Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 1 Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 Inleiding Opdracht in Wmo 2015 In de nieuwe Wmo 2015 is de brede opdracht voor gemeenten neergelegd om zorg te dragen voor de maatschappelijke ondersteuning en de kwaliteit en continuïteit van voorzieningen (voor mensen met beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen). Meer specifiek gaat het om: • Bevorderen sociale samenhang; • Bevorderen toegankelijkheid voor mensen met een beperking; • Bevorderen veiligheid, leefbaarheid; • Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld; • Ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers; • Preventie en vroegtijdige signalering; • Ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie, liefst in de eigen leefomgeving; • Beschermd wonen en opvang. De Wmo 2015 is dus een brede wet, het gaat om meer dan de maatwerkvoorzieningen. Het beleidsontwikkelingsproces In het gemeentelijke beleidsplan en de gemeentelijke verordening wordt binnen de wettelijke kaders uitwerking gegeven aan het lokale (regionale) beleid. Aan deze uitwerking gingen verschillende stappen vooraf: 1. de uitgangspuntennotitie “begeleiding onder de Wmo”; 2. de regionale visie op sociaal domein “Verbeteren door vernieuwen en verbinden”; 3. de kadernota “Wmo 2015”. Vervolg op dit beleidsplan is op korte termijn de uitwerking in de verordening Wmo, de beleidsregels en het Besluit, waarbij het accent zal liggen op de maatwerkvoorzieningen. Daarnaast worden in dit beleidsplan onderwerpen benoemd die op de Ontwikkelagenda worden gezet voor uitwerking in de komende 4 jaren. Dit sluit aan bij de in de kadernota aangegeven ontwikkeling van beleidsarm naar beleidsrijk: “vernieuwing in ontwikkeling”. Onderwerpen in de Wmo-verordening De nieuwe Wmo-verordening bevat regels ter uitvoering van het beleidsplan. In de Wmo 2015 wordt aangegeven welke onderwerpen in ieder geval in de verordening geregeld 'dienen' te worden. Maar daarnaast 'kunnen' ook andere onderwerpen opgenomen worden. Voor de huidige Wmo-voorzieningen kan in de nieuwe verordening Wmo 2015 grosso modo aangesloten worden bij de huidige verordening. In de nieuwe verordening kan ook de structuur van de oude verordening gehandhaafd blijven. In dit beleidsplan gaan we in op de volgende onderwerpen: 1. De criteria om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen; 2. De hoogte van het Persoonsgebonden budget; 3. De kwaliteitseisen voorzieningen en deskundigheid beroepskrachten; 4. De afhandeling van klachten; 5. De medezeggenschap van cliënten; 6. De wijze waarop ingezetenen, cliënten of hun vertegenwoordigers betrokken zijn bij de Wmo 2015; 7. De bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik; _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 2 De eigen bijdrage in de kosten van voorzieningen; Het blijk van waardering voor mantelzorgers; De cliëntondersteuning; De 7 x 24 uur beschikbaarheid van telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en advies; De waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening; Huiselijk geweld, kindermishandeling en calamiteiten (incl. de zorg voor de organisatie van een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling); Beschermd wonen en opvang; Right to challenge. Naast bovengenoemde onderwerpen zijn er 2 andere onderwerpen die ook een relatie hebben met de Wmo verordening 2015. Het gaat om De omvorming van de Hulp bij het huishouden Een nieuwe regeling ‘Inkomensondersteuning chronisch zieken en gehandicapten’. Omvorming hulp bij het huishouden T.a.v. de Hulp bij het huishouden is een apart besluitvormingstraject gaande, dat via het PFO Samenleving loopt. Immers Hulp bij het huishouden is een bestaande taak binnen de Wmo en valt daarom buiten de decentralisatie. Maar de wijzigingen in het beleid Hulp bij het huishouden moeten wel een plek krijgen in de nieuwe Wmo verordening. Om de korting van 40% op het budget op te vangen wordt inhoudelijk ingezet op 2 sporen: a. de omzetting van de Hulp bij het huishouden naar één voorziening voor één tarief; b. de beperking van het aantal cliënten door toepassing van De Kanteling en het beschikbaar zijn van particulier aanbod. Voor nadere informatie wordt verwezen naar het besluit van het PFO Samenleving van 8 mei jl. en het voorstel dat op korte termijn wordt voorgelegd aan de colleges. Deze besluitvorming zal z’n uitwerking krijgen in de nieuwe Wmo verordening. Samenvatting Bij de omvorming van de Hulp bij het huishouden wordt de koers ingezet naar “één product één prijs” in combinatie met de Kanteling en het voorliggend maken van de Hulp bij het huishouden voor wie het zelf kan betalen en zelf kan regelen. Inkomensondersteuning chronisch zieken en gehandicapten Ook t.a.v. de Inkomensondersteuning chronische zieken en gehandicapten komt op korte termijn een afzonderlijk voorstel in besluitvorming. De gemeenten krijgen hiervoor nl. budget overgedragen (circa een derde deel van het bedrag dat het rijk er aan besteedde). De rijksoverheid heeft besloten zowel de Compensatieregeling Eigen Risico (CER) als de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) te beëindigen omdat deze in de praktijk geen gerichte compensatie boden en niet voldeden aan het beoogde doel. Als alternatief geeft de wetgever in de Wmo aan de gemeenteraad de mogelijkheid om in de verordening te bepalen of en zo ja, in welke gevallen en in welke mate het college een tegemoetkoming verstrekt. Er komt een mogelijkheid voor een financiële tegemoetkoming vanuit de Wmo. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 3 Gemeenten hebben in theorie verschillende mogelijkheden om invulling te geven aan inkomensondersteuning: 1) de individuele Bijzondere Bijstand; 2) een collectieve (aanvullende) zorgverzekering; 3) een financiële tegemoetkoming vanuit de Wmo; 4) een verlaging van de eigen bijdrage voor Wmo voorzieningen; 5) een fonds voor ondersteuning van mensen met een chronische ziekte en/of beperking. De gemeenteraad moet in het lokale beleidplan expliciet opnemen of gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot het verstrekken van een financiële tegemoetkoming vanuit de Wmo. Als de gemeente besluit de bevoegdheid niet te gebruiken, moet in het beleidsplan gemotiveerd worden waarom daarvan wordt afgezien. Voorgesteld wordt het budget inderdaad wel in te zetten voor inkomensondersteuning. Maar niet in de vorm van een financiële tegemoetkoming vanuit de Wmo, optie 3. Gekozen wordt voor het gericht compenseren van meerkosten voor inwoners met een laag inkomen en geen of een gering vermogen. Voor de invulling wordt gekozen voor de individuele Bijzondere Bijstand en een collectieve (aanvullende) zorgverzekering. Een inkomens- en vermogenstoets behoort in het kader van de Bijzonder Bijstand tot de mogelijkheden (die mag nl. onder de Wmo niet worden toegepast). Bovengenoemde mogelijkheden 4 en 5 vallen ook af. Bij 4 is er geen sprake van een gerichte compensatie en bij 5 is geen bestaand fonds aanwezig waarbij aangesloten kan worden. In de notitie Inkomensondersteuning die momenteel vanuit het Participatietraject wordt opgesteld, zal nadere invulling gegeven worden aan dit beleid. Samenvatting De inkomensondersteuning wordt gericht op het compenseren van meerkosten voor inwoners met een laag inkomen en geen of een gering vermogen. Voor de invulling wordt gekozen voor de individuele Bijzondere Bijstand en een collectieve (aanvullende) zorgverzekering. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 4 1. De werkwijze bij en criteria voor een maatwerkvoorziening 1.1. Opdracht Overeenkomstig artikel 2.1.3. lid 2 sub a van de Wmo 2015 dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen om aan te geven op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. 1.2. Uitgangspunt Het uitgangspunt is de eigen kracht. De gemeenten in de Hoeksche Waard hebben in de laatste jaren de uitvoering en het beleid van de huidige Wmo gekanteld. In de kadernotitie “kanteling Wmo-beleid”, die medio 2013 door de gemeenteraden van de gemeenten in de Hoeksche Waard is vastgesteld, worden kort “De Kanteling” en de belangrijkste uitgangspunten toegelicht: Wmo als participatiewet Vraaggericht Eigen kracht, eigen netwerk, algemene en collectieve voorzieningen Ook de Wmo 2015 gaat uit van de eigen kracht. De huidige werkwijze wordt gecontinueerd. Ook van aanbieders wordt de “gekantelde” werkwijze verwacht. In de pilot Wijkteam wordt deze benadering uitgewerkt tot een werkwijze voor de praktijk. 