Aanpassing beleidsregels re-integratie

@.-Ã%›_'.f`
@
BIS BenW adviezen - 6516
Wie
1'||-s
867
3
_
advies
aan b&w
E
GEMEENTE
Sector
: Inwoners
Afdeling
: Werk, Inkomen en Zorgverlening
Zaaknummer(s)
ingekomen stuk(ken)
_
Behandelend medewerk(st)er
: ümügül Taslm
Portefeu|llehouder(s)
: H.A. Litjens
W E E R T
Openbaar:
El
Niet openbaar:
U
Kabinet'
'
_
U
Tel.: (0495) 575 898
Nummer
ONDERWERP
beleidsregels re-integratie
Aanpassing
ADVIES
Vaststellen van de beleidsregel om een zoekperiode van vier weken in te stellen voor
personen van 27 jaar en ouder.
2012 gemeente Weert.
2. Intrekken van de Beleidsregels Re-íntegratleverordening
3. Vaststellen van de herziene Beleidsregels Re-integratie Weert 2014.
4. .Informeren van de raadsleden via de TILS-lijst.
1.
-
TOELICHTING
Relatie met vorig voorstel:
Collegevoorstel van 11 december 2012 ((BW-005304),
integratieverordening
Weert 2012".
_
Vaststellen de "Beleidsregels
Re-
Algemeen:
2012
Op 12 december 2012 heeft uw college de `Beleidsrege|s Re-íntegratleverordening
gemeente Weert' vastgesteld. De ervaringen met de toepassing van deze regels in de
periode sindsdien, maken aanpassing wenselijk dan wel noodzakelijk. De wettelijke
zoekperiode van 4 weken voor jongeren die zich melden voor een uitkering in de herziene
beleidsregels wordt concreet ingevuld. Daarnaast wordt ook een zoekperiode van vier
weken voor personen van 27 jaar en ouder geïntroduceerd. Een ander nieuw element is de
inkomstenvrijlating.
akkoord
r, E
/`
_
,
F'
1
,
\
_:*2':':~=-zggff
1
Behandeling
uiterlijk
*:\4›
i
@
\
\ï
__ ,
1
1
W
W
W
W
Weert,
10 februari 2014
in college van 18 februari
2014
`
`
Ai
,
2*'
~
Beslissing d.d.;
Ã' Oor,
mt avie
mmer:
18
Z
<__r
2
.
<-
*hiv
aal aantal
M
/
ašaišåï
BIS BenW adviezen - 6516
Argumenten:
Toelichting
zoekperiode
van vier weken
A. Zoekgeriode voor iongeren
In de WWB is geregeld dat personen jonger dan 27 jaar pas vier weken na de melding een
aanvraag voor algemene bijstand kunnen indienen. De aanvraag wordt ook niet eerder
dan vier weken na de melding in behandeling genomen (art. 41 lid 4 WWB). De reden
hiervan is dat jongeren eerst zelf vier weken naar werk moeten zoeken alvorens
aanspraak op een uitkering en/of ondersteuning richting werk kan bestaan. Tijdens deze
vier weken moeten zij ook onderzoeken of zij nog mogelijkheden hebben binnen het
regulier onderwijs (art. 41 lid 5 WWB).
De wetgever laat de nadere invulling van de verplichtingen van jongeren tijdens de
zoekperiode over aan de gemeenten. Gemeenten moeten aangeven wat zij precies van de
jongere ven/vachten gedurende deze zoekperiode. Dit geldt zowel voor het zoeken naar
werk als het onderzoeken van de scholingsmogelijkheden.
Wat betreft het zoeken naar werk, kunnen gemeenten bijvoorbeeld bepalen dat jongeren
een minimaal aantal sollicitaties per week moeten doen, zich inschrijven bij een aantal
uitzendbureaus en een actueel Curriculum Vitae (CV) maken. Ten aanzien van de
scholingsmogelijkheden is de gemeente verplicht om aan te geven hoe jongeren moeten
aantonen dat zij hun scholingsmogelijkheden onderzocht hebben en welke documenten
zij
daartoe overleggen.
B.
Zoekgeríode voor personen van 27 jaar en ouder
Eén van de veranderingen van het wetsvoorstel WWB Maatregelen, dat op 1 januari 2015
van kracht wordt, is de invoering van vier weken zoekperiode en plan van aanpak ook
voor personen van 27 jaar en ouder. De maatregel houdt in dat degene die zich meldt
voor een bijstandsuitkering eerst uitputtend alle mogelijkheden tot het verkrijgen van
regulier werk moet nagaan voordat hij een uitkering kan aanvragen.
Bij een aantal gemeenten in Nederland, waaronder Oss en Roermond, is de zoekperiode
voor 27-plussers ingevoerd. Uit de beschikbare cijfers van het ministerie van SZW blijkt
dat na a¿oopvan een vier- weken- zoekperiode, tussen de 30 en de 48% van de
aanvragers niet meer terugkeert voor een de¿nitieve
aanvraag van de WWB-uitkering.
Vooruitlopend op de landelijke maatregel en gezien de ervaringen van de andere
gemeenten, wordt voorgesteld om een analoge zoekperiode op te leggen aan personen
van 27 jaar en ouder. Hiermee wordt de eigen verantwoordelijkheid
van de burger
benadrukten dat hij die verantwoordelijkheid serieus moet nemen. Door personen bij
melding uitkering direct opdrachten mee te geven wordt tevens het activerende karakter
van de WWB benadrukt.
In hoofdstuk 2 van de bijgevoegde beleidsregels zijn bepalingen opgenomen ten aanzien
van de invulling van de zoekperiode van vier weken. Voor wat betreft de inspanningsplicht
om naar werk te zoeken wordt geen onderscheid gemaakt tussen de 27-minners en 27plussers. Na de melding wordt met iedere bijstandsaanvrager
een Screeningsgesprek
(Quick-scan) gevoerd. Na het gesprek wordt aan de bijstandsaanvrager een werkboek
overhandigd, waarin vermeld staat welke workshops/activiteiten
hij/zij gedurende de
zoekperiode moet verrichten. Deze workshops zijn bedoeld om tijdens de zoekperiode de
burger betere en intensieve begeleiding te kunnen geven. In bepaalde gevallen kan
afgezien worden van het opleggen van de zoekperiode (uitzonderingsgronden).
Maatwerk
is en blijft een sleutelbegrip.
Toelichting
iñkomstenvrijlating
In de WWB, de 'IOAW (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte
werkloze werknemers) en de IOAZ (Wet inkomensvoorziening oudere
en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen) is geregeld dat gedurende een
beperkte periode een deel van de inkomsten uit deeltijdarbeíd niet met de bijstand of
uitkering verrekend wordt. De wet kent twee inkomstenvrijlatingen:
een reguliere
~
I
.«
n
Pagina 2
*
.
BIS BenW adviezen - 6516
inkomstenvrijlating
(artikel 31, lid 2 onder n WWB) en, sinds 1 januari 2012, een
aanvullende inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders (artikel 31, lid 2 onder r
WWB).
De hoogte en duur van beide vrijlatingen zijn in de wet vastgelegd en kunnen niet door
gemeenten gewijzigd worden. Voorwaarde om voor beide vrijlatingen in aanmerking te
komen is dat de vrijlating volgens het college bijdraagt aa n de arbeidsinschakeling
van de
klant.
In beginsel kan het college per individuele situatie besluite n van zijn bevoegdheid gebruik
te maken. Dit stelt echter wel hoge eisen aan de motiverin g van elk afzonderlijk besluit.
Immers dan moet het college bij elk besluit expliciet bearg umenteren waarom het wel of
niet van de bevoegdheid gebruik maakt. Het verdient daa rom de voorkeur de uitvoering
van beleid op basisvan een vaste gedragslijn in beleidsreg els vast te leggen. Dit biedt niet
alleen eengoede waarborg voor uniforme toepassing, maa r maakt ook de uitvoering, door
verplichte bekendmaking van de beleidsregels, voorde bu rger toetsbaar. Bovendien kan
het college in een besluit veelal volstaan met een verwijzi ng naar de relevante
beleidsregels.
Doel van de inkomstenvrijlating is om mensen vanuit een uitkeringssituatie te stimuleren
een deeltijdbaan te accepteren of een deeltijdbaan uit te b reiden om zo op termijn uit te
stromen. Deeltijdwerk wordtniet alleen gezien als opstap naar volledige uitstroom, maar
ook als besparing op uitkeringslasten. Gelet op het stimule rende doel van de vrijlating
wordt voorgesteld de vrijlating toe te passen in twee geval len:
1. Indien de uitkeringsgerechtigde
(tijdelijk)
vanuit een volledige u itkeringssituatie
parttime werk vindt. M.a.w. het tijdstip van werkaanvaarding ligt na de ingangsdatum
van de uitkering.
2. Indien de uitkeringsgerechtigde bij aanvang van de uitkering al inkomsten uit arbeid
heeft en na de ingangsdatum van de uitkering de werkzaamheden uitbreidt met
minimaal 3 uur per week.
Voor het overige wordt verwezen naar de bijgevoegde
beleidsregels.
