Untitled

Over het boek
De franciscaan Peter Pex wordt in 1936 naar ‘het slechtste dorp van Nederland’ gestuurd: Veenhuizen, waar eerder geen enkele pastoor het heeft kunnen uithouden. Hij komt er in dienst van de strafgestichten. Vol vuur begint
hij aan zijn taak en probeert tegelijkertijd het hiërarchisch georganiseerde
justitiedorp te doorgronden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog belandt hij
samen met zijn huishoudster in het verzet. Ze krijgen een geheime relatie.
Hollands Siberië vertelt over de opkomsten ondergang van een man die Veenhuizen zijn beste krachten wil geven. Tegelijkertijd is het een ontroerend
verhaal over twee mensen die op latere leeftijd de liefde ontdekken.
De pers over De mythische oom
‘Goed geschreven en meeslepend.’ – de Volkskrant
‘Meester heeft haar lezers veel te bieden.’– nrc Handelsblad
Over de auteur
Mariët Meester groeide op in Veenhuizen, in de tijd dat het dorp nog niet
toegankelijk was voor buitenstaanders. Hollands Siberië is haar zevende roman. Naast fictie publiceerde ze non-fictie, zoals De mythische oom (2012),
over haar familie in Amerika.
Mariët Meester
Hollands Siberië
Roman
leesfragment
Uitgeverij De Arbeiderspers
Amsterdam . Antwerpen
Dit boek is geïnspireerd door echte personen en ware gebeurtenissen,
maarboek
de karakters
zijn naar
eigen
ingekleurd.
namen zijn
Dit
is geïnspireerd
door
echteinzicht
personen
en ware Alle
gebeurtenissen,
daarom
veranderd,
behalve
die
van
enkele
Duitse
oorlogsdelinquenten
maar de karakters zijn naar eigen inzicht ingekleurd. Alle namen zijn
en van één
andere persoon
navan
de Tweede
Wereldoorlog
landelijke bedaarom
veranderd,
behalvedie
die
enkele Duitse
oorlogsdelinquenten
kendheid
kreeg.
en van één andere persoon die na de Tweede Wereldoorlog landelijke bekendheid kreeg.
De auteur ontving voor het schrijven van dit boek
eenDe
projectsubsidie
van
hethet
Nederlands
auteur ontving
voor
schrijven Letterenfonds.
van dit boek
een projectsubsidie van het Nederlands Letterenfonds.
Copyright © 2014 Mariët Meester
Niets uitCopyright
deze uitgave
mag Mariët
wordenMeester
verveelvoudigd
© 2014
en/of
openbaar
gemaakt,
druk, fotokopie,
Niets
uit deze
uitgavedoor
mag middel
wordenvan
verveelvoudigd
microfilm
of op welke
andere
wijze
ook,van
zonder
en/of openbaar
gemaakt,
door
middel
druk,voorafgaande
fotokopie,
schriftelijke
van bv
Uitgeverij
De Arbeiderspers,
microfilm oftoestemming
op welke andere
wijze
ook, zonder
voorafgaande
Amsterdam.
No part of this
book
be reproduced
in any form,
schriftelijke
toestemming
van
bvmay
Uitgeverij
De Arbeiderspers,
byAmsterdam.
print, photoprint,
microfilm
or any
other
means, without
No part
of this book
may
be reproduced
in anywritten
form,
permission
from bv
Uitgeverij
Amsterdam.
by print,
photoprint,
microfilm
or De
anyArbeiderspers,
other means, without
written
permission from bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam.
Omslagontwerp: Nico Richter
Omslagbeeld
en kaart p.Nico
6 -7:Richter
Jaap de Ruig
Omslagontwerp:
Foto auteur:
Elzinga
Omslagbeeld
en kaartSake
p. 6 -7:
Jaap de Ruig
Foto auteur: Sake Elzinga
978 90
295
1 / nur
301 301
isbnisbn
paperback
978
908958
295 8958
1 / nur
isbn
978 978
90 295
8958
301301
isbn
e-book
90 295
9414 /4nur
8 / nur
www.arbeiderspers.nl
www.marietmeester.nl
www.arbeiderspers.nl
www.arbeiderspers.nl
www.marietmeester.nl
www.marietmeester.nl
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 5
Inhoud
DEEL EEN
1936 -1937
11
DEEL TWEE
1943-1945
91
DEEL DRIE
1945-1950
197
Epiloog
273
Dankwoord
279
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
pastorie
rooms-katholieke kerk
School met den Bijbel
Zegenrijk
brugwachterswoning
protestantse kerk
Verenigingsgebouw
hoofddirecteursvilla
synagoge / hoofdbureau
maalderijcomplex
directiehotel
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Leering door Voorbeeld
elektriciteitscentrale
houtjesplein
werkplaatsen Tweede
Gesticht
openbare school
cellengebouw
gestichtswachtkazerne
hospitaalcomplex
Verdraagzaamheid
werkgesticht (oorspronkelijk
Tweede Gesticht)
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 7
22
23
24
25
26
27
28
Tweede Gesticht (vanaf 1949 Rijkswerkinrichting Esserheem)
Jachtweide
Derde Gesticht
begraafplaats ‘Vierde Gesticht’
Tien Geboden
Eerste Gesticht (vanaf 1949 Strafgevangenis Norgerhaven)
werkplaatsen Eerste Gesticht
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 8
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 9
Er is in de provincie Drenthe een streek bekend onder de naam
‘Hollands Siberië’, geen boom, geen struik op deze immense
heidevelden, een bijna verlaten land, dat nauwelijks zesentwintig
inwoners per honderd hectares telt.
– Twee Franse reizigers rond 1811
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 10
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 11
DEEL EEN
1936 -1937
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 12
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 13
1
Over het grind van de oprijlaan kwam hij moeizaam vooruit, pas op
de straat kon hij snelheid maken. Zijn habijt bleef hangen op de
stang. Eerst maar eens die verhuiswagen inhalen, later zou hij wel
vragen of dienstfietsen ook damesfietsen konden zijn.
De wind suisde koud langs zijn gezicht. Voorbij een schoolgebouw en een boerenhoeve reed hij ineens tussen de landerijen, die
net als alles in de kolonie bij de gestichten schenen te horen. Vanochtend, in de zwarte auto waarmee hij samen met drie Haarlemse
medebroeders van het station in Assen was opgehaald, had hij de
ontzetting van de anderen gevoeld. De uitgestrekte velden langs de
weg naar Veenhuizen hadden een grauwe kleur. De oogst – knollen,
bieten, rapen, bemodderde aardappelen of wat het ook maar waren
– lag op hopen. Het water van de trekvaart werd omzoomd door
knakkende grassen en andere stengels vol zaad dat de rijpheid allang
voorbij was. Toen ze dan eindelijk aankwamen in het slechtste dorp
van Nederland, zoals Veenhuizen werd genoemd, de mestvaalt van
de staat, kon het contrast met Haarlem niet groter zijn. Hier was het
eerste dat ze zagen een gestichtsgebouw met huisjes van bewakers,
terwijl ze in Haarlem midden in een van de mooiste en levendigste
binnensteden van het land woonden, met een kathedraal en verschillende andere roomse kerken, waaronder hun eigen kerk aan de
Nieuwe Groenmarkt. Toen ze in de krant hadden gelezen dat er in
Veenhuizen voor het eerst een franciscaan zou worden benoemd,
omdat het zo’n lastige, hachelijke parochie was dat geen ‘normale’
pastoor het er kon volhouden, waren er in hun huiskamer heel wat
grappen gemaakt. Hij had nooit verwacht dat de overste van hun orde, die er speciaal voor naar Haarlem was gekomen, juist hem de benoemingsbrief zou overhandigen.
