Bovenregionale zorg Groningen, Friesland & Drenthe Bovenregionale zorg in de drie noordelijke provincies Ambitie, inventarisatie en ontwikkelingsplan Werkgroep Bovenregionale Zorg 3Noord Introductie Korte schets van achtergrond en doel van de notitie Transitie Jeugdzorg De stelselvoorziening in de Jeugdzorg beoogt niet alleen een aanzienlijke bezuiniging op zorgkosten teweeg te brengen maar heeft ook als doel aspecten van de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Belangrijke uitgangspunten van de stelselherziening jeugd zijn o.a. het versterken van eigen kracht en het eigen sociale netwerk van jeugdigen en hun ouders, het bieden van hulp in een vroegtijdig stadium waardoor ernstiger problematiek kan worden voorkomen en komen tot een betere samenwerking van hulpverleners rond gezinnen met complexe problematiek. Elk van de drie Noordelijke provincies werkt deze taak op een andere manier uiti. Men is het er over eens dat een relatief klein deel van de zorg een zekere schaalgrootte vereist en bovenregionaal (of landelijk) moeten worden georganiseerd (i.e. ingekocht). Dat is o.a. nodig bij zorg waarvoor dure voorzieningen of een specifieke infrastructuur nodig zijn, of die zeer specifieke kennis vereist. Afspraken rond landelijk ingekochte functies/voorzieningen zijn vastgelegd in het Landelijk Transitie Arrangement (VNG, 2014). Van gemeenten wordt verwacht dat zij 2,2% van hun budget reserveren voor inkoop van deze voorzieningen (i.e. bij afname van zorg wordt per cliënt betaald). Tabel 1 Niveau van uitvoering Niveau van inkoop Schaalgrootte Lokaal/subregionaal Gemeente of combinatie van enkele gemeenten (<150.000 inwoners ii) Lokaal Regionaal Regio (150.00-500.000 inwoners) Lokaal/subregio/regio Bovenregionaal Meerdere provincies (> 500.000 inwoners) Regio Landelijk iii Landelijk Landelijk Bovenregionale Zorg 3Noord Bovenregionale Zorg 3Noordiv heeft zich tot taak gesteld om voor de drie Noordelijke provincies samen te werken op het gebied van de inkoop, organisatie en (door)ontwikkeling van deze zeer specialistische functies. Het doel daarbij is tweeledig: 1. Het aantal kinderen dat een beroep doet op deze voorzieningen terug te dringenv. 2. De kwaliteit van de zorg te verbeteren, met name die van de zorg aan jeugdigen met complexe (combinatie)problematiek. Jeugdigen die vaak al een lange hulpverleningsgeschiedenis achter de rug hebben en vastgelopen zijn bij andere instellingen/hulpverleners. Een belangrijk kenmerk van complexe problematiek is dat het zich meestal uitstrekt over meerdere levensdomeinen. Juist daar zouden de schotten tussen de sectoren geslecht moeten worden om optimale integratie van kennis en expertise te faciliteren. 2 Bij wijze van start is bij een aantal voorzieningen gevraagd te inventariseren voor welke onderdelen van de zorg de instelling een bovenregionale/landelijke functie heeft. Deze inventarisatie heeft o.a. de volgende punten duidelijk gemaakt: Grofweg zien we de volgende type voorzieningen en functies aangemerkt als bovenregionaal: Tabel 2 Bovenregionale voorzieningen/functies Type voorziening/functie Doelgroep 1 Intramurale behandeling GGZ , Jeugdzorg (+) Jeugdigen met complexe en/of moeilijk behandelbare problematiek 2 BOPZ – en crisis plaatsen GGZ, Jeugdzorg (+), (L)VB3 (Gedwongen) opnames bij alle problematiek in kader van crisissituaties Residentiële (woon)voorzieningen Jeugdzorg (+), (L)VB Jeugdigen met complexe en/of moeilijk behandelbare problematiek** Ambulante GGZ-behandeling GGZ en enkele zeer specialistische voorzieningen Jeugdigen met complexe en/of moeilijk behandelbare problematiek** Jeugdigen met weinig voorkomende aandoeningen Kennis borgen en delen (incl. opleiding) GGZ, Jeugdzorg (+), (L)VB Professionals Onderzoek GGZ, Jeugdzorg (+), (L)VB Professionals 1 inclusief verslavingszorg veelal combinatie van enkele van de volgende: LVB, psychiatrische problemen, ernstige gedragsproblemen, verslaving, forensische problematiek of problemen waarbij de veiligheid van jeugdigen wordt bedreigd. 3 bij de afgrenzing tussen LVB en VB doet zich het probleem voor dat de grenzen met de wet Langdurige Zorg niet helder zijn. We erkennen dat bij een aantal voorzieningen zowel LVB- als VB problematiek tot de doelgroep hoort. 