Het Cliënten Platform Minima (CPM) heeft kennisgenomen van de herziene "Beleidsregels
Re-integratie Weert 2014". Het CPM stemt in met de voorg estelde aanpassingen van de
beleidsregels, met dien verstande dat de zoekperiode niet van toepassing is voor de
instroom van klanten vanuit de WW en vanuit gevangenis, jeugdzorg of
asielzoekerscentra.
Voor aanvragen vanuit de WW, gevangenis en aanverwante regelingen wordt aangesloten
bij de uitvoeringspraktijk
bij jongeren. Dit houdt in dat de inspanningsperiode kan
samenvallen met de laatste 4 weken van de WW of detenti e. Voorwaarde is dat de klant
zich tijdig meldt (4 weken voor a¿oopWW of verblijf detentie) bij de gemeente voor een
bijstand en invulling geeft aan de inspanningsperiode. Een generieke inzet van de
inspanningsperiode
betekent overigens niet dat er geen aa ndacht is voor de individuele
situatie van de klant. Voor klanten die instromen vanuit de jeugdzorg of
asielzoekerscentra kan een voorschot op de uitkering word en verstrekt.
JURIDISCHE
GEVOLGEN
(0.a. FATALE TERMIJNEN/HANDHAVING)
De herziene beleidsregels komen in de plaats van de beleidsregels
2012 zijn vastgesteld.
FINANCIÉLE
EN PERSONELE
zoals deze 11 december
GEVOLGEN
van de beleidswijzigingen vindt plaats binnen de bestaande formatie.
brengt geen extra kosten met zich mee.
De uitvoering
Dit
Pagina 3
.
BIS BenW adviezen - 6516
De beleidsregel inkomstenvrijlating
kan ¿nanciële
consequentie hebben, deze zijn echter
niet altijd op voorhand exact te kwanti¿ceren.
kan de
Door de inkomstenvrijlating
gemiddelde uitkeringshoogte licht stijgen en komt dit ten laste van het Inkomensdeel
(gebundelde uitkering). Aangezien de vrijlating beperkt wordt tot de doelgroep
uitkeringsgerechtigden
dat vanuit een volledige uitkeringssituatie parttime werk vindt of
de bestaande werkzaamheden uitbreidt, zullen de ¿nanciële
consequenties minimaal zijn.
COMMUNICATIE/ PARTICIPATIE
Voor wie is dit advies van belang?:
-2- Raadsleden
0.0 Interne organisatie
0
0.0 Overigen
(bijv. afzender/aanvrager)
Nadere speci¿catie:
De raadsleden worden middels de TILS-lijst
0
geïnformeerd
over deze beleidsregels.
De consulenten Activering en Werk van de afdeling WIZ zullen deze taak uitvoeren. Na
besluitvorming zal het team Activering en Werk nader geïnformeerd worden over de
uitvoering van deze beleidsregels.
Geadviseerd wordt de volgende communicatie-instrumenten
_
~t~ TILS-lijst
te gebruiken:
~2~Overig
Geadviseerd wordt de volgende participatie-instrumenten
~2~Niet van toepassing
te gebruiken:
OVERLEG G EVOERD MET
Intern:
Kees Joosten, hoofd afdeling WIZ
Marianne van de Ven, teamleider Activering en Werk
Margot van den Broeke, teamleider Inkomen
Mia Aerdts, financieel consulent sector Inwoners
Extern:
Cliënten Platform Minima
BIJLAGEN
Openbaar:
Beleidsregels Re-integratie
Het advies van het CPM
Weert 2014
Niet-openbaar:
Niet van toepassing
:
Pagina 4
.
BIS BenW adviezen - 6516
@
~'
vv
W E E R T
GEMEENTE
BELEIDSREGELS
RE-INTEGRATIE WEERT 2014
en wethouders van de gemeente
Het college van burgemeester
Weert;
Weert 2012beleidsregelsdienen te
overwegende dat conform de Re-integratieverordening
worden vastgesteld ten aanzien van de criteria voor onthef¿ng van de arbeidsverplichting,
doelgroep en voorzieningen;
.
gelet op de Re-integratieverordening
BESLUIT:
vast te stellen: "Beleidsrege|s
Weert 2012 en de Algemene wet bestuursrecht:
a
`
Re-integratie
Weert 2014"
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
_
div;
Öïïj
`
V
L
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden
omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Re-integratieverordening Weert 2012
en boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
2. In dezebeleidsregels wordt verstaan onder:
de re-integratieverordening Weert 2012;
a. verordening:
arbeidsrelatie die is gebaseerd op een overeenkomst
b. dienstbetrekking:
tussen een werkgever en een werknemer;
onbeloonde additionele werkzaamheden als bedoeld in
c. participatieplaatsen:
artikel 10a, lid 1 WWB, artikel 38a IOAW en art_ikelA38a
IOAZ;
de verplichting als bedoeld in artikel 9, lid 1 aanhef onder
d. arbeidsverplichting:
a WWB,.artikel 37 lid 1 aanhef onder a t/m c IOAW en
artikel 37 lid 1 aanhef onder d ene IOAZ;
de verplichting als bedoeld in artikel 9, lid 1 aanhef onder
e. reb WWB, artikel.37 lid 1 aanhef onder d en e IOAW en
integratieverplichting
artikel 37 lid 1 aanhef onder d en e IOAZ;
een onthef¿ng als bedoeld in artikel 9, lid 2 WWB, artikel
f. onthef¿ng:
9a, lid 1 WWB, artikel 37a, lid 1IOAW, artikel 38, lid 1
IOAW, artikel 37a, lid 1 IOAZ en artikel 38, lid 1 IOAZ;
het bedrijf of de instelling waarvoor de
g. inlener:
uitkeringsgerechtigde werkzaamheden verricht ten
behoeve van de participatieplaats of de proefplaatsing;
inkomstenvrijlating als bedoeld in artikelen 31, lid 2,
de
inkomstenvrijlating
h.
aanhef en onder n. WWB, 8, lid 2 IOAW en 8, lid 3 IOAZ;
als bedoeld in artikelen 31, lid 2,
de inkomstenvrijlating
i. inkomstenvrijlating
aanhef en onder r, WWB, 8, lid 5 IOAW en 8, lid 9 IOAZ;
alleenstaande ouders
vier weken wachttijd bij jongeren als bedoeld in art. 41
zoekperiode
j.
lid 4 WWB en de periode van vier weken na datum
melding voor een aanvraag om een bijstand, waarin de
persoon van 27 jaar of ouder moet zoeken naar werk;
het plan van aanpak voor jongeren als bedoeld in artikel
k. plan van aanpak
.
44a WWB en het plan van aanpak voor personen van 27
jaar en ouder;
de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
l. Wko:
f
'
~
,
av
Beleidsregels Re-integratieverordening
Weert 2012
.
'
BIS BenW adviezen - 6516
_'
HOOFDSTUK
2. ZOEKPERIODE VANVIÉR WEK_EN
C
_
W
_
.
V
.
In de WWB is geregeld dat personen jonger dan 27 jaar een zoekperiode van vier weken
krijgen. Gedurende de zoekperiode dient de jongere zelf actief te zoeken naar werk of een
opleiding voordat aanspraak op een uitkering en op ondersteuning richting werk kan
ontstaan.
\
Met de inwerkingtreding van de Wet Maatregelen WWB, die naar verwachting op 1 juli
2014 van kracht wordt, wordt de vier-weken-zoekperiode voor 27-minners in de WWB
uitgebreid naar alle leeftijden.
«
Artikel
C
1.
2.
3.
2.1 Zoekperiode van vier weken
De zoekperiode van vier weken geldt voor alle bijstandsaanvragers en start vanaf
datum melding voor een uitkering.
De inspanningsverplichtingen tijdens de zoekperiode worden door het college
schriftelijk aan de bijstandsaanvrager kenbaar gemaakt.
Ter ondersteuning van de bijstandsaanvrager tijdens de zoekperiode kan het college
de volgende workshops aanbieden aan een bijstandsaanvrager:
a. workshop "Rechten en plichten", waarin de klant gewezen wordt op alle rechten en
plichten die verbonden zijn aan het hebben / krijgen van een bijstandsuitkering.
Tevens wordt de klant ondersteund in het complementeren van alle formulieren
met betrekking tot de bijstandsaanvraag.
b. workshop "Curriculum Vitae (CV)”, waarin de klant uitleg en ondersteuning krijgt
voor het maken van een goed CV en tips voor een goede voorbereiding op een
sollicitatiegesprek;
workshop “Zoekkanalen", waarin de klant uitleg krijgt over de diverse zoekkanalen
naar werk,
workshop "Omgaan met geld" (optioneel), waarin de klant gewezen wordt op de
gevolgen van eventuele inkomstenachteruitgang en krijgt informatie over
voorzieningen en regelingen.
_
c.
'
d.
Artikel
1.
_
2.
2.2 Uitzonderingsgronden
op de inspanningsplicht
Het college kan een uitzondering op de inspanningsplicht maken, wanneer dit in
redelijkheid en billijkheid (nog) niet van de bijstandsaanvrager kanjworden gevergd.
Uitzondering is mogelijk, indien de bijstandsaanvrager naar het oordeel van het
college:
a. een medisch en/of psychisch probleem heeft;
b.
c.
d.
e.
een sociaal probleem heeft;
te maken heeft met andere persoonlijke omstandigheden, waardoor het
inspanningsplicht niet gevergd kan worden;
een vreemdeling is die (nog) geen Nederlands spreekt;
in een op verpleging of verzorging gerichte instelling verblijft.