Hij kromde zich over het stuur. Zijn kap klapperde, het koord
met de drie knopen dat hij om zijn middel droeg, zwiepte naar achteren. Terwijl hij daarnet samen met zijn Haarlemse medebroeders
13
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 14
op zijn aardse bezittingen stond te wachten, was de verhuiswagen
blind aan de pastorie voorbijgereden. Behalve het meubilair waarmee de woning was ingericht, en dat in de meubelmakerij van de gestichten was gemaakt, wilde hij ook graag wat familiestukken om
zich heen hebben. De pastorie was er groot genoeg voor; een klassiek wit landhuis met twee verdiepingen, twee serres en een grote
zolder. En toch had zijn voorganger hem allesbehalve gefeliciteerd.
Wanneer hij niet het juiste standpunt innam, zou hij hier diep ongelukkig worden. Op zijn vraag welk standpunt dat dan wel moest
wezen, had de man hem weinig wijzer kunnen maken.
Hij probeerde nog meer vaart te maken, wat niet meeviel met die
zware wollen rok over de stang. Het wegdek onder hem leek besproeid met een geelbruine vloeistof, het zat vol kwakken, vlekken
en spatten. Hoewel het grondgebied van Veenhuizen drieduizend
hectare besloeg, was er maar één doorgaande weg, de Hoofdweg,
die om de zevenhonderdvijftig meter een smallere dwarsstraat had.
Langs de Hoofdweg lag de Kolonievaart en langs iedere dwarsstraat liep een smaller kanaaltje. Cartografisch was het dorp dus
een soort hark, met de straat waarover hij nu reed, de Kerklaan, als
een van de middelste tanden.
In de verte zag hij de achterkant van de verhuiswagen. Stond hij
nou stil of leek dat maar zo? Ja, volgens hem stond de wagen stil,
hij kon tenminste steeds beter lezen wat er achterop stond: Randoe
Haarlem.
Hij fietste zo stevig door dat hij de pijpen van de broek onder zijn
habijt voelde opkruipen. Intussen zag hij hoe de chauffeur van de
verhuiswagen zich uit zijn cabine liet zakken en schichtig om zich
heen keek, ongetwijfeld kende ook hij de reputatie van dit oord.
Hij bereikte de wagen en remde af. ‘Stapt u maar weer in, rijdt u
maar rustig achter mij aan,’ riep hij geruststellend. ‘U bent wat te
ver doorgereden, maar u bent er bijna.’
Hij keerde zijn fiets en koerste meteen richting pastorie. Hij
moest voortmaken, om vier uur zou de auto van de gestichten weer
voorrijden, hij wilde zijn begeleiders graag persoonlijk terugbrengen naar het station in Assen. Om vijf uur arriveerde daar zijn toekomstige franciscaner kapelaan, die hij ging trakteren op een etentje in de stationsrestauratie.
14
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 15
Nu hij de wind in de rug had en ook het ronkende geluid van de
verhuiswagen hem als het ware voortduwde, vielen de bomen langs
de Kerklaan hem pas op. Hoewel het al november was, vrijdag
13 november 1936, zat er nog steeds wat blad aan, in allerlei tinten
bruin, oker, oranje en dieprood. De bladeren die onder de bomen
op de grond lagen, zagen eruit alsof ze zouden knisperen wanneer je
ze met je sandalen omhoog schopte.
Zijn kap waaide nu telkens naar voren. Terwijl hij hem voor de zoveelste keer terugsloeg, zag hij achter een van de oude bomen iets
wat hij niet onmiddellijk kon thuisbrengen, maar waarin hij toch
twee mannen herkende die buik aan rug stonden, het pilo van hun
kleren werkte als schutkleur. De achterste, die zijn armen om de
voorste had, drukte zijn handpalmen tegen de schors van de boomstam en maakte bewegingen met zijn onderlichaam. Hij was oud en
had een grove rode kop. De ander, die hij als het ware gevangen
hield, was juist jong en heel blank. Zijn broekband hing laag. Krullend blond haar kwam tevoorschijn vanonder zijn speels op het
hoofd gezette bruine pet.
Terwijl hij de twee passeerde, ving hij beider blikken. Hij meende
er een zekere spot in te bespeuren om het beeld dat hij zelf bood, en
in ieder geval een zekere vrijpostigheid. Voorbij de mannen hoorde
hij de oudste hem naroepen: ‘Zalige kuiten!’
Verbouwereerd bleef hij met diezelfde zalige kuiten de trappers
krachtig voortbewegen. Hij ontspande pas toen hij zijn toekomstige kerk zag opdoemen, die naast de pastorie stond; een enorme,
neogotische zaalkerk van lichte bakstenen met een witgeschilderd
houten torentje. Iets verderop stond het achthoekige godshuis van
de protestanten, en tussen beide kerkgebouwen in prijkten haaks op
elkaar twee houten urinoirs met een rood pannendak, elk wel twintig meter lang. Volgens zijn voorganger waren ze voor de bewoners
van de gestichten, die op zondag massaal naar de kerk marcheerden.
Eén urinoir was voor de katholieken, het andere voor de protestanten. Daarbinnen scheen ook het een en ander te gebeuren dat het
licht niet verdroeg.
Hij dacht aan wat de oude man had geroepen en voelde toch een
lach opkomen. Voelbaar stuwde het bloed door zijn aderen, zijn gewrichten bewogen soepeler dan ooit. Het rijwiel leek te zweven bo15
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 16
ven de bespatte straat. Terwijl hij afsloeg, de oprijlaan van de pastorie weer op, ademde hij diep in. Zulke zuivere lucht had je in heel
Haarlem niet. Het leek wel alsof de zuurstof zijn hoofd helderder
had gemaakt, alsof zijn leeftijd tijdens de rit op de dienstfiets met
tien jaar was gedaald en hij weer een vent van negenendertig was geworden.
Hij bereikte de pastorie en voelde dat hij dit wilde, dat het klopte
dat juist hij in deze afgelegen gestichtskolonie terecht was gekomen. In Haarlem had hij met ontspoorde jongens gewerkt, dan
moest hij deze uitdaging ook aankunnen. Ja, hij zou alles op alles
zetten om Veenhuizen zijn beste krachten te geven.
