationeel personeel bepaalt dat voor eenzelfde
prestatie-uur de toelage voor onregelmatige nachtprestaties niet cumuleerbaar is met de
toelage voor onregelmatige zaterdag- of zondagprestaties. Dus deze toelage voor
nachtprestaties is wél cumuleerbaar met de toelage voor feesdagprestaties? ......................... 78
Titel 4 – Toelage voor de uitoefening van een hogere functie .......................................................... 79
Q1 Heeft de vrijwilliger recht op een bijkomende vergoeding zoals haard- of standplaatstoelage,
vakantiegeld of eindejaarspremie? ............................................................................................. 79
BOEK 4 – Bepalingen waarvan de uitvoering facultatief is ......................................................... 79
Q1 In artikel 45 (facultatieve bepalingen) van het nieuw geldelijk statuut staat dat ‘de Raad bij
reglementaire bepalingen, ter aanvulling van dit statuut de toekenningsvoorwaarden van
verschillende vergoedingen en sociale voordelen kan vastleggen…’ Betekent dit dat de
zoneraad bijkomende vergoedingen kan voorzien. Wij denken concreet aan een vergoeding
voor de wachtdienst thuis voor vrijwilligers-ambulanciers, officieren, … Kan dit? .................... 79
BOEK 5 – Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen ................................................................. 79
12/12/2014
18
FAQ statuut - Inhoudstafel
Q1 Wie geniet welke verworven rechten en wat houdt de keuze voor het oude (geldelijke) statuut
in? ................................................................................................................................................ 79
Q2 a) Wat met de erkentelijkheidspremie? ..................................................................................... 80
b) Wat moet er gebeuren met de gemeentelijk bepaalde erkentelijkheidspremie zoals deze actueel
bestaat, indien er binnen de zone een nieuw systeem van erkentelijkheidspremie zou bestaan?
..................................................................................................................................................... 80
c) Blijft de erkentelijkheidspremie ten laste van de gemeente of komt dit op rekening van de zone?
..................................................................................................................................................... 81
Q3 Sommige vrijwilligers ontvangen momenteel obv het organiek reglement van hun huidige
brandweerkorps een gunstiger berekening van de vergoeding dan deze opgenomen in art. 39
van het nieuw geldelijk statuut. Zo zijn er momenteel hogere vergoedingen voor
onregelmatige prestaties : vb. minimum 2 uur vergoed voor prestaties 's nachts en in het
weekend, 220% van de uurvergoeding in het weekend, 200% van de uurvergoeding voor
prestaties 's nachts, wil dit zeggen dat vrijwilligers die gebruik maken van art. 207 van de wet
15/05/2007 van deze hogere vergoedingen kunnen blijven genieten ? ................................... 81
Q4 Kunnen de vrijwilligers ook van deze voordelen blijven genieten nadat ze, na de resterende
duur van hun dienstnemingscontract, opnieuw tijdelijk worden benoemd voor de duur van 6
jaar of nadat ze worden bevorderd ?.......................................................................................... 81
Q5 Hoe worden de voorafgaande dienstjaren (voor de opstart van de zone) van de vrijwilligers
meegeteld voor het berekenen van de geldelijke anciënniteit? Een jaar voor een jaar of moet
ook hier reeds gerekend worden a rato van 180 prestatie-uren op jaarbasis voor een jaar. .... 82
Q6 Moeten de jaren anciënniteit aaneensluitend zijn? Quid iemand die b.v. enkele jaren uit dienst
is geweest en later terug actief is opgenomen in een (ander) korps?........................................ 82
Q7 Volgens art.51 zal het beroepspersoneelslid op geen enkel ogenblik in zijn nieuwe
weddeschaal een wedde krijgen die lager ligt dan de wedde die hij in zijn vroegere
weddeschaal gekregen zou hebben. Bij deze vergelijking wordt geen rekening gehouden met
een eventueel weddesupplement of een eventuele verhoging van de weddeschaal voor nacht-,
zaterdag- en zondagprestaties. Voor de huidige dienstchefs vervalt de premie voor dienstchef.
Kan het huidige supplement voor dienstchef niet behouden worden cfr. art 48§2 geldelijk
statuut of kan dit supplement enkel behouden worden indien er gebruikt gemaakt wordt van
de mogelijkheid vermeld in art. 207 van de wet van 15/05/2007 ? ........................................... 82
Q8 Hoe wordt iemand die een hogere functie waarneemt, ingeschaald?....................................... 83
Q9 Wanneer iemand kiest voor het behouden van zijn oud geldelijk statuut, blijft de betaling van
de wedde dan in het begin van de maand? ................................................................................ 83
12/12/2014
19
FAQ statuut - Inhoudstafel
Q10 In sommige grondreglementen van gemeentelijke brandweerdiensten staat vermeld dat er
een fictief maximum – contingent van wekelijkse prestatieuren wordt toegekend met het oog
op de vergoeding van sommige prestaties van administratieve of representatieve aard voor de
verantwoordelijke vrijwillig bevelhebber-dienstchef. Vervalt dit recht op dit aantal fictief
maximum contingent prestatieuren ook indien de huidige vrijwillig officier-dienstchef
gebruikmaakt van artikel 207 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid
aangezien de functie van ‘dienstchef’ niet meer bestaat, maar de functie vermoedelijk wordt
omgevormd tot ‘postverantwoordelijke’? .................................................................................. 83
Q11 In art 9 van het geldelijk statuut staat vermeld dat een personeelslid bij een hiërarchische
bevordering in zijn nieuwe graad nooit een wedde krijgt die lager ligt dan de wedde die hij in
zijn vroegere graad gekregen zou hebben. Momenteel ontvangen de huidige sergeant-majoors
(PB5) die bevorderen naar opperadjudant (PB6) een wedde van €29300 (geldelijke anciënniteit
min. 27 jaar). Na de invoering van het nieuwe administratief en geldelijk statuut zouden de
huidige sergeant-majoors (M0-3) echter bevorderen naar de graad van adjudant (M1-2).
Hierdoor ontvangen zij een wedde die lager ligt dan de wedde die zij in hun oude statuut
zouden hebben gekregen bij een bevordering naar (opper)adjudant (PB6 27 jaar geldelijke anc.
€29300 vs. M1-2 27 jaar geldelijke anc. €28900, een negatief verschil van €400). Indien deze
medewerkers beslissen om onderworpen te blijven aan hun huidige geldelijke statuut, kunnen
ze dan genieten van deze hogere wedde na bevordering ? ....................................................... 83
Q12 In art. 48 §1 van het geldelijk statuut staat vermeld dat het personeelslid dat gebruikt maakt
van de mogelijkheid, vermeld in art 207 Wet 15/05/2007, persoonlijk de reglementaire
bepalingen blijft genieten die op hem van toepassing waren wat de geldelijke bepalingen en de
sociale voordelen betreft, zo lang deze situatie aanhoudt. Een luitenant-vrijwilliger met een
diploma niveau A krijgt volgens de integratieregels de graad van kapitein. Indien deze
medewerker zijn huidige geldelijke bepalingen wenst te behouden, welke prestatievergoeding
krijgt deze medewerker dan ? De prestatievergoeding van luitenant of de prestatievergoeding
van kapitein van zijn oude geldelijk statuut ? ............................................................................. 84
Q13 Artikel 51 spreekt over een garantie van het behoud van wedde. Ik neem aan dat dit over een
foto gaat zonder doorgroei in de oude weddeschaal, wel met indexering? .............................. 84
Q14 Evaluatieresultaat van voor 01/01/2015 blijft dit tellen voor doorschalingen in het oude statuut
(vb. bij BWM van pb2 naar pb2bis) in 2015 en 2016? ................................................................ 84
Q15 Art. 48 §2 en §3 (geldelijk statuut) somt de verworven rechten op, net als art. 207 en 322 §2 en
§3 (administratief statuut). Moeten al deze verworven rechten als pakket beschouwd worden
of kan men over elk recht apart kiezen voor het oud of nieuw statuut. Vb. kan men kiezen om
verlof en hospitalisatieverzekering uit oud statuut kiezen en de maaltijdcheques en
fietsvergoeding uit nieuw statuut? ............................................................................................. 84
12/12/2014
20
FAQ statuut - Inhoudstafel
Q16 Indien men een paar maanden anciënniteit tekort komt om in een hogere weddeschaal te
vallen, kan men er dan voor opteren om te kiezen voor zijn oude geldelijke statuut om dan bij
een verhoging van weddeschaal over te stappen naar het nieuwe geldelijke statuut? ............ 85
Q17 Artikel 51 stelt dat men nooit een lagere wedde mag hebben in het nieuwe geldelijke statuut
dan in het oude statuut. De vraag stelt zich of men elk jaar moet vergelijken. ......................... 85
Q18 Indien iemand kiest voor behoud van het oude geldelijk statuut (art 207 wet) en dan verder
blijft doorgroeien in zijn oude functionele loopbaan, en hij kiest er later voor om (na 1.1.2015)
toch over te stappen naar het nieuwe geldelijk statuut, hoe wordt hij dan ingeschaald in de
nieuwe weddenschalen? Art. 49 bepaalt dat bij de inwerkingtreding van het statuut, voor het
beroepspersoneelslid dat geen officier is, het personeelslid de in bijlage 3 vastgelegde
weddeschaal geniet, volgens zijn graad, de weddeschaal die hij voordien genoot en,
desgevallend, zijn geldelijke anciënniteit. .................................................................................. 85
Q19 Wanneer een beroepspersoneelslid vóór de inwerkingtreding van het geldelijk statuut vooruit
betaald werd, behoudt het dit recht indien, in toepassing van art. 207 gekozen wordt voor
behoud van het oude geldelijk statuut. Als dit personeelslid op een bepaald ogenblik toch
opteert voor de bezoldiging volgens het nieuwe statuut, kan het dan beroep doen op de
overgangsbepalingen voorzien in art. 52§1 (overgangsperiode van 16 maanden om van
vooruitbetaling naar betaling na vervallen termijn over te gaan) of wordt de wedde dan
dadelijk na de maand betaald (of in de loop van de maand indien de keuze om toch over te
gaan naar het nieuwe statuut genomen wordt binnen de 16 maanden na inwerkingtreding)? 86
Q20 De weddeschaal met corresponderende anciënniteit van majoor en kolonel is in het nieuwe
statuut lager dan in ons oude (gemeentelijke) statuut. Wat betekent dit in de praktijk? Blijven
zij aan hun oude wedde betaald worden, ook al kiezen zij voor het nieuwe statuut, aangezien
het nieuw geldelijk statuut vermeld dat je in het nieuwe statuut niet minder zal verdienen (art.
50 §1)? Of betekent dit dat voor hen het kiezen voor het nieuwe statuut de consequentie heeft
dat zij maandelijks een lagere wedde zullen hebben? ............................................................... 86
Q21 Een huidige beroepsbrandweerman was bij het gemeentebestuur eerst in dienst als arbeider
bij de dienst gebouwen maar is vanaf 1996 aangeworven als beroepsbrandweerman. Op dat
moment heeft hij ook de geldelijke anciënniteit meegekregen die hij had opgebouwd binnen
het bestuur + 6 jaar privéjaren zodat hij nu op 35 jaar geldelijke anciënniteit komt. Mogen wij
de oude anciënniteit laten meetellen voor de inschakeling in de nieuwe weddeschalen ? ...... 87
Q22 Kan een persoon die momenteel een toelage geniet voor het uitoefenen van de waarnemende
functie van dienstchef, deze behouden door beroep te doen op art 207 van de wet (keuze oud
geldelijk statuut)?........................................................................................................................ 87
[Q23 (a) In artikel 48, § 2 KB geldelijk statuut operationeel personeel is er sprake van een behoud
ten persoonlijke titel van de fietsvergoeding indien deze gunstiger is dan de eventuele nieuwe
12/12/2014
21
FAQ statuut - Inhoudstafel
fietsvergoeding die door de raad wordt opgelegd. Gaat het in casu om een fietsvergoeding die
kan worden toegekend nav het traject ww-verkeer? Dus het maximaal toegelaten bedrag van
0.22 euro/km? Of betreft dit de toekenning van een fietsvergoeding voor het maken van een
dienstreis? ................................................................................................................................... 87
(b) Bijkomend, mag de zoneraad een fietsvergoeding toekennen voor het maken van een
dienstreis? Op grond van artikel 3 KB geldelijk statuut operationeel personeel is er enkel
sprake van terugbetaling van reiskosten indien gebruik gemaakt wordt van het openbaar
vervoer en eigen wagen. ............................................................................................................. 87
[Q24
Hoe
moeten
de
verworven
rechten
vermeld
in
artikel
48,
§2,
inzake
hospitalisatieverzekering begrepen worden?............................................................................. 88
[Q25 Hoe moeten de verworven rechten vermeld in artikel 48, §2 inzake maaltijdcheques begrepen
worden? ...................................................................................................................................... 88
Bijlage 1............................................................................................................................................... 88
Q1 Bij de schaal O02 en O03 voor luitenant staat op trap 24 een lager bedrag staat dan op trap 23.
Wat is het juiste bedrag? ............................................................................................................ 88
Bijlage 2 - Prestaties vergoedingsschaal ............................................................................................. 88
Q1 Moeten de bedragen van de prestatievergoedingschalen en de weddenschalen nog
vermenigvuldigd worden met de index? .................................................................................... 89
Bijlage 3 - Integratieregels in de nieuwe weddenschalen .................................................................. 89
Q1 (1) Een sergeant met 10 jaar geldelijke anciënniteit – 9 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in
PB2, PB2bis en PB3 – geniet in de huidige functionele loopbaan de weddenschaal PB4. Volgens
bijlage 3 van het geldelijk statuut geniet dit personeelslid de weddenschaal MO-2. In MO-2 is in
bijlage 1 echter geen bedrag voorzien voor de 10e weddentrap. Welke wedde geniet
betrokkene op dat ogenblik? ...................................................................................................... 89
[(2) Dit doet zich elke keer opnieuw voor bij de periodische sprongen van de baremische loopbaan.
Hoe moet dit dan geregeld worden? .......................................................................................... 89
ARBEIDSTIJD ................................................................................................................... 90
Oproepbaarheidsdienst ...................................................................................................................... 90
Q1 Is een beroepslid van de brandweer oproepbaar in oproepbaarheidsdienst of is dit enkel van
toepassing op vrijwilligers? Als dit ook van toepassing is op beroepspersoneel, hoe lang kan
men dan iemand in oproepbaarheidsdienst plaatsen? (Deze vraag is essentieel om de regeling
van officier van dienst verder te kunnen uitwerken binnen de zone.) ....................................... 90
Q2 Gaat bij een oproepbaarheidsdienst het initiatief uit van de werknemer die zich beschikbaar
verklaart? Kan hij zich dus ook onbeschikbaar stellen? .............................................................. 90
12/12/2014
22
FAQ statuut - Inhoudstafel
Q3 Wat als iemand zich niet beschikbaar kan verklaren binnen een oproepbaarheidsdienst omdat
hij te ver van de kazerne woont? ................................................................................................ 90
Q4 Is het mogelijk om een vergoeding te voorzien voor de oproepbaarheidsdienst van de
beroepsofficieren? ...................................................................................................................... 91
Q5 Na de integratie van de brandweerdiensten in de hulpverleningszones verdwijnen de
verplichtingen inzake domicilie en beschikbaarheid voor de beroepsofficieren. Wil dit zeggen
dat de beroepsofficieren geen wachtdiensten thuis meer moeten presteren?......................... 91
Q6 Kan de zoneraad aan de beroepsofficieren een maximale aankomsttijd opleggen tijdens de
oproepbaarheidsdiensten? ......................................................................................................... 92
Opt-out ............................................................................................................................................... 92
Q1 Beroeps : kiezen om niet voor opt-out te gaan kan de organisatie ernstig in het gedrang
brengen , het betekent immers dat een beroeps na zijn 38 uur niets meer doet voor de
brandweer . In grote korpsen is dit misschien wel mogelijk , maar in middelmatige organisaties
wordt het heel moeilijk indien men zijn manschappen niet extra kan oproepen of speciale
oefeningen of opleidingen kan laten volgen omdat deze niet in de normale werkuren zitten .
Kan je opt-out opleggen in kader van de beschikbaarheid, en op basis van de werking van de
organisatie ? ................................................................................................................................ 92
Q2 Hoe worden de opt out-uren betaald? Kan men in een zonevergoeding voorzien om de opt out
op sommige momenten (zon- en feestdagen) aantrekkelijk te maken? .................................... 92
Q3 Stel dat men kiest voor het nieuwe geldelijke statuut en in een 38urensysteem + 10u opt-out
werkt.
Hoe
worden
de
opt-out-uren
dan
vergoed?
Tellen
ze
mee
voor
de
operationaliteitspremie? Kunnen er nog overuren gepresteerd worden in dergelijk systeem? 93
Q4 Kan de vergoeding voor opt-out-uren voor beroeps per gepresteerde minuut betaald worden?
..................................................................................................................................................... 93
[Q5 Hoe verloopt de arbeidstijdregeling in die situatie (interpretatie Q2 FAQ statuut-arbeidstijd –
varia) In een 38-urenregeling kan een voltijds personeelslid nog 10 u extra presteren en een
deeltijds personeelslid zoveel uren als er nog rest tussen de deeltijdse werkbreuk en 48u, met
een max. van 24 u/week. Dus oproepen tijdens de kantooruren tellen niet in de extra 10u (bij
voltijds personeelslid)? ............................................................................................................... 93
[Q6 Als pas na 4 maanden berekend kan worden welke uren in opt-out vallen en welke niet, werk
je in dat geval toch met overdracht van opt-out-uren over de week heen? Kan opt-out dan
maar om de 4 maanden betaald worden en slechts om de 4 maanden vastgesteld worden
welke overuren gerecupereerd moeten worden?...................................................................... 94
Bijv. opt out voor 10u/week, arbeidsduur van 38u/week (voorbeeld voor de gemakkelijkheid over 4
weken i.p.v. 4 maanden, maar logica is dezelfde) ...................................................................... 94
12/12/2014
23
FAQ statuut - Inhoudstafel
Week 1: 40 u gepland en 50 gewerkt ................................................................................................. 94
Week 2: 36 u gepland en gewerkt ...................................................................................................... 94
Week 3: 36u gepland en 50 gewerkt .................................................................................................. 94
Week 4: 40 u gepland en gewerkt ...................................................................................................... 94
Totaal gewerkt: 176 u i.p.v. 152 = 24 u teveel ................................................................................... 94
Wat is correct:..................................................................................................................................... 94
20 u opt out betalen en 4 u in recup overuren................................................................................... 94
24 u opt out en geen overuren ........................................................................................................... 94
[Q7 Als iemand tekent voor opt-out hier als beroeps en is vrijwilliger in een ander korps, kunnen
die 10 opt-outuren voor de vrijwilligers dan ingepland worden in een schema om bvb met de
ziekenwagen te rijden in een beurtsysteem in het weekend te samen met andere vrijwilligers?
..................................................................................................................................................... 94
[Q8 (a) Wat als in een korps zowel beroeps als vrijwilligers zijn kan die beroeps dan ook nog 10 optouturen bij doen als vrijwilliger in datzelfde korps? ................................................................... 94
(b) Kunnen die uren als vrijwilliger in gepland worden (zelfde korps)? Maw kunnen opt-uren
gepland worden in een rooster , want zo maak je beroepsuren bij, zonder een 48 uur regeling
te hebben? .................................................................................................................................. 95
[Q9 Kan een administratief/technisch medewerker dat op het kader staat van de brandweer nog
optreden als vrijwilliger en 24 uur extra doen , of zijn dit dan 10 extra opt –uren. Opt-out
bestaat toch niet voor technisch administratief personeel in brandweerkader? ...................... 95
Q10 Kunnen de majoor en de kolonel genieten van de opt-out? ...................................................... 95
[Q10
Zouden de volgende mogelijkheden om de opt-out uren te vergoeden mogelijk zijn? ....... 96
Bijvoorbeeld: ....................................................................................................................................... 96
1.
minimum 2 uur en elk begonnen uur is een uur......................................................................... 96
2.
een vaste premie zonder toepassing van de operationaliteitspremie en minimum 1 uur en elke
begonnen uur is een uur ............................................................................................................. 96
Meer dan 38u arbeidstijd ................................................................................................................... 96
Q1 Wij behoren tot één van de zones i.v.m. de uitzondering van de arbeidstijd. Hoe is de verloning
geregeld betreffende de uren tussen 38 en 48 uur? (Vast werkregime, niet opt-out) Worden
deze uren ook aan 1/1850ste betaald, of is er hier een andere regel van toepassing?............... 96
Q2 Kan een zone kiezen voor 2 systemen van arbeidstijd binnen de zone bvb een deel in 48 uren
en een deel in 38. Wat dan bij mutatie van iemand die nu in 38 staat en naar een 48 uur wil.
Wordt dit nog toegelaten?.......................................................................................................... 97
12/12/2014
24
FAQ statuut - Inhoudstafel
Q3 Hoe moet "de bijkomende vergoeding" geïnterpreteerd worden ? Uiteraard moet voor elk
effectief gepresteerd uur de operationaliteistpremie betaald worden, maar : kan deze
operationaliteitspremie de minimale "bijkomende vergoeding" zijn of is de bijkomende
vergoeding minimaal het basisuurloon (1/1850e) voor elk uur boven de 38 uur gemiddeld + de
operationaliteitspremie (dit zou dan betekenen dat de bijkomende vergoeding een vergoeding
is bovenop het extra basisuurloon + operationaliteitspremie). Mag de bijkomende vergoeding,
buiten de operationaliteitspremie, berekend worden op basis van de effectief gepresteerde
uren of moet dit bijgeteld worden bij het basisloon (bv. in een 42 urenweek : dient het basis
jaarloon verhoogd te worden met 52 x 4 uur, ongeacht het verlofstelsel en eventuele
ziektedagen,...) of mag er berekend worden op basis van het effectief aantal gepresteerde
uren t.o.v. een 38 urenweek met hetzelfde verlofstelsel ? ........................................................ 97
Q4 Wat moet er concreet gebeuren indien er geen akkoord kan bereikt worden met de syndicale
organisaties over de arbeidstijd boven de 38u per week en de bijkomende vergoeding ervan?
..................................................................................................................................................... 98
Q5 Wie kan/moet de aanvraag tot tussenkomst van een sociaal bemiddelaar doen? Is dat de
vakorganisatie of de zone of een mogelijkheid voor allebei?..................................................... 98
Q6 Indien men voor 38u + 10u opt-out kiest, kan men max. 10u extra per week werken. Is er voor
iemand die voor 38u kiest een maximum opgelegd inzake te presteren overuren? ................. 99
Q7 Als men beroepsbrandweerman is in een zone en men naast de vaste shiften ingezet wil
worden binnen het voormalig vrijwilligerskorps impliceert dit dat men automatisch moet
kiezen voor 38u + 10u opt-out? Of kan dit ook binnen een gewone 38u-regeling (wat zou
impliceren dat men het “overwerk” dat men doet in het vrijwilligerskorps dient te recupereren
in zijn vaste shiften als beroeps)? ............................................................................................... 99
Varia .................................................................................................................................................... 99
Q1 Kan een 24-uurs shift eigenlijk nog blijven voortbestaan? In de memorie van toelichting wordt
gesteld dat enkel in uitzonderlijke situaties de maximale dagelijkse of wekelijkse arbeidsduur
mag overschreden worden. Daarbij wordt gesteld dat een schouwbrand eigenlijk valt onder
een gebruikelijke activiteit van een hulpdienst en dus geen uitzonderlijke situatie is die toelaat
om af te wijken van de dagelijkse of wekelijkse arbeidsduur. Hoe kan dit nu effectief
geïnterpreteerd worden?............................................................................................................ 99
Q2 Is het mogelijk om de functie van administratief personeelslid van de zone te cumuleren met
een functie als vrijwilliger binnen dezelfde zone? .................................................................... 100
Q3 Stel dat men kiest voor het nieuwe geldelijke statuut en in een 38urensysteem werkt. Hoe
worden overuren dan vergoed? Tellen ze mee voor de operationaliteitspremie? .................. 101
Q4 De adjudant krijgt een operationaliteitspremie van 38%. In het nieuwe statuut specificeert
men echter niet of deze een dienstrooster heeft van het operationeel team of een
12/12/2014
25
FAQ statuut - Inhoudstafel
administratief dienstrooster. U moet begrijpen dat wij, als operationeel adjudant in ploeg
onder het oude statuut met uitzonderlijke prestaties en dag-, nacht- en weekendshiften, niet
willen overgaan naar 5 weekdagen van 8 tot 17u. ................................................................... 101
Q5 Art 5, 7 en 8 van de wet van 19 april 2014 zijn niet van toepassing op leidinggevend personeel.
Betekent dit dat voor hun arbeidstijdregeling wel nog de wet van 14 december 2000 van
toepassing is? ............................................................................................................................ 102
Q6 De gemiddelde diensttijd wordt bekeken op 4 maanden. In principe mag men op het einde van
die periode geen uren ter recuperatie van de 38h-week meer staan hebben. In welke mate is
er een minimale overdracht mogelijk op het einde van die periode naar het begin van de
volgende periode? Vb. iemand moet door een interventie langer werken zijn allerlaatste shift
van de periode, waardoor hij extra overuren krijgt. ................................................................. 102
Q7 Art. 4 van de wet van 19/04/2014 stelt dat de richtlijnen niet van toepassing zijn op personeel
dat een leidinggevende functie heeft en autonoom beslist over zijn arbeidstijd. Zij blijven dus
werken in het huidige (glijdend) 38h-systeem, waarbij overuren gerecupereerd dienen te
worden en betaald worden. Zij hoeven zich niet aan de periode van 4 maanden te houden.
Klopt dit? ................................................................................................................................... 102
Ambulanciers niet-brandweerman .................................................................................104
Q1 Wat gebeurt er met de ambulanciers niet-brandweerman?.................................................... 104
Q2 Diverse brandweerlui leveren ook prestaties voor de dienst 100 (ambulances). Op dit moment
zijn ze in de hoedanigheid van vrijwillige ambulanciers wél onderworpen aan de sociale
zekerheid (30,95%). Blijft dit zo voor 2015 en volgende jaren, of zullen de ambulanciersvrijwilligers een zelfde statuut krijgen toegekend als de brandweerman-vrijwilligers en dus
vrijgesteld worden van socialezekerheidsbijdragen (tenzij ze het grensbedrag overschrijden)?
................................................................................................................................................... 104
Q3 Wat gebeurt er met de verpleegkundigen in het technisch administratief kader van de huidige
brandweerkorpsen? Sommigen hadden als benoemingsvoorwaarde dat ze het brevet
brandweerman dienden te behalen, anderen niet................................................................... 104
Q4 Kan een ambulancier/verpleegkundige niet-brandweerman ook Opt-Out-uren doen of niet (ik
vermoed van niet vermits zij geen operationaliteitspremie genieten), kunnen zij nog overuren
doen en welke zijn dan de modaliteiten (ik vermoed dat gepresteerde uren dienen
gerecupereerd), zijn zij ook in de mogelijkheid wat betreft de arbeidstijd/duur om meer dan
38u/week te presteren en welk zijn dan de modaliteiten? ...................................................... 105
Q5 Kunnen de ambulanciers eventueel als vrijwillige brandweerman optreden (mits behalen van
het brevet brandweerman)? ..................................................................................................... 105
Q6 Kunnen de ambulanciers eventueel overschakelen naar het operationeel brandweerpersoneel
als zij het brevet zouden hebben behaald ? ............................................................................. 106
12/12/2014
26
FAQ statuut - Inhoudstafel
[Q7 Hoe gaat de overgang van een contractuele ambulancier niet-brandweerman naar de zone?
Moeten deze mensen gestatutariseerd worden, omdat ze opgenomen worden in het
operationeel personeel van de zone? Kunnen we deze ambulanciers in een niet-operationeel
kader weerhouden binnen de zone en daar een oplossing voor uitwerking in de
rechtspositieregeling van het administratief personeel? ......................................................... 106
27
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
ADMINISTRATIEF STATUUT
BOEK 1. - Algemene bepalingen
Q1 Zal de Koning, zoals in het verleden, een model van (organiek) reglement vaststellen voor de
punten die door de zoneraad moeten bepaald worden (b.v. vergoeding van de vrijwilligers,
…)?
Q2 Moet er een soort organiek reglement voor de zone worden gemaakt?
Nee. Het KB vormt zelf de basis. Telkens als in het KB betreffende het geldelijke statuut of het
KB betreffende het administratieve statuut een vrijheid wordt gegeven aan de zone om
bepalingen op te nemen in een reglement, kan de zone dit doen in aparte reglementen of in
één reglement. De benaming van dit reglement is door de zone te bepalen. Bijvoorbeeld kan
dit
zijn
“reglement
betreffende
de
aanvullende
(zonale)
bepalingen
van
het
administratief/geldelijk statuut van het operationeel personeel”. De bepalingen van het KB
Statuut mogen niet gekopieerd worden in dit zonale reglement.