Artikel 2.3 Arbeidsverplichtingen
tijdens de zoekperiode
De bijstandsaanvrager dient tijdens de zoekperiode van vier weken:
a deel te nemen aan alle workshops als bedoeld in artikel 2.1 lid 3;
b. aanwezigheid en sollicitaties te registeren in het door het college beschikbaar gesteld
werkboek;
c. zijn Curriculum Vitae (CV) up-to-date te maken;
d. zijn CV op www.werk.nl opente zetten en zich aan te melden voor het ontvangen van
vacatures via de e-mail;
e. zich in te schrijven bij het UWV Werkbedrijf als werkzoekende ;
f. iedere week drie sollicitaties te doen op vacatures waar hij redelijkerwijs op
aangenomen zou kunnen worden;
g. zich in te schrijven bij tenminste 5 uitzendbureaus in Weert;
h. in zo breed mogelijke zin de media na te gaan op vacatures, waaronder begrepen het
actief raadplegen van de vacaturebank van het UWV Werkbedrijf;
i. gegevens en bewijsstukken aangaande de voorgenoemde activiteiten te bewaren en
om deze te overleggen bij de aanvraagindiening.
.
1:
Beleidsregels Re-integratie Weert 2014
i-iéffffff
2
.
BIS BenW adviezen - 6516
arbeidsverplichtingen
2.4 Inlichtingen
De 'bijstandsaanvrager verstrekt gegevens en bewijsstukken die het college kunnen
helpen bij debeoordeling of hij heeft voldaan aan de arbeidsverplichtingen tijdens de
zoekperiode.
Dezedocumentenbetreffen in ieder geval:
a. bewijsstukken van deelname aan workshops;
b. bewijzen van inschrijvingen bij tenminste 5 uitzendbureaus;
bewijsstukken van ten miste twaalf (drie per week) gerichte sollicitaties;
bewijsstukken/reacties
van de wervende organisaties op de sollicitaties;
een bijgewerkte CV.
Artikel
1.
2.
1
00.0
.
.
.
jongeren
Artikel 2.5 Scholingsplicht
1. Het college verplicht de jongere zich te melden bij het Regionaal Meld- en
(RMC) om te komen tot een advies aangaande scholing.
Coördinatiecentrum
2. Indien de jongere zich niet meldt bij het RMC, dient hij op een andere manier, dan
bedoeldin lid 1, te komen tot een scholingsadvies.
3. De jongere kan in ieder geval nog een opleiding volgen in de volgende situaties:
a. de jongere die geen startkwalificatie heeft en waarvan redelijkerwijs kan gevergd
worden dat hij een startkwali¿catie
haalt;
startkwali¿catie
die
wel
een
de
jongere
heeften het volgen vaneen vervolgstudie
b.
de kansen op de arbeidsmarkt vergroot. Dit hoeft niet altijd onderwijs op een
hoger niveau te zijn, maar kan ook onderwijs in een andere richting betreffen op
`een vergelijkbaar of lager niveau.
_:r_
jongeren
op de scholingsplicht
Artikel 2.5 Uitzonderingsgronden
3. Het college kan een uitzondering op de scholingsplicht maken, wanneer een jongere
dit in
geobjëctiveerd aantoont dat hij geen regulier onderwijs kan volgen of wanneer
redelijkheid (nog) niet van hem gevergd kan worden. Uitzondering is mogelijk, indien
de jongere naar het oordeel van het college:
f. een volgens een deskundige vastgesteld cognitief probleem heeft;
g. een volgens een deskundige vastgesteld medisch en/of psychisch probleem heeft;
een volgens een deskundige vastgesteld sociaal probleem heeft;
te maken heeft met andere persoonlijke omstandigheden, waardoor het verplicht
volgen van onderwijs niet gevergd kan worden.
4. Een uitzondering op de scholingsplicht wordt in ieder geval gemaakt als de jongere:
a. onder de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) valt;
b. (nog) geen aanspraak kan maken op studie¿nanciering, bijvoorbeeld doordat de
jongere moet wachten tot het eerstvolgende instroommoment;
fc. een startkwali¿catie
heeft en zijn kansen op de arbeidsmarkt door het volgen van
toenemen;
verdere opleiding naar verwachting nietomeer
d. verblijft in een op verpleging of verzorging gerichte instelling;
e. inburgeraar is en (nog) niet beschikt over het taalniveau A2.
5. De jongere verstrekt documenten waaruit moet blijken dat er vanwege onvoldoende
capaciteiten en/of belemmeringen geen scholingsmogelijkheden zijn binnen het uit 's
,Rijks kas bekostigd onderwijs.
.-'
j
\
scholingsmogelijkheden
Artikel 2.6 Inlichtingen
1. De jongere verstrekt gegevens en bewijsstukken die het college kunnen helpen bij de
beoordeling of hij nog mogelijkheden heeft binnen het onderwijs.
2. Deze bewijsstukken betreffen in ieder geval:
a. een schriftelijke verklaring vanhet RMC;
b. anderebewijsstukken, indien de jongere het RMC niet heeft bezocht. Deze
bewijsstukken kunnen zijn:
I
een afwijzing voor een studie, afgegeven door een door het Rijk erkende
onderwijsinstelling;
een bindend studieadvies dat door een door het Rijk erkende
is verstrekt;
onderwijsinstelling
bewijzenvan voorlichtingsbijeenkomsten;
I.
(bv. met decaan);
een afspraakbevestiging
A
I
a
Beleidsregels Re-integratie
Weert 2014
.
BIS BenW adviezen - 6516
I
bewijsstukken van eventuele belemmeringen
die door de jongere worden
aangevoerd.
Artikel
1.
2.7 Plan van aanpak
Indiehbijstand toegekend, stelt het college in samenspraak met de klant zo spoedig
moge |"k
een p l an van aanpa k op.
ij
Het plan van aanpak is in beginsel gericht op een zo snel mogelijke weg naar werk.
<
'
2.
_
HOOFDSTUK
3. VERPLICHTINGEN
IN VERBAND MET ARBEIDSINSCHAKELING
,
_
DE PLICHTTOT ARBEIDSINSCHAKELING
De wetgever legt in beginsel aan iedere uitkeringsgerechtigde
tussen 18 jaar en de
pensioen gerechtigde leeftijd de plicht tot arbeidsinschakeling op. De plicht tot
arbeidsinschakeling bestaat uit een arbeidsplicht (sollicitatieplicht) en een reintegratieplicht.
De arbeidsplicht
de plicht om
de plicht om
de plicht om
a.
b.
c.
I
bestaat uit de volgende onderdelen:
naar algemeen geaccepteerd werk in dienstbetrekking te zoeken.
ingeschreven te staan als werkzoekendebij het UWV Werkbedrijf;
algemeen geaccepteerd arbeid te aanvaarden.
De re-integratieplicht
bestaat uit de volgende onderdelen:
a. de plicht om mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot
arbeidsinschakeling;
b. de plicht om gebruik te maken van een door het college aangeboden voorzieningen,
waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling,.
I
`
NADERE VERPLICHTINGEN
Op grond van artikel 55 WWB is het college bevoegd om nadere verplichtingen op te
leggen aan de bijstandsgerechtigden waaronder begrepen een verplichting om, op advies
van een arts, zich te onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.
Artikel
1.
2.
3.1 Ontheffing
van de plicht tot arbeidsinschakeling
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om bij dringende redenen een tijdelijke
onthef¿ng te verlenen van de arbeidsverplichting en/of re-integratieverplichting.
De onthef¿ng gaat in beginsel vergezeld van een verplichting om de omstandigheden,
die maken dat een ontheffing noodzakelijk is, teniet te doen. De maximale duur van
een ontheffing is in beginsel één jaar. Op basis van
herbeoordeling kan het college
besluiten een vooraf vastgestelde periode van onthef¿ng te verlengen of in te korten.
In de volgende situaties is een ontheffing van de sollicitatieplicht mogelijk:
a. bij een alleenstaande ouder met zorgtaken voor een ten laste komend kind tot 12
jaar of met een gehandicapt kind tot 18 jaar, voor zover hiermee geen rekening
kan worden gehouden door middel van een voorziening;
b. bij een belanghebbende met een intensieve zorgtaak voor een zorgbehoevend,
gezinslid, indien er geen andere voorzieningen aanwezig zijn, zoals thuiszorg;
c. bij een belanghebbende met medische beperkingen, voor zover deze beperkingen
de arbeidsinschakeling nog niet toelaten;
d. bij een belanghebbende die op socialegronden verminderd belastbaar is, voor
.zover er sprake is van zodanige belemmeringen dat redelijkerwijs niet gevergd
kan worden dat belanghebbende geheel of gedeeltelijk aan de verplichtingen
voldoet. De onthef¿ng op grond van sociale omstandigheden wordt verleend voor
maximaal 3 maanden.
Indien het college ontheffing op medische gronden verleent op grond van lid 3 onder c
van dit artikel kan, op advies van een arts, een verplichting opgelegd worden aan
belanghebbende om zich te onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van
medische aard zoals bedoeld in artikel 55 WWB, tenzij hiervan om dringende redenen
wordt afgezien.
.
een
3.
4.