2 De (door de instellingen) als bovenregionaal aangemerkte voorzieningen leveren een verkokerd en versnipperd beeld op. De zorg is vooral per sector georganiseerd (Jeugd-GGZ, Verslavingszorg, Jeugdzorg Plus en LVB) en laat een nog te weinig geïntegreerd beeld zien. Er wordt nog weinig samengewerkt en er is mogelijk overlappend aanbod. Het aandeel van de als bovenregionaal aangeduide zorg is relatief groot op de totale omvang van de zorg (het gaat om veel plaatsen/jeugdigen). Wat biedt dit document? Deze uitkomsten onderstrepen feitelijk het belang van een stevige bovenregionale samenwerking op twee fronten: samenwerking tussen de aanbieders van bovenregionale zorg en samenwerking tussen de aanbieders van bovenregionale zorg en de voorliggende voorzieningen. In dit document wordt de gezamenlijke ambitie beschreven. Deze ambitie betreft drie functies: zorg, kennis ontwikkeling (i.e. onderzoeksfunctie) en kennis borgen en delen (i.e. hierin is onder meer de opleidingsfunctie opgenomen). 3 Vervolgens presenteren we een ontwikkelplan waarin we aangeven welke (eerste) stappen gezet moeten worden om de samenwerking concreet gestalte te geven. Wat hier wordt geschetst zijn nog slechts contouren. De periode tot 1 juli 2014 wordt gebruikt om de hier geschetste ambitie in onderling overleg tussen de betrokken zorgaanbieders uit te werken. Ambitie Waar willen we over 3 jaar staan? Ambitie Mee op basis van deze inventarisatie hebben de verschillende instellingen geconcludeerd dat samenwerken m.b.t. de zeer specialistische functies noodzakelijk is en daarbij ook voordelen biedt. In deze paragraaf formuleren we de ambitie en werken deze vervolgens uit in een aantal meer concrete punten. Met de zorg bieden we jeugdigen een duidelijk perspectief: zo snel en zo veel mogelijk weer meedoen met het ‘gewone leven’: op school, op het werk, in het gezin en met vrienden. We vinden het daarom belangrijk dat zorg zo veel mogelijk dichtbij de leefomgeving van de jeugdige en het gezin wordt aangeboden. Toegankelijk en efficiënt. Dat betekent onder meer dat binnen een of twee stappen passende zorg beschikbaar is. Kinderen en jeugdigen worden ambulant behandeld, tenzij meer nodig is, kinderen wonen in hun eigen gezin, tenzij anders nodig is. Klinische behandelplaatsen of residentiële woonvormen vervangen we zo veel mogelijk door ambulante behandelvormen of vervangende woonvormen zoals gezinshuizen en pleeggezinnen. We streven er uiteindelijk naar dat zo weinig mogelijk kinderen een beroep hoeven doen op bovenregionale of landelijke zorgfaciliteiten. Deze ambitie willen we realiseren door daadwerkelijk onze verantwoordelijkheid te nemen voor kinderen, jeugdigen en gezinnen met complexe problematiek, op een effectieve manier kennis te delen en over te dragen aan voorliggende voorzieningen. Daarnaast willen we de kwaliteit en de organisatie van de zorg verbeteren en de effecten ervan meetbaar maken door onderzoek te faciliteren en stimuleren. Vormgeven van de bovenregionale samenwerking Hoe stellen we ons deze bovenregionale samenwerking voor? Zoals we hierboven al schrijven, onderscheiden we drie verschillende aspecten: bovenregionaal aanbod van zorg, borgen en doorontwikkelen van kennis en onderzoek (i.e. research). We beschrijven hieronder doelen en ambities m.b.t. elk van deze aspecten. Bovenregionaal aanbod van zorg In het aanbod en de organisatie van de bovenregionale zorg maken we een tweedeling tussen: zorg voor jeugdigen met zeer complexe, moeilijk behandelbare problematiekvi (1) en zorg voor doelgroepen met weinig voorkomende problematiekvii (2). Voor beide groepen is specifieke expertise nodig, voor de eerste groep soms ook intramurale voorzieningen (klinieken). 