16
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 17
2
Het meest opvallend was de stilte. Vooral ’s avonds en ’s nachts
merkte hij het. De tuinman, de turfkruier, de kerkknecht, de bureelloper, de melkbezorger en alle andere gestichtsbewoners wier
schorre, raspende stemmen je overdag hoorde, waren dan ingesloten in hun slaapkooien. Karren, koetsen en de voertuigen van de
justitiegarage reden na zonsondergang ook vrijwel nooit, zodat hij
het ontbreken van geluid bijna als onwerkelijk ervoer, onaards zelfs,
vooral vlak voor het invallen van de duisternis. Je zou het een grootse, vanzelfsprekende stilte kunnen noemen. Impulsen ontbraken
dan helemaal, er kwam hier in de avonduren veel minder op je af dan
in Haarlem. Soms vond hij het donker beklemmend, drukkend
zelfs, vooral als er onverwachts een kreet klonk waarvan hij in het
begin niet had begrepen dat het de roep van een uil op rooftocht
was. Erna werd de stilte altijd suizend, maar waarschijnlijk zat dat in
zijn oren.
Hij lag in bed. Op de bovenverdieping van de pastorie waren vijf
slaapkamers, de zijne was aan de achterkant van het huis. Als je vanuit de hal de monumentale trap naar boven nam, was het de eerste
kamer aan je linkerhand. Een van beide ramen keek uit op de achtertuin, met daarin een vijver, groentebedden en een boomgaard.
Daarachter lag het Pastoorsbosje, zoals de dorpsbevolking het
dichtbegroeide perceel noemde dat honderden meters naar achteren doorliep, en dat alleen vanaf de pastorie bereikbaar was. Vanuit
het tweede raam van zijn slaapkamer was de kerk te zien, en dan
vooral de sacristie, die er als een huisje aan vastzat. Op de stenen
daklijsten groeide mos, wat iets rustieks had, al kon je je afvragen of
het er niet beter afgehaald kon worden. Maar daar ging hij niet over,
wat het onderhoud van de kerk en de pastorie betrof was hij volkomen afhankelijk van de Rijksgebouwendienst.
Hij was nu drie weken pastoor in Veenhuizen. In die korte tijd
had hij veel moeten verwerken. De nachten had hij hard nodig, vaak
17
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 18
lag hij eerst een paar uur wakker om tot zichzelf te komen. Hij vond
Veenhuizen een universum op zich. Het hele terrein werd omgeven
door honderden bordjes ‘Verboden toegang’. Alleen de justitieambtenaren en hun gezinnen waren er welkom, buitenstaanders
werden geacht zo snel mogelijk te vertrekken. Dat had met de veiligheid te maken, vreemden zouden de gestichtsbevolking kunnen
helpen om te ontsnappen. Een van zijn parochianen – als justitiepastoor was hij ook verantwoordelijk voor de zielszorg van de
roomse ambtenaren en hun gezinnen – had hem verteld dat onlangs
zijn dienstfiets was gestolen, waarop een gestichtsbewoner gevlucht bleek te zijn. De parochiaan vreesde nu represailles van hogerhand.
Hij zag weer voor zich hoe de man hem blazend van verontwaardiging had staan vertellen dat in strijd met de voorschriften zijn fietsenschuur niet op slot was geweest. Hoe dat had kunnen gebeuren
wist hij niet, volgens de man was de sleutel van de schuur ontvreemd
door ‘een lagere’, ook een parochiaan, iemand die nauwelijks naar
school was geweest. ‘Een lagere’, de uitdrukking zei al hoezeer het
leven van de Veenhuizers werd beheerst door rangen en standen.
Ieders positie was af te lezen aan de strepen op zijn dienstpet en de
versierselen op zijn uniform, ‘een lagere’ was verplicht om voor ‘een
hogere’ te salueren. Als geestelijke viel hij gelukkig buiten dat systeem, maar het was wel belangrijk om te weten hoe de verhoudingen lagen. Twee smalle bandjes rond een pet, één bredere band in de
kleur zilver, misschien zelfs een gouden band, bij elke kennismaking met een ambtenaar sloeg hij er even acht op.
Een paar dagen na zijn aankomst, hij was nog met de kapelaan bezig meubilair te verplaatsen, had zich een ambtenaar met een behangboek gemeld. De hele pastorie kon opnieuw behangen worden, hij mocht kiezen uit een dikker, mooier behangboek dan andere ambtenaren na een verhuizing kregen voorgelegd. En er wérd
binnen de koloniegrenzen nogal wat verhuisd, ook dat was een van
de Veenhuizer wetmatigheden. De grootte van de woning die iemand toekwam was gekoppeld aan zijn rang, alleen een ambtenaar
met een overeenkomstige statuur mocht zich ervoor inschrijven.
Dat was zelfs verplicht: je positie diende niet alleen door je pet,
maar ook door je huis weerspiegeld te worden, zodat hogerop ko18
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 19
men automatisch een verplaatsing van het hele gezin betekende. De
pastorie behoorde tot de hoogste categorie en daarom stond in de
voortuin een rode beuk. Alleen de hoofddirecteur van Veenhuizen
woonde fraaier, in een grote witte villa aan de Hoofdweg met uitzicht op een ‘overtuin’ aan de andere kant van de Kolonievaart. Uiteraard had de hoofddirecteur meerdere rode beuken.
Hij draaide zich op zijn rug. Uit zijn neus kwam een snuifje dat
een mengeling van verbazing en geamuseerdheid uitdrukte. Wat
hem betrof was het behang in de pastorie nog bevredigend van kwaliteit, maar hij had de ambtenaar die met het boek kwam aanzetten
wel verzocht om nieuw behangselpapier voor deze slaapkamer. Zijn
voorganger moest regelmatig rechtop in bed hebben gezeten, wellicht uit slapeloosheid over het zoveelste probleem, zijn achterhoofd had in ieder geval een kale, ietwat vettige plek op het behang
achtergelaten. Zijn eigen bed stond op dezelfde plaats tegen de
muur, met het voeteneinde in de richting van het raam dat uitkeek
op de sacristie. Het was het echtelijke ledikant van zijn grootouders
uit Venray, waarin hij ook in Haarlem had geslapen omdat hij zich
met zijn postuur opgesloten voelde in een kleiner bed.
De gordijnen van de slaapkamer kierden aan de zijkant en lieten
wat licht van de maan door. Vaag zag hij boven zich het gestuukte
plafond, dat zo hoog was dat hij de huishoudster al een keer had geholpen het te ontdoen van spinnenwebben. Ze was klein, met haar
ragebol op een stok kon ze er niet bij, daarom was hij zelf maar met
het werktuig op een stoel geklommen. Hij had geen verstand van
praktische zaken, zijn leven lang waren ze hem uit handen genomen. De huishoudster, die ook zijn voorganger had gediend, maakte niet alleen de hele pastorie schoon, ze was ook voortdurend met
de warmtevoorziening in de weer. Aan het begin van de avond stak
ze in alle slaapkamers de kachels aan. Ondanks haar leeftijd, zesenvijftig, had ze voor zichzelf alleen een afgetimmerd kamertje op zolder.
