Lesmap: Heft uw voeten op!

BRONKS - Dé Surplus
Om zelf in de klas aan de slag te gaan naar aanleiding van de voorstelling:
Bronks
2013-2014
Brussel, 19 maart 2014
Beste leerkrachten,
Welkom bij de nieuwe voorstelling van BRONKS jeugdtheater!
Binnenkort ook te zien in uw Cultureel Centrum.
Om van het theaterbezoek een meer intense belevenis te maken dan alleen maar een middagje “uit met de klas”, is het goed
vooraf en nadien even stil te staan bij de voorstelling.
In deze surplus vindt u daarvoor enkele tips.
“Heft uw voeten op” is een visuele, woordloze theatervoorstelling boordevol herinneringen.
Een oude man sloft over de scène en raakt plots niet meer voorbij herinneringen uit verschillende fases van zijn leven. Mooie
en verdrietige herinneringen. En dat kennen kinderen – zelfs kleine kinderen - ook al: de “hoogtes en laagtes” van het leven.
De titel “Heft uw voeten op” refereert zowel naar de opmerking die kinderen vaak krijgen als naar het trage, soms sloffende
stappen van oude mensen. Een voorstelling dus voor jong én oud!
Met de suggesties in deze surplus willen we de kinderen sensibiliseren rond de loop van het leven, rond mooie en minder
mooie herinneringen, rond hun eigen levensloop en –wie weet – lukt het om hen zelfs even te laten grasduinen in de
herinneringen van hun grootouders.
Wie graag de interviews met de makers of de persrecensies leest; kan hiervoor terecht op www.bronks.be
Wij wensen u en de kinderen alvast veel plezier!
Met vriendelijke groeten van
De ganse BRONKS ploeg!
1. Vooraf:
1. 1
-
-
-
Tips voor een aangenaam theaterbezoek
Theaterbezoek begint niet pas “als de lichten doven in de zaal”. Zeker niet in schoolverband. Een goede voorbereiding in
de klas maakt de kinderen nieuwsgierig, helpt hen om met een open geest en een open blik de voorstelling bij te wonen.
Bij die voorbereiding is het – naast het nieuwsgierig maken naar de voorstelling zelf – belangrijk de kinderen voor te
bereiden op hun rol als publiek. Zeker als de kinderen nog erg jong zijn en geen of weinig ervaring hebben met
theaterbezoek. M.a.w. kennen ze de gedragscodes die gangbaar zijn in theater? Kunnen ze in dit verband bijvoorbeeld
verschillen en overeenkomsten aanhalen tussen een bezoek aan de cinema en in theater?
- In theater is de life aanwezigheid van de acteurs hierbij erg belangrijk. Waarom zou je bijvoorbeeld in een
cinemazaal wel een zakje popcorn mogen oppeuzelen en waarom mag dat niet tijdens een theatervoorstelling? (Het
is niet enkel storend voor wie naast de snoeperd zit, het kan ook erg storend zijn voor de acteurs.) In theater is –
naast de kwaliteit van het theaterstuk en de acteerprestaties van de acteurs – de wisselwerking tussen de zaal en
de acteurs immers mee bepalend voor het welslagen van de voorstelling.
Bespreek met de kinderen ook dat in het begin van de voorstelling de zaallichten uit zullen gaan en de spots daarna op
de acteurs worden gezet. Hoewel het zaallicht bij voorstellingen voor kleine kinderen bij voorkeur zacht gedimd wordt,
terwijl de speellichten aangaan, wekt dit bij sommige kinderen een schrikreactie of de foutief aangeleerde reactie van te
beginnen gillen. Het moment waarop het zaallicht uitgaat, is net het moment voor het publiek om tot rust te komen en de
zintuigen te scherpen. Het moment om je nog even goed in je stoel te nestelen, je oren en ogen goed open te zetten en
te genieten van wat er te zien en te horen valt.
Voor de rust van de kinderen is het belangrijk goed op tijd aan te komen: zo hebt u ook de tijd om ze rustig allemaal nog
even naar het toilet te laten gaan.
Belangrijk is ook de kinderen zo rustig mogelijk naar hun plaatsen te begeleiden
Leerkrachten kunnen best tussen de kinderen in gaan zitten. Zo is het makkelijker om de kinderen weer tot rust aan
te manen als ze even verstrooid zijn geraakt. Spreek bijvoorbeeld ook van tevoren met je collega’s af welke kinderen je
dicht bij je in de buurt laat zitten.
Vraag eventueel enkele ouders om het theaterbezoek mee te begeleiden.
En voor de leerkrachten… vergeet u niet uw GSM uit te zetten voor u de zaal binnen gaat.
1. 2
Tips voor in de klas
1. Van baby tot oude man of vrouw: fysiek. Of… op naar de titel!
Vertel de kinderen dat jullie naar theater gaan, maar verklap voorlopig de titel nog niet.
Spelopdracht:
a. Afhankelijk van de grootte van de klas gaan een eerste groepje van 4 à 6 kinderen net voor de deur staan.

