Via de heer Eef Lubbersen kwam de redactie in het bezit van de memoires van de heer Jan Poolen, bij veel Ermeloërs bekend van het gelijknamige loodgietersbedrijf dat hij oprichtte. Poolen was ook actiefin de plaatselijke politiek en diverse maatschappelijke organisaties. Zijn vader, Gerrit Poolen, was indertijd hoofd van de school in Leu.uen.um. Veel van de avonturen die Jan Poolen als jongeling beleefde, spelen zich dan ook af in en rond Staverden en Leuvenum. Zijn verhaal schetst een levendig beeld van het bestaan in de buurtschappen in de tijd dat de 'Landheer' het daar nog grotendeels voor het zeggen had. De delen I t/m VI verschenen in de nrs. 43 t/m 48 van 'Van 't Erf van Ermel'. Graan oogsten HERINNERINGEN AAN MIJN JEUGD IN STAVERDEN EN LEUVENUM (VII) een bijdrage van Jan Poolen In Speulde woonde Hendrik Huisman. Deze man had gevangenisstraf gehad voor iets wat ik niet weet. Toen hij weer vrij kwam, werd hij bij mijn vader onder toezicht geplaatst. Hij moest dan steeds aan mijn vader komen vertellen hoe het ging. Op een zaterdagavond omstreeks tien uur stond Hendrik bij ons thuis op de stoep. Hij belde aan en mijn vader ging kijken. Hij vroeg aan Hendrik wat hij kwam doen. Maar Hendrik zegt: "meester je moet je fiets pakken en direct met mij mee naar Elspeet." Mijn vader vroeg: "Waarom?" Maar Hendrik zei steeds dat de meester met hem mee moest. Pa pakte zijn fiets en is met Hendrik meegegaan. Onderweg vertelde hij wat er was gebeurd. In Elspeet was hij bij Van Ree in café De Zwaan geweest waar hij 20 geen bier meer kreeg. Hij was kwaad geworden, had iedereen naar buiten gejaagd en daarna met een tafelpoot alles kapot geslagen. Hij moest nu naar de politie om dat te gaan vertellen en de meester moest mee. Eerst zijn ze naar Van Ree gegaan. Hendrik moest buiten wachten en Pa ging binnen kijken wat er was gebeurd. Daarna gingen ze naar de politie. Hendrik bleef in Elspeet en ging de cel in onder de toren. Pa ging eerst nog naar Speulde, om bij de familie Huisman te vertellen wat er gebeurd was om daarna naar huis te gaan. In Ermelo was een reclasseringscom-missie. Voor het werk in Speulde, Staverden en Leuvenum vroeg men vaak aan meester Poolen om dit voor hen te willen doen. Hij kende de mensen goed en wist meer over de gang van zaken in het gezin. Hendrik was voor een andere strafzaak al eens eerder onder zijn toezicht geplaatst. Hendrik Huisman had nog twee jongere broers. Gerrit en Kees Huisman reden met paard en wagen melk van de boeren uit de omgeving naar de fabriek in Harderwijk. Op maandag reden ze altijd met twee wagens. Omdat er op zondag geen melk werd opgehaald, was er dan melk van twee dagen. Harm Mulder zat bij Pa op school en wilde nog wel eens de paarden plagen. Wanneer de melkwagens langs de school kwamen gooide hij met steentjes naar de paarden. Kees en Gerrit Huisman hebben hem toen een keer gevangen en meegenomen naar Harderwijk. Hij was door hen achter op de eerste wagen gezet en daar vastgebonden. Hij kon dus niet weglopen. Toen lieten zij het paard van de tweede wagen dicht achter de eerste wagen lopen. Het hoofd van een paard gaat bij het lopen altijd een beetje op en neer en toen was dat precies boven Harm zijn benen. Harm was na afloop van het ritje heen en weer naar Harderwijk in een keer genezen van zijn steentjes gooien. Toen zij weer terug waren in Leuvenum hebben ze Harm bij de school afgeleverd en verteld waarom zij hem hadden meegenomen. Harm woonde in het huis 'De Kleine Koekoek'. De vader van Harm, Arend Mulder die een groot gezin had waar armoede troef was, was dagloner bij de familie Sandbergh. 