Hij dacht aan zijn andere huisgenoten. De provinciaal, zoals de
overste van zijn orde werd genoemd, had besloten dat hij niet alleen
een kapelaan als hulppastoor tot zijn beschikking moest hebben,
maar ook nog een kok en een koster. Er was Zijne Hoogwaardige
Excellentie veel aan gelegen dat het pastoraat van de franciscanen
19
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 20
een succes zou worden. Veenhuizen was belangrijk voor de roomse
autoriteiten, nergens in het noorden vond je zoveel katholieken bij
elkaar, al waren het dan voornamelijk gestichtsbewoners.
Hoewel de kok en de koster heel jong waren en de eeuwige geloften nog niet eens hadden afgelegd, zodat ze geen habijt droegen en
nauwelijks herkenbaar waren als franciscanen, had de provinciaal
volgens hem een goede beslissing genomen. Omdat hij als pastoor
in dienst van het ministerie van Justitie was, verdiende hij veel meer
dan pastoors elders. Wat hij overhield moest aan de orde worden afgedragen, dan kon hij het geld beter aan een kok en een koster besteden. De huishoudster verdiende geen cent, zoals de gewoonte
was in roomse kringen, maar hij had besloten haar zakgeld te geven.
Sinds de komst van de kok hoefde ze weliswaar de avondmaaltijd
niet meer te bereiden, maar ze moest wel veel meer wassen dan ze
gewend was, met water dat ze emmer na emmer uit de regenput
achter het huis haalde. Tijdens het schoonmaken van het plafond
had hij per ongeluk haar hand aangeraakt, die droog en ruw aanvoelde, alsof er kleine haakjes uitstaken.
De huishoudster bleef vrijwel altijd binnen. Ze had geen familie
in de buurt. Tot nu toe was ze één keer naar een kapper geweest in
het naburige plaatsje Een, maar voor boodschappen hoefde ze de
pastorie niet uit, in Veenhuizen werd alles aan huis bezorgd. Hij
moest het juiste midden nog vinden, maar hij wilde al te veel vertrouwelijkheid met de huishoudster vermijden. De kok en de koster
zaten graag bij haar in de keuken rond het fornuis, en zelfs de kapelaan, die ook nog jong was, vijfentwintig, had hij er een keer aangetroffen. Het leek hem niet verstandig zich bij hen te voegen. Sinds
zijn twaalfde, toen hij naar het kleinseminarie ging, was hij weinig
met het andere geslacht in aanraking geweest, hij vond het ingewikkeld. In Haarlem was het er niet beter op geworden; daar deden speciaal aangewezen paters het huishoudelijke werk, zodat er nooit een
vrouw over de vloer kwam en je ook niet hoefde na te denken over
de manier waarop je met haar moest omgaan. Wel had hij er buitenshuis met vrouwen te maken gehad, via zijn werk met jongens
die op het verkeerde pad waren geraakt. In gezinnen waar weinig te
besteden viel, had meer dan eens een huisvrouw geprobeerd hem
via bepaalde gunsten te verleiden tot het geven van geld of goede20
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 21
ren. ‘Pater, je bent zo’n knappe man, je lacht altijd zo lief, je ogen
zijn zo mooi blauw en er zit zo’n grappig kuiltje in je kin, mag ik eens
door dat dikke golvende haar van je woelen?’
Het leek hem beter de huishoudster niet te laten bijstaan door
een tweede meisje, zoals in andere pastorieën gebeurde. Zo’n meisje kwam alleen overdag, ze bleef niet slapen, maar met drie jongemannen in huis moest de huishoudster de enige vrouw maar
blijven. En zelfs dan zou het moeilijk worden. Het had met Veenhuizen te maken, hij vermoedde dat er geen andere plaats in Nederland was waar de lusten zo broeiden. Dat was al begonnen aan het
begin van de negentiende eeuw, toen de Maatschappij van Weldadigheid de kolonie had opgericht en duizenden probleemgevallen
naar Drenthe liet afvoeren om ze het veen te laten ontginnen. Vondelingen, weeskinderen, opgroeiende jongens, oudere meisjes, volwassenen, opzieners; iedereen zat hier dicht op elkaar, wat had
geleid tot een geboortegolf van bastaardkinderen. Momenteel verbleven er alleen nog mannen in het Eerste, Tweede en Derde Gesticht, zoals de rijkswerkinrichtingen werden genoemd. In het jargon van de kolonie heetten de bewoners ‘verpleegden’, ze moesten
worden genezen van hun werkschuw en onverantwoordelijk gedrag. De meesten hadden gezworven en gebedeld. Zodra ze wat
geld bezaten, gaven ze het meteen weer uit, meestal aan drank, tabak en publieke vrouwen. In totaal telde Veenhuizen vijftienhonderd van deze personen.
Hij dacht aan het registrum memoriale dat hij had aangetroffen in
de brandkast van zijn zitkamer op de begane grond van de pastorie. De meeste van zijn voorgangers hadden grote behoefte gehad
hun belevenissen in het boek op te tekenen, alsof het registrum hun
vriend was, hun reddingsboei. Ze vonden de gestichtsbewoners
maar zwakkelingen. ‘Willoos’, ‘doelloos’, ‘diep gezonken’, dergelijke termen had hij gelezen.
Hij ademde lang uit, het leek een zucht. Zijn nieuwe positie vereiste een zekere waardigheid. Die speelde hij. Sinds hij in Veenhuizen was benoemd, bekroop hem het gevoel dat hij vanbinnen steeds
minder rooms werd, terwijl hij vanbuiten juist meer dan ooit moest
doen alsof hij het was. Met ieder onderdeel van het habijt dat hij
’s avonds uittrok, werd hij in grotere mate zichzelf. Samen met het
21
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 22
koord, de capuchon en de bruine mantel kwam dan ook zijn identiteit als pastoor over de stoel in de slaapkamer te hangen. Pastoor
Pex werd dan weer Jacobus Petrus Johannes Pex, zoals hij op 27 januari 1887 in Venray was geboren.
Er was ook een andere Jacobus Petrus Johannes Pex geweest, zijn
oudere broer, die bijna twee jaar eerder dan hij ter wereld kwam en
drie weken voor zijn eigen geboorte was overleden. Zijn gestorven
broer had degene moeten worden die hij nu voorgaf te zijn. Als oudste zoon uit een katholiek gezin was J. P. J. Pex nummer 1 de ware
geestelijke. Zijn leven lang had hij zich overdag zijn broer gevoeld
en pas ’s nachts, als hij alleen was, zichzelf. Dat was al tijdens zijn
vroegste jeugd begonnen. Zijn keuze voor het seminarie, en daarmee voor het priesterschap, was vooral een kinderlijke poging geweest om het verdriet van zijn ouders over de dood van hun eerstgeborene te verzachten. Ook toen al kwam ’s nachts voortdurend
het denkbeeld in hem op dat niet hij, maar zijn gestorven broer in
het bed had moeten liggen dat hij innam. Hier in Veenhuizen ervoer hij het sterker dan ooit.
