DE KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN DE GEMEENTE DORDRECHT IN 2013 Onderzoeksnummer Documentnummer Datum vaststelling : 254786 : 4326568 : 30 april 2014 Inhoud Voorwoord ............................................................................................... 5 1 Inleiding ............................................................................................. 7 2 Vve in de gemeente Dordrecht .............................................................. 9 3 De oordelen over de voor- en de vroegscholen ....................................... 25 4 Conclusies ......................................................................................... 31 Pagina 3 van 32 Voorwoord In de periode 2007-2012 heeft de Inspectie van het Onderwijs een landelijke bestandsopname uitgevoerd naar de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (vve). Daarna is het signaalgestuurd toezicht op vve in werking getreden. Voor de periode 2012-2015 hebben het Rijk en de 37 grote steden (G37) afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk kinderen met een taalachterstand gebruik kunnen maken van hoogwaardige onderwijsvoorzieningen. In deze afspraken staan kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor de voor- en vroegschoolse educatie. Daarbij is afgesproken dat de Inspectie van het Onderwijs in 2013 en 2015 een monitor uitvoert om de kwaliteit van vve op gemeentelijk niveau, op voorscholen en op vroegscholen (groep 1 en 2 van basisscholen) in beeld te brengen. Dit rapport beschrijft de kwaliteit van vve in de gemeente Dordrecht in 2013. De hoofdinspecteur primair onderwijs, dr. A. Jonk Pagina 5 van 32 Pagina 6 van 32 1 Inleiding Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de gemeente Dordrecht in 2013. De opbouw van het rapport is als volgt: Het rapport begint met een beeld van het vve-beleid op gemeentelijk niveau. Daarin wordt ingegaan op de ontwikkeling van de gemeente sinds de bestandsopname en de relatie met de bestuursafspraken tussen het Rijk en de gemeente Dordrecht (paragraaf 2.1) Daarna wordt een overzicht gegeven van de voor- en vroegscholen in de gemeente (paragraaf 2.2) en van de door de gemeente aangeleverde vvedocumenten (paragraaf 2.3). Tevens geeft de inspectie in dit hoofdstuk een oordeel over het gemeentelijk vve-beleid (paragraaf 2.4). De basis van deze beoordeling is een digitale vragenlijst die de gemeente heeft ingevuld. De inspectie heeft deze vragenlijst geverifieerd aan de hand van de aangeleverde documenten en in een gesprek met betrokkenen van de gemeente. Ook de voor- en vroegscholen in de gemeente hebben een digitale vragenlijst ingevuld. In hoofdstuk 3 worden de oordelen van de inspectie over de locaties gepresenteerd. Dat gebeurt in de vorm van overzichtstabellen met daarin de eigen antwoorden van de locaties per kwaliteitsaspect (uitkomsten digitale vragenlijst). De inspectie heeft in de gemeente Dordrecht zes koppels van voorschool- en vroegschoollocaties bezocht om de antwoorden te verifiëren. De resultaten van de locatiebezoeken worden ook in dit hoofdstuk toegelicht en de oordelen van de inspectie worden vergeleken met de resultaten van de vragenlijsten. Hoofdstuk 4, tenslotte, bevat de conclusies over de kwaliteit van vve in de gemeente Dordrecht. Bij de beoordeling wordt gewerkt met een vierpuntsschaal: 1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig. Deze kwalificatie geeft aan dat echt iets verbeterd dient te worden. 2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt. 3. Voldoende 4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen. Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat anderen hiervan kunnen leren. Pagina 7 van 32 Pagina 8 van 32 2 Vve in de gemeente Dordrecht De gemeente Dordrecht heeft een digitale vragenlijst ingevuld. De digitale vragenlijst levert de volgende informatie: − Een lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd (paragraaf 2.3). − Een beoordeling van het gemeentelijk vve-beleid (paragraaf 2.4). 2.1 Ontwikkeling van vve in de gemeente Dordrecht sinds de bestandsopname In 2010 heeft de bestandsopname vve in de gemeente Dordrecht plaatsgevonden. Het rapport over de kwaliteit van vve in de gemeente Dordrecht is vastgesteld in maart 2011. De voornaamste conclusies waren: • • • • Ten tijde van de bestandsopname was niet duidelijk welk (meetbaar) effect verwacht en beoogd werd van de vve-inspanningen. Uit de bestandsopname bleek dat er discrepanties waren tussen het beleid op gemeentelijk niveau en de feitelijke uitvoering van dat beleid op de locaties. Aanbevolen werd om op basis van heldere criteria en meetinstrumenten na te gaan in hoeverre het beleid zich doorzette naar de praktijk. Dit gold met name voor de kwaliteitszorg en de externe zorg. De gemeente Dordrecht werkte ook toen al met koppels, bestaande uit één basisschool en één peuterspeelzaal of met clusters van peuterspeelzalen en basisscholen. Deze koppels moesten samenwerkingsverbanden sluiten om de doorgaande lijn vorm te geven. In deze verbanden werden afspraken gemaakt over het gezamenlijk gebruik van eenzelfde vve-programma en het eventueel en zo nodig volgen van een al of niet gezamenlijke scholing in het gebruik van het programma, het inhoudelijk overleg tussen leidsters en leerkrachten over de uitvoering van het programma en/of eventuele projecten en thema's, de overdracht van gegevens over de ontwikkeling van het kind. Op het gebied van het educatief handelen, de uitvoering van observaties en handelingsplannen en de omgang met ouders waren er nog verschillen tussen de voor- en vroegscholen. In de Dordtse uitvoeringspraktijk was weliswaar eenduidigheid over de doelgroepdefinitie voor doelgroepkinderen enerzijds en de registratie en verwijzing naar vve anderzijds, maar ontbrak een analyse van de doelgroepkinderen en hun ouders en een analyse van waarop de inzet van activiteiten werd gebaseerd. De gemeente Dordrecht heeft het initiatief genomen om de bevindingen van de inspectie te gebruiken voor een nieuw beleidsplan vve. In het beleidskader Verder met vve 2011-2014 (oktober 2011) en de monitor vve 2012 staan beschreven hoe zij samen met partners uit de stad de doelen verder uitwerkt. In maart 2012 heeft de gemeente Dordrecht bestuursafspraken G33 'Effectief benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen' met het Rijk gemaakt. De gemeente heeft in dit kader extra middelen gekregen in ruil voor het realiseren van specifieke ambities en streefdoelen per 2015. 2.2 Overzicht van de voor- en de vroegscholen in de gemeente Dordrecht Voorafgaand aan de digitale vragenlijst is gevraagd naar een overzicht met de vvepeuterspeelzalen en –kinderdagverblijven (de voorscholen) en de bijbehorende vroegscholen (de vve-basisscholen). De onderwijsinspectie heeft met gebruikmaking van de DUO-telgegevens per 1 oktober 2012 met het percentage gewichtenleerlingen van 4 en 5 jaar dat overzicht indien nodig nader ingevuld (zie Pagina 9 van 32 hieronder). Hierbij is er van uitgegaan dat scholen die 20 procent of meer gewichtenkleuters hebben gezien kunnen worden als een 'vroegschool'. Alle onderstaande locaties hebben een digitale vragenlijst gekregen en (voor)scholen met * zijn ook bezocht Voorscholen (peuterspeelzalen en en kinderdagverblijven) Bambino (3 locaties), De Relrakkers, Dreumesland, peuteropvang De Fontein*, peuteropvang Prins Bernhardschool, Kinderlandshoek, Kiddoozz (2 locaties), Pippeloentje, Dribbel, 't Kaboutererfje*, Pluk, Happy4Kids (2 locaties), Villa Speelmaatje, De Kleine Wereld, MiniClub, Maria, De Regenboog/locatie Noordendijk, Kruimeltje, Nijntje, Plons*, Pluto, Paddington, Pinkeltje, De Petteflet, De Bosuiltjes*, Ukkepuk, De Berenboot, 't Sterretje, De Kladderkatjes, Dikkie Dik, kinderdagverblijf Bartolomeus, De Sterretjes, Riedijkshaven, peuteropvang Prinses Juliana*, De Albatros*, De Peut, Wantijgertjes, MKC Mozaïek, Kleurrijk, Ikraatje, De Driehoek, Beregoed, Rozemarijn, Groenland, Sam Sam, Toermalijn en Dubbeldam Vroegscholen De Repelaer, School Vest, Brede School De Fontein (2 locaties, waarvan de locatie Krispijn is bezocht)*, De Regenboog, Prins Bernhard, de Mariaschool, Pius X, Don Bosco*, Wantijschool, Mondriaan, John. F. Kennedy (3 locaties, waarvan de locatie Zuidendijk is bezocht)*, De Griffioen*, de Statenschool, Noordhove, De Albatros*, De Driehoek, De Bever en Ikra De Prinses Julianaschool* heeft vooraf geen digitale vragenlijst ontvangen, maar is wel bezocht. 