BOEK 2. – Rechten en plichten
Titel 1. – Algemene rechten en plichten
Titel 2. – Bijzondere plichten bij interventies
Q1 Moet de zonecommandant de hoogste in graad zijn binnen de zone ?
De functie van zonecommandant betreft een mandaatfunctie. Art. 114 van de Wet van 15 mei
2007 betreffende de civiele veiligheid bepaalt dat de uit de selectieprocedure als best
gerangschikte kandidaat door de raad in zijn functie wordt aangewezen voor een
hernieuwbare periode van zes jaar.
Art. 4 van het KB van 26 maart 2014 tot vaststelling van het functieprofiel van de commandant
van een hulpverleningszone en van de nadere bepalingen voor zijn selectie en zijn evaluatie
legt de voorwaarden vast waaraan de kandidaat voor de functie van zonecommandant moet
voldoen (zie ook artikel 17 voor de termijn tot 1 januari 2020).
Onder deze voorwaarden is niet vermeld dat de zonecommandant de hoogste in graad binnen
de zone moet zijn.
Art. 109 van de wet van 15 mei 2007 stelt dat de zonecommandant verantwoordelijk is voor de
leiding, de organisatie en het beheer evenals de verdeling van de taken binnen de zone. Het
12/12/2014
28
FAQ statuut - Administratief statuut
betreft hier duidelijk zowel een administratieve, als een operationele leiding. Dit blijkt ook uit
de functiebeschrijving opgenomen als bijlage aan het KB.
Bij een interventie zal het dus de zonecommandant zijn die de operationele leiding op zich
neemt, ongeacht de graad van de andere aanwezige officieren, zelfs als deze hoger in graad
zijn dan de zonecommandant zelf.
29
Anderzijds is het vermoedelijk wel zo dat het veelal veel zo zal zijn dat de zonecommandant
niet ter plaatse gaat bij een interventie, en de leiding overlaat aan één van zijn officieren.
Bovendien, concreet voor uw vraag met betrekking tot een noodsituatie zoals bedoeld in het
KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen : de functiebeschrijving
in de bijlage aan het KB van 26/03/2014 bepaalt dat de zonecommandant de
beleidscoördinatie van discipline 1 in het coördinatiecomité moet verzekeren. In de praktijk zal
de zonecommandant dus niet de functie opnemen van Dir-CP-Ops. Art. 10, §4, 2° van het KB
van 16/02/2006 bepaalt immers dat de functies van de verantwoordelijke van discipline 1
binnen het coördinatiecomité en van Dir-CP-Ops niet cumuleerbaar zijn.
BOEK 3. – Onverenigbaarheden en cumulatie van beroepsactiviteiten
Titel 1. – Onverenigbaarheden
Q1 Je bent beroepsbrandweerman in een korps en daarnaast vrijwillig sergeant in een korps in
dezelfde zone. Is dit een onverenigbaarheid en zijn er overgangsmaatregelen voorzien
(uitdoofbeleid)? Welke graad krijgt de betrokkene?
Er is inderdaad een onverenigbaarheid tussen de functie van beroeps en de functie van
vrijwillig brandweerman in dezelfde zone (zie artikel 22 KB administratief statuut).
Er zijn geen overgangsmaatregelen voorzien om deze functies te blijven cumuleren omdat dit
juridisch niet mogelijk is. De betrokkene zal waarschijnlijk opteren om als beroeps aan de slag
te blijven in de zone en krijgt de eraan verbonden graad. Men kan zijn eventueel hogere graad
als vrijwilliger niet ‘meenemen’.
Er zijn wel een aantal maatregelen voorzien in de wet van 19 april 2014 tot vaststelling van
bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden.
Kort samengevat komt het erop neer dat een beroeps bovenop zijn gemiddelde arbeidsduur
van 38u/week nog 10 uur extra kan presteren (als beroeps) op zijn eigen verzoek (=opt-out).
Wanneer hij meer dan gemiddeld 38u/week zou werken, kan hij het aantal uren extra
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
presteren tot aan gemiddeld 48u/week (vb. gemiddeld werkt hij al 42u/week, dan kan hij nog
max 6u extra per week werken bij wijze van opt-out).
Er is een uitzonderlijke overgangsmaatregel die uitdovend is (in 7 welbepaalde zones):
wanneer men beroeps en vrijwilliger was in een verschillend korps van dezelfde zone, kan men
4u extra presteren (als beroeps), ook als men hierdoor boven een gemiddelde arbeidsduur van
30
48u/week zou uitkomen.
Deze regel wordt overzichtelijk uitgelegd in de handleiding, p 25 en 26, punt 4.1.3.
Q2 Is het mogelijk om de functie van administratief personeelslid van de zone te cumuleren met
een functie als vrijwilliger binnen dezelfde zone?
Zie antwoord op vraag Q4 van de punt Varia onder het hoofdstuk “Arbeidstijd” (ongeveer
pagina 53 van dit document)
Q3 Ik ben beroepsofficier bij een korps en vrijwilliger bij een ander korps. De korpsen behoren
tot dezelfde zone. In de beide functies heb ik dezelfde graad en ik kies om beroeps te
blijven. In artikel 22 1° lees ik de onverenigbaarheid tussen beroeps en vrijwilliger. In artikel
23 lees ik dat de raad de onverenigbaarheid moet vaststellen en die moet dan beëindigd
worden binnen de 6 maanden. Kan ik nog 6 maanden de beide functies (beroeps en
vrijwilliger) blijven uitoefenen na de start van de hulpverleningszone?
Het klopt niet dat u de functie van beroeps en vrijwilliger nog 6 maanden na de
inwerkingtreding van de zone kan blijven uitoefenen. Artikel 23 van het Kb administratief
statuut is van toepassing in het nieuwe statuut, voor nieuw vastgestelde onverenigbaarheden.
Er zijn geen overgangsbepalingen genomen om deze toestand van onverenigbaarheid tijdelijk
verder te zetten na de overdracht naar de zone, omdat deze toestand niet strookt met het Kb
administratief statuut, noch met het principe uit het sociaal recht dat men voor dezelfde
werkgever dezelfde activiteiten niet onder 2 verschillende hoedanigheden mag uitoefenen.
Bij de overdracht naar de zone wordt de onverenigbaarheid beroeps-vrijwilliger in dezelfde
zone ogenblikkelijk vastgesteld en wordt deze bij de overdracht zelf vermeden, in de zin dat de
betrokkene maar in 1 hoedanigheid overgedragen wordt, m.n. diegene die hij verkiest (dat zal
normaal gezien die van beroeps zijn).
Q4 Is er een regeling voorzien voor administratieve medewerkers van de zone die ook
vrijwilliger is in dezelfde zone. Wat is de voorziene regeling als een administratieve kracht
tijdens zijn werkuren in de hoedanigheid van administratief personeelslid wordt opgeroepen
als vrijwilliger voor een interventie? Moet dit gezien worden als een dienstvrijstelling met
behoud van wedde en moet dit personeelslid dan eveneens betaald worden als vrijwillige
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
brandweer? Of kan hij enkel betaald worden voor zijn interventie en moet dit personeelslid
dienstvrijstelling krijgen zonder behoud van zijn wedde?
Wat betreft de administratieve toestand van het zonaal administratief personeelslid dat
tijdens de dienst opgeroepen wordt voor een interventie, dit zal geregeld moeten worden in
het administratief statuut van het administratief personeel dat de zone zal opstellen.
31
Tot nu toe was dit geregeld in artikel 212 van de rechtspositieregeling BVR 7.12.2007. De zone
kiest echter zelf hoe ze dit wil invullen.
Q5 Wat moet er gebeuren als een administratief personeelslid tijdens zijn diensttijd opgeroepen
wordt voor een interventie en tijdens deze interventie een ongeval krijgt? Kan dit gezien
worden als een arbeidsongeval?
Indien de betrokkene een arbeidsongeval krijgt tijdens een interventie waarbij hij optreedt als
vrijwillig brandweerman, betreft het een arbeidsongeval overkomen als vrijwillig
brandweerman. De betreffende regeling is terug te vinden in artikelen 298 en 299 van het KB
adm statuut.
Titel 2. – Cumulatie van beroepsactiviteiten van het beroepspersoneelslid
BOEK 4. - De aanwerving, de aanwervingsstage en de benoeming
Titel 1. – De aanwerving
Hoofdstuk 1. – Het federaal geschiktheidsattest
Q1 Zijn de kosten verbonden aan het bekomen van een medisch attest om de
geschiktheidsproeven te mogen aanvangen ten laste van de kandidaat?
Ja.
[Q2 Wanneer ik in de toekomst zou solliciteren voor de functie van beroepsbrandweerman,
hetzij in mijn huidige zone, hetzij in een andere brandweerzone, moet ik dan nog een
federaal geschiktheidsattest behalen? Of beschouwt men dit als "behaald" omwille van xaantal jaren actieve dienst en behaalde brevetten?
Iemand die momenteel vrijwillig brandweerman is en in de toekomst wil solliciteren voor een
beroepsfunctie bij aanwerving zal eerst het federaal geschiktheidsattest moeten behalen. Het
omgekeerde geldt trouwens ook: een beroepslid dat elders vrijwilliger wil worden zal ook het
federaal geschiktheidsattest moeten behalen. ] Update 12/12/2014
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
[Q3 Is er al duidelijkheid wanneer en hoe dit federaal geschikhteidsattest kan behaald
worden? Ligt dit in de schoot van de zones of van de provinciale scholen?
De voorbereidingen om proeven voor het federaal geschiktheidsattest te organiseren zijn aan
de gang. De FOD BiZa zal deze organiseren in samenwerking met de brandweerscholen. In
afwachting van de organisatie van deze proeven kunnen de zones wel personeel aanwerven
door gebruik te maken van de bestaande wervingsreserves. Wie in een dergelijke werfreserve
zit, wordt geacht houder te zijn van een federaal geschiktheidsattest (cfr. art. 312 KB
19/04/2014).] Update 12/12/2014
Hoofdstuk 2. – Oproep tot kandidaten door de raad
Q1 In art 36 van het administratief statuut staat vermeld dat de raad een woonplaats- of
beschikbaarheidsverplichting voor vrijwillige personeelsleden kan opleggen door middel van
een beslissing gemotiveerd in functie van de operationele organisatie van de zone.
Momenteel hebben sommige korpsen in onze zone deze verplichting ook voor
beroepspersoneelsleden in hun statuut opgenomen. Kan/mag de raad dit ook opleggen
voor (bepaalde) beroepspersoneelsleden in functie van de operationele organisatie van de
zone (vb. voor de officieren van wacht) ?
Het
is
in
het
nieuwe
statuut
niet
meer
mogelijk
een
woonplaats-
of
beschikbaarheidsverplichting op te leggen aan de beroepspersoneelsleden. Deze kunnen
echter oproepbaar zijn in het kader van een oproepbaarheidsdienst. Zie verder punt
“Oproepbaarheidsdienst” onder het hoofdstuk “Arbeidstijd”.
Hoofdstuk 3. – De aanwerving van het personeel van het basiskader
[Q1 Mogen wij in een aanwervingsprocedure kandidaten toelaten die geen militiegetuigschrift
afgeven omdat zij niet onder de dienstplichtwet vallen?
Over de aanwervingsvoorwaarde "aan de dienstplichtwetten voldoen" kan het volgende
gezegd worden:
Ondanks de afschaffing van de dienstplicht in België, blijft de vereiste om voldaan te hebben
aan de dienstplichtwetten bij de aanwerving van personeelsleden gehandhaafd om 2 redenen:
−
de vereiste geldt nog voor alle Belgische mannelijke kandidaten, geboren voor 1
januari 1976. Zij moeten nog steeds voldoen aan de dienstplichtwetten en dienen
hiervan het bewijs te leveren d.m.v. een militiegetuigschrift. Een getuigschrift blijft
vereist indien betrokkene destijds zijn burgerdienst heeft vervuld of
gewetensbezwaren heeft aangetekend.
12/12/2014
32
FAQ statuut - Administratief statuut
−
de dienstplicht bestaat nog in sommige andere lidstaten van de EER. Een kandidaat uit
een EER-lidstaat waar de dienstplicht nog geldt, dient eveneens te voldoen aan de
dienstplichtwetten van zijn land.
Men moet “voldoen aan de dienstplichtwetten”, maar men moet daarvoor niet altijd een
specifiek document kunnen voorleggen. Een militiegetuigschrift is nodig voor mannelijke
Belgische kandidaten, geboren voor 1/1/1976. Als het aan de hand van de nationaliteit, leeftijd
of het geslacht al duidelijk is dat de persoon buiten het toepassingsgebied van de
dienstplichtwet valt, is er geen document vereist.] Update 12/12/2014
Hoofdstuk 4. – De aanwerving van het personeel van het hoger kader
Q1 Art 38 adm statuut: is de wervingsreserve verplicht of niet?
Ja, deze is verplicht.
Titel 2. – De aanwervingsstage
Hoofdstuk 1. – Algemene bepalingen
Q1 Artikel 39 laatste lid staat: De aanwervingsstage eindigt één jaar na het behalen van het
brevet, door Ons bepaald, op basis van een beraadslaging door de Ministerraad. Wat met
vrijwilligers die reeds een brevet hebben? Stel een vrijwilliger slaagt in het federaal
geschiktheidsattest en slaagt in de zonale proef, hoe dient zijn proeftijd dan te worden
geregeld? Want de aanwervingsstage start met het volgen van de opleiding door ons
bepaald.
De regels inzake de gelijkstelling van huidige brevetten met de toekomstige brevetten zullen
bepaald worden door het nieuwe Kb opleiding. Los daarvan moet artikel 39 zo gelezen worden
dat de stage van een stagiair die al het benodigde brevet heeft, 1 jaar zal duren. Dat staat zo
in het Verslag aan de Koning.
Q2 In art 41 laatste lid staat: de raad neemt de kosten voor het behalen van het rijbewijs C of C1
en voor het behalen van het brevet ambulancier voor zijn rekening. Wat betekent dit
concreet? Dient enkel de eerste poging voor het behalen van het rijbewijs C te worden
betaald of dient elke poging door de zone te worden betaald? Mag de raad na het slagen
voor het rijbewijs C de kosten terugbetalen aan de stagiair?
Artikel 41 bevat geen beperking van het aantal pogingen, want het behalen van het rijbewijs C
of C1 en van het brevet ambulancier is een benoemingsvoorwaarde voor het
bereopsbrandweerlid. Elke poging moet dus door de zone betaald worden.
Het is niet aan de stagiair om de kosten voor te schieten.
12/12/2014
33
FAQ statuut - Administratief statuut
Elke deelneming aan een examen moet echter wel toegelaten worden. Eventuele misbruiken
door een stagiair kunnen altijd via de evaluatievan de stage omkaderd worden.
Q3 Art 39, zesde lid en art 47, 2° adm statuut: moet de stage van de vrijwilliger volbracht
worden binnen de maximumtermijn van 5 jaar, inclusief de eventuele verlengingen (max 2x
6 maand) nav een negatieve evaluatie of mogen deze eventuele verlengingen bovenop de 5
34
jaar komen?
De totale stageperiode kan niet langer zijn dan 5 jaar voor een vrijwillig stagiair (behalve
ingeval van verlenging op basis van art 40, §2 – afwezigheden). De eventuele verlengingen
inzake evaluatie moeten binnen deze maximumduur vallen.
Hoofdstuk 2. – Evaluatie tijdens de aanwervingsstage
Q1 Bij een negatief voorstel van evaluatie door de stagebegeleider kan het, wanneer de stagiair
het geval wenst voor te leggen aan de stagecommissie voor advies, tot 4 maand duren
alvorens definitief uitspraak wordt gedaan over het ontslag/de verlenging. (Boek 4, titel2,
hfdst.2, art. 49). Dient met deze termijn van 4 maand rekening gehouden te worden voor het
bepalen van het evaluatiemoment? Of wordt de stageperiode bij overschrijding hier
automatisch mee verlengd? In dit laatste geval, dient deze ‘feitelijke verlenging’ mee in
rekening gebracht als uiteindelijk wordt beslist tot verlenging van de stage? Of komt de 6
maand verlenging er bovenop?
Het samenvattend eindverslag van de stage wordt altijd op het einde van de stage opgesteld.
Indien de stagebegeleider de verlenging voorstelt en de stagiair gaat in beroep, wordt de stage
automatisch verlengd met de termijn nodig om dit beroep te behandelen. De maximum 6
maand verlenging moet geteld worden vanaf het einde van de stage, dus niet pas vanaf de
uitspraak in beroep.
Titel 3. – De benoeming
BOEK 5. – De loopbaan
Titel 1. – De bevordering door verhoging in graad
Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2. - De bevorderingsvoorwaarden
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
Hoofdstuk 3. - De bevorderingsstage
Afdeling 1. – Algemene bepalingen
Afdeling 2. – De evaluatie tijdens de bevorderingsstage
Afdeling 3. - De evaluatie op het einde van de bevorderingsstage
35
Titel 2. – Mobiliteit
Q1 Wil dit zeggen dat we van korps kunnen veranderen als we aan deze voorwaarden voldoen?
Of wil dit zeggen dat de zone ons 'vrij' kan laten veranderen van korps, en we dus op een
ander gebied in de zone terecht kunnen komen?
Mobiliteit betekent dat men zelf kan vragen om overgeplaatst te worden naar een andere
zone met behoud van zijn graad, of zelfs via bevordering. Er moet dan wel binnen die zone een
vacature vacant verklaard worden door de zoneraad (zie art. 67 e.v. KB 19/04/2014
administratief statuut). Voor vrijwilligers moet er uiteraard steeds rekening worden gehouden
met de bereikbaarheid van de kazerne binnen een redelijke termijn.
Overplaatsingen binnen de zone, van de ene post naar de andere, zijn ook mogelijk. Dit kan
zowel op verzoek van de betrokkene als door de werkgever omwille van organisatorische
redenen. Deze overplaatsingen zijn geen mobiliteit in de zin van het KB administratief statuut.
Uiteraard moet in het geval van vrijwilligers steeds rekening worden gehouden met de
bereikbaarheid van de kazerne binnen een redelijke termijn.
Q2 Wat wil de 'mobiliteitsproef' zeggen?
Via deze proef wordt de motivatie, de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat
met de functiebeschrijving getest. De zoneraad zal beslissen waaruit die proef precies zal
bestaan.
Q3 Wat betekent “niet geschorst zijn bij wijze van tuchtmaatregel” in artikel 70 van het KB van
19/04/2014?
De voorwaarde "niet geschorst zijn bij wijze van tuchtmaatregel" in art. 70 van het KB van
19/04/2014 administratief statuut (B.S. 1/10/2014) betekent dat men vanaf het moment van
de aanvraag niet geschorst mag zijn. Eerdere schorsingen die afgelopen of verjaard zijn,
vormen dus geen bezwaar.
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
Hoofdstuk 1. - Mobiliteit in dezelfde graad
Hoofdstuk 2. -Bevordering door mobiliteit
Titel 3 – De professionalisering
Hoofdstuk 1. - Professionalisering in dezelfde graad en binnen dezelfde zone
36
Hoofdstuk 2. - Professionalisering door mobiliteit in een andere zone
Titel 4. – De wedertewerkstelling
Hoofdstuk 1 – Algemeen
Hoofdstuk 2 – Wedertewerkstelling omwille van medische redenen
Q1 Is er een verschil tussen wedertewerkstelling medische redenen nav een arbeidsongeval en
wedertewerkstelling medische redenen tav privé-ongeval of gewone ziekte?
Indien het een arbeidsongeval is, is de arbeidsongevallenwet van 3.7.1967 van toepassing en
het KB van 13.7.1970. De enige bepaling mbt de vergoeding tijdens de wedertewerkstelling is
artikel 6, §2, van de wet.
Art 6 bepaalt:
Ҥ 1. Zolang het slachtoffer de uitoefening van ambten behoudt, mogen de rente bedoeld in
artikel 3, eerste lid, 1°, b, en de bijslag bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, c, niet hoger liggen
dan 25 % van de bezoldiging op grond waarvan de rente werd vastgesteld.
§ 2. Het slachtoffer die ongeschikt is bevonden om zijn ambt uit te oefenen maar die andere,
met zijn gezondheidstoestand verenigbare ambten kan vervullen, kan volgens de regelen en
binnen de grenzen die zijn statuut bepaalt, weder tewerkgesteld worden in een betrekking
welke met zulk een ambt overeenkomt.
Het wedertewerkgestelde slachtoffer behoudt het voordeel van de bezoldigingsregeling welke
hij genoot toen het ongeval zich voordeed of de beroepsziekte werd vastgesteld.”
Onder het voordeel van de bezoldigingsregeling wordt begrepen de baremische loopbaan.
Daaronder vallen niet de toelagen of premies.
Artikel 25 van het KB geldelijk statuut heeft betrekking op de wedertewerkstelling wegens
medische redenen, zonder onderscheid of dit nav privéongeval/ziekte of nav arbeidsongeval is.
Artikel 25 is dus ook van toepassing ingeval van wedertewerkstelling medische redenen nav
arbeidsongeval. Dat betekent dat er geen recht is op 100% van de operationaliteitspremie,
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
maar op 25% ervan (administratieve, technische, logistieke functie) of op 75% ervan
(operationele functie).
[Q2 Wat indien iemand operationeel is en afwezig is door een arbeidsongeval, behoudt
betrokkene dan voor de shift dat hij afwezig is wegens AO het recht op een
operationaliteitspremie?
37
Wat betreft de tijdelijke arbeidsongeschiktheid nav een arbeidsongeval, geldt het volgende.
Art 3bis van de arbeidsongevallenwet van 03.07.1967 bepaalt het volgende:
“Onder voorbehoud van de toepassing van een meer gunstige wets- of verordeningsbepaling
genieten de personeelsleden op wie deze wet van toepassing werd verklaard, gedurende de
periode van tijdelijke ongeschiktheid tot de datum van volledige hervatting van het werk, het
voordeel van de bepalingen die voor een tijdelijke volledige ongeschiktheid door de wetgeving
op de arbeidsongevallen of door de wetgeving op de beroepsziekten zijn vastgesteld.”
Dat betekent dat zij 90% van het gemiddelde dagloon krijgen. Er is immers geen gunstiger
bepaling voor het operationeel personeel in het KB geldelijk statuut voorzien.
Het gemiddelde dagloon betreft volgens artikel 34 en 35 van de wet van 10.04.1971 ieder
bedrag of ieder in geld waardeerbaar voordeel dat rechtstreeks of onrechtstreeks door de
werkgever aan zijn werknemer wordt toegekend ingevolge de tussen hen bestaande
arbeidsverhouding, alsmede het vakantiegeld, (…) hetzij dat de toekenning ervan voortvloeit
uit (…) een reglement, (…)uit het gebruik of uit een statuut,. Het vakantiegeld wordt niet
beschouwd als loon voor de berekening van de vergoedingen verschuldigd voor de tijdelijke
arbeidsongeschiktheid. Daarna volgt een opsomming van een aantal vergoedingen die expliciet
uitgesloten zijn.
De premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties [is niet opgenomen in deze
opsomming van uitgesloten vergoedingen en maakt dus deel uit van het gemiddeld dagloon
die geldt als basis voor de vergoeding van de tijdelijke arbeidsongeschiktheid.] Update
21/11/2014
Hoofdstuk 3 – Wedertewerkstelling op eigen verzoek
Titel 5. – Eindeloopbaanregime
Q1 Is er nog VVP in het nieuwe statuut?
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
Ja, alhoewel het nieuwe statuut (KB 19/04/2014) niet voorziet in eenzelfde systeem van verlof
voorafgaand aan het pensioen zoals het actueel bestaat in de steden en gemeenten die het
ingevoerd hebben op basis van het KB van 03/06/1999.
In het nieuwe statuut is het alleen wanneer er geen lichtere aangepaste functie kan gevonden
worden voor de persoon die in de voorwaarden verkeert en een aanvraag indient, dat een VVP
toegekend wordt. Het betreft dus geen automatisch recht voor de persoon die in de
voorwaarden is. (zie art 124 – 136 van het KB van 19/04/2014 tot bepaling van het
administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones)
Q2 In het kader van VVP, wat moet begrepen worden onder “aanneembare dienstjaren voor
opening van het recht op pensioen in de openbare sector”?
Onder “aanneembare dienstjaren voor opening van het recht op pensioen in de openbare
sector” moet worden begrepen de dienstjaren gepresteerd in de publieke sector; de jaren
gepresteerd in de privésector of als vrijwillig brandweerman tellen hier niet mee.
Voor de volledigheid: de jaren gepresteerd in de privésector of als vrijwillig brandweerman
tellen wel mee voor de loopbaanvoorwaarde voor het recht op vervroegd pensioen zoals
bepaald in art 125, §1, 3° van het KB van 19/04/2014 (toekomstig, voor de zones) en zoals
bepaald in artikel art 3, §3, 3° KB 03/06/1999 (huidig stelsel). Men moet uiteraard aan alle
voorwaarden tegelijk voldoen om recht op VVP/eindeloopbaanregime te hebben.
Titel 6. – Uitoefening van een hoger ambt
Q1 Kan er ook in de toekomst verder gewerkt worden met waarnemende functies? Kan de
zoneraad bvb een waarnemende kapitein aanstellen (ook al voldoet hij, volgens de huidige
overgangsbepalingen, niet om automatisch kapitein te worden).
Ja, de uitoefening van hogere functies is geregeld in art. 137 e.v. van het KB van 19/04/2014.
De zoneraad moet uiteraard die voorwaarden en regels respecteren en kan niet zomaar
iemand aanduiden als waarnemende kapitein buiten de regels om.
BOEK 6 – De opleiding
Q1 Hoeveel uren voortgezette opleiding zal een brandweerman dienen te volgen ?
Artikel 150 van het administratieve statuut bepaalt dat het operationeel personeelslid jaarlijks
minimaal 24 uren voortgezette opleiding volgt, georganiseerd door een erkend
opleidingscentrum - in de mate van het mogelijke gegeven in de zone.
12/12/2014
38
FAQ statuut - Administratief statuut
De commandant of zijn afgevaardigde kan wel bijkomende uren voortgezette opleiding
organiseren.
Q2 In art 150 staat: Het personeelslid volgt jaarlijks minimum 24 uur voortgezette opleiding om
zijn vroeger verworven competenties te behouden en reactief aan te passen en om proactief
nieuwe technieken en competenties aan te leren zodat de huidig uitgeoefende functie op
efficiënte wijze kan blijven uitgeoefend worden. Wat betekent dit concreet voor de
brandweerman-ambulanciers? Momenteel hebben zij reeds een voortgezette opleiding van
24 uur. Wordt dit dan 48 uur?
De verplichte voortgezette opleiding voor de badge 100 wordt niet in aanmerking genomen
voor de verplichte 24u voortgezette opleiding bedoeld in artikel 150. De brandweermanambulancier moet dus aan beide verplichtingen voldoen.
Q3 Het KB administratief statuut operationeel personeel voorziet in art 150 dat ieder
(operationeel) personeelslid van een zone minimaal 24 uur voortgezette opleiding volgt,
georganiseerd door een provinciale brandweerschool (opleidingscentrum civiele veiligheid).
Het KB bezoldigingsregeling operationeel personeel voorziet in een bevordering in
weddeschaal (oa art 13,…) wanneer aan een aantal voorwaarden voldaan is :
Minstens 120 uur voortgezette opleiding georganiseerd door een opleidingscentrum civiele
veiligheid (er van uit gaande dat het gaat over 5 x 24 uur waarvan sprake in art 150 KB
administratief statuut operationeel personeel; Het volgen van minstens 50 uur (op 5 jaar)
opleiding erkend door het KCCE;
Wat is juist het verschil tussen een opleiding erkend door het KCCE en een opleiding
georganiseerd door een opleidingscentrum civiele veiligheid? Is een opleiding georganiseerd
door een opleidingscentrum civiele veiligheid niet steeds erkend door het KCCE ? Is het
onderscheid dat de 120 uur betrekking heeft op het behouden van reeds verworven
competenties en de 50 uur KCCE betrekking heeft op nieuwe materie ?
Een verschil zit inderdaad in de inhoud: de (5x)24u betreft voortgezette opleiding bedoeld om
vroeger verworven competenties te behouden. Het andere verschil is dat de voortgezette
opleiding wordt door de brandweerscholen georganiseerd tenzij de 50u zullen niet
noodzakelijk georganiseerd worden door de BWscholen.
Q4 De 50 uur opleiding erkend door KCCE voor verhoging in weddeschaal veronderstelt dat men
deze 50 uur opleiding niet meer dient te volgen wanneer men binnen zijn graad reeds de
hoogste weddeschaal heeft bereikt. Correct ? (De 120 uur voortgezette opleiding blijft dan
nog wel over als formele vereiste binnen het KB administratief statuut operationeel
personeel).