1.3.Werkwijze In de huidige Wmo verordening is uitgegaan van resultaatgerichte compensatie en zijn voor de huidige taken resultaten geformuleerd, bijvoorbeeld: a. een schoon en leefbaar huis; b. wonen in een geschikt huis; c. beschikken over zaken voor primaire levensbehoeften; d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding. Bij de uitvoering van de Wmo 2015 wordt bij een melding namens het college een onderzoek uitgevoerd. Bij het onderzoek worden de beperkingen, persoonskenmerken en behoeften geïnventariseerd. Dit betekent niet dat aan alle wensen van de belanghebbende tegemoet moet worden gekomen. Het gaat er om dat iemand in aanvaardbare mate in staat wordt gesteld maatschappelijk te participeren. Dat kan per individueel geval verschillen. Het gaat om maatwerk. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 5 In de beleidsregels zijn met betrekking tot de huidige geformuleerde resultaten kaders vastgesteld om te beoordelen of een individuele voorziening noodzakelijk is. Introductie Zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) Bij de nieuwe taken kan er sprake zijn van een grotere complexiteit. Voor het onderzoek zijn instrumenten zoals de zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) uitgewerkt. Deze matrix geeft informatie over 11 domeinen: Financiën, Dagbesteding, Huisvesting, Huiselijke relaties, Geestelijke gezondheid, Lichamelijke gezondheid, Verslaving, Activiteiten van het dagelijks leven, Sociaal netwerk, Maatschappelijke participatie en Justitie. Alle gegevens over het functioneren van een persoon kunnen op de zelfredzaamheidmatrix worden uitgedrukt in een oordeel over de mate van zelfredzaamheid van die persoon op dat moment. De niveaus zijn aangegeven met een score: een getal tussen 1 en 5 en met een korte beschrijving: ‘acuut probleem’, ‘niet zelfredzaam’, ‘beperkt zelfredzaam’, ‘voldoende zelfredzaam’, en ‘volledig zelfredzaam’. In bijlage 1 is een voorbeeld van zo’n matrix opgenomen. Na het uitwerken van de zelfredzaamheidsmatrix is in beeld welke bruto zorgbehoefte er is. Vervolgens wordt onderzocht welke oplossingen er zijn binnen de eigen kracht, sociaal netwerk (incl. gebruikelijke zorg), algemene voorzieningen, voorliggende voorzieningen, vrijwilligers en mantelzorg en welke oplossingen algemeen gebruikelijk zijn. Hieruit volgt uiteindelijk de netto zorgbehoefte, waarvoor een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Een werkwijze waarbij in verschillende stappen getrechterd wordt. Deze zelfredzaamheidmatrix kan ook voor de bestaande taken gebruikt wordt. In die gevallen, waarin de zelfredzaamheidsmatrix niet toegepast kan worden, wordt een ander beoordelingsinstrument ingezet om het noodzakelijke onderzoek uit te voeren en de eigen kracht van de hulpvrager en diens netwerk in beeld te brengen. De matrix is een hulpmiddel. Naast zo’n matrix moet in de uitvoering ook intervisie en casuïstiek ingebouwd worden ten behoeve van de eenduidigheid, uniformiteit en deskundigheidsbevordering. In het kader van de Pilot Wijkteam wordt daarmee nu gewerkt om een praktische werkwijze te ontwikkelen. Samenvatting Om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening wordt een onderzoek uitgevoerd. Bij het onderzoek wordt uitgegaan van de “eigen kracht” en worden de beperkingen, persoonskenmerken en behoeften geïnventariseerd. Bij dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een zelfredzaamheidmatrix.(zie bijlage 1) Bij de uitvoering wordt ook intervisie en casuïstiek ingebouwd t.b.v. uniformiteit in toepassing. Een maatwerkvoorziening wordt pas toegekend als de mogelijkheden binnen de eigen kracht, van gebruikelijke zorg, mantelzorg of algemene voorzieningen niet toereikend zijn. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 2. 6 Persoonsgebonden budget 2.1. Opdracht In artikel 2.3.6. van de Wmo 2015 wordt bepaald aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om van een persoonsgebonden budget gebruik te kunnen maken. Het college beoordeelt of daarvan sprake is. In de verordening moet worden vastgelegd hoe de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld. Dat zal - gegeven het maatwerkkarakter van de te verstrekken individuele ondersteuning - per maatwerkvoorziening kunnen verschillen. Hier is van belang dat de hoogte van het persoonsgebonden budget zodanig zal moeten zijn dat de cliënt met het persoonsgebonden budget de vastgestelde ondersteuning ook werkelijk kan inkopen. Er is voor gemeenten ook de mogelijkheid om in de verordening te differentiëren tussen de hoogte van het persoonsgebonden budget voor professionele ondersteuning en nietprofessionele ondersteuning. Bij de opdracht aan de gemeenteraad hoort dat regels gesteld kunnen worden over het tarief van het pgb dat uitbetaald mag worden aan iemand van het sociaal netwerk 2.2. Criteria Binnen de Wmo 2015 is het belangrijk dat er voor cliënten maatwerk mogelijk is. Daarom wordt keuzevrijheid gerealiseerd door voor Zorg in natura het breed contracteren van zorgaanbieders. De Wmo 2015 stelt dat het college van B&W voor alle voorzieningen een persoonsgebonden budget kan verstrekken nadat in het onderzoek is gebleken dat een individuele maatwerkvoorziening noodzakelijk is en als de aanvrager voldoet aan de volgende drie criteria: 1. De aanvrager is op eigen kracht of met ondersteuning uit het netwerk voldoende in staat de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken (opstellen budgetplan, afsluiten overeenkomsten, verantwoording en het maken van afspraken rondom de zorg) op verantwoorde wijze uit te voeren. In tegenstelling tot de huidige verordening maakt de wet het nu mogelijk om deze taken uit te laten voeren door een curator, mentor, bewindvoerder of gemachtigde van de aanvrager. De aanvrager mag op eigen kosten ook professionele ondersteuning budgetbeheer inschakelen. 2. De aanvrager heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen. De motivatie geeft aan dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op het aanbod Zorg in Natura en wanneer de aanvrager in alle redelijkheid motiveert waarom hij voor een Pgb kiest kan de gemeente het persoonsgebonden budget niet weigeren, mits ook aan de andere voorwaarden wordt voldaan. De volgende onderdelen maken de motivering relevant: De mogelijkheid tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid en regie; Flexibiliteit; Hogere kwaliteit; Identiteitsgebonden motivatie; Specifieke motivatie in verband met specifieke behoeften (24 uur oproepbaar, zelfde hulpverlener noodzakelijk in verband met psychische/psychiatrische problematiek etc.) 3. Naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren en die de aanvrager van het budget wil betrekken van goede kwaliteit zijn. De aanvrager moet aantonen dat: _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus - 7 De ondersteuning doelmatig is: het resultaat van de ondersteuning aansluit op de ondersteuningsbehoefte die tijdens het onderzoek is vastgesteld; De persoon of organisatie die de individuele voorziening gaat aanbieden of leveren vakbekwaam is; Het ondersteuningsaanbod voldoende continuïteit biedt. Het toetsen van bovengenoemde voorwaarden vindt plaats in samenspraak met de aanvrager binnen de onderzoeksfase. De aanvrager stelt in deze fase een persoonlijk budgetplan op. Dit heeft als doel de aanvrager bewust mee te nemen in het proces van toetsen en de uiteindelijke keuze voor een persoonsgebonden budget. Na de verstrekking van een persoonsgebonden budget wordt regelmatig door de budgethouder verantwoording afgelegd over de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken. De inhoudelijke verantwoording geschiedt bij het Wmo-loket. Het contact tussen het Wmo-loket en de budgethouder blijft in stand. De financiële verantwoording geschiedt bij de SVB. Met deze verantwoording wordt fraude en oneigenlijk gebruik tegengegaan. 