2.3 Lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd De gemeente Dordrecht heeft onder meer de volgende beleidsdocumenten aangeleverd: • Beleidskader Verder met vve 2011-2014 (oktober 2011) • Evaluatie en monitor vve 2012 (januari 2013) • Jeugdagenda 2011-2014: Opvoeden en Opgroeien in Dordrecht (september 2011) • Jaarverslag Jeugdgezondheidszorg Dordrecht 2012 • Eindrapport Non-bereik vve Dordrecht (juni 2013) • Rapportage Doelgroeppeuters in Dordrecht: opvang, samenstelling en bereik • Nadere subsidieregels vve voor peuterspeelzalen en kindcentra (november 2011) • Subsidieregels inzet HBO'ers (september 2012) • Stedelijk Convenant vve 2012-2015 (juni 2012) • Convenant 'Effectief benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen gemeente Dordrecht' (juni 2012) 2.4 Het gemeentelijke vve-beleid In deze paragraaf geeft de inspectie haar bevindingen weer over het gemeentelijk vve-beleid. Per domein wordt weergegeven op welke punten de inspectie het gemeentelijk beleid en uitvoering als voldoende ('3') beoordeelt, waar nog verbeterpunten worden gezien, zowel zonder ('2') als met ('1') afspraken en op welke punten de gemeente als een voorbeeld voor anderen gezien wordt ('4'). De inspectie baseert haar bevindingen op de uitkomsten van haar verificatie van de digitale vragenlijst door middel van documentenanalyse, gesprekken met betrokkenen en informatie uit locatiebezoeken. Waar de bevindingen van de inspectie afwijken van het beeld uit de digitale vragenlijst van de gemeente wordt dit onderbouwd in de tekst. Elk aspect begint met een korte toelichting. Daarna Pagina 10 van 32 wordt de stand van zaken in de gemeente Dordrecht weergegeven met betrekking tot dat specifieke onderdeel. HET GEMEENTELIJK VVE-BELEID 1 1a1 1a2 1a3 1a4 1a5 1a6 1a7 1a8 1a9 1b 1c Definitie doelgroepkind Bereik Toeleiding Ouders Integraal vve-programma Externe zorg Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen Doorgaande lijn Resultaten Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau DE VVE-CONDITIES 2a GGD-rapport 2b Gemeentelijk subsidiekader 2 3 4 ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● De inspectie publiceert jaarlijks ook een oordeel over het toezicht dat door de gemeenten op de kinderopvang en peuterspeelzalen wordt uitgevoerd. Voor meer informatie hierover zie www.onderwijsinspectie.nl/onderwijs/Kinderopvang. Toelichting Verbeterpunten met een afspraak (beoordeling 1) Geen. Verbeterpunten (beoordeling 2) Geen. Voldoende (beoordeling 3) Definitie doelgroepkind (1a1) Gemeenten krijgen geld van het rijk om de benodigde VVE-voorzieningen in de voorscholen te bekostigen op basis van schoolgewichten in een gemeente. Daarbij wordt de volgende vuistregel gehanteerd om het aantal doelgroepkinderen vast te stellen waarvoor voldoende aanbod moet zijn gerealiseerd: het aantal doelgroeppeuters is driekwart van het aantal kleuters van een gemeente met een leerlinggewicht. Gemeenten hebben nadrukkelijk de ruimte om hun definitie van 'doelgroepkind' nader in te vullen door aanvullende criteria te benoemen en bijvoorbeeld de taalachterstand van kinderen mee te nemen. De gemeente dient helder te verantwoorden welke definitie ze hanteert. In de gemeente Dordrecht kunnen kinderen als doelgroepkind worden geregistreerd op basis van drie criteria: 1. de opleiding van de ouders is laag of zeer laag. Dit criterium is hetzelfde als in het basisonderwijs wordt gehanteerd voor de gewichtenregeling; 2. de peuter heeft een indicatie van het ZAT of MD-team gekregen; 3. de peuter heeft een niet-Nederlandstalige thuissituatie waar Nederlands niet de voertaal is, waardoor het kind Nederlands als tweede taal heeft. Pagina 11 van 32 Bereik (1a2) en Toeleiding (1a3) Het bereik betreft zowel het aantal aangeboden kindplaatsen (voor hoeveel doelgroepkinderen zijn er 'plaatsen' gecreëerd) als het aantal bezette vvekindplaatsen (hoeveel vve-kindplaatsen worden ook daadwerkelijk 'bezet' door doelgroepkinderen). De eisen die aan een vve-kindplaats gesteld worden zijn zaken als: er wordt gewerkt met een integraal vve-programma, de leidsters zijn vvegeschoold, er wordt voldoende vve per week gegeven, et cetera. Bij de toeleiding wordt beoordeeld of dit op gemeentelijk niveau geregeld is en of daar een verantwoording bij wordt gegeven, met name hoe wordt geprobeerd het non-bereik aan te pakken. Het totaal aantal doelgroepkinderen in de gemeente Dordrecht In onderstaande tabel worden de gegevens over de aantallen doelgroepkinderen naar de drie criteria van de doelgroepdefinitie voor het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang samengenomen. Opleiding ZAT-indicatie NT2-achtergrond Totaal peuterspeelzaalwerk kinderopvang 33 393 4 89 Totaal 279 37 482 798 Er zijn in totaal 798 doelgroepkinderen op basis van de drie criteria die door de gemeente Dordrecht worden gehanteerd: • 279 doelgroepkinderen op basis van het gewicht (opleiding ouders); • 37 doelgroepkinderen op basis van de ZAT-indicatie; • 482 doelgroepkinderen op basis van een niet-Nederlandstalige/NT2-achtergrond. De NT2-categorie is de omvangrijkste. Deze bevat in ieder geval de NT2-kinderen, maar mogelijkerwijs zitten hier ook veel kinderen bij van wie de ouders een lage opleiding hebben, zodat het kind ook op basis van dat gegeven als doelgroepkind zou zijn geregistreerd. Dit is echter uit de aangeleverde gegevens niet te destilleren. Dit aantal is waarschijnlijk een overschatting omdat het aantal gewichtenpeuters hier op 279 is gezet, terwijl het vermoeden bestaat dat van veel NT2- en ZATkinderen niet is vastgesteld of ze ook doelgroepkind zouden zijn op basis van de opleiding van de ouders. In de categorie NT2 worden heel veel doelgroepkinderen bereikt. Het totale bereik van doelgroepkinderen ligt bij het peuterspeelzaalwerk op 478. In de kinderopvang waar vve wordt aangeboden worden in totaal 114 doelgroepkinderen bereikt. Ook hier ligt het grootste bereik bij de groep NT2-kinderen. Het totale bereik door het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang ligt daarmee op 592 doelgroepkinderen. De gemeente Dordrecht stelt dat het onjuist zou zijn om dit aantal af te zetten tegen het aantal van 798 doelgroepkinderen, omdat daar waarschijnlijk veel kinderen in zitten die dubbel geteld zijn als doelgroepkind (als NT2- kind én als gewichtenkind). De omvang waarin dit gebeurt is echter (nog) niet te achterhalen. De gemeente Dordrecht heeft ook onderzoek gedaan naar het non-bereik van doelgroepkinderen. De belangrijkste constateringen op basis van de bevindingen die in het rapport 'Non-bereik in vve in de gemeente Dordrecht' (juni 2013) zijn gepresenteerd, zijn dat het non-bereik in Dordrecht bescheiden van omvang is en dat de instrumenten van toeleiding en werving goed functioneren. Er worden daarbij succesfactoren (+) benoemd en suggesties voor verbetering geformuleerd (#). Pagina 12 van 32 Toeleiding en werving + De samenwerking tussen consultatiebureaus en de DID garandeert dat alle ouders in de vve-kernwijken tenminste geïnformeerd worden over het bestaan van vvevoorzieningen en de mogelijkheden die zij bieden. In het bescheiden onderzoek onder ouders en verzorgers bleken zij allemaal op de hoogte van het bestaan van een vve-aanbod. + De werkwijze van de Dordtse Informatiedienst (DID) om ouders met een positieve boodschap actief te bezoeken, in de eigen taal te informeren en indien nodig praktische ondersteuning te bieden, lijkt van grote waarde te zijn voor de vveparticipatie. Vooral het informeren van ouders over de waarde van vve voor een goede ontwikkeling van hun kind is een belangrijke trigger voor ouders om hun kind (toch/alsnog) naar een vve-voorziening te laten gaan. + Daarbij is de uitbreiding in 2008 van de werkwijze van de DID van alleen de allochtone gezinnen naar ook de autochtone gezinnen in de vve-kernwijken een goede zet geweest. De informatie van de DID wordt over het algemeen ook door deze ouders gewaardeerd en ook onder deze groep blijkt het belangrijk te zijn om ouders het belang van vve voor de kindontwikkeling voor te houden. # Consultatiebureaus hebben een actieve rol in de toeleiding naar vve. Op twee punten kan deze rol verder worden aangescherpt: 1. Momenteel wordt niet geregistreerd of de voorschoolse voorziening waaraan een kind deelneemt een vve-aanbod heeft. Het zou goed zijn als de consultatiebureaumedewerkers hier wel zicht op hebben, ook voor de informatieverschaffing richting ouders. Consultatiebureaumedewerkers moeten voldoende kennis hebben van wat vve is om het verschil met een reguliere voorziening aan ouders te kunnen uitleggen. De variabele of een kind wel of niet deelneemt aan een vve-groep kan worden ingebouwd in het digitale registratiesysteem dat binnenkort in gebruik wordt genomen. 