12/12/2014
39
FAQ statuut - Administratief statuut
Inderdaad. De 50 uur opleiding is enkel een voorwaarde voor verhoging in de weddenschaal,
als men in de hoogste weddenschaal van zijn graad zit, heeft men geen belang meer bij deze
bepaling. De 24u per jaar is een verplichting voor iedereen, onafhankelijk van de geldelijke
loopbaan.
Q5 Een medewerker die een brevetopleiding volgt met het oog op de latere deelname aan een
bevorderingsproef, moet deze medewerker in het jaar van zijn brevetopleiding ook nog aan
de 24 uur voortgezette opleiding van dat jaar voldoen (of mag de medewerker zijn uren van
de brevetopleiding – geheel of gedeeltelijk – als voortgezette opleiding laten tellen ?);
Wat in aanmerking komt voor de 24u, wordt momenteel nog bepaald in het kader van het
nieuwe KB opleiding. Waarschijnlijk zullen zowel brevetten als getuigschriften als attesten in
aanmerking komen. De besprekingen zijn echter nog gaande, dus dit is nog niet definitief.
Q6 Een medewerker is beroepsbrandweerman in onze zone maar ook vrijwilliger in een andere
zone. Moet de medewerker in beide zones voldoen aan zijn 24 uur voortgezette opleiding ?
Is een zonecommandant verplicht de uren voortgezette opleiding die een medewerker van
zijn zone als vrijwilliger in een andere zone heeft gepresteerd/behaald te erkennen ? Dit
heeft geen zin wanneer een medewerker in de zone waar hij vrijwilliger is, uren voortgezette
vorming heeft gepresteerd om zijn kwalificatie als gaspakdrager te behouden in zijn zone,
maar in de zone waar hij beroepsbrandweerman geen functie als gaspakdrager heeft (maar
bv. duiker is).
Wat in aanmerking komt voor de 24u, wordt momenteel nog bepaald in het kader van het
nieuwe KB opleiding. De besprekingen zijn echter nog gaande, dus dit is nog niet definitief. De
betrokkene zou niet verplicht zijn om in beide hoedanigheden de 24u voortgezette opleiding
te volgen, op voorwaarde dat de gevolgde 24u in beide functies nuttig zijn in de zin van artikel
150 KB adm statuut. De betrokken zones kunnen ter zake afspraken maken.
BOEK 7. – De evaluatie
Titel 1. – Algemene bepalingen
Q1 Een evaluatieperiode bedraagt 2 jaar en een eerste evaluatiegesprek heeft plaats 2 jaar na
benoeming. Wordt de evaluatieperiode overgenomen wanneer het personeelslid overgaat
naar de zone of begint de periode te lopen vanaf het moment dat de zone opstart?
Het is zeker niet de bedoeling van het nieuwe administratieve statuut om alle bevorderingen
de eerste 2 jaren te blokkeren. Daarom is in de overgangsbepaling van art. 317 van het KB
administratief statuut van 19/04/2014 (B.S. 1/10/2014) het volgende bepaald:
12/12/2014
40
FAQ statuut - Administratief statuut
“Art. 317. De evaluatievoorwaarde « voldoende », vermeld in de artikelen 56, 70, 87 en 92, is
slechts van toepassing na het einde van de eerste evaluatieperiode gevoerd krachtens dit
besluit.”
Voor de bevorderingen moet de laatste evaluatie bekeken worden. In het begin zal dit de
evaluatie van het oude statuut zijn, daarna (na de eerste cyclus van 2 jaar) zal de nieuwe
evaluatie van het nieuwe statuut tellen. De evaluatieperiode wordt dus niet overgenomen.
Men start een nieuwe volgens het nieuwe statuut. Men kan wel nog beroep doen op het
laatste evaluatieresultaat van de oude evaluatieprocedure (die stopgezet wordt).
Titel 2. – Het verloop van de evaluatie
Titel 3. – De beroepsprocedure
Titel 4. – Gevolgen van de vermelding « onvoldoende »
Titel 5. De beroepskamer
BOEK 8. – Organisatie van de diensttijd van de vrijwillige personeelsleden
Q1 Art 176 §1 Kb administratief statuut Mag een vrijwilliger een diensttijd hebben van bv 48u in
week 1, 12u in week 2, 36u in week 3 en 0 u in week 4? (=gemiddeld 24u per week gezien
over één maand)
Dat is inderdaad mogelijk.
Q2 Art 176 §2 Kb administratief statuut Betekent dit dat men de 24 u mag overschrijden indien
men voldoet aan één van de twee voorwaarden? M.a.w. voldoen aan of "een dringende
interventie om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval" of
"dringende interventie die door onvoorzien noodzakelijkheid worden vereist"? Of moet in
dit geval voldaan worden aan de beide voorwaarden?
Voldoen aan één van de twee voorwaarden is voldoende. De bedoeling is dat een interventie
die aan het einde van een 24u-shift binnenkomt toch nog wordt afgewerkt.
Q3 Art 176 §3 Kb administratief statuut Is de rustperiode van minimum 12u na een shift met
een duur tussen 12 en 24u een verplichting of een recht? Volgens Art 174 is een rustperiode
niet gelijk aan de oproepbaarheidsdienst, m.a.w. na een dienstprestatie van 12u mag een
vrijwilliger zich oproepbaar "zetten" om eventueel gevolg te geven aan een dringende
interventie?
12/12/2014
41
FAQ statuut - Administratief statuut
De bepalingen over de diensttijd zijn in de eerste plaats ter bescherming van de vrijwilliger zelf.
Het gaat dus om een recht van de vrijwilliger. Anderzijds dient de werkgever er voor te zorgen
dat hij over uitgeruste vrijwilligers beschikt en dus kan hij ook bepalen dat iemand de eerste
12u na een lange shift (tussen 12 en 24u) niet opgeroepen wordt. Dit dient precies te worden
geregeld in het huishoudelijk reglement, waarvan sprake in art. 177 §1.
Q4 Is de rustperiode van 36 u per periode van 7 dagen een verplichting of een recht? Kan/mag
de vrijwilliger deze periode van 36u vrij kiezen in de 14 volgende dagen?
Het gaat ook hier om een recht van de vrijwilliger. Anderzijds dient de werkgever er voor te
zorgen dat hij over uitgeruste vrijwilligers beschikt. De afspraken over het nemen van 36u rust
per week moeten ook precies worden geregeld in het huishoudelijk reglement, waarvan
sprake in art. 177 §1.
Titel 1. – Algemeen
Titel 2. – Dienst- en rusttijden
BOEK 9. – De administratieve standen, de afwezigheden en de verloven
Titel 1. – Bepalingen voor de leden van het beroepspersoneel
Hoofdstuk 1. – Administratieve standen
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Afdeling 2. Dienstactiviteit
Afdeling 3. Non-activiteit
Afdeling 4. Disponibiliteit
Hoofdstuk 2. – Afwezigheden
Hoofdstuk 3. – Verloven en dienstvrijstellingen
Afdeling 1. – Algemene bepalingen
Afdeling 2. – Specifieke bepalingen voor de commandant en de personeelsleden van het hoger
kader belast met het leiden van een dienst
12/12/2014
42
FAQ statuut - Administratief statuut
Q1 Wie heeft recht op loopbaanonderbreking en ouderschapsverlof?
Artikel 194 van het KB statuut moet als volgt begrepen worden: de zonecommandant en de
majoors en kolonels hebben geen recht op gewone loopbaanonderbreking (zoals geregeld
door de herstelwet van 22/01/1985), maar wel op de 3 thematische vormen van
loopbaanonderbreking, nl LBO voor palliatieve zorgen, LBO voor verzorging ziek familielid en
43
LBO voor ouderschapsverlof.
Artikel 218 moet als volgt begrepen worden: iedereen heeft recht op gewone
loopbaanonderbreking (zoals geregeld door de herstelwet van 22/01/1985), behalve de
zonecommandant en de majoors en kolonels (behalve als de raad het machtigt).
Volgens artikel 217 moet de gewone loopbaanonderbreking voltijds genomen worden, de drie
thematische loopbaanonderbrekingen daarentegen niet. Deze bepalingen inzake de wijze van
opnemen gelden voor iedereen die recht heeft op de betreffende vorm van
loopbaanonderbreking.
Afdeling 3. - Dagen jaarlijks vakantieverlof
Q1 Wat verstaat men onder feestdagen ?
De feestdagen worden gedefinieerd in artikel 1, 14° van het administratief statuut: het betreft
de feestdagen bedoeld in artikel 1 van het KB van 18/04/1974, met name :
-
1 januari;
paasmaandag;
1 mei;
Hemelvaart;
pinkstermaandag;
21 juli;
Maria-Tenhemelopneming;
Allerheiligen;
11 november;
Kerstmis.
Het operationeel personeel van de zones zal dus 10 feestdagen genieten.
Q2. Waarom niet standaard 10 extra verlofdagen toekennen aan de brandweerlieden in
continudienst voor de 10 wettelijke feestdagen?
Artikel 195 van het statuut is bijzonder duidelijk. Het principe is dat het beroepspersoneelslid
op de wettelijke feestdagen met verlof is. Wanneer een feestdag op een zaterdag of een
zondag valt, krijgt het personeelslid een extra dag verlof (1/5de van zijn wekelijkse
arbeidsstelsel).
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
Daarbij, wanneer het personeelslid op een feestdag wordt opgeroepen om te werken,
ongeacht of het een zondag, zaterdag of weekdag is, geniet hij bijkomend extra verlof dat
overeenstemt met het aantal gepresteerde uren.
Indien een personeelslid die dag niet moet presteren (arbeidsstelsel, ander type verlof,
disponibiliteit, non-activiteit, ziekte, enz.), krijgt hij d’office een extra dag verlof (1/5de van zijn
wekelijkse arbeidsstelsel) wanneer de feestdag op een zaterdag of zondag valt. Hij geniet geen
extra verlof overeenstemmend met het aantal gepresteerde uren, aangezien hij geen uren
gepresteerd heeft.
Q3 (1) Als iemand kiest voor zijn oude gemeentelijke verlofstelsel, is artikel 195, §2 dan ook van
toepassing?
Neen. De simultane toepassing van beide bepalingen toestaan zou in sommige verlofsystemen
tot ongewenste resultaten leiden. Wanneer men beroep doet op artikel 322 omvat het huidig
(gemeentelijk) verlofstelsel ook de modaliteiten die van toepassing zijn binnen dat stelsel.
(2) Ingeval iemand kiest voor zijn oude verlofstelsel, zijn alle modaliteiten dan van
toepassing?
Indien men kiest voor het oude verlofstelsel, zijn inderdaad alle modaliteiten van dat stelsel
van toepassing. Dat betekent als het oude verlofstelsel in het begin van het jaar d’office alle
feestdagen geeft (bvb 12) ongeacht hoeveel men ervan zal werken, dat deze modaliteit ook
van toepassing blijft als men het oude verlofstelsel kiest.
In het nieuwe statuut krijgt men de feestdagen (als aanvullende verlof) als men ze werkt en de
feestdagen die op een zaterdag of zondag vallen, ongeacht of men ze werkt of niet.
Q4 Kan verlof worden overgedragen ?
Artikel 321 van het administratief statuut van het operationeel personeel stelt dat de dagen
jaarlijks vakantieverlof van het jaar voorafgaand aan de datum van de overdracht naar de zone
die nog niet opgenomen werden op die datum, mogen overgedragen worden tot 31 december
van het jaar waarin de datum van de overdracht valt.
Indien dus de zone dus in werking treedt op 1 januari 2015, kan het niet-opgenomen jaarlijks
verlof uit 2014 worden opgenomen tot 31 december 2015.
Verder is het zo dat artikel 197 voorziet dat de raad de modaliteiten kan vaststellen van een
eventuele overdracht van verlofdagen naar het volgend jaar. Deze overdracht is in dit geval
één jaar geldig.
12/12/2014
44
FAQ statuut - Administratief statuut
Het verlof van 2015 kan dus overgezet worden naar 2016 (indien zo voorzien door de raad),
het verlof van 2016 naar 2017, het verlof van 2017 naar 2018, enzovoort. Het kan met andere
woorden een jaarlijks wederkerende overdracht zijn, indien de raad het zo voorziet.
Het is echter niet de bedoeling van artikel 197 dat een overgedragen verlofsaldo jaren wordt
meegesleept : het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat er in 2018 nog verlof van 2015, etc., is.
45
Afdeling 4. Omstandigheidsverlof
Afdeling 5. Verlof wegens dwingende redenen van familiaal belang
Afdeling 6. Dienstvrijstellingen en uitzonderlijk verlof
Onderafdeling 1. – Dienstvrijstellingen
[Q1 Artikel 205 KB Administratief statuut : Dienstvrijstelling is de toestemming gegeven aan het
beroepspersoneelslid om gedurende de diensturen afwezig te zijn voor een bepaalde duur
en met het behoud van zijn rechten. Wat dienen wij precies te verstaan onder ‘met behoud
van zijn rechten’? Slaat dit ook op de operationaliteitspremie en de maaltijdcheques?
Wat betreft de impact van de dienstvrijstelling bedoeld in artikel 205: dienstvrijstelling is
dienstactiviteit. Volgens artikel 184 heeft het personeelslid in dienstactiviteit recht op wedde
en op verhoging in zijn weddenschaal. Hij behoudt zijn aanspraken op bevordering en op
bevordering in de weddeschaal en op toekenning van een mandaat.
Wat betreft de premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties, deze worden
toegekend voor elke daadwerkelijk gepresteerde periode (art 25 Kb geldelijk statuut).
Dienstvrijstelling is geen daadwerkelijk gepresteerde periode.
Wat betreft de maaltijdcheque worden de toekenningsvoorwaarden bepaald door het oude
gemeentelijk statuut (ingeval van toepassing art 48, §2 Kb geldelijk statuut) of door een zonale
reglementaire bepaling ter aanvulling van het statuut (art 45 KB geldelijk statuut). Het zal dus
afhangen van de formulering van deze toekenningsvoorwaarden, maar het algemeen principe
van maaltijdcheques is dat ze worden toegekend per gepresteerde werkdag. De
dienstvrijstellingen voorzien in artikel 206, §1 Kb adm statuut kunnen niet gezien worden als
‘gewerkte dagen’. Wat betreft de eventuele bijkomende dienstvrijstellingen die de zone
voorziet conform art 206, §2, kan de zone zelf oordelen of deze kunnen gezien worden als
‘gewerkte dagen’ voor wat betreft de maaltijdcheque. In de meeste gevallen zal dat echter niet
het geval zijn.] Update 21/11/2014
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
Onderafdeling 2. – Uitzonderlijk verlof
Q1 Onbetaald uitzonderlijk verlof voor een gezinsverwant is beperkt tot maximaal 4 dagen in
totaal? Of per persoon?
46
art 207, 2° is duidelijk: het zijn 4 dagen per kalenderjaar, niet per persoon.
Afdeling 7. Verlof om een ambt uit te oefenen bij een secretariaat, een beleidscel, de cel
algemene beleidscoördinatie, een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een federaal,
gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek mandataris of bij het kabinet van een
politiek mandataris van de wetgevende macht, verlof voor stage en verlof voor opdracht van
algemeen belang
Onderafdeling 1. Verlof om een ambt uit te oefenen bij een secretariaat, een beleidscel, de cel
algemene beleidscoördinatie, een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een federaal,
gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek mandataris of bij het kabinet van een
politiek mandataris van de wetgevende macht
Onderafdeling 2. Verlof voor stage
Onderafdeling 3. Verlof voor opdracht van algemeen belang
Afdeling 8. – Verloven toegekend aan de reservisten van het leger
Afdeling 9. – Moederschapsbescherming
Afdeling 10. – Verlof voor Loopbaanonderbreking
Q1 Wat met het ouderschapsverlof in de hervorming ?
Het nieuwe administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones
voorziet in artikel 217 een mogelijkheid om de loopbaan te onderbreken voor
ouderschapsverlof:
“Art. 217. §1. Het beroepspersoneelslid krijgt verlof om zijn loopbaan te onderbreken onder het
stelsel van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en het koninklijk
besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel
van de besturen.
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
§2. Het verlof, vermeld in paragraaf 1, wordt voltijds genomen, met uitzondering van
loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen, voor het bijstaan van of het verstrekken van
verzorging aan een ziek familielid en voor ouderschapsverlof.”
Q2 Wordt de mogelijkheid voorzien voor deeltijdse tewerkstelling (loopbaanonderbreking, ...),
bijvoorbeeld 1/2-tijds werken om medische redenen van de brandweerman (cfr statuut
47
politie en verlofstatuut federale ambtenaren KB 19/12/1998)?
In art. 217, § 2 van het KB van 19/04/2014 (administratief statuut) wordt verduidelijkt welke
verloven voor loopbaanonderbreking deeltijds kunnen zijn (palliatieve zorgen, bijstaan van of
verstrekking van verzorging aan een ziek familielid, ouderschapsverlof). De andere verloven
voor loopbaanonderbreking zijn steeds voltijds.
Over halftijds werken om medische redenen is niets bepaald in het KB van 19/04/2014.
[Q3 Zijn er overgangsbepalingen voor een goedgekeurde loopbaanonderbreking (LBO) die start
op 1/1/2015? Kan de gemeente momenteel nog aanvragen LBO goedkeuren?
De gemeente kan momenteel nog aanvragen voor loopbaanonderbrekingen toekennen, maar
deze mogen niet starten na de datum van 31.12.2014. Dit omdat het nieuwe administratieve
statuut voor het operationeel personeel van toepassing wordt op 1.1.2015 (= datum oprichting
zone), en de nieuwe bepalingen inzake loopbaanonderbreking dan gelden (bvb enkel voltijds
mogelijk, tenzij ingeval van thematische LBO) en de zone de bevoegde overheid is als
werkgever om dergelijk verlof toe te kennen.
Er zijn geen overgangsbepalingen voor goedgekeurde aanvragen voor LBO. Er zijn enkel
overgangsbepalingen voor lopende verloven die niet voorzien zijn in het nieuwe statuut: deze
lopen na 1.1.2015 verder volgens de bepalingen van het gemeentelijk statuut (art 324 Kb adm
statuut). Wanneer deze aflopen, zullen ze niet meer verlengd kunnen worden. Lopende
verloven die wel voorzien zijn in het nieuwe statuut, lopen na 1.1.2015 verder volgens de
bepalingen van het gemeentelijk statuut (art 323 Kb adm statuut). Wanneer deze aflopen,
kunnen ze verlengd worden conform de bepalingen van het nieuwe statuut.
Strikt gezien mocht de gemeente geen aanvraag goedkeuren voor een verlof dat start op
1.1.2015, deze zou ten laatste moeten starten op 31.12.2014.
Al dit bovenstaande geldt voor het operationeel personeel. Voor het administratief personeel
zal de zone zelf het statuut bepalen, incl de nodige overgangsbepalingen.] Update 12/12/2014
Afdeling 11. - Adoptie- en opvangverlof
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
Afdeling 12. Afwezigheden wegens ziekte
Onderafdeling 1. Afwezigheidsdagen wegens ziekte
Q1 Kunnen er nog ziektedagen worden opgebouwd in het nieuwe statuut?
Zie art.223 van het administratief statuut: a rato van 21d per 12 maanden dienstanciënniteit.
48
Q2 Wat indien ziek tijdens verlof? Welke regels zijn hierin bepalend?
Artikel 200 bepaalt dat de vakantie opgeschort wordt ingeval van ziekte, voor zover er
medische controle mogelijk is.
Q3 Het berekenen bij verhaal van derden van het % ziektedagen dat niet in mindering wordt
gebracht, hoe dient dit praktisch te verlopen, gezien uitspraak vaak veel later is (art.230§1)?
Dit moet achteraf geregulariseerd worden (herberekening ziektedagen en eventueel
regulariseren als men in disponibiliteit gegaan is).
Q4 Hoe worden aantal ziektedagen verrekend: omgezet naar uren? (Zie ook art. 235)
Artikel 192 (1 dag =1/5e van de wekelijkse arbeidsregeling) is van toepassing op het
ziekteverlof.
Q5 Ik werk in een 24/48u-stelsel. Als ik ziek word, hoe worden mijn ziektedagen dan in rekening
gebracht?
Het administratief statuut voorziet dat het aantal ziektedagen 21 dagen per twaalf maanden
anciënniteit is. (artikel 223).
Onder dag verstaat men een duur die gelijk is aan een vijfde van de wekelijkse arbeidsregeling.
Als het beroepspersoneelslid 38u/week werkt, kan hij dus als « ziekteverlof » tot 9.576
minuten (= 21 x 7u36 minuten)krijgen.
Als deze persoon ziek is tijdens zijn prestatie van 24u, dan houdt deze daarna nog 8.136
minuten (= 9.576 minuten - 1440 minuten) ziekteverlof over.
Onderafdeling 2. Disponibiliteit wegens ziekte
Onderafdeling 3. Controle van de afwezigheden ingevolge ziekte of ongeval
Onderafdeling 4. - Controle van de afwezigheden ten gevolge van een arbeidsongeval, een
ongeval op de weg van en naar het werk en een beroepsziekte
Afdeling 13. – Afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
Titel 2. – Bepalingen voor de leden van het vrijwillig personeel
Q1 Art 246 adm statuut: kan de opschorting van de benoeming ook tijdens de stage van de
vrijwillig brandweerman?
Art 182 bepaalt welke verloven niet van toepassing zijn op de stagiair; art 246 wordt niet
vermeld. Dus de opschorting van de benoeming is ook mogelijk tijdens de stage. Conform art
40 zal de stage verlengd worden met deze periode.
BOEK 10. – Tuchtregeling
Titel 1. – Tuchtstraffen
Titel 2. – Bevoegde overheden om de tuchtstraffen uit te spreken
Titel 3. – Rechten van de verdediging
Titel 4. – Procedure
[Q1 Artikel 165 KB administratief statuut: Het beroep heeft een opschortende werking: wat
betekent dit concreet?
Stel: een personeelslid heeft voor de 2de keer onvoldoende in 3 jaar en gaat in beroep
binnen de 10 dagen na kennisname verslag evaluatie. De commissie heeft 2 maanden tijd
voor gemotiveerd advies aan de raad, de raad heeft 2 maanden tijd voor bevestiging = max 4
maanden. Dit betekent dan toch dat het personeelslid gedurende de ganse procedure
gewoon blijft werken in zijn huidige functie waarvoor hij onvoldoende kreeg?
De opschortende werking van het beroep betekent inderdaad dat zolang er geen uitspraak in
beroep is, de betrokkene in dienst blijft.] Update 12/12/2014
BOEK 11. – Uitvoeren van een alcohol- of drugstest
BOEK 12. – Schorsing in het belang van de dienst
BOEK 13. – Verzekering van het vrijwilligerspersoneel
BOEK 14. – De beëindiging van een ambt
12/12/2014
49
FAQ statuut - Administratief statuut
Q1 Is de pensioenleeftijd nog steeds 65 jaar voor een operationeel personeelslid van de
hulpverleningszone ? Kan deze laatste blijven werken na 65 jaar ?
Ja, de pensioenleeftijd in de openbare sector blijft 65 jaar.
Het administratief statuut bepaalt overigens in artikel 300 dat « het ambt van de
beroepspersoneelsleden eindigt […] 5° door eervol ontslag, vermeld in artikel 304 ; »,
50
Het eervol ontslag wordt verleend aan het beroepspersoneelslid in de volgende gevallen :
-
op het einde van de maand waarin hij op pensioen gaat;
op het einde van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Het is mogelijk om te blijven werken na 65 jaar: het tweede, derde en vierde lid van artikel 304
laten het beroepspersoneelslid en het vrijwillig personeelslid toe om in dienst te blijven na het
bereiken van de leeftijdsgrens.
Deze verlenging is mogelijk mits voldaan wordt aan 2 voorwaarden:
-
De machtiging van de raad voor de maximale duur van één jaar (telkens verlengbaar met
één jaar);
Het slagen door het personeelslid voor een cardiorespiratoire test.
BOEK 15 - Bepalingen tot vastelling van de algemene beginselen van toepassing op de
operationele personeelsleden van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en
Dringende Medische Hulp
BOEK 16. – Overgangsbepalingen
16.1. De integratie regels
Q1 Gelden de regels voor de integratie van de graden zowel voor beroeps- als voor vrijwillige
brandweerlieden?
Bij de overgang naar de zone gelden de regels over de integratie van de graden (artikel 308 en
bijlage 3 van het KB van 19/04/2014) inderdaad zowel voor beroepspersoneel als voor vrijwillig
personeel.
Q2 Kan ik wachten met in het nieuwe statuut te stappen, tot ik voldoende anciënniteit heb om
over te gaan naar een hogere graad?
Nee, de voorwaarden die gesteld worden in artikel 308 en bijlage 3 van het KB van 19/04/2014
moeten voldaan zijn op het moment van de inwerkingtreding van de zone (in principe
01/01/2015 – zie art. 336).
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
De mogelijkheid om te kiezen tussen het oude en nieuwe statuut betreft enkel het geldelijke
statuut.
U kan dus niet kiezen om te wachten en over te stappen naar het nieuwe statuut tot op het op
moment dat u over X jaar dienstanciënniteit zou beschikken.
Eenmaal
het
nieuwe
statuut
in
werking
getreden
is,
gelden
de
nieuwe
bevorderingsvoorwaarden (zie art. 56 van het KB van 19/04/2014).
Q3 Telt de periode waarin de betrokkene waarnemend dienstchef was mee als nuttige ervaring
als dienstchef voor de toepassing van art. 308 en bijlage 3?
De periode waarin de betrokkene waarnemend dienstchef was, telt mee als nuttige ervaring
als dienstchef. Er moet een officiële aanduiding tot waarnemend dienstchef gebeurd zijn door
een beslissing van de gemeenteraad.
Q4 Kunnen de dienstjaren als stagiair onderluitenant (1 à 2 jaar) mee in rekening gebracht
worden in de berekening voor het bepalen van het aantal jaren dienst in de graad van
(onder)luitenant?
Ja, de dienstjaren als stagiair mogen mee in rekening gebracht worden voor de berekening van
de jaren anciënniteit als officier.
Q5 Enkele kapiteins die alle noodzakelijke diploma’s, met uitzondering van het brevet
Dienstchef hebben, zullen deze cursus in het najaar van 2014 volgen. Momenteel is er echter
nog geen garantie dat de opleiding reeds afgelopen zal zijn in 2014. Zal de nieuwe graad
ofwel net wel majoor worden ofwel kapitein blijven?
De
integratieregels worden toegepast op het moment van overgang naar
de
hulpverleningszones (in principe op 01/01/2015). Enkel de brevetten waarover men op dat
moment beschikt, kunnen in aanmerking komen voor de bepaling van de toepasselijke
integratieregels. Het louter volgen van een opleiding is immers geen garantie dat het brevet zal
worden behaald.
Q6 Krijgen de personen die het brevet van dienstchef verworven hebben vóór dat de opleiding
crisissituatiebeheer werd georganiseerd automatisch een gelijkschakeling voor het brevet
crisissituatiebeheer?
Zie de Ministeriele omzendbrief van 15 juli 2014 betreffende de gelijkstellingen met het brevet
van crisissituatiebeheer.
Q7 Zal de officier die aangesteld werd op 01/01/2008 op 01/01/2015 net wel of net niet 7 jaar
anciënniteit hebben?
12/12/2014
51
FAQ statuut - Administratief statuut
Op 31/12/2014, 24u00 heeft een officier die aangesteld werd op 01/01/2008 net 7 jaar
anciënniteit. De zone treedt in werking op 01/01/2015, 0u00 en dus voldoet hij aan de
voorwaarde van 7 jaar anciënniteit.
Q8 Met welke oude graden moet rekening gehouden worden voor de berekening van de
graadanciënniteit? Moet er enkel rekening gehouden worden met de graad die het
52
personeelslid had vóór de inschaling?
Neen. Het zou natuurlijk onrechtvaardig zijn dat voor een sergeant-majoor, die ingeschaald is
in de nieuwe loopbaan van sergeant, enkel de gepresteerde diensten als sergeant-majoor
meegeteld zouden worden voor zijn graadanciënniteit. Voor de berekening van zijn
graadanciënniteit zal er rekening gehouden worden met de in een openbare brandweerdienst
gepresteerde diensten als sergeant, 1ste sergeant en sergeant-majoor. Hetzelfde geldt voor de
officieren.
Het principe is dat men voor de berekening van de anciënniteit in de nieuwe graad, rekening
houdt met de gepresteerde diensten in alle oude graden die een inschaling in die nieuwe graad
mogelijk maken (zie bijgevoegde tabel). Zoals in het verslag aan de Koning vermeld, wordt de
anciënniteit overigens afzonderlijk berekend, afhankelijk van het feit dat men gewerkt heeft
als beroepsbrandweerman of als vrijwilliger.
De huidige regelgeving kadert in de overgangsbepalingen.
