@.-Ã%›_'.f` @ BIS BenW adviezen - 6516 Wie 1'||-s 867 3 _ advies aan b&w E GEMEENTE Sector : Inwoners Afdeling : Werk, Inkomen en Zorgverlening Zaaknummer(s) ingekomen stuk(ken) _ Behandelend medewerk(st)er : ümügül Taslm Portefeu|llehouder(s) : H.A. Litjens W E E R T Openbaar: El Niet openbaar: U Kabinet' ' _ U Tel.: (0495) 575 898 Nummer ONDERWERP beleidsregels re-integratie Aanpassing ADVIES Vaststellen van de beleidsregel om een zoekperiode van vier weken in te stellen voor personen van 27 jaar en ouder. 2012 gemeente Weert. 2. Intrekken van de Beleidsregels Re-íntegratleverordening 3. Vaststellen van de herziene Beleidsregels Re-integratie Weert 2014. 4. .Informeren van de raadsleden via de TILS-lijst. 1. - TOELICHTING Relatie met vorig voorstel: Collegevoorstel van 11 december 2012 ((BW-005304), integratieverordening Weert 2012". _ Vaststellen de "Beleidsregels Re- Algemeen: 2012 Op 12 december 2012 heeft uw college de `Beleidsrege|s Re-íntegratleverordening gemeente Weert' vastgesteld. De ervaringen met de toepassing van deze regels in de periode sindsdien, maken aanpassing wenselijk dan wel noodzakelijk. De wettelijke zoekperiode van 4 weken voor jongeren die zich melden voor een uitkering in de herziene beleidsregels wordt concreet ingevuld. Daarnaast wordt ook een zoekperiode van vier weken voor personen van 27 jaar en ouder geïntroduceerd. Een ander nieuw element is de inkomstenvrijlating. akkoord r, E /` _ , F' 1 , \ _:*2':':~=-zggff 1 Behandeling uiterlijk *:\4› i @ \ \ï __ , 1 1 W W W W Weert, 10 februari 2014 in college van 18 februari 2014 ` ` Ai , 2*' ~ Beslissing d.d.; Ã' Oor, mt avie mmer: 18 Z <__r 2 . <- *hiv aal aantal M / ašaišåï BIS BenW adviezen - 6516 Argumenten: Toelichting zoekperiode van vier weken A. Zoekgeriode voor iongeren In de WWB is geregeld dat personen jonger dan 27 jaar pas vier weken na de melding een aanvraag voor algemene bijstand kunnen indienen. De aanvraag wordt ook niet eerder dan vier weken na de melding in behandeling genomen (art. 41 lid 4 WWB). De reden hiervan is dat jongeren eerst zelf vier weken naar werk moeten zoeken alvorens aanspraak op een uitkering en/of ondersteuning richting werk kan bestaan. Tijdens deze vier weken moeten zij ook onderzoeken of zij nog mogelijkheden hebben binnen het regulier onderwijs (art. 41 lid 5 WWB). De wetgever laat de nadere invulling van de verplichtingen van jongeren tijdens de zoekperiode over aan de gemeenten. Gemeenten moeten aangeven wat zij precies van de jongere ven/vachten gedurende deze zoekperiode. Dit geldt zowel voor het zoeken naar werk als het onderzoeken van de scholingsmogelijkheden. Wat betreft het zoeken naar werk, kunnen gemeenten bijvoorbeeld bepalen dat jongeren een minimaal aantal sollicitaties per week moeten doen, zich inschrijven bij een aantal uitzendbureaus en een actueel Curriculum Vitae (CV) maken. Ten aanzien van de scholingsmogelijkheden is de gemeente verplicht om aan te geven hoe jongeren moeten aantonen dat zij hun scholingsmogelijkheden onderzocht hebben en welke documenten zij daartoe overleggen. B. Zoekgeríode voor personen van 27 jaar en ouder Eén van de veranderingen van het wetsvoorstel WWB Maatregelen, dat op 1 januari 2015 van kracht wordt, is de invoering van vier weken zoekperiode en plan van aanpak ook voor personen van 27 jaar en ouder. De maatregel houdt in dat degene die zich meldt voor een bijstandsuitkering eerst uitputtend alle mogelijkheden tot het verkrijgen van regulier werk moet nagaan voordat hij een uitkering kan aanvragen. Bij een aantal gemeenten in Nederland, waaronder Oss en Roermond, is de zoekperiode voor 27-plussers ingevoerd. Uit de beschikbare cijfers van het ministerie van SZW blijkt dat na a¿oopvan een vier- weken- zoekperiode, tussen de 30 en de 48% van de aanvragers niet meer terugkeert voor een de¿nitieve aanvraag van de WWB-uitkering. Vooruitlopend op de landelijke maatregel en gezien de ervaringen van de andere gemeenten, wordt voorgesteld om een analoge zoekperiode op te leggen aan personen van 27 jaar en ouder. Hiermee wordt de eigen verantwoordelijkheid van de burger benadrukten dat hij die verantwoordelijkheid serieus moet nemen. Door personen bij melding uitkering direct opdrachten mee te geven wordt tevens het activerende karakter van de WWB benadrukt. In hoofdstuk 2 van de bijgevoegde beleidsregels zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de invulling van de zoekperiode van vier weken. Voor wat betreft de inspanningsplicht om naar werk te zoeken wordt geen onderscheid gemaakt tussen de 27-minners en 27plussers. Na de melding wordt met iedere bijstandsaanvrager een Screeningsgesprek (Quick-scan) gevoerd. Na het gesprek wordt aan de bijstandsaanvrager een werkboek overhandigd, waarin vermeld staat welke workshops/activiteiten hij/zij gedurende de zoekperiode moet verrichten. Deze workshops zijn bedoeld om tijdens de zoekperiode de burger betere en intensieve begeleiding te kunnen geven. In bepaalde gevallen kan afgezien worden van het opleggen van de zoekperiode (uitzonderingsgronden). Maatwerk is en blijft een sleutelbegrip. Toelichting iñkomstenvrijlating In de WWB, de 'IOAW (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers) en de IOAZ (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen) is geregeld dat gedurende een beperkte periode een deel van de inkomsten uit deeltijdarbeíd niet met de bijstand of uitkering verrekend wordt. De wet kent twee inkomstenvrijlatingen: een reguliere ~ I .« n Pagina 2 * . BIS BenW adviezen - 6516 inkomstenvrijlating (artikel 31, lid 2 onder n WWB) en, sinds 1 januari 2012, een aanvullende inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders (artikel 31, lid 2 onder r WWB). De hoogte en duur van beide vrijlatingen zijn in de wet vastgelegd en kunnen niet door gemeenten gewijzigd worden. Voorwaarde om voor beide vrijlatingen in aanmerking te komen is dat de vrijlating volgens het college bijdraagt aa n de arbeidsinschakeling van de klant. In beginsel kan het college per individuele situatie besluite n van zijn bevoegdheid gebruik te maken. Dit stelt echter wel hoge eisen aan de motiverin g van elk afzonderlijk besluit. Immers dan moet het college bij elk besluit expliciet bearg umenteren waarom het wel of niet van de bevoegdheid gebruik maakt. Het verdient daa rom de voorkeur de uitvoering van beleid op basisvan een vaste gedragslijn in beleidsreg els vast te leggen. Dit biedt niet alleen eengoede waarborg voor uniforme toepassing, maa r maakt ook de uitvoering, door verplichte bekendmaking van de beleidsregels, voorde bu rger toetsbaar. Bovendien kan het college in een besluit veelal volstaan met een verwijzi ng naar de relevante beleidsregels. Doel van de inkomstenvrijlating is om mensen vanuit een uitkeringssituatie te stimuleren een deeltijdbaan te accepteren of een deeltijdbaan uit te b reiden om zo op termijn uit te stromen. Deeltijdwerk wordtniet alleen gezien als opstap naar volledige uitstroom, maar ook als besparing op uitkeringslasten. Gelet op het stimule rende doel van de vrijlating wordt voorgesteld de vrijlating toe te passen in twee geval len: 1. Indien de uitkeringsgerechtigde (tijdelijk) vanuit een volledige u itkeringssituatie parttime werk vindt. M.a.w. het tijdstip van werkaanvaarding ligt na de ingangsdatum van de uitkering. 