2. Indien een kind wel aan de vve-doelgroepcriteria voldoet en niet deelneemt aan deze voorzieningen, geeft het consultatiebureau dat door aan de DID en maakt de DID een afspraak met de ouders. Op het moment dat een kind drie jaar wordt, kan nogmaals deze vraag gesteld worden met dezelfde vervolgprocedure. Echter, omdat dit een artsenconsult is met een vol programma gebeurt dat in de praktijk niet altijd. Het zou goed zijn als dit moment wel structureel benut zou worden om het vve-gebruik te monitoren. # Meer in algemene zin beschrijven professionals van Careyn het wegvallen van de mogelijkheid om bij consultatiebureaus op kosten van de gemeente een tolk in te schakelen als een manco in de communicatie met ouders over - onder meer - nut en noodzaak van vve. Benadrukt wordt dat een goede communicatie tussen ouders en consultatiebureaumedewerkers een cruciale eerste stap is in de toeleiding naar vve. Het is belangrijk dat daarbij de mogelijkheid bestaat om indien nodig gebruik te maken van een professionele tolk. # De DID richt zich in de eerste plaats op alle gezinnen in de vve-kernwijken in Dordrecht. Belangrijk is dat er ook oog blijft voor doelgroepkinderen en hun ouders die buiten deze wijken wonen. Expliciet genoemd werden bijvoorbeeld kinderen van illegale ouders en vluchtelingenkinderen. Careyn voorziet dat het aantal aanmeldingen door de consultatiebureaus van vve-doelgroepkinderen uit andere wijken dan de vve-kernwijken beperkt zal zijn en weinig extra formatie zal kosten. Daarom stelt Careyn voor om vanuit de bestaande middelen als pilot van augustus tot en met december 2013, heel Dordrecht te bedienen. Non-bereik, laat bereik en verzuim + Het non-bereik in Dordrecht is bescheiden van omvang, ook al moet het geconstateerde cijfer met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Deze bevinding komt ook overeen met de constatering in de vve-monitor dat er onder Pagina 13 van 32 peuters in Dordrecht sprake is van een vve-bereik om trots op te zijn (Schonewille, 2013). # Het feit dat verschillende organisaties die bij vve betrokken zijn verschillende vvedoelgroepdefinities hanteren, vertroebelt helaas het beeld. Het is dan ook zaak voor Dordrecht om de gehanteerde vve-definities op één lijn te krijgen. Het feit dat de score op het Van Wiechen-criterium buiten de consultatiebureaus niet wordt gehanteerd, maakt dat potentiële vve-doelgroepkinderen bij vve-voorzieningen in eerste instantie buiten beeld blijven. In deze gevallen treedt er een onnodige vertraging op in het bieden van een adequaat aanbod. + De digitalisering van de kindgegevens die binnenkort bij de consultatiebureaus staat te gebeuren is ook vanuit het oogpunt van non-bereik een goede ontwikkeling. De invoering van gegevens in een doortimmerd programma zal het aantal onduidelijkheden en onjuistheden in de kindgegevens naar verwachting flink terugschroeven. # Een eenduidige manier van definiëren en registeren kan ook helpen om de kindgegevens van de consultatiebureaus, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven meer gelijkvormig en daarmee inzichtelijk en onderling vergelijkbaar te maken. Om een beter zicht te krijgen op bereik en non-bereik is dit een noodzakelijke stap. # Non-bereik is een belangrijk issue: elk niet-bereikt kind is er één teveel. Niettemin wordt gepleit voor een verbreding van de focus van het - in omvang bescheiden - fenomeen van non-bereik naar aandacht voor laat bereik en verzuim. Kinderen die pas aan een vve-voorziening deelnemen als zij drie jaar of ouder zijn, verliezen daarmee immers kostbare maanden. Voor kinderen die regelmatig verzuimen op de vve-groep geldt hetzelfde. Op deze twee punten valt vanuit vve-perspectief nog winst te behalen. Ook hierbij past de Dordtse werkwijze die al eerder is beschreven in het kader van non-bereik: geen dwang en drang, ouders houden de eindverantwoordelijkheid - maar wel het op een positieve en actieve wijze benaderen van ouders en het geven van informatie over het belang van (regelmatige en intensieve) deelname aan het vve-aanbod. Dit geldt zowel voor de organisaties die een rol hebben in de toeleiding naar vve als voor de organisaties die het vve-aanbod verzorgen: peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Het zou mooi zijn als zij elkaar daarin kunnen versterken. Ouders (1a4) Het ouderbeleid op gemeentelijk niveau dient betrekking te hebben op: • Of er een gericht ouderbeleid is dat aansluit bij de specifieke vve-behoefte van de ouders in deze gemeente. • Of ouders vooraf adequaat geïnformeerd zijn over vve. • De intakeprocedure. • Hoe ouders gestimuleerd worden om thuis ontwikkelingsbevorderende activiteiten met hun kinderen te doen. • Hoe ouders betrokken worden bij vve op de voorschool. • Hoe ouders geïnformeerd worden over de ontwikkeling van hun kind. • Of rekening wordt gehouden met de thuistaal. De gemeente-brede visie moet richting geven aan het ouderbeleid op locatieniveau die instellingen zelf vormgeven. De gemeente Dordrecht en alle vve-betrokkenen hebben in het 'Stedelijk Convenant 2012-2015' onder meer afspraken gemaakt over het versterken van de ouderbetrokkenheid met als doel: Alle vve-locaties werken met een gericht ouderbeleidsplan, waarin is vastgelegd hoe de ouders van doelgroepkinderen bij het vve-programma worden betrokken en hoe zij worden gestimuleerd daaraan een bijdrage te leveren. De specifieke punten waarop de inspectie ouderbetrokkenheid beoordeelt, zijn in dit beleidsplan opgenomen. In navolging van het aanvullende programma 'vve-thuis' in de peutergroepen voeren de vve-basisscholen dit programma (of een vergelijkbare methode) ook uit voor de ouders van kleuters. Zo is ook in ouderbetrokkenheid een Pagina 14 van 32 doorgaande lijn gerealiseerd van de peuteropvang naar de kleutergroepen van de basisschool. In de gemeente Dordrecht vinden veel ouderactiviteiten plaats. Deze activiteiten worden vaak los ingezet en missen een doelgericht samenhangend ouderbeleid. Dit blijkt uit de bestandsopname vve die door de inspectie in 2011 is uitgevoerd. Deze inspectie heeft alleen plaatsgevonden op vve-scholen. De uitkomsten van de inspectie beslaan geen reguliere scholen. Besturen die zowel vve-als reguliere scholen besturen, herkenden de uitkomsten uit de bestandsopname vve op het terrein van ouderbetrokkenheid ook op reguliere scholen. Naar aanleiding van de uitkomsten van deze bestandsopname heeft de gemeente Dordrecht met haar partners het convenant 'Effectief benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen gemeente Dordrecht' opgesteld en in juni 2012 ondertekend. Een van de negen prioriteiten uit dit convenant is het versterken van ouderbetrokkenheid. In de bijlage van het convenant is concreet benoemd wat de gemeente Dordrecht in 2013 en 2015 wil bereiken. Op het terrein van ouderbetrokkenheid wil zij in 2013 bereiken dat 50 procent van de locaties met score 2 op gericht ouderbeleid een score 3 behaalt. In 2015 wil zij dat 100 procent van deze locaties minimaal een score 3 behaalt. In 2015 werkt elke vve-locatie met een gericht ouderbeleidsplan, waarbij per locatie duidelijk uiteengezet is hoe alle beoordeelde elementen op het terrein van ouderbetrokkenheid worden aangepakt en de ouderbetrokkenheid bij vve wordt vergroot. Het ouderbeleidsplan beschrijft tevens de aanpak ten aanzien van de ouders van doelgroepkinderen. Inventarisatie huidig aanbod In Dordrecht wordt er veel gedaan op het terrein van ouderbetrokkenheid. Zoals uit de bestandsopname vve blijkt, gebeurt er veel maar is er geen samenhang in de verschillende activiteiten die worden georganiseerd. Om te bepalen wat er nog moet gebeuren heeft de gemeente Dordrecht het huidig aanbod geïnventariseerd. Hierin is onderscheid gemaakt tussen onderdelen die door de besturen worden uitgevoerd en onderdelen die de gemeente zelf uitvoert. Hieronder volgt een overzicht van de verschillende gemeentelijke subsidiemogelijkheden die besturen hebben/gebruiken om ouderbeleid vorm te geven. Verder met vve Verder met vve is een incidentele subsidie die de gemeente naar aanleiding van de bestandsopname vve heeft ingezet om de kwaliteit van vve te versterken. De subsidie kan worden aangevraagd door twee organisaties (po/psz/ko) die samen gaan werken aan verbeterpunten die uit de bestandsopname naar voren zijn gekomen. Alle onderstaande scholen hebben deze subsidie aangevraagd voor het schooljaar 2012-2013 en hebben in hun aanvraag het vergroten van ouderbetrokkenheid benoemd als speerpunt. OPOD: de Wantijschool, De Albatros, MKC Mozaïek, Mondriaan en de J.F. Kennedy (drie locaties); H3O: De Repelaer, De Regenboog (twee locaties) en De Fontein (twee locaties); SKOBA: Don Bosco, Mariaschool, Pius 10. In oktober 2013 hebben de koppels die in 2012 Verder met VVE-subsidie hebben ontvangen hun resultaten gepresenteerd bij de vaststellingen. In deze gesprekken is nagegaan hoe de koppels het afgelopen jaar ouderbeleid hebben geformuleerd en hoe zij dit hebben geborgd/gaan borgen. In 2012 is een aantal nieuwe koppels geïnspecteerd. Deze koppels kunnen in het schooljaar 2013-2014 de subsidie Verder met vve inzetten. Pagina 15 van 32 SIS School in de Samenleving (SIS) is een subsidie die scholen met veel doelgroepkinderen kunnen aanvragen. Veertien scholen zetten deze middelen onder andere in om ouderbetrokkenheid vorm te geven (in Oud Krispijn wordt vanuit dit budget onder andere een oudercoördinator gefinancierd). H3O: De Fontein (twee locaties) en De