klik voor een leesfragment

Het comité
Peter Batenburg
‘Ik,’ Vincent priemt zijn wijsvinger naar Van der Drift aan de
andere kant van de tafel, ‘houd u direct verantwoordelijk voor
de dood van Harm.’
Van der Drift heeft zichzelf net een kop koffie ingeschonken
en kijkt Vincent verbijsterd aan. ‘Ik ben dus volgens u schuldig
aan zijn dood?’
‘Inderdaad, zo zie ik dat.’
‘U bent een vuile... ongemanierde...’
‘Ja, ja, wat Van der Drift?’
Van der Drift, vaste notulist tijdens overleg van het comité,
plichtsgetrouw heeft hij ook nu zijn benodigdheden zorgvuldig
voor zich op tafel uitgestald, duwt zijn rolstoel een stuk van de
tafel. Vervolgens draait hij de stoel een kwartslag en maakt
vaart. Die gaat hem aanvliegen, denk ik. Hij rijdt echter met hoge snelheid in een rechte lijn naar de deur en verlaat de ruimte.
‘Zo, opgeruimd staat netjes,’ zegt Vincent.
Sacha, de vriendin van Van der Drift, verfrommelt hoofdschuddend een linnen servet tot een prop en werpt het naar
Vincent. Haar rol in het comité is mij onduidelijk. Soms fluistert ze tijdens een overleg Van der Drift iets in zijn oor, waarna
deze een flesje Tipp-Ex pakt en fanatiek in zijn aantekeningen
begint te kwasten.
Sacha beukt met haar vuisten op tafel.
‘Klootzak! Vuile klootzak! Waarom zeg jij zoiets?’ schreeuwt ze
furieus.
7
‘Zo zie ik het, Sacha, ik geef mijn mening.’
‘Jij hebt geen idee wat er werkelijk gebeurd is.’
Ze staat op, loopt om de tafel en slaat Vincent met de vlakke
hand krachtig in het gezicht. Daarna verlaat ook zij de ruimte.
‘Au!’ roept Vincent theatraal.
‘Als dit zo door gaat wordt het wel rustig,’ zeg ik.
‘Harm was mijn vriend en Sacha is een femme fatale,’ zegt
Vincent. Vincent organiseert jeugddagen om jongeren vertrouwd te maken met de doelstellingen van het comité.
Een week geleden werd ik ’s avonds gebeld door een man.
‘U werkt toch samen met Harm?’ vroeg de man.
‘Jazeker, in het regionaal comité.’
‘Ik weet niet goed hoe te beginnen.’
Argwanend vroeg ik wat hij wilde. Ik vermoedde een werkgever die informatie over Harm verzamelde. Harm wisselde nogal
eens van werkgever.
‘Ja nou... Harm is overleden.’
‘O, daar schrik ik wel van,’ zeg ik.
‘Ja, wij zijn ook geschrokken.’
De man stelde zich voor als de broer van Harm. Ik vroeg of
het onverwacht gebeurd was; hij verkeerde toch in een goede
gezondheid. De broer aarzelde en zei vervolgens dat Harm zelf
een einde aan zijn leven had gemaakt. We spraken over de
tegenslagen in het leven van Harm. Zijn eerste vrouw is vijf jaar
geleden omgekomen nadat het kleine vliegtuig waarin ze haar
eerste vliegles kreeg tegen een hoogspanningsmast botste.
Harm werd gelukkig met zijn nieuwe liefde, totdat de vrouw
hem verleden jaar plotseling verliet voor een ander.
‘U kent haar toch? Wat bezielde die vrouw? Ze heeft hem
geruïneerd.’
‘Ik ken haar niet heel goed,’ zei ik laf.
‘Misschien vindt hij rust,’ zei de broer. Hij beloofde een
rouwkaart te sturen.
8
Vrienden voor het leven
Gert-Jan van den Bemd
Zo was het begonnen: ‘Brechtje gaat vanavond naar een wijnproeverij.’