_
5*'
R
Beleidsregels Re-integratie
Weert 2014
4
.
BIS BenW adviezen - 6516
6.
Het college kan bij de beoordeling van de onthef¿ng gebruik maken van adviezen van
ona¿wankelljke externe deskundigen
Het college kan besluiten een eerder verleende onthef¿ng in te trekken indien de
gronden waarop deeerderverleende onthef¿ng zich wijzigen of zijn vervallen.
M
W
HOOFDSTUK
4. ONDERSTEUNING EN VOORZIENING`EN"”“.
is het geheel van activiteitendat leidt tot
Ondersteuning op het gebied van re-integratie
arbeídsinschakeling.
Deze ondersteuning kan worden gegeven door het aanbieden van een
kunnen worden ingezet of door het
traject, waarbij zo nodig re-integratievoorzieningen
bieden vanpraktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.
.
4.1 Aanbod voorzieningen
kunnen alleen worden ingezet voor
De in deze beleidsregels genoemde voorzieningen
zover in de verordening is bepaald dat deze voor de ,betreffende doelgroep kunnen
worden ingezet.
omtrent de aan te bieden
Ter voorbereiding van een zorgvuldige besluitvorming
kan het college diagnostische instrumenten inzetten. Daarmee kunnen
voorzieningen,
de lichamelijke en mentale capaciteiten van belanghebbende worden gemeten.
Het college kan onder meer de volgende voorzieningen aanbieden:
a. persoonlijke begeleiding;
b. bemiddeling (jobhunting);
scholing;
taalondervvijs;
Artikel
1.
2.
3.
n.n
.
.
.
_
3.-_7r“.-'-:"'::rLo.-hr|›
participatieplaatsen;
gesubsidieerd werk;
lóonwaardecompensatie;
_
4.
5.
proefplaatsing;
gedurende maximaal 3 maanden;
werkervaringsplaats/werkstage
nazorg bij arbeidsinschakeling;
voorbereidingstrajecten richting zelfstandig ondernemerschap;
sociale activering (waaronder vrijwilligerswerk);
van
gericht op zelfstandigheid/zelfredzaamheid/ontplooiing
voorzieningen
.
budgetbeheer
of administratie;
weerbaarheid,
n. ondersteunende instrumenten, waaronderschuldhulpverlening en kinderopvang;
o. zorg (bv. project Opschoonteam);
p._ ondersteuning bij een beroep op maatschappelijk/psychosociale hulpverlening.
Bij de inzet van voorzieningen wordtlgekozen voor de voorziening die adequaat en
toereikend is voor de arbeídsinschakeling.
j
Het college maakt geen gebruik van de mogelijkheid tot het instellen van:
a. één of meer budgetplafonds voor de verschillende voorzieningen zoals bedoeld in
artikel 7, lid 1 van de verordening; en
b. een maximum aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke.
voorziening.
`
'
B
'
Artikel 4.2 Indeling van klanten in categorieën
Bij de invulling van de nadere regels met betrekking tot inzetten van ondersteuning en/of
voorziening als bedoeld in artikel 4, lid 2, 3 en 4 van de verordening maakt het college
onderscheid tussen drie categorieën;
a. categorie 1: personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt waarbij het college
heeft vastgesteld dat zij zelfstandig binnen 6 maanden in staat worden geacht uit te
stromen naar algemeen geaccepteerde arbeid. Voor deze categorie worden geen reingezet. Bij klanten uit deze categorie ligt de nadruk op strikte
integratiemiddelen
controle op de naleving van de opgelegde arbeidsverplichting.
b. categorie 2: personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt waarbij het college
in staat worden geacht binnen
heeft vastgesteld dat zij met inzet van voorziening(en)
arbeid.
geaccepteerde
algemeen
twee jaar uit te stromen naar
c. categorie 3: personen met een (vooralsnog) onoverbrugbare afstand tot de
arbeidsmarkt waarbij het college heeft vastgesteld dat zij, op grond van beperkingen,
7
s
Beleidsregels Re-integratie
5
Weert 2014
.
BIS BenW adviezen - 6516
r
binnen 2 jaar niet in staat worden geacht uit te 'stromen naar algemeen geaccepteerde
arbeid. Het inzetten van middelen uit het participatiebudget voor klanten uit deze
categorie is niet aan de orde. Als voorloper van een re-íntegratietraject
of
maatschappelijke participatie kunnen vormen van persoonlijke begeleiding, zorg of
hulpverlening worden ingezet. Deze zorg kan bestaan uit door de gemeente
ge¿nancierde schuldhulpverlening of verwijzing naar andere hulpverlenende instanties,
zoals Algemeen Maatschappelijk Werk, de GGZ of andere zorg.
Art ikel 4.3 Plan van aanpak
1. Onverminderd artikel 44 a en artikel 9a lid 7 van de WWBkan het college voor de
belanghebbende die op grond van de verordening een traject krijgt aangeboden, een
plan van aanpak opstellen. Het plan van aanpak bevat in ieder geval de volgende
gegevens:
a een uitwerking van de ondersteuning, indien ondersteuning wordt verleend;
b. de verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling en de gevolgen van het niet
naleven van die verplichtingen.
2. Het plan van aanpak wordt periodiek in samenspraak met de belanghebbende
geëvalueerd en indien nodig wordt dit bijgesteld.
,V
Artikel 5.1 Participatieplaatsen
1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om participatieplaatsen ,aante bieden.
2. Participatieplaatsen
kunnen worden aangeboden aan eenuitkeringsgerechtigde die:
a. onthef¿ng heeft van de arbeidsverplichting en;
b. . als invulling van de re-integratieverplichting
minimaal één verplichting opgelegd
heeft gekregen, zonder dat hiervoor een onthef¿ng is verleend.
3. De participatieplaatsen dienen verder aan de volgende voorwaarden te voldoen:
a. de uitkeringsgerechtigde verricht minimaal 12 uur per week onbeloonde
additionele werkzaamheden;
b. de inlener voert goed werkgeverschap en draagt zorg voor het afsluiten van een
WA-verzekering voor de uitkeringsgerechtigde.
3
Artikel 5.2 Loonwaardecompensatie
1. Het college kan een loonwaardecompensatie verstrekken aan een werkgever om
daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij
betreffende werkgever of een andere werkgever voor belanghebbende mogelijk te
maken.
2. De loonwaardecompensatiewordt slechts verstrekt als de werkgever een
arbeidsovereenkomst heeft gesloten met de uitkeringsgerechtigde of jongere voorde
duur van tenminste zes maanden en deze overeenkomst daadwerkelijk van kracht is.
3. De overige voorwaarden voor de loonwaardecompensatie zijn het volgende:
a. loonwaardecompensatie wordtuitsluitendverstrektaan die werkgever welke geen
activiteiten bezigt of ontplooit welke strafbaar zijn op grond van het Nederlandse
strafrecht;
b. loonwaardecompensatie kan uitsluitendverstrekt worden voor
uitkeringsgerechtigdeofjongere ,die werkzaamheden verricht die vallen onder het
begrip algemeen geaccepteerde arbeid.
Artikel 5.3 Hoogte van de loonwaardecompensatie
De hoogte van de loonwaardecompensatie bedraagt:
a. maximaal E 500, per maand voor een dienstbetrekking van minimaal 36 uur per
week, waarbij de totale loonwaardecompensatie per uitkeringsgerechtigde per
werkgever maximaal 6 3.000,
kan bedragen;
b. maximaal E 400, per maand voor een dienstbetrekking van 28 tot 36 uur per week,
waarbij de totale loonwaardecompensatie peruitkeringsgerechtigde per werkgever
maximaal 6 2.400,
kan bedragen;
-
-
-
-
Beleidsregels Re-integratie
Weert 20,14
6
.
_
_
_
_
BIS BenW adviezen - 6516
c
d
maximaal E 300, -,per maand voor een dienstbetrekking van 20 tot
waarbij de totale loonwaardecompensatie per uitkeringsgerechtigde
maximaal 6 1.800, - kan bedragen;
12 tot
maximaal 6 150, - per maand voor een dienstbetrekkingvan
waarbij de totale loonwaardecompensatie per uitkeringsgerechtigde
maximaal ëï 900, - kan bedragen.
28 uur per week,
per werkgever
20 uur per week,
per werkgever
Artikel
1.
2.
5.4 Duur van de loonwaardecompensatie
De loonwaardecompensatie wordt niet langer dan voor de duur van de
arbeidsovereenkomst toegekend met een maximum van twaalf maanden.
De loonwaardecompensatie wordt in tijdvakken* van een maand toegekend
werkgever door het college.
aan de
5.5 Aanvraag loonwaardecompensatie
kan verstrekt worden aan alle bedrijven en instellingen
De loonwaardecompensatie
zonder dat .hierbij een beperking geldt ten aanzien van gemeente, provincie- of
Artikel
1
h
landsgrenzen;
2
.-
.
De aanvraag van de loonwaardecompensatie wordt schriftelijk ingediend door de
loonwaardecompensatie" binnen
werkgever door middel van het "aanvraagformulier
een maand na aanvang van de arbeidsovereenkomst.
_
De aanvraag als bedoeld in lid 1 wordt vergezeld van een door de
uitkeringsgerechtigde
en werkgever ondertekende arbeidsovereenkomst.