Regenboog, locatie Volkerakweg; OPOD: De Albatros, John F. Kennedy (twee locaties), de Wantijschool (twee locaties), MKC Mozaïek en Mondriaan; SKOBA: de Mariaschool, Pius X, Don Bosco); SIPOR: Ikra. SIS is met ingang van 2014 geheel gericht op ouderbetrokkenheid. Met het nieuwe SIS-kader wil de gemeente Dordrecht de betrokken scholen en hun partners faciliteren en ondersteunen om ouderbetrokkenheid te verbeteren. Vve-thuis Vve-thuis is een programma gericht op ouders om hen te stimuleren ontwikkelingsactiviteiten met hun kinderen thuis te doen. In de gemeente Dordrecht wordt vve-thuis voor peuters al jaren gesubsidieerd door de gemeente (reguliere OAB-middelen). De voorscholen worden bij vve-thuis begeleid door JSO. Naar aanleiding van de bestandsopname vve is op een aantal basisscholen gestart met vve-thuis voor kleuters. Dit in het kader van (gericht) ouderbeleid. VVE Thuis voor peuters In 2013 voeren zes organisaties vve-thuis voor peuters uit: SPD, Bambino, SDK, H3O, SKOBA, Partou. VVE Thuis voor kleuters In 2013 voeren vijf organisaties vve-thuis voor kleuters uit: OPOD, SIPOR, SKOBA, Happy 4 Kids en H3O. Inzet HBO'ers op vve-locaties Inzet van HBO'ers in de voorschool is een onderdeel van de bestuursafspraken in het kader van de extra middelen voor vve. De HBO'er wordt bij de voorschoolse voorziening (kinderdagverblijf of peuterspeelzaal) ingezet voor de versterking van de kwaliteit op de vve-groep. Dit gebeurt door inzet van de HBO'er op één of meer van de volgende taken: 1. Opbrengstgericht werken opzetten; 2. Coaching PM'ers op de groep; 3. Coördinatie Doorgaande lijn; 4. Coördinatie Ouderbetrokkenheid In 2013 hebben zeven organisaties subsidie aangevraagd voor het inzetten van HBO'ers in de voorschool. Zes organisaties zetten de HBO'er onder andere in voor het onderdeel coördinatie ouderbetrokkenheid (SDK, Partou, Family Care, COKD, SKOBA, SPD). Vorming en Ontwikkelingswerk (V&O) en Opvoedondersteuning ROC Da Vinci geeft Gordon-trainingen (effectief omgaan met kinderen) aan ouders. Dit wordt breed ingezet en niet alleen voor doelgroepouders. De scholen die hiervan gebruik maken zijn: 1. Wantijschool (vve-school) 2. Kennedyschool (vve-school) 3. Mariaschool (vve-school) 4. Ikra (vve-school) 5. Pius 10 (vve-school) 6. De Bever (reguliere school) 7. De Keerkring (reguliere school) 8. De Griffioen (reguliere school) Pagina 16 van 32 Daarnaast voert ROC Da Vinci acquisitie om meer scholen te bereiken met hun aanbod. Reguliere scholen De gemeente Dordrecht heeft geen zicht op de activiteiten van reguliere scholen in het kader van ouderbetrokkenheid. Gemeente Naast bovenstaande mogelijkheden voor instellingen benadert de gemeente ouders ook rechtstreeks. Elke ouder waarvan het kind 1 jaar wordt, ontvangt een brief en een folder van de voorschool van de wethouder, waarin het nut van de voorschool wordt toegelicht. Deze brief wordt via Bureau Leerplicht verzonden. Daarnaast is er de Dordtse Informatie Dienst (DID). Zij bezoeken in een aantal wijken (waar veel doelgroepkinderen wonen) iedere ouder wiens kind 2 jaar wordt/is. Tijdens dit bezoek worden ouders geïnformeerd over initiatieven in Dordrecht voor het jonge kind. Behoefte vanuit het veld Op 24 mei 2013 zijn alle besturen van de voorschool, primair onderwijs en voortgezet onderwijs uitgenodigd voor een bijeenkomst over ouderbetrokkenheid. Het doel van deze bijeenkomst was om te komen tot een gezamenlijke visie op ouderbetrokkenheid. De voorschool was hier goed vertegenwoordigd. Sterker nog, zij waren de enige aanwezigen. Tijdens dit overleg is ouderbetrokkenheid en het nut ervan besproken. Na een brainstormsessie hebben aanwezigen aangegeven wat zij verstaan onder ouderbetrokkenheid en hoe zij de rol van verschillende actoren zien. Uit de bijeenkomst van 24 mei bleek dat er behoefte is aan een lokaal ouderbeleid. Een duidelijk punt dat door alle aanwezigen werd onderstreept, was het breed inzetten van ouderbeleid doorgaande lijn 0-12 en zich niet alleen te concentreren op Dordrecht-West. Ouderbeleid is een uitvoerende taak van de partners. De gemeente kan hier een faciliterende rol in spelen. Ook is er vraag naar netwerkbijeenkomsten ouderbetrokkenheid op lokaal niveau. De partners geven aan dat er veel wordt gedaan aan ouderbetrokkenheid, maar dat zij coördinatie missen. Het inzetten van een coördinator zou hiervoor een oplossing kunnen zijn. Acties kunnen meer gebundeld worden (krachten en kennis met elkaar delen). Er zal meer bewustwording moeten komen van het belang van ouders. Hier zou al vanaf de intake aandacht voor gevraagd worden. Als er een visie is geformuleerd, gaan organisaties verder met de invulling van het ouderbeleid. Om te komen tot een gezamenlijke visie is de aanwezigen gevraagd naar welke onderdelen belangrijk zijn voor de te formuleren visie. De onderdelen die werden benoemd, zijn: Veiligheid Vertrouwen naar ouder/van ouders Kind centraal Voor alle kinderen, niet alleen vve-kinderen Coördinatie per locatie of op wijkniveau Samenwerking met ouders (niet belerend, maar vanuit belang) Bovenstaande onderdelen zullen worden meegenomen in de te ontwikkelen visie. De visie zal breed ingezet worden en voor alle (voor)scholen (vve en niet-vve) gaan gelden. De individuele scholen kunnen aan de hand van hun ouderpopulatie verdere invulling geven aan ouderparticipatie en/of educatief partnerschap. Aangezien er geen schoolbesturen aanwezig waren op deze bijeenkomst en het van belang is om hen mee te nemen in dit traject, zal een nieuwe bijeenkomst worden georganiseerd. Hiervoor worden de schooldirecteuren rechtstreeks aangeschreven. Het idee is vooralsnog om ouderbeleid tweeledig in te zetten: algemeen beleid en specifiek beleid. Dit wordt nog getoetst bij alle partijen. Pagina 17 van 32 Algemeen beleid De doelgroep voor algemeen beleid is alle ouders in Dordrecht. Hierbij zal het vooral gaan om een duidelijke rolverdeling van ouders en school. De Stichting LLO (Leraar, Leerling Ouder) heeft in 2011 het keurmerk Ouderbetrokkenheid gelanceerd. Om dit keurmerk te bemachtigen, dient een school aan een aantal criteria te voldoen. Om ouderbeleid te stimuleren kan de gemeente Dordrecht zich (net zoals in Rotterdam) positief uitspreken naar scholen die het LLO-Keurmerk Ouderbetrokkenheid weten te bemachtigen. Specifiek beleid Specifiek beleid is voor de doelgroep die extra ondersteuning nodig heeft. Voor deze doelgroep wordt de vve-doelgroepdefinitie gehanteerd. Voor specifiek beleid zijn middelen beschikbaar. De besturen van de voorscholen en primair onderwijs werken aan ouderbetrokkenheid vanuit de volgende gemeentelijke subsidies: 1. SIS 2. Verder met vve (eenmalig) 3. Vve-thuis 4. Inzet HBO'ers 5. Vorming en Ontwikkelingswerk Oudercoördinator Uit de inventarisatieronde met de voorscholen blijkt dat er vraag is naar coördinatie. Indien uit de gesprekken met de schoolbesturen primair onderwijs en de vveorganisaties (vaststelling subsidie Verder met vve) blijkt dat er hier ook vraag is naar een coördinator, wordt het volgende voorgesteld: om alle zaken rondom ouderbetrokkenheid te coördineren, is het voorstel om een oudercoördinator in te zetten. Het voorstel is om per koppel (locatie) 0,2 fte oudercoördinator in te zetten als pilot van maximaal twee jaar. Ook dient er onderzocht te worden in hoeverre de inzet HBO (2014) een bijdrage kan leveren aan de inzet van een oudercoördinator. Er zal meer samenhang komen tussen deze twee subsidiemogelijkheden. Proces In het platform Doorgaande Lijn van 23 september 2013 zijn met het middenkader de eerste uitkomsten van de visie met het veld besproken. Naar aanleiding van de uitkomsten van de gesprekken 'Verder met vve' en het gesprek met het primair onderwijs zal de gemeente Dordrecht de definitieve visie formuleren en een plan van aanpak voorleggen, onder meer aan de Stuurgroep Doorgaande Lijn. Beslispunten 1. Beleid ouderbetrokkenheid tweeledig inzetten: algemeen beleid en specifiek beleid; 2. Algemeen beleid: De gemeente spreekt zich positief uit over de scholen die het keurmerk Ouderbetrokkenheid LLO krijgen; 3. Specifiek beleid: n.a.v. de uitkomsten Verder met vve en de gesprekken met de schoolbesturen primair onderwijs het vervolg bepalen, waarbij het inzetten van een oudercoördinator één van de mogelijkheden kan zijn; 4. Voorgesteld wordt om bovenstaande te bespreken tijdens de Stuurgroep Doorgaande Lijn; 5. Bezien welke rol de extra inzet HBO'er kan innemen in relatie tot de oudercoördinator; 6. De oudercoördinator vanaf 2014 te financieren vanuit het huidig SIS-budget. Integraal vve-programma (1a5) Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. De Pagina 18 van 32 gemeente geeft aan welke vve-programma's en welk systeem om de ontwikkeling op genoemde gebieden te volgen door de gemeente worden geaccepteerd. De gemeente Dordrecht schrijft geen vve-methode voor. Wel stelt zij in het 'Stedelijk Convenant 2012-2015': Op