2.3. Voorwaarden voor het inschakelen van informele zorg Het persoonsgebonden budget kan ook worden gebruikt voor het inschakelen van iemand uit het sociale netwerk (informele zorg, niet-professionele zorg). Dit is mogelijk als de aanvrager naar het oordeel van het college aantoont dat dit meerwaarde oplevert ten opzichte van formele zorg. Voor het inschakelen van informele zorg gelden de eerder genoemde kwaliteitscriteria. Daarnaast stellen we een aantal aanvullende voorwaarden: De persoon die de zorg gaat verlenen verklaart dat hij/zij in staat is deze zorg te verlenen; Die persoon verklaart dat hij/zij op geen enkele wijze druk op de ontvanger van het persoonsgebonden budget heeft uitgeoefend bij zijn/haar besluitvorming; Die persoon overlegt een verklaring omtrent gedrag; Het persoonsgebonden budget is volledig bedoeld voor zorg en ondersteuning. Daarnaast is een weging van de zorg, die geboden gaat worden vanuit het sociale netwerk, noodzakelijk om onderscheid te maken tussen (gebruikelijke) hulp die gegeven wordt vanuit het sociale netwerk zoals wenselijk is vanuit de kantelingsgedachte en betaalde zorg vanuit het sociale netwerk. De weging kan op grond van de volgende criteria: De zorg overstijgt de gebruikelijke zorg; Type hulp (boodschappen doen en het schoonmaken van het gehele huis); Frequentie van de hulp (elke dag of eenmaal per 4 weken); Tijdelijke hulpvraag of hulp voor langere tijd; De mate van verplichting (is er de mogelijkheid van een keertje overslaan, iemand anders kunnen inzetten of de zorg op een ander moment kunnen verrichten). 2.4. Toekenning van een persoonsgebonden budget leidt tot trekkingsrecht Indien een persoonsgebonden budget formeel is toegekend ontstaat voor het toegekende bedrag een trekkingsrecht bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB is door het Rijk aangesteld als landelijke organisatie voor de uitbetaling van de persoonsgebonden budgetten. Door het trekkingsrecht ontvangt de budgethouder het budget niet meer op zijn eigen rekening. De budgethouder dient de facturen van de zorgverlener in en het SVB beheert het budget en verzorgt de betalingen aan de zorgverlener. De invoering van het _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 8 trekkingsrecht is een middel om foutieve bestedingen van het persoonsgebonden budget terug te dringen. Met de SVB moeten nog nadere afspraken gemaakt worden (bevoorschotting, terugvordering, mandatering, managementinformatie e.d.). 2.5. De hoogte van het persoonsgebonden budget Voorgesteld wordt dat de gemeenteraad vaststelt op welke wijze het tarief voor het persoonsgebonden budget wordt bepaald: Is gebaseerd op een persoonlijk plan van de cliënt hoe het persoonsgebonden budget besteed gaat worden; Is toereikend om kwalitatief goede en doelmatige zorg in te kopen; Bedraagt ten hoogste de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening in natura; Bij het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met een tariefdifferentiatie voor professionele ondersteuning en nietprofessionele ondersteuning. Het college werkt in de verordening en andere beleidsstukken (Beleidsregels, Besluit en aanvullende aparte beleidsnotities) een en ander concreet uit. 2.6. Overgangsrecht Het overgangsrecht is gelijk aan dat voor Zorg in Natura met dien verstande dat wel het trekkingsrecht gaat gelden voor de budgethouders. Samenvatting Het college toetst het verstrekken van een persoonsgebonden budget aan de wettelijke criteria. Een persoonsgebonden budget kan onder aanvullende voorwaarden aangewend worden voor het inschakelen van informele zorg. Voor professionele en niet-professionele ondersteuning wordt rekening gehouden met een tariefdifferentiatie. Een persoonsgebonden budget bedraagt ten hoogste de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening in natura. De budgethouder legt inhoudelijk en financieel verantwoording af. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 9 3. De kwaliteitseisen voorzieningen en deskundigheid beroepskrachten 3.1. Opdracht Overeenkomstig artikel 2.1.3. lid 2 sub c van de Wmo 2015 dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen om aan te geven welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen incl. eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten. 3.2. Basisnormen in de wet In artikel 3.1. van de Wmo 2015 worden de basisnormen beschreven, waarvoor de aanbieder zorg moet dragen, nl. dat een voorziening in elk geval: a. veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verstrekt; b. afgestemd is op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt; c. verstrekt wordt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard; d. verstrekt wordt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt. 3.3. In samenspraak en op basis van bevindingen Bij de huidige AWBZ is de Kwaliteitswet zorginstellingen van toepassing, met regels voor kwaliteitseisen, toezicht, handhaving en sancties. Hierbij worden ook de meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling betrokken en het melden van calamiteiten. Zie ook verderop in dit beleidsplan. In de kwaliteitswet wordt in feite ook een kwaliteitssysteem opgenomen met een verantwoording. Voor 'toezicht en handhaving' dient het college personen aan te wijzen. Deze personen kunnen zich laten adviseren door de Inspectie voor de Volksgezondheid. Zij dienen ook jaarlijks te rapporteren aan de minister. Bij de uitwerking van het contractmanagement wordt bezien of toezicht daarin ondergebracht kan worden. De vraag is of naast de basisnormen nog specifieke kwaliteitseisen geformuleerd dienen te worden, waarbij gedacht kan worden aan (kwaliteits)certificering en/of eisen in de sfeer van de Verklaring Omtrent het Gedrag. Het levert voor alle partijen administratieve lasten op en biedt geen waarborg. De kosten daarvan gaan ten laste van de middelen voor ondersteuning, preventie e.d. Daarnaast geldt dat één van de aandachtspunten is: minder regels en administratieve lasten. Daar staat tegenover dat het beperkt regelen van kwaliteitseisen risico’s met zich meebrengt. De rijksoverheid gaat ervan uit dat in komende jaren de kwaliteit in samenspraak met cliënten en aanbieders verder ontwikkeld wordt. Die samenspraak nemen we als uitgangspunt. Kwaliteitsbeleid komt daarmee als onderwerp op de ontwikkelagenda. Met de basisovereenkomst met de zorgaanbieders in het kader van de bestuurlijke aanbesteding ligt er een instrument om kwaliteit op de agenda te hebben. Uiteraard is kwaliteit ook een onderwerp van cliëntenparticipatie. Het overleg daarover kan vervolgens weer input vormen voor het overleg met zorgaanbieders. Ook in het klanttevredenheidsonderzoek en het contractmanagement kunnen aanleidingen liggen om kwaliteit te bespreken. Onderdeel van contractmanagement is controle op kwaliteit. Voorgesteld wordt op dit moment geen nadere kwaliteitseisen te formuleren. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 10 Samenvatting Met betrekking tot kwaliteit uitgaan van de basisnormen zoals opgenomen in de Wmo 2015. Kwaliteit monitoren op basis van klanttevredenheidsonderzoek en bevindingen uit het contractmanagement. Kwaliteit opnemen op de ontwikkelagenda voor het overleg met (zorg)aanbieder en binnen de cliëntenparticipatie. In samenspraak in de toekomst – indien nodig – kwaliteitseisen nader specificeren. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 4. 11 De afhandeling van klachten 4.1. Opdracht Overeenkomstig artikel 2.1.3. lid 2 sub e van de Wmo 2015 dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten vereist is. Ook hier heeft de gemeente beleidsruimte voor de invulling van dit onderwerp. 4.2. Wat is een klacht? Een klacht heeft betrekking op een gedraging van de gemeente of de bejegening door een aanbieder van maatschappelijke ondersteuning. Gedragingen van personeel worden beschouwd als gedragingen van de gemeente c.q. de aanbieder. Een gedraging kan zowel een handelen als een nalaten om te handelen zijn. 4.3. Klacht over de gemeente Indien de cliënt zich onheus bejegend voelt door de wijze waarop de gemeente zich heeft gedragen, kan deze op basis van de Awb, een klacht indienen bij de gemeente. De gemeenten in de Hoeksche Waard hebben elk een klachtenregeling en zijn aangesloten bij de Ombudscommissie Hoeksche Waard. Grofweg geldt als werkwijze: Contact opnemen met klagers. Soms haalt dit de kou al uit de lucht; Horen (klachtencoördinator en leidinggevende); Antwoord op klacht; “Beroep” bij ombudscommissie Hoeksche Waard. In dit opzicht is geen aanvulling op de klachtenregeling nodig. 4.4. Klacht over zorgaanbieder Bij een klacht over een zorgaanbieder is het uitgangspunt dat de klacht door (zorg)aanbieder volgens eigen klachtenregeling wordt behandeld. Deze regeling dient laagdrempelig te zijn. Er dienen voldoende waarborgen voor de behandeling te zijn, bijvoorbeeld de behandeling door iemand die niet direct betrokken is, de klager dient gehoord te worden, de beantwoording van de klacht dient gemotiveerd te zijn e.d. Mocht een klager zich desondanks alsnog tot de gemeente wenden met een klacht over een zorgaanbieder dan wordt voorgesteld deze klacht bij de gemeentelijke klachtencoördinator te leggen. Voorgesteld wordt geen regeling te ontwikkelen, de coördinator handelt naar bevind van zaken. Bij de huidige uitvoering worden maar zeer beperkt klachten bij de gemeente ingediend. In praktijk blijken klachten via de klachtenregeling van (zorg)aanbieder te kunnen worden opgelost. Dat is ook de verwachting bij de nieuwe Wmo 2015. Wel is het van belang om na verloop van tijd te evalueren. Samenvatting Bij klachten met betrekking tot de gemeente wordt uitgegaan van de bestaande klachtenregelingen bij de gemeenten. Bij een klacht tegen een zorgaanbieder wordt de klacht door de zorgaanbieder behandeld volgens een eigen klachtenregeling. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 5. 12 De medezeggenschap van cliënten Overeenkomstig artikel 2.1.3. lid 2 sub f van de Wmo 2015 dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten vereist is over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn. De verantwoordelijkheid voor medezeggenschap ligt bij de aanbieders. Zij dienen een regeling vast te stellen waarbij de medezeggenschap van cliënten over onderwerpen, die voor die cliënten relevant zijn, gewaarborgd is. Voorgesteld wordt het te betrekken op aanbieders van maatwerkvoorzieningen en aanbieders van algemene en andere voorzieningen buiten beschouwing te laten. Voorgesteld wordt geen nadere eisen te formuleren. Met de zorgaanbieders wordt in het kader van het bestuurlijk aanbesteden overleg gevoerd en afspraken gemaakt. Met de basisovereenkomst ligt er een instrument om ook over medezeggenschap te overleggen. Daarnaast kan klanttevredenheidsonderzoek signalen en informatie opleveren. Samenvatting Geen nadere eisen formuleren voor Medezeggenschap. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 13 6. Participatie ingezetenen, cliënten of hun vertegenwoordigers 6.1. Opdracht In de verordening moet bepaald worden op welke wijze ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van de Wmo 2015. In ieder geval wordt geregeld dat zij: a. in de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor het beleid te doen; b. vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen; c. worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen; d. deel kunnen nemen aan periodiek overleg; e. onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden; f. worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie. 6.2. Kader en nadere verkenning In de kadernota Wmo 2015 is reeds aangegeven: 1. De positie van de cliënt te versterken door op regionaal niveau een open gebruikersen bewonersparticipatie mogelijk te maken voor beleid en uitvoering met als doel tegenkracht te organiseren om de balans tussen zorgvraag en zorgverleners te behouden; 2. Een goed functionerend netwerk voor bewoners en cliëntenparticipatie na te streven dat gemeenten thematisch kan adviseren en ervaringsdeskundigheid kan inbrengen; 3. Lokale bewoners- en cliënteninitiatieven te bevorderen en/of faciliteren die een bijdrage leveren aan vernieuwing in de ondersteuning en versterking van de 0e lijn. Inmiddels heeft zich een initiatiefgroep gemeld. De initiatiefgroep gaat de Wmo-participatie verkennen. De initiatiefgroep krijgt ondersteuning van JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling. Aan de initiatiefgroep zijn de volgende randvoorwaarden meegegeven: • De initiatiefgroep zoekt naar een eigentijdse vorm van Wmo-participatie; • De initiatiefgroep verkent verschillende vormen en toetst deze op draagvlak en haalbaarheid; • De gemeenten zoeken representatieve input en feedback van en namens Wmo gebruikers, mantelzorgers en inwoners voor hun Wmo beleid en uitvoering; • De gemeenten zoeken een slagvaardige gesprekspartner met aantoonbaar draagvlak onder Wmo gebruikers, mantelzorgers en inwoners; • De gemeenten hechten aan een open communicatiestructuur, met formele én informele contacten, waaronder ook directe contacten met de Wmo gebruikers, mantelzorgers en inwoners; • De gemeenten willen de gekozen participatievorm als groeimodel verder ontwikkelen en stimuleren (‘klein’ beginnen en vervolgens verder doorontwikkelen). Op basis van de verkenning worden later keuzen gemaakt worden. Voorgesteld wordt de invulling te mandateren aan de colleges. Onder meer gelet op het groeimodel. 6.3. Financiën Voor de regionale Wmo-participatie zal met kosten rekening gehouden moeten worden. Deze kosten komen ten laste van de middelen die overgeheveld worden. Voorgesteld wordt bij de budgetverdeling rekening te houden met een stelpost. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 14 6.4. Lokale participatie Bij het invullen van de toekomstige Wmo-participatie op Hoeksche Waards niveau zal naar verwachting de lokale invulling van de Wmo-participatie wijzigen, waarbij het voor de hand ligt doublures te vermijden. Op lokaal niveau maakt elke gemeente afwegingen m.b.t. aanpassing. Aanknopingspunten voor een lokale vorm van participatie zijn o.a. gelegen in: het contact met lokale organisaties zoals vrijwilligersorganisaties, kerken, sportverenigingen e.d. Het contact met (zorg)aanbieders zal vooral op het niveau van de Hoeksche Waard liggen. In de bestuurlijke aanbesteding (in de koepelovereenkomst) wordt de wijze van overleg ook vastgelegd. inbreng van ervaringsdeskundigen bij lokale aangelegenheden zoals inrichting van de openbare ruimte, bouwplannen, buurtbeheer e.d. Samenvatting Op regionaal niveau een open gebruikers- en bewonersparticipatie realiseren. Voor de invulling de verkenning door de initiatiefgroep afwachten en de besluitvorming mandateren aan de colleges. De kosten voor de regionale Wmo-participatie komen ten laste van de overgehevelde middelen. De huidige lokale invulling van Wmo-participatie aanpassen en doublures met de regionale Wmo-participatie vermijden. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 7. 15 De bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik In de verordening worden regels gesteld voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede voor de bestrijding van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet (artikel 2.1.3 lid 4). De regering hecht eraan dat gemeenten actief invulling geven aan de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik. Instrumenten die daarbij ingezet worden zijn: bij Zorg in Natura: het contractmanagement; bij persoonsgebonden budget: het trekkingsrecht, de verantwoording door de pgbhouder en de (steekproefsgewijze) heronderzoeken door het Wmo-loket. Onjuiste en/of onvolledige gegevens kunnen leiden tot herziening of intrekking van de maatwerkvoorziening of terugvordering. In de verordening worden hiervoor bepalingen opgenomen. Samenvatting Bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik zit verwerkt in instrumenten zoals contractmanagement, trekkingsrecht persoonsgebonden budget, e.d. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 8. 16 De eigen bijdrage in de kosten van voorzieningen 8.1. De opdracht Het opleggen van een eigen bijdrage dient in de verordening opgenomen worden. In artikel 2.1.4 van de Wmo 2015 wordt daarvoor een kader gegeven. Naar verwachting zal in een Algemene maatregel van bestuur dat kader verder ingevuld worden. In de huidige Wmo wordt eveneens gewerkt met zo’n AMvB, waarbij onder meer regels gegeven worden voor anticumulatie en de wijze waarop vermogen bij de vaststelling van de eigen bijdrage betrokken wordt. Bij bovenbedoeld kader (oud en nieuw) zijn er bij de eigen bijdrage diverse keuzen mogelijk: 1. bij welke voorzieningen eigen bijdragen geheven worden; 2. de kostprijsbepaling, duur en hoogte eigen bijdrage; 3. de eigen bijdrage bij resultaatafspraken; 4. de eigen bijdrage bij algemene voorzieningen; 5. het overgangsrecht. 8.2. Uitvoering door het CAK De uitvoering van de eigen bijdrage is opgedragen aan het CAK. Het CAK houdt rekening met het inkomen en een bijtelling vanuit eventueel vermogen. Het CAK houdt rekening met een eventuele cumulatie van eigen bijdragen. De ruimte voor de eigen bijdrage wordt naar verwachting aangegeven in een Algemene maatregel van bestuur. 