_
3
s
Artikel 5.6 Vaststelling
en betaling loonwaardecompensatie
1 Het college stelt de loonwaardecompensatie vast nadat de afgesproken periode
waarover loonwaardecompensatie wordt verstrekt, is verstreken.
2 Hetdefinitieve `recht`wordtvastgesteld op basis van het feitelijke aantal gewerkte uren
Het feitelijke aantal gewerkte uren wordt bepaald aan
door de uitkeringsgerechtigde.
de hand van de loonspeci¿caties van de uitkeringsgerechtigde.
3 Voor het kunnen vaststellen van de loonwaardecompensatie zoals genoemd in lid 1
overlegt de werkgever het "declaratieformulier loonwaardecompensatie" en de kopieën
van de periode waarop de
van de loonspecificaties van de uitkeringsgerechtigde
loonwaardecompensatie betrekking heeft.
De werkgever dient het f`dec|aratieformulier loonwaardecompensatie" in tot een half
4
wordt
jaar na het verstrijken van de periode waarover de loonwaardecompensatie
,
verstrekt.
5 Het college verstrekt op verzoek van de werkgever maandelijks of per kwartaaleen
voorschot opde loonwaardecompensatie. Hiertoe dient de werkgever het
"dec|aratieformulier
loonwaardecompensatie-verzoek tot voorschot" en een kopie van
de loonspeci¿catie van de betreffende maand of kwartaal te overleggen.
6 Binnen een maand na vaststelling, zoals genoemd in lid 1, wordt de
loonwaardecompensatie uitbetaald aan de werkgever.
'
Artikel
1
5.7 Proefplaatsing
Het college kan een voorziening, in de vorm van een proefplaatsing inzetten om de
aan te
inlener te stimuleren de uitkeringsgerechtigde
arbeidsovereenkomst
een
bieden.
Bij proefplaatsing verricht de uitkeringsgerechtigde onbeloonde werkzaamheden met
behoud van uitkering.
De duur van de proefplaatsing is maximaal drie maanden per inlener.
De overige voorwaarden voor proefplaatsing zijn het volgende:
ofjongere in de proefplaatsing verricht minimaal 12 uur
a. ide uitkeringsgerechtigde
per week onbeloonde werkzaamheden;
b. de inlener spreekt een schriftelijke intentie uit om de uitkeringsgerechtigde of
jongere ná de periode van proefplaatsing een arbeidsovereenkomst aan te bieden
voor minimaal 12 uur per week en met een minimale duur van zes maanden;
c. de inlener voert tijdens de proefplaatsing goed werkgeverschap en draagt zorg
en een
voor het afsluiten van een WA-verzekering voor de uitkeringsgerechtigde
werkplek die voldoet aan de eisen die de Arbowet aan de inlener stelt.
f
2
,
3
4
`
j
BeleidsregelsRe-integratie
7
Weert 2014
.
BIS BenW adviezen - 6516
Artikel 5.8 Aanvraag proefplaatsing
1. De aanvraag
voorlde proefplaatsing wordt schriftelijk
ingediend door de inlener door
middel van het "aanvraagformulier
proefplaatsing".
2. De duur van de proefplaatsing en het aantal uren dat de uitkeringsgerechtigde of
jongere arbeid dient te verrichten, is vastgelegd in het "aanvraagformu|ier
proefplaatsing".
Artikel 5.9 Beëindiging
van proefplaatsing
\Het college kan, onverminderd artikel 16 lid 1 van de verordening
onmiddellijk beëindigen indien het college
in artikel 4.7 niet voldaan is of wordt.
de proefplaatsing
constateertdat aan de voorwaarden als bedoeld
Artikel 5.10 Scholing
1. Het college kan een voorziening, in de vorm van scholing, inzetten bij
uitkeringsgerechtigden mits dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan het
vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt.
2. Het college stelt verder de volgende voorwaarden ten aanzien van scholing:
a. de scholing is noodzakelijk voor de kortste weg naar duurzame
arbeidsinschakeling;
b. de scholing is arbeidsmarktrelevant;
c. de scholing kan gericht zijn op~het behalen van eenstartkwalificatie voor zover de
uitkeringsgerechtigde hierover niet beschikt.
3. Voor het gestelde onder lid 2 geldt dat de goedkoopste toereikende mogelijkheid moet
worden benut.
_
Artikel
1.
5.11 Scholing alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar
Het college biedt aan de alleenstaande ouder met een ontheffing van de arbeidsplicht,
als bedoeld in artikel 9a, lid 1 WWB, scholing aan. Scholing kan ook omscholing
inhouden.
2.
3.
Voor de alleenstaande ouder zonder startkwali¿catie
is de aangeboden scholing
bedoeld in lid 1 minimaal op het niveau van een startkwalificatie.
Voor de alleenstaande ouder die reeds in het bezit is van een startkwali¿catie
kunnen
ook kortdurende opleidingen, stages of vrijwilligerswerk als instrumentworden
ingezet
om de aansluiting met een eerder afgeronde opleiding of met een eerdere baan te
behouden.
Artikel 5.12 Vergoedingen
1.
2.
3.
Het college kan een vergoeding verstrekken voor de kosten die een
uitkeringsgerechtigde moet maken in het kader van een re-integratietraject,
voor
zover deze naar het oordeel van het college noodzakelijk is om de kansen op de
arbeidsmarkt te vergroten.
Het college betrekt bij zijn oordeel over de noodzaak:
a. het belang van de te maken kosten in verband met de re-integratie van de
belanghebbende; en
b. de beschikbaarheid van de voorliggende voorzieningen.
Voor de volgende vergoedingen kan een uitkeringsgerechtigde in aanmerking komen:
a. reiskosten, indien het re-integratietraject
buiten de gemeente Weertplaatsvindt
en gebruik wordt gemaakt van het goedkoopste openbaar vervoertarief.Indien het
openbaar vervoer niet doelmatig wordt geacht dan kan eenlkilometervergoeding
van maximaal E 0,19 per kilometer (op basisvan de routeplanner van de ANWB)
worden verstrekt.
b. aanschaf van een vervoermiddel, bijvoorbeeld een ¿ets. Hierbij geldt een
maximum van E 100. Deze vergoeding wordt eenmalig verstrekt.
c. kosten met betrekking tot de persoonlijke verzorging.
`
,
Beleidsregels Re-integratie
Weert 2014
8
.
BIS BenW adviezen - 6516
HOOFDSTUK6. INKOMSTENVRIJLATING
`
3
3
1
Q
3
3
.
In de WWB is geregeld dat gedurende een beperkte periode een deel van de inkomsten uit
deeltijdarbeid niet met de bijstand of uitkering verrekend wordt. De wet kent twee
inkomstenvrijlatingen:
eenreguliere inkomstenvrijlating (artikel 31 lid 2 onder n WWB) en
een aanvullende inkomstenvrijlating
voor alleenstaande ouders (artikel 31 lid 2 onder r
WWB).
Artikel
1.
6.1 Toepassing
inkomstenvrijlating
Het college past de inkomstenvrijlating toe bij eerste werkaanvaarding
tijdens de
uitkeringsperiode.
Van een eerste werkaanvaarding
genoemd in lid 1 is eveneens sprake indien de
bestaande arbeidsuren uitgebreid worden met minimaal 3 uur per week. De vrijlating
geldt dan vooralle inkomsten uit arbeid en niet slechts voor de nieuwgegenereerde
inkomsten.
Toepassing van inkomstenvrijlating"geldt zowel voor personen met een uitkering op
grond van de WWB,als op grond van de IOAW en IOAZ.
In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt geen inkomstenvrijlating
toegepast
over inkomsten die door belanghebbende zijn verzwegenen waarbij het te veel of ten
onrechte verstrekte uitkering alsnog door het college wordt teruggevorderd of
verrekend.
.
2.
3.
4.
-
~
Artikel 6.2 Inkomstenvrijlating
alleenstaande
ouders
Het college past de inkomstenvrijlating alleenstaande ouders toe indien:
a. de alleenstaande ouder de volledige zorg heeft voor een ten laste komend kind tot 12
jaar;
b.
de periode van zes aaneengesloten maanden vaninkomstenvrijlating
artikel 5.1 is verstreken; en
een volledige uitstroom naar werk (nog) niet haalbaar is.
als bedoeld in
,
_
c.
Artikel
6.3 Uitsluiting
Geen recht op een inkomstenvrijlating en inkomstenvrijlating
alleenstaande ouders
bestaat als een uitkeringsgerechtigde:
a. illegale inkomsten uit arbeid verworven heeft;
b. de inlichtingenplicht niet is nagekomen door geen, onjuiste of onvolledige mededeling
van inkomsten uit arbeid te doen;
c. binneñJ6maanden na beëindiging van de uitkering weer een beroep op uitkering doet
en in de uitkeringsperiode voorafgaand aan de beëindiging een inkomstenvrijlating
is
3
d.
toegepast.
is dan 27 jaar (artikel 31, lid 5 van de Wwb).
jonger
Artikel 6.4
1.
Eenmalige toekenning
inkomstenvrijlating
De inkomstenvrijlating
als bedoeld in artikel 5.1 en artikel 5.2 wordt één maal per
uitkeringsperiode toegekend.