alle locaties worden de resultaten van vve door de toepassing van doelgerichte methodieken en regelmatig onderzoek naar de ontwikkeling van de kinderen op een inzichtelijke en onderling vergelijkbare manier in beeld gebracht. Bij alle vve-locaties vindt de overdracht naar en de inhoudelijke aansluiting bij de basisschool op uniforme en vergelijkbare wijze plaats. Bij voorkeur wordt daarvoor gebruik gemaakt van digitale middelen. In de 'Evaluatie en Monitor vve Dordrecht 2012' (januari 2013) wordt de volgende conclusie getrokken: Bij alle vve-peuterspeelzalen is een vve-programma in gebruik. Bij de reguliere peuterspeelzalen gebruikt de meerderheid een vve-programma. Van alle 1283 peuters die gebruik maken van het reguliere en vve-peuterspeelzaalwerk is er slechts 11 procent (140 peuters) die niet in aanraking komen met een vveprogramma. Ook alle vve-kinderdagverblijven maken gebruik van een vveprogramma. Van het reguliere aanbod in de kinderopvang is niet bekend of en in welke mate daar een vve-programma in gebruik is. Resumerend kan gesteld worden, dat van de 1970 peuters van 2,5-4 jaar er 70 procent (1387 peuters) met een vve-programma in aanraking komen. Dit is een flink aandeel op het totaal van de 1970 peuters, ook hier kan Dordrecht met trots naar wijzen. Het gaat in totaal om zeven vve-programma's die bij de vve-instellingen in gebruik zijn. De drie grootste programma's zijn Ko-Totaal, Piramide en Kaleidoscoop, die 64 procent van de totale groep van 1970 peuters bedienen. Bij de overige 6 procent van de peuters die een vve-programma volgen, gaat het om de programma's Startblokken, Ik ben Bas, Ben ik in Beeld en Spelenderwijs. Externe zorg (1a6) De gemeente dient een overzicht te hebben van zorginstanties waar een beroep op kan worden gedaan door voor- en vroegscholen voor kinderen die deze zorg nodig hebben. Hierbij moet duidelijk zijn welke zorg geboden kan worden en welke afspraken er gemaakt zijn over contactgegevens en werkwijze. In Dordrecht werken pedagogen in één of meer vaste wijken. Elke wijk heeft een consultatiebureau met een MultiDisciplinair-team (MD-team). De pedagogen maken deel uit van de MD-teams en begeleiden in de praktijk. Op vraag van de het consultatiebureau en de schoolartsendienst bieden zij kortdurende begeleiding aan de ouders in geval van hardnekkiger enkelvoudige pedagogische problemen. Tevens werken de pedagogen als opvoedadviseur in de Dordtse wijken. De pedagogen stellen zich ten doel: Ouders te informeren en begeleiden bij vragen over opvoeding en/of ontwikkeling van hun kinderen. Vraaggericht te werken: uit te gaan van de vraag van ouders. Aan te sluiten bij de eigen kracht van ouders. Laagdrempelig en betrouwbaar te zijn. Goed bereikbaar te zijn voor alle ouders. Beschikbaar te zijn voor werkers in het veld met pedagogische vragen. Preventie van opvoedproblemen door vroegtijdige steun/advies. De werkwijze van de pedagogen is erop gericht om het probleemoplossend vermogen van de ouder te vergroten en de ouder zodanig te steunen, dat deze zich na één of meerdere gesprekken weer vaardig voelt om zonder steun door te gaan. De vraag van de ouder is het uitgangspunt. Ouders weten in veel situaties prima hoe ze hun kind willen opvoeden. De advisering is er daarom op gericht ouders te coachen bij het vinden van een oplossing voor hun vraag. Door met de ouders mee te denken en hen nieuwe informatie aan te reiken, helpt de pedagoog de oplossing te vinden die voor hen het beste zal werken. De gesprekken helpen ouders het Pagina 19 van 32 gedragsprobleem te plaatsen en gewenst gedrag bij hun kind te stimuleren. Daarbij wordt gewerkt vanuit een systeemgerichte aanpak. Een goede inschatting van het probleem is belangrijk voor de aanpak. De pedagogen bezoeken ouders meestal thuis om een indruk te krijgen van het gezin in eigen omgeving. Om de zwaarte van opvoedingsproblemen te beoordelen wordt gebruik gemaakt van de indeling van Kousemaker. Deze onderscheidt vier stadia: opvoedingsvraag, opvoedingsspanning, opvoedingsnood en opvoedingscrisis (zie bijlage). Ondersteuning door de pedagoog is aangewezen in de eerste drie stadia. Stadium drie en zeker stadium vier komen in aanmerking voor verwijzing naar hulpverlening, zoals bijvoorbeeld Jeugdzorg. De meeste vragen die de pedagogen krijgen bevinden zich in de stadia twee en drie. De aard en omvang van de problemen waar pedagogen mee in aanraking komen, vraagt samenwerking met andere instellingen. Met andere instanties is er de gezamenlijke taak om met de ouders en jongeren te werken aan het oplossen van problemen. Om deze taak goed uit te voeren, willen zij op de hoogte zijn van andere specialisten en diens meerwaarde erkennen. Zo kunnen we gezamenlijk bepalen wie welke hulpvraag gaat beantwoorden. Er is overleg met leidsters van speelzalen, maatschappelijk werk, Yulius, gezinscoaches, AMK, huisartsen, logopedisten en fysiotherapeuten. Er wordt nauw samengewerkt met Reset, de thuisbegeleiders van Vivenz en Internos. Pedagogen initiëren en nemen deel aan ronde-tafel-gesprekken over gezinnen. Ouders, voor hen belangrijke personen en hulpverleners gaan hierbij met elkaar om de tafel om beweging in vastgelopen situaties te bewerkstelligen. Wanneer kinderen verwezen worden voor verder onderzoek of voor verdere hulp, begeleidt de pedagoog dit proces. Zij zorgt zoveel mogelijk voor een warme overdracht. Zij verzamelt de nodige informatie, draagt die over en houdt contact met de onderzoekers en ouders. In elke wijk van Dordrecht werkt één van de pedagogen als opvoedadviseur. Bij haar kan iedere ouder en iedere werker terecht voor advies over kinderen van 0 tot 19 jaar. De pedagoog geeft laagdrempelig hulp en werkt outreachend. Zij werkt samen met andere partners die te maken hebben met het gezin, zoals peuterspeelzaal, kinderopvang en onderwijs. Vanuit deze contacten leveren de pedagogen hun bijdragen aan moedergroepen, themabijeenkomsten of vvethuisbijeenkomsten. De pedagogen bezoeken geregeld alle peuterspeelzalen in Dordrecht. Deze worden vooraf door de leidsters aan de ouders aangekondigd en vinden plaats tijdens de inloop. Op informele wijze leggen de pedagogen contact met ouders, zodat ouders hun opvoedvragen kunnen voorleggen of een afspraak kunnen maken. Het takenpakket omvat verder: • Het bieden van pedagogisch ondersteuning aan ouders in de vorm van huisbezoeken, inloop- en telefoongesprekken en mailverkeer. • Het adviseren en begeleiden van ouders bij doorverwijzing naar andere vormen van hulp. • De hulp in Reset-gezinnen begeleiden, evalueren en soms de zorgcoördinatie voeren in deze gezinnen met kinderen van 4 tot 18 jaar. • Het schrijven en ter ondersteuning van advies aanbieden van schriftelijke informatie over opvoedkundige onderwerpen. • Het verspreiden van deze publicaties via het Digitaal Opvoedplein, wijkkrant, nieuwsbrieven van school of peuterspeelzaal of door uit te delen tijdens inlopen of ouderbijeenkomsten. • Contacten onderhouden met en adviseren aan verwijzers. Het onderhouden van een netwerk ten aanzien van opvoeding en jeugdgezondheidszorg. • Het incidenteel verzorgen van cursussen. Pagina 20 van 32 Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen (1a7) Op gemeentelijk niveau dient aangegeven te zijn wat belangrijk is met betrekking tot de kwaliteit van vve en hoe deze kwaliteit gemeten én geborgd wordt. Het beleidskader 'Verder met vve 2011-2014' schrijft hierover: De gemeente heeft een regierol in de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid. Vve is hier onderdeel van. De wet OKE bepaalt dat gemeenten, peuterspeelzaalorganisaties, schoolbesturen en kinderopvang gezamenlijk afspraken moeten maken om een dekkend en kwalitatief volwaardig vve-aanbod tot stand te brengen. De gemeente heeft de wettelijke taak om minimaal eenmaal per jaar met schoolbesturen en overige vve-partners te overleggen over de resultaten van vve. In Dordrecht past dit onderwerp op de agenda van de Stuurgroep Doorgaande Lijn. Onderwerpen waarover afspraken gemaakt worden: • Inspannings- en resultaatafspraken. • Afspraken over de kwaliteit en pedagogisch klimaat. • Informatieoverdracht. • Organisatie van de overlegstructuur. Doorgaande lijn (1a8) Voor een goede vve-kwaliteit is een doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool belangrijk. Die doorgaande lijn heeft betrekking op de volgende punten: • De vve-coördinatie tussen de voor- en de vroegschool. • Of voldoende doelgroeppeuters doorstromen naar een vroegschool en of voldoende doelgroepkleuters op een voorschool gezeten hebben. • Of er gewerkt wordt met een overdrachtsformulier en liefst ook met een 'warme overdracht', zeker bij de risicokinderen. • De afstemming tussen voor- en vroegschool van het aanbod (vve-programma), het pedagogisch en educatief handelen van de leidsters, de wijze waarop met ouders wordt omgegaan en de interne begeleiding en zorg. Ten aanzien van