8.3. Eigen bijdrage in de Wmo 2015 In de Wmo 2015 wordt geen financiële tegemoetkoming onderscheiden: de wijze waarop maatwerkvoorzieningen verstrekt worden is in natura of met een persoonsgebonden budget. Het oude model van het eigen aandeel vervalt. De mogelijkheden voor een eigen bijdrage worden verruimd, waardoor er een aantal keuzen gemaakt moeten worden: Keuzen 1. Maximaal de ruimte benutten. Voorgesteld wordt in beginsel de eigen bijdrage bij alle maatwerkvoorzieningen maximaal toe te passen met enkele uitzonderingen vermeld in 2, 3 en 4. Maximaal toepassen betekent dat de berekening van de eigen bijdrage wordt gebaseerd op basis van de kostprijs. Dit betekent dus ook dat bij de vanuit de AWBZ overgehevelde taken geen plafond per uur meer wordt ingebouwd. Door de inkomensafhankelijkheid wordt de eigen bijdrage afgestemd op inkomen en (gedeeltelijk) vermogen. Op die manier worden grenzen gesteld. De eigen bijdrage kan daarmee hoger komen te liggen dan op dit moment onder de huidige AWBZ het geval is. De eigen bijdrage wordt beperkt tot maatwerkvoorzieningen. Het strekt zich niet uit tot algemene voorzieningen. De meeste algemene voorzieningen worden aangeboden binnen het welzijnswerk, door kerken, door zorgaanbieders, door ondernemers (bijvoorbeeld thuisbezorgen boodschappen). Een beperkt aantal door tussenkomst van gemeenten (bijvoorbeeld Vervoer Lokaal in Oud-Beijerland). Datgene wat voor eigen rekening komt is vaak algemeen gebruikelijk (kopje koffie bij ouderensoos) of relatief laag. Het opvoeren van deze eigen bijdragen levert een onevenredig administratie op; _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 2. 3. 4. 5. 17 Eigen bijdrage rolstoelen. In de Wmo 2015 wordt in tegenstelling tot de Wmo 2014 de mogelijkheid geboden om een eigen bijdrage te vragen voor rolstoelen. Voorgesteld wordt om geen eigen bijdrage toe te passen voor rolstoelen. Daarnaast wordt voorgesteld om de rolstoelen voor incidenteel gebruik niet meer te verstrekken op cliëntniveau, maar te verwijzen naar bestaande voorzieningen (bv. uitleen, rolstoeldepot) Eigen bijdrage hulpmiddelen voor minderjarigen. De hulpmiddelen (woningaanpassingen, rolstoelen en vervoersvoorzieningen) voor minderjarigen blijven onder de Wmo. In tegenstelling tot de huidige Wmo biedt de Wmo 2015 de mogelijkheid om voor deze voorzieningen een eigen bijdrage te vragen. Voorgesteld wordt om met betrekking tot de eigen bijdrage aan te sluiten bij de Jeugdwet, waarin het wettelijk gezien niet mogelijk is om een eigen bijdrage te vragen. Duur voor toepassing eigen bijdrage. Bij Zorg in Natura geldt dat voor het vaststellen van de huurprijs van het betrokken hulpmiddel de kostprijs per periode van 4 weken (huurbedrag, tarief zorgaanbieder) uitgangspunt is. De eigen bijdrage is verschuldigd zolang de zorg in natura geleverd wordt. Dat geldt ook bij andere maatwerkvoorzieningen in natura (rolstoel uitgezonderd). Bij een Persoonsgebonden budget is een eigen bijdrage verschuldigd gedurende de tijd waarvoor het Persoonsgebonden budget is verstrekt. Bij vergoedingen voor vervoer per (rolstoel)taxi of eigen auto wordt uitgegaan van de verstrekte vergoeding. Betreft het een vergoeding over een langere tijd dan 1 periode van 4 weken dan wordt de vergoeding gedeeld door het werkelijk aantal perioden. Bij een Persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel zal uitgegaan worden van de betrokken afschrijvingstermijn. Afschrijvingstermijnen worden in het Wmo-beleid gespecificeerd. De maximale eigen bijdrage wordt berekend door het Persoonsgebonden budget te delen door het aantal perioden van vier weken binnen de gehanteerde afschrijvingstermijn. Bij woningaanpassingen zal op vergelijkbare wijze uitgegaan worden van de afschrijvingstermijn met een maximum van 10 jaar. Afschrijvingstermijnen voor woningaanpassingen (30, 40 jaar) kunnen zeer lang zijn en dat zou ertoe leiden dat betrokkenen onevenredig lang een eigen bijdrage betalen; Eigen bijdrage bij maatwerkvoorziening in de vorm van een resultaat. In een situatie waarin de gemeenten met een zorgaanbieder afspraken maakt op basis van resultaten (bijvoorbeeld een schoon en leefbaar huis) zal de zorgaanbieder wel de werkelijk gemaakte uren aan het CAK aanleveren en op basis daarvan betaalt de cliënt een eigen bijdrage uitgaande van een kostprijs per uur. Samenvatting 1. Binnen de wettelijke ruimte wordt de eigen bijdrage maximaal toegepast; 2. Met uitzondering van voorzieningen voor minderjarigen en rolstoelen; 3. De eigen bijdrage voor Zorg in Natura is verschuldigd gedurende de tijd waarvoor de voorziening is verstrekt; 4. Bij een persoonsgebonden budget is een eigen bijdrage verschuldigd gedurende de tijd waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt; 5. Bij een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen of een woningaanpassing is de eigen bijdrage verschuldigd gedurende de afschrijvingstermijn van het hulpmiddel of de woningaanpassing met een maximum van 10 jaar bij woningaanpassingen. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 9. 18 Het blijk van waardering voor mantelzorgers 9.1. Opdracht In de Wmo 2015, artikel 2.1.6., is opgenomen dat bij verordening wordt bepaald op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Op basis van de Wmo bestond er al een separate regeling mantelzorgcompliment, die uitgevoerd werd door het CAK. Als gevolg van de hervorming van de langdurige zorg vervalt de grondslag hiervoor. Immers, iemand komt in aanmerking voor het mantelzorgcompliment als de cliënt een langdurige extramurale AWBZ-indicatie heeft en deze indicatie verdwijnt met de herziening van de AWBZ. De gemeente waar de cliënt woont, is verantwoordelijk voor de waardering van mantelzorgers, ook als deze in een andere gemeente wonen. Dit blijk van waardering kan bestaan uit een geldbedrag, zoals dat bij het mantelzorgcompliment het geval was, maar kan ook bestaan uit een waardering in natura. 9.2. Wat is Mantelzorg? Mantelzorg was als volgt gedefinieerd: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. De vijf gemeenten in de Hoeksche Waard zijn het huidig beleid mantelzorg aan het evalueren. Daarin wordt ook de waardering van de mantelzorgers betrokken. Een aparte werkgroep is ingesteld. Deze werkgroep wil vooral mantelzorgers raadplegen over de wijze waarop mantelzorgbeleid ingevuld wordt. Voorgesteld wordt om in de verordening de invulling van de waardering en ondersteuning van mantelzorgers te mandateren aan de colleges. Deze invulling kan dan middels de opdracht aan bovengenoemde werkgroep gestalte krijgen en worden toegevoegd aan de beleidsregels. Hierbij kan als uitgangspunt genomen worden om de beschikbare middelen voor mantelzorgwaardering ook voor die waardering en ondersteuning in te zetten. En daarnaast de huidige middelen voor mantelzorgondersteuning te behouden en in te zetten voor het nieuwe beleid. 9.3. Financiën Er worden middelen naar de gemeenten overgeheveld. Voor de definitieve begrotingsvaststelling zal later een definitief voorstel gemaakt worden. Vanaf 2016 is er landelijk een structureel budget van 100 miljoen. De verdeling is nog niet bekend. De beschikbare middelen worden ingezet voor het nieuwe beleid voor mantelzorgondersteuning (inclusief uitvoeringskosten)(budgettair neutraal). Samenvatting 1. de invulling van de waardering en ondersteuning van mantelzorgers mandateren aan de colleges; 2. bij de invulling als uitgangspunt nemen dat de beschikbare middelen (oud en nieuw) ingezet worden; 3. uitwerking mantelzorgbeleid op ontwikkelagenda opnemen. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 19 10. De cliëntondersteuning 10.1. Wat is de opdracht uit de Wmo 2015? Per 1 januari 2015 zijn gemeenten verplicht cliëntondersteuning te bieden als kosteloze algemene voorziening voor alle (groepen) burgers in het hele sociale domein, die het op eigen kracht (even) niet meer redden in de samenleving (artikel 2.2.4 van de Wmo 2015). Gemeenten zijn al sinds 2007 verantwoordelijk voor ondersteuning van verminderd zelfredzame cliënten en richten zich in de praktijk op m.n. ouderen en de ggz-doelgroep. De cliëntondersteuning voor mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap wordt nu nog vanuit de AWBZ uitgevoerd door de MEE-organisatie. De budgetten die hiermee gemoeid zijn, komen per 1-1-2015 over naar de gemeenten. 10.2. Wat is cliëntondersteuning? Cliëntondersteuning kan bestaan uit: 1. Ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie; 2. Ondersteuning die bijdraagt aan het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op de verschillende levensterreinen; 3. Uitgebreide verheldering van de vraag; 4. Kortdurende en kortcyclische steun bij keuzes en problemen op diverse levensterreinen; 5. Ondersteuning tijdens onderzoek naar een passende voorziening (algemeen of maatwerk); 6. Ondersteuning bij alternatieve geschillenbemiddeling. Kenmerkend is dat cliëntondersteuners de positie van de cliënt kunnen versterken en dat zij vanuit hun professionele autonomie onafhankelijk werken in het belang van de cliënt. 