Als dezelfde uitkeringsperiode wordt aangemerkt:
a. de periode waarin een uitkering aaneengesloten of na een onderbreking die korter
is dan 30 dagen wordt voortgezet;
b. de situatie waarin sprake is van voortzetting van een uitkering die in een andere
gemeente reeds werd verstrekt;
c. de situatie waarin na wijziging van bijvoorbeeld woon- of gezinssituatie de
uitkering met een andere norm wordt voortgezet.
3
2.
,
_
`
`
.-„
~
Artikel 6.5 De toekenning
1. Het college stelt het recht op een inkomstenvrijlating
ambtshalve vast, nadat aan de
voorwaarden is voldaan.
2. De inkomstenvrijlating
gaat in op de eerste dag van de maandwaaraan de inkomsten
moeten worden
toegerekend.
,
==
Beleidsregels Re-integratie
9
Weert 2014
.
BIS BenW adviezen - 6516
Artikel
6.6 Beëindiging
en terugvordering
Het college beëindigt de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 5.1 en artikel 5.2
per direct als de vrijlating is toegepast op grond van door de uitkeringsgerechtigde
onjuiste en/of onvolledige verstrekte informatie.
Het college vordert de ten ,onrechte verstrekte vrijlating terug indien de
inkomstenvrijlating
ten onrechte is toegepast.
1.
.2.
1-|ool|=|›s'ruK
7. KINDEROPVANG
"
I
1
I
is
7.1 Tegemoetkoming
in de kosten van kinderopvang
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om op grond van artikel 1.13 van de
Wko een tegemoetkoming te verstekken aan eenuitkeringsgerechtigde ouder als
aanvulling opde kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.
Een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wordt verstrekt indien:
a. de kinderopvang naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor de scholing
of re-integratie van de uitkeringsgerechtigde;
b. de kinderopvang voldoet aan de bepalingen genoemd in de Wko;
c. de kinderopvang betrekking heeft op een ten laste van de ouder komend kind.
In afwijking van het gestelde in lid 2 kan het college een tegemoetkoming versterken
aan een alleenstaande ouder, voo_rde duur van maximaal zes maanden, indien:
a. de ouder minimaal drie maanden een WWB-uitkeringiheeft
en
ontvangen;
b. ísuitgestroomd door het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, dan
wel het vestigen als zelfstandigeiondernemer.
Een ouder en diens partner worden voor de toepassing van deze beleidsregels geacht
gezamenlijk één aanspraak op een tegemoetkoming te hebben.
Artikel
1.
2.
V
g
3.
4.
Artikel 7.2 Hoogte en duur van de tegemoetkoming
1. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten van de kinderopvang
per kind die worden bepaald door:
a. het aantal lurenkinderopvang per kind dat naarehet oordeel van het college
noodzakelijkis;
b. de voor de kinderopvang te betalen uurprijs;
„
c. soort kinderopvang.
2. 'Bij de berekening van de tegemoetkoming wordt gerekend met het maximale uurtarief
voor kinderopvang dat jaarlijks doorde Belastingdienst wordt vastgesteld.
3. In afwijking van het gestelde in lid 2 wordt bij de vaststelling van de hoogte van de
tegemoetkoming uitgegaan van de werkelijke kosten als er naar het oordeel van het
college geen adequate kinderopvang beschikbaar is tegen' een uurtarief zoals bedoeld
in lid 2.
4. Het college verleent de tegemoetkoming zolang de scholing of het traject gericht op
arbeidsinschakeling duurt.
g
'
_
~
Artikel 7.3 Ingangsdatum
van de tegemoetkoming
1. Het college stelt de ingangsdatum van de tegemoetkoming
vast op de dag waarop de
scholing of het traject gericht op arbeidsinschakeling begint, of zoveel later als de
kinderopvang daadwerkelijk begint.
„
2. In 'afwijking vanlid 1 kan het college de ingangsdatum van de tegemoetkoming
vaststellen op een datum, gelegen voorde dag waarop
de scholing of het traject
gericht op arbeidsinschakeling is begonnen, als dit naar het oordeel van het college
noodzakelijk is om tijdige plaatsing bij het kindercentrum of gastouderbureau te
~
'
i
^
^
realiseren.
Artikel 7.4 Uitbetaling
1. De tegemoetkoming wordt in maandelijkse termijnen rechtstreeks uitbetaald aan de
kinderopvangorganisatie, op basis van een door de ouder afgegeven machtiging.
2. De tegemoetkoming wordt betaald op basis van een factuur.
I
sa
Beleidsregels Re-integratie
_
2014
Weert
10
.
BIS BenW adviezen - 6516
0
`
'Hoo|=s'ru|<s.sLo'rBEPAL1NGEN
4
.
8.1 Nadere uitwerking
van de beleidsregels
Het college kan deze beleidsregels nader uitwerken in uitvoeringsregels.
Het college verleent
ten aanzien van de bevoegdheid genoemd in lid 1 het
ondermandaat aan het afdelingshoofd Werk, Inkomen en Zorgverlening (WIZ).
Artikel
1.
2.
Artikel 8.2 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de
bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van
overwegende aard zou leiden.
_
en inwerkingtreding
Artikel 8.3 Citeertitel
1. Deze beleidsregels treden één dag na bekendmaking in werking.
2. Met de inwerkingtreding van dezebeleidsregels worden de op 11 december 2012 door
2012" ingetrokken.
het.col|ege vastgestelde "beleidsregels re-integratie
3. Deze beleidsregels kunnen worden" aangehaald als "Beleidsregels Re-integratie Weert
2014".
V
4
Aldus vastgesteld door Burgemeester
Beleidsregels
Re-integratie
en
vanWeert
wethouders
d.d. 18 februari 2014.
11
Weert 2014
.
BIS BenW adviezen - 6516
BIIJLAGE
I
TOELICHTING
ZOEKPERIODE
VAN VIER WEKEN
Zoekperiode jongeren
De zoekperíode voor jongerentot
27 jaar vloeit rechtstreeks voort uit deWWB. In de
WWB is geregeld dat personen jonger dan 27 jaar pas vier weken na de melding een
aanvraag voor algemene bijstand kunnen indienen. De aanvraag wordt ook niet eerder
dan vier weken na de melding door het college in behandeling genomen (art. 41 lid 4
WWB). De reden hiervan is dat jongeren eerst zelf vier weken naar werk moeten zoeken
alvorens aanspraak op een uitkering en/of ondersteuning richting werk kan bestaan.
Tijdens deze vier weken moeten zij ook onderzoeken of -zij nog mogelijkheden hebben
binnen het uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs. (art. 41 lid 5 WWB).
De wetgever laat de nadere invulling van de verplichtingen van jongeren tijdens de
zoekperíode over aan de gemeenten. Gemeenten moeten aangeven wat zij precies van de
jongere verwachten gedurende deze zoekperíode. Dit geldt zowel voor het zoeken naar
werk als het onderzoeken van de scholingsmogelijkheden.
Wat betreft het moeten zoeken naar werk, kunnen gemeenten bijvoorbeeld bepalen dat
jongeren een minimaal aantal sollicitaties per week moetendoen, zich moeten inschrijven
bij een aantal uitzendbureaus en een actueel Curriculum Vitae (CV) moeten maken. Ten
aanzien van de scholingsmogelijkheden moeten gemeenten bepalenmet welk
scholingsniveau zij de jongeren voldoende toegerust achten voor de arbeidsmarkt. Ook
moet de gemeente aangevenhoe jongeren moeten aantonen dat 'zij hun
scholingsmogelijkheden onderzocht hebben en welke documenten zij daartoe moeten
ove¿eggen.
goekperiode voor personen
van 27 jaar
en ouder
Eén van de beoogde veranderingen van het wetsvoorstel WWB Maatrege|en,«dat naar
verwachting op 1 juli 2014 van kracht wordt, is de invoering van vier weken zoektermijn
en plan van aanpak ook voor personen van 27 jaar en ouder. De maatregel houdt in dat
degene die zich meldt voor een bijstandsuitkering eerst uitputtend alle mogelijkheden tot
het verkrijgen van regulier werk moet nagaanvoordat
hij een uitkering kan aanvragen.
Vooruitlopend op deze landelijke maatregel maakt het college gebruik van de mogelijkheid
om een analoge zoekperíode op te leggen aan personen van 27 jaar en ouder die een
algemene bijstand aanvragen. Hiermee wordt de eigen verantwoordelijkheid
van de
burger benadrukt endat hij die verantwoordelijkheid serieus moet nemen. Door personen
bij melding uitkering direct opdrachten mee te geven wordt tevens het activerende
karakter van de WWB benadrukt.
In hoofdstuk 2 van deze beleidsregels zijn de bepalingen met betrekking totde
zoekperíode opgenomen. Voor wat betreft de plicht om naar werk te zoeken wordt geen
onderscheid gemaakt tussen de 27-minners en 27-plussers. Na de melding wordt met
iedere bijstandsa›anvrager._een Screeningsgesprek (Quick-scan) gevoerd. Na het gesprek
wordt aan de bijstandsaanvrager een werkboek overhandigd, waarin vermeld staat welke
workshops/activiteiten
hij/zij gedurende de zoekperíode moet verrichten. Deze zijn
bedoeld als ondersteuning en begeleiding van de bijstandsaanvrager. In bepaalde gevallen
kan het college afzien van het opleggen van de zoekperíode (uitzonderingsgronden).