Ze is dus enkel van toepassing bij een eerste bevordering, bij een eerste mobiliteit in dezelfde
graad of een eerste professionalisering, en dit na een de overgang van prezone naar
hulpverleningszone.
16.2. De officier-geneesheer
Q1 Moeten de zones over een officier-geneesheer beschikken?
Er zal geen reglementaire verplichting zijn voor de zone om over een officier-geneesheer te
beschikken.
Na de hervorming zullen de huidige officier-geneesheren deel uitmaken van het administratief
personeel van de zone. De principes inzake de bevoegdheden van de geneesheer, bepaald
door de ministeriële omzendbrief van 22/09/2009, blijven van toepassing. In tegenstelling tot
wat in de omzendbrief staat, verdwijnt de verplichting om een officier-geneesheer te hebben.
De bevoegdheden van de officier-geneesheer zullen beperkt blijven tot de in de omzendbrief
van 22/09/2009 opgesomde taken:
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
Hij kan:
-
instaan voor de opleiding van de leden van de brandweerdienst inzake eerste zorgen en
reanimatie en periodiek herscholingscursussen organiseren;
-
de personeelsleden, die in dienst gekwetst worden verplegen, zelfs op de plaats van het
ongeval.
-
53
de personeelsleden informeren omtrent de mogelijkheid zich lastens de dienstnemende
overheid preventief te laten inenten tegen het hepatitis B virus;
-
de ambulancedienst van het brandweerkorps organiseren en coördineren.
Hij kan in geen geval:
-
De kandidaten voor een betrekking in de dienst onderwerpen aan arbeidsgeneeskundige
onderzoeken;
-
De gegrondheid van afwezigheid wegens ziekte nagaan.
Art. 332 van het KB administratief statuut bepaalt dat de officier-geneesheer, in dienst op het
moment van de overgang naar de zone, de eretitel van zijn graad zal kunnen behouden. De
nieuw aangeworven geneesheren, na de overgang naar de zone, zullen geen operationele
graad meer hebben.
Q2 In welke graad zal de officier-geneesheer geïntegreerd worden?
Daar de officier-geneesheer aan het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het
administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszone niet is
onderworpen, zijn de integratieregels voorzien in artikel 308 en in bijlage 3 van het
administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszone dus niet van
toepassing voor hen. Hij houdt de graad die hij voor de overgang naar de zone droeg, als
eretitel.
Q3 De algemene regel voor de vrijwilligers is een benoeming voor 6 jaar. Wat is de impact van
deze regel op de officiers-geneesheren?
De regel uit artikel 51, derde lid van het statuut, die voorziet dat de vrijwillige stagiair
benoemd wordt voor een duur van zes jaar, is niet van toepassing voor de officier-geneesheer.
Ook de regel neergelegd in artikel 331, eerste lid van het statuut, die de duur van de
benoeming voor de overgedragen vrijwillige officieren regelt, geldt ook niet voor de officiergeneesheer.
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
De zone zal in het administratief statuut dat zij moet aannemen voor haar administratief
personeel, desgevallend ook de nodige overgangsbepalingen voor de huidige officiergeneesheer moeten opnemen en de algemene bepalingen van toepassing op de geneesheer
van de zone, zoals de duur van de arbeidsrelatie en de regels inzake het beëindigen van de
arbeidsrelatie, hierbij rekening houdend met de bepalingen van de wet, zoals artikel 105 en
artikel 205 van de wet van 15.5.2007.
54
Q4 Valt het personeel opgenomen onder punt III (niet-voltijds tewerkgesteld personeel) van
artikel 6 van de bijlagen 2 en 3 bij KB 6.5.1971, onder de bepaling van art. 205 van de wet
van 15 mei 2007?
Op welke basis dient, bij automatische overdracht, de opdracht binnen het administratief
kader bepaald te worden? Heeft elke officier-geneesheer bij overdracht naar het
administratief kader recht op een contract voor xx aantal uren/week?
De functie of graad van officier-geneesheer is niet
voorzien in het Kb van 19.4.2014
administratief statuut voor het operationeel personeel. Hij maakt dus geen deel uit van het
operationeel personeel. Artikel 332 bepaalt bovendien dat de officier-geneesheer die al in
dienst is, de eretitel van zijn graad kan blijven dragen. Het niet-voltijds personeel met een suigeneris statuut als vrijwilliger, heeft eigenlijk een statutair dienstverband (in de zin van een
eenzijdig bepaalde rechtspositie, zonder evenwel vastbenoemd te zijn), de betrokkene
behoudt dus zijn sui generis statuut. Het statuut van de overgedragen officieren-geneesheer
zal bepaald zijn in het administratief statuut van het administratief personeel.
Q5 Is de functie van korpsarts te combineren met de functie van vrijwilliger?
Beide zijn combineerbaar, maar de diensttijd als vrijwilliger is beperkt tot 24u/week (en kan
verminderd worden indien u meer dan 24u/week actief bent als administratief personeelslid totaal van meer dan 48u/week mag niet).
16.3. Varia
Q1 Contract vrijwilliger : dienstnemingscontract wordt overgenomen , met bestaande resttijd .
Wat indien vrijwilliger oude statuut wenst te behouden , omwille van betere voorwaarden ,
en dan na 3 jaar einde dienstneming is , kan hij dan een nieuw dienstnemingscontract
tekenen aan de oude voorwaarden ?
Officieren vrijwilliger : krijgen bij invoering contract voor 6 jaar , indien zij dit weigeren loopt
hun contract van onbepaalde duur gewoon verder , tot eervol ontslag op 60 ?
De mogelijkheid om te kiezen tussen het oude en nieuwe statuut betreft enkel het geldelijke
statuut.
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
In het nieuwe administratieve statuut zijn alle vrijwilligers (officieren en niet-officieren)
benoemd voor een duur van 6 jaar (zie art. 51 van het KB van 19/04/2014).
De huidige dienstnemingsovereenkomst van iedere niet-officier eindigt van rechtswege op het
moment van de overdracht naar de zone. Op dat moment start zijn benoeming voor de
resterende duur van zijn huidige overeenkomst. Nadien kan hij telkens een benoeming van zes
55
jaar krijgen. (art. 331, tweede lid, KB 19/04/2014)
De huidige dienstnemingsovereenkomst van iedere officier eindigt ook van rechtswege op het
moment van de overdracht naar de zone. Op dat moment start zijn benoeming voor een duur
van zes jaar (art. 331, eerste lid, KB 19/04/2014).
De stilzwijgende verlenging van de tijdelijke benoeming van een vrijwillig brandweerman
maakt geen einde aan zijn keuze voor zijn oude (geldelijk) statuut in toepassing van artikel 207
van de wet van 15/05/2007.
Artikel 207, §2 bepaalt wel dat het nieuwe statuut van rechtswege van toepassing is bij een
benoeming, bevordering of een aanwijzing voor mobiliteit of een mandaatsfunctie (zowel voor
beroeps als vrijwilligers). Dus een bevordering stelt wel een einde aan de keuze voor het oude
(geldelijk) statuut.
Q2 Ziektedagen beroeps : ik veronderstel dat de opgebouwde ziektedagen worden
meegenomen?
De opgebouwde ziektedagen kunnen worden overgedragen overeenkomstig artikel 325 KB
19/04/2014. Dit aantal mag niet meer bedragen dan 21 dagen per jaar, verminderd met het
aantal reeds genomen ziektedagen.
Q3 Wat gebeurt er bij de oprichting van de zones met de bestaande wervingsreserve voor
onderluitenant waarin geslaagde kandidaten opgenomen zijn met een bachelordiploma,
rekening houdend met het feit dat diploma niveau A vermeld wordt als aanwervingsvereiste
voor officieren in het nieuwe statuut van het KB 19/04/2014 (artikel 38, §1, 6°)?
Artikel 312, tweede lid van het KB administratief statuut van 19.4.2014 bepaalt dat de
geslaagde kandidaten opgenomen in een wervingsreserve voor onderluitenant, geacht worden
houder te zijn van het federaal geschiktheidsattest. Niettemin moeten de kandidaten, om als
officier te kunnen aangeworven worden, ook aan de andere aanwervingsvoorwaarden van
artikel 38, §2 voldoen, waaronder punt 6°: houder zijn van een diploma niveau A. Kandidaten
zonder diploma niveau A kunnen dus niet aangeworven worden als kapitein (nieuwe
rekruteringsgraad) maar wel als brandweerman, indien deze kandidaten slagen in het
vergelijkend examen georganiseerd door de zone (interview en eventueel bijkomende proef)
en een eliminerend medisch onderzoek ondergaan, zoals bepaald in artikel 37, §2.
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
Q4 Blijven de bevorderingsreserves die werden gevormd vóór de overdracht geldig na de
overdracht?
Indien de zoneraad beslist om een bevorderingsprocedure die werd begonnen vóór de
overdracht na overdracht verder te zetten, zou dit dan kunnen betekenen dat een beslissing
van het gemeentecollege tot machtiging van het verzamelen van kandidaturen om een
bevorderingsreserve te vormen in een graad met het oog op het vervullen van de vacatures in
deze graad zou kunnen volstaan om het vormen van deze reserve na de overdracht verder te
zetten?
Artikel 315 van het statuut bepaalt dat:
“Art. 315. Bij de overdracht naar de zone, kan de raad beslissen om de door een gemeente van
zijn zone opgestarte bevorderingsprocedure verder te zetten. In dat geval zijn de
procedureregels vastgelegd in het organieke reglement van de gemeente betreffende de
bevorderingsprocedure van toepassing. De raad bepaalt desgevallend de samenstelling van
een nieuwe examencommissie overeenkomstig de regels, vermeld in artikel 57, § 1, derde tot
vijfde lid.
In afwijking van het eerste lid kan de raad beslissen om de door een gemeente van zijn zone
opgestarte bevorderingsprocedure niet verder te zetten en te beëindigen.”
De ratio legis van deze bepaling is om “gaten” te vermijden in de hiërarchische piramide
tijdens de enkele maanden die nodig zijn voor de opstelling van nieuwe
bevorderingsprocedures.
De bewoordingen “opgestarte bevorderingsprocedure” moeten dus stricto sensu begrepen
worden en beogen enkel de bevordering in een betrekking die vacant was en niet de
“overdracht” van een reeds bestaande bevorderingsreserve.
Bovendien bevat de nieuwe bevorderingsprocedure de verplichting voor de raad om te
bevorderen volgens de volgorde van rangschikking in een bevorderingsproef (art. 57).
Deze verplichting is doorgaans onverenigbaar met de overdracht van één of meerdere
gevormde gemeentelijke bevorderingsreserves zonder organisatie van een bevorderingsproef.
Q5 Kan er afgeweken worden van de maximum 70 uren overuren die kunnen overgedragen
worden (art 319)?
Het is mogelijk om meer dan 70 overuren over te dragen als de werknemer, zone en gemeente
hiermee akkoord gaan.
Q6 Volgens artikel 312 van het administratief statuut voor het operationeel personeel van de
zone worden de werfreserves voor brandweerman en onderluitenant overgedragen naar de
zone. Als er binnen de zone meerdere werfreserves lopende zijn, geldt er dan een
voorrangsregel, bijv. op basis van vervaldatum? Blijft de looptijd van die reserves dezelfde of
begint die terug opnieuw te lopen?
Artikel 312 KB 19.4.2014 administratief statuut bepaalt inderdaad dat de bestaande
wervingsreserves behouden blijven, in de zin dat de geslaagde kandidaten geacht worden
houder te zijn van een federaal geschiktheidsattest. Om effectief aangeworven te kunnen
12/12/2014
56
FAQ statuut - Administratief statuut
worden door de zone, moeten zij evenwel nog slagen voor het vergelijkend examen (interview)
en een eliminerende medisch onderzoek, uitgevoerd door de zone conform art 37, §2 of art
38, §2 van het KB.
Het federaal geschiktheidsattest is geen vergelijkend examen, dus alle geslaagden staan op
gelijke hoogte om deel te nemen aan de zonale proeven, die wel een vergelijkend examen zijn.
Er is dus geen rangorde meer tussen de geslaagde kandidaten van dezelfde of verschillende
wervingsreserves. De rangorde wordt pas bepaald na het doorlopen van het vergelijkend
examen bij de zone.
De looptijd van de reserve begint niet opnieuw te lopen, het is enkel de resterende looptijd.
Q7 Volgens de voorziene overgangsbepalingen worden de personen die reeds opgenomen zijn
in een wervingsreserve voor operationele brandweermannen geacht reeds over een federaal
geschiktheidsattest te beschikken. Wat als deze wervingsreserve komt te vervallen,
beschikken de personen die dan nog op de lijst stonden nog steeds over een federaal
geschiktheidsattest?
Wanneer de wervingsreserve verlopen is, worden de geslaagde kandidaten niet meer geacht
houder te zijn van een federaal geschiktheidsattest (art 312). Het betreft immers een
overgangsbepaling, dus per definitie van tijdelijke aard. Na het vervallen van de reserve kan
persoon de gewone aanwervingsprocedure volgen.
Q8 Personeel dat nu een bijkomende verlofdag hadden in hun oud statuut boven de 45 jaar,
behouden ze deze of vervalt dit?
Het personeelslid kan op basis van artikel 322 van het administratief statuut zijn gemeentelijk
verlofstelsel behouden, hierbij inbegrepen deze dagen boven de 45 jaar.
Q9 Welke regels voor de overgang van stagiairs? Onder welk statuut vallen zij? Oud of nieuw?
Artikel 314 bepaalt dat de lopende aanwervingsstages voortgezet worden door de
stagebegeleider aangeduid door de zone en conform de bepalingen van het nieuwe statuut.
Q10 Volgens art 320 kan ten persoonlijke titel voor het jaarlijks verlof van het oud statuut
worden gekozen. Is deze keuze eenmalig en definitief of kan er later nog gekozen worden
voor het verlof van het nieuw administratief statuut?
Artikel 322 stelt dat het beroepspersoneelslid zijn gemeentelijk verlofstelsel kan behouden. De
keuze is eenmalig (men kan het maar 1 keer behouden, wanneer men er afstand van doet, kan
men het later niet opnieuw inroepen), maar niet definitief. Wanneer de betrokkene dit wenst,
kan hij nadien overstappen naar het verlofstelsel in het nieuwe administratieve statuut.
12/12/2014
57
FAQ statuut - Administratief statuut
Q11 Momenteel wordt er voor de selectieprocedure van brandweerman vrijstellingen voorzien
voor de selectieonderdelen. Wat gebeurt er met deze vrijstellingen? Kunnen deze
vrijstellingen nog behouden blijven na de hervorming?
Artikel 312 voorziet een overgangsbepaling voor geslaagde kandidaten in een wervingsreserve,
artikel 313 voorziet een overgangsbepaling voor lopende aanwervingsprocedures.
Vrijstellingen voor onderdelen van een selectie buiten deze 2 gevallen kunnen niet behouden
blijven. De nieuwe aanwervingsprocedure verloopt via het federaal geschiktheidsattest
(nieuw) en het slagen voor een zonale selectie.
Q12 Momenteel zijn er personeelsleden die geen ziektekredietdagenteller (dus onbeperkte
ziektekredietdagen) hebben. Mag er voor deze groep een uitdovende regeling worden
voorzien binnen de zone?
Neen. Artikel 325 van het Kb administratief statuut moet onverkort toegepast worden. Er
worden geen uitzonderingen voorzien.
Q13 Wat moet er gebeuren (inzake premies enzo) met de personeelsleden die momenteel in een
stelsel van lichtere operationele functies zitten?
De personeelsleden die momenteel in een informeel systeem van lichtere operationele
functies zitten (dus niet een wedertewerkstelling wegens medische redenen op basis van het
Kb van 25.5.2003) komen bij de overdracht naar de zones niet automatisch in het stelsel van
de wedertewerkstelling op vrijwillig verzoek terecht.
Indien het personeelslid dat wenst, kan hij een aanvraag tot wedertewerkstelling indienen. Het
bepalen van de lichtere operationele taken en de administratieve, technische of logistieke
taken waarvan sprake in artikel 119, is een bevoegdheid van de zone (en niet van de Minister
zoals bepaald in artikel 126 voor wat betreft het eindeloopbaanregime).
De gevolgen voor de premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties worden bepaald
in artikel 25, derde en vierde lid van het KB geldelijk statuut.
Q14 Wat met de 80% loopbaanonderbreking die nog lopen op 1/1/2015? (zie art. 322)
Volgens artikel 217, §2 Kb administratief statuut moet 'gewone' loopbaanonderbreking voltijds
genomen worden. Artikel 324 bepaalt dat personeelsleden die een verlof genieten dat niet
voorzien is in het nieuwe statuut, dit verder blijven genieten volgens de oude toepasselijke
bepalingen. Loopbaanonderbreking 4/5e valt onder toepassing van artikel 324.
Q15 Indien een bestuur op dit moment een selectie met wervingsreserve organiseert kan ze, mits
akkoord van de zone, die wervingsreserve meenemen bij de overgang naar de zones. Klopt
het dat de personen die in deze wervingsreserve opgenomen zijn bij hun eigenlijke
12/12/2014
58
FAQ statuut - Administratief statuut
aanstelling ook nog kunnen kiezen voor het oude statuut waaronder ze zijn aangeworven,
ook al komen ze pas in dienst na de start van de zone?
De keuze voor het oude statuut ligt vervat in artikel 207 van de wet, dat spreekt over het
personeel dat al in dienst is. Kandidaten in een wervingsreserve zijn geen personeel dat al in
dienst is en dat zijn “verworven recht” inzake statuut kan vrijwaren. Zij vallen dus niet onder
artikel 207 van de wet en beschikken niet over de keuze voor het oude statuut (dat zij nooit
genoten hebben).
Q16 Stagiairs die aan hun stage beginnen bij een brandweerdienst maar hun stage beëindigen als
de zones van start gegaan zijn, moeten die voldoen aan de voorwaarden die van toepassing
waren bij de start van hun stage? Concreet: aan het einde van de stage moeten ze nu een
rijbewijs C gehaald hebben (op eigen kosten) en een brevet DGH, binnen het nieuwe statuut
moet dit niet. Gelden voor deze stagiairs de voorwaarden van bij de start?
Wat betreft de lopende stages, die worden volgens artikel 314 voortgezet door de zone met
een door de raad aangeduide stagebegeleider. Artikel 314 stelt dat de bepalingen van titel 2
van boek 4 van toepassing zijn, deze titel omvat de algemene bepalingen rond de stage, de
evaluatie en de benoeming, maar ook de vereisten inzake het behalen van het rijbewijs of
brevet DMH. Deze nieuwe bepalingen inzake rijbewijs C en brevet DMH (art 41) moeten dus
toegepast worden op de lopende stage. Dat wil zeggen dat beroeps zijn rijbewijs C moet halen,
ook al werd dit bij de oorspronkelijke gemeentelijke oproep niet vereist.
Wat betreft de vereisten die door de zone facultatief kunnen bepaald worden (brevet DMH
voor beroeps en rijbewijs C/brevet DMH voor vrijwilligers), geldt de volgende interpretatie:
-
Als het niet vereist werd in de gemeentelijke oproep, kan de zone het niet meer eisen
tijdens de lopende stage
Als het vereist werd in de gemeentelijke oproep, kan de zone dit bevestigen of laten
vallen.
Q17 Wat gebeurt er met gestarte maar niet afgesloten tuchtprocedures na de overgang naar de
zone? Blijven deze lokaal verder lopen? Vervallen ze van rechtswege?
Art. 329 en 330 van het KB van 19/04/2014 bepalen het volgende:
“Art. 329. De tuchtprocedures die hangende zijn bij de overdracht naar de zone worden
verdergezet in overeenstemming met de bepalingen die van toepassing zijn vóór deze
overdracht.
Art. 330. Bij de overdracht naar de zone, is de zone belast met het toepassen van de
tuchtmaatregel die werd uitgesproken door de gemeentelijke overheid.”
12/12/2014
59
FAQ statuut - Administratief statuut
Dit betekent dat lopende tuchtprocedures dus niet vervallen. De zone zal de bepalingen over
de tucht uit het oude statuut moeten toepassen. Ze zal dus enkel de oude procedure en de
oude sancties kunnen toepassen. Als een tuchtsanctie lopende is, zal deze ook verder door de
zone moeten worden gerespecteerd.
De bepalingen in verband met tucht uit het nieuwe statuut (KB 19 04 2014) kunnen pas
worden toegepast van zodra zich feiten hebben voorgedaan na de overgang naar de
hulpverleningszone.
Q18 Kunnen medewerkers die momenteel nog in dienstactiviteit zijn maar die in aanmerking
komen voor een door de gemeenteraad goedgekeurde VVP regeling, volgend jaar nog
beroep doen op deze regeling, of vervalt deze regeling automatisch op 01/01/2015 en geldt
vanaf dan enkel de nieuwe regeling mbt eindeloopbaanregime (art 124 ev administratief
statuut) ?
Er is een overgangsbepaling terzake. Artikel 327 van het KB administratief statuut bepaalt dat
de personeelsleden die op de datum van overdracht naar de zone een goedgekeurde aanvraag
VVP hebben (conform het KB 3.6.1999), dit recht nog kunnen uitoefenen na hun overdracht.
Het wachtgeld wordt berekend op basis van het oude geldelijk statuut en het VVP verloopt
volgens de bepalingen van het KB 3.6.1999.
Dus de overgangsbepaling geldt enkel voor zij die een effectief goedgekeurde aanvraag
hebben, rekening houdend met de bepalingen van het KB van 1999 (bvb art 4, men kan maar
een aanvraag doen ten vroegste 1 jaar voor de datum van het verlof). .
Q19 a) In art. 207 van de wet van 15/5/2007 is sprake dat het administratief personeel van de
zone kan beslissen onderworpen te blijven aan de wetten en reglementen die van
toepassing zijn op het gemeentepersoneel. Voor het operationeel personeel is dit
omschreven in Art 48 §1 KB 19 april 2014 geldelijk statuut. Daarnaast zijn er ook nog artikel
48, §2 KB geldelijk statuut en artikel 322 KB 19 april 2014 administratief statuut.
Zijn deze bepalingen ook (automatisch) van toepassing op het administratief personeel of
moeten deze overgangsbepalingen specifiek opgenomen worden in het nog op te stellen
administratief statuut van het administratief personeel van de zone (en zijn deze bepalingen
facultatief vrij te kiezen door de zone) ?
Zie antwoord op vraag Q6 van de punt “9.2.2. Opstelling van het administratief en geldelijk
statuut van het administratief personeel” van de FAQ “De overgang naar hulpverleningszone
op 1 januari 2015” (ongeveer pagina 29).
b) Wil dit zeggen dat art 322 KB adm statuut ook van toepassing blijft op de personeelsleden
die na de zonevorming bevorderen maw dat ook na bevordering de mogelijkheid blijft om
het huidige verlofstelsel ‘ten persoonlijke titel’ te blijven behouden?
12/12/2014
60
FAQ statuut - Administratief statuut
Inderdaad. Art 322 is niet gelinkt aan de keuze van art 207 van de wet, dus een bevordering
heeft hier geen invloed op .
Q20 Door de integratieregels in bijlage 3 van het koninklijk besluit tot bepaling van het
administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszone worden
bepaalde luitenanten nu kapitein. Is het echter mogelijk dat de luitenant luitenant blijft
indien hij hier zelf voor opteert omdat hij de verantwoordelijkheden en competenties die bij
kapitein horen niet wil dragen. En indien dit kan, hoe moet dit geregeld worden?
Indien hij kapitein wordt zou het gevolg kunnen zijn dat hij bij de eerst volgende evaluatie
onvoldoende krijgt? Is dan eventueel een mogelijkheid dat hij dan kiest om terug luitenant
te worden?
Artikel 308 van het KB administratief statuut bepaalt de integratieregels in de nieuwe graden.
Toestemming van het personeelslid is niet vereist. Het KB laat geen afwijkingen toe.
Indien de betrokkene een negatieve evaluatie zou krijgen, kan hij niet kiezen om terug naar de
lagere graad te gaan. De gevolgen van een negatieve evaluatie worden bepaald in art 162 en
169 van het Kb administratief statuut en art 24 van het KB geldelijk statuut.
Wat wel kan gedaan worden: na de integratie in de nieuwe graden, kan de zoneraad op
verzoek van de betrokkene de betrokkene de lagere graad toekennen. De geldelijke aspecten
van deze vrijwillige terugzetting in graad moeten eveneens in deze beslissing geregeld worden.
Dit werd in het verleden in uitzonderlijke gevallen al toegepast.
Q21 Biedt de keuze voor behoud van het oude geldelijk statuut bedoeld in artikel 207 van de wet
demogelijkheid om later, met terugwerkende kracht, te kiezen voor toepassing van de
nieuwe geldelijke bepalingen? (Anders zou de keuze tot gevolg kunnen hebben dat men
gedurende een bepaalde periode de voordelen van het nieuwe statuut niet meer kan
bekomen.)
Kan, bij positief antwoord, de zoneraad bepalen dat deze keuze toch beperkt wordt in tijd?
Indien men eerst gekozen heeft voor het oude geldelijk statuut en daarna wenst onder het
nieuwe geldelijk statuut te vallen, dan heeft deze laatste beslissing enkel uitwerking voor de
toekomst. Deze beslissing kan niet retroactief zijn. Dit zou niet alleen een hoop administratief
werk aan regularisaties meebrengen, het strookt ook niet met de bedoeling van het artikel.
Artikel 207 laat immers toe om definitief het oude geldelijk statuut te kiezen, omdat het
voordeliger is en blijft dan het nieuwe, of om tijdelijk het oude statuut te genieten, bvb omdat
de evolutie in de weddeschaal voordeliger is tot op een bepaald moment. Indien personen die
achteraf toch nog overstappen, retroactief in het nieuwe statuut zouden komen, wordt het
artikel van zijn nut ontdaan. Dat is niet de bedoeling van het artikel.
12/12/2014
61
FAQ statuut - Administratief statuut
Het personeelslid moet de situatie evalueren en een keuze maken. Indien hij later de situatie
anders evalueert en een nieuwe keuze maakt, geldt deze slechts voor de toekomst.
Q22 Voor professionalisering moet men een gunstig evaluatieverslag hebben. De
evaluatieprocedure duurt 2 jaar. Kan een vrijwilliger voor professionalisering in aanmerking
komen als een evaluatie dient vooraf gegaan te worden door een functioneringsgesprek en
de procedure 2jaar duurt? In onze gemeente is er geen echte evaluatie voor de vrijwilligers,
wel voor beroeps.
Mijn inziens hebben bijvoorbeeld bij interne bevordering, verlenging van een
dienstnemingsovereenkomst of benoeming in de graad van off de betrokkene een gunstig
evaluatie gekregen van de dienstchef (gezien dit zo ook in de voorwaarden vermeld is) en
kunnen zij dus per definitie deelnemen aan een professionalisering.
Kan u mij kort uitleggen hoe het nu zit met de professionalisering en de benodigde evaluatie.
Artikel 317 van het KB administratief statuut bepaalt dat de evaluatievoorwaarde 'voldoende'
voor de toepassing van art 92 (professionalisering) pas van toepassing is na het einde van de
eerste evaluatieperiode van het nieuwe statuut. Dit om te vermijden dat men 2 jaar moet
wachten voordat men zou kunnen professionaliseren/bevorderen(art 56)/mobiliteit (art 70)
genieten.
Voor de professionalisering zal gekeken worden naar de laatste evaluatie van de vrijwilliger
onder het oude gemeentelijke statuut. Indien de gemeente geen evaluatie georganiseerd
heeft, moet men ervan uitgaan dat de betrokkene een gunstige evaluatie gekregen heeft.
Q23 In de overgangsmaatregelen spreekt men in artikel 223 over de overdracht ziektedagen en
welk pakket vanuit het verleden in openbare diensten kan meegenomen worden.
Wat met situaties waarbij mensen in het verleden bij overgang naar brandweer dat pakket
niet hebben mogen meenemen, of enkel een beperkt pakket (bvb enkel uit de stad, maar
niet uit andere openbare diensten).
Artikel 223 is geen overgangsbepaling voor in dienst zijnde personeel, maar een bepaling voor
nieuw aangeworven personeel, dus er is geen herberekening ziektedagen voor overgedragen
personeel, maar wel toepassing van het specifieke overgangsartikel 325.