Zou hij opstaan en op zijn pantoffels naar beneden lopen, naar de
kelder? Die was bereikbaar via een lage deur in de keuken. Er stond
een wijnkast voor ongeveer honderd flessen, waarin hij een aanzienlijke voorraad van Okhuysen uit Haarlem had kunnen onderbrengen. Als geestelijke mocht hij alleen drinken in gezelschap.
Maar ja, het was nacht, hij was zichzelf, het voorschrift gold dus
niet.
Met een zwaai gooide hij de dekens van zich af en zocht op de
plankenvloer naar zijn pantoffels.
22
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 23
3
Plechtig schreed hij over de binnenplaats van het Tweede Gesticht.
Aan weerszijden waren verblijfszalen met daarboven slaapzalen,
waarin telkens honderdtwintig slaapkooien stonden. Hij was net in
de zaal van de a-klasse geweest, de ‘zaal der brave Hendriken’. Er
ontstonden daar zelden problemen, terwijl in de andere zalen de
situatie vaak grimmiger was. Samen met de pilowalm sloegen de
verwensingen je er tegemoet. In totaal had hij ongeveer vijfhonderdvijftig roomse gestichtsbewoners onder zijn hoede, vooral afkomstig uit de grote steden.
‘Hé pastoor!’ hoorde hij achter zich. ‘Kom es effe hier!’
Hij bleef voortschrijden, intussen aan zijn pijp trekkend. Hoewel
je de heren in dit instituut bepaald geen monniken kon noemen,
deed de binnenplaats toch denken aan een kloosterhof, van ongeveer honderd meter breed en honderdvijftig meter lang, met bomen, paden, zitbanken en bloementuintjes. Tot halfnegen ’s avonds
mochten de verpleegden er vrij wandelen. Dan werden ze ingesloten, waarna ze nog een halfuur tussen het rasterwerk van hun kooien door met elkaar mochten praten. In het Eerste Gesticht was de
situatie gelijk, het Derde Gesticht was deels afgebroken.
‘Hé, viezerik, kom nou!’
Nog steeds bleef hij stoïcijns in de richting van de poort schrijden
die naar buiten leidde. Al een paar keer had een verpleegde geprobeerd via hem een duister zaakje te regelen. Het was de kunst om
voor zo’n persoon wel begrip te tonen, maar bij het zoeken naar een
oplossing niet al te veel van de justitievoorschriften af te wijken. Als
pastoor moest je zowel het vertrouwen van de verpleegden als dat
van de directie zien te behouden.
‘Bruinjurk, luister nou es!’
Dit klonk dwingender, maar net iets minder onbehoorlijk. Eigenlijk had hij geen tijd, hij had beloofd bij zijn parochiaan Broeder
langs te gaan. Broeder werkte in het gestichtshospitaal vlakbij en
23
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 24
werd daarom ‘broeder Broeder’ genoemd. Waarschijnlijk was er iets
aan de hand met een van zijn roomse patiënten, Broeder had hem al
eerder voor een zieke gestichtsbewoner naar het hospitaal laten komen.
‘Pastoor! Luisteren!’
Hij hield zijn pas nu toch een beetje in. De zijvleugels van het gesticht, de ‘kades’, werden aan het eind van de binnenplaats verbonden door een muur. De stem leek uit de achterste hoek van de oosterkade te komen, daar waar de ene vleugel met de muur samenkwam. Wanneer het geluid uit die hoek klonk, moest je op je hoede
zijn.
‘Alstublieft, meneer pastoor?’
Hij stopte, haalde zijn pijp uit de mond en draaide zich bedaard
om. Het was bijna Kerstmis, dan werd je toch wat toegeeflijker.
De man wiens stemgeluid had geklonken stak zijn hand omhoog
en wenkte. Jawel, afdeling k, zijn vermoeden klopte. Er zat een speciale groep verpleegden die pas vorig jaar in Veenhuizen was aangekomen, allemaal souteneurs. Als enige gestichtsbewoners mochten
zij de binnenplaats niet op. Hun afdeling was afgeschermd met een
houten hek om te voorkomen dat ze de anderen met hun praatjes
zouden besmetten. Dat gebeurde overigens toch wel, de wetenswaardigheden konden over het hek heen uitgewisseld worden.
Sinds vijf souteneurs tegelijk een ontsnappingspoging hadden gedaan, was er binnen hun afdeling een werkplaats voor ze gemaakt,
met rondom en zelfs eroverheen tralies. Ook was het staal van hun
slaapkooien versterkt.
‘Baasje, goed zo, kom nou maar effe.’
Hij probeerde zijn gezicht op de pastoorsstand te houden. Een
verpleegde kon hier op verschillende manieren terechtkomen; de
een was zijn werk kwijtgeraakt, een ander werd belemmerd door de
een of andere kwaal. Zeker dertig procent was ouder dan zestig, en
het merendeel was ongehuwd, hoewel het ook voorkwam dat iemand zogenaamd alleen op de wereld stond, terwijl hij in werkelijkheid een vrouw en twaalf kinderen was ontvlucht. Voor menigeen
was een verblijf in Veenhuizen niet zozeer een straf, maar een uitkomst. De eerste ‘opzending’ naar de inrichting was moeilijk, maar
zodra iemand weer buiten was verlangde hij algauw naar de veilig24
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 25
heid van het gesticht, ook wat dat betreft leek het hier verdacht veel
op het kloosterleven. Sommige verpleegden hadden meer scholing
dan de lagere ambtenaren, en in levenservaring waren ze hun zeker
de baas. Ook tussen de souteneurs zaten kostelijke kerels.
Hij stapte voort naar de bewoner die hem had geroepen. Rondom
konden vele ogen op hem gericht zijn. Daarnet in de zaal der brave
Hendriken was er een opziener van een andere zaal naar hem toe
gekomen. Het bleek de parochiaan te zijn die ervan werd beticht de
sleutel van andermans fietsenschuur te hebben ontvreemd, met de
vlucht van de verpleegde per dienstfiets tot gevolg. De opziener was
woedend over de beschuldiging en wilde dat hij, de pastoor, de zaak
zou oplossen.
‘Hoor es, pastoor, de woorden van die engel zijn stuk,’ begon de
bewoner van afdeling k toen hij zich tot aan het houten hekwerk
had begeven. ‘Er moet een lint aan, ik zeg: “Credo in excelsis Deo”.
Maar die teringlijer zegt: “Gloria in excelsis Deo”. Wat weet hij er
nou van, ik ben door de nonnen opgevoed.’
Wie de ‘teringlijer’ was wist hij niet, ongetwijfeld een van de andere souteneurs. Toch begon hem iets te dagen. Alle Veenhuizer
verpleegden gingen op zondag verplicht naar de kerk, behalve de
souteneurs, die zelfs niet naar de kerstviering mochten. Hij had
voor elkaar gekregen dat ze op hun verblijfszaal een oude kerststal
mochten neerzetten, voortdurend waren ze bezig de figuurtjes op te
knappen.