2. Indien de uitkeringsgerechtigde bij aanvang van de uitkering al inkomsten uit arbeid heeft en na de ingangsdatum van de uitkering de werkzaamheden uitbreidt met minimaal 3 uur per week. Voor het overige wordt verwezen naar de bijgevoegde beleidsregels. Het Cliënten Platform Minima (CPM) heeft kennisgenomen van de herziene "Beleidsregels Re-integratie Weert 2014". Het CPM stemt in met de voorg estelde aanpassingen van de beleidsregels, met dien verstande dat de zoekperiode niet van toepassing is voor de instroom van klanten vanuit de WW en vanuit gevangenis, jeugdzorg of asielzoekerscentra. Voor aanvragen vanuit de WW, gevangenis en aanverwante regelingen wordt aangesloten bij de uitvoeringspraktijk bij jongeren. Dit houdt in dat de inspanningsperiode kan samenvallen met de laatste 4 weken van de WW of detenti e. Voorwaarde is dat de klant zich tijdig meldt (4 weken voor a¿oopWW of verblijf detentie) bij de gemeente voor een bijstand en invulling geeft aan de inspanningsperiode. Een generieke inzet van de inspanningsperiode betekent overigens niet dat er geen aa ndacht is voor de individuele situatie van de klant. Voor klanten die instromen vanuit de jeugdzorg of asielzoekerscentra kan een voorschot op de uitkering word en verstrekt. JURIDISCHE GEVOLGEN (0.a. FATALE TERMIJNEN/HANDHAVING) De herziene beleidsregels komen in de plaats van de beleidsregels 2012 zijn vastgesteld. FINANCIÉLE EN PERSONELE zoals deze 11 december GEVOLGEN van de beleidswijzigingen vindt plaats binnen de bestaande formatie. brengt geen extra kosten met zich mee. De uitvoering Dit Pagina 3 . BIS BenW adviezen - 6516 De beleidsregel inkomstenvrijlating kan ¿nanciële consequentie hebben, deze zijn echter niet altijd op voorhand exact te kwanti¿ceren. kan de Door de inkomstenvrijlating gemiddelde uitkeringshoogte licht stijgen en komt dit ten laste van het Inkomensdeel (gebundelde uitkering). Aangezien de vrijlating beperkt wordt tot de doelgroep uitkeringsgerechtigden dat vanuit een volledige uitkeringssituatie parttime werk vindt of de bestaande werkzaamheden uitbreidt, zullen de ¿nanciële consequenties minimaal zijn. COMMUNICATIE/ PARTICIPATIE Voor wie is dit advies van belang?: -2- Raadsleden 0.0 Interne organisatie 0 0.0 Overigen (bijv. afzender/aanvrager) Nadere speci¿catie: De raadsleden worden middels de TILS-lijst 0 geïnformeerd over deze beleidsregels. De consulenten Activering en Werk van de afdeling WIZ zullen deze taak uitvoeren. Na besluitvorming zal het team Activering en Werk nader geïnformeerd worden over de uitvoering van deze beleidsregels. Geadviseerd wordt de volgende communicatie-instrumenten _ ~t~ TILS-lijst te gebruiken: ~2~Overig Geadviseerd wordt de volgende participatie-instrumenten ~2~Niet van toepassing te gebruiken: OVERLEG G EVOERD MET Intern: Kees Joosten, hoofd afdeling WIZ Marianne van de Ven, teamleider Activering en Werk Margot van den Broeke, teamleider Inkomen Mia Aerdts, financieel consulent sector Inwoners Extern: Cliënten Platform Minima BIJLAGEN Openbaar: Beleidsregels Re-integratie Het advies van het CPM Weert 2014 Niet-openbaar: Niet van toepassing : Pagina 4 . BIS BenW adviezen - 6516 @ ~' vv W E E R T GEMEENTE BELEIDSREGELS RE-INTEGRATIE WEERT 2014 en wethouders van de gemeente Het college van burgemeester Weert; Weert 2012beleidsregelsdienen te overwegende dat conform de Re-integratieverordening worden vastgesteld ten aanzien van de criteria voor onthef¿ng van de arbeidsverplichting, doelgroep en voorzieningen; . gelet op de Re-integratieverordening BESLUIT: vast te stellen: "Beleidsrege|s Weert 2012 en de Algemene wet bestuursrecht: a ` Re-integratie Weert 2014" HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN _ div; Öïïj ` V L Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Re-integratieverordening Weert 2012 en boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. 2. In dezebeleidsregels wordt verstaan onder: de re-integratieverordening Weert 2012; a. verordening: arbeidsrelatie die is gebaseerd op een overeenkomst b. dienstbetrekking: tussen een werkgever en een werknemer; onbeloonde additionele werkzaamheden als bedoeld in c. participatieplaatsen: artikel 10a, lid 1 WWB, artikel 38a IOAW en art_ikelA38a IOAZ; de verplichting als bedoeld in artikel 9, lid 1 aanhef onder d. arbeidsverplichting: a WWB,.artikel 37 lid 1 aanhef onder a t/m c IOAW en artikel 37 lid 1 aanhef onder d ene IOAZ; de verplichting als bedoeld in artikel 9, lid 1 aanhef onder e. reb WWB, artikel.37 lid 1 aanhef onder d en e IOAW en integratieverplichting artikel 37 lid 1 aanhef onder d en e IOAZ; een onthef¿ng als bedoeld in artikel 9, lid 2 WWB, artikel f. onthef¿ng: 9a, lid 1 WWB, artikel 37a, lid 1IOAW, artikel 38, lid 1 IOAW, artikel 37a, lid 1 IOAZ en artikel 38, lid 1 IOAZ; het bedrijf of de instelling waarvoor de g. inlener: uitkeringsgerechtigde werkzaamheden verricht ten behoeve van de participatieplaats of de proefplaatsing; inkomstenvrijlating als bedoeld in artikelen 31, lid 2, de inkomstenvrijlating h. aanhef en onder n. WWB, 8, lid 2 IOAW en 8, lid 3 IOAZ; als bedoeld in artikelen 31, lid 2, de inkomstenvrijlating i. inkomstenvrijlating aanhef en onder r, WWB, 8, lid 5 IOAW en 8, lid 9 IOAZ; alleenstaande ouders vier weken wachttijd bij jongeren als bedoeld in art. 41 zoekperiode j. lid 4 WWB en de periode van vier weken na datum melding voor een aanvraag om een bijstand, waarin de persoon van 27 jaar of ouder moet zoeken naar werk; het plan van aanpak voor jongeren als bedoeld in artikel k. plan van aanpak . 44a WWB en het plan van aanpak voor personen van 27 jaar en ouder; de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. l. Wko: f ' ~ , av Beleidsregels Re-integratieverordening Weert 2012 . ' BIS BenW adviezen - 6516 _' HOOFDSTUK 2. ZOEKPERIODE VANVIÉR WEK_EN C _ W _ . V . In de WWB is geregeld dat personen jonger dan 27 jaar een zoekperiode van vier weken krijgen. Gedurende de zoekperiode dient de jongere zelf actief te zoeken naar werk of een opleiding voordat aanspraak op een uitkering en op ondersteuning richting werk kan ontstaan. \ Met de inwerkingtreding van de Wet Maatregelen WWB, die naar verwachting op 1 juli 2014 van kracht wordt, wordt de vier-weken-zoekperiode voor 27-minners in de WWB uitgebreid naar alle leeftijden. « Artikel C 1. 2. 3. 2.1 Zoekperiode van vier weken De zoekperiode van vier weken geldt voor alle bijstandsaanvragers en start vanaf datum melding voor een uitkering. De inspanningsverplichtingen tijdens de zoekperiode worden door het college schriftelijk aan de bijstandsaanvrager kenbaar gemaakt. Ter ondersteuning van de bijstandsaanvrager tijdens de zoekperiode kan het college de volgende workshops aanbieden aan een bijstandsaanvrager: a. workshop "Rechten en plichten", waarin de klant gewezen wordt op alle rechten en plichten die verbonden zijn aan het hebben / krijgen van een bijstandsuitkering. Tevens wordt de klant ondersteund in het complementeren van alle formulieren met betrekking tot de bijstandsaanvraag. b. workshop "Curriculum Vitae (CV)”, waarin de klant uitleg en ondersteuning krijgt voor het maken van een goed CV en tips voor een goede voorbereiding op een sollicitatiegesprek; workshop “Zoekkanalen", waarin de klant uitleg krijgt over de diverse zoekkanalen naar werk, workshop "Omgaan met geld" (optioneel), waarin de klant gewezen wordt op de gevolgen van eventuele inkomstenachteruitgang en krijgt informatie over voorzieningen en regelingen. _ c. ' d. Artikel 1. _ 2. 2.2 Uitzonderingsgronden op de inspanningsplicht Het college kan een uitzondering op de inspanningsplicht maken, wanneer dit in redelijkheid en billijkheid (nog) niet van de bijstandsaanvrager kanjworden gevergd. Uitzondering is mogelijk, indien de bijstandsaanvrager naar het oordeel van het college: a. een medisch en/of psychisch probleem heeft; b. c. d. e. een sociaal probleem heeft; te maken heeft met andere persoonlijke omstandigheden, waardoor het inspanningsplicht niet gevergd kan worden; een vreemdeling is die (nog) geen Nederlands spreekt; in een op verpleging of verzorging gerichte instelling verblijft. Artikel 2.3 Arbeidsverplichtingen tijdens de zoekperiode De bijstandsaanvrager dient tijdens de zoekperiode van vier weken: a deel te nemen aan alle workshops als bedoeld in artikel 2.1 lid 3; b. aanwezigheid en sollicitaties te registeren in het door het college beschikbaar gesteld werkboek; c. zijn Curriculum Vitae (CV) up-to-date te maken; d. zijn CV op www.werk.nl opente zetten en zich aan te melden voor het ontvangen van vacatures via de e-mail; e. zich in te schrijven bij het UWV Werkbedrijf als werkzoekende ; f. iedere week drie sollicitaties te doen op vacatures waar hij redelijkerwijs op aangenomen zou kunnen worden; g. zich in te schrijven bij tenminste 5 uitzendbureaus in Weert; h. in zo breed mogelijke zin de media na te gaan op vacatures, waaronder begrepen het actief raadplegen van de vacaturebank van het UWV Werkbedrijf; i. gegevens en bewijsstukken aangaande de voorgenoemde activiteiten te bewaren en om deze te overleggen bij de aanvraagindiening. . 