Q24 Artikel 326 stelt dat personeelsleden die bij de overdracht naar de zone reeds in het bezit
zijn van een goedgekeurde aanvraag inzake VVP dit recht kunnen uitoefenen in 2015. Bij
hen wordt het wachtgeld berekend op basis van het geldelijk statuut dat op het
personeelslid van toepassing was voor de overdracht van de zone. Dit gaat om personen die
dus in de loop van 2015 in VVP gaan, maar op 1/1/2015 nog actief zijn. Wil dit zeggen dat
deze personen niet kunnen kiezen voor het nieuwe statuut en zij automatisch in het oude
12/12/2014
62
FAQ statuut - Administratief statuut
statuut blijven? Of wil dit zeggen dat de berekeningswijze voor het wachtgeld gebeurt zoals
voorzien in het oude statuut (80% wedde + 80% premies), maar dat deze personen wel nog
kunnen kiezen voor het nieuwe statuut op 1/1/2015. Dit impliceert dat hun wachtgeld
berekend op 1 jaar voorafgaandelijk aan hun VVP, voor de maanden die nog in 2014 vielen
zal berekend worden op basis van hun oude wedde aan 80% + 80% van de zaterdag, zondag
en nachtprestaties en dat hun wachtgeld voor de maanden die vallen in 2015 berekend
zullen worden op basis van hun nieuwe wedde aan 80% + 80% van de
operationaliteitspremie.
Wat betreft de berekening van het wachtgeld voor de personen die zich bevinden in de
situatie van artikel 327 KB adm statuut : het artikel is duidelijk. Het volledige wachtgeld wordt
berekend op het oude geldelijk statuut. Ongeacht het feit dat zij eventueel nog enkele
maanden van 2015 volgens het nieuwe geldelijk statuut betaald werden.
Zij kunnen echter wel gebruik maken van de keuze van artikel 207 van de wet voor wat betreft
hun wedde/premies voor de periode die zij nog zullen werken in 2015. Ze zijn immers niet
uitgesloten uit het toepassingsgebied van artikel 207 van de wet.
Q25 Stagiairs die overgedragen worden naar de zone, kunnen zij kiezen voor het oude statuut of
komen zij bij hun definitieve benoeming automatisch in het nieuwe statuut? Gelden de
verworven rechten ( maaltijdcheques, hospitalisatieverzekering,verloven,...) voor hen?
De stagiairs die al stagiair zijn op het moment van de overdracht naar de zone, worden
overgedragen naar de zone en kunnen gebruik maken van artikel 207 van de wet om hun oude
geldelijke statuut te behouden.
Evenwel, wanneer zij benoemd worden (vast benoemd of tijdelijk benoemd voor 6 jaar),
komen zij automatisch in het nieuwe geldelijke statuut terecht op basis van artikel 207, §2 van
de wet.
Zij kunnen dan wel beroep doen op de bepaling inzake 'verworven rechten' van artikel 48, §2
van het KB geldelijk statuut en op art 322 (enkel beroeps) van het KB adm statuut.
Q26 Kan men deeltijds administratief personeelslid en deeltijd beroepsbrandweerman zijn in
dezelfde zone?
De
functie
van
beroepsbrandweerman
is
altijd
voltijds.
Enkel
de
thematische
loopbaanonderbrekingen kunnen leiden tot deeltijds werken (zie art 217, §2 KB 19.4.2014 adm
statuut) .
Q27 Mag operationeel personeel permanente administratieve taken toegewezen krijgen vb.
personeelsadminsitratie?
12/12/2014
63
FAQ statuut - Administratief statuut
Operationeel personeel kan ook administratieve taken uitvoeren. Afhankelijk van de graad zal
dit in grotere of mindere mate het geval zijn. De functieprofielen die binnenkort op onze
website zullen gepubliceerd worden, zullen hierover ook info bevatten. Operationeel
personeel blijft wel altijd operationeel inzetbaar, tenzij ingeval van een vorm van
wedertewerkstelling in een administratieve functie.
Q28 Moet, naast de bijzondere rekenplichtige en de zonecommandant, nog ander zonepersoneel
de eed afleggen?
Het KB administratief statuut vermeldt niet expliciet de verplichting om bij de benoeming de
eed af te leggen, zoals het geval was voor de officieren in het KB van 19.4.1999.
Echter, er is een algemene bepaling die de eed oplegt aan alle ambtenaren. Het
brandweerpersoneel moet dus de eed afleggen zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet van
20.7.1831.
De wet, noch het KB adm statuut bepaalt in wiens handen dat moet gebeuren. Naar analogie
met de eed van de zonecommandant en de bijzondere rekenplichtige kan dat gebeuren tav de
voorzitter van het college.
20 JULI 1831. - Decreet betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke
vertegenwoordigende monarchie.
Art .2. Al de ambtenaren van het gerecht en van het bestuur, de officieren van de burgerwacht
en van het leger en, in 't algemeen, al de ingezetenen belast met enig openbaar ambt of enigen
openbaren dienst zijn verplicht, alvorens hun betrekking te aanvaarden, de eed af te leggen in
de volgende bewoordingen :
" Je jure fidélité au Roi, obéissance à la Constitution et aux lois du Peuple belge. "
" Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten
van het Belgisch volk. "
" Ich schwöre Treue dem König, Gehorsam der Verfassung und den Gesetzen des belgisches
Volkes. "
Art. 3. De eed, bij artikel 2 voorzien, wordt afgelegd voor de overheid, door de bestaande
wetten daartoe aangewezen, en op de tot nu toe in acht genomen wijzen.
[Q29 Er worden verschillende stagiairs overgedragen naar de zone. In de zoneraad zullen we
daar de stagebegeleider opnieuw voor vaststellen. Normaal worden deze stagiairs
geëvalueerd tijdens hun stage. Maar de evaluatieprocedure is nog niet uitgewerkt. Op welke
basis kunnen we ze niettemin rechtsgeldig evalueren. Dit is belangrijk ingeval er stagiairs
niet zouden voldoen als brandweerman.
12/12/2014
64
FAQ statuut - Administratief statuut
Volgens artikel 314 van het Kb adm statuut zijn de bepalingen van titel 2 van boek 4 van
toepassing op de overgedragen stagiairs en lopende periodes van aanwervingsstage.
Dat betekent zoals u aanhaalt, dat een stagebegeleider moet aangesteld worden door de zone.
Wat betreft de evaluatie, deze moet verlopen conform hoofdstuk 2 (art 44-50), dit houdt in
dat er driemaandelijks stageverslagen en een eindverslag opgemaakt wordt, waarin de
prestaties van de stagiair beoordeeld worden in functie van zijn functiebeschrijving. De
functieprofielen zullen binnenkort beschikbaar zijn op onze website.
Volgens art 155 zijn de bepalingen over de evaluatie niet van toepassing op de stagiairs. Voor
de evaluatie van boek 7 moeten inderdaad nog verschillende zaken uitgewerkt worden via KB
en MB (schema van evaluatiegesprek, functiebeschrijvingen).
Dat is echter niet het geval voor de evaluatie tijdens de aanwervingsstage. Dus deze kan
rechtsgeldig plaatsvinden zolang men de bepalingen van het KB statuut respecteert. (art 4450). Daarvoor zijn m.i. geen bijzondere uitvoeringsbepalingen van de zone vereist?
Wat er wel nodig is, is het vaststellen door de raad van de theoretische en praktische vorming
die gevolgd moet worden in de dienst. (art 39, derde lid). Dit kan bvb slaan op bijkomende
vorming binnen de zone/post, afgestemd op het specifieke materieel, specifieke risico’s of
bijzondere aandachtspunten van de zone. Indien de zone dit wil bepalen, komt het erop neer
dit tijdig te doen zodat de stagiair deze nog kan volgen voor het einde van zijn stage.] Update
12/12/2014
BOEK 17. - Slotbepalingen
[Q1 Art. 335 van het KB administratief statuut bepaalt dat de KB’s van 1967 (organisatie) en 1971
(modellen) worden opgeheven met ingang van 01.01.2015 (of uiterlijk op 01.01.2016, bij
opstart van zone). Deze 2 KB’s bevatten inderdaad veel artikelen over personeel, die zijn
voorzien in het nieuwe statuut, maar ook bepalingen over de volgende materies:
Art. 23 KB 1967: de gemeenten moeten over voldoende bluswatervoorraden beschikken en
moeten ervoor waken dat er voldoende hydranten zijn en dat deze gemakkelijk bereikbaar
en bruikbaar zijn
Art. 36 en 42 KB 1971: er moeten kaarten komen met de plaatsen waar water en hydranten
voorhanden zijn
Art. 43 KB 1971: er moeten interventieverslagen opgesteld worden
12/12/2014
65
FAQ statuut - Administratief statuut
Kan u ons meedelen op welke juridische grond wij ons hiervoor na 01.01.2015 moeten
baseren?
Het klopt dat de juridische gronden waarnaar je verwijst zullen verdwijnen.
In het kader van art. 11 van de wet van 15 mei 2007 behoren de proactie, preventie,
preparatie, uitvoering en evaluatie integraal tot de opdrachten van de brandweer.
66
De verplichting om te voorzien in voldoende bluswatervoorraden en hydranten kadert zeker in
de proactie en/of preparatie van de opdrachten inzake bestrijding van brand en ontploffing.
De verplichting om interventieverslagen op te stellen kan kaderen in de evaluatie van de
opdrachten. Bovendien lijkt het me ook noodzakelijk te zijn om de facturaties van interventies
te kunnen blijven doen.
In verband met bluswatervoorraden bepaalt art. 8, 5° van de wet van 15 mei 2007 dat de
Koning de normen kan vaststellen inzake de bluswatervoorraden waarover de gemeenten
moeten beschikken.
In afwachting van een KB, kan ook verwezen worden naar de ministeriële omzendbrieven van
06/03/1978 en 14/10/1975:
http://www.securitecivile.be/sites/5043.fedimbo.belgium.be/files/1978-0306mo_vii_bluswatervoorraden_branden.pdf
http://www.securitecivile.be/sites/5043.fedimbo.belgium.be/files/1975-1014mr_vii_bluswatervoorraden_branden.pdf
In verband met de interventieverslagen kan ook verwezen worden de ministeriële
omzendbrief van 11/12/2009:
http://www.securitecivile.be/sites/5043.fedimbo.belgium.be/files/2009-1211mo_ii_interventieverslagen.pdf] Update 12/12/2014
Bijlage 1… lichamelijke geschiktheid van de kandidaten
1. Fysieke testbatterij
2. Laddertest
3. Uithoudingstest
4. Houder zijn van een zwembrevet van minstens 100 meter
12/12/2014
FAQ statuut - Administratief statuut
Bijlage 2 medisch getuigschrift
Bijlage 3 tabel vergelijking actuele en nieuwe graden diploma A of niet
67
12/12/2014
FAQ statuut - Geldelijk statuut
GELDELIJK STATUUT
BOEK 1 - Algemene bepalingen
[Q1 Volgens de bijlage 2 zou voor een vrijwillig brandweerman met 5 jaar geldelijke anciënniteit
het uurloon 10,12 EURO bedragen. Moet dit nog vermenigvuldigd worden met index van
1,6? Zo ja heeft de federale regering niet beslist om de index over te slaan?
Zoals vermeld in art. 4 van het KB van 19/04/2014 (geldelijk statuut) moeten de bedragen voor
de vergoedingen van de vrijwilligers, zoals vastgelegd in de bijlage 2 van het KB van
19/04/2014 gekoppeld worden aan de index 138.01. Sinds 01/01/2013 bedraagt deze index
1.6084.
Indien de regering zou beslissen om een indexsprong over te slaan, betekent dit dat de index
1.6084 nog een langere periode zou moeten worden gebruikt (i.p.v. een hoger indexcijfer).]
Update 12/12/2014
BOEK 2 – Bepalingen voor het beroepspersoneelslid
Titel 1 – Algemene bepalingen
Q1 Welke zijn de bedragen van de haard- en standplaatstoelage, vakantiegeld en
eindejaarstoelage, zijn deze anders dan in de huidige gemeentelijke regeling?
Wat betreft de reglementering inzake haard- en standplaatstoelage, vakantiegeld en
eindejaarstoelage verwijs ik u naar de website
http://www.fedweb.belgium.be/nl/verloning_en_voordelen/wedde/#.U7a86k2KDIU
De bedragen, uitleg en bijhorende reglementering worden duidelijk aangegeven.
Q2 Het KB geldelijk statuut operationeel personeel verwijst in artikel 6, 2° naar het KB van 28
november 2008 (eindejaarstoelage federaal personeel).
De website van fedweb geeft een praktische toelichting mbt de berekening van het variabele
gedeelte van deze eindejaarstoelage:
“Het
eerste variabele gedeelte bedraagt 2,5 % van je jaarlijkse geïndexeerde
brutobezoldiging. Bij de berekening van het wijzigbaar gedeelte wordt rekening gehouden
met de haard- en standplaatstoelage, het weddecomplement bij vrijwillige vierdagenweek
en de premie voor competentieontwikkeling (cfr. KB 25/10/2013).”
12/12/2014
68
FAQ statuut - Geldelijk statuut
Kan een zone beslissen om de ‘diplomatoelage’ zoals opgenomen in artikel 31 van het
geldelijk statuut operationeel personeel, in rekening te brengen van het variabel gedeelte
van de eindejaarstoelage?
Het is niet mogelijk om de diplomatoelage te betrekken in de berekening van de
eindejaarstoelage. De diplomatoelage wordt immers niet vermeld in de betreffende federale
reglementering en het Kb geldelijk statuut heeft ook niets terzake bepaald (bvb dat men iplv
de premie voor competentieontwikkeling de diplomatoelage moet gebruiken).
Voor
de
volledigheid
moet
er
ook
opgemerkt
worden
dat
de
premie
voor
competentieontwikkeling een weddecomplement is dat in aanmerking komt voor de
pensioenberekening en dus qua statuut verschilt van de diplomatoelage van de
beroepsbrandweerlieden.
Titel 2 – Wedde.
Q1 Hoe dient men het vierde lid van artikel 8 van het geldelijk statuut te interpreteren, waarin
wordt bepaald : "Eén maand van volledige prestaties wordt gelijkgesteld met 30/30sten. De
teller wordt naar rato verminderd in geval van onvolledige prestaties." Wat in geval van
maanden van 28 of 31 dagen?
We trekken 1/30ste af per niet-gepresteerde dag, ongeacht het aantal dagen in een maand. Het
is een bepaling die van toepassing is op de leden van het personeel die niet in dienst treden op
de 1ste van een maand of die hun functie stopzetten in de loop van de maand.
Titel 3 – Toekenning van de weddenschaal ingeval van bevordering door verhoging in graad
Titel 4 – Bevordering in weddeschaal
Q1 Dient men, voor de overgang van een weddeschaal naar een hogere weddeschaal, een
erkende opleiding te hebben gevolgd? Worden de reeds gevolgde opleidingen
gevaloriseerd?
Artikel 12 bepaalt, volgens de graad, het aantal uren voortgezette opleiding en het aantal uren
door het KCCE erkende opleidingen dat men gevolgd dient te hebben in zijn weddeschaal om
een bevordering door verhoging in weddeschaal te bekomen. De opleidingsuren gevolgd vóór
de overgang naar de zone worden niet in aanmerking genomen aangezien zij niet werden
gevolgd in de nieuwe weddeschaal.
12/12/2014
69
FAQ statuut - Geldelijk statuut
Q2 Art. 12 van de bezoldigingsregeling bepaalt dat men bij zijn laatste evaluatie de vermelding
“voldoende” moet gekregen hebben om een bevordering in weddeschaal te krijgen. Een
evaluatiecyclus duurt 2 jaar. Hoe gaat men de eerste jaren te werk?
Het moet duidelijk zijn dat de bevordering in weddeschaal pas kan plaatsvinden na 5 jaar in
aanmerking komende diensten in zijn weddeschaal te hebben verworven. Aangezien alle
brandweerlieden een nieuwe weddeschaal krijgen, moet elk van hen 5 jaar in zijn nieuwe
weddeschaal verwerven, waarbij 2015 het eerste jaar is.
De evaluatiecyclus zal derhalve functioneel zijn bij de mogelijkheid tot verhoging in
weddeschaal.
Q3 Artikel 9 van het KB geldelijk statuut stelt dat men bij een bevordering nooit minder kan
verdienen dan de wedde die men in zijn vroegere graad had. De vraag stelt zich of men elk
jaar moet vergelijken.
Als bij een bevordering de wedde in de nieuwe weddenschaal lager is, moet men elk jaar de
wedde in de oude weddeschaal vergelijken met de wedde in de nieuwe weddenschaal totdat
de wedde in de nieuwe weddenschaal minstens gelijk is. Als op het moment van bevordering
de nieuwe wedde hoger is, moet men geen verdere vergelijking meer doen.
Titel 5 – Geldelijke anciënniteit
Q1 Wat gebeurt er met personeelsleden die in het verleden minder geldelijke anciënniteit
gekregen hebben dan artikel 20 e.v. van het KB geldelijk statuut toelaat?
Artikel 20 e.v. betreffen geen overgangsbepalingen en de artikelen spreken duidelijk over ‘de
indienstneming’. De overdracht van het personeel conform de wet is geen nieuwe
indienstneming, dus het overgedragen personeel geniet geen herberekening van de geldelijke
anciënniteit.
Q2 Art. 21 §4 van het KB van 19 april 2014 houdende bezoldigingsregeling van het operationeel
personeel van de hulpverleningszones bepaalt dat, in afwijking van de bepalingen van de
paragrafen 2 en 3, de diensten uitgevoerd als vrijwillig personeelslid van een openbare
brandweerdienst of een zone meegerekend worden voor de berekening van de geldelijke
anciënniteit van het beroepspersoneelslid ten belope van één maand per gepresteerde
maand.
Komen voor toepassing van deze paragraaf ook prestaties als vrijwilliger bij de civiele
bescherming in aanmerking?
12/12/2014
70
FAQ statuut - Geldelijk statuut
Artikel 21, §4 Kb geldelijk statuut slaat niet op prestaties geleverd als vrijwilliger bij de Civiele
Bescherming. Paragraaf 4 is immers een uitzondering op het feit dat niet-voltijdse prestaties
pro rata aangerekend worden (onverminderd art 23, tweede lid) en kan niet uitgebreid
worden.
Voor de volledigheid moet er wel opgemerkt worden dat de berekening van de geldelijke
anciënniteit voorafgaand aan de indienstneming (bedoeld in art 20, 1°) niet herberekend
wordt voor de overgedragen personeelsleden. Artikel 21 is enkel van toepassing op nieuwe
aanwervingen.
Titel 6 – Premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties
Q1 Een brandweerman die shiften doet of nachtwerk zal evenveel verdienen als een
brandweerman die enkel weekdagen werkt?
Het is inderdaad zo dat voor het beroepspersoneel, een premie voor operationaliteit en
onregelmatige prestaties toegekend wordt voor elke gepresteerde periode, ongeacht of deze
in het weekend of ’s nachts valt. Voor de graden van het basis- en middenkader wordt deze
vastgesteld op 38%.
Dit systeem vermijdt een teveel aan capaciteit tijdens nachten en weekends en beoogt het in
evenwicht brengen van het beschikbare personeel met het aantal interventies.
Q2 Wordt deze premie belast?
De premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties (enkel beroepsbrandweerlieden)
wordt aan de gewone fiscale regels onderworpen. Er is immers geen fiscale vrijstelling voor het
beroepspersoneel.
De bestaande fiscale vrijstelling voor de vrijwillige brandweerlieden blijft behouden. Omdat dit
een bevoegdheid is van de Minister van Financiën, staat deze niet in het KB geldelijk statuut,
maar is deze nog steeds te vinden in het Wetboek Inkomstenbelastingen.
Q3 Waarom is het beroep van brandweerman geen risicoberoep?
De term ‘risicoberoep’ bestaat in feite niet in de wetgeving. Geen enkel ander beroep werd
erkend als risicoberoep.
Men zou wel kunnen beschouwen als een impliciete erkenning als risicoberoep, het feit dat de
beroepsbrandweerlieden een gunstige berekening van hun pensioen genieten. Waar voor
andere ambtenaren elk gepresteerd jaar slechts voor 1/60ste in aanmerking wordt genomen
voor de berekening van hun pensioen, is dit voor de brandweerlieden 1/50ste en dit voor alle
12/12/2014
71
FAQ statuut - Geldelijk statuut
jaren waar men “rechtstreeks heeft deelgenomen aan de brandbestrijding” (artikel 156
Nieuwe Gemeentewet dat ongewijzigd hernomen wordt in artikel 51 van de wet van 5 mei
2014 houdende diverse aangelegenheden inzake de pensioenen van de overheidssector). Het
bedrag van het pensioen is zodoende hoger.
Anderzijds is het ook zo dat de brandweerlieden volgens het KB van 28/05/2003 betreffende
het gezondheidstoezicht op de werknemers moeten begrepen worden als werknemers met
een veiligheidsfunctie/functie met verhoogde waakzaamheid/activiteit met een welbepaald
risico, waardoor zij aan een jaarlijks medisch toezicht onderworpen worden.
Q4 Momenteel beschikken de vrijwillige officieren evenals de beroepsofficieren die
wachtdiensten ‘officier van wacht/week’ over een wachtvergoeding (M0 03/03/1995) wat
neerkomt op 3402€/jr.
Voor de beroepsofficieren zitten deze waarschijnlijk vervat in de premie voor onregelmatige
prestaties. Waar komen deze voor de officier-vrijwilliger die mee wachtdiensten (van thuis
uit) draait in terug? Of zullen deze wachtdiensten aan huis vergoed worden conform de
prestatievergoedingsschaal?
Men dient allereerst op te merken dat de omzendbrief van 3 maart 1995, momenteel van
toepassing, duidelijk bepaalt dat het weddesupplement dat wordt toegekend voor
wachtprestaties thuis van de officieren in elk geval nooit gecumuleerd mag worden met de
vergoeding voor zaterdag-, zondag- en nachtprestaties. Het nieuwe statuut heft de
mogelijkheid op om te kiezen tussen de twee stelsels en behoudt enkel het stelsel van de de
premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties voor de beroepsofficieren of dat van
de toelage voor onregelmatige prestaties voor de vrijwillige officieren.
Wat de beroepsofficieren betreft, preciseert artikel 27 dat de premie voor operationaliteit en
onregelmatige prestaties eveneens de oproepbaarheidsdiensten dekt. Een rol als
wachtofficier,
naast
het
normale
werkrooster,
maakt
deel
uit
van
deze
oproepbaarheidsdiensten.
Indien de beroepsofficier effectief wordt opgeroepen, dan zal hij de uren die hij effectief
gepresteerd heeft in de loop van de referentieperiode van vier maanden recupereren.
Wat de vrijwillige officieren betreft, voorziet het geldelijk statuut geen enkele vergoeding voor
de oproepbaarheidsdiensten. Artikel 37 preciseert zelfs duidelijk dat de prestatievergoeding
niet verschuldigd is voor de periodes van beschikbaarheid. Indien de vrijwillige officier effectief
wordt opgeroepen, dan zal hij vergoed worden op basis van de effectief gepresteerde uren.
Indien deze prestaties worden uitgevoerd op een zaterdag, zondag of feestdag, dan zal de
vrijwillige officier eveneens de toelage voor onregelmatige zaterdag-, zondag- of
nachtprestaties bedoeld in de artikelen 39 tot 41 van het KB geldelijk statuut genieten.
12/12/2014
72
FAQ statuut - Geldelijk statuut
Q5 Verdwijnt de premie van dienstchef, zelfs voor de leden van het personeel die gebruik
maken van artikel 207 van de wet?
Zie antwoord op vraag Q7 van het BOEK 5 - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Q6 De operationelen kunnen een premie krijgen voor de extra uren. Wordt deze extra
vergoeding mee opgenomen voor de berekening van het vakantiegeld, eindejaarspremie,
meegenomen voor de haard – en/of standplaatstoelage? Zijn hier werkgeversbijdrage op
verschuldigd?
Wat betreft de vergoeding voor de 10 uren extra die de beroeps kunnen presteren (opt-out,
zoals voorzien in de wet van 19 april 2014 betreffende de arbeidstijd van het operationeel
personeel van de zones), maakt deze aanvullende vergoeding aan socialezekerheidsbijdragen
onderworpen loon uit. Op de aanvullende vergoeding die toegekend wordt aan beroeps
personeelsleden zijn geen pensioenbijdragen verschuldigd tot financiering van het
gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO aangezien deze vergoeding niet in aanmerking
zal worden genomen voor de berekening van het pensioen openbare sector.
Deze vergoeding komt niet in aanmerking voor de berekening van vakantiegeld,
eindejaarspremie of haard/standplaatstoelage.
Q7 Moet men, voor de eindeloopbaanregeling, effectief aanwezig zijn op de werkvloer om van
de 75% premie en 100% wedde te kunnen genieten?
De premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties geldt enkel voor een
daadwerkelijk gepresteerde periode.
Q8 Momenteel zijn uitzonderlijke prestaties vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen. Ik
vermoed dat dit vanaf 2015 niet meer zo zal zijn. Klopt dit? En indien inhoudingen zullen
verschuldigd zijn, kunt u de nieuwe percentages dan doorgeven?
In het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november
1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969, dat nog gepubliceerd moet worden in het
Belgisch Staatsblad, is voorzien dat de premie voor operationaliteit en onregelmatige
prestaties, die de vastbenoemde personeelsleden van de hulpverleningszones zullen
ontvangen, opgenomen wordt in artikel 30, §2 van het koninklijk besluit van 28 november
1969. De vergoeding toegekend voor uitzonderlijke prestaties zal bijgevolg ook in de toekomst
vrijgesteld worden van socialezekerheidsbijdragen.
Q9 Als men brandweermannen aanwerft dienen ze te starten met de cursus brandweerman en
zolang ze het brevet van persluchtdrager niet hebben kunnen ze operationeel niet ingezet
worden. De vraag die zich dan stelt is of stagiairs tijdens hun eerste weken opleiding recht
12/12/2014
73
FAQ statuut - Geldelijk statuut
hebben op een operationaliteitspremie gezien ze niet operationeel kunnen ingezet worden
wegens ontbreken brevetten.
Artikel 25 KB geldelijk statuut spreekt over "daadwerkelijke prestatie". Tijdens de stage levert
men daadwerkelijke prestaties, ongeacht of men werkelijk operationeel inzetbaar is of niet.
Het is alleen als men in de situatie van artikel 25, tweede tot vierde lid verkeert, dat de premie
74
verminderd wordt. Stagiairs hebben dus recht op de premie.
Q10 Dient er voor de opleidingsuren ook een operationaliteitspremie betaald te worden?
Ja, opleiding is een daadwerkelijk gepresteerde periode.
Q11 Is de operationaliteitspremie ook verschuldigd voor de trajecten naar de opleidingsplaats?
De volledige duur tijdens welke de brandweerman op zending is, moet in aanmerking
genomen worden. Het traject « kazerne - opleidingsplaats » is arbeidstijd en telt dus mee om
de operationaliteitspremie te berekenen. Het traject "domicilie - opleidingsplaats" is
daarentegen geen arbeidstijd en telt dus niet mee om de operationaliteitspremie te berekenen
(art. 151, derde lid van het administratief statuut).
Titel 7 – Toelage voor de uitoefening van een hogere functie
[Q1 In artikel 28 (+ artikel 42) KB geldelijk statuut operationeel personeel staat opgenomen dat
het beroepspersoneelslid de hogere functie ononderbroken moet uitoefenen gedurende ten
minste 90 dagen. Gaat het om 90 kalenderdagen of 90 werkdagen?
Het gaat om 90 kalenderdagen.] Update 21/11/2014
Titel 8 – Diplomatoelage
Q1 Kan een zone beslissen om geen diplomatoelage toe te kennen aan het beroepspersoneel?
Neen. Art 31 van het KB geldelijk statuut bepaalt dat het beroepspersoneelslid een
diplomatoelage geniet. De zone moet dus een diplomatoelage toekennen, maar kan wel de
toekenningsvoorwaarden en bedrag bepalen binnen de perken van het KB van 20.6.1994.
Q2 Hoe wordt de diplomatoelage van het beroepspersoneel berekend?
Wat de diplomatoelage betreft, moet ook rekening gehouden worden met alle gepresteerde
uren (met inbegrip van de eventuele overuren) en enkel met de gepresteerde uren (geen
gelijkstelling van de verloven of afwezigheden wegens ziekte).
12/12/2014
FAQ statuut - Geldelijk statuut
Voor een bepaalde maand zal de diplomatoelage gelijk zijn aan: H x D /1850 waarbij H gelijk is
aan het aantal uren prestaties en D aan het jaarlijks bedrag van de diplomatoelage zoals
vastgelegd door de zoneraad (maximum 991,47 euro niet-geïndexeerd of maximum 495,79
euro niet-geïndexeerd naargelang het diploma).
Bovendien preciseert het KB van 20 juni 1994 dat « het bedrag (...) het verschil tussen de
wedde van de beklede graad en de wedde van de onmiddellijk hogere graad bij gelijke
anciënniteit niet mag overschrijden. » Om deze vergelijking uit te voeren, houdt men rekening
met de huidige weddeschaal en de weddeschaal die het personeelslid zou verkrijgen in geval
van bevordering volgens de regels vastgelegd in artikel 9 van het geldelijk statuut: « Bij een
hiërarchische bevordering naar de graad van korporaal en kapitein, geniet het
beroepspersoneelslid de weddeschaal van dezelfde rang als de weddeschaal die hij genoot in
zijn vroegere graad.
