Aalberts, Monique

Het doffe geluid
van een schep zand op de kist;
familieleden
krimpen licht ineen, kuchen
of halen dieper adem.
Elk jaar komen ze
op deze plek van ontvoering
bijeen — een uurtje;
er wordt niets gezegd, gedaan
— slechts dat kijken naar nergens.
SB
Tja, dat geluid. Dof maar toch te hard en zo kil. Alsof ik een dood lichaam alsnog vastpak.
En toch … die dofheid, die hardheid en die kilte passen precies bij mijn gevoel van dat
moment. Verdoofd, gehard en zo koud, zo koud — zo koud.
Dat gevoel. De krimpende pijn van het afscheid nemen in al je vezels voelen. Het afscheid
van iemand van wie ik houd. Van wie ik geen afscheid wil nemen. Aan wie ik nog één maal
iets wil laten weten. Een laatste keer mijn gevoel wil tonen.
Tegelijkertijd … weten dat het ook anders kan. Geen afscheid nemen. Geen geluid van een
schep zand op de kist. Maar zonder die schep zand op de kist des te meer verdoofd, des te
meer gehard en welhaast bevroren. Dat nergens.
Een afscheid dat dan niet plaatsvindt en altijd duurt.
Monique Aalberts