'De Kleine Koekoek' stond achter de boerderij 'De Grote Koekoek' van Evert Hop die tegenover De Zwarte Boer stond. De jongens hadden nog wel eens de gewoonte, wanneer de meester 's avonds visite had, om aan het raam te gaan staan luisteren om te horen wat er binnen werd gezegd. Zo was op een zondagavond een broer van mijn moeder, Peter Bokhorst, met zijn gezin bij ons op bezoek. Mijn vader hoorde dat er iemand buiten liep. Hij zei zacht dat iedereen gewoon moest doorpraten. Hij ging even weg en nam mij en mijn neef mee en, terwijl iedereen in de kamer doorpraatte, vertelde hij ons wat we moesten doen. Hij zou via de voordeur langs de voorkant van het huis lopen en wij moesten dat via de achterdeur aan de achterkant doen. Op deze manier kregen we Ab Langenbach, de zoon van de jachtopziener van 's Jacob, te pakken die van de meester mee naar binnen moest. Daar moest hij op een stoel gaan zitten die een 21 Zicht eindje van de deur af stond zodat hij niet kon weglopen. Moeder zei dat hij in het vervolg beter kon aanbellen om binnen te komen want binnen was het niet zo koud en kon hij dan wat te drinken krijgen en goed horen wat er werd gezegd. Toen zijn koffie op was en hij een half uur in de kamer had gezeten, mocht hij weer naar huis. Ab, die heel bedeesd keek, heeft die avond in huis geen woord gezegd. De andere jongens waren door deze gebeurtenis gewaarschuwd. Dat de meester niet boos werd was nog tot daaraan toe. Maar dat je in de kamer moest zitten als je gepakt werd was te gevaarlijk om het weer te doen. 'Gekke Henne' was een vrouw die bij Schuurkamp in Speulde woonde. Zij moest de koeien gaan melken wanneer die aan de Poolse Allee in de wei liepen. Op weg daarnaar toe fietste ze langs school en ze begon dan altijd 22 te schelden tegen de schoolkinderen die uit school kwamen om naar huis te gaan. Het was dan net vier uur. De schooljeugd plaagde haar en schold haar uit en dan ging het helemaal mis met Henne. Ze begon dan te spugen en dat kon ze heel ver. Als ze klaar was met melken ging ze eerst naar Kasteel Staverden en dan naar Speulde. Bij het kasteel zette ze haar fiets op de brug neer en liep vervolgens het Kasteelplein op. uit de zak van haar schort haalde ze dan een horloge tevoorschijn. Zij moest altijd even haar oude horloge, dat niet meer goed liep, gelijk zetten met de klok van het Kasteel. In Staverden hield de Landheer er een eigen tijd op na. De bevolking moest altijd rekening houden met de zogenaamde 'Staverdense tijd' die tien minuten verschilde met de tijd in de rest van Nederland. Henne haar klokje liep dan ook altijd tien minuten voor op de werkelijke tijd. Maar voor haar was dat de juiste tijd. 's Jacob had een prima chauffeur en automonteur aan Aart de Zwaan. Toen er eens wedstrijden in utrecht voor de beste chauffeur waren uitgeschreven, kreeg De Zwaan toestemming van 'Meneer' om mee te doen. Er deed ook een deelnemer uit Ermelo mee. Dat was Dubois, chauffeur bij de Veluwse Auto Dienst, die aan de Leuvenumse-weg nr. 24 (op de hoek van de Veldweg) woonde. Samen met Nardus van Hengel, die ook bij de V.A.D. werkte, bewoonde hij de dubbele woning. De Zwaan en Dubois gingen samen met een auto van de Landheer naar utrecht. Zij moesten daar eerst proef-rijden, eerst Dubois en daarna De