Vraag hen hoe ze zich vroeger, toen ze nog een baby’tje waren, zelf van de ene naar de andere plek konden
verplaatsen.

Hou de kinderen nog even tegen, vooraleer ze in beweging schieten: zeg hen dat je graag wil geloven dat ze
nu bewegen als een baby: dat betekent dat ze zich ook even moeten inleven in hun rol!*

Vraag de klas om nadien te zeggen wie ze het schattigste baby’tje vonden.

Het groepje kinderen dat je aanduidde kan nu naar hun bankje “kruipen” zoals een baby’tje: daar staat
(zogezegd) hun flesje melk.
b. Duid opnieuw een groepje kinderen aan. Ze hebben nu hun eigen leeftijd, maar…

Het is de méést vervelende dag in hun leven: “mama is op klerenjacht en heeft je al de hele dag
meegesleurd van winkel naar winkel… en dat allemaal enkel en alleen voor kleren voor zichzelf… Je benen
zijn moe, je voetjes doen pijn en je wil eigenlijk liefst naar huis. Maar… mama moet nóg een nieuwe jurk
vinden en een vestje voor als het wat kouder is. Het wordt al laat en mama wil dat je sneller stapt. Maar dat
gaat echt niet meer… je sleept jezelf voort. Je voetjes willen niet meer en je voelt je helemaal niet lekker.”
Vraag de kinderen voor ze vertrekken al even te tonen hoe ze zich dan zouden voelen. Als dit vooral
boosheid op de gezichtjes tovert, stuur het dan bij: bedoeling is dat ze echt slenterend, sloffend naar hun
bankje gaan. Pure verveling en moeheid dus.

Vraag de kinderen van de klas vooral te kijken naar de voetjes van de kinderen die spelen. Vraag de
kinderen nadien welk geluid die voetjes maakten of wat ze merkten aan die voetjes. En ook… “wat zegt je
mama als je zo stapt”?
c. Het volgende groepje maakt een sprong in de tijd:

ze zijn nu geen kindje meer, maar een zwangere mama met een enorme dikke buik.

De andere kinderen van de klas vertellen nadien welke mama de dikste baby zal krijgen.
d. Het laatste groepje spelers krijgt ook een grote sprong in de tijd: de mama’s (en papa’s) van zonet werden, zelf
oma en opa en werden heel, héél oud.
 Horen ze nog goed? Zien ze nog goed? Kunnen ze nog goed stappen? Hebben ze ergens pijn?
 De andere kinderen letten weer op de voeten en vertellen nadien wie de oudste oma of opa was.
Aandachtspunt*: zorg dat de kinderen die spelen niet met zichzelf lopen te lachen. Dat is een voorwaarde om
theater te spelen, ook al gaat het om korte eenvoudige opdrachtjes. Wijs hen daarop en je zal merken dat
sommige kinderen dan meteen een echte transformatie ondergaan. Ze leven zich dan echt in en dat zie je
meteen. Andere kinderen zullen het daar moeilijker mee hebben en hebben misschien wat meer aanmoediging
nodig om niet te lachen.
Nagesprek:
In het nagesprek focus je even op het schuifelen en sloffen van de voetjes bij de kindjes in het 2de deel van de
spelopdracht en op het schuifelen van de voetjes bij de “oudjes”. “Wat zei mama ook alweer als de kinderen zo
slenterden?”
Toon nu de affiche. De kinderen die al kunnen lezen, lezen de titel: “Heft uw voeten op” En dat is de
voorstelling waar jullie naar gaan kijken!
Je kan de flyertjes en de affiche* opvragen bij uw Cultureel Centrum. Het is leuk ze op te hangen in de klas. Zo hebben de
kinderen niet alleen iets “tastbaars” om naar de voorstelling uit te kijken, maar blijft de voorstelling ook wat langer
nazinderen in het geheugen van de kinderen.
(Je kunt het affichebeeld ook zien op: http://www.bronks.be/evenement.jsp?id=2850)
2. Levensloop: Van jong naar oud via prenten:
Gebruik de prenten in bijlage 1. Je kan klassikaal werken of in kleine groepjes (dan verklein je best de afbeeldingen in
bijlage)
Werkwijze klassikaal:
1. De prenten
 hang de 1ste prent op het bord en de laatste: (de baby en de oma OF de opa) Het is belangrijk dat de baby het
startpunt is.
 Laat de kinderen zoeken naar de volgorde van de prenten van de verschillende levensfases tussen baby en oma.
 Stel vervolgens de vraag wie de meeste herinneringen zou hebben: de baby, de kleuter of de oma en opa.