1: Beleidsregels Re-integratie Weert 2014 i-iéffffff 2 . BIS BenW adviezen - 6516 arbeidsverplichtingen 2.4 Inlichtingen De 'bijstandsaanvrager verstrekt gegevens en bewijsstukken die het college kunnen helpen bij debeoordeling of hij heeft voldaan aan de arbeidsverplichtingen tijdens de zoekperiode. Dezedocumentenbetreffen in ieder geval: a. bewijsstukken van deelname aan workshops; b. bewijzen van inschrijvingen bij tenminste 5 uitzendbureaus; bewijsstukken van ten miste twaalf (drie per week) gerichte sollicitaties; bewijsstukken/reacties van de wervende organisaties op de sollicitaties; een bijgewerkte CV. Artikel 1. 2. 1 00.0 . . . jongeren Artikel 2.5 Scholingsplicht 1. Het college verplicht de jongere zich te melden bij het Regionaal Meld- en (RMC) om te komen tot een advies aangaande scholing. Coördinatiecentrum 2. Indien de jongere zich niet meldt bij het RMC, dient hij op een andere manier, dan bedoeldin lid 1, te komen tot een scholingsadvies. 3. De jongere kan in ieder geval nog een opleiding volgen in de volgende situaties: a. de jongere die geen startkwalificatie heeft en waarvan redelijkerwijs kan gevergd worden dat hij een startkwali¿catie haalt; startkwali¿catie die wel een de jongere heeften het volgen vaneen vervolgstudie b. de kansen op de arbeidsmarkt vergroot. Dit hoeft niet altijd onderwijs op een hoger niveau te zijn, maar kan ook onderwijs in een andere richting betreffen op `een vergelijkbaar of lager niveau. _:r_ jongeren op de scholingsplicht Artikel 2.5 Uitzonderingsgronden 3. Het college kan een uitzondering op de scholingsplicht maken, wanneer een jongere dit in geobjëctiveerd aantoont dat hij geen regulier onderwijs kan volgen of wanneer redelijkheid (nog) niet van hem gevergd kan worden. Uitzondering is mogelijk, indien de jongere naar het oordeel van het college: f. een volgens een deskundige vastgesteld cognitief probleem heeft; g. een volgens een deskundige vastgesteld medisch en/of psychisch probleem heeft; een volgens een deskundige vastgesteld sociaal probleem heeft; te maken heeft met andere persoonlijke omstandigheden, waardoor het verplicht volgen van onderwijs niet gevergd kan worden. 4. Een uitzondering op de scholingsplicht wordt in ieder geval gemaakt als de jongere: a. onder de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) valt; b. (nog) geen aanspraak kan maken op studie¿nanciering, bijvoorbeeld doordat de jongere moet wachten tot het eerstvolgende instroommoment; fc. een startkwali¿catie heeft en zijn kansen op de arbeidsmarkt door het volgen van toenemen; verdere opleiding naar verwachting nietomeer d. verblijft in een op verpleging of verzorging gerichte instelling; e. inburgeraar is en (nog) niet beschikt over het taalniveau A2. 5. De jongere verstrekt documenten waaruit moet blijken dat er vanwege onvoldoende capaciteiten en/of belemmeringen geen scholingsmogelijkheden zijn binnen het uit 's ,Rijks kas bekostigd onderwijs. .-' j \ scholingsmogelijkheden Artikel 2.6 Inlichtingen 1. De jongere verstrekt gegevens en bewijsstukken die het college kunnen helpen bij de beoordeling of hij nog mogelijkheden heeft binnen het onderwijs. 2. Deze bewijsstukken betreffen in ieder geval: a. een schriftelijke verklaring vanhet RMC; b. anderebewijsstukken, indien de jongere het RMC niet heeft bezocht. Deze bewijsstukken kunnen zijn: I een afwijzing voor een studie, afgegeven door een door het Rijk erkende onderwijsinstelling; een bindend studieadvies dat door een door het Rijk erkende is verstrekt; onderwijsinstelling bewijzenvan voorlichtingsbijeenkomsten; I. (bv. met decaan); een afspraakbevestiging A I a Beleidsregels Re-integratie Weert 2014 . BIS BenW adviezen - 6516 I bewijsstukken van eventuele belemmeringen die door de jongere worden aangevoerd. Artikel 1. 2.7 Plan van aanpak Indiehbijstand toegekend, stelt het college in samenspraak met de klant zo spoedig moge |"k een p l an van aanpa k op. ij Het plan van aanpak is in beginsel gericht op een zo snel mogelijke weg naar werk. < ' 2. _ HOOFDSTUK 3. VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET ARBEIDSINSCHAKELING , _ DE PLICHTTOT ARBEIDSINSCHAKELING De wetgever legt in beginsel aan iedere uitkeringsgerechtigde tussen 18 jaar en de pensioen gerechtigde leeftijd de plicht tot arbeidsinschakeling op. De plicht tot arbeidsinschakeling bestaat uit een arbeidsplicht (sollicitatieplicht) en een reintegratieplicht. De arbeidsplicht de plicht om de plicht om de plicht om a. b. c. I bestaat uit de volgende onderdelen: naar algemeen geaccepteerd werk in dienstbetrekking te zoeken. ingeschreven te staan als werkzoekendebij het UWV Werkbedrijf; algemeen geaccepteerd arbeid te aanvaarden. De re-integratieplicht bestaat uit de volgende onderdelen: a. de plicht om mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling; b. de plicht om gebruik te maken van een door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling,. I ` NADERE VERPLICHTINGEN Op grond van artikel 55 WWB is het college bevoegd om nadere verplichtingen op te leggen aan de bijstandsgerechtigden waaronder begrepen een verplichting om, op advies van een arts, zich te onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard. Artikel 1. 2. 3.1 Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om bij dringende redenen een tijdelijke onthef¿ng te verlenen van de arbeidsverplichting en/of re-integratieverplichting. De onthef¿ng gaat in beginsel vergezeld van een verplichting om de omstandigheden, die maken dat een ontheffing noodzakelijk is, teniet te doen. De maximale duur van een ontheffing is in beginsel één jaar. Op basis van herbeoordeling kan het college besluiten een vooraf vastgestelde periode van onthef¿ng te verlengen of in te korten. In de volgende situaties is een ontheffing van de sollicitatieplicht mogelijk: a. bij een alleenstaande ouder met zorgtaken voor een ten laste komend kind tot 12 jaar of met een gehandicapt kind tot 18 jaar, voor zover hiermee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening; b. bij een belanghebbende met een intensieve zorgtaak voor een zorgbehoevend, gezinslid, indien er geen andere voorzieningen aanwezig zijn, zoals thuiszorg; c. bij een belanghebbende met medische beperkingen, voor zover deze beperkingen de arbeidsinschakeling nog niet toelaten; d. bij een belanghebbende die op socialegronden verminderd belastbaar is, voor .zover er sprake is van zodanige belemmeringen dat redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat belanghebbende geheel of gedeeltelijk aan de verplichtingen voldoet. De onthef¿ng op grond van sociale omstandigheden wordt verleend voor maximaal 3 maanden. Indien het college ontheffing op medische gronden verleent op grond van lid 3 onder c van dit artikel kan, op advies van een arts, een verplichting opgelegd worden aan belanghebbende om zich te onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard zoals bedoeld in artikel 55 WWB, tenzij hiervan om dringende redenen wordt afgezien. . een 3. 4. _ 5*' R Beleidsregels Re-integratie Weert 2014 4 . BIS BenW adviezen - 6516 6. Het college kan bij de beoordeling van de onthef¿ng gebruik maken van adviezen van ona¿wankelljke externe deskundigen Het college kan besluiten een eerder verleende onthef¿ng in te trekken indien de gronden waarop deeerderverleende onthef¿ng zich wijzigen of zijn vervallen. M W HOOFDSTUK 4. ONDERSTEUNING EN VOORZIENING`EN"”“. is het geheel van activiteitendat leidt tot Ondersteuning op het gebied van re-integratie arbeídsinschakeling. Deze ondersteuning kan worden gegeven door het aanbieden van een kunnen worden ingezet of door het traject, waarbij zo nodig re-integratievoorzieningen bieden vanpraktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties. . 