4 In de zorg voor zeer complexe en moeilijk behandelbare problematiek zijn de volgende zaken van belang: 1. Samenwerken en overdragen van kennis naar de voorliggende voorzieningenviii: In het voortraject: dus proberen te voorkomen dat kinderen van de ene naar de andere instelling gaan en als laatste redmiddel terecht komen bij bovenregionale of landelijke voorzieningen. Functies zoals kennisoverdracht en consultatie zijn daarbij essentieel. In de nazorg: om het beroep op zeer gespecialiseerde zorg zo kort mogelijk te laten duren is het belangrijk uitstroom en nazorg adequaat te regelen. Voor beide punten geldt dat het gaat om een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken professionals om deze doelen te realiseren een essentiële voorwaarde is. Dat betekent in woord én daad - en ook op het niveau van de individuele jeugdige - invulling geven aan die verantwoordelijkheid. 2. Te zorgen voor bovenregionale coördinatie tussen de aanbieders. Op een meer algemeen niveau moet er door de financier worden gestuurd op coördinatie en afstemming tussen de bovenregionale aanbieders. De zorg zelf wordt echter zoveel mogelijk op regionaal niveau aangeboden – dichtbij de eigen leefomgeving – zoals we dat al verwoordden in onze ambitie. 3. Streven naar meer integratie van kennis tussen de bovenregionale voorzieningen. Nu zijn de voorzieningen nog veelal per sector georganiseerd terwijl juist bij complexe problematiek integratie van kennis en expertise van belang is. 4. Innoveren en ontwikkelen van nieuwe zorgvormen (i.e. kan ook een organisatievorm zijn) op basis van de zich ontwikkelende vraag. Uitgangspunt is daarbij steeds dat de jeugdige in zijn eigen omgeving passende zorg krijgt. In de specialistische zorg voor weinig voorkomende problematiek is het belangrijk: 1. Te streven naar zo weinig mogelijk ‘dubbelingen’ en waar dat wel is snel toe te werken naar stevige samenwerking ofwel integratie van voorzieningen. 2. Ook hier is bovenregionale coördinatie van belang (punt 1) maar het regionaal aanbieden van de zorg is minder van belang dan bij de hiervoor genoemde groep omdat de aandoening zeer complex of moeilijk behandelbaar is (denk aan bijv. ticstoornissen). Bovendien is de bereidheid om te reizen voor uitstekende zorg vaak groter en beter ‘uit te leggen’ als het gaat om aandoeningen of problemen die niet vaak voor komenix. Kennis borgen, ontwikkelen en overdragen Fysieke concentratie bij weinig voorkomende problematiek Diagnostiek en behandeling van zelden voorkomende aandoeningen vereist specialistische kennis. Om deze kennis te kunnen opbouwen is een zekere (fysieke) concentratie nodig. Behandelaren die slechts ‘af en toe’ een jeugdige zien met dergelijke problematiek bouwen onvoldoende kennis en ervaring op. 5 Onderling kennis delen faciliteren Voor de groep met complexe en moeilijk behandelbare problemen is met name de integratie en bundeling van kennis uit verschillende domeinen/werkgebieden van belang. Immers complexe problematiek beperkt zich vrijwel nooit tot een enkel levensgebied. Door op bovenregionaal niveau samen te werken willen we deze integratie stimuleren. Dat kan door kennis uit te wisselen, mogelijkheden voor laagdrempelige consultatie te faciliteren en de zorg voor deze doelgroepen in gezamenlijkheid verder te ontwikkelen. Kennis overdragen naar voorliggende voorzieningen Om te voorkomen dat jeugdigen en hun ouders een beroep moeten doen op de meest intensieve zorgvormen, zal de daar beschikbare kennis moeten worden gedeeld met voorliggende voorzieningen. Op die manier kunnen mogelijk al in een eerder stadium van het hulpverleningstraject de ‘juiste’ dingen gedaan. Inzetten van die kennis kan op veel verschillende manieren, zoals onder andere door consultatie aan collega’s in de basisvoorzieningen, korte betrokkenheid bij begeleiding en behandeling of scholing, opleiding of super/intervisie van professionals en teams. Onderzoeksfunctie In de jeugd-GGZ bestaat een jarenlange traditie van wetenschappelijk onderzoek naar de achtergronden van problematiek en effectiviteit van interventies. Internationaal staat dit onderzoek goed aangeschreven. Sinds een jaar of tien begint ook binnen de rest van het jeugdzorg een traditie te ontstaan van wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van de ingezette zorg. Instellingen en individuele hulpverleners willen weten welk effect hun interventie heeft en er ontstaat een toenemende bereidheid hierop te investeren. Dit is een zeer positieve ontwikkeling die verder