het beleid in de doorgaande lijn is alleen informatie over de doorstroom van voor- naar vroegschool bekend ('Evaluatie en Monitor vve Dordrecht', januari 2013). Het aandeel van alle leerlingen van vier en vijf jaar op een vve-basisschool is sinds 2006 toegenomen van 26 procent tot 45 procent in 2011. Dit hangt samen met de uitbreiding van het aantal aan vve deelnemende basisscholen. Het specifieke bereik is bij de lichte categorie gestegen van 56 procent in 2006 tot 75 procent in 2011. Dit betekent dat in 2011 van de 184 doelgroepleerlingen met een gewicht van 0.3 er 138 op een vve-basisschool zitten. Voor het specifieke bereik bij de zware categorie is een stijging van 72 procent te zien in 2006 naar 84 procent in 2011. Concreet betekent dit dat van de 229 leerlingen met een gewicht van 1.2 er 193 op een vve-basisschool zitten. Het verdient aanbeveling om in de doorgaande lijn ook gegevens omtrent afstemming van het aanbod (vve-programma), het pedagogisch en educatief handelen van de leidsters, de wijze waarop met ouders wordt omgegaan en de interne begeleiding en zorg mee te nemen. Resultaten (1a9) Elke gemeente dient afspraken te maken met de voor- en vroegscholen over de te behalen resultaten van vve, bijvoorbeeld over welke instrumenten gebruikt worden om het taal- en rekenniveau in beeld te brengen. De Memorie van Toelichting bij de OKE-wet geeft voorbeelden van mogelijke afspraken, overigens zonder uitputtend te zijn: • het aantal kinderen dat een niveau stijgt; • het aantal kinderen dat bijvoorbeeld minimaal op niveau C zit; • afspraken over de minimale woordenschat aan het einde van groep 2. Pagina 21 van 32 De gemeente Dordrecht monitort jaarlijks de resultaten op de Cito-toets Taal voor Kleuters op de vve-basisscholen. Hier zijn echter geen eigen streefdoelen aan verbonden. Op de peuterspeelzalen en de kinderopvang wordt een dergelijke meting (nog) niet uitgevoerd. Over woordenschat en wiskundige oriëntatie zijn ook geen resultaatafspraken gemaakt. Het verdient zeker aanbeveling om afspraken te maken met de vve-instellingen met betrekking tot de resultaatmeting op deze gebieden. Van elk kind is behalve de eindmeting aan het eind van groep 2 ook een eerdere meting uit datzelfde schooljaar opgevraagd. Door beide scores in Cito-niveaus te vertalen, is op kindniveau vast te stellen of een kind in niveau is gestegen, gedaald of gelijk is gebleven. Op deze wijze is voor de meting in schooljaar 2010-2011 van de evaluatie en monitoring van vve in Dordrecht naar inzicht over de taalniveaus en taalontwikkeling gezocht. In totaal hebben in 2010-2011 negen basisscholen met in totaal veertien locaties meegedaan aan het onderzoek. In 2012 is niet deelgenomen aan het onderzoek van de taalontwikkeling door de volgende vijf vve-basisscholen: De Albatros, De Bever, Don Bosco, Ikra en het Montessori Kindcentrum Mozaïek. De volgende conclusies zijn getrokken (uit 'Evaluatie en Monitor vve Dordrecht', januari 2013): • Het gemiddelde vaardigheidsniveau steeg van meting 1 naar meting 2 van 60 naar 65. • Nemen we de A/B-percentages en de D/E-percentages samen en vergelijken we die met de landelijke cijfers (resp. 50 procent en 25 procent) dan scoren de scholen bij beide metingen zowel wat de A/B-percentages als wat de D/Epercentages betreft ongunstig ten opzichte van de landelijke cijfers: lager dan 50 procent bij de A/B-niveaus en hoger dan 25 procent bij de D/E-niveaus. Maar het gaat hier ook om vve-basisscholen, dus dan valt te verwachten dat meer dan gebruikelijk is achterstandsleerlingen op deze basisscholen zitten. Het hoeft niet te betekenen dat de scholen slechter dan landelijk presteren. • Over de periode 2003-2011 zijn de A/B-niveaus gestegen van 28 procent naar 45 procent en de D/E-niveaus zijn gedaald van 40 procent naar 36 procent; de ontwikkeling op de langere termijn is dus wel gunstig. • De taalniveaus geanalyseerd naar de gewichten van de leerlingen voor de drie categorieën percentages voor A/B- en D/E-niveaus druisen in tegen wat verwacht zou mogen worden, namelijk lagere A/B-niveaus en hogere D/Eniveaus voor de gewichtenleerlingen. Het is moeilijk om een verklaring voor deze resultaten te geven. De suggestie is gedaan dat door de nieuwe gewichtenregeling (zonder etniciteit) de 0.0-categorie toch veel allochtone leerlingen omvat die taalachterstanden mee naar school nemen en dat die taalachterstanden in de scores tot uiting komen. • Bij de analyse van de taalontwikkeling bleek, dat van de totale groep van 275 er 22 procent een niveaustijging te zien gaf en 30 procent een niveaudaling. Al met al overheersen de dalers. Bij de A-niveaus - uiteraard – geen stijgers (plafondeffect) en bij de E-niveaus – uiteraard – geen dalers (bodem-effect). Maar van de drie middelste niveaus B, C en D was alleen bij de D-niveaus het percentage stijgers groter dan het percentage dalers, bij de B- en C-niveaus overheersten de dalers. Een mogelijke interpretatie zou kunnen zijn, dat leerkrachten in hun gedrag in de klas een lichte voorkeur zouden kunnen laten zien wat betreft het verdelen van individuele aandacht. Die zou in die interpretatie meer terecht komen bij de D-niveau-leerlingen. Wellicht zou daarbij een rol kunnen spelen, dat leerkrachten er mogelijkerwijs van uitgaan dat er 'meer uit deze leerlingen te halen' zou zijn. Maar deze hypothese kan alleen met observatieonderzoek worden bevestigd. Pagina 22 van 32 VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau (1b) Bij de vve-coördinatie op gemeentelijk niveau gaat het zowel om de sturing als om de uitvoerende coördinatie. De sturing zal doorgaans in LEA-kaders (lokale educatieve agenda) plaatsvinden. Daarnaast zijn er op gemeentelijk niveau allerlei uitvoerende coördinatietaken over het realiseren van het bereik, de certificering van leidsters, enz. De gemeentelijke regie krijgt in Dordrecht gestalte binnen het samenwerkingsverband met de schoolbesturen, de organisaties van het peuterspeelzaalwerk en kinderdagverblijven in het middenkader en op bestuurlijk niveau binnen de Stuurgroep Doorgaande Lijn. In overleg met het vve-veld wordt per jaar afgesproken wat de frequentie is van het overleg over de ontwikkelingen binnen vve. De gemeente treedt op als regievoerder van het vve-beleid in de stad en probeert in gezamenlijkheid met partners de doelstellingen te realiseren. Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau (1c) Sommige gemeenten werken met een vve-monitor die doorgaans vooral gaat over het bereik van VVE. Een monitor is één van de manieren om vve op gemeentelijk niveau te evalueren en waar nodig te verbeteren, maar dat kan ook op andere manieren. Via externe organisaties verkrijgt de gemeente Dordrecht zicht op de kwaliteit van vve waar het gaat om bereik, toeleiding, externe zorg en de resultaten van de CitoEindtoets Taal voor Kleuters op de deelnemende vve-basisscholen. Deze evaluaties zijn doorgaans reden om het beleid bij te stellen. GGD-rapport (2a) De gemeente moet geregeld hebben dat de GGD de basiskwaliteit van de voorscholen beoordeelt en dat er recente GGD-rapporten zijn. Dit betreft de basiskwaliteitseisen uit de Wet Kinderopvang en kwaliteit peuterspeelzalen (art. 1.50 en 2.6) en de eisen aan de voorschoolse educatie (art. 1.50b en 2.8 en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). Deze eisen zijn uitgewerkt in het model GGD-toetsingskader. Op gemeentelijk niveau speelt allereerst de vraag hoe de gemeente het GGD-toezicht heeft georganiseerd. Alle locaties dienen jaarlijks te worden beoordeeld. De inspectie gaat er hierbij van uit dat op elke vve-locatie een recent GGD-rapport aanwezig is, waarin tevens het 8e domein is beoordeeld. Dit is in de gemeente Dordrecht het geval. Gemeentelijk subsidiekader (2b) Gemeenten hanteren een verordening met vve-subsidievoorwaarden: voorscholen moeten aan bepaalde eisen voldoen om vve-subsidie te krijgen. De gemeente Dordrecht hanteert een dergelijke verordening. Daarnaast stelt de gemeente Dordrecht in het kader van bestuursafspraken met het Rijk tijdelijke middelen voor de voorschoolse voorzieningen beschikbaar ten behoeve van de inzet van HBO'ers in de periode 2013 tot en met 2015. Hierbij is de gezamenlijke ambitie van de gemeente en de vve-instellingen dat in 2015, onder meer door het inzetten van HBO'ers, de streefdoelen van de bestuursafspraken worden gehaald. Het uitgangspunt voor de inzet van HBO'ers is dat de gemeente Dordrecht streeft naar een verbetering van de pedagogische kwaliteit. De kwaliteit en professionaliteit van de pedagogisch medewerkers bepaalt het resultaat van vve. De HBO'er wordt bij de voorschoolse voorziening (kinderdagverblijf of peuterspeelzaal) ingezet voor de versterking van de kwaliteit op de vve-groep. Dit gebeurt door inzet van de HBO'er op één of meer van de volgende taken: Opbrengstgericht werken opzetten. Coaching PM-ers op de groep. Coördinatie Doorgaande lijn. Coördinatie Ouderbetrokkenheid. Pagina 23 van 32 Uitgangspunt is dat de subsidie beschikbaar is voor de inzet van de HBO'er gedurende één dagdeel (4 uur per week) per groep. De regeling is tijdelijk van aard en start per 1 januari 2013 met een looptijd tot 31 december 2015. Er kan subsidie worden aangevraagd voor de kalenderjaren 2013, 2014 en 2015. Per locatie dient een plan opgesteld te worden. Een voorbeeld voor anderen (beoordeling 4) Geen. Pagina 24 van 32 3 De oordelen over de voor- en de vroegscholen De voor- en vroegscholen uit het overzicht in paragraaf 2.2 hebben een digitale vragenlijst gekregen om zelf te rapporteren over de kwaliteit van vve. De vragen zijn rechtstreeks afkomstig uit het vve-waarderingskader. Elke voor- en vroegschool heeft een eigen zelfrapportage teruggekregen. Paragraaf 3.1 bevat een overzicht van de resultaten van de vragenlijst. In paragraaf 3.2 worden de resultaten van de locatiebezoeken door de inspectie besproken. Een overzicht van de eigen waarderingen van alle vve-locaties is separaat van het definitieve rapport naar de gemeente gestuurd. 