4.1 Aanbod voorzieningen kunnen alleen worden ingezet voor De in deze beleidsregels genoemde voorzieningen zover in de verordening is bepaald dat deze voor de ,betreffende doelgroep kunnen worden ingezet. omtrent de aan te bieden Ter voorbereiding van een zorgvuldige besluitvorming kan het college diagnostische instrumenten inzetten. Daarmee kunnen voorzieningen, de lichamelijke en mentale capaciteiten van belanghebbende worden gemeten. Het college kan onder meer de volgende voorzieningen aanbieden: a. persoonlijke begeleiding; b. bemiddeling (jobhunting); scholing; taalondervvijs; Artikel 1. 2. 3. n.n . . . _ 3.-_7r“.-'-:"'::rLo.-hr|› participatieplaatsen; gesubsidieerd werk; lóonwaardecompensatie; _ 4. 5. proefplaatsing; gedurende maximaal 3 maanden; werkervaringsplaats/werkstage nazorg bij arbeidsinschakeling; voorbereidingstrajecten richting zelfstandig ondernemerschap; sociale activering (waaronder vrijwilligerswerk); van gericht op zelfstandigheid/zelfredzaamheid/ontplooiing voorzieningen . budgetbeheer of administratie; weerbaarheid, n. ondersteunende instrumenten, waaronderschuldhulpverlening en kinderopvang; o. zorg (bv. project Opschoonteam); p._ ondersteuning bij een beroep op maatschappelijk/psychosociale hulpverlening. Bij de inzet van voorzieningen wordtlgekozen voor de voorziening die adequaat en toereikend is voor de arbeídsinschakeling. j Het college maakt geen gebruik van de mogelijkheid tot het instellen van: a. één of meer budgetplafonds voor de verschillende voorzieningen zoals bedoeld in artikel 7, lid 1 van de verordening; en b. een maximum aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke. voorziening. ` ' B ' Artikel 4.2 Indeling van klanten in categorieën Bij de invulling van de nadere regels met betrekking tot inzetten van ondersteuning en/of voorziening als bedoeld in artikel 4, lid 2, 3 en 4 van de verordening maakt het college onderscheid tussen drie categorieën; a. categorie 1: personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt waarbij het college heeft vastgesteld dat zij zelfstandig binnen 6 maanden in staat worden geacht uit te stromen naar algemeen geaccepteerde arbeid. Voor deze categorie worden geen reingezet. Bij klanten uit deze categorie ligt de nadruk op strikte integratiemiddelen controle op de naleving van de opgelegde arbeidsverplichting. b. categorie 2: personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt waarbij het college in staat worden geacht binnen heeft vastgesteld dat zij met inzet van voorziening(en) arbeid. geaccepteerde algemeen twee jaar uit te stromen naar c. categorie 3: personen met een (vooralsnog) onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt waarbij het college heeft vastgesteld dat zij, op grond van beperkingen, 7 s Beleidsregels Re-integratie 5 Weert 2014 . BIS BenW adviezen - 6516 r binnen 2 jaar niet in staat worden geacht uit te 'stromen naar algemeen geaccepteerde arbeid. Het inzetten van middelen uit het participatiebudget voor klanten uit deze categorie is niet aan de orde. Als voorloper van een re-íntegratietraject of maatschappelijke participatie kunnen vormen van persoonlijke begeleiding, zorg of hulpverlening worden ingezet. Deze zorg kan bestaan uit door de gemeente ge¿nancierde schuldhulpverlening of verwijzing naar andere hulpverlenende instanties, zoals Algemeen Maatschappelijk Werk, de GGZ of andere zorg. Art ikel 4.3 Plan van aanpak 1. Onverminderd artikel 44 a en artikel 9a lid 7 van de WWBkan het college voor de belanghebbende die op grond van de verordening een traject krijgt aangeboden, een plan van aanpak opstellen. Het plan van aanpak bevat in ieder geval de volgende gegevens: a een uitwerking van de ondersteuning, indien ondersteuning wordt verleend; b. de verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling en de gevolgen van het niet naleven van die verplichtingen. 2. Het plan van aanpak wordt periodiek in samenspraak met de belanghebbende geëvalueerd en indien nodig wordt dit bijgesteld. ,V Artikel 5.1 Participatieplaatsen 1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om participatieplaatsen ,aante bieden. 2. Participatieplaatsen kunnen worden aangeboden aan eenuitkeringsgerechtigde die: a. onthef¿ng heeft van de arbeidsverplichting en; b. . als invulling van de re-integratieverplichting minimaal één verplichting opgelegd heeft gekregen, zonder dat hiervoor een onthef¿ng is verleend. 3. De participatieplaatsen dienen verder aan de volgende voorwaarden te voldoen: a. de uitkeringsgerechtigde verricht minimaal 12 uur per week onbeloonde additionele werkzaamheden; b. de inlener voert goed werkgeverschap en draagt zorg voor het afsluiten van een WA-verzekering voor de uitkeringsgerechtigde. 3 Artikel 5.2 Loonwaardecompensatie 1. Het college kan een loonwaardecompensatie verstrekken aan een werkgever om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij betreffende werkgever of een andere werkgever voor belanghebbende mogelijk te maken. 2. De loonwaardecompensatiewordt slechts verstrekt als de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met de uitkeringsgerechtigde of jongere voorde duur van tenminste zes maanden en deze overeenkomst daadwerkelijk van kracht is. 3. De overige voorwaarden voor de loonwaardecompensatie zijn het volgende: a. loonwaardecompensatie wordtuitsluitendverstrektaan die werkgever welke geen activiteiten bezigt of ontplooit welke strafbaar zijn op grond van het Nederlandse strafrecht; b. loonwaardecompensatie kan uitsluitendverstrekt worden voor uitkeringsgerechtigdeofjongere ,die werkzaamheden verricht die vallen onder het begrip algemeen geaccepteerde arbeid. Artikel 5.3 Hoogte van de loonwaardecompensatie De hoogte van de loonwaardecompensatie bedraagt: a. maximaal E 500, per maand voor een dienstbetrekking van minimaal 36 uur per week, waarbij de totale loonwaardecompensatie per uitkeringsgerechtigde per werkgever maximaal 6 3.000, kan bedragen; b. maximaal E 400, per maand voor een dienstbetrekking van 28 tot 36 uur per week, waarbij de totale loonwaardecompensatie peruitkeringsgerechtigde per werkgever maximaal 6 2.400, kan bedragen; - - - - Beleidsregels Re-integratie Weert 20,14 6 . _ _ _ _ BIS BenW adviezen - 6516 c d maximaal E 300, -,per maand voor een dienstbetrekking van 20 tot waarbij de totale loonwaardecompensatie per uitkeringsgerechtigde maximaal 6 1.800, - kan bedragen; 12 tot maximaal 6 150, - per maand voor een dienstbetrekkingvan waarbij de totale loonwaardecompensatie per uitkeringsgerechtigde maximaal ëï 900, - kan bedragen. 28 uur per week, per werkgever 20 uur per week, per werkgever Artikel 1. 2. 5.4 Duur van de loonwaardecompensatie De loonwaardecompensatie wordt niet langer dan voor de duur van de arbeidsovereenkomst toegekend met een maximum van twaalf maanden. De loonwaardecompensatie wordt in tijdvakken* van een maand toegekend werkgever door het college. aan de 5.5 Aanvraag loonwaardecompensatie kan verstrekt worden aan alle bedrijven en instellingen De loonwaardecompensatie zonder dat .hierbij een beperking geldt ten aanzien van gemeente, provincie- of Artikel 1 h landsgrenzen; 2 .- . De aanvraag van de loonwaardecompensatie wordt schriftelijk ingediend door de loonwaardecompensatie" binnen werkgever door middel van het "aanvraagformulier een maand na aanvang van de arbeidsovereenkomst. _ De aanvraag als bedoeld in lid 1 wordt vergezeld van een door de uitkeringsgerechtigde en werkgever ondertekende arbeidsovereenkomst. _ 3 s Artikel 5.6 Vaststelling en betaling loonwaardecompensatie 1 Het college stelt de loonwaardecompensatie vast nadat de afgesproken periode waarover loonwaardecompensatie wordt verstrekt, is verstreken. 