Maatwerk is en blijft een sleutelbegrip.
A
Zoals boven vermeld is er een speci¿eke verplichting voor jongeren tot 27 jaar. Zij moeten
(naast het zoeken naar werk) ook onderzoeken of zij nog mogelijkheden hebben binnen
het uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs te volgen. De jongeren moet zich melden bij een
RMC-consulent van de gemeente om de studiemogelijkheden
te onderzoeken. Dit geldt
voor alle jongeren tot 27 jaar, met of zonder startkwali¿catie.
Lukt het niet om binnen de zoekperíode werk te vinden en is terugkeer naar school niet
mogelijk (jongeren), dan kan na deze vier weken een aanvraag ingediend worden voor
algemene bijstand. Bij de behandeling van de aanvraag wordt beoordeeld of er voldoende
inspanningen zijn geleverd om werk of een opleiding te bemachtigen.
.u
Beleidsregels Re-integratie
Weert 2014
12
.
BIS BenW adviezen - 6516
BIJLAGE
II
TOELICHTING
BELEIDSREGELS
PARTICIPATIEPLAATSEN
Participatieplaatsen
Deze bepaling vormt de kernbepaling van het gemeentelijke beleid met betrekking tot
participatieplaatsen. In de wet zijn bepalingen geformuleerd over de de¿nitie van
participatieplaatsen en voor wie deze bedoeld zijn. De beleidsregels doorkruisen deze
bepalingen niet, maar bieden een objectief houvast om eenduidig te kunnen bepalen
wanneer er sprake is van eenparticipatieplaats.
Participatieplaatsen kunnen alleen worden aangeboden indien het college van oordeel is
dat de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is.
Om voorgaande te objectiveren wordt gesteld dat hier sprake van is indien aan een
uitkeringsgerechtigde
onthef¿ng is _ver|eend van de zogenaamde arbeidsverplichtingen.De
verplichtingen worden aan de uitkeringsgerechtigde,meegedeeld in de “bijlage rechten en
als volgt ingevuld:
plichten". In deze bijlage worden de arbeidsverplichtingen
1. Het aanvaarden van algemeen geaccepteerdefarbeid;
2. Al het mogelijke doen om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;
3. Als werkzoekende geregistreerd staan en blijven-bij het UWV WERKbedrijf.
E
Wanneer er sprake is van een onthef¿ng van deze 3 verplichtingen is voldaan aan het
vereistegenoemd in lid 2 onderdeel a (ontheffing hebben van de Aarbeidsverplichting).
Daarnaast moet beoordeeld worden in hoeverre de werkzaamheden primair gericht zijn op
arbeidsinschakeling (zoals vereist wordt in de Wet Stap). Dit wordt ingevuld als het
opgelegd hebben gekregen van minimaal één verplichting in de bijlage rechten en
Om eventuele misverstanden te
plichten, als invulling van de re-integratieverplichting.
voorkomen is expliciet opgenomen dat er bij deze ene verplichting geen sprake mag zijn
van een onthef¿ng.
Concreet gaat het om het opleggen van één (of meerdere) van de volgende reintegratieverplichtingen:
1. Het meewerken aan onderzoek naar de geschiktheid voor werk, scholing, opleiding,
werkstage, werken met behoud van uitkering, het doen van vrijwilligerswerk;
mee te werken aan het verkrijgen
2. Het beschikbaar zijn voor re-integratievoorzieningen,
van die voorzieningen, daarvan gebruik te maken en daartoeop een aangegeven tijd
en plaats te verschijnen;
3. Het meewerken
aan scholing of opleiding en andere activiteiten die noodzakelijk zijn
voor de inschakeling in het arbeidsproces of voor maatschappelijke deelname.
~
c
_
Inwerkingtreding
_
De wettelijke verankering van de term `participatiep|aats' is gecreëerd door de Wet van 10
oudere
juli 2008 tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening
en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen om gemeenten meer
zekerheid te geven dat mensen met een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces
met behoud van uitkering gedurende maximaal 2 jaar onbeloonde additionele
werkzaamheden kunnen verrichten. Deze wet is in werking getreden vanaf 18 juli 2008.
Hoewel de wet impliceert dat participatieplaatsen kunnen bestaan vanaf 1 januari 2007 is
dit een kennelijke fout van de wetgever. In de MvT op de eerder genoemde Wet van 10
juli 2008 is te lezen dat deze datum verklaard moet worden door de beoogde
inwerkingtredingsdatum
van deze wet. Aangezien het oorspronkelijk ook de bedoeling was
(het wetsvoorstel dateert van 2006) om de participatieplaatsen per 1 juli 2007 een
wettelijke verankering te geven in de WWB (en Ioaw en Ioaz) is het juist te stellen dat er
sprake is van een kennelijke fout. Dit stellende kan de eerste participatieplaats ontstaan
zijn op 18 juli 2008. Dat maakt dat de regels om vast te kunnen stellen of er al dan niet
sprake is van een participatieplaats ook in werking dienen te treden vanaf 18 juli 2008.
Beleidsregels Re-integratie
13
Weert 2014
.
BIS BenW adviezen - 6516
BIJLAGE
III
TOELICHTING
BELEIDSREGELS INKOMSTENVRIJLATING
In de WWB, IOAW en IOAZ is geregeld dat gedurende een beperkte periode een deel van
de inkomsten uit arbeid in deeltijd niet met de bijstand of uitkering verrekend wordt. De
hoogte en duur van beide vrijlatingen zijn in de wet vastgelegd en kunnen niet door
gemeenten gewijzigd worden. Aan de gemeente is (slechts) de bevoegdheid gegeven te
bepalen in welke gevallen/situaties
zij van oordeel is, dat de vrijlating een bijdrage levert
aan de arbeidsinschakeling en/of uitstroom uit de uitkering. In de beleidsregels is geregeld
de inkomstenvrijlating
in twee gevallenwordt
toegepast:
1. Indien de uitkeringsgerechtigde vanuit een volledige uitkeringssituatíe
(tijdelijk)
parttime werk vindt. M.a.w. het tijdstip van werkaanvaarding ligt na de ingangsdatum
van de uitkering.
2. Indien de uitkeringsgerechtigde(bij aanvang van de uitkering al inkomsten uit arbeid
heeften na de ingangsdatum van de uitkering de werkzaamheden uitbreidt met
minimaal 3 uur per week.
Gelet op het stimulerende doel van de vrijlating wordt geen vrijlating toegepast op het
momentdat de belanghebbende bij aanvang van de uitkering al inkomsten uit arbeid
heeft. Ook wordt de vrijlating niet toegepast opverzwegen inkomsten. Belanghebbende is
hiermeegericht op het vergroten van het inkomen en niet op vergroting van de kans op
“arbeidsinschakeling en daarmee (gedeeltelijke) uitstroom uit de bijstand. Het toepassen
vande inkomstenvrijlating is in die gevallen dan ook niet aan de orde.
Inkomstenvriilating
alleenstaande ouders
Met de wijziging van de WWB per 1 januari 2012 is er voor alleenstaandeouder die de
volledige zorg heeft voor een ten laste komendkindtot 12 jaar een extra vrijlating van 30
maanden ingevoerd. Deze vrijlating volgt aansluitend op de algemene vrijlating en
vervangt de tot 1 januari 2012 bestaande hef¿ngskortingen vooralleenstaande ouders.
Zonder deze compensatie gaan werkende alleenstaande ouders fors in netto besteedbaar
inkomen achteruit. Jongeren onder de 27 jaar komen hier niet voor in aanmerking.
Alleenstaande ouders maken eerst aanspraak op de algemene inkomstenvrijlating.
Daarna
kunnen zij gebruik maken van de aanvullende vrijlating voor alleenstaande ouders.
een periode van 30 aaneengesloten maanden kan dan aanspraak worden
Gedurende
gemaakt op een inkomstenvrijlating tot 12,5% van de inkomsten uit arbeid, met een
maximum van6 120 per maand. Voor toepassing van dezevrijlating is vereist dat:
de alleenstaandeouder de volledige zorg heeft voor eentot zijn last komend kind tot
-
12 jaar;
de periode van 6 aaneengesloten maanden waarvoor hij in aanmerking
algemene inkomstenvrijlating is verstreken en;
`een volledige uitstroom naar werk (nog) niet haalbaar is.
“
-
-
komt voor de
Eenmalige toekenning inkomstenvrijlating
Uit de zinsnede uit de artikelen in de wet: "gedurende een periode van tent hoogste zes
aaneengesloten maanden” kan opgemaakt worden dat deze betrekking heeft op de
inkomstenvrijlating en niet op de arbeidsinkomsten of de inkomsten daaruit. De
omstandigheid dat arbeid of inkomsten in de periode van ten hoogste zes maanden
zijn, verandertop zichzelf niets aan de maximale duur van de
onderbroken
inkomstenvrijlating. M.a.w. als het college eenmaal eenbegindatum van de
inkomstenvrijlating
heeft vastgesteld, dan eindigt deze vrijlating uiterlijk zes maanden
later en blijft de inkomstenvrijlating gedurende de gehele vastgestelde periode van kracht.