Bij een hiërarchische bevordering naar de graad van sergeant, adjudant, luitenant, majoor of
kolonel, geniet het beroepspersoneelslid de weddeschaal van de eerste rang als hij in zijn
vroegere graad een weddeschaal van de eerste twee rangen genoot; hij geniet respectievelijk
de weddeschaal van de tweede of derde rang als hij in zijn vroegere graad een weddeschaal
van de derde of de vierde rang genoot. »
VOORBEELD: een brandweerman die in de weddeschaal B0-4 zit met 20 jaar geldelijke
anciënniteit heeft recht op een diplomatoelage waarvan het jaarlijks bedrag vastgelegd werd
op 991,47 euro door de zoneraad. In de loop van de maand presteerde hij 160 uren. Hij heeft
dus theoretisch recht op een diplomatoelage van 160 x 991,47/1850 = 85,76 euro nietgeïndexeerd. Hij krijgt een jaarwedde van 24105 (B0-4 – 20 jaar). Als hij bevorderd zou worden
tot korporaal, zou hij een jaarwedde van 24265 (B1-4 – 20 jaar) krijgen. Het maandelijks
verschil is dus 160/12 = 13,33 euro niet-geïndexeerd. Bijgevolg zal de diplomatoelage beperkt
zijn tot 13,33 x 1.6084 = 21,44 euro aan de huidige index.
BOEK 3 – Bepalingen voor het vrijwillig personeelslid
Titel 1 – Prestatievergoeding
Q1 Hoe moet de prestatievergoedingsschaal gelezen worden? Begint iedere vrijwilliger aan
niveau “0” en wordt en na het behalen van een ‘voldoende’ evaluatie en het presteren van
180 uren (excl wachturen) deze opgeschaald met 1, of wordt gekeken naar de
graadanciënniteit en moeten we ons daarin inpassen ?
Artikel 53 preciseert dat men rekening dient te houden met de diensten die al eerder als
vrijwilliger werden uitgevoerd in één van de brandweerdiensten van de zone. De nieuwe
12/12/2014
75
FAQ statuut - Geldelijk statuut
berekeningswijze (een jaar geldelijke anciënniteit voor 180 gepresteerde uren) is pas van
toepassing vanaf de overgang naar hulpverleningszone. Voor de prestaties die werden
uitgevoerd vóór de overgang naar de zone, zal men een maand geldelijke anciënniteit tellen
voor elke periode van een volledige kalendermaand dienstneming. De geldelijke anciënniteit
van de vrijwilligers is de geldelijke anciënniteit die werd verworven in de graad, behalve voor
de geldelijke anciënniteit van de korporaal die eveneens de geldelijke anciënniteit omvat die
werd verworven in de graad van brandweerman. Voorbeeld: een vrijwillig sergeant met een
dienstanciënniteit van 10 jaar en een anciënniteit als sergeant van 28 maanden bij de overgang
naar de zone zal dus een geldelijke anciënniteit van 2 jaar hebben in de nieuwe schaal van
sergeant. Hij zal overgaan naar niveau 3 na 120 gepresteerde uren en ten vroegste 8 maanden
na de overgang naar de zone.
Q2 Is het wel de bedoeling van de schrijver van de tekst om de prestatievergoeding te beperken
tot 1u indien een vrijwilliger voor minder dan 1 uur wordt opgeroepen?
Ja, de combinatie van de artikelen 35 en 36 van het geldelijk statuut impliceert dat de
vergoeding van de vrijwilliger wordt berekend aan de hand van de werkelijk gepresteerde
uren. Artikel 36 preciseert evenwel dat deze vergoeding niet lager mag zijn dan 1u prestatie,
zelfs indien de prestatie korter is en dat elk begonnen uur volledig wordt vergoed.
Q3 Kan voor het eerste uur (als de interventietijd kleiner is dan 60 min) meer dan één uur
betaald worden? (b.v. 1,5 uur) Kan, met andere woorden, in art. 36 „minimale” gelezen
worden als een mogelijkheid om voor één uur meer dan één uur te betalen?
Ja. De Minister is van plan om artikel 36 van het KB geldelijk statuut aan te passen. In
afwachting daarvan geldt de volgende interpretatie: de zone kan een minimale vergoeding
toekennen van meer dan 1 prestatieuur per interventie. Een omzendbrief zal dit binnenkort
toelichten.
Q4 Binnen het gemeentebestuur werken in de technische diensten een vijftal vrijwillige
brandweermannen.
Bij een oproep verlaten ze hun dienst en genieten zij nu
dienstvrijstelling. Ik veronderstel dat vanaf 01.01.2016 vrijwilligers voor elke oproep onafhankelijk van waar ze werken- zullen vergoed worden voor alle prestaties. Hoe wordt
dit best geregeld binnen de gemeentebesturen ?
De vrijwillige brandweerlieden moeten inderdaad voor elke prestatie vergoed worden. Zie art
37 van het KB geldelijk statuut:
Art. 37. Voor de berekening van de prestatievergoedingen van het vrijwillig personeelslid wordt
rekening gehouden met de wachtdiensten in de kazerne, de interventies, de preventie, de
administratieve of logistieke taken, de oefeningen en behoorlijk toegelaten opleidingen; er
wordt geen rekening gehouden met de beschikbaarheidsperiodes, noch met de tijd die nodig is
12/12/2014
76
FAQ statuut - Geldelijk statuut
om zich te verplaatsen tussen de woonplaats en de plaats waar de prestaties uitgevoerd
worden.
Wat betreft de rechtstoestand in Vlaanderen van gemeentelijk personeel dat opgeroepen
wordt als vrijwillig brandweerman van de zone, ga ik ervan uit dat de huidige regeling (art 212
van de rechtspositieregeling BVR 7.12.2007) van dienstvrijstelling van toepassing blijft.
77
Titel 2 – Diplomatoelage
Q1 Er wordt gesproken over een diplomatoelage voor de vrijwilligers. Is de lijst met de
diploma's die in aanmerking komen voor deze toelage up to date ?
De diplomatoelage verwijst naar de bestaande reglementering inzake diploma's en brevetten
die actueel in aanmerking komen voor de diplomatoelage. Deze lijst zal up-to-date gebracht
worden.
Titel 3 – Toelage voor onregelmatige prestaties
Q1 Moet één zelfde percentage worden toegepast voor de wachtprestaties en de interventies?
Kan men b.v. bepalen om ’s zondags de wachten te vergoeden aan 0% en de interventies aan
100%?
Er kunnen twee verschillende percentages worden toegepast voor interventies en voor
wachten in de kazerne. Dit verschil moet natuurlijk gemotiveerd worden. Het is wel belangrijk
steeds een percentage van toelage te voorzien voor beide types opdrachten. 0% voor wachten
in de kazernes kan niet. Art. 39 van het KB geldelijke statuut is immers niet facultatief en
bepaalt dat een vrijwilliger een premie krijgt.
Q2 De toelages voor onregelmatige prestaties voor vrijwilligers (max +25% voor nacht, max
+100% voor zat-zon-feestdag) zullen door de zoneraad gedefinieerd worden, wat indien deze
toelages lager zullen liggen dan de toelages die de gemeentebesturen momenteel hanteren?
Mocht de zone een toelage bepalen die voor sommige personeelsleden lager ligt dan wat
actueel toegekend wordt, kan het personeelslid altijd nog gebruik maken van de mogelijkheid
om te kiezen voor zijn (volledige) oude geldelijk statuut (ingeval dat in zijn geheel meer
voordelig zou zijn dan het nieuwe geldelijk statuut) zoals voorzien in artikel 207 van de wet van
15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid. Dus ofwel opteert hij voor het behoud van zijn
volledige gemeentelijk geldelijk statuut, ofwel, als hij niet kiest voor het behoud ervan,
ontvangt hij de vergoedingen voorzien door het nieuwe statuut.
12/12/2014
FAQ statuut - Geldelijk statuut
Q3 Is er een mogelijkheid om de beroeps en de vrijwilligers gelijkwaardig te vergoeden, in de zin
dat de vrijwilligers een gelijkwaardige vergoeding zouden krijgen aan de 38% van de
beroeps, ongeacht wanneer het uur wordt gepresteerd?
Het is niet mogelijk binnen het kader van het KB geldelijk statuut om eenzelfde of
gelijkwaardige vergoeding zoals de beroeps toe te kennen aan de vrijwilligers.
78
Immers, de toelagen voor de vrijwilligers voor onregelmatige prestaties worden voorzien in
artikel 40, niet als een mogelijkheid, maar als een recht (art 39) waarvan de maxima van de
toelagen in het Kb bepaald zijn.
De bevoegdheid van de raad om bijkomende vergoedingen of toelagen te voorzien (art 45) is
beperkt (zie verslag aan de Koning) en deze vergoedingen/toelagen mogen in geen geval
gecumuleerd worden met een ander compensatievoordeel voor dezelfde prestaties.
De auteur van de tekst heeft hier duidelijk gekozen voor een verschillend systeem voor de
beroeps en de vrijwilligers wat betreft de onregelmatige prestaties, dit onderscheid trachten
teniet te doen strookt niet met de regelgeving.
Q4 Kan de premie voor zondagsprestaties betaald worden a rato van de werkelijke duur van de
interventie, en niet per uur? Of moet deze premie ook gezien worden als een betaling per
uur? Of slaat art. 36 alleen op de betaling van de prestatie, en niet op de premie?
In het KB van 19/04/2014 (geldelijk statuut) is enkel voor de prestatievergoeding van de
vrijwilligers bepaald dat deze per uur moet berekend en betaald worden (art. 35 en 36).
De toelage voor onregelmatige prestaties kan dus wel berekend worden op basis van de
werkelijke duur van de prestatie (of per kwartier, of half uur, of uur, ...).
Concreet: een vrijwilliger die op een zondag een interventie doet van 42 minuten, zal daarvoor
een prestatievergoeding krijgen van 1u en kan, bij voorbeeld, een toelage voor onregelmatige
prestaties voor 42 minuten ontvangen (op voorwaarde dat raad bepaald heeft dat de toelage
voor onregelmatige prestaties berekend wordt op basis van de werkelijke duur van de
prestatie).
[Q5 Artikel 40, § 7 KB geldelijk statuut operationeel personeel bepaalt dat voor eenzelfde
prestatie-uur de toelage voor onregelmatige nachtprestaties niet cumuleerbaar is met de
toelage voor onregelmatige zaterdag- of zondagprestaties. Dus deze toelage voor
nachtprestaties is wél cumuleerbaar met de toelage voor feesdagprestaties?
Neen, er is geen aparte toelage voor feestdagprestaties. Zie art 40, §3.
12/12/2014
FAQ statuut - Geldelijk statuut
De wachtdiensten in de kazerne en de interventies uitgevoerd op zondag of op een feestdag
tussen 0 uur en 24 uur, worden beschouwd als onregelmatige zondagprestaties.] Update
21/11/2014
Titel 4 – Toelage voor de uitoefening van een hogere functie
79
Q1 Heeft de vrijwilliger recht op een bijkomende vergoeding zoals haard- of standplaatstoelage,
vakantiegeld of eindejaarspremie?
De vrijwillige brandweerlieden hebben geen recht op haard- of standplaatstoelage,
vakantiegeld (stelsel publieke sector) of eindejaarspremie. Artikel 6 van het Kb van 19.4.2014
geldelijk statuut is immers uitdrukkelijk van toepassing op de beroepspersoneelsleden. Dat
staat ook duidelijk in het verslag aan de Koning bij dit KB, bij de commentaar bij artikel 6
(derde lid).
BOEK 4 – Bepalingen waarvan de uitvoering facultatief is
Q1 In artikel 45 (facultatieve bepalingen) van het nieuw geldelijk statuut staat dat ‘de Raad bij
reglementaire bepalingen, ter aanvulling van dit statuut de toekenningsvoorwaarden van
verschillende vergoedingen en sociale voordelen kan vastleggen…’
Betekent dit dat de zoneraad bijkomende vergoedingen kan voorzien. Wij denken concreet
aan een vergoeding voor de wachtdienst thuis voor vrijwilligers-ambulanciers, officieren, …
Kan dit?
Artikel 45 van het geldelijk statuut moet op beperkte manier begrepen worden, zoals
toegelicht in het verslag aan de Koning.
Wat betreft de mogelijkheid om een wachtvergoeding te voorzien voor vrijwillige officieren,
verwijs ik u naar het antwoord op vraag Q4 van Titel 6 van Boek 2 van de FAQ geldelijk statuut
(ongeveer p35). Voor de vrijwillige ambulanciers geldt dezelfde redenering, aangezien art 29
van het Kb 23.8.2014 geldelijk statuut ambulanciers niet-brandweerman identiek is aan artikel
37 van het KB geldelijk statuut BWman.
BOEK 5 – Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Q1 Wie geniet welke verworven rechten en wat houdt de keuze voor het oude (geldelijke)
statuut in?
12/12/2014
FAQ statuut - Geldelijk statuut
Artikel 48, §1 KB geldelijk statuut heeft betrekking op de overgedragen personeelsleden die
kiezen voor hun oude statuut, dit wil zeggen hun oude geldelijke statuut, m.n. de geldelijke
bepalingen en de sociale voordelen. Hieronder kan bijvoorbeeld begrepen worden de
weddeschaal en het premiestelsel, de maaltijdcheques, een fietsvergoeding of een
hospitalisatieverzekering.
Paragraaf 2 van dit artikel heeft betrekking op de overgedragen personeelsleden die niet
kiezen
voor
hun
oude
hospitalisatieverzekering,
(geldelijke)
statuut.
maaltijdcheques,
Indien
zij
fietsvergoeding,
voor
01/01/2015
erkentelijkheidstoelage
een
of
gunstiger berekening van eindejaarstoelage genoten, kunnen ze ten persoonlijke titel deze
voordelen blijven genieten. Deze lijst van ‘verworven rechten’ is limitatief.
Artikel
322
van
het
administratief
statuut
voorziet
dat
de
overgedragen
beroepspersoneelsleden hun huidig verlofstelsel kunnen behouden (indien dit voor hen
voordeliger is). Dit verworven recht geldt zowel voor zij die kiezen voor het behoud van hun
oude geldelijk statuut (art 207 wet) als zij die onder het nieuwe geldelijke statuut komen.
Uiteraard hebben deze drie bepalingen enkel betrekking op de overgedragen personeelsleden
die dus al in dienst waren voor 01/01/2015 bij de brandweer, niet voor het personeel dat door
de zone zal aangeworven worden.
Q2 a) Wat met de erkentelijkheidspremie?
De erkentelijkheidspremie voor de vrijwillige brandweerlieden op het einde van hun
dienstneming is actueel niet in alle brandweerdiensten voorzien. Het nieuwe statuut voorziet
geen verplichte erkentelijkheidspremie. De zoneraad krijgt wel de mogelijkheid om dergelijke
premie te voorzien (art 46 Kb geldelijk statuut). De vrijwillige brandweerlieden (die al in dienst
zijn) die in hun gemeentelijk statuut een erkentelijkheidspremie konden krijgen, zullen dit
voordeel behouden in hun nieuwe statuut (art 48 §2 Kb geldelijk statuut).
b) Wat moet er gebeuren met de gemeentelijk bepaalde erkentelijkheidspremie zoals deze
actueel bestaat, indien er binnen de zone een nieuw systeem van erkentelijkheidspremie
zou bestaan?
Artikel 48, §2 van het KB geldelijk statuut stelt dat de vrijwillige personeelsleden die
overgedragen werden naar de zone en niet gekozen hebben voor hun oude (geldelijke)
statuut, ten persoonlijke titel de erkentelijkheidspremie kunnen blijven genieten.
Dit betekent dat de vrijwillige brandweerlieden die al in dienst zijn bij de gemeente en een
erkentelijkheidspremie genieten die voordeliger is dan deze die zal voorzien worden binnen de
zone, deze ten persoonlijke titel blijven genieten. De eraan verbonden voorwaarden en
modaliteiten bepaald in het organiek reglement blijven ook van toepassing op hen.
12/12/2014
80
FAQ statuut - Geldelijk statuut
De nieuwe personeelsleden zullen de (eventuele) nieuwe zonale regeling genieten.
Voor de volledigheid: vrijwilligers die al op pensioen zijn en een erkentelijkheidspremie
genieten, worden niet overgedragen naar de zone en de erkentelijkheidspremie blijft ten laste
van de gemeente.
c) Blijft de erkentelijkheidspremie ten laste van de gemeente of komt dit op rekening van de
zone?
De erkentelijkheidspremie van vrijwilligers die op 01/01/2015 al “op pensioen” zijn, blijft ten
laste van de gemeenten. De persoon in “pensioen” wordt immers niet overgedragen naar de
zone.
Maar de erkentelijkheidspremie van vrijwilligers die pas na 01/01/2015 “op pensioen” gaan, is
ten laste van de zone, die werkgever is. Het is immers ook de zone die de andere verworven
rechten of de oude geldelijke statuten van zij die daarvoor kiezen, moet betalen, ook al heeft
de zone deze niet zelf bepaald.
Q3 Sommige vrijwilligers ontvangen momenteel obv het organiek reglement van hun huidige
brandweerkorps een gunstiger berekening van de vergoeding dan deze opgenomen in art. 39
van het nieuw geldelijk statuut. Zo zijn er momenteel hogere vergoedingen voor
onregelmatige prestaties : vb. minimum 2 uur vergoed voor prestaties 's nachts en in het
weekend, 220% van de uurvergoeding in het weekend, 200% van de uurvergoeding voor
prestaties 's nachts, wil dit zeggen dat vrijwilligers die gebruik maken van art. 207 van de wet
15/05/2007 van deze hogere vergoedingen kunnen blijven genieten ?
Inderdaad, vrijwilligers die gebruik maken van art. 207 van de wet 15/05/2007 kunnen blijven
genieten van deze voordelen, zij behouden immers het oude geldelijk statuut (dus ook voor
het tarief per gepresteerd uur blijft het gemeentelijk statuut van toepassing).
Q4 Kunnen de vrijwilligers ook van deze voordelen blijven genieten nadat ze, na de resterende
duur van hun dienstnemingscontract, opnieuw tijdelijk worden benoemd voor de duur van 6
jaar of nadat ze worden bevorderd ?
De stilzwijgende verlenging van de tijdelijke benoeming van een vrijwillig brandweerman
maakt geen einde aan zijn keuze voor zijn oude (geldelijk) statuut in toepassing van artikel 207
van de wet van 15/05/2007.
Artikel 207, §2 bepaalt wel dat het nieuwe statuut van rechtswege van toepassing is bij een
benoeming, bevordering of een aanwijzing voor mobiliteit of een mandaatsfunctie (zowel voor
beroeps als vrijwilligers). Dus een bevordering stelt wel een einde aan de keuze voor het oude
(geldelijk) statuut.
12/12/2014
81
FAQ statuut - Geldelijk statuut
Q5 Hoe worden de voorafgaande dienstjaren (voor de opstart van de zone) van de vrijwilligers
meegeteld voor het berekenen van de geldelijke anciënniteit? Een jaar voor een jaar of
moet ook hier reeds gerekend worden a rato van 180 prestatie-uren op jaarbasis voor een
jaar.
In het kader van art. 53 van het KB 19/04/2014 - geldelijk statuut mag een maand voor een
82
maand geteld worden.
Bijvoorbeeld: bij een sergeant met 15 jaar dienstanciënniteit die sinds 5 jaar sergeant is kan
enkel rekening worden gehouden met de 5 jaar als sergeant.
Dit geldt zo voor alle graden, behalve die van korporaal (zie art. 33). Daar mogen de jaren in de
graad van brandweerman ook meegerekend worden.
Q6 Moeten de jaren anciënniteit aaneensluitend zijn? Quid iemand die b.v. enkele jaren uit
dienst is geweest en later terug actief is opgenomen in een (ander) korps?
De anciënniteit die opgebouwd werd in een ander korps (binnen dezelfde zone) of in een
vorige periode bij hetzelfde korps kan meegeteld worden voor zover bovenstaande principes
vermeld in de vraag Q5 worden gerespecteerd.
Q7 Volgens art.51 zal het beroepspersoneelslid op geen enkel ogenblik in zijn nieuwe
weddeschaal een wedde krijgen die lager ligt dan de wedde die hij in zijn vroegere
weddeschaal gekregen zou hebben. Bij deze vergelijking wordt geen rekening gehouden met
een eventueel weddesupplement of een eventuele verhoging van de weddeschaal voor
nacht-, zaterdag- en zondagprestaties. Voor de huidige dienstchefs vervalt de premie voor
dienstchef. Kan het huidige supplement voor dienstchef niet behouden worden cfr. art 48§2
geldelijk statuut of kan dit supplement enkel behouden worden indien er gebruikt gemaakt
wordt van de mogelijkheid vermeld in art. 207 van de wet van 15/05/2007 ?
Artikel 48, §2, dat toelaat om bepaalde geldelijke voordelen uit het oude statuut te
combineren met het nieuwe statuut, heeft enkel betrekking op de 5 geldelijke bepalingen die
opgesomd zijn. Dus dit artikel geldt niet voor het weddesupplement voor dienstchef.
Het bestaande weddesupplement voor dienstchef kan ook niet behouden worden ingeval de
betrokkene gebruikmaakt van artikel 207 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele
veiligheid. Deze keuze laat toe de geldelijke bepalingen en sociale voordelen uit het huidige
gemeentelijke statuut te behouden (art 48, §1 KB 19/04/2014 administratief statuut). Evenwel,
het weddesupplement als dienstchef kan niet behouden worden, aangezien de functie van
dienstchef niet meer bestaat en men dus niet meer voldoet aan de toekenningsvoorwaarden
voor dit weddensupplement.
12/12/2014
FAQ statuut - Geldelijk statuut
Q8 Hoe wordt iemand die een hogere functie waarneemt, ingeschaald?
Bij de inschaling wordt rekening gehouden met de graad waarin de persoon vastbenoemd is.
Voor de hogere functies zijn geen specifieke overgangsbepalingen voorzien.
Q9 Wanneer iemand kiest voor het behouden van zijn oud geldelijk statuut, blijft de betaling
van de wedde dan in het begin van de maand?
83
Ja.
Q10 In sommige grondreglementen van gemeentelijke brandweerdiensten staat vermeld dat er
een fictief maximum – contingent van wekelijkse prestatieuren wordt toegekend met het
oog op de vergoeding van sommige prestaties van administratieve of representatieve aard
voor de verantwoordelijke vrijwillig bevelhebber-dienstchef.
Vervalt dit recht op dit aantal fictief maximum contingent prestatieuren ook indien de
huidige vrijwillig officier-dienstchef gebruikmaakt van artikel 207 van de wet van 15 mei
2007 betreffende de civiele veiligheid aangezien de functie van ‘dienstchef’ niet meer
bestaat, maar de functie vermoedelijk wordt omgevormd tot ‘postverantwoordelijke’?
Dezelfde redenering als voor het weddensupplement dienstchef is van toepassing op het
maximumcontingent uren voor een vrijwillig dienstchef. Deze bepaling kan niet meegenomen
worden in het kader van art 207 van de wet (keuze oud geldelijk statuut) omdat de functie van
dienstchef niet meer bestaat.
Q11 In art 9 van het geldelijk statuut staat vermeld dat een personeelslid bij een hiërarchische
bevordering in zijn nieuwe graad nooit een wedde krijgt die lager ligt dan de wedde die hij in
zijn vroegere graad gekregen zou hebben. Momenteel ontvangen de huidige sergeantmajoors (PB5) die bevorderen naar opperadjudant (PB6) een wedde van €29300 (geldelijke
anciënniteit min. 27 jaar). Na de invoering van het nieuwe administratief en geldelijk statuut
zouden de huidige sergeant-majoors (M0-3) echter bevorderen naar de graad van adjudant
(M1-2). Hierdoor ontvangen zij een wedde die lager ligt dan de wedde die zij in hun oude
statuut zouden hebben gekregen bij een bevordering naar (opper)adjudant (PB6 27 jaar
geldelijke anc. €29300 vs. M1-2 27 jaar geldelijke anc. €28900, een negatief verschil van
€400). Indien deze medewerkers beslissen om onderworpen te blijven aan hun huidige
geldelijke statuut, kunnen ze dan genieten van deze hogere wedde na bevordering ?
Artikel 9 van het Kb geldelijk statuut is geen overgangsbepaling. Het derde lid verwijst naar het
principe dat een hiërarchische bevordering nooit mag resulteren in een lagere wedde dan
diegene die men had in de lagere graad. Deze bepaling situeert zich in het nieuwe geldelijk
statuut, de vergelijking wordt gemaakt met de wedde van de lagere graad die men bekleedde,
niet de wedde die men zou genoten hebben indien men bevorderd zou zijn tot de hogere
graad uit het oude gemeentelijk statuut.
12/12/2014
FAQ statuut - Geldelijk statuut
Artikelen 49 tot 51 bepalen de overgangsregeling voor de inschaling in de nieuwe
weddenschalen.
Artikel 207, §2 van de wet van 15.5.2007 bepaalt uitdrukkelijk dat ingeval van (hiërarchische)
bevordering, het nieuwe geldelijk statuut van rechtswege van toepassing is. Men kan in dat
geval dus geen beroep meer doen op de oude weddeschalen. De puur geldelijke
bevorderingen zonder dat men hiërarchisch bevorderd wordt en dus zonder dat men van
graad verandert, blijven wel van toepassing op de personen die gebruik maken van artikel 207
van de wet.
Q12 In art. 48 §1 van het geldelijk statuut staat vermeld dat het personeelslid dat gebruikt maakt
van de mogelijkheid, vermeld in art 207 Wet 15/05/2007, persoonlijk de reglementaire
bepalingen blijft genieten die op hem van toepassing waren wat de geldelijke bepalingen en
de sociale voordelen betreft, zo lang deze situatie aanhoudt.
Een luitenant-vrijwilliger met een diploma niveau A krijgt volgens de integratieregels de
graad van kapitein. Indien deze medewerker zijn huidige geldelijke bepalingen wenst te
behouden, welke prestatievergoeding krijgt deze medewerker dan ? De prestatievergoeding
van luitenant of de prestatievergoeding van kapitein van zijn oude geldelijk statuut ?
Artikel 48, §1 van het Kb geldelijk statuut laat toe om het oude geldelijke statuut te behouden,
meer bepaald de reglementaire bepalingen die op hem van toepassing waren. De betrokkene
zal dus de vergoedingen blijven genieten die hij genoot in zijn graad van luitenant-vrijwilliger.
Q13 Artikel 51 spreekt over een garantie van het behoud van wedde. Ik neem aan dat dit over
een foto gaat zonder doorgroei in de oude weddeschaal, wel met indexering?
De vergelijking bedoeld in artikel 51 geldelijk statuut moet inderdaad gemaakt worden met de
laatst genoten wedde in de oude weddenschaal, zonder doorgroei in de oude weddenschaal.
Zolang de nieuwe wedde niet hoger is dan de oude, blijft men de oude wedde ontvangen.
Deze wordt ook geïndexeerd.
Q14 Evaluatieresultaat van voor 01/01/2015 blijft dit tellen voor doorschalingen in het oude
statuut (vb. bij BWM van pb2 naar pb2bis) in 2015 en 2016?
Het betreft dus iemand die gebruik gemaakt heeft van art 207 van de wet en voor zijn oude
geldelijke statuut gekozen heeft. Voor de evolutie in de oude (puur) geldelijke loopbaan moet
de laatste evaluatie bekeken worden; in het begin zal dit de evaluatie van het oude statuut
zijn, daarna zal de nieuwe evaluatie van het nieuwe statuut tellen.
Q15 Art. 48 §2 en §3 (geldelijk statuut) somt de verworven rechten op, net als art. 207 en 322 §2
en §3 (administratief statuut). Moeten al deze verworven rechten als pakket beschouwd
worden of kan men over elk recht apart kiezen voor het oud of nieuw statuut. Vb. kan men
12/12/2014
84
FAQ statuut - Geldelijk statuut
kiezen om verlof en hospitalisatieverzekering uit oud statuut kiezen en de maaltijdcheques
en fietsvergoeding uit nieuw statuut?
Wat betreft de verworven rechten, geldt volgende regeling:
-
Art 322 administratief statuut: men kiest voor het geheel van zijn oude verlofstelsel,
niet voor sommige onderdelen. Bovendien zijn de modaliteiten verbonden aan dat
verlofstelsel ook van toepassing. Zie onze FAQ Administratief statuut Q3 van Boek 9,
Titel 1, Hoofdstuk 3, Afdeling 3.
-
Art 48, §2 geldelijk statuut: dit artikel bepaalt 5 verworven rechten: deze kunnen
afzonderlijk toegepast worden (geen pakket)
-
Art 48, §1 geldelijk statuut: dit artikel bepaalt wat valt onder de keuze bedoeld in
artikel 207 van de wet: het gaat over de geldelijke bepalingen en sociale voordelen
als een pakket, m.n. het gehele oude geldelijke statuut.