2 Hetdefinitieve `recht`wordtvastgesteld op basis van het feitelijke aantal gewerkte uren Het feitelijke aantal gewerkte uren wordt bepaald aan door de uitkeringsgerechtigde. de hand van de loonspeci¿caties van de uitkeringsgerechtigde. 3 Voor het kunnen vaststellen van de loonwaardecompensatie zoals genoemd in lid 1 overlegt de werkgever het "declaratieformulier loonwaardecompensatie" en de kopieën van de periode waarop de van de loonspecificaties van de uitkeringsgerechtigde loonwaardecompensatie betrekking heeft. De werkgever dient het f`dec|aratieformulier loonwaardecompensatie" in tot een half 4 wordt jaar na het verstrijken van de periode waarover de loonwaardecompensatie , verstrekt. 5 Het college verstrekt op verzoek van de werkgever maandelijks of per kwartaaleen voorschot opde loonwaardecompensatie. Hiertoe dient de werkgever het "dec|aratieformulier loonwaardecompensatie-verzoek tot voorschot" en een kopie van de loonspeci¿catie van de betreffende maand of kwartaal te overleggen. 6 Binnen een maand na vaststelling, zoals genoemd in lid 1, wordt de loonwaardecompensatie uitbetaald aan de werkgever. ' Artikel 1 5.7 Proefplaatsing Het college kan een voorziening, in de vorm van een proefplaatsing inzetten om de aan te inlener te stimuleren de uitkeringsgerechtigde arbeidsovereenkomst een bieden. Bij proefplaatsing verricht de uitkeringsgerechtigde onbeloonde werkzaamheden met behoud van uitkering. De duur van de proefplaatsing is maximaal drie maanden per inlener. De overige voorwaarden voor proefplaatsing zijn het volgende: ofjongere in de proefplaatsing verricht minimaal 12 uur a. ide uitkeringsgerechtigde per week onbeloonde werkzaamheden; b. de inlener spreekt een schriftelijke intentie uit om de uitkeringsgerechtigde of jongere ná de periode van proefplaatsing een arbeidsovereenkomst aan te bieden voor minimaal 12 uur per week en met een minimale duur van zes maanden; c. de inlener voert tijdens de proefplaatsing goed werkgeverschap en draagt zorg en een voor het afsluiten van een WA-verzekering voor de uitkeringsgerechtigde werkplek die voldoet aan de eisen die de Arbowet aan de inlener stelt. f 2 , 3 4 ` j BeleidsregelsRe-integratie 7 Weert 2014 . BIS BenW adviezen - 6516 Artikel 5.8 Aanvraag proefplaatsing 1. De aanvraag voorlde proefplaatsing wordt schriftelijk ingediend door de inlener door middel van het "aanvraagformulier proefplaatsing". 2. De duur van de proefplaatsing en het aantal uren dat de uitkeringsgerechtigde of jongere arbeid dient te verrichten, is vastgelegd in het "aanvraagformu|ier proefplaatsing". Artikel 5.9 Beëindiging van proefplaatsing \Het college kan, onverminderd artikel 16 lid 1 van de verordening onmiddellijk beëindigen indien het college in artikel 4.7 niet voldaan is of wordt. de proefplaatsing constateertdat aan de voorwaarden als bedoeld Artikel 5.10 Scholing 1. Het college kan een voorziening, in de vorm van scholing, inzetten bij uitkeringsgerechtigden mits dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt. 2. Het college stelt verder de volgende voorwaarden ten aanzien van scholing: a. de scholing is noodzakelijk voor de kortste weg naar duurzame arbeidsinschakeling; b. de scholing is arbeidsmarktrelevant; c. de scholing kan gericht zijn op~het behalen van eenstartkwalificatie voor zover de uitkeringsgerechtigde hierover niet beschikt. 3. Voor het gestelde onder lid 2 geldt dat de goedkoopste toereikende mogelijkheid moet worden benut. _ Artikel 1. 5.11 Scholing alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar Het college biedt aan de alleenstaande ouder met een ontheffing van de arbeidsplicht, als bedoeld in artikel 9a, lid 1 WWB, scholing aan. Scholing kan ook omscholing inhouden. 2. 3. Voor de alleenstaande ouder zonder startkwali¿catie is de aangeboden scholing bedoeld in lid 1 minimaal op het niveau van een startkwalificatie. Voor de alleenstaande ouder die reeds in het bezit is van een startkwali¿catie kunnen ook kortdurende opleidingen, stages of vrijwilligerswerk als instrumentworden ingezet om de aansluiting met een eerder afgeronde opleiding of met een eerdere baan te behouden. Artikel 5.12 Vergoedingen 1. 2. 3. Het college kan een vergoeding verstrekken voor de kosten die een uitkeringsgerechtigde moet maken in het kader van een re-integratietraject, voor zover deze naar het oordeel van het college noodzakelijk is om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Het college betrekt bij zijn oordeel over de noodzaak: a. het belang van de te maken kosten in verband met de re-integratie van de belanghebbende; en b. de beschikbaarheid van de voorliggende voorzieningen. Voor de volgende vergoedingen kan een uitkeringsgerechtigde in aanmerking komen: a. reiskosten, indien het re-integratietraject buiten de gemeente Weertplaatsvindt en gebruik wordt gemaakt van het goedkoopste openbaar vervoertarief.Indien het openbaar vervoer niet doelmatig wordt geacht dan kan eenlkilometervergoeding van maximaal E 0,19 per kilometer (op basisvan de routeplanner van de ANWB) worden verstrekt. b. aanschaf van een vervoermiddel, bijvoorbeeld een ¿ets. Hierbij geldt een maximum van E 100. Deze vergoeding wordt eenmalig verstrekt. c. kosten met betrekking tot de persoonlijke verzorging. ` , Beleidsregels Re-integratie Weert 2014 8 . BIS BenW adviezen - 6516 HOOFDSTUK6. INKOMSTENVRIJLATING ` 3 3 1 Q 3 3 . In de WWB is geregeld dat gedurende een beperkte periode een deel van de inkomsten uit deeltijdarbeid niet met de bijstand of uitkering verrekend wordt. De wet kent twee inkomstenvrijlatingen: eenreguliere inkomstenvrijlating (artikel 31 lid 2 onder n WWB) en een aanvullende inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders (artikel 31 lid 2 onder r WWB). Artikel 1. 6.1 Toepassing inkomstenvrijlating Het college past de inkomstenvrijlating toe bij eerste werkaanvaarding tijdens de uitkeringsperiode. Van een eerste werkaanvaarding genoemd in lid 1 is eveneens sprake indien de bestaande arbeidsuren uitgebreid worden met minimaal 3 uur per week. De vrijlating geldt dan vooralle inkomsten uit arbeid en niet slechts voor de nieuwgegenereerde inkomsten. Toepassing van inkomstenvrijlating"geldt zowel voor personen met een uitkering op grond van de WWB,als op grond van de IOAW en IOAZ. In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt geen inkomstenvrijlating toegepast over inkomsten die door belanghebbende zijn verzwegenen waarbij het te veel of ten onrechte verstrekte uitkering alsnog door het college wordt teruggevorderd of verrekend. . 2. 3. 4. - ~ Artikel 6.2 Inkomstenvrijlating alleenstaande ouders Het college past de inkomstenvrijlating alleenstaande ouders toe indien: a. de alleenstaande ouder de volledige zorg heeft voor een ten laste komend kind tot 12 jaar; b. de periode van zes aaneengesloten maanden vaninkomstenvrijlating artikel 5.1 is verstreken; en een volledige uitstroom naar werk (nog) niet haalbaar is. als bedoeld in , _ c. Artikel 6.3 Uitsluiting Geen recht op een inkomstenvrijlating en inkomstenvrijlating alleenstaande ouders bestaat als een uitkeringsgerechtigde: a. illegale inkomsten uit arbeid verworven heeft; b. de inlichtingenplicht niet is nagekomen door geen, onjuiste of onvolledige mededeling van inkomsten uit arbeid te doen; c. binneñJ6maanden na beëindiging van de uitkering weer een beroep op uitkering doet en in de uitkeringsperiode voorafgaand aan de beëindiging een inkomstenvrijlating is 3 d. toegepast. is dan 27 jaar (artikel 31, lid 5 van de Wwb). jonger Artikel 6.4 1. Eenmalige toekenning inkomstenvrijlating De inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 5.1 en artikel 5.2 wordt één maal per uitkeringsperiode toegekend. Als dezelfde uitkeringsperiode wordt aangemerkt: a. de periode waarin een uitkering aaneengesloten of na een onderbreking die korter is dan 30 dagen wordt voortgezet; b. de situatie waarin sprake is van voortzetting van een uitkering die in een andere gemeente reeds werd verstrekt; c. de situatie waarin na wijziging van bijvoorbeeld woon- of gezinssituatie de uitkering met een andere norm wordt voortgezet. 