doorgezet moet worden. Het aantoonbaar maken van ‘wat werkt’ in de jeugdzorg is een complex, maar essentieel vraagstuk. In de drie Noordelijke provincies bestaat een stevige infrastructuur binnen de specialistische zorg voor jeugdigen. Bij verschillende organisaties wordt op meer of minder grote schaal onderzoek gedaan en intensief samengewerkt met diverse afdelingen van het UMCG en de RuG, er is een Academische werkplaats (C4Youth) opgericht en ook de meeste jeugdhulpinstellingen hebben eigen onderzoeksfaciliteiten gekregen van waaruit samenwerkingsverbanden bestaan met HBO- en Universitaire opleidingsinstituten. Het is van essentieel belang dat deze bestaande en zich ontwikkelende traditie van systematisch evalueren en onderzoeken van de effectiviteit van zorg, behouden blijft en verder ontwikkelt. Daarnaast is het juist in een tijd van grote veranderingen in de zorg voor jeugdigen het noodzakelijk de effecten van deze veranderingen - gerelateerd aan de Transitie Jeugdzorg - goed te volgen. Wat betreft dit laatste punt is een gezamenlijk gedragen onderzoeksprogramma van groot belang. Het doel daarbij is te ontwikkelen naar steeds betere zorg: minder duur en met grotere – individuele en maatschappelijke – opbrengstenx. Als het gaat om het vormgeven van zo’n gezamenlijk programma is het van belang aandacht te schenken aan de volgende punten: Zorg voor voldoende schaalgrootte Voor het doen van onderzoek is een behoorlijke schaalgrootte nodig. Dat heeft te maken met de bundeling van specialistische kennis die nodig is voor het doen 6 van solide onderzoek, de benodigde (kennis)infrastructuur (i.e. de samenwerkingsverbanden met universiteiten in binnen- en buitenland) en de omvang van de patiëntenpopulatie (immers, om voldoende instroom te garanderen in onderzoeksprojecten is een behoorlijke patiëntengroep nodig). Benut de bestaande infrastructuur In de drie Noordelijke provincies is reeds een uitgebreide infrastructuur voor onderzoek aanwezig bij de specialistische instellingenxi. De instellingen die onderzoek doen hebben daar veel ervaring mee, ze hebben een uitgebreid nationaal en internationaal netwerk en zijn succesvol in het aanvragen van subsidies (Academische Centra)xii. Het samenbrengen van deze ‘onderzoeksgroepen’, zorgen voor bundeling van kracht en een gezamenlijke focus kan helpen om het onderzoek meer power te geven. Verbindt Evidence Based Practice en Practice Based Evidence Het is niet eenvoudig om de resultaten uit wetenschappelijk onderzoek goed te benutten in de praktijk en om onderzoek te doen in de praktijk. Dat vergt een stevige samenwerking tussen onderzoekers, praktijkwerkers en beleidsmakers. Een Academische Werkplaats kan goede mogelijkheden bieden om samen te werken en kennis te bundelen. Ontwikkelplan uitwerken Hoe realiseren we onze ambities? Om deze ambitie te kunnen realiseren is het opstellen van een ontwikkelplan noodzakelijk. De volgende stappen zijn daarin van belang: Commitment van de deelnemende organisaties De partijen die deze notitie ondertekenen committeren zich aan de daarin beschreven ambitie en werken elk van de drie geschetste lijnen (zorg, kennis delen en onderzoek) in gezamenlijkheid uit tot een hoofdlijnenakkoord. De partijen verbinden zich daarmee aan de transformatiedoelstelling en de noodzaak van gedragsveranderingen bij alle betrokken niveaus (Raad van Bestuur, directies, management en professionele behandelaars en hulpverleners) binnen de instellingen. De samenwerking is er op gericht om de gestelde doelen snel en efficiënt te behalen; niet organisatiebelangen, maar inhoudelijke belangen staan centraal. Partijen die naast de samenwerkingsagenda een eigen agenda voeren die niet gericht is op kwaliteitsverbetering van het eigen aanbod, brengen de samenwerking in gevaar. En daarmee de vastgelegde doelstellingen en uiteindelijk het voortbestaan van het betreffende bovenregionale aanbod binnen de jeugdhulp. Delen van de visie met de financiers Het realiseren van de beschreven ambitie heeft grote consequenties voor de aanbieders van jeugdhulp met een bovenregionaal karakter; met name die aanbieders die een omvangrijk aanbod vanuit de klinische