‘Gloria in excelsis Deo,’ zei de man vol minachting. ‘Als hij er
“gloria” op gaat zetten, timmer ik hem op zijn bek.’
Als de souteneurs iets niet zinde, brak er onmiddellijk een vechtpartij uit. Op afdeling k werd meer gevergd van een zaalopziener
dan op welke afdeling ook.
‘Beste man,’ zei hij, ‘daar hebben jullie een moeilijk dilemma te
pakken. “Gloria in excelsis deo” of “Credo in excelsis deo”. Vooruit, doe dan maar “Credo”, dat is uitstekend.’
De souteneur verdween onmiddellijk. Binnen ontstond rumoer.
25
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 26
4
Van schrik schoot hij overeind in bed toen ver weg, aan de andere
kant van het grote gazon voor de pastorie, een auto over de Kerklaan reed. Wat hem betreft zou er vanuit het hoofdbureau een
dienstorder uitgevaardigd mogen worden met een verbod voor gemotoriseerde voertuigen om zich vanaf elf uur ’s avonds binnen
Veenhuizen te verplaatsen. Meteen nadat hij het had bedacht, besefte hij de onzinnigheid ervan.
De kolonie bleef een eigenaardige, lastig te doorgronden gemeenschap. Zijn nachtelijke overlevingsmechanisme was een diepe
noodzaak geworden. Het ging zelfs zover dat hij elke middag een
tukje moest doen, anders kreeg hij te weinig slaap en zat hij overdag
te gapen.
Vooral de souteneurs bleven hem bezighouden. ‘Hij die voordeel
trekt uit de ontucht ener vrouw,’ luidde de ambtelijke definiëring.
Op hun mouw was een groene streep genaaid. Door de dorpelingen
werden ze ‘groenbanders’ genoemd, want zodra iemand in Veenhuizen was opgenomen, werd hij voor hen veel minder degene die
hij ooit was geweest, dan degene die hij hier was geworden. Hemzelf lukte het bij de souteneurs nooit om hun achtergrond te vergeten. Dat had ook met hun taalgebruik te maken: klagen, zeuren,
dwingen, ze hadden er een gave voor. ’s Ochtends waren ze bijna
niet uit hun kooi te krijgen. Alleen broeder Broeder, een echte Jordanees, wist hoe je met ze moest omgaan. Laatst was er eentje zogenaamd ziek geweest, waarop Broeder, die hem moest verplegen, de
man een zoutoplossing inspoot en vroeg of het zo alweer wat beter
ging. ‘Ja, broeder Broeder, het gaat al een stuk beter.’ Broeder had
meteen geroepen: ‘Opduvelen jij, aan het werk!’
Hij ging op zijn zij liggen en trok de dekens een stukje omhoog.
Voorlopig zou hij nog niet in slaap vallen. Soms hielp het om de afgelopen dag aan zich voorbij te laten glijden. Vaak zakte hij op de
helft langzaam weg, maar het kwam ook voor dat hij aan het eind
26
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 27
weer opnieuw moest beginnen. Hij moest proberen zo feitelijk mogelijk te blijven, daarmee gaf hij andere gedachten geen kans.
Goed, na zijn advies om ‘Credo in excelsis Deo’ op het lint van de
engel uit de kerststal te penselen, was hij alsnog naar de poort van
het gesticht gewandeld. De portier hielp hem naar buiten, een procedure waaraan een imposante sleutelbos te pas kwam. Er was nog
steeds geen damesrijwiel voor hem beschikbaar, te voet ging hij
naar het hospitaal.
In gedachten volgde hij de route opnieuw, langs de gracht om het
Tweede Gesticht. Het water had dezelfde donkere kleur als het water in de wijken en vaarten van Veenhuizen, de ‘wieken’. De ambtenaren werden uit het hele land gehaald, zodat de voertaal in de kolonie het Algemeen Beschaafd Nederlands was, maar het woord
‘wiek’ was een uitzondering. Het water kwam rechtstreeks uit het
veen en was zo diepzwart dat het de reflectie vertoonde van een antieke spiegel, die kleur had hij nog nooit ergens anders gezien. De
gestichtsbewoners moesten zich met wiekwater wassen, waterleiding ontbrak in Veenhuizen. Drinkwater werd opgepompt, verpleegden bezorgden het bij je thuis.
Hij merkte dat zijn gedachten alweer alle kanten op schoten,
bruusk keerde hij zich op zijn andere zij.
Op weg naar broeder Broeder liep hij dus langs de gestichtsgracht. Hij passeerde een ouder complex, het oorspronkelijke
Tweede Gesticht uit 1823, waarin tegenwoordig werkplaatsen waren ondergebracht. Ook hier kon hij ieder moment iemand tegenkomen die wat van hem wilde: in heel Veenhuizen kon je niets ondernemen zonder dat het door vele ogen werd gezien. De inwoners
vormden elkaars vermaak. Elke dorpeling speelde als het ware mee
in een toneelstuk voor de anderen. Zijn eigen inbreng vergde een
franciscaner kostuum, wat hem extra zichtbaar maakte. Zodra hij
zich pastooronwaardig gedroeg, zou dat een nieuwe wending geven
aan het theaterstuk.
Hij sloeg af naar de Hospitaallaan en kwam langs de woninkjes
van het lagere hospitaalpersoneel, waarin ook broeder Broeder en
zijn echtgenote woonden. Vlak bij het hospitaal renden twee jochies
hem tegemoet, de een zat de ander achterna met een katapult. ‘Mijn
vader heeft een mooiere pet!’ schreeuwde de voorste.
27
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 28
‘Ik schiet je dood!’ riep zijn achtervolger, die kennelijk geen betere tegenargumenten kon verzinnen.
‘Wij hebben lekker een groter huis met een woord erop!’
‘Jongens, jongens, kom eens even hier.’ Herderlijk spreidde hij
zijn armen, zodat ze wel gedwongen waren af te remmen. De achterste liet zijn katapult zakken, met tegenzin kwamen ze naar hem
toe. Hij kende ze, ze waren katholiek. De ene was een zoon van de
gestichtselektricien, een man met aanzien, hij beheerde de elektriciteitscentrale van de kolonie. Het andere joch, die met de katapult,
was er eentje van Staal, een gezin met een sliert kinderen, van wie alleen de oudste een meisje was, Nina heette ze. De Staals waren zijn
buren, ze woonden aan de andere kant van de kerk in de helft van
een laag huisje. Staal was degene die de schuursleutel zou hebben
ontvreemd, hij werd daarvan beschuldigd door de vader van de andere knaap, de elektricien.
Hij peilde de jongens, die bedeesd naar de grond stonden te kijken. ‘Niet iedereen kan het,’ zei hij, ‘en eigenlijk zijn jullie er nog te
jong voor, je moet er Latijnse zinnen voor uit het hoofd leren, maar
lijkt het jullie wat om misdienaar te worden? Ik kan er nog wel een
paar gebruiken.’