3 2. , _ ` ` .-„ ~ Artikel 6.5 De toekenning 1. Het college stelt het recht op een inkomstenvrijlating ambtshalve vast, nadat aan de voorwaarden is voldaan. 2. De inkomstenvrijlating gaat in op de eerste dag van de maandwaaraan de inkomsten moeten worden toegerekend. , == Beleidsregels Re-integratie 9 Weert 2014 . BIS BenW adviezen - 6516 Artikel 6.6 Beëindiging en terugvordering Het college beëindigt de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 5.1 en artikel 5.2 per direct als de vrijlating is toegepast op grond van door de uitkeringsgerechtigde onjuiste en/of onvolledige verstrekte informatie. Het college vordert de ten ,onrechte verstrekte vrijlating terug indien de inkomstenvrijlating ten onrechte is toegepast. 1. .2. 1-|ool|=|›s'ruK 7. KINDEROPVANG " I 1 I is 7.1 Tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om op grond van artikel 1.13 van de Wko een tegemoetkoming te verstekken aan eenuitkeringsgerechtigde ouder als aanvulling opde kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wordt verstrekt indien: a. de kinderopvang naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor de scholing of re-integratie van de uitkeringsgerechtigde; b. de kinderopvang voldoet aan de bepalingen genoemd in de Wko; c. de kinderopvang betrekking heeft op een ten laste van de ouder komend kind. In afwijking van het gestelde in lid 2 kan het college een tegemoetkoming versterken aan een alleenstaande ouder, voo_rde duur van maximaal zes maanden, indien: a. de ouder minimaal drie maanden een WWB-uitkeringiheeft en ontvangen; b. ísuitgestroomd door het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, dan wel het vestigen als zelfstandigeiondernemer. Een ouder en diens partner worden voor de toepassing van deze beleidsregels geacht gezamenlijk één aanspraak op een tegemoetkoming te hebben. Artikel 1. 2. V g 3. 4. Artikel 7.2 Hoogte en duur van de tegemoetkoming 1. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten van de kinderopvang per kind die worden bepaald door: a. het aantal lurenkinderopvang per kind dat naarehet oordeel van het college noodzakelijkis; b. de voor de kinderopvang te betalen uurprijs; „ c. soort kinderopvang. 2. 'Bij de berekening van de tegemoetkoming wordt gerekend met het maximale uurtarief voor kinderopvang dat jaarlijks doorde Belastingdienst wordt vastgesteld. 3. In afwijking van het gestelde in lid 2 wordt bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming uitgegaan van de werkelijke kosten als er naar het oordeel van het college geen adequate kinderopvang beschikbaar is tegen' een uurtarief zoals bedoeld in lid 2. 4. Het college verleent de tegemoetkoming zolang de scholing of het traject gericht op arbeidsinschakeling duurt. g ' _ ~ Artikel 7.3 Ingangsdatum van de tegemoetkoming 1. Het college stelt de ingangsdatum van de tegemoetkoming vast op de dag waarop de scholing of het traject gericht op arbeidsinschakeling begint, of zoveel later als de kinderopvang daadwerkelijk begint. „ 2. In 'afwijking vanlid 1 kan het college de ingangsdatum van de tegemoetkoming vaststellen op een datum, gelegen voorde dag waarop de scholing of het traject gericht op arbeidsinschakeling is begonnen, als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is om tijdige plaatsing bij het kindercentrum of gastouderbureau te ~ ' i ^ ^ realiseren. Artikel 7.4 Uitbetaling 1. De tegemoetkoming wordt in maandelijkse termijnen rechtstreeks uitbetaald aan de kinderopvangorganisatie, op basis van een door de ouder afgegeven machtiging. 2. De tegemoetkoming wordt betaald op basis van een factuur. I sa Beleidsregels Re-integratie _ 2014 Weert 10 . BIS BenW adviezen - 6516 0 ` 'Hoo|=s'ru|<s.sLo'rBEPAL1NGEN 4 . 8.1 Nadere uitwerking van de beleidsregels Het college kan deze beleidsregels nader uitwerken in uitvoeringsregels. Het college verleent ten aanzien van de bevoegdheid genoemd in lid 1 het ondermandaat aan het afdelingshoofd Werk, Inkomen en Zorgverlening (WIZ). Artikel 1. 2. Artikel 8.2 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden. _ en inwerkingtreding Artikel 8.3 Citeertitel 1. Deze beleidsregels treden één dag na bekendmaking in werking. 2. Met de inwerkingtreding van dezebeleidsregels worden de op 11 december 2012 door 2012" ingetrokken. het.col|ege vastgestelde "beleidsregels re-integratie 3. Deze beleidsregels kunnen worden" aangehaald als "Beleidsregels Re-integratie Weert 2014". V 4 Aldus vastgesteld door Burgemeester Beleidsregels Re-integratie en vanWeert wethouders d.d. 18 februari 2014. 11 Weert 2014 . BIS BenW adviezen - 6516 BIIJLAGE I TOELICHTING ZOEKPERIODE VAN VIER WEKEN Zoekperiode jongeren De zoekperíode voor jongerentot 27 jaar vloeit rechtstreeks voort uit deWWB. In de WWB is geregeld dat personen jonger dan 27 jaar pas vier weken na de melding een aanvraag voor algemene bijstand kunnen indienen. De aanvraag wordt ook niet eerder dan vier weken na de melding door het college in behandeling genomen (art. 41 lid 4 WWB). De reden hiervan is dat jongeren eerst zelf vier weken naar werk moeten zoeken alvorens aanspraak op een uitkering en/of ondersteuning richting werk kan bestaan. Tijdens deze vier weken moeten zij ook onderzoeken of -zij nog mogelijkheden hebben binnen het uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs. (art. 41 lid 5 WWB). De wetgever laat de nadere invulling van de verplichtingen van jongeren tijdens de zoekperíode over aan de gemeenten. Gemeenten moeten aangeven wat zij precies van de jongere verwachten gedurende deze zoekperíode. Dit geldt zowel voor het zoeken naar werk als het onderzoeken van de scholingsmogelijkheden. Wat betreft het moeten zoeken naar werk, kunnen gemeenten bijvoorbeeld bepalen dat jongeren een minimaal aantal sollicitaties per week moetendoen, zich moeten inschrijven bij een aantal uitzendbureaus en een actueel Curriculum Vitae (CV) moeten maken. Ten aanzien van de scholingsmogelijkheden moeten gemeenten bepalenmet welk scholingsniveau zij de jongeren voldoende toegerust achten voor de arbeidsmarkt. Ook moet de gemeente aangevenhoe jongeren moeten aantonen dat 'zij hun scholingsmogelijkheden onderzocht hebben en welke documenten zij daartoe moeten ove¿eggen. goekperiode voor personen van 27 jaar en ouder Eén van de beoogde veranderingen van het wetsvoorstel WWB Maatrege|en,«dat naar verwachting op 1 juli 2014 van kracht wordt, is de invoering van vier weken zoektermijn en plan van aanpak ook voor personen van 27 jaar en ouder. De maatregel houdt in dat degene die zich meldt voor een bijstandsuitkering eerst uitputtend alle mogelijkheden tot het verkrijgen van regulier werk moet nagaanvoordat hij een uitkering kan aanvragen. Vooruitlopend op deze landelijke maatregel maakt het college gebruik van de mogelijkheid om een analoge zoekperíode op te leggen aan personen van 27 jaar en ouder die een algemene bijstand aanvragen. Hiermee wordt de eigen verantwoordelijkheid van de burger benadrukt endat hij die verantwoordelijkheid serieus moet nemen. Door personen bij melding uitkering direct opdrachten mee te geven wordt tevens het activerende karakter van de WWB benadrukt. In hoofdstuk 2 van deze beleidsregels zijn de bepalingen met betrekking totde zoekperíode opgenomen. Voor wat betreft de plicht om naar werk te zoeken wordt geen onderscheid gemaakt tussen de 27-minners en 27-plussers. Na de melding wordt met iedere bijstandsa›anvrager._een Screeningsgesprek (Quick-scan) gevoerd. Na het gesprek wordt aan de bijstandsaanvrager een werkboek overhandigd, waarin vermeld staat welke workshops/activiteiten hij/zij gedurende de zoekperíode moet verrichten. Deze zijn bedoeld als ondersteuning en begeleiding van de bijstandsaanvrager. In bepaalde gevallen