Zwaan. Er werd gereden in en om utrecht. Elkaar informeren over de rit was niet mogelijk. Omdat ze elkaar niet gesproken hadden wist De Zwaan daarom ook niet wat hem te wachten stond. Toen De Zwaan reed vroeg de examinator hem of hij naar beneden wilde rijden bij een op- en afrit van een pont. De Zwaan was de laatste kandidaat en voor hem had niemand dat nog gedaan. De examinator ging er vanuit dat De Zwaan het ook niet zou doen. Maar De Zwaan wilde het wel doen als de examinator bleef zitten. Hij zou met de auto het water aanraken en dan weer terugrijden. Zo gezegd zo gedaan. Na de heen en weer rit stapten zij uit om naar het resultaat te kijken en stelden vast dat de banden het water hadden geraakt. Terug gekomen op de plaats van het examen moesten ze een motor gedeeltelijk demonteren en weer in elkaar zetten. Iets waarop ze niet gerekend hadden. Zij dachten alleen deel te zullen nemen aan een rij- en theorie-examen. Het werd daarom een dubbele lastige klus want ze moesten hun handen smerig maken en hun kleren schoonhouden. Na afloop bleken alleen hun mouwen niet meer zo schoon te zijn. De meeste deelnemers kregen een diploma van vakbekwaamheid. En omdat Aart de Zwaan de enige was die bij de pont naar beneden was gereden kreeg hij er een eervolle vermelding bij. Na schooltijd ging ik vaak bij Esveld of bij Klopman helpen op de boerderij. Helpen met hooien, door het bij elkaar te harken, of bij het graan, haver en/of rogge, maaien. Dat maaien van het graan gebeurde nog met de zicht In rijen bijeengeharkt hooi 23 jen ik mocht dan helpen bij het opbin-den. Later mocht ik zelf ook maaien. Behalve bij het grasmaaien hielp ik in het najaar ook bij het knollen plukken, het aardappelen en bieten rooien en bij het naar binnenbrengen van hooi uit de hooiberg voor de koeien. De gerooide bieten draaide ik in de winter wel door de bietenmachine tot stukjes. De ronde geelachtige boterknol-len werden gebruikt bij het maken van stamppot die altijd heerlijk smaakte. Van het boerenwerk heb ik veel geleerd. Die kennis kwam mij later als onderduiker goed van pas. Hendrik Mouw was, na schooltijd, met zijn rechterhand in de bietenmachine terechtgekomen waarbij hij behoorlijke verwondingen had opgelopen. Met een theedoek er omheen gewikkeld kwam hij met zijn moeder bij meester. Moeder vroeg: " Of de meester er even naar wilde kijken en het kon verbinden." Na het gezien en verbonden te hebben ging Pa, met de ongeveer 14-ja-rige Hendrik achter op de fiets, naar dokter Qerhard in Elspeet. Dokter verbond de wonden, gaf zalf en verband mee en vroeg de meester of die elke dag nieuwe zalf op de wonden wilde doen. Voor Hendrik was dat iedere dag een pijnlijke behandeling want het verband moest met gekookt en afgekoeld water losgeweekt worden. Maar Hendrik liet nooit iets blijken. Arnold Verweij was de zoon van de tuinman van Staverden en Henk den 24 uil de zoon van de boswachter van Leuvenum. De twee jongens fietsten iedere dag naar Harderwijk waar ze op de ambachtsschool voor automonteur leerden. Elke dag fietsten ze langs de boerderij van Piet Stofberg die gelegen tussen de school en De Zwarte Boer. Op de boerderij gebruikten ze een driewie-lige kar waarvoor een paard liep. De kar moest je zelf afstoppen en je kon alleen met een handel het voorwiel besturen. Op een morgen was de kar omgevallen en Stofberg zat er met zijn been onder. De jongens die er langs fietsten hoorden hem roepen: "Pee, Pee (dat