Geen van beiden antwoordde, maar hij kon zien dat zijn voorstel
goed viel. Misdienaar zijn was een felbegeerde taak. Wie tijdens de
ochtendmis aan de beurt was, mocht te laat op school komen. ‘Ik zal
het overleggen met de kapelaan,’ zei hij, ‘dan vraagt hij het wel aan
jullie ouders.’
Na dit intermezzo bereikte hij het hospitaal, een hoog en relatief
smal gebouw van dezelfde lichtbruine bakstenen als de meeste
bouwwerken in de kolonie. Ernaast stond een koepel waaronder ijs
werd bewaard om medicijnen koel te houden, ervoor prijkten drie
vrijstaande woningen voor het hoogste hospitaalpersoneel. De
dokter woonde in Toewijding en de apotheker in Plichtgevoel, veel
van de voornamere huizen in Veenhuizen hadden ‘een woord’, zoals de zoon van de elektricien het had uitgedrukt, een opschrift dat
aanspoorde tot een passende deugd.
Hij trok aan de bel van het hospitaal. Op deze gevel stond Vertrouw op God, de gestichtsbewoners zeiden ‘Gauw bij God’.
Nadat de portier de toegangsdeur had laten openzwaaien, stapte
28
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 29
hij de hal in. Voorbij de portiersloge werd hij de gang langs de ziekenzalen in gelaten. Hij wist waar het kantoor van het personeel
zich bevond, in een uitbouw aan de linkerkant. De vorige keer had
broeder Broeder hem daar ook ontvangen. Broeder mocht dan een
Jordanees zijn, zijn opleiding had hij gedaan in Vught, waar hij ook
zijn vrouw had leren kennen. Later had hij gewerkt in het psychopatenasiel van Avereest, en op voorspraak van zijn broer, een pater
met connecties op het departement van Justitie, was hij ten slotte als
zaalopziener-ziekenverpleger in Veenhuizen beland. Volgens eigen
zeggen was Broeder het zwarte schaap van de familie, een straatvechter. Hij was de enige uit een gezin van zestien kinderen die er
niet in was geslaagd hogerop te komen, wat waarschijnlijk ook te
maken had met zijn taalgebruik.
Hij klopte op de deur van het kantoor.
‘Kom binnen, kloothommel, dan spuit ik je vol cyaankali!’
Hij opende de deur en stapte het kantoor in.
‘O, meneer pastoor, u bent het. Dan bewaar ik de cyaankali, heeft
een ander mazzel.’
Broeder zat wijdbeens achter een bureau. Hij droeg een witte jas
met een verplegersembleem, maar zijn opvallendste kenmerk waren zijn donkere ogen, die zo dwingend en tegelijkertijd zo onbeschaamd konden kijken, dat je zelfs als pastoor je eigen ogen wilde
neerslaan. Omdat ook de burgerbevolking naar dit hospitaal ging,
kwam iedereen wel eens bij Broeder terecht, bijvoorbeeld als de
dokter verhinderd was en hij het spreekuur overnam. Had iemand
acuut last van zijn gebit, dan nam hij tevens de tandarts waar.
‘Broeder Broeder, goedemiddag.’
Met een handgebaar werd hij uitgenodigd plaats te nemen op een
stoel aan de andere kant van het bureau. Broeder keek bedrukt, wat
zeer ongebruikelijk was. Met zijn loslippigheid was hij een uitstekende bron van kennis over de gang van zaken binnen de inrichtingen. Vorig jaar had bijvoorbeeld een verpleegde zich opgehangen
nadat hij zijn zin niet kreeg in een liefdesgeschiedenis met een andere verpleegde, een veel jongere man. Broeder had de zelfmoordenaar persoonlijk opgebaard in het lijkenhuisje naast de ijskoepel.
Volgens hem kwamen er veel van dergelijke verhoudingen voor.
Jeugdige, aantrekkelijke verpleegden hoefden nooit iets te kopen
29
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 30
van hun zakgeld, ze werden toch wel getrakteerd door de ouderen.
‘Wat kan ik voor u betekenen?’ vroeg hij. ‘Moet ik bij iemand de
laatste sacramenten toedienen?’
Broeder zweeg. Pas nadat hij lukraak nog wat vragen had gesteld,
kreeg hij in omfloerste bewoordingen te horen wat er aan de hand
was. Het ging ditmaal niet om een ziektegeval, maar om een persoonlijk probleem. Met de vorige pastoor kon hij slecht overweg,
zei Broeder, maar het zat zo: hoeveel ‘nummertjes’ ze ook maakten,
zijn vrouw en hij konden geen kinderen krijgen. Aan wie het lag wisten ze ook, het lag aan hem, op jonge leeftijd was er bij een operatie
aan een liesbreuk iets fout gegaan. Zijn ‘slagwerk’ was niet meer in
orde; een van de ‘patronen’ van zijn ‘klok-en-hamerspel’ ontbrak,
de andere werkte niet naar behoren. Niet dat het hem veel kon schelen, ‘zoiets heb zeker voordelen’, maar zijn vrouw leed eronder. De
laatste tijd haalde ze telkens de kinderen van de buurvrouw in huis,
eenmaal had ze zelfs de baby uit haar armen getrokken. Of meneer
pastoor soms een goed-roomse oplossing wist?
‘Ik zal er eens over nadenken,’ beloofde hij, waarop Broeder met
een fles ‘jajem’ op de proppen kwam, in beslag genomen bij een van
zijn patiënten, ‘contrabande’ in de officiële gestichtstaal. Broeder
schonk een bodempje in een waterglas en fluisterde: ‘Vlug opzuipen.’ Je wist maar nooit of er iemand zou aankloppen, en drinken
tijdens werktijd was voor een justitieambtenaar een van de zwaarste
vergrijpen.
Hij dronk het spul vlug op, het smaakte naar whisky, niet gek.
Toen hij vertrok, stopte Broeder hem de hele fles toe. ‘Hier, een afzakkertje voor thuis.’
De hele weg terug verborg hij de fles onder zijn habijt. Vlak bij de
pastorie kwam hij de putjesschepper tegen, een kromgegroeide verpleegde, die een kruiwagen voortduwde met daarin een emmer en
een bakje aan een lange steel. Terwijl ze een paar zinnen uitwisselden, rook hij een sterke lucht. Toen ze heel even met hun gezicht
dichtbij elkaar waren, merkte hij dat de man ook aan hem snoof.
Begeleid door de woorden ‘slagwerk’, ‘patronen’ en ‘klok-en-hamerspel’ voelde hij zichzelf eindelijk in slaap zakken.
30
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 31
5
Al lopend door de kerk besprenkelde hij de vormeloze massa gestichtsbewoners met wijwater en sloeg de kwast een keer extra leeg
over een opziener van wie hij wist dat hij gereformeerd was. Hij
knipoogde erbij, de knipoog werd niet beantwoord. Intussen kwam
de laatste ploeg verpleegden binnen, de pet in de hand, de klompen
ketsend op de stenen vloer. Sommigen, die lid van het zangkoor waren, deden hun houten schoeisel uit en gingen de trap op, naar het
brede balkon achterin, waarop zich ook de organist en de orgeltrapper bevonden.