3.1 Resultaten vragenlijst De antwoorden van de locaties op de vragen in de vragenlijst zijn conform de werkinstructie van de Inspectie van het Onderwijs vertaald naar waarderingen van een indicator. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om oordelen die door de inspectie zijn gegeven. De meeste vragenlijsten zijn ingevuld in de periode septemberoktober 2013. In de periode tussen de vragenlijst en de totstandkoming van deze rapportage zijn ontwikkelingen doorgegaan, waardoor sommige waarderingen waarschijnlijk niet meer actueel zijn. In de onderstaande tabel staan deze waarderingen weergegeven in percentages van het totaal aantal vve-locaties in de gemeente. Het percentage waarderingen per indicator is niet altijd 100 procent, omdat op sommige locaties geen waardering is gegeven, bijvoorbeeld omdat het antwoord op vragen ontbrak. Bij de tabellen volgt een toelichting die vooral ingaat op de verschuiving van oordelen ten opzichte van de bestandsopname. Tabel 3.1a Condities (in %) CONDITIES A0.1 Recent en compleet GGD-rapport* A2 Groepsgrootte* A3 'Dubbele bezetting' A4.1 Voldoende vve-tijd per week* A5.2 Opgeleide leidsters* A5.3 Nederlands spreken* A5.4 Vve-geschoolde leidsters** A5.5 Jaarlijks opleidingsplan* De indicatoren met * zijn alleen van toepassing op de voorscholen. De indicatoren met ** komen niet in de digitale vragenlijst voor. 1 2 90 3 86 96 75 98 100 10 4 92 4 25 4 De gemeente Dordrecht heeft aangegeven dat inmiddels alle peuterspeelzalen en kinderopvanglocaties door de GGD zijn bezocht; het 8e domein is bij deze onderzoeken meegenomen. Op met name de vroegscholen is de dubbele bezetting niet altijd goed geregeld; dit werd ook al geconstateerd tijdens de bestandsopname 2010. Door de aangescherpte eisen met betrekking tot het taalniveau van de pedagogisch medewerkers is een forse daling in het percentage voldoende te zien: 92 procent in 2010 en 10 procent nu! Ten tijde van de onderzoeken was er overigens een inhaalslag gaande in de gemeente Dordrecht om het taalniveau van de pedagogisch medewerkers op te vijzelen. Een zeer beperkt aantal van hen was na deze ronde nog onvoldoende vaardig in de Nederlandse taal. Pagina 25 van 32 Tabel 3.1b Ouders (in %) OUDERS B1 Gericht ouderbeleid B2 Vooraf info aan ouders over vve** B3 Intake B4 Thuis vve-activiteiten** B5 Vve-participatie van ouders op voor- en vroegschool B6 Info aan ouders over ontwikkeling kind** B7 Rekening houden met thuistaal 1 2 70 3 74 De indicatoren met ** komen niet in de digitale vragenlijst voor. 4 29 26 68 1 32 47 22 26 Niet alle locaties hebben de vragen omtrent het gericht ouderbeleid ingevuld, maar het percentage locaties dat nog niet beschikt over dergelijk beleid komt redelijk overeen met die van de bestandopname 2010. Opvallend is het aantal locaties dat onvoldoende scoort op de indicator Intake (B3). In 2010 scoorde hier nog 100 procent van de bezochte locaties een beoordeling 3 op. Het tamelijk lage percentage voor deze indicator heeft vooral te maken met het feit dat het beleid omtrent de intakeprocedure nader is geconcretiseerd en het gemis van enkele criteria eerder leidt tot een lagere waardering. Over het geheel genomen wordt er in de gemeente Dordrecht volgens vaste protocollen met betrekking tot de intake gewerkt (zoals ook blijkt uit de gegevens van de bezochte locaties). Deze getallen moeten dus enigszins genuanceerd worden bekeken. Tabel 3.1c Kwaliteit van de uitvoering van vve (in %) KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE Het aangeboden programma C1.1 Integraal programma C1.2 Doelgerichte planning 1 2 3 5 27 68 67 4 Enkele voorschoollocaties hebben niet ingevuld of en zo ja welk programma zij inzetten op de zaal. Met name de voorschoollocaties geven aan nog niet te werken met een doelgerichte planning: een jaarrooster, een weekrooster en dagplanning met de vve-activiteiten die worden aangeboden (cognitief, sociaal, motorisch en creatief), etc. Dit is een verdubbeling ten opzichte van de bestandsopname 2010. Tabel 3.1d Ontwikkeling, begeleiding en zorg (in %) ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG D1.1 Volgen ontwikkeling kinderen D1.2 Planmatige begeleiding D1.3 Evaluatie van begeleiding en zorg D2.1 Welke kinderen externe zorg nodig? D2.2 Aanmelding externe zorg 1 2 37 45 45 30 11 3 47 4 51 53 64 88 Een positieve verschuiving ten opzichte van de bestandsopname is te zien in de mate waarop de locaties aangeven in staat te zijn om planmatige en doelgerichte zorg te bieden. Het percentage van 51 procent dat aangeeft zeer goede planmatige begeleiding te bieden, wijkt af van wat in de praktijk is geconstateerd (zie tabel 3.2d). Pagina 26 van 32 Tabel 3.1e Kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool (in %) KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- EN 1 VROEGSCHOOL E1 Vve-coördinatie binnen school E2 Vve evalueren E3 Opbrengsten evalueren E4 Verbetermaatregelen E5 Vve borgen E6 Vve in kwaliteitszorg binnen school 2 3 11 56 58 37 30 12 89 3 11 36 60 19 4 23 30 De inhoudelijke kwaliteitszorg (gericht op vve, verbeterplannen met gerichte doelen en ambities met betrekking tot vve en daaruit voortvloeiend aantoonbare en planmatige evaluaties) kan evenals tijdens de bestandopname 2010 op de meeste locaties worden verbeterd. Met name de voorscholen hebben nog geen werkwijze gevonden om de vve-opbrengsten (kwalitatief en kwantitatief) in kaart te brengen en te evalueren. Tabel 3.1f Doorgaande lijn (in %) DOORGAANDE LIJN F1 Vve-coördinatie tussen voor-vroeg** F2 Doorstroom naar vroegschool F3 Warme overdracht F4 Afstemming aanbod F5 Afstemming pedagogisch/educatief handelen F6 Afstemming over ouders F7 Afstemming begeleiding/zorg 1 De indicator met ** komt niet in de digitale vragenlijst voor. 2 3 73 30 10 26 36 32 22 70 67 51 41 45 4 Nagenoeg alle voorscholen hebben ingevuld geen beleid te hebben met betrekking tot een automatische doorstroom van vve voor-naar vve vroegschool. Dit negatieve beeld heeft dus voornamelijk te maken met het feit dat weliswaar bijna alle kinderen uitstromen naar een vve-vroegschool, maar dat de gegevens niet bijgehouden worden. Tabel 3.1g Resultaten (in %) RESULTATEN G1 Vve-resultaten meten G2 Niveau vve-resultaten G3 Verlengde kleuterperiode** De indicator met een ** is alleen van toepassing op de vroegscholen. 1 2 3 4 2 Slechts één vroegschool heeft indicator G3 ingevuld. In 2010 werd op alle vroegscholen een beoordeling 3 gegeven voor deze indicator. Ook in de praktijk blijkt dat weinig kinderen een jaar langer in de kleutergroep verblijven zonder dat daar een beredeneerde beslissing aan vooraf gegaan is. Pagina 27 van 32 3.2 Resultaten inspectiebezoek De inspectie heeft ter verificatie van de vragenlijsten zes koppels van voor- en vroegscholen bezocht. Dit is zo'n 15 procent van alle vve-locaties in de gemeente Dordrecht. Bij de keuze van de te bezoeken locaties is de inspectie met name uitgegaan van het percentage doelgroepkinderen en waar mogelijk van een evenredige vertegenwoordiging van peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen. Het onderzoek bestond uit groepsobservaties, gesprekken en documentenanalyse. In onderstaande tabellen staan de oordelen van de inspectie in percentages van het totaal aantal bezochte vve-locaties in de gemeente. Het percentage oordelen per indicator kan verschillen, omdat op sommige locaties geen oordeel is gegeven. Onder iedere tabel wordt een toelichting gegeven op de oordelen en de mogelijke verschillen tussen de oordelen op basis van de bezoeken en de waarderingen op basis van de vragenlijsten. Tabel 3.2a Condities (in %) CONDITIES A0.1 Recent en compleet GGD-rapport* A2 Groepsgrootte* A3 'Dubbele bezetting' A4.1 Voldoende vve-tijd per week* A5.2 Opgeleide leidsters* A5.3 Nederlands spreken* A5.4 Vve-geschoolde leidsters A5.5 Jaarlijks opleidingsplan* 1 2 17 8 17 De indicatoren met een * zijn alleen van toepassing op de voorscholen. 