Variant: in bijlage vindt u ook nog een variant met leeftijdsgebonden vervoermiddelen.
3. Herinneringen: Stimuleren van het geheugen van de kinderen:
Uit de vorige vraag zal blijken of de kinderen het woord herinnering kennen.
Een foto album of een voorwerp uit de klas met een bepaalde gebeurtenis van een paar maand geleden, kan dienst doen om
het begrip “herinnering” te verduidelijken.
Het is leuk om het geheugen van de kinderen te stimuleren door verschillende prikkels aan te bieden. Wij werkten in de
klassen voornamelijk met visuele prikkels, zoals bijvoorbeeld:
 een takkenbos: er zullen zeker kinderen zijn die een mooie of minder fraaie herinnering hebben aan een
wandeling in het bos.
 een zandschelp: ook dit zal waarschijnlijk een belletje doen rinkelen in het geheugen van sommige kinderen.
 strandattributen…
 Je zou hen ook kunnen vragen hun eigen knuffel mee te brengen en te vertellen over iets dat ze ooit samen
met die knuffel hebben meegemaakt.
 Er staat in de klas wellicht een voorwerp waaraan jullie een bijzondere gezamenlijke herinnering hebben.
Je zou ook even kunnen stilstaan bij het feit dat er zowel mooie, grappige als trieste herinneringen bestaan.
Pols ook even of de kinderen hun grootouders ooit hoorden vertellen over HUN herinneringen.
Vooruitblik naar de voorstelling:
Je kan de kinderen nu het volgende vertellen:
De voorstelling gaat over een oude man die plots botst op herinneringen van vroeger.
En net zoals jullie daarjuist herinneringen ophaalden, ziet de oude man plots allerlei voorwerpen die een herinnering bij hem
losmaken.
Suggesties voor na de voorstelling:
1. Nagesprek:
Het is altijd fijn een gezamenlijke ervaring te delen. De kinderen zullen wellicht spontaan hun reflecties op de
voorstelling willen vertellen of vragen willen stellen over bepaalde dingen. Wellicht deelt u ook graag uw reacties en
vragen met de kinderen.
Bij nagesprekken met de kinderen blijkt dat de kinderen soms niet allemaal hetzelfde verhaal gezien hebben. ’t Is Leuk
te horen welke verschillende interpretaties de kinderen geven aan wat ze zagen.
Hieraan gekoppeld kan je natuurlijk ook proberen het verhaal te reconstrueren met de kinderen.
2. Herinneringen:
a. Na de kerst – en de paasboom nu ook de herinneringsboom!?




Misschien kan je door allerlei voorwerpen te laten meebrengen waaraan de kinderen een
herinnering hebben, ook een herinneringsboom maken.
Of maak er een gewoonte van om van iedere activiteit een kleinood in de boom op te hangen. Op het
eind van de maand of van het schooljaar heb je dan een boom vol klasherinneringen.
Geef ieder kind een plakboek en stimuleer hen een soort herinneringsboekje bij te houden voor later.
Je kan natuurlijk ook één en ander bewaren in een sigarenkistje (cfr de film van Amélie Poulain!)
b. Nodig een oma of opa uit, die kan vertellen over toen hij zelf jong was.
3. Tijd:
 Filosoferen: Ouder worden heeft te maken met het verstrijken van de tijd. Misschien is de voorstelling daardoor
ook wel een fijne aanleiding om nadien even te filosoferen over “tijd”. Over de onmogelijkheid de klok terug te
draaien, hoe graag je dat ook zou willen. Over tijd verliezen en tijd winnen… en kan dat dan en hoe?
 Spelen met tijd: je kan de klok dan misschien niet terug draaien, maar het is wel erg leuk tijdens dramalessen te
spelen met flash backs, flash forward, rewind, fast forward en dergelijke grapjes!
 In je dramalessen zou je ook kunnen gaan spelen met de vorm die in de voorstelling gekozen werd: om duidelijk
te maken dat verschillende acteurs de verschillende levensfasen van de oude man speelden, was de pruik rode
draad in de voorstelling.
 De seizoenen: in de voorstelling passeren net als het leven, ook alle seizoenen. Hebben de kinderen dat ook
gemerkt?
P.S. dit is de oude man. Je mag deze foto gerust vooraf tonen. In Brussel bleek dat veel kinderen dachten dat het een heks
of een kraai was…
Bijlage 1: van jong naar oud via prenten
Bijlage 2: vervoermiddelen van jong naar oud.