setting kennen. Inhoudelijk heeft de in deze notitie geschetste lijn de instemming van de betrokken zorgaanbieders. De financiële vertaling van deze ambitie vraagt om partnerschap met de financiers, met de gemeenten dus. 7 Overzicht van bovenregionale zorg Nadat de in deze notitie geformuleerde uitgangspunten door de betrokken instellingen zijn onderschreven, zullen de voorzieningen worden beschreven waarvan we vinden dat ze bovenregionaal moeten worden georganiseerd. Bij het beoordelen zullen drie aspecten van belang zijn (zie o.a. Landelijk Transitie Arrangement, VNG 2014): volume, kosten en kennis. De betrokken zorgaanbieders hebben op verzoek (zorg)modules aangeleverd waarvan zij vinden dat die bovenregionaal moet worden ingekocht. Deze inventarisatie zal in de komende weken worden afgerond en het zorgaanbod beoordeeld aan de hand van de drie bovengenoemde criteria. Uitwerken van de financiële en budgettaire kaders Gemeenten zullen expliciet worden betrokken bij de verdere uitwerking van randvoorwaarden waaronder en tempo waarin de voorgenomen veranderingen zich kunnen ontwikkelen. In gezamenlijkheid zullen we moeten praten over een ontwikkeltraject waarbij op een verantwoorde en passende manier kan worden gewerkt aan het realiseren van de geschetste ambitie. Een ontwikkeltraject dat de continuïteit van zorg en het voortbestaan van de zorgaanbieders niet in gevaar brengt. De zorgaanbieders doen een nadrukkelijk appel en beroep op gemeenten om samen met de zorgaanbieders op te trekken om dit traject in te gaan. Vragen aan de gemeenten: 1. Onderschrijven zij de geformuleerde ambitie? 2. Zijn ze bereid in partnerschap met de zorgaanbieders een solide en realistisch ontwikkeltraject uit te werken? i Zie RTA’s, visiedocumenten e.d. over jeugdhulp van gemeenten in Groningen, Friesland en Drenthe ii Getallen schaalgrootte afkomstig uit: Bovenlokale samenwerking bij zorg voor jeugd (Transitiebureau Jeugd, 2013) iii Van een aantal zeer specialistische functies is vastgelegd dat deze landelijk worden ingekocht (VNG, 2014) iv De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de volgende instellingen (in alfabetische volgorde): Accare, Alliade, Ambiq, Bureau’s jeugdzorg Drenthe en Groningen, Bureau Jeugdzorg Friesland, Fier Friesland, Jeugdhulp Friesland, GGZ –Drenthe, GGZ-Friesland, GGZ-Lentis|Jonx, ’t Poortje, Verslavingszorg Noord Nederland o.l.v. de procesmanagers transitie jeugdzorg uit de drie regio’s: Gert Ranter, Jan Bos, Hans Jager en Han Tuller v Met uitzondering van jeugdigen met zeer weinig voorkomende aandoeningen waarvoor zeer specifieke expertise nodig is. Deze hoeft niet perse duur en intensief te zijn en het gaat maar om relatief kleine aantallen. vi Combinatieproblematiek zoals verstandelijke beperking i.c.m. ernstige gedragsproblemen of psychiatrische problematiek, (systeem gerelateerde) problematiek waarbij geweld, prostitutie of eerwraak in het geding is en de veiligheid van jeugdigen moet worden gewaarborgd, forensische problematiek in combinatie met psychiatrie of verstandelijke beperking of complexe problematiek t.g.v. vroege en ernstige traumatisering. vii Bijv. tics, genderproblematiek of zeer ernstige eetstoornissen zoals anorexia viii Bijv. reguliere GGZ, ambulante jeugdzorg, sociale teams, scholen ix Ambulante zorg hoeft niet perse lokaal te worden aangeboden. Vergelijk de situatie van iemand met een zeer zeldzame vorm van leukemie. Voor de behandeling daarvan is zeer gespecialiseerde kennis nodig en niemand verwacht in zo’n geval dat hij of zij voor zorg naar een perifeer ziekenhuis gaat. Zo is er voor complexe problematiek ook niet altijd een bed nodig is. We zijn in een heel aantal gevallen goed in staat complexe problematiek te behandelen in een ambulante setting. 8 x Dat kan bijvoorbeeld door middel van zogenaamde SROI studies. Daarmee worden de meerwaarde of opbrengsten van maatschappelijke investeringen zichtbaar gemaakt. xi Dit in tegenstelling tot de instellingen die opereren in het voorliggende veld xii Zie ook tekst voor overleg met VNG m.b.t. positie Academische Centra voor KJP/centra voor topklinische zorg (2014) 9
© Copyright 2024 ExpyDoc