kan het college afzien van het opleggen van de zoekperíode (uitzonderingsgronden). Maatwerk is en blijft een sleutelbegrip. A Zoals boven vermeld is er een speci¿eke verplichting voor jongeren tot 27 jaar. Zij moeten (naast het zoeken naar werk) ook onderzoeken of zij nog mogelijkheden hebben binnen het uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs te volgen. De jongeren moet zich melden bij een RMC-consulent van de gemeente om de studiemogelijkheden te onderzoeken. Dit geldt voor alle jongeren tot 27 jaar, met of zonder startkwali¿catie. Lukt het niet om binnen de zoekperíode werk te vinden en is terugkeer naar school niet mogelijk (jongeren), dan kan na deze vier weken een aanvraag ingediend worden voor algemene bijstand. Bij de behandeling van de aanvraag wordt beoordeeld of er voldoende inspanningen zijn geleverd om werk of een opleiding te bemachtigen. .u Beleidsregels Re-integratie Weert 2014 12 . BIS BenW adviezen - 6516 BIJLAGE II TOELICHTING BELEIDSREGELS PARTICIPATIEPLAATSEN Participatieplaatsen Deze bepaling vormt de kernbepaling van het gemeentelijke beleid met betrekking tot participatieplaatsen. In de wet zijn bepalingen geformuleerd over de de¿nitie van participatieplaatsen en voor wie deze bedoeld zijn. De beleidsregels doorkruisen deze bepalingen niet, maar bieden een objectief houvast om eenduidig te kunnen bepalen wanneer er sprake is van eenparticipatieplaats. Participatieplaatsen kunnen alleen worden aangeboden indien het college van oordeel is dat de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is. Om voorgaande te objectiveren wordt gesteld dat hier sprake van is indien aan een uitkeringsgerechtigde onthef¿ng is _ver|eend van de zogenaamde arbeidsverplichtingen.De verplichtingen worden aan de uitkeringsgerechtigde,meegedeeld in de “bijlage rechten en als volgt ingevuld: plichten". In deze bijlage worden de arbeidsverplichtingen 1. Het aanvaarden van algemeen geaccepteerdefarbeid; 2. Al het mogelijke doen om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen; 3. Als werkzoekende geregistreerd staan en blijven-bij het UWV WERKbedrijf. E Wanneer er sprake is van een onthef¿ng van deze 3 verplichtingen is voldaan aan het vereistegenoemd in lid 2 onderdeel a (ontheffing hebben van de Aarbeidsverplichting). Daarnaast moet beoordeeld worden in hoeverre de werkzaamheden primair gericht zijn op arbeidsinschakeling (zoals vereist wordt in de Wet Stap). Dit wordt ingevuld als het opgelegd hebben gekregen van minimaal één verplichting in de bijlage rechten en Om eventuele misverstanden te plichten, als invulling van de re-integratieverplichting. voorkomen is expliciet opgenomen dat er bij deze ene verplichting geen sprake mag zijn van een onthef¿ng. Concreet gaat het om het opleggen van één (of meerdere) van de volgende reintegratieverplichtingen: 1. Het meewerken aan onderzoek naar de geschiktheid voor werk, scholing, opleiding, werkstage, werken met behoud van uitkering, het doen van vrijwilligerswerk; mee te werken aan het verkrijgen 2. Het beschikbaar zijn voor re-integratievoorzieningen, van die voorzieningen, daarvan gebruik te maken en daartoeop een aangegeven tijd en plaats te verschijnen; 3. Het meewerken aan scholing of opleiding en andere activiteiten die noodzakelijk zijn voor de inschakeling in het arbeidsproces of voor maatschappelijke deelname. ~ c _ Inwerkingtreding _ De wettelijke verankering van de term `participatiep|aats' is gecreëerd door de Wet van 10 oudere juli 2008 tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen om gemeenten meer zekerheid te geven dat mensen met een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces met behoud van uitkering gedurende maximaal 2 jaar onbeloonde additionele werkzaamheden kunnen verrichten. Deze wet is in werking getreden vanaf 18 juli 2008. Hoewel de wet impliceert dat participatieplaatsen kunnen bestaan vanaf 1 januari 2007 is dit een kennelijke fout van de wetgever. In de MvT op de eerder genoemde Wet van 10 juli 2008 is te lezen dat deze datum verklaard moet worden door de beoogde inwerkingtredingsdatum van deze wet. Aangezien het oorspronkelijk ook de bedoeling was (het wetsvoorstel dateert van 2006) om de participatieplaatsen per 1 juli 2007 een wettelijke verankering te geven in de WWB (en Ioaw en Ioaz) is het juist te stellen dat er sprake is van een kennelijke fout. Dit stellende kan de eerste participatieplaats ontstaan zijn op 18 juli 2008. Dat maakt dat de regels om vast te kunnen stellen of er al dan niet sprake is van een participatieplaats ook in werking dienen te treden vanaf 18 juli 2008. Beleidsregels Re-integratie 13 Weert 2014 . BIS BenW adviezen - 6516 BIJLAGE III TOELICHTING BELEIDSREGELS INKOMSTENVRIJLATING In de WWB, IOAW en IOAZ is geregeld dat gedurende een beperkte periode een deel van de inkomsten uit arbeid in deeltijd niet met de bijstand of uitkering verrekend wordt. De hoogte en duur van beide vrijlatingen zijn in de wet vastgelegd en kunnen niet door gemeenten gewijzigd worden. Aan de gemeente is (slechts) de bevoegdheid gegeven te bepalen in welke gevallen/situaties zij van oordeel is, dat de vrijlating een bijdrage levert aan de arbeidsinschakeling en/of uitstroom uit de uitkering. In de beleidsregels is geregeld de inkomstenvrijlating in twee gevallenwordt toegepast: 1. Indien de uitkeringsgerechtigde vanuit een volledige uitkeringssituatíe (tijdelijk) parttime werk vindt. M.a.w. het tijdstip van werkaanvaarding ligt na de ingangsdatum van de uitkering. 2. Indien de uitkeringsgerechtigde(bij aanvang van de uitkering al inkomsten uit arbeid heeften na de ingangsdatum van de uitkering de werkzaamheden uitbreidt met minimaal 3 uur per week. Gelet op het stimulerende doel van de vrijlating wordt geen vrijlating toegepast op het momentdat de belanghebbende bij aanvang van de uitkering al inkomsten uit arbeid heeft. Ook wordt de vrijlating niet toegepast opverzwegen inkomsten. Belanghebbende is hiermeegericht op het vergroten van het inkomen en niet op vergroting van de kans op “arbeidsinschakeling en daarmee (gedeeltelijke) uitstroom uit de bijstand. Het toepassen vande inkomstenvrijlating is in die gevallen dan ook niet aan de orde. Inkomstenvriilating alleenstaande ouders Met de wijziging van de WWB per 1 januari 2012 is er voor alleenstaandeouder die de volledige zorg heeft voor een ten laste komendkindtot 12 jaar een extra vrijlating van 30 maanden ingevoerd. Deze vrijlating volgt aansluitend op de algemene vrijlating en vervangt de tot 1 januari 2012 bestaande hef¿ngskortingen vooralleenstaande ouders. Zonder deze compensatie gaan werkende alleenstaande ouders fors in netto besteedbaar inkomen achteruit. Jongeren onder de 27 jaar komen hier niet voor in aanmerking. Alleenstaande ouders maken eerst aanspraak op de algemene inkomstenvrijlating. Daarna kunnen zij gebruik maken van de aanvullende vrijlating voor alleenstaande ouders. een periode van 30 aaneengesloten maanden kan dan aanspraak worden Gedurende gemaakt op een inkomstenvrijlating tot 12,5% van de inkomsten uit arbeid, met een maximum van6 120 per maand. Voor toepassing van dezevrijlating is vereist dat: de alleenstaandeouder de volledige zorg heeft voor eentot zijn last komend kind tot - 12 jaar; de periode van 6 aaneengesloten maanden waarvoor hij in aanmerking algemene inkomstenvrijlating is verstreken en; `een volledige uitstroom naar werk (nog) niet haalbaar is. “ - - komt voor de Eenmalige toekenning inkomstenvrijlating Uit de zinsnede uit de artikelen in de wet: "gedurende een periode van tent hoogste zes aaneengesloten maanden” kan opgemaakt worden dat deze betrekking heeft op de inkomstenvrijlating en niet op de arbeidsinkomsten of de inkomsten daaruit. De omstandigheid dat arbeid of inkomsten in de periode van ten hoogste zes maanden zijn, verandertop zichzelf niets aan de maximale duur van de onderbroken inkomstenvrijlating. M.a.w. als het college eenmaal eenbegindatum