3 100 100 50 100 100 83 92 100 4 Op één van de vroegscholen is de dubbele bezetting niet conform de afspraken geregeld. Dit is met het bestuur besproken. Opvallend is dat nagenoeg alle andere vroegscholen aangeven dat dit een aandachtspunt is. Op slechts één van de bezochte voorscholen wordt een extra taalcursus aangeboden. Tabel 3.2b Ouders (in %) OUDERS B1 Gericht ouderbeleid B2 Vooraf info aan ouders over vve B3 Intake B4 Thuis vve-activiteiten B5 Vve-participatie van ouders op voor- en vroegschool B6 Info aan ouders over ontwikkeling kind B7 Rekening houden met thuistaal 1 2 75 3 25 100 100 92 100 83 83 4 8 8 Op driekwart van de bezochte locaties is het vaststellen van een gericht ouderbeleid nog een verbeterpunt. Dit onderdeel is ook als speerpunt in het gemeentelijk beleid benoemd in de komende periode. Gemeentebreed geven nagenoeg alle locaties aan dat zij dit beleid ook nog niet beschreven hebben. Pagina 28 van 32 Tabel 3.2c Kwaliteit van de uitvoering van vve (in %) KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE Het aangeboden programma C1.1 Integraal programma C1.2 Doelgerichte planning C1.3 Gericht op taalontwikkeling C1.4 Opklimmende moeilijkheidsgraad Het pedagogisch klimaat C2.1 Pedagogisch handelen C2.2 Structuur en gedragsgrenzen C2.3 Stimuleren sociale vaardigheden en competenties C2.4 Bevorderen zelfstandigheid C2.5 Inrichting van de ruimte Het educatief handelen C3.1 Afstemming educatief handelen C3.2 Structurele activiteiten voor taalontwikkeling C3.3 Bevorderen interactie C3.4 Stimuleren actieve betrokkenheid kinderen C3.5 Ontwikkeling van aanpakgedrag bij kinderen C3.6 Responsief gedrag C3.7 Afstemming activiteiten op ontwikkelingsverschillen 1 2 3 8 8 17 100 83 92 83 83 83 83 100 83 8 8 8 4 8 17 17 17 17 92 100 100 92 92 100 100 De kwaliteit van de uitvoering van vve is overwegend van voldoende niveau. Daarnaast zijn er vele goede voorbeelden voor anderen gezien, met name in het pedagogisch klimaat. Tabel 3.2d Ontwikkeling, begeleiding en zorg (in %) ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG D1.1 Volgen ontwikkeling kinderen D1.2 Planmatige begeleiding D1.3 Evaluatie van begeleiding en zorg D1.4 Specifieke begeleiding en zorg voor taalontwikkeling D2.1 Welke kinderen externe zorg nodig? D2. 2 Aanmelding externe zorg D2.3 Volgen van de externe zorg 1 2 42 50 3 100 50 42 83 100 100 100 4 8 8 Hoewel er forse stappen gezet zijn ten opzichte van de bestandsopname in 2010, komen de planmatige begeleiding en de evaluatie van de aangeboden hulp nog niet voldoende uit de verf. Met de komst van de HBO'ers wordt naar verwachting een flinke sprong hierin gemaakt. Zij zullen zich met name bezighouden met dit aspect. Tabel 3.2e Kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool (in %) KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- EN 1 VROEGSCHOOL E1 Vve-coördinatie binnen school E2 Vve evalueren E3 Opbrengsten evalueren E4 Verbetermaatregelen E5 Vve borgen E6 Vve in kwaliteitszorg binnen school 2 3 50 58 8 25 17 100 17 42 58 75 67 4 33 33 17 Pagina 29 van 32 Ook binnen de kwaliteitszorg heeft vve nog geen vaste plek gekregen. De beoordelingen op de locaties komen goed overeen met wat gemeentebreed is ingevuld in de vragenlijsten. De goede voorbeelden zijn vooral te danken aan de intensievere – en vaak jarenlange - samenwerking tussen de leiding van de voor- en de vroegschool. Zij kennen elkaars werkwijze, weten welke kant zij op willen op hun specifieke locaties en komen eerder tot vaste (werk-)afspraken dan andere koppels. Tabel 3.2f Doorgaande lijn (in %) DOORGAANDE LIJN F1 Vve-coördinatie tussen voor-vroeg F2 Doorstroom naar vroegschool F3 Warme overdracht F4 Afstemming aanbod F5 Afstemming pedagogisch klimaat/educatief handelen F6 Afstemming over ouders F7 Afstemming begeleiding/zorg 1 2 17 33 50 33 3 75 100 50 92 50 50 58 4 25 33 8 17 Bij één koppel van voor- en vroegschool is er geen warme overdracht voor alle (zorg-)peuters, maar alleen voor die kinderen voor wie dat echt noodzakelijk wordt geacht. Dit punt wordt opgepakt door de HBO'er in vve. Ook hier verschillen de percentages niet van wat gemeentebreed is ingevuld. Tabel 3.2g Resultaten van vve (in %) RESULTATEN VAN VVE 1 2 G1 Vve-resultaten meten G2 Niveau vve-resultaten G3 Verlengde kleuterperiode** 17 De indicator met een ** is alleen van toepassing op de vroegscholen. 3 4 83 Er zijn met de gemeente Dordrecht nog geen afspraken gemaakt over het aanleveren of analyseren van de resultaten. Er kan dan ook niet bepaald worden of deze resultaten van voldoende niveau zijn. Op één van de zes bezochte basisscholen wijkt het percentage kleuters dat een extra jaar in groep 1-2 verblijft negatief af van het landelijk gemiddelde. Pagina 30 van 32 4 Conclusies De inspectie heeft zowel op het niveau van de gemeente, als op het niveau van de afzonderlijke locaties, de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Dordrecht beoordeeld. De oordelen zijn gebaseerd op de antwoorden op vragenlijsten door zowel de gemeente als de vve-locaties. De antwoorden van de gemeente zijn geverifieerd in gesprekken en aan de hand van separaat toegestuurde beleidsdocumenten. De antwoorden van de vve-locaties zijn in een beperkte steekproef van onderzoeken ter plaatse geverifieerd. Conclusies gemeentelijk vve-beleid Ten opzichte van de bestandsopname in 2010 heeft de gemeente Dordrecht op de meeste aspecten haar kwaliteit weten te behouden. Op een enkel aspect zijn er voldoende stappen gemaakt om de kwaliteit in het beleid voor vve te verbeteren. Daarnaast zijn er nog drie aspecten die – hoewel als voldoende beoordeeld – de aandacht verdienen. Ten aanzien van het ouderbeleid blijkt in de huidige situatie dat relatief veel ouders niet bereikt (willen) worden en dat deelname aan de vve-thuisactiviteiten beperkt is. De gemeente Dordrecht onderkent dit probleem en heeft het ouderbeleid als speerpunt voor de komende periode geformuleerd. Ook zal de gemeente Dordrecht toe moeten naar het maken van afspraken waar het gaat om het meten van de resultaten van vve. Voor het meten van de taalontwikkeling is dit al wel in gang gezet; voor het in kaart brengen van de rekenkundige en sociaal-emotionele ontwikkeling nog niet. Bovendien zal de gemeente Dordrecht voldoende ambitieuze doelen voor deze onderdelen moeten vaststellen. Nu wordt alleen gemeten hoe de kinderen zich ontwikkelen. Een derde aandachtspunt betreft de externe zorg: hoewel alle facetten van de externe zorg als voldoende zijn beoordeeld, blijkt in de praktijk dat de locaties tegen muren oplopen op het moment dat zij een beroep doen op externe instanties. Vaak heeft dit te maken met aparte processen en procedures die niet aansluiten op de vraag van de locaties. Daardoor kost het in een aantal gevallen veel tijd voordat gestart kan worden met de externe zorgverlening. Verbeterafspraken Geen. Verbeterpunten • Ouders (1a4) Voldoende • Definitie doelgroepkind (1a1) • Bereik (1a2) • Toeleiding (1a3) • Integraal vve-programma (1a5) • Externe zorg (1a6) • Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen (1a7) • Doorgaande lijn (1a8) • Resultaten (1a9) • Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau (1b) • Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau (1c) Een voorbeeld voor anderen Geen. Pagina 31 van 32 Kwaliteit van vve op de locaties, de relatie tussen de bezoeken en de vragenlijsten en de relatie tussen het gemeentelijk beleid en de kwaliteit op de locaties Ten opzichte van de vorige onderzoeken is er veel ten goede veranderd op locatieniveau, hetgeen goed te zien is in de dagelijkse praktijk. In essentie voldoen de bezochte koppels aan de basiskwaliteit voor het uitvoeren van kwalitatief goede vve. Ook op het niveau van het management is gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit van vve. De onlangs gestarte HBO'ers zullen een cruciale vervullen in het verder verfijnen van de zorg en begeleiding, de kwaliteitszorg en de doorgaande lijn tussen voor- en vroegscholen. Tegelijkertijd is ook de situatie complexer geworden in de gemeente Dordrecht: naast de taalproblematiek moet er veel aandacht uitgaan naar sociaal-maatschappelijke en sociaal-economische factoren waar de locaties ook mee te maken krijgen. Een goede samenwerking (tussen de voor- en vroegscholen, maar ook met de gemeente) is daarom zeer belangrijk. Belangrijk ten slotte is dat de onderdelen die nu nog als tekortkoming zijn beoordeeld (waaronder het ouderbeleid in al haar facetten) de aandacht hebben van alle betrokkenen bij vve in de gemeente Dordrecht en als speerpunt voor de komende periode zijn geformuleerd. Vervolgafspraken De inspectie zal vanaf 2015 opnieuw de kwaliteit van vve in de gemeente Dordrecht in beeld brengen. Pagina 32 van 32
© Copyright 2025 ExpyDoc