-
De drie verschillende artikelen vormen geen pakket, de keuze wordt afzonderlijk per
artikel gemaakt. (met dien verstande dat een combinatie van artikel 48, §2 en 48, §1
niet mogelijk is, aangezien beide artikelen mekaar uitsluiten: artikel 48, §2 betekent
dat men het nieuwe geldelijk statuut heeft, en art 48, §1 betekent dat men het oude
geldelijk statuut behouden heeft).
Q16 Indien men een paar maanden anciënniteit tekort komt om in een hogere weddeschaal te
vallen, kan men er dan voor opteren om te kiezen voor zijn oude geldelijke statuut om dan
bij een verhoging van weddeschaal over te stappen naar het nieuwe geldelijke statuut?
Dit is inderdaad mogelijk. De integratieregels in de nieuwe weddeschalen, zoals opgenomen in
bijlage 3 van het geldelijk statuut, blijven geldig, ook als men later dan 01/01/2015 de keuze
maakt voor het nieuwe geldelijke statuut.
Q17 Artikel 51 stelt dat men nooit een lagere wedde mag hebben in het nieuwe geldelijke statuut
dan in het oude statuut. De vraag stelt zich of men elk jaar moet vergelijken.
Als bij de integratie de wedde in de nieuwe weddenschaal lager is, moet men elk jaar de
wedde in de oude weddeschaal vergelijken met de wedde in de nieuwe weddenschaal totdat
de wedde in de nieuwe weddenschaal minstens gelijk is (Zie ook Q3 van titel 4 van het Boek 2
van de FAQ Geldelijk statuut)op p 44 van de FAQ statuut.)
Q18 Indien iemand kiest voor behoud van het oude geldelijk statuut (art 207 wet) en dan verder
blijft doorgroeien in zijn oude functionele loopbaan, en hij kiest er later voor om (na
1.1.2015) toch over te stappen naar het nieuwe geldelijk statuut, hoe wordt hij dan
ingeschaald in de nieuwe weddenschalen? Art. 49 bepaalt dat bij de inwerkingtreding van
12/12/2014
85
FAQ statuut - Geldelijk statuut
het statuut, voor het beroepspersoneelslid dat geen officier is, het personeelslid de in bijlage
3 vastgelegde weddeschaal geniet, volgens zijn graad, de weddeschaal die hij voordien
genoot en, desgevallend, zijn geldelijke anciënniteit.
Indien iemand kiest voor het oude geldelijk statuut, kan deze inderdaad verder genieten van
de louter geldelijke bevorderingen in de weddenschaal indien deze als zodoende in het oude
gemeentelijk statuut opgenomen waren. Op het moment dat deze beslist in het nieuwe
geldelijke statuut te stappen, wordt hij ingeschaald rekening houdend met de situatie (graad,
weddenschaal en geldelijke anciënniteit) zoals deze op dat moment is. Artikel 49 en art 50
spreken immers over “bij de inwerkingtreding van dit statuut voor het beroepspersoneelslid
dat …”, dus het betreft het moment van inwerkingtreding specifiek voor dat personeelslid
Q19 Wanneer een beroepspersoneelslid vóór de inwerkingtreding van het geldelijk statuut
vooruit betaald werd, behoudt het dit recht indien, in toepassing van art. 207 gekozen wordt
voor behoud van het oude geldelijk statuut. Als dit personeelslid op een bepaald ogenblik
toch opteert voor de bezoldiging volgens het nieuwe statuut, kan het dan beroep doen op de
overgangsbepalingen voorzien in art. 52§1 (overgangsperiode van 16 maanden om van
vooruitbetaling naar betaling na vervallen termijn over te gaan) of wordt de wedde dan
dadelijk na de maand betaald (of in de loop van de maand indien de keuze om toch over te
gaan naar het nieuwe statuut genomen wordt binnen de 16 maanden na inwerkingtreding)?
Indien men het artikel elke keer dat iemand instapt, opnieuw in zijn geheel toepast, zal dit
leiden tot zeer veel verschillende uitbetalingsdata, wat onhoudbaar zou zijn voor de sociale
secretariaten/personeelsdiensten.
Het doel van het artikel is om betalingsproblemen te vermijden bij personeelsleden die
overgaan van een systeem van voorafbetaling van wedde naar een systeem van betaling na
ververvallen termijn. Indien dit praktisch niet haalbaar zou zijn voor de zone/sociaal
secretariaat om artikel 52 telkens opnieuw toe te passen op verschillende momenten, kan
aanvaard worden dat de zone een alternatieve oplossing voorziet die dezelfde waarborgen
biedt (nl betalingsmoeilijkheden vermijden bvb door voorschot op de wedde toe te staan).
Q20 De weddeschaal met corresponderende anciënniteit van majoor en kolonel is in het nieuwe
statuut lager dan in ons oude (gemeentelijke) statuut. Wat betekent dit in de praktijk?
Blijven zij aan hun oude wedde betaald worden, ook al kiezen zij voor het nieuwe statuut,
aangezien het nieuw geldelijk statuut vermeld dat je in het nieuwe statuut niet minder zal
verdienen (art. 50 §1)? Of betekent dit dat voor hen het kiezen voor het nieuwe statuut de
consequentie heeft dat zij maandelijks een lagere wedde zullen hebben?
Indien de oude wedde hoger ligt dan de nieuwe wedde, en men wil toch kiezen voor het
nieuwe geldelijk statuut, wordt men ingeschaald in de nieuwe weddenschalen, maar met
12/12/2014
86
FAQ statuut - Geldelijk statuut
toepassing van artikel 51: men blijft zijn oude wedde genieten totdat de nieuwe weddeschaal
toelaat een minstens gelijk wedde te krijgen.
Q21 Een huidige beroepsbrandweerman was bij het gemeentebestuur eerst in dienst als arbeider
bij de dienst gebouwen maar is vanaf 1996 aangeworven als beroepsbrandweerman. Op dat
moment heeft hij ook de geldelijke anciënniteit meegekregen die hij had opgebouwd binnen
het bestuur + 6 jaar privéjaren zodat hij nu op 35 jaar geldelijke anciënniteit komt. Mogen
wij de oude anciënniteit laten meetellen voor de inschakeling in de nieuwe weddeschalen ?
De inschakeling in de weddenschalen gebeurt inderdaad op basis van de anciënniteit die hij
momenteel geniet, zoals toegekend door de gemeente in het verleden.
Q22 Kan een persoon die momenteel een toelage geniet voor het uitoefenen van de
waarnemende functie van dienstchef, deze behouden door beroep te doen op art 207 van de
wet (keuze oud geldelijk statuut)?
Neen. Zie antwoorden op vragen Q7 en Q10 van het BOEK 5 - Opheffings-, overgangs- en
slotbepalingen, van de FAQ Geldelijk statuut, waarin ook het weddensupplement van de
dienstchef en het maximumcontigent uren voor administratie en representatieve functies van
de vrijwillige dienstchef niet kan behouden worden, doordat men niet meer voldoet aan de
toekenningsvoorwaarden ervan.
Dezelfde redenering is hierop van toepassing, de functie van dienstchef zal immers binnen de
zone niet meer moeten waargenomen worden.
[Q23 (a) In artikel 48, § 2 KB geldelijk statuut operationeel personeel is er sprake van een behoud
ten persoonlijke titel van de fietsvergoeding indien deze gunstiger is dan de eventuele
nieuwe fietsvergoeding die door de raad wordt opgelegd. Gaat het in casu om een
fietsvergoeding die kan worden toegekend nav het traject ww-verkeer? Dus het maximaal
toegelaten bedrag van 0.22 euro/km? Of betreft dit de toekenning van een fietsvergoeding
voor het maken van een dienstreis?
Beide gevallen komen in aanmerking.
(b) Bijkomend, mag de zoneraad een fietsvergoeding toekennen voor het maken van een
dienstreis? Op grond van artikel 3 KB geldelijk statuut operationeel personeel is er enkel
sprake van terugbetaling van reiskosten indien gebruik gemaakt wordt van het openbaar
vervoer en eigen wagen.
In de federale reglementering is het mogelijk om een fietsvergoeding te krijgen voor
dienstreizen. ] Update 21/11/2014
12/12/2014
87
FAQ statuut - Geldelijk statuut
[Q24 Hoe
moeten
de
verworven
rechten
vermeld
in
artikel
48,
§2,
inzake
hospitalisatieverzekering begrepen worden?
Wat betreft de hospitalisatieverzekering, is het zo dat de betrokkene het recht behoudt op het
voordeel van een hospitalisatieverzekering ten laste van de werkgever. Enkel de statutaire
bepalingen terzake opgenomen in het gemeentelijk statuut kunnen behouden blijven. Gezien
het feit dat de voorwaarden van de hospitalisatieverzekering per definitie wijzigbaar zijn in
functie van de contractuele voorwaarden tussen de werkgever en de verzekeraar en het feit
dat de verzekeraar kan wijzigen wanneer het contract afloopt, is het niet mogelijk om een
recht te doen gelden op de concrete voorwaarden van de polis zoals deze op 31.12.2014 in uw
gemeente geldt.] Update 12/12/2014
[Q25 Hoe moeten de verworven rechten vermeld in artikel 48, §2 inzake maaltijdcheques
begrepen worden?
Het recht op maaltijdcheques wordt behouden conform de statutaire voorwaarden bepaald in
het gemeentelijk statuut. Indien het gemeentelijk statuut bepaalt welke de werkgevers- en
welke de werknemersbijdrage is, blijven deze van toepassing ten persoonlijke titel.] Update
12/12/2014
Bijlage 1
(Opper-) Adjudant
Luitenant (uitdovend)
Luitenant
Kapitein
Majoor
Kolonel
Q1 Bij de schaal O02 en O03 voor luitenant staat op trap 24 een lager bedrag staat dan op trap
23. Wat is het juiste bedrag?
Het betreft een omwisseling tussen de 2 trappen. Dit zal rechtgezet worden in een erratum.
Bijlage 2 - Prestaties vergoedingsschaal
12/12/2014
88
FAQ statuut - Geldelijk statuut
Q1 Moeten de bedragen van de prestatievergoedingschalen en de weddenschalen nog
vermenigvuldigd worden met de index?
De prestatievergoedingen voor de vrijwillige brandweerlieden en de weddeschalen zijn
gekoppeld aan de spilindex 138, 01 (art 4 KB geldelijk statuut). De bedragen in de bijlagen 1 en
2 zijn niet-geïndexeerd dus moeten nog vermenigvuldigd worden met 1,6084.
89
Bijlage 3 - Integratieregels in de nieuwe weddenschalen
Q1 (1) Een sergeant met 10 jaar geldelijke anciënniteit – 9 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit
in PB2, PB2bis en PB3 – geniet in de huidige functionele loopbaan de weddenschaal PB4.
Volgens bijlage 3 van het geldelijk statuut geniet dit personeelslid de weddenschaal MO-2. In
MO-2 is in bijlage 1 echter geen bedrag voorzien voor de 10e weddentrap. Welke wedde
geniet betrokkene op dat ogenblik?
De persoon moet ingeschaald worden in het lege vakje van M-O2, dat overeenstemt met zijn
geldelijke anciënniteit. Vanaf dat moment begint zijn schaalanciënniteit in M-02 te lopen voor
zijn bevordering in weddenschaal in het nieuwe geldelijk statuut (titel 4 Kb geldelijk statuut).
Omwille hiervan is het van belang dat hij in de juiste weddenschaal ingeschaald wordt, en niet
in de lagere M-01 of zijn oude.
In afwachting dat hij in een vakje terechtkomt waar wel een bedrag instaat, en voor zover dat
minstens gelijk is dan zijn huidige wedde, blijft hij zijn oude wedde behouden op basis van
artikel 51.
[(2) Dit doet zich elke keer opnieuw voor bij de periodische sprongen van de baremische
loopbaan. Hoe moet dit dan geregeld worden?
Daar kan er beroep gedaan worden op artikel 11, die dezelfde garantie als artikel 51 bevat
ingeval van bevordering in weddenschaal.
12/12/2014
FAQ statuut - Arbeidstijd
ARBEIDSTIJD
Oproepbaarheidsdienst
Q1 Is een beroepslid van de brandweer oproepbaar in oproepbaarheidsdienst of is dit enkel van
toepassing op vrijwilligers? Als dit ook van toepassing is op beroepspersoneel, hoe lang kan
men dan iemand in oproepbaarheidsdienst plaatsen? (Deze vraag is essentieel om de
regeling van officier van dienst verder te kunnen uitwerken binnen de zone.)
Zowel beroepsleden als vrijwilligers kunnen oproepbaar zijn in het kader van een
oproepbaarheidsdienst.
In de nieuwe wet over de arbeidstijd van het operationeel beroepspersoneel is de
oproepbaarheidsdienst immers gedefinieerd. - zie art. 3, 7° ““oproepbaarheidsdienst”: een
periode waarin de werknemer, zonder in de kazerne te moeten zijn, zich beschikbaar verklaart
om gevolg te geven aan een oproep voor een interventie. Enkel de periode van de interventie
wordt als arbeidstijd aangerekend”) In art. 6, § 2, van dezelfde wet is bepaald dat de
zonecommandant de wachtdiensten in de kazerne en de oproepbaarheidsdiensten verdeelt.
Oproepbaarheidsdienst is geen arbeidstijd en is nergens wettelijk gelimiteerd. Ook als men
tijdens die oproepbaarheidsdienst beperkt wordt in zijn vrijheid om gevolg te moeten kunnen
geven aan een oproep betekent dit niet dat dit om arbeidstijd gaat.
Artikel 27 van het KB van 19/04/2014 (geldelijk statuut) stelt dat de operationaliteitspremie de
oproepbaarheidsdiensten van de beroepsofficieren dekt.
Ook art. 19 van het KB van 19/04/2014 (administratief statuut) verwijst naar deze
oproepbaarheidsdienst.
Q2 Gaat bij een oproepbaarheidsdienst het initiatief uit van de werknemer die zich beschikbaar
verklaart? Kan hij zich dus ook onbeschikbaar stellen?
Het blijft in de eerste plaats de bedoeling om de dienst zo te organiseren dat
oproepbaarheidsdiensten voor beroepspersoneel beperkt blijven. Ik neem aan dat uw vragen
vooral betrekking hebben op het organiseren van een wacht voor officieren.
Over de oproepbaarheidsdienst kunnen afspraken vastgelegd worden in een reglement. In
overleg met de hiërarchie wordt dan bepaald hoe die afspraken concreet ingevuld worden. Dit
moet op een zelfde manier gebeuren als voor de vrijwilligers. Zie de uitleg bij art. 177 in het
Verslag aan de Koning.
Q3 Wat als iemand zich niet beschikbaar kan verklaren binnen een oproepbaarheidsdienst
omdat hij te ver van de kazerne woont?
12/12/2014
90
FAQ statuut - Arbeidstijd
Er is inderdaad geen woonplaatsverplichting voor beroepspersoneel. Aangezien gewerkt zal
worden in een netwerk van posten, kan er ook aan gedacht worden om te werken met pools
of back-ups van officieren van verschillende posten.
Het behoort tot het takkenpakket van een officier om wachten te garanderen. Dat geldt ook
voor een officier die heel ver buiten de zone woont.
91
Q4 Is het mogelijk om een vergoeding te voorzien voor de oproepbaarheidsdienst van de
beroepsofficieren?
Nee,
de
oproepbaarheidsdienst
van
de
officieren
wordt
gedekt
door
de
operationaliteitspremie, zoals ook voorzien door artikel 27 van het geldelijk statuut.
Het betreft een forfaitair bedrag, maar de zones kunnen een objectief systeem invoeren dat
bijvoorbeeld per graad het aantal oproepbaarheidsdiensten voor een bepaalde periode
bepaalt dat uitgevoerd dient te worden door de officieren.
Q5 Na de integratie van de brandweerdiensten in de hulpverleningszones verdwijnen de
verplichtingen inzake domicilie en beschikbaarheid voor de beroepsofficieren. Wil dit zeggen
dat de beroepsofficieren geen wachtdiensten thuis meer moeten presteren?
De opheffing van deze verplichtingen impliceert niet dat de beroepsofficieren niet meer
oproepbaar kunnen zijn. De oproepbaarheidsdienst is voorzien in de wet van 19 april 2014 tot
vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van
de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en
Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele
veiligheid (art. 3, 7°), maar ook in het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het
administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszone (artikel 19),
alsook, specifiek voor officieren, in artikel 27 van het koninklijk besluit van 19 april 2014
houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones.
Voornoemde wet van 19 april 2014 voorziet dat de zonecommandant beslist over de verdeling
van de wachtdiensten in de kazerne en van de oproepbaarheidsdiensten en dat de werknemer
die niet beschikbaar kan zijn zo snel mogelijk aan de commandant, met motivering, een
aanpassing van het dienstrooster moet vragen.
Hieruit volgt dat, als een officier zou weigeren om een oproepbaarheidsdienst te presteren, hij
in feite zou weigeren om te werken en dus zijn werk niet zou doen. Een dergelijke houding zou
het voorwerp kunnen uitmaken van een tuchtprocedure.
Omdat het werk niet gedaan wordt, zou de zoneraad ook kunnen beslissen om de
operationaliteitspremie te verminderen van de officier die de oproepbaarheidsdiensten
12/12/2014
FAQ statuut - Arbeidstijd
weigert te presteren. Deze premie dekt conform artikel 27 van het koninklijk besluit van 19
april 2014 houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de
hulpverleningszones, de oproepbaarheidsdienst voor de officieren.
Q6 Kan de zoneraad aan de beroepsofficieren een maximale aankomsttijd opleggen tijdens de
oproepbaarheidsdiensten?
92
Ja, dit moet voorzien worden in het arbeidsreglement van de zone.
Opt-out
Q1 Beroeps : kiezen om niet voor opt-out te gaan kan de organisatie ernstig in het gedrang
brengen , het betekent immers dat een beroeps na zijn 38 uur niets meer doet voor de
brandweer . In grote korpsen is dit misschien wel mogelijk , maar in middelmatige
organisaties wordt het heel moeilijk indien men zijn manschappen niet extra kan oproepen
of speciale oefeningen of opleidingen kan laten volgen omdat deze niet in de normale
werkuren zitten . Kan je opt-out opleggen in kader van de beschikbaarheid, en op basis van
de werking van de organisatie ?
De instemming van de werknemer is fundamenteel om van een opt-out te kunnen spreken.
Een werknemer kan dus nooit verplicht worden om een opt-out aan te gaan om stelselmatig
meer uren dan voorzien in het uurrooster te werken.
Q2 Hoe worden de opt out-uren betaald? Kan men in een zonevergoeding voorzien om de opt
out op sommige momenten (zon- en feestdagen) aantrekkelijk te maken?
Artikel 7 §2 van de wet van 19 april 2014 betreffende de arbeidstijd van de
beroepsbrandweerlieden bepaalt dat de bijkomende arbeidstijd (opt out) het voorwerp is van
een aanvullende vergoeding die gelijkwaardig is aan het basisloon in functie van de
gepresteerde uren.
Artikel 25 van de bezoldigingsregeling bepaalt dat het beroepspersoneelslid een premie voor
operationaliteit en onregelmatige prestaties geniet voor elke daadwerkelijk gepresteerde
periode. Het is derhalve evident dat deze bijkomende uren betaald worden zoals de andere
werkuren: loon en premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties.
Het is niet mogelijk te voorzien in een extra zonepremie voor de uitoefening van deze
bijkomende uren op een zon- of feestdag, want het feit dat de brandweerlieden buiten de
kantooruren werken, wordt reeds vergoed door de premie voor operationaliteit en
onregelmatige prestaties. Het is niet mogelijk te voorzien in twee verschillende premies om
hetzelfde te vergoeden. Indien de dienstverantwoordelijke moeilijkheden heeft om op een
zon- of feestdag kandidaten te krijgen, weerhoudt niets hem ervan de arbeidsregeling van zijn
12/12/2014
FAQ statuut - Arbeidstijd
personeel aan te passen, opdat deze dagen zouden worden opgenomen in de uurregeling van
dit personeel.
Q3 Stel dat men kiest voor het nieuwe geldelijke statuut en in een 38urensysteem + 10u opt-out
werkt.
Hoe worden de opt-out-uren dan vergoed?
Tellen ze mee voor
de
operationaliteitspremie? Kunnen er nog overuren gepresteerd worden in dergelijk systeem?
93
De uren opt-out worden uitbetaald volgens het uurloon (zie art. 7, § 2, wet 19/04/2014). Ze
tellen ook mee voor de operationaliteitspremie (zie art. 25 KB 19/04/2014 geldelijk statuut
“een premie voor elke daadwerkelijke gepresteerde periode”).
De wekelijkse arbeidstijd van 38u is een gemiddelde over 4 maanden. Het is dus op het einde
van deze 4 maanden dat het mogelijk wordt om het aantal uren opt-out te bepalen, die
gepresteerd werden en die moeten vergoed worden. Als er meer uren gepresteerd werden
dan het voorziene totaal voor de brandweerman (dit is 38u/week + het aantal uren opt-out
volgens het individueel akkoord), dan gaat het over overuren die moeten worden
gecompenseerd met inhaalrust.
Q4 Kan de vergoeding voor opt-out-uren voor beroeps per gepresteerde minuut betaald
worden?
Ja, de opt-out uren voor beroeps kunnen vergoed worden per minuut.
[Q5 Hoe verloopt de arbeidstijdregeling in die situatie (interpretatie Q2 FAQ statuut-arbeidstijd –
varia) In een 38-urenregeling kan een voltijds personeelslid nog 10 u extra presteren en een
deeltijds personeelslid zoveel uren als er nog rest tussen de deeltijdse werkbreuk en 48u,
met een max. van 24 u/week. Dus oproepen tijdens de kantooruren tellen niet in de extra
10u (bij voltijds personeelslid)?
Administratief personeel van de zone kan het werk verlaten om als vrijwilliger op te treden. Op
dat moment moeten zij betaald worden als vrijwilliger overeenkomstig het KB 19/04/2014
(geldelijk statuut) en telt het aantal uren mee voor de berekening van de 10 uren (of meer
indien geen voltijdse administratieve functie) als vrijwilliger. De fiscale vrijstelling is dan ook
van toepassing op die 10 uren.
Of deze uren moeten worden ingehaald en/of doorbetaald, wordt zoals bij andere vrijwilligers
geregeld door de hoofdwerkgever. In dit geval bepaalt de zone dus zelf het administratief en
geldelijk statuut voor dit personeel, met inbegrip van de bepalingen over de vergoeding en
compensatie van de uren dat men optreedt als vrijwilliger. (Pas op bij een copy-paste uit de
RPR, want hier geldt een dienstvrijstelling, waardoor men vergoed wordt als vrijwilliger + als
administratief personeel wordt doorbetaald, zonder dat de uren moeten worden ingehaald
nadien.)
12/12/2014
FAQ statuut - Arbeidstijd
Zoals gesteld in de FAQ mag dergelijke regeling niet tot doel hebben het statuut van
beroepsbrandweerman uit te hollen.] Update 21/11/2014
[Q6 Als pas na 4 maanden berekend kan worden welke uren in opt-out vallen en welke niet,
werk je in dat geval toch met overdracht van opt-out-uren over de week heen? Kan opt-out
dan maar om de 4 maanden betaald worden en slechts om de 4 maanden vastgesteld
94
worden welke overuren gerecupereerd moeten worden?
Bijv. opt out voor 10u/week, arbeidsduur van 38u/week (voorbeeld voor de gemakkelijkheid
over 4 weken i.p.v. 4 maanden, maar logica is dezelfde)
Week 1: 40 u gepland en 50 gewerkt
Week 2: 36 u gepland en gewerkt
Week 3: 36u gepland en 50 gewerkt
Week 4: 40 u gepland en gewerkt
Totaal gewerkt: 176 u i.p.v. 152 = 24 u teveel
Wat is correct:
20 u opt out betalen en 4 u in recup overuren
24 u opt out en geen overuren
Dit kan beschouwd worden als 24u opt-out en geen overuren. Zie ook de antwoorden op
volgende vragen in deze FAQ: Q3 hierboven in het onderdeel Opt-out en Q3 hierna in het
onderdeel Meer dan 38u arbeidstijd] Update 21/11/2014
[Q7 Als iemand tekent voor opt-out hier als beroeps en is vrijwilliger in een ander korps, kunnen
die 10 opt-outuren voor de vrijwilligers dan ingepland worden in een schema om bvb met
de ziekenwagen te rijden in een beurtsysteem in het weekend te samen met andere
vrijwilligers?
De opt-out bestaat alleen voor de beroeps. Iemand kan naast zijn 38u als beroeps nog 10 optouturen presteren (als beroeps), maar dit kan in een andere post zijn (b.v. de post waar hij
vroeger vrijwilliger was). Die opt-outuren kunnen gepresteerd worden tijdens wachten in de
kazerne (ingeroosterd) of kunnen gepresteerd worden tijdens interventies waarbij men van
thuis wordt opgeroepen (oproepbaarheidsdienst). Iemand kan ook tijdens zijn opt-out een
ziekenwagendienst verzorgen met een vrijwilliger als collega.] Update 21/11/2014
[Q8 (a) Wat als in een korps zowel beroeps als vrijwilligers zijn kan die beroeps dan ook nog 10
opt-outuren bij doen als vrijwilliger in datzelfde korps?
De opt-out bestaat alleen voor de beroeps. In een gemengde zone, kan een beroeps opt-out
presteren in deze zone. Dat kan echter enkel in de hoedanigheid van beroeps, aangezien men
12/12/2014
FAQ statuut - Arbeidstijd
de hoedanigheid van beroeps en vrijwilliger binnen de zone niet kan cumuleren en aangezien
de opt-out uren alleen kunnen gepresteerd worden in de hoedanigheid van beroeps.
(b) Kunnen die uren als vrijwilliger in gepland worden (zelfde korps)? Maw kunnen opt-uren
gepland worden in een rooster , want zo maak je beroepsuren bij, zonder een 48 uur
regeling te hebben?
95
Ja, opt-outuren kunnen ingepland worden in dezelfde post. Iemand kan zo tot 48u per week
werken.] Update 21/11/2014
[Q9 Kan een administratief/technisch medewerker dat op het kader staat van de brandweer nog
optreden als vrijwilliger en 24 uur extra doen , of zijn dit dan 10 extra opt –uren. Opt-out
bestaat toch niet voor technisch administratief personeel in brandweerkader?
Er is inderdaad geen opt-out voor adm technisch personeel. Wat betreft de cumul met
vrijwillig brandweerman, verwijs ik u naar vraag Q2 hierna in het onderdeel Varia van deze
FAQ] Update 21/11/2014
Q10 Kunnen de majoor en de kolonel genieten van de opt-out?
Om uw vraag te kunnen beantwoorden, moet verwezen worden naar artikel 4 van de wet van
19/04/2014 (Wet tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de
operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke
Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei
2007 betreffende de civiele veiligheid) en artikel 7 van dezelfde wet dat de opt-out voorziet.
"Art. 4. De artikelen 5, 7 en 8 zijn niet van toepassing op de werknemers die een leidinggevende
functie uitoefenen en die een autonome beslissingsbevoegdheid hebben over hun volledige
arbeidstijd."
In de memorie van toelichting is het volgende bepaald:
"Artikel 4 sluit de personen die een leidende functie uitoefenen uit van het toepassingsgebied
van enkele bepalingen van de wet. Het betreft dus de werknemers die in artikel 17, 1, a) van de
Europese richtlijn 2003/88/ EG onder de term “leidinggevend personeel” bedoeld worden, zoals
geïnterpreteerd door het Europees Hof van Justitie in de zaak C-484/04 (Commissie tegen
Verenigd Koninkrijk). Deze werknemers hebben werkelijke autonomie over het volledige aantal
arbeidsuren en de organisatie ervan. Voor hen kan afgeweken worden van de bepalingen
inzake arbeidsduur met naleving van de algemene beginselen van de bescherming van de
veiligheid en de gezondheid. De werknemers die een leidinggevende functie uitoefenen vallen
wel onder het toepassingsgebied van de wet welzijn op het werk."
12/12/2014
FAQ statuut - Arbeidstijd
De toepassing van art. 4 is dus niet gelinkt aan een bepaalde graad. Om te bepalen of iemand
voldoet aan de definitie, moet men geval per geval bekijken.
In theorie kan een kolonel of een majoor uitgesloten zijn van het toepassingsveld van art. 4
naargelang het geval en kan deze dus onder het toepassingsveld van art. 7 vallen (opt-out).
[Q10 Zouden de volgende mogelijkheden om de opt-out uren te vergoeden mogelijk zijn?
Bijvoorbeeld:
1. minimum 2 uur en elk begonnen uur is een uur.