van de inkomstenvrijlating heeft vastgesteld, dan eindigt deze vrijlating uiterlijk zes maanden later en blijft de inkomstenvrijlating gedurende de gehele vastgestelde periode van kracht. De omstandigheid dat in deze vastgestelde periode van ten hoogste zesmaanden arbeid is beëindigd en, na een tijdelijke onderbreking, weer is hervat, is niet relevant voor de maximale duur van de inkomstenvrijlating. Hoewel wettelijke bepaling en de toelichting niet expliciet duidelijkheid verschaft, mag op grond van het ontbreken van een zinsnede als `per jaar of `per kalenderjaar' aangenomen worden dat er slechts eenmaal per uitkeringsperiode een inkomstenvrijlating van zes aaneengesloten maanden toegekend kan worden. - Beleidsregels Re-integratie , , Weert 2014 14 . BIS BenW adviezen - 6516 BIJLAGE IV TOELICHTING BELEIDSREGELS KINDEROPVANG aan kinderopvang zijn landelijk vanaf 2005 verdrievoudígd. De overheidsuitgaven de kinderopvang betaalbaar te houden, is de overheid al vanaf 2009 bezig met Teneinde een pakket aan bezuinigingsmaatregelen. In 2012 werden al bezuinigingsmaatregelen aan doorgevoerd, waaronder een ouderbijdrage en de koppeling van kinderopvanguren het aantal gewerkte uren van de minst werkende partner. Met ingang van 2013 heeft het Kabinet een aantal bezuinigingsmaatregelen genomen ten aanzien van de kinderopvangtoeslag voor doelgroepouders. Doelgroepouders zijn ouders die niet werken maar recht hebben op kinderopvangtoeslag omdat zij deelnemen aan een het traject naar werk, een studie volgen of verplicht moeten inburgeren. De gemeenten of van gedeelte een van verstrekken voor het UWV zijn tot eind 2012 nog verantwoordelijk de kinderopvangtoeslag voor doelgroepouders, de zogenaamde vaste voet. De uitkering vanhet zogenaamde rijksdeel van de kinderopvangtoeslag vindt plaats door de Belastingdienst. 2013 is dat de vaste voet voor Eén van de belangrijkste bezuinigingsmaatregelen'vanaf wordt naar nihil voor afgebouwd deze en wordt inkomensafhankelijk het eerste kind niet beschikken over de UWV het en gemeenten Aangezien . 118.000, E inkomens vanaf voor zowel toeslag vindt de uitbetaling van de volledige vereiste inkomensgegevens Belastingdienst. de doelgroepouders als werkenden vanaf 2013 plaats door - Bevoegdheid gemeente compensatie Gemeentenverstrekken voor bepaalde doelgroepen ook nog een aanvullende uitkering een die mensen van de eigen bijdrage (het zogenaamde KOA-kopje). Het betreft 18 jaar tot scholieren volgen, van de afdeling WIZ en een re-integratietraject ontvangen van grond Op studie¿nanciering. een met studenten en met bijstand van levensonderhoud de dan nu, anders gemeenten, krijgen (Wko) kinderopvang Wet de artikel 1.13 van vrijheid om de compensatie al dan niet te verlenen en kunnen zelf de omvang daarvan bepalen. ongeveer De laagste inkomens hebben in 2013 recht op een kinderopvangtoeslag -van krijgen de gemeenten De Belastingdienst. de via kinderopvang 90% van de kosten van bevoegdheid de kinderopvangtoeslag voor zelf te bepalen doelgroepen aan te vullen tot kinderopvang. De voorheen in de wet opgenomen worden losgelaten. De gemeenten mogen deze zelfbepalen. 100% van`de percentages kosten van de Belastingdienst De wetgever wil de uitvoering van deze aanvulling niet overdragen aan de wie het voor omdat gemeenten maatwerk kunnen leveren en beter kunnen inschatten te kinderopvang om is hoogste percentage van de kinderopvangtoeslag onvoldoende in middelen gemeenten ontvangen KOA-kopje kunnen betalen. Voor de uitvoering van het .. het gemeentefonds. In de Wet kinderopvang was voorheen een wettelijke verordeningsverplichting vanaf opgenomen. Deze verordeningsplicht gaat vanaf 2013 vervallen. Dit betekent dat opgenomen worden kunnen /kinderopvang de in 2013 de gemeentelijke tegemoetkomingen in beleidsregels die door het college kan worden vastgesteld. Informatievertrekking aan Belastingdienst over de reEen nieuwetaak voor de gemeente is de informatieverstrekking de juiste toeslagen daarvan grond op die zodat Belastingdienst, aan de integratietrajecten juiste de Belastingdienst de dat te ervoor zorgen Om kan verstrekken. kinderopvangtoeslag kan berekenen is het dan ook van belang dat de reop een juiste wijze worden geregistreerd. Voor gemeenten is het integratietrajecten ingeschakeld om alle gegevens te veizamelen in één bestand. Iedere inlichtingenbureau de informatie periodiek per kwartaal aan_het inlichtingenbureau te gemeente dient verstrekken, die het vervolgens tot één overzicht comprimeert en aan de Belastingdienst B verstuurt. n , Beleidsregels Re-integratie 15 Weert 2014 . BIS BenW adviezen - 6516 Cliënten Platform Minima Weert F 3. A, _, ...__ V §i.„<fš@~ ` _ 1 Beekstraat 29 6001 GG Weert Gemeente Weert Afdeling WIZ T.a.v. de heer E. Zweypfenning Beekstraat54 6001 GJ WEERT Onderwerp: Beleidsregels re-integratie Weert 2014 Weert, 4 februari 2014 Geachte heer Zweypfenning, Via de mail ontvingen wij onder embargo op 11 december 2013 het verzoek om nog vóór 1 januari 2014 ons advies uit te brengen over de wijziging beleidsregels re-integratie Weert 2014. ln onze reguliere vergadering van 24januari 2014 ontvingen wij een nadere toelichting op de ontvangen bescheiden. Ten aanzien van de bestaande beleidsregels zijn_de /navolgende aanvullingen/aanpassingen gedaan, te weten: - - de wettelijke zoekperiode van vier weken; de inkomstenvrijlating. ` Zoekgeriode van vier weken. Voorpersonen die onvrijwillig werkloos zijn geworden en mogelijk reeds een lang traject via de Werkloosheidswet hebben doorlopenmag het niet zo zijn dat zij, na de beëindiging van de maximale WW-duur, getroffen worden met een maand zonder inkomsten. Tijdens de WW rust op al een actieve verplichting om naar werk te zoeken en te solliciteren. Deze deze personen gegevens kunnen naar onze mening gebruikt worden om een naadloze overgang te bewerkstelligenvan WW naar WWB. .Gemeente en UWV kunnen dit immers afstemmen. Wij zijn ingenomen metde aanpassing van de zoekperiode, die niet van toepassing is voor: j instroom vanuit de WW instroom vanuit gevangenis, jeugdzorg en asielzoekers. Eris recht op bijstand vanaf de dag van melding (achteraf). o f ø Wij kunnen wel instemmen met een zoekperiode van vier weken voorde personen (< 27 jaar) die voor de eerste keer een beroep doen op de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld na afronding vande studie). u . BIS BenW adviezen - 6516 Voor deze groep van aanvragers is het navolgende van toepassing: 0 vier weken zoektijd ø eerst uitputtend mogelijkheden voor werk nagaan ø toetsen van voldoende inspanningen. Beleidsregels kinderopvang. De gemeente krijgt de bevoegdheid de kinderopvangtoeslag voor zelf te bepalen doelgroepen aan te vullen tot 100% van de kosten van de kinderopvang. Welk bedrag ontvangt de gemeente uit het gemeentefonds voor dit doel en hoe zien de beleidsregels voor Weert er uit? Volgens nadere informatie is hiervoor een bedrag beschikbaar van ë 12.000,--. Wanneer dit bedrag niet toereikend mocht zijn, dan bepleiten wij voor een aanvulling vanuit het toekomstige participatiebudget. f lnkomensvriilating. De hoogte en de duur van de vrijlating is in de wet vastgesteld. Als het gaat om de algemene vrijlating, dan is de hoogte van de vrijlating 25% van de inkomsten, met een maximum van ë 188,- (peildatum 1 januari 2013) per maand. De vrijlating duurt ten hoogste zes aaneengesloten maanden. g Advies. Wij kunnen instemmen met de voorgestelde aanpassingen van de “Beleidsregels Re-integratie Weert 2014”, met dien verstande dat de zoekperiode niet van toepassing is voor bovenvermelde . categorieën. *Mochthet budget van ë 12.000,-- van kinderopvangtoeslag niet voldoende blijken, dan verzoeken wij u hiervoor een aanvulling te doenvanuit het toekomstige participatiebudget. Wij vertrouwen u hiermede ons advies tijdig ter kennis te hebben gebracht. Met vriendelijke groet, Namenshet CPM, Mevrouw Sigrid 'Heuvelmans, Voorzitter .
© Copyright 2024 ExpyDoc