Dat was de reden waarom Arthur na afloop van de wedstrijd
geen bier wilde. Meestal dronken ze er wel een paar, maar omdat zijn vrouw - of eigenlijk zijn tweede vrouw - na drie of meer
glazen wijn niet meer zou mogen rijden, zat hij nu aan een
spaatje rood. Hij zou haar na afloop van de proeverij ophalen.
‘Je bent te goed voor deze wereld,’ zei Robert.
Ze zaten in het clubhuis, op hun eigen caramelkleurig bankstel; een onooglijk macaroni-vormig geval van ribfluweel waar
precies vijf volwassen mannen op pasten. Het was een afdankertje van Sjors en dus was het nu eigendom van ‘de vrienden’.
Anderen mochten er alleen op zitten als zij er niet waren.
Elke zondagochtend speelden ze een ‘vriendschappelijke’
hockeywedstrijd tegen een ander team uit de regio. Het ging er
fanatiek aan toe. Op hun shirts stond niet voor niets ‘winnen is
belangrijker dan meedoen’, maar dat was vooral bedoeld om de
tegenstander te provoceren. De vijf: Arthur, Robert, Marc, Ivo
en George, kenden elkaar al sinds de tijd dat ze hockey speelden bij jongens C. Dat was bijna veertig jaar geleden. Een
eeuwigheid, leek het, hoewel ze zichzelf nog steeds beschouwden als jongens. Jongens van vijftig. De andere mannen uit hun
team hoorden niet bij ‘de vrienden’. Dat gaf geen conflicten;
het was gewoon zo.
George, door de anderen Sjors genoemd, zette het blaadje met
18
vier biertjes en één spa rood op het tafeltje en liet zijn negentig
kilogram zware lichaam op de bank vallen. Hij was alleen al
vanwege zijn imposante postuur een waardevolle keeper.
‘Nou, prut,’ zei hij en ze namen tevreden een slokje. Ze hadden verloren, maar dat maakte niets uit. Dit uurtje - soms waren het er twee of drie - na de wedstrijd, in een merkwaardige
potpourri van doucheschuim (van Arthur, Robert en Sjors) en
zweet (Marc en Ivo douchten altijd thuis), bier en afgedankte
meubels was zonder twijfel het belangrijkste moment van de
week. Het ging niet om het gezwoeg op het veld, het scoren van
een doelpunt, de overwinning, het ging om het rondhangen in
een bankstel dat rook en voelde als de banken in hun studentenhuizen van vroeger. Het ging om het samenzijn, zonder duidelijk doel of nut. Het feit dat ze elkaar door en door kenden,
of meenden te kennen.
‘Een wijnproeverij? Sinds wanneer heeft Brechtje verstand van
wijn?’ vroeg Marc, terwijl hij een hete bitterbal in zijn mond
stopte.
Ook die hoorden erbij: bitterballen. Om het rondje bier leverde het barmeisje automatisch een portie aan. Acht bitterballen
voor vijf mannen. Drie porties waren gemiddeld. Meestal kreeg
Sjors er uiteindelijk één minder dan de anderen, omdat hij op
zijn lijn moest letten, volgens diezelfde anderen.
‘Niet. Daarom juist.’
‘Is er dan iemand bij die uitleg geeft? Of zit iedereen als een
kip zonder kop wijn te kantelen?’ zei Robert lachend.
‘Ik vrees dat ze het doen voor de gezelligheid,’ zei Arthur. ‘Ze
leren hooguit de teksten vanbuiten die de slijter hen heeft verstrekt.’
‘Waarom doen wij ook niet eens zoiets?’ zei Ivo. Zijn stem
klonk een beetje mopperig, maar dat was gewoon zijn manier
van praten. ‘Waarom moeten wij altijd eerst iets sportiefs doen
voordat we kunnen gaan zuipen?’