Hij liep terug naar de sacristie en liet zich in zijn kazuifel helpen
door een van zijn nieuwe misdienaars, het zoontje van de elektricien.
Het ging enigszins onhandig, maar de jongen had wel aanleg voor
dit werk. ‘Goed zo,’ zei hij, en hoorde door de deur van de sacristie
gestommel en geroezemoes, dat zelfs het klokgelui overstemde. Er
zaten de nodige criminelen tussen de kerkgangers, witbanders en
zwartbanders, die in het Eerste Gesticht waren ondergebracht omdat in de rest van het land de gevangenissen overvol zaten. De zwartbanders waren veroordeeld tot werken in de open lucht. Over het
algemeen waren ook de witbanders jong en sterk; dieven, geweldplegers, zedenmisdadigers en dergelijke. Ongelovigen bestonden
niet voor Justitie; iedereen die bij aankomst in de kolonie had opgegeven dat hij niet protestant was, moest naar deze kerk. Joodse verpleegden en gevangenen waren er op het moment niet in Veenhuizen, die zaten in de rijkswerkinrichting in Hoorn.
Achter zijn rug bukte de jonge misdienaar zich ijverig om de kazuifel nog wat beter over zijn kuiten te trekken. Prima, zo kon het
wel, zijn uitdossing was gereed. Mocht zijn broer daarboven bij Onze Lieve Heer zitten te kijken, dan kon hij tevreden zijn over zijn
plaatsvervanger.
Straks niet vergeten om rekening te houden met de galm, kwam
in hem op. In het begin had hij tijdens de mis telkens te snel gespro31
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 32
ken, dat was niet verstandig met de akoestiek van deze kerk. De architect had zich laten inspireren door Cuypers, die zowel het Rijksmuseum als het Centraal Station van Amsterdam had ontworpen.
Als gevolg daarvan was het kerkgebouw te hoog uitgevallen, met
een houten plafond dat deed denken aan een omgekeerde boot. Het
kon er koud worden, hij hoopte maar dat de kerkknecht extra turf in
de kachels had gegooid.
Hij wachtte tot de andere nieuwe misdienaar, de kleine Staal,
klaar was met de kledij van de kapelaan. Daarna gaf hij met een
hoofdknik het teken dat ze konden beginnen. Elektricien-junior
opende de binnendeur van de sacristie naar de kerk en ze stapten
achter elkaar aan over de drempel. Bijna alle banken zaten vol, in
Veenhuizen had je gegarandeerd publiek. Helemaal vooraan zag hij
het gezin van de hoofddirecteur, voor het eerst was er een katholiek
benoemd op deze belangrijke post. Schuin achter het hoofddirecteursgezin zaten de elektricien en zijn echtgenote trots te kijken,
met naast hen nog enkele ambtenaarsgezinnen uit de wat hogere
echelons. Daarachter zaten broeder Broeder en zijn eega. De laatste ambtenarenbank was voor het gezin Staal.
De geur van de zee van bruin textiel achter de ambtenaren drong
door tot voorin de kerk. Het had geregend, waardoor de stof van de
gestichtspakken een nog pregnantere lucht afgaf dan anders. De
koster moet snel nieuwe wierook bestellen, bedacht hij terwijl hij
zichzelf bekruisigde. Nog nooit was hij ergens geweest waar zulke
grote hoeveelheden nodig waren. Hij wist inmiddels ook hoe sommige Veenhuizer straten zo smerig kwamen; door het pruimen en
spugen van de verpleegden als ze in rijen van drie naar de kerk marcheerden.
De kapelaan en hij begonnen met de bekende rituelen, hun rug
naar de kerkgangers. Het knielen ging hem makkelijk af, zo langzamerhand begon hij lenig als een sportman te worden. Het moest
met de buitenlucht te maken hebben, met de afstanden die hij hier
voortdurend aflegde. Sinds kort had hij dan toch een damesfiets.
Terwijl hij de litanieën en gebeden afwerkte keek hij naar de halfronde apsis, waarvan de neogotische ramen een eenvoudig glas-inloodpatroon hadden. Soms viel het zonlicht er op het juiste moment doorheen, zodat de wierookwolken verlicht en verhelderd
32
Meester - Hollands Siberie_Meester 15-08-14 09:43 Pagina 33
over het altaar zweefden, maar verder had de apsis weinig aantrekkelijks. De architect had er niet bij stilgestaan dat je in een kerk als
deze bij alles rekening met de gestichtsbewoners moest houden, tot
in je gebeden aan toe. Wanneer hij om vergeving van zonden vroeg,
hadden die woorden voor hen een heel andere lading dan voor de
ambtenaren.
Midden in een gebed hoorde hij een geluid alsof er iets hards op
de stenen vloer viel, waarschijnlijk een klomp. Tersluiks keek hij
achterom, de kerk in, maar het geluid kwam van dichterbij, het
zoontje van de elektricien had het voor elkaar gekregen om te struikelen. De jongen lag languit op de vloer voor het altaar. Terwijl hij
probeerde overeind te krabbelen, stond vlak naast hem Staal-junior
met een rood hoofd zijn lachen in te houden. In de kerk werd gemompeld en gegnuifd, en in de bank van de familie Staal zag hij een
paar oudere zonen elkaar tegen de schouder stompen en een overwinnaarskop trekken.
Hij wachtte tot het misdienaartje weer in positie stond, werkte
het gebed af en begaf zich naar de preekstoel om het verhaal te houden dat hij had voorbereid. Hoewel hij zijn bewoordingen zorgvuldig koos, had het incident toch iets losgemaakt in de kerk, één verpleegde leverde tenminste luidkeels commentaar. Hij kon het niet
verstaan, maar rondom de man werd gelachen, harder en uitgelatener dan daarnet. Meerdere opzieners, die op een bank langs de zijwand zaten, brachten een hand naar hun wapenstok en een van hen
kwam zelfs dreigend overeind.
Na de preek – verdere verstoringen bleven uit – kwam het verpleegdenkoor in actie. Zoals altijd namen de jongste koorleden de
sopranen voor hun rekening. Zelfs de zonen van Staal zaten ingekeerd te luisteren naar de verdoemden van het land, kerels met
knobbelneuzen en liederlijke tronies, die doordeweeks vloekten,
scholden en schimpten, maar die hun stemgeluid nu inzetten om iedereen die zich in deze kerk bevond een glimp schoonheid en zuiverheid te schenken.
Na een toegift stroomden de gestichtsbewoners de kerk uit. Dat
boven de deur Soli Deo Gloria stond waren ze alweer vergeten. Terwijl ze zich opstelden om naar hun gesticht terug te keren, waren
ook de koorzangers alweer aan het schreeuwen en schelden.
33