2. een vaste premie zonder toepassing van de operationaliteitspremie en minimum 1 uur en
elke begonnen uur is een uur
De door u voorgestelde manieren om de opt-outuren te vergoeden zijn niet mogelijk.
De uren opt-out worden uitbetaald volgens het uurloon (zie art. 7, § 2, wet 19/04/2014). Ze
tellen ook mee voor de operationaliteitspremie (zie art. 25 KB 19/04/2014 geldelijk statuut
“een premie voor elke daadwerkelijke gepresteerde periode”).
De automatische afronding van interventies van minder dan één uur naar één uur voor de
prestaties in het kader van de opt-out is dus niet mogelijk. De memorie van toelichting bij art.
7 § 2 van de wet verduidelijkt dat “de vergoeding gelijk is aan de normale verloning
verschuldigd voor de prestaties geleverd in het kader van de gemiddelde wekelijkse
arbeidsduur. Een uur is dus betaald als 1/1850ste van de weddeschaal van de werknemer in
een 38-urenregime.”] Update 12/12/2014
Meer dan 38u arbeidstijd
Q1 Wij behoren tot één van de zones i.v.m. de uitzondering van de arbeidstijd. Hoe is de
verloning geregeld betreffende de uren tussen 38 en 48 uur? (Vast werkregime, niet opt-out)
Worden deze uren ook aan 1/1850ste betaald, of is er hier een andere regel van toepassing?
In de wet van 19 april 2014 en de bijhorende memorie van toelichting is duidelijk gesteld dat
er onderhandeld of overlegd moet worden met de vakbonden in die zones waar afgeweken
wordt van het 38u-systeem. Zowel de gemiddelde arbeidstijd per week als de vergoeding
maken deel uit van het syndicaal overleg/onderhandeling. In de wet wordt nergens een
minimum of maximum vermeld.
Zie de memorie van toelichting bij art. 5: “Enkel in die zones kan met de vakbonden
onderhandeld of overlegd worden over enerzijds een arbeidsregime van meer dan 38 uren
gemiddeld, maar niet meer dan 48 uren gemiddeld en anderzijds over de vergoeding ervan. Dit
12/12/2014
96
FAQ statuut - Arbeidstijd
is de gewone toepassing van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen
tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.”
Het vertrekpunt van de onderhandelingen over de vergoeding van de bijkomende uren zal het
geldelijk statuut zijn. De weddeschalen die hierin zijn uitgewerkt zijn op basis van een 38urenregime. Er moet dus onderhandeld worden over de vergoeding aangezien er niet werd
voor geopteerd om aparte weddeschalen uit te werken voor alle mogelijke regimes tussen 38u
en 48u.
Q2 Kan een zone kiezen voor 2 systemen van arbeidstijd binnen de zone bvb een deel in 48 uren
en een deel in 38. Wat dan bij mutatie van iemand die nu in 38 staat en naar een 48 uur wil.
Wordt dit nog toegelaten?
Ja, een zone kan verschillende arbeidsregimes hebben. Een arbeidsregime van meer dan
38u/week gemiddeld is enkel mogelijk in de 7 zones die voldoen aan de voorwaarden vermeld
in de wet van 19/04/2014 arbeidstijd operationeel personeel (m.n. Vlaams‐Brabant Oost,
Vlaams‐Brabant West, Antwerpen Rivierenland, Limburg Oost, West‐Vlaanderen Fluvia, West‐
Vlaanderen Midwest en Namen NAGE). Het betreft een overgangsregeling die door de zones
binnen de termijn bepaald in de wet moet geregulariseerd worden.
De overgangsregeling geldt voor de zone, voor zowel hun reeds in dienst zijnde personeel als
voor het nieuw aangeworven personeel. Dus als iemand in een andere post terechtkomt, waar
een ander arbeidsregime van toepassing is, zal de betrokkene onder dit nieuwe arbeidsregime
vallen.
Q3 Hoe moet "de bijkomende vergoeding" geïnterpreteerd worden ? Uiteraard moet voor elk
effectief gepresteerd uur de operationaliteistpremie betaald worden, maar :
kan deze operationaliteitspremie de minimale "bijkomende vergoeding" zijn of is de
bijkomende vergoeding minimaal het basisuurloon (1/1850e) voor elk uur boven de 38 uur
gemiddeld + de operationaliteitspremie (dit zou dan betekenen dat de bijkomende
vergoeding een vergoeding is bovenop het extra basisuurloon + operationaliteitspremie).
Mag de bijkomende vergoeding, buiten de operationaliteitspremie, berekend worden op
basis van de effectief gepresteerde uren of moet dit bijgeteld worden bij het basisloon (bv.
in een 42 urenweek : dient het basis jaarloon verhoogd te worden met 52 x 4 uur, ongeacht
het verlofstelsel en eventuele ziektedagen,...) of mag er berekend worden op basis van het
effectief aantal gepresteerde uren t.o.v. een 38 urenweek met hetzelfde verlofstelsel ?
In de wet van 19 april 2014 wordt nergens een minimum of maximum van de bijkomende
vergoeding vermeld. Het is de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever geweest om geen
aparte weddeschalen uit te werken voor alle mogelijke regimes tussen 38u en 48u, maar om
het bedrag van deze vergoeding in onderhandeling met de vakorganisaties te bepalen.
12/12/2014
97
FAQ statuut - Arbeidstijd
Zie de memorie van toelichting bij art. 5: “Enkel in die zones kan met de vakbonden
onderhandeld of overlegd worden over enerzijds een arbeidsregime van meer dan 38 uren
gemiddeld, maar niet meer dan 48 uren gemiddeld en anderzijds over de vergoeding ervan. Dit
is de gewone toepassing van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen
tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.”
Het vertrekpunt van de onderhandelingen over de vergoeding van de bijkomende uren zal het
geldelijk statuut zijn. De weddeschalen die hierin zijn uitgewerkt zijn op basis van een 38urenregime.
De wet sluit ook niet uit dat er b.v. 42u wordt gewerkt aan het maandloon dat voorzien is voor
een 38 urenregime. De bijkomende vergoeding is dan dus gelijk aan nul. Uiteraard zal de
operationaliteitspremie wel altijd uitbetaald moeten worden per effectief gepresteerd uur.
Als overeengekomen wordt om een bijkomende vergoeding toe te kennen, dan mag deze
berekend worden op basis van de effectief gepresteerde uren of mag deze ook bijgeteld
worden bij het basisloon. Dit maakt deel uit van de onderhandelingen.
Q4 Wat moet er concreet gebeuren indien er geen akkoord kan bereikt worden met de
syndicale organisaties over de arbeidstijd boven de 38u per week en de bijkomende
vergoeding ervan?
Aangezien de materie van sociale bemiddeling tot de bevoegdheid van de FOD
Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg behoort, kunt u best rechtstreeks contact
opnemen met de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen, Ernest Blérotstraat 1,
1070 Brussel (Tel. : 02 233 41 11; Fax : 02 233 40 77; E-mail: [email protected] (Nl)
of [email protected] (Fr)).
Q5 Wie kan/moet de aanvraag tot tussenkomst van een sociaal bemiddelaar doen? Is dat de
vakorganisatie of de zone of een mogelijkheid voor allebei?
Beiden kunnen dit doen. In de standaardprocedure is voorzien dat de “meest gerede partij”
een aanvraag indient. Eens de aanvraag gedaan is, is het dan de bemiddelaar die de bereidheid
bij de andere partijen zal nagaan. Het is ook al gebeurd dat er een gezamenlijke aanvraag
komt, bv. van de overheid maar na dit zo afgesproken te hebben met de vakbonden.
Voor een vollediger beeld kan verwezen worden naar volgende bijlagen:
−
−
een protocol afgesloten op het comité A dat de bemiddelingsprocedure vastlegt, en
waarin dus ook bepaald werd wie de aanvraag kan doen, en op welke manier dit dient
te gebeuren;
een presentatie met wat meer algemene uitleg over wat bemiddeling is (en wat niet).
12/12/2014
98
FAQ statuut - Arbeidstijd
Bij beide geldt wel het voorbehoud dat dit de algemene procedure betreft. De situatie bij de
zones kan op sommige punten toch wel wat afwijkend zijn, aangezien in de wet van
19/04/2014 expliciet verwezen wordt naar de bemiddeling als etappe.
Q6 Indien men voor 38u + 10u opt-out kiest, kan men max. 10u extra per week werken. Is er
voor iemand die voor 38u kiest een maximum opgelegd inzake te presteren overuren?
99
Het absolute maximum van 60u/week geldt wel (art. 5 wet 19/04/2014). Het gemiddelde van
38u/week over een referentieperiode van 4 maanden is te berekenen met de overuren
inclusief. Overuren moeten altijd gecompenseerd worden met inhaalrust.
Q7 Als men beroepsbrandweerman is in een zone en men naast de vaste shiften ingezet wil
worden binnen het voormalig vrijwilligerskorps impliceert dit dat men automatisch moet
kiezen voor 38u + 10u opt-out? Of kan dit ook binnen een gewone 38u-regeling (wat zou
impliceren dat men het “overwerk” dat men doet in het vrijwilligerskorps dient te
recupereren in zijn vaste shiften als beroeps)?
Niemand kan verplicht worden om te kiezen voor een opt-out. Dit is de individuele keuze van
de werknemer. Een brandweerman die beroepslid is in een 38u- systeem en in de toekomst
verbonden wil blijven met zijn vroegere collega-vrijwilligers kan inderdaad kiezen voor een
opt-out van maximaal 10u. Deze uren presteert hij dan als beroeps, maar dit kan wel in een
andere post (in dit geval zijn oude vrijwilligerskorps).
Indien men in een 38u-systeem werkt, zonder opt-out, kan men ook bepaalde prestaties in
andere posten uitvoeren. Wanneer deze prestaties b.v. interventies zijn op oproep buiten zijn
gewone arbeidsrooster, dan zouden die uren inderdaad moeten gecompenseerd worden
binnen zijn arbeidsrooster. Hij treedt dus in alle gevallen op als beroeps.
Varia
Q1 Kan een 24-uurs shift eigenlijk nog blijven voortbestaan? In de memorie van toelichting
wordt gesteld dat enkel in uitzonderlijke situaties de maximale dagelijkse of wekelijkse
arbeidsduur mag overschreden worden. Daarbij wordt gesteld dat een schouwbrand
eigenlijk valt onder een gebruikelijke activiteit van een hulpdienst en dus geen uitzonderlijke
situatie is die toelaat om af te wijken van de dagelijkse of wekelijkse arbeidsduur. Hoe kan
dit nu effectief geïnterpreteerd worden?
12/12/2014
FAQ statuut - Arbeidstijd
Shiften van 24u zijn zeker nog mogelijk in het kader van de nieuwe wet over de arbeidstijd. Art.
5, § 3 stelt duidelijk dat men tot 24u kan werken. (Uit art. 5, § 4 kan ook afgeleid worden dat
interventies van 24u perfect mogelijk zijn.)
Het voorbeeld in de memorie van toelichting was vooral bedoeld voor de overschrijdingen van
de wekelijkse arbeidsduur. Het kan niet zijn dat iemand meer dan 60u per week werkt omwille
van “gebruikelijke activiteiten”. Om meer dan 60u per week te werken moet er effectief al een
grootschalige interventie geweest zijn.
Het gaat ook in tegen de redelijkheid om te interpreteren dat iemand na 23,5 u shift niet meer
zou mogen uitrukken voor een dringende oproep voor een ambulance of een schouwbrand,
omdat hij dan meer dan 24u zou werken. Men kan ook niet in het midden van een interventie
stoppen omdat zijn shift er zou opzitten. Na het afwerken van de laatste interventie moet er
dan wel compensatie zijn binnen de 14 dagen.
Bovendien moeten deze bepalingen ook samen gelezen worden met artikel 19 en 20 van het
administratief
statuut
(bijzondere
plichten
bij
interventies)
waarin
staat
dat
beroepspersoneelsleden kunnen verplicht worden om tijdens interventies de duur van hun
prestaties te verlengen.
Q2 Is het mogelijk om de functie van administratief personeelslid van de zone te cumuleren met
een functie als vrijwilliger binnen dezelfde zone?
In het KB van 19/04/2014 (administratief statuut voor het operationeel personeel van de
hulpverleningszones) staat er geen onverenigbaarheid tussen administratief personeelslid van
de zone en vrijwillig personeelslid van de zone.
Het administratief statuut van het administratief personeel zal door de zone opgesteld
worden. De zone zal dus zelf kunnen bepalen of zij een dergelijke onverenigbaarheid al dan
niet opneemt.
De volgende principes zijn van toepassing:
•
•
Voor het administratief personeel blijft de wet van 14/12/2000 (arbeidstijd van het
overheidspersoneel) van toepassing.
Een opt-out, zoals die wordt ingevoerd voor het operationeel beroepspersoneel (door
de wet van 19/04/2014), is niet mogelijk voor hen.
Gelet op het feit dat een beroepslid de mogelijkheid heeft om bij dezelfde werkgever een optout van max. 10u uit te voeren bovenop zijn gemiddelde wekelijkse arbeid van 38u en gelet op
het feit dat een brandweervrijwilliger max. 24u (over een referentieperiode van één jaar) kan
presteren naast zijn hoofdjob, die in principe ook gemiddeld 38 u per week bedraagt, is een
12/12/2014
100
FAQ statuut - Arbeidstijd
interpretatie nodig van het maximaal aantal uren dat een administratief personeelslid nog als
vrijwilliger kan presteren binnen één zone en dus voor één werkgever.
Zonder een standpunt in te nemen over de toepasselijkheid van de richtlijn 2003/88/EG op de
brandweervrijwilligers en onder voorbehoud van andersluidende rechtspraak, lijkt het redelijk
dat een administratief personeelslid nog max. 10u als vrijwilliger mag presteren (over een
referentieperiode van één jaar) binnen dezelfde zone. Iemand die deeltijds als administratief
personeel werkt, kan meer uren als vrijwilliger presteren, maar hij kan nooit meer dan 24u als
vrijwilliger presteren en ook nooit meer dan gemiddeld 48u per week wanneer de prestaties
als vrijwilliger en als administratief lid worden samengeteld.
Die laatste mogelijkheid mag echter nooit de bedoeling hebben om de wet te ontduiken en het
statuut van het operationeel beroepspersoneel uit te hollen.
Volgens art. 174 van voormeld KB van 19/04/2014 is het ook mogelijk om een vrijwilliger een
aantal administratieve taken toe te vertrouwen. Ook deze mogelijkheid mag echter nooit de
bedoeling hebben om de wet te ontduiken en het statuut/contract van het administratief
beroepspersoneel uit te hollen.
Q3 Stel dat men kiest voor het nieuwe geldelijke statuut en in een 38urensysteem werkt. Hoe
worden overuren dan vergoed? Tellen ze mee voor de operationaliteitspremie?
Alle uren buiten het normale uurrooster dienen gerecupereerd te worden en worden gewoon
vergoed
aan
100%.
Deze
gepresteerde
uren
tellen
allemaal
mee
voor
de
operationaliteitspremie, maar doordat ze steeds gecompenseerd moeten worden met
inhaalrust werkt men in principe altijd gemiddeld 38u/week.
b.v. in een maand met overuren zal de operationaliteitspremie hoger liggen dan in de maand
waarin deze uren gecompenseerd worden met inhaalrust (in beide maanden blijft de wedde
wel dezelfde, maar wisselt het bedrag van de operationaliteitspremie in functie van de
effectief gepresteerde uren).
Q4 De adjudant krijgt een operationaliteitspremie van 38%. In het nieuwe statuut specificeert
men echter niet of deze een dienstrooster heeft van het operationeel team of een
administratief dienstrooster.
U moet begrijpen dat wij, als operationeel adjudant in ploeg onder het oude statuut met
uitzonderlijke prestaties en dag-, nacht- en weekendshiften, niet willen overgaan naar 5
weekdagen van 8 tot 17u.
Het dienstrooster van het operationeel personeel van de zone (continudienst met shiften van
8, 12 of 24 uren of dagdienst) wordt noch door de wet op de arbeidstijd, noch door het
geldelijk statuut, noch door het administratief statuut bepaald.
12/12/2014
101
FAQ statuut - Arbeidstijd
Dit dienstrooster valt onder de organisatie van de zone en zal vastgelegd worden door de
bevoegde overheid in functie van de omstandigheden die eigen zijn aan elke zone
(bijvoorbeeld: of er vrijwillige brandweerlieden zijn, alsook de beschikbaarheidsgraad van deze
vrijwillige brandweerlieden) en/of in functie van de specificiteit van de uitgeoefende functie
(een houder van een managementfunctie, een preventiedeskundige of een mecanicien zullen
logischerwijs toegewezen worden aan een dagdienst omdat ze moeten deelnemen aan interne
vergaderingen of in contact moeten staan met andere openbare diensten of met klanten of
leveranciers van buiten de zone).
Q5 Art 5, 7 en 8 van de wet van 19 april 2014 zijn niet van toepassing op leidinggevend
personeel. Betekent dit dat voor hun arbeidstijdregeling wel nog de wet van 14 december
2000 van toepassing is?
Nee, zie art. 21 van de wet van 19/04/2014: alle operationele leden van de
hulpverleningszones worden uitgesloten van de belangrijkste bepalingen van de wet van
14/12/2000. Het betekent dat ze hun uurregeling zelf kunnen bepalen en bij voorbeeld meer
uren kunnen werken per week of per dag, of hun pauzes anders kunnen nemen dan voorzien
in de wet van 19/04/2014 (en de wet van 14/12/2000).
Q6 De gemiddelde diensttijd wordt bekeken op 4 maanden. In principe mag men op het einde
van die periode geen uren ter recuperatie van de 38h-week meer staan hebben. In welke
mate is er een minimale overdracht mogelijk op het einde van die periode naar het begin
van de volgende periode? Vb. iemand moet door een interventie langer werken zijn
allerlaatste shift van de periode, waardoor hij extra overuren krijgt.
Zoiets kan worden opgenomen in een arbeidsreglement (b.v. overdracht van max. 12 overuren
naar volgende referentieperiode – de uren boven de 12 gaan verloren)
Q7 Art. 4 van de wet van 19/04/2014 stelt dat de richtlijnen niet van toepassing zijn op
personeel dat een leidinggevende functie heeft en autonoom beslist over zijn arbeidstijd. Zij
blijven dus werken in het huidige (glijdend) 38h-systeem, waarbij overuren gerecupereerd
dienen te worden en betaald worden. Zij hoeven zich niet aan de periode van 4 maanden te
houden. Klopt dit?
Artikel 4 stelt dat voor leidinggevende functies die effectief autonoom beslissen over hun volle
arbeidstijd volgende bepalingen niet van toepassing zijn: de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd,
de maximale arbeidstijd per week of per dag, de minimale rusttijd per dag, de opt-out
mogelijkheid en de regeling betreffende de pauze.
Zij zijn dus ook niet gebonden aan een referentieperiode en kunnen eigenlijk geen overuren
genereren, aangezien ze niet gebonden zijn aan een gemiddelde arbeidstijd. Bijgevolg kunnen
12/12/2014
102
FAQ statuut - Arbeidstijd
die overuren ook niet betaald worden. Zij kunnen zelf beslissen over hun arbeidstijd en kunnen
dus ook zelf beslissen om b.v. de voormiddag na een extra lange shift niet te komen werken.
Art. 4 van de wet van 19/04/2014 maakt geen melding van een graad. Deze uitzondering hoeft
dus ook niet gekoppeld te worden aan een specifieke graad. (B.v. een majoor die niet
autonoom beslist over zijn arbeidstijd valt binnen de normale toepassing van de wet van
103
19/04/2014.)
12/12/2014
FAQ statuut - Ambulanciers niet-brandweerman
Ambulanciers niet-brandweerman
Q1 Wat gebeurt er met de ambulanciers niet-brandweerman?
Er is een administratief en geldelijk statuut voor de (vrijwillige en beroeps) ambulanciers nietbrandweerman opgesteld in samenwerking met de FOD Volksgezondheid. Dit statuut wil de
situatie van deze personeelsleden in de toekomstige zones op uniforme wijze regelen. Het
statuut is grotendeels gelijklopend met het nieuwe statuut voor de brandweer. Het maakt de
onderwerp van 2 koninklijke besluiten van 23 augustus 2014: het besluit betreffende het
administratief statuut van het ambulancepersoneel van de hulpverleningszones dat geen
branweerman is en het besluit houdende bezoldigingsregeling van het ambulancepersoneel
van de hulpverleningszones dat geen branweerman is.
Nieuw element: de ambulanciers- niet brandweerman maken deel uit van het operationeel
personeel van de zone. De in dienst zijnde ambulanciers niet-brandweerman zullen
overgedragen worden naar het operationeel personeel van de zone.
Men moet de ambulanciers-niet-brandweerman en de ambulanciers-brandweerman
onderscheiden. De ambulanciers-brandweerman (beroeps en vrijwilliger die aangeworven zijn
als ambulancier-brandweerman) vallen onder het nieuwe statuut van de brandweerlieden.
Q2 Diverse brandweerlui leveren ook prestaties voor de dienst 100 (ambulances). Op dit
moment zijn ze in de hoedanigheid van vrijwillige ambulanciers wél onderworpen aan de
sociale zekerheid (30,95%). Blijft dit zo voor 2015 en volgende jaren, of zullen de
ambulanciers-vrijwilligers een zelfde statuut krijgen toegekend als de brandweermanvrijwilligers en dus vrijgesteld worden van socialezekerheidsbijdragen (tenzij ze het
grensbedrag overschrijden)?
In de huidige stand van zaken blijft de bestaande regelgeving van toepassing. De vrijwillige
ambulanciers blijven dus onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen.
Q3 Wat gebeurt er met de verpleegkundigen in het technisch administratief kader van de
huidige brandweerkorpsen? Sommigen hadden als benoemingsvoorwaarde dat ze het
brevet brandweerman dienden te behalen, anderen niet.
Er zijn 2 verschillende categorieën in het operationeel personeel:
De brandweerlieden (verpleger of niet, ambulancier of niet)
De ambulanciers niet-brandweerman (verpleger of niet)
12/12/2014
104
FAQ statuut - Ambulanciers niet-brandweerman
Dus de verplegers (ambulancier of niet), indien zij aangeworven werden als brandweerman (ambulancier/-verpleger) en het brevet brandweerman behaald hebben, worden ingedeeld bij
de brandweerlieden (toepassing statuut Kb’s 19.4.2014). Zij kunnen worden beschouwd als
polyvalente brandweerlieden, desgevallend met als specialisatie ambulancier.
Zij die ook ambulancier zijn en niet aangeworven werden als brandweerman en dus ook het
brevet brandweerman niet hebben, worden ingedeeld bij de ambulanciers- nietbrandweerman, waarop het statuut van de KB’s van 23.8.2014 van toepassing zijn. Zij zullen
exclusief de taken van DMH vervullen.
U lijkt ook te spreken over verplegers, die geen ambulancier zijn (badge 100) en die ook geen
brandweerman zijn. Zij maken geen deel uit van het operationeel personeel van de zone. Zij
kunnen dus enkel overgedragen worden naar het administratief personeel van de zone, waar
zij zullen vallen onder het administratief en geldelijk statuut dat de zone zal bepalen, incl de
overgangsbepalingen die de zone zal nemen.
Q4 Kan een ambulancier/verpleegkundige niet-brandweerman ook Opt-Out-uren doen of niet
(ik vermoed van niet vermits zij geen operationaliteitspremie genieten), kunnen zij nog
overuren doen en welke zijn dan de modaliteiten (ik vermoed dat gepresteerde uren dienen
gerecupereerd), zijn zij ook in de mogelijkheid wat betreft de arbeidstijd/duur om meer dan
38u/week te presteren en welk zijn dan de modaliteiten?
De wet op de arbeidstijd van 19.4.2014 is van toepassing op al het operationeel
beroepspersoneel (zoals bedoeld in artikel 103, derde lid wet 15.5.2007), dus ook de
ambulanciers niet-brandweerman. Dus de opt-out is ook van toepassing, evenals de
afwijkende regeling van de gemiddelde arbeidsduur (+38u/week).
Q5 Kunnen de ambulanciers eventueel als vrijwillige brandweerman optreden (mits behalen van
het brevet brandweerman)?
De cumul tussen brandweerman-ambulancier en ambulancier niet-brandweerman is niet
mogelijk binnen dezelfde zone. Deze onverenigbaarheid komt voort uit het principe in het
sociaal recht dat men niet onder twee verschillende hoedanigheden dezelfde activiteiten voor
dezelfde werkgever mag uitoefenen. De functie van ambulancier niet-brandweerman en de
functie van brandweerman-ambulancier kunnen niet duidelijk van elkaar onderscheiden
worden en zullen in grote mate overlappend zijn. Dus betreft het geen verschillende
activiteiten.
12/12/2014
105
FAQ statuut - Ambulanciers niet-brandweerman
Q6 Kunnen
de
ambulanciers
eventueel
overschakelen
naar
het
operationeel
brandweerpersoneel als zij het brevet zouden hebben behaald ?
Er is in het statuut geen passerelle voorzien voor ambulanciers niet-brandweerman naar
brandweerman-ambulancier of omgekeerd. Indien men wil overschakelen, moet het dus via
een aanwervingsprocedure gebeuren.
106
[Q7 Hoe gaat de overgang van een contractuele ambulancier niet-brandweerman naar de zone?
Moeten deze mensen gestatutariseerd worden, omdat ze opgenomen worden in het
operationeel personeel van de zone? Kunnen we deze ambulanciers in een niet-operationeel
kader weerhouden binnen de zone en daar een oplossing voor uitwerking in de
rechtspositieregeling van het administratief personeel?
Wat betreft de overgang van contractuele ambulanciers niet-brandweerman naar de zone, dit
gebeurt met behoud van hun hoedanigheid van contractueel. Zij moeten niet gestatutariseerd
worden. Dat volgt uit artikel 205, derde en vierde lid van de wet van 15.5.2007
“In afwijking van het eerste en het tweede lid worden de niet als brandweerman optredende
ambulanciers en de niet als brandweerman optredende verpleegkundigen die deel uitmaken
van het administratief en technisch personeel van de openbare brandweerdiensten, ingedeeld
bij het operationeel personeel van de zone, met behoud van hun hoedanigheid van
vastbenoemd, vrijwillig of contractueel personeelslid.
Onverminderd de toepassing van artikel 207 is op die personeelsleden de rechtspositie van de
niet als brandweerman optredende ambulanciers van de hulpverleningszones van toepassing.”
Het is wel zo dat een contractuele ambulancier niet-brandweerman een uitdovende
hoedanigheid is. In het nieuwe statuut zijn enkel beroeps en vrijwillige ambulanciers nietbrandweerman voorzien. De contractuelen die in dienst zijn, worden als contractueel
overgedragen. Er kunnen nadien geen nieuwe contractuele ambulanciers niet-brandweerman
aangeworven worden door de zone.
Wat betreft de manier om de bepalingen die momenteel op hen van toepassing zijn (geldelijk
statuut en eventueel andere bepalingen van het administratief statuut) moeten geregeld
worden, nu het KB’s van 23.8.2014 adm en geldelijk statuut niet expliciet spreken over
contractuele ambulanciers:
Volgens artikel 205, vierde lid van de wet is de rechtspositie van de ambulanciers nietbrandweerman van toepassing. Voor de contractuele ambulanciers betekent dit dat het
administratief en geldelijk statuut van toepassing is, voor zover de hoedanigheid als
contractueel en de bepalingen van de Arbeidsovereenkomstenwet en Arbeidswet zich
hiertegen niet verzetten.
12/12/2014
FAQ statuut - Ambulanciers niet-brandweerman
Bvb: geldelijk statuut is van toepassing, m.u.v. het vakantiegeld (stelsel private sector
toepassen). Verschillende bepalingen van het adm statuut zullen ook van toepassing zijn,
m.u.v. onder meer aanwerving, professionalisering, wedertewerkstelling, administratieve
standen en verschillende vormen van verloven (vaderschapsverlof (wel stelsel private sector),
verlof voor stage, adoptie- en pleegzorgverlof (wel stelsel private sector) ziekteverlof met
ziektekrediet
(wel
stelsel
private
sector),
geen
doorbetaling
wedde
tijdens
moederschapsverlof, …), tucht, beëindiging van het ambt.
Het lijkt ons het beste om in de arbeidsovereenkomst te verwijzen naar de bepalingen van het
administratief en geldelijk statuut die van toepassing zijn op de contractuele ambulancier nietbrandweerman.
Mocht de gemeente deze mensen willen statutair maken, dan is dat zeker mogelijk. Hun
rechtspositie zal in elk geval duidelijker zijn.
In elk geval is het niet mogelijk deze mensen in een niet-operationeel kader te houden binnen
de gemeente, als zij nu op het brandweerkader staan, worden zij ambtshalve overgedragen
naar het operationeel kader van de zone, krachtens de wet.] Update 21/11/2014
12/12/2014
107