was de naam van zijn vrouw), ik zit met mijn duvel onder de kar." De jongens stapten af en liepen naar de plaats van het ongeval. Tegelijkertijd kwam zijn vrouw op het geroep naar buiten en, nadat ze zag wat er was gebeurd, begon zij te huilen. Piet die dat hoorde riep toen: "Niet janken kreng, eerst helpen en dan janken." Met vereende krachten werd Piet door de jongens en zijn vrouw onder de kar vandaan gehaald. De verwondingen vielen gelukkig mee. Piet had alleen een gekneusd been. Op een oudejaarsavond werd er geschaatst op de vijver. Evert Hop, die tegenover De Zwarte Boer woonde, was met zijn vrouw en kennissen uit Ermelo op bezoek bij Dirk Mouw aan de Veenweg vlak bij de vijver waar werd geschaatst. De dochter van Hop, Marie, vertelde op het ijs dat haar moeder een emmer oliebollen in de kelder had staan. Een stel jongens, dat aan het schaatsen was, hoorde dat. Korte tijd later vertrokken ze om, zoals ze vertelden, op de gracht bij De Zwarte Boer te gaan schaatsen. Ik ging ook mee. Het stel ging echter niet naar de gracht maar naar de boerderij van Evert Hop, 'De Grote Koekoek'. Eerst werd het kelderraam opengemaakt om bij de oliebollen te kunnen komen om daarna met een bonenstaak, waaraan een punt werd gesneden, de oliebollen een voor een naar buiten te halen. Met nog een stok erbij lukte het zelfs om de emmer naar het kelderraam te schuiven. De oliebollen waren in ommezien daarna opgegeten. De volgende dag hoorde mijn moeder van wat er was gebeurd. Zij heeft mij toen naar Hop gestuurd met een emmertje oliebollen maar dat werd geweigerd. Vrouw Van Duinen van de üllerberg stuurde zoon Willem met oliebollen die ook niet werden aangenomen. De politie, in de persoon van Smink uit Ermelo, kwam er aan te pas. Het gevolg was dat een paar van de daders nog een dag in de cel in Ermelo hebben gezeten. Toen na dit voorval de kinderen van Hop weer naar school gingen, mochten zij niet spelen met broers of zusjes van de olieboldieven. Maar meester Poolen wist daar wel raad mee. Hij gelastte iedereen die bij het voorval betrokken was geweest of van de oliebollen had gegeten, 's avonds om zeven uur bij De Zwarte Boer te komen. Daar waren hij, Evert Hop en Smink, de politieman uit Ermelo. Ik moest er eveneens heen omdat ik ook van de oliebollen had gegeten. Smink hield een preek en dreigde ons dat, als er weer iets gebeurde wat niet door de beugel kon, wij er op konden rekenen dat hij ons mee nam naar de cel. Wij waren diep onder de indruk want het gezag van de politie was in die tijd veel groter dan tegenwoordig. De Zwarte Boer was vroeger een tus-senhalte voor de postiljons, de post-rijders. Hier werden paarden gestald of omgeruild. Zo werden bij de bo-dedienst van Deventer via Leuvenum naar Harderwijk op de terugweg de paarden er geruild. Volgens de overlevering is dit op de Noord-Veluwe de oudste herberg want in 1656 komt de naam al voor. Er woonde toen waarschijnlijk een Cornelis Reijerse. De Zwarte Boer hoorde bij het 'Herenhuis' dat op het er achter gelegen eilandje, waar wij vroeger omheen schaatsten, stond. Ik herinner mij nog, dat mijn vader een ansicht had met een foto van De Zwarte Boer met daarop afgebeeld een heg die tegen de paardenschuur stond. Vroeger was er in de gelagkamer een brievenbus die in 1880 verplaatst werd naar de school. Het Herenhuis is omstreeks 1855 afgebroken. In het volgende nummer een ander verhaal over het 'Herenhuis'.
© Copyright 2024 ExpyDoc