De omstandigheid dat in deze vastgestelde periode van ten hoogste zesmaanden arbeid is
beëindigd en, na een tijdelijke onderbreking, weer is hervat, is niet relevant voor de
maximale duur van de inkomstenvrijlating.
Hoewel wettelijke bepaling en de toelichting niet expliciet duidelijkheid verschaft, mag op
grond van het ontbreken van een zinsnede als `per jaar of `per kalenderjaar' aangenomen
worden dat er slechts eenmaal per uitkeringsperiode een inkomstenvrijlating van zes
aaneengesloten maanden
toegekend kan worden.
-
Beleidsregels Re-integratie
,
,
Weert 2014
14
.
BIS BenW adviezen - 6516
BIJLAGE
IV TOELICHTING BELEIDSREGELS KINDEROPVANG
aan kinderopvang zijn landelijk vanaf 2005 verdrievoudígd.
De overheidsuitgaven
de kinderopvang betaalbaar te houden, is de overheid al vanaf 2009 bezig met
Teneinde
een pakket aan bezuinigingsmaatregelen. In 2012 werden al bezuinigingsmaatregelen
aan
doorgevoerd, waaronder een ouderbijdrage en de koppeling van kinderopvanguren
het aantal gewerkte uren van de minst werkende partner.
Met ingang van 2013 heeft het Kabinet een aantal bezuinigingsmaatregelen genomen ten
aanzien van de kinderopvangtoeslag voor doelgroepouders. Doelgroepouders zijn ouders
die niet werken maar recht hebben op kinderopvangtoeslag omdat zij deelnemen aan een
het
traject naar werk, een studie volgen of verplicht moeten inburgeren. De gemeenten of
van
gedeelte
een
van
verstrekken
voor het
UWV zijn tot eind 2012 nog verantwoordelijk
de kinderopvangtoeslag voor doelgroepouders, de zogenaamde vaste voet. De uitkering
vanhet zogenaamde rijksdeel van de kinderopvangtoeslag vindt plaats door de
Belastingdienst.
2013 is dat de vaste voet voor
Eén van de belangrijkste bezuinigingsmaatregelen'vanaf
wordt naar nihil voor
afgebouwd
deze
en
wordt
inkomensafhankelijk
het eerste kind
niet beschikken over de
UWV
het
en
gemeenten
Aangezien
.
118.000,
E
inkomens vanaf
voor zowel
toeslag
vindt de uitbetaling van de volledige
vereiste inkomensgegevens
Belastingdienst.
de
doelgroepouders als werkenden vanaf 2013 plaats door
-
Bevoegdheid gemeente
compensatie
Gemeentenverstrekken voor bepaalde doelgroepen ook nog een aanvullende
uitkering
een
die
mensen
van de eigen bijdrage (het zogenaamde KOA-kopje). Het betreft
18 jaar
tot
scholieren
volgen,
van de afdeling WIZ en een re-integratietraject
ontvangen
van
grond
Op
studie¿nanciering.
een
met
studenten
en
met bijstand van levensonderhoud
de
dan
nu,
anders
gemeenten,
krijgen
(Wko)
kinderopvang
Wet
de
artikel 1.13 van
vrijheid om de compensatie al dan niet te verlenen en kunnen zelf de omvang daarvan
bepalen.
ongeveer
De laagste inkomens hebben in 2013 recht op een kinderopvangtoeslag -van
krijgen de
gemeenten
De
Belastingdienst.
de
via
kinderopvang
90% van de kosten van
bevoegdheid de kinderopvangtoeslag voor zelf te bepalen doelgroepen aan te vullen tot
kinderopvang. De voorheen in de wet opgenomen
worden losgelaten. De gemeenten mogen deze zelfbepalen.
100% van`de
percentages
kosten
van de
Belastingdienst
De wetgever wil de uitvoering van deze aanvulling niet overdragen aan de
wie het
voor
omdat gemeenten maatwerk kunnen leveren en beter kunnen inschatten
te
kinderopvang
om
is
hoogste percentage van de kinderopvangtoeslag onvoldoende
in
middelen
gemeenten
ontvangen
KOA-kopje
kunnen betalen. Voor de uitvoering van het
..
het gemeentefonds.
In de Wet kinderopvang was voorheen een wettelijke verordeningsverplichting
vanaf
opgenomen. Deze verordeningsplicht gaat vanaf 2013 vervallen. Dit betekent dat
opgenomen
worden
kunnen
/kinderopvang
de
in
2013 de gemeentelijke tegemoetkomingen
in beleidsregels die door het college kan worden vastgesteld.
Informatievertrekking
aan Belastingdienst
over de reEen nieuwetaak voor de gemeente is de informatieverstrekking
de juiste toeslagen
daarvan
grond
op
die
zodat
Belastingdienst,
aan de
integratietrajecten
juiste
de
Belastingdienst
de
dat
te
ervoor
zorgen
Om
kan verstrekken.
kinderopvangtoeslag kan berekenen is het dan ook van belang dat de reop een juiste wijze worden geregistreerd. Voor gemeenten is het
integratietrajecten
ingeschakeld om alle gegevens te veizamelen in één bestand. Iedere
inlichtingenbureau
de
informatie periodiek per kwartaal aan_het inlichtingenbureau te
gemeente dient
verstrekken, die het vervolgens tot één overzicht comprimeert en aan de Belastingdienst
B
verstuurt.
n
,
Beleidsregels Re-integratie
15
Weert 2014
.
BIS BenW adviezen - 6516
Cliënten Platform Minima
Weert
F
3.
A,
_,
...__
V
§i.„<fš@~
`
_
1
Beekstraat 29
6001 GG Weert
Gemeente Weert
Afdeling WIZ
T.a.v. de heer E. Zweypfenning
Beekstraat54
6001 GJ WEERT
Onderwerp: Beleidsregels re-integratie Weert 2014
Weert, 4 februari 2014
Geachte heer Zweypfenning,
Via de mail ontvingen wij onder embargo op 11 december 2013 het verzoek om nog vóór
1 januari 2014 ons advies uit te brengen over de wijziging beleidsregels re-integratie Weert 2014.
ln onze reguliere vergadering van 24januari 2014 ontvingen wij een nadere toelichting op de
ontvangen bescheiden.
Ten aanzien van de bestaande beleidsregels zijn_de /navolgende aanvullingen/aanpassingen
gedaan, te weten:
-
-
de wettelijke zoekperiode van vier weken;
de inkomstenvrijlating.
`
Zoekgeriode van vier weken.
Voorpersonen die onvrijwillig werkloos zijn geworden en mogelijk reeds een lang traject via de
Werkloosheidswet hebben doorlopenmag het niet zo zijn dat zij, na de beëindiging van de
maximale WW-duur, getroffen worden met een maand zonder inkomsten. Tijdens de WW rust op
al een actieve verplichting om naar werk te zoeken en te solliciteren. Deze
deze personen
gegevens kunnen naar onze mening gebruikt worden om een naadloze overgang te
bewerkstelligenvan WW naar WWB. .Gemeente en UWV kunnen dit immers afstemmen.
Wij zijn ingenomen metde aanpassing van de zoekperiode, die niet van toepassing is voor:
j
instroom vanuit de WW
instroom vanuit gevangenis, jeugdzorg en asielzoekers.
Eris recht op bijstand vanaf de dag van melding (achteraf).
o
f
ø
Wij kunnen wel instemmen met een zoekperiode van vier weken voorde personen (< 27 jaar) die
voor de eerste keer een beroep doen op de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld na afronding vande
studie).
u
.
BIS BenW adviezen - 6516
Voor deze groep van aanvragers is het navolgende van toepassing:
0
vier weken zoektijd
ø
eerst uitputtend mogelijkheden voor werk nagaan
ø
toetsen van voldoende inspanningen.
Beleidsregels kinderopvang.
De gemeente krijgt de bevoegdheid de kinderopvangtoeslag voor zelf te bepalen doelgroepen aan
te vullen tot 100% van de kosten van de kinderopvang.
Welk bedrag ontvangt de gemeente uit het gemeentefonds voor dit doel en hoe zien de
beleidsregels voor Weert er uit?
Volgens nadere informatie is hiervoor een bedrag beschikbaar van ë 12.000,--.
Wanneer dit bedrag niet toereikend mocht zijn, dan bepleiten wij voor een aanvulling vanuit het
toekomstige participatiebudget.
f
lnkomensvriilating.
De hoogte en de duur van de vrijlating is in de wet vastgesteld.
Als het gaat om de algemene vrijlating, dan is de hoogte van de vrijlating 25% van de inkomsten,
met een maximum van ë 188,- (peildatum 1 januari 2013) per maand.
De vrijlating duurt ten hoogste zes aaneengesloten maanden.
g
Advies.
Wij kunnen instemmen met de voorgestelde aanpassingen van de “Beleidsregels Re-integratie
Weert 2014”, met dien verstande dat de zoekperiode niet van toepassing is voor bovenvermelde
.
categorieën.
*Mochthet budget van ë 12.000,-- van kinderopvangtoeslag niet voldoende blijken, dan verzoeken
wij u hiervoor een aanvulling te doenvanuit het toekomstige participatiebudget.
Wij vertrouwen u hiermede ons advies tijdig ter kennis te hebben gebracht.
Met vriendelijke groet,
Namenshet CPM,
Mevrouw Sigrid 'Heuvelmans,
Voorzitter
.