‘Ja, wij moeten altijd eerst zonodig gaan mountainbiken,
19
Tafelgesprekken
Maureen de Boer
Vandaag (maandag)
Ze kijken elkaar aan, zeggen geen woord, maar denken waarschijnlijk aan hetzelfde. De serveerster zet de koffie op hun
tafeltje. ‘Twee koffie en twee cappuccino,’ zegt ze en loopt
vervolgens naar het volgende tafeltje.
‘Bedankt,’ weet Vera nog schor fluisterend uit te brengen.
Ze zitten met z’n vieren aan het koffietafeltje waar het begon.
Ze vinden elkaar al drie jaar lang elke werkdag om acht uur
precies bij de Koffiehoek, een onwaarschijnlijk viertal dat in elkaar een raar soort kameraadschap heeft gevonden. Ze komen
alle vier uit een andere richting en gaan alle vier weer een andere kant op. Ze zijn compleet verschillend, maar in elkaar vinden ze een luisterend oor, iemand bij wie ze hun hart kunnen
luchten zonder dat iemand zich gekwetst of beledigd voelt. Bij
wie ze een verhaal kwijt kunnen zonder dat er een oordeel wordt
geveld. Soms is het niet je beste vriend die je het best begrijpt,
soms is het juist een volslagen vreemde die precies begrijpt hoe
jij je voelt. Zo begonnen de gesprekken tussen Jan, Thijs, Vera
en Bart aan het middelste tafeltje van de Koffiehoek.
Over koetjes en kalfjes wordt al niet meer gesproken sinds
Bart in de groep gooide dat hij aan zelfmoord dacht omdat hij
op mannen viel. Bart was een gevoelige jongen en meestal degene die vooral luisterde naar de verhalen van anderen. Kleine
irritaties op kantoor, frustraties over het weer, de laatste vakan29
tiebestemmingen. Maar toen Bart een keer op een maandagochtend met een lijkbleek gezicht en donkere kringen onder
zijn ogen aan hun gebruikelijke tafeltje kwam zitten, veranderden de gespreksonderwerpen. Hij vertelde aan de groep dat hij
homo was, zijn leven haatte en er een einde aan wilde maken.
Langzaamaan begon iedereen meer over zichzelf te vertellen.
Zo was Thijs pas gescheiden en had twee kleine kinderen die
bij hem woonden, omdat zijn ex er vandoor was met haar toyboy. Vera was een carrièrevrouw met een naar haar man onuitgesproken kinderwens en Jan liep tegen zijn pensioen aan.
Vorige week maandag
Thijs staat in de rij bij de Koffiehoek en bestelt drie koffie en
een cappuccino. De koffie voor Jan, Bart en zichzelf, de cappuccino voor Vera. Hij kijkt om zich heen en ziet dat Bart al
aan het tafeltje zit waar ze altijd bij elkaar komen. Het is het
middelste tafeltje in de Koffiehoek.
Bart zwaait naar hem. ‘Hey, hier zitten we!’
Thijs zet de het dienblad op tafel en schrikt als hij een klap op
zijn schouder voelt.
‘Morguh, ouwe!’ Jan gaat stralend aan het tafeltje zitten. ‘Ik
zat te denken, volgens mij kennen we elkaar vandaag precies
drie jaar? Het was op de verjaardag van Sem en die is vandaag
zes geworden.’
Thijs kijkt de anderen aan. ‘Moeten we niet iets doen om het
te vieren, een avondje stappen?’
Jan lacht. ‘Ja hoor, naar de disco om, hoe heten die dingen,
beezurs, te drinken.’
‘Breezers opa, Breezers,’ zegt Bart grinnikend. Ze kunnen het
van elkaar hebben, de grapjes die ze onderling maken. ‘En
Breezers worden gedronken door zestienjarige schoolmeisjes.
Geef mij maar een whisky. Straight up!’
Thijs kijkt de anderen veelbetekenend aan. ‘Het is zover. Ze is
30