10.3. Wat willen we bereiken? In de kadernota Wmo 2015 wordt ingestoken om cliëntondersteuning vooral onderdeel te laten zijn van de integrale benadering van de hulpvraag van mensen en zo min mogelijk als een aparte voorziening. In de totstandkoming van de Wmo 2015 zijn echter meer garanties voor cliëntondersteuning ingebouwd, met name het onafhankelijke karakter. In specifieke situaties zal derhalve onafhankelijke cliëntondersteuning aangeboden moeten worden. In veel andere situaties zal de ondersteuning van de cliënt deel uitmaken van reguliere dienstverlening. Niet alleen bij de uitvoering van de Wmo 2015, maar ook bij bijvoorbeeld het algemeen maatschappelijk werk, het werk van sociaal raadslieden, de ondersteuning vanuit vrijwilligerswerk en kerken. Voor 2015 zetten we in op continuïteit van de ondersteuning voor met name mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap. Dit doen we door MEE te subsidiëren met het overgedragen budget op basis van een door MEE in te dienen subsidieaanvraag. Hierdoor blijft de deskundigheid van MEE behouden en beschikbaar. In Zuid-Holland Zuid is al een transitiearrangement uitgewerkt. Hierop kan worden aangesloten. Het transitiedocument is als bijlage 2 opgenomen. In 2015 willen we de beleidsvrijheid bij de cliëntondersteuning verder vormgeven door de versnippering te stroomlijnen ten behoeve van een integrale benadering van de hulpvragen van alle burgers zonder schotten. Hierbij zullen we alle vormen van cliëntondersteuning in samenhang in beeld brengen. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 20 10.4. Wat gaan we doen? 1. 2. 3. 4. 5. We zetten de reeds lopende relaties met lokale of regionale organisaties (Algemeen Maatschappelijk Werk, Bureau sociaal raadslieden, Stichting Welzijn Hoeksche Waard) voort; We sluiten ons voor 2015 aan bij het regionale transitiearrangement MEE ZHZ Daarbij maken we in het kader van de subsidieovereenkomst aanvullende lokale of HW afspraken over o.a. : - samenwerking van MEE met andere organisaties die cliëntondersteuning bieden; - het openstaan voor verbreding van de doelgroep in die zin dat MEE geen aanvragen weigert die niet tot de traditionele doelgroep van MEE behoort, maar deze 'warm' overdraagt, zodat er geen verzoek om ondersteuning tussen wal en schip raakt; - deelname in sociale wijkteams als reguliere taak. We geven voor 1 oktober een subsidiebeschikking af aan MEE voor 2015 Voor 1 mei 2015 maken we een voorstel over de wijze waarop cliëntondersteuning vanaf 2016 georganiseerd wordt. 10.5. Financiën MEE wordt tot 2015 gefinancierd uit de AWBZ-gelden. Deze middelen worden overgeheveld naar de gemeenten. Voor de definitieve begrotingsvaststelling zal later een definitief voorstel gemaakt worden. De beschikbare middelen worden ingezet voor de cliëntondersteuning in 2015 en volgende jaren (budgettair neutraal). Samenvatting In 2015 de dienstverlening door MEE continueren. Voor 1 mei 2015 een toekomstig model voor cliëntondersteuning uitwerken. Bij de invulling als uitgangspunt nemen dat de beschikbare middelen ingezet worden. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 21 11. De 7 x 24 uur beschikbaarheid van telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en advies 11.1. Wat is de opdracht uit de Wmo 2015? De Wmo 2015 geeft in art 2.2.4 b gemeenten de opdracht om 'op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en advies beschikbaar te stellen'. 11.2. Wat houdt het in? Inwoners die te maken hebben met eenzaamheid, psychische problemen of een ingrijpende gebeurtenis in hun leven kunnen behoefte hebben aan een beetje aandacht en een gesprek, desgewenst anoniem, ook buiten reguliere werktijden van organisaties. Veel mensen kunnen hierover niet praten met het eigen sociaal netwerk. Anonieme hulp op afstand kan een passende algemeen toegankelijke voorziening zijn waarbij de betrokkene zelf de regie houdt. De anonieme hulp op afstand is tot op heden een landelijk georganiseerde taak. Deze taak wordt op dit moment uitgevoerd door de Stichting Sensoor, die 24 uur per dag en 365 dagen per jaar in Nederland de anonieme hulp op afstand door ruim 900 professioneel opgeleide vrijwilligers aan biedt. De vrijwilligers worden gefaciliteerd door een beperkt aantal professionals. Sensoor biedt via telefoon, chat of email aandacht, een goed gesprek, reflectie en indien gewenst suggesties en tips. Uit onderzoek is gebleken dat de hulp op afstand van Sensoor bijdraagt aan de zelfredzaamheid omdat bellers gestimuleerd worden om zaken zelf uit te zoeken en initiatieven te nemen om problemen op te lossen. Daarmee wordt gebruik van duurdere voorzieningen voorkomen. 11.3. Welk budget krijgen we hiervoor overgedragen? Voor deze taak worden geen specifieke middelen overgeheveld. De kosten komen ten laste van het budget dat voor de nieuwe Wmo-taken wordt overgeheveld. 11.4. Wat willen we bereiken? Wij willen er voor zorgen dat er voor de inwoners van de Hoeksche Waard die daar behoefte aan hebben een algemeen toegankelijke voorziening is waar zij 24 uur per dag telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en advies kunnen krijgen. 11.5. Wat gaan we doen? 1. 2. Voor de korte termijn kiezen we voor de praktische invulling van deze taak door aan te sluiten bij het aanbod van de VNG om hiervoor een collectief contract aan te gaan met een aanbieder. De VNG start hiervoor een aanbestedingstraject. Het benodigde budget is afhankelijk van het aantal gemeenten dat landelijk gebruik gaat maken van dit aanbod. We gaan uit van een bedrag van € 0,25 per inwoner of wel € 21.250,00 op jaarbasis; Voor de langere termijn zal het effect van deze inzet in de Hoeksche Waard geëvalueerd worden en zal een nadere keus gemaakt worden t.a.v. al of niet voortzetting van het contract op dezelfde basis. Samenvatting Deze taak voor de korte termijn invullen door aan te sluiten bij het aanbod van de VNG om een collectief contract af te sluiten. Op basis van een evaluatie tot een definitieve invulling komen. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 22 12. De waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening. In de Wmo 2015 wordt in artikel 2.6.6 aangegeven dat bij verordening regels gesteld worden ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening. Daarbij wordt rekening gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden. In de memorie van toelichting wordt voorts aangegeven: “De gemeenten dienen hierbij ten minste een inschatting te maken van een reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Welke invloeden daarbij worden meegewogen, is ter beoordeling aan de gemeenten. Uitgangspunt is, dat de aanbieder personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden.” Met zorgaanbieders worden door de colleges via de bestuurlijke aanbesteding afspraken gemaakt. In overleg met elkaar. Daarbij worden afzonderlijk met partijen ook in financiële zin afspraken gemaakt, waaraan kostprijsberekeningen ten grondslag liggen. Elementen daarin zijn de kosten voor uitvoering ondersteuning en eventuele andere taken, overheadkosten, non-productiviteit, scholing, risico’s. In de verordening wordt dit in algemene bepalingen aangegeven. Samenvatting Met betrekking tot dit onderwerp worden in de verordening algemene bepalingen opgenomen. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 23 13. Meldcode huiselijk geweld, kindermishandeling en calamiteiten In artikel 3.3. van de Wmo 2015 wordt aangegeven dat de aanbieder, niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert, een meldcode vaststelt waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden. De aanbieder dient ook de kennis en het gebruik van de meldcode te bevorderen. In artikel 3.4. van de Wmo 2015 is opgenomen dat de aanbieder bij de toezichthoudende ambtenaar onverwijld melding doet van iedere calamiteit en geweld bij de verstrekking van een voorziening. Bij het aangaan van contracten met de zorgaanbieders worden deze wettelijke verplichtingen ook meegenomen. Binnen de uitwerking van de Uitvoeringsorganisatie Wmo 2015 wordt ook het toezicht uitgewerkt. Samenvatting Deze wettelijke verplichtingen worden meegenomen bij de contractering van aanbieders en de uitwerking van het toezicht in de Uitvoeringsorganisatie Wmo 2015. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 24 14. Een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling In hoofdstuk 4 van de Wmo 2015 wordt ingegaan op het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Het college draagt zorg voor de organisatie van een adviesen meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK). Huiselijk geweld kent vele vormen. Het kan gaan om partner- en kindermishandeling, seksueel misbruik, mishandeling van ouderen, verwaarlozing of om eer gerelateerd geweld. Het opstellen van gezamenlijk regionaal beleid is nodig voor een goede en effectieve aanpak van geweld in huiselijke kring. Weliswaar loopt de financiering van de opvang via de centrumgemeenten, de aanpak van geweld in huiselijke kring betreft ook preventie en nazorg. Voor deze taken zijn alle gemeenten verantwoordelijk. In het kader van de decentralisaties moeten alle gemeenten nadenken over het sociaal domein. Een onderdeel daarvan is de vraag: wat doen we lokaal? Wat regionaal? De (centrum)gemeenten hebben daarom met het ministerie van VWS afgesproken dat de gemeenten Regiovisies gaan maken. De Hoeksche Waardse gemeenten sluiten voor de regiovisie ‘Veilig Thuis’ aan bij de gemeenten in Zuid-Holland Zuid. De aanpak van geweld in huiselijke kring en kindermishandeling is een gezamenlijke opgave van lokale gemeenten en de centrumgemeente. Daartoe wordt door zorgpartners, politie en justitie samengewerkt in het Veiligheidshuis Zuid-Holland Zuid. Daarbij geldt als uitgangspunt “één gezin, één plan, één regisseur”. Samen met de lokale aanpak gericht op preventie, nazorg en herstel willen we daarmee geweld en mishandeling zoveel mogelijk voorkomen, terugdringen en duurzaam beëindigen. Op dit moment werken het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) intensief samen binnen het Veiligheidshuis. Bij wet is geregeld dat er per 1 januari 2015 een AMHK moet zijn, waarin de functies advies- en meldpunt huiselijk geweld alsmede de ketenaanpak kindermishandeling worden samengebracht. De gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid (ZHZ) organiseren dit nieuwe AMHK (samenvoeging AMK en SHG) gezamenlijk. De te behalen winst is een goede samenhang tussen jeugdbeleid en de aanpak geweld in huiselijke kring en het laten vervallen van de leeftijdgrens van 18 jaar. Het nieuw te vormen AMHK moet uiteraard ook in de toekomst binnen het Veiligheidshuis samenwerken met justitie. Samenvatting De gemeenten in de Hoeksche Waard sluiten aan bij de regiovisie ‘Veilig Thuis’ van de centrumgemeente Dordrecht. Het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling wordt voor 1 januari 2015 georganiseerd binnen de regio ZHZ. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 25 15. Beschermd wonen en opvang Beschermd wonen is het bieden van onderdak en begeleiding aan personen met een psychische aandoening die alleen vanuit een beschermde setting kunnen participeren in de maatschappij. Beschermd wonen valt onder de verantwoordelijkheid van de centrumgemeente. Voor de Hoeksche Waard is Spijkenisse de centrumgemeente. Inmiddels is er overleg tussen de centrumgemeente en de lokale gemeenten. In het overleg wordt de Hoeksche Waard vertegenwoordigd door de regionale beleidsmedewerker voor de OGGZ (+). De lokale en regionale invulling van de Wmo 2015 heeft invloed op het beschermd wonen. Dat geldt des te meer naarmate aan preventie meer aandacht en middelen besteed worden. Maar ook voor de wijze waarop de ondersteuning wordt georganiseerd. Een voorbeeld is de opzet van de buurtcirkel door Pameijer in Oud-Beijerland. De buurtcirkel is een aanpak, die inwoners vanuit het beschermd wonen naar zelfstandig wonen begeleidt en ondersteunt. Bij het zelfstandig wonen vallen betrokkenen niet langer meer onder de centrumgemeente maar onder de eigen gemeente. In zo’n situatie is het van belang om afspraken te maken over de ondersteuning en financiering van zo’n buurtcirkel, over het toevloeien van besparingen naar de lokale gemeenten. De voorbereidingen bij de Wmo 2015 gaan van beleidsarm naar beleidsrijk in de komende jaren. Dat geldt ook voor het beschermd wonen. In 2015 en 2016 zal ingezet worden op versterking van de samenhang tussen centrumgemeente en lokale gemeenten. Samenvatting In 2015 en 2016 inzetten op versterking van de samenhang tussen centrumgemeente en lokale gemeente. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 26 16. Right to challenge Bij de behandeling van de Wmo 2015 in de Tweede Kamer is het amendement met betrekking tot “Right to Challenge” aangenomen. Met dit amendement wordt het, naar Brits voorbeeld, mogelijk om op buurtniveau een 'right to challenge' toe te passen. Bewoners krijgen het recht om de gemeente uit te dagen als ze denken dat ze de zorg in hun buurt beter kunnen verlenen dan de gemeente. Gemeenten zullen in hun beoordeling ook de sociale meerwaarde van bewonersinitiatieven meenemen. Bewoners hoeven geen bod te doen op de gehele zorgtaak van de gemeente, ze kunnen ook een bod doen op een apart geografisch of thematisch perceel. Samenvatting Voorgesteld wordt om “Right to challenge” op de ontwikkelagenda te zetten. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 27 17. De Ontwikkelagenda 2015 - 2018 In de inleiding is al aangegeven dat er een ontwikkelagenda gemaakt wordt. Deze zal in de loop van de voorbereidingen voor de Wmo 2015 steeds meer ingevuld en uitgewerkt worden. In de kadernota en in dit beleidsplan worden alle verschillende opdrachten genoemd die op de ontwikkelagenda thuishoren. Maar er zijn meer opdrachten. Een voorlopig overzicht wordt hieronder genoemd: sturen op resultaten Bij de innovatie zal het vooral gaan om activiteiten waarbij de nadruk niet ligt op het leveren van producten maar vooral op het resultaat of het effect dat met de activiteiten wordt bereikt. Ook het maken van afspraken met (zorg)aanbieders dient daarop gericht te zijn. Bij dit sturen op resultaten hoort ook het meten van resultaten. de verdere vormgeving van de toegang onderzoek aansturing front-office (lokaal, regionaal) uitwerking wijkgericht werken: wijkteams met een “gekantelde” werkwijze en een werkwijze bij multidisciplinaire problematiek ontwikkelen van algemene voorzieningen (zoals b.v. allerlei “gemaksdiensten”) meer preventie en vroegsignalering kwaliteitsbeleid in samenspraak met cliënten en (zorg)aanbieders uitwerking mantelzorgbeleid uitwerking cliëntondersteuning (MEE) uitwerking regionale cliëntparticipatie uitwerking anonieme hulp op afstand beleid beschermd wonen in samenwerking met de centrumgemeente right to challenge heronderzoeksplan. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 28 18. Financiën 18.1. Inleiding Dit hoofdstuk bevat de financiële kaders voor het verdelen van het budget dat het Rijk aan de 5 gemeenten in de Hoeksche Waard heeft toegekend voor het uitvoeren van de nieuwe Wmo taken in 2015. Het beschikbare budget voor de huidige Wmo taken (huishoudelijke hulp en verstrekkingen) is hierin dus niet meegenomen. In dit hoofdstuk geven wij eerst inzicht in de budgetten. Vervolgens stellen wij een aantal uitgangspunten vast ten aanzien van de uitgaven. Tot slot gaan wij in op de financiële risico’s en doen wij een voorstel over de wijze waarop wij de kosten onderling verdelen. 18.2. Sociaal deelfonds Op 9 oktober 2013 heeft het kabinet een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de vormgeving van het deelfonds sociaal domein. Het deelfonds sociaal domein wordt voor een periode van 3 jaar (2015 t/m 2017) ingesteld. In dit deelfonds wordt zowel ‘nieuw’ als ‘oud’ geld gestort. Het ‘nieuwe’ geld betreft de taken die vanaf 2015 aan het pakket van de gemeenten worden toegevoegd: jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning. Het ‘oude’ geld betreft bestaande middelen die gemeenten krijgen voor het werkdeel van de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wsw (Wet sociale werkvoorziening). In het kader van de integrale benadering van de doelgroepen kunnen de gelden binnen het sociaal deelfonds ontschot worden ingezet. Er geldt wel een bestedingsplicht aan de taken binnen het sociaal domein. Dit betekent dat het geld van het deelfonds niet mag worden ingezet voor de spreekwoordelijke lantaarnpalen en stoeptegels. Bij onderbesteding is reservering mogelijk. Het college van B&W verantwoordt zich aan de gemeenteraad en aan het ministerie van Binnenlandse zaken. Volgens de huidige planning worden de aanwezige gelden in 2018 overgeheveld naar de reguliere maatstaven van de algemene uitkering. In de meicirculaire 2014 is behalve budget voor de decentralisatietaken ook nieuw budget uit andere bronnen gepubliceerd. Deze bedragen zijn binnen het sociaal deelfonds vrij besteedbaar. Gemeenten hebben binnen de wettelijke kaders beleids- en bestedingsruimte. Dit betekent dat de gemeenten bij de uiteindelijke inzet eigen keuzes kunnen maken en accenten kunnen leggen bij de uitvoering van de Wmo. 18.3. Inzicht in budget 2015 Algemeen In de meicirculaire 2014 is op basis van realisatiecijfers 2013 een definitief inzicht geboden in de verdeling van het macro Wmo-budget 2015. Deze verdeling is tot stand gekomen op basis van het ‘historisch verdeelmodel’. De ontwikkeling voor een nieuw objectiefmodel is in de maak, maar in de herverdeeleffecten daarvan hebben wij tot op heden nog geen inzicht gekregen. De verwachting is dat dit nieuwe verdeelmodel vanaf 2016 van toepassing zal zijn. In januari 2014 publiceerde het rijk een voorlopig inzicht in het Wmo-budget 2015. Uit de meicirculaire 2014 blijkt dat voor de vijf gemeenten in de Hoeksche Waard voor de nieuwe taken minder geld beschikbaar komt, dan aanvankelijk in januari gepubliceerd is. Dit geldt voor de meeste gemeenten in Nederland. De aanzienlijke verschillen tussen de bedragen uit mei en januari worden mede veroorzaakt door de periode waarop de berekeningen zijn gebaseerd. De meicirculaire baseert zich op (zorg) cijfers uit 2013, terwijl bij de berekening in januari gebruik is gemaakt van cijfers uit 2011 en 2012. Het kortingspercentage bedraagt landelijk in 2015 circa 25%. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 29 Omvang budget HW nieuwe taken Wmo 2015 De vijf gemeenten in de Hoeksche waard ontvangen voor de nieuwe Wmo taken een bedrag van 8,6 miljoen. Dit bedrag is exclusief het budget voor beschermd wonen (GGZ-C). Dit laatste budget wordt zonder budgettaire korting overgeheveld naar de centrumgemeenten, in ons geval Spijkenisse. Spijkenisse is verantwoordelijk voor preventie en ambulante begeleiding/ondersteuning van deze doelgroep. Daarom maken wij (goede) afspraken met Spijkenisse. Spijkenisse en de gemeenten in de Hoeksche Waard hebben er wederzijds belang bij dat de aansluiting tussen de verschillende vormen van ondersteuning goed is georganiseerd. Samenstelling budget HW nieuwe Wmo taken 2015 Wij hebben het budget voor de nieuwe Wmo taken dat in de meicirculaire is gepubliceerd doorgerekend per gemeente. Vervolgens zijn deze budgetten opgeteld om inzicht te geven in het totale budget voor de vijf gemeenten. In het budget is een aandeel voor uitvoeringskosten en risico inbegrepen. De samenstelling van de bedragen wordt in onderstaande tabel weergegeven. Verdeling macrobudget Wmo 2015 (nieuw budget) 1 Over te hevelen budget 2 Budget na afschaffing Wtcg en CER 3 Budget sociale wijkteams 4 Budget ondersteuning en waardering mantelzorgers 5 Budget doventolk 6 Aanvullend uitvoeringsbudget 7 Overgang/transitie ** 8 Compensatie begrotingsakkoord 2014 Totaal 1 Uitname ivm centrale taken 5 Correctie budget doventolk Totaal Eigen bijdragen Totaal budget voor nieuwe taken Landelijk naar centrum- netto te verdelen gemeenten landelijk Binnenmaas Cromstrijen Korendijk Strijen Totaal HW Ontwikkeling (landelijk) 1.407.118.586 2.093.296 706.527 647.819 1.441.778 792.702 216.000.000 216.000.000 321.332 108.456 99.444 221.320 121.684 10.000.000 10.000.000 14.876 5.021 4.604 10.246 5.634 40.381 oplopend tot € 50 mio per 2017 70.000.000 70.000.000 104.135 35.148 32.227 71.724 39.435 282.669 vanaf 2016 € 100 mio structureel 8.000.000 8.000.000 11.901 4.017 3.683 8.197 4.507 32.305 42.000.000 42.000.000 62.481 21.089 19.336 43.035 23.661 169.601 200.000.000 195.000.000 200.000.000 195.000.000 297.529 290.091 100.422 97.911 92.077 89.775 204.926 199.803 112.670 109.854 2.148.118.586 3.195.643 1.078.590 988.965 11.400.000- 16.959- 5.724- 5.248- 8.000.0002.128.718.586 11.9013.166.783 4.0171.068.849 3.683980.034 43.181 39.593 2.889.000.000 1.481.881.414 OudBeijerland 5.682.122 872.235 oplopend tot € 268 mio per 2017 807.625 incidenteel 2015 wordt structureel 787.435 mbt overgangsrecht; aflopend naar structureel 30 mln in 2019 3.630.000.000 1.481.881.414 11.400.0008.000.0003.610.600.000 1.481.881.414 86.000.000 3.696.600.000 1.481.881.414 86.000.000 127.938 2.214.718.586 3.294.720 1.112.030 1.019.627 2.201.030 1.210.146 11.681- 8.674.374 6.422- 46.035- 8.1974.5072.181.152 1.199.217 32.3058.596.034 48.448 347.279 2.269.270 1.247.665 88.118 8.943.313 Hierna volgt een toelichting op de in de tabel opgenomen budgetten: 1. Over te hevelen budget AWBZ taken Het leeuwendeel van dit budget bestaat uit begeleiding, kortdurend verblijf inclusief vervoer en persoonlijke verzorging voor mensen van 18 jaar en ouder. In dit budget zitten ook de middelen voor de overgang/transitie (nr. 7 tabel) en compensatie begrotingsakkoord 2014 (nr. 8 tabel). Het budget is bestemd voor zowel zorg in natura als persoonsgebonden budget. Er is rekening gehouden met de door het rijk opgelegde kortingen. Daarnaast zitten in dit budget ook middelen voor een inloopfunctie GGZ en voor cliëntondersteuning. Verder is hierin een compensatie voor de extramuralisering 2014-2015 opgenomen, bestemd voor de doelgroep met een lichtere zorg- en ondersteuningsvraag die niet langer in aanmerking komt voor een AWBZ indicatie en langer thuis verblijft met zorg en ondersteuning van zorgverzekeraars en gemeenten. 2. Wtcg en CER In de begrotingsafspraken 2014 is besloten om de huidige landelijke regelingen Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en Compensatie eigen risico (CER) per 2014 af te schaffen en een deel (circa 1/3) van dit landelijke budget over te dragen aan de gemeenten om een aangepaste vorm van inkomensondersteuning voor chronisch _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 30 zieken en gehandicapten te realiseren. De gemeenten kunnen hierin eigen keuzes maken. Gemeenten ontvangen landelijk vanaf 2017 structureel € 268 miljoen om gericht maatwerk te bieden aan deze doelgroep. Dit bedrag hebben wij op dit moment nog niet becijferd voor de gemeenten in de Hoeksche Waard. Elders in deze beleidsnota wordt voorgesteld de uitvoering van deze regelingen plaats te laten vinden in het kader van de inkomensondersteuning via de WIHW (voorheen: Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard). 3. Sociale wijkteams Gemeenten ontvangen budget ten behoeve van het opzetten van wijkteams. Vanaf 2017 wordt dit budget landelijk structureel verhoogd naar € 50 miljoen. Er is nog niet becijferd hoeveel budget de vijf gemeenten vanaf 2017 ontvangen. 4. Waardering mantelzorgers Per 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning en waardering van mantelzorgers. In de Begrotingsafspraken 2014 heeft het rijk hiervoor aanvullend structureel budget beschikbaar gesteld. In 2015 zal dit bedrag lager liggen omdat er gecorrigeerd wordt voor nabetalingen over voorgaande jaren voor het mantelzorgcompliment. Het te ontvangen budget is berekend op basis van historische gegevens. Vanaf 2016 loopt het budget op naar ca. € 400.000. 5. Doventolk Gemeenten zijn vanaf 2015 verantwoordelijk voor het bieden van ondersteuning door een doventolk. 6. Aanvullend uitvoeringsbudget Voor (structurele) uitvoeringskosten van de nieuwe Wmo stelt het kabinet aanvullend op het reeds beschikbare uitvoeringsbudget in het gemeentefonds € 42 miljoen vanaf 2015 beschikbaar. 7. Overgang/ transitie Zie toelichting onder 1. 8. Compensatie begrotingsakkoord 2014 Zie toelichting onder 1. Specifieke uitname voor collectief te organiseren taken Recentelijk zijn gemeenten in een algemene ledenvergadering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) akkoord gegaan met een uitname uit het macro over te hevelen budget AWBZ ten behoeve van een aantal specialistische zorgtaken die collectief efficiënter te organiseren zijn. Het gaat dan om de 24-uurs anonieme hulp op afstand, uitvoeringskosten voor de Sociale Verzekeringsbank (SVB), maar ook de kosten voor doventolk. Inkomsten eigen bijdragen In de huidige situatie wordt ook voor AWBZ-voorzieningen een eigen bijdrage betaald. Het totale macro bedrag bedraagt € 179 miljoen, waarvan € 93 miljoen betrekking heeft op beschermd wonen en € 86 miljoen betrekking heeft op begeleiding (ZIN en PGB) en persoonlijke verzorging. Dit laatstgenoemde bedrag staat genoemd in de tabel als te verwachten inkomsten uit eigen bijdragen voor de gemeenten. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 31 18.3. Financiële uitgangspunten en overwegingen We hebben eerder in het beleidsplan op hoofdlijnen richting gegeven aan het inhoudelijke beleid. Hieronder formuleren we een aantal financiële uitgangspunten en overwegingen voor de besteding van het budget voor de nieuwe Wmo taken. A. Budgetneutraliteit: Uitgangspunt 1: Het door het Rijk over te hevelen budget voor de decentralisatie van AWBZtaken naar de Wmo is taakstellend. Overwegingen: In de Uitgangspunten notitie ‘begeleiding onder de Wmo’ (2012), de Visie op het sociaal domein (2013) en de Kadernota Wmo 2015 (2014) is vastgelegd dat de uitvoering van de Wmo 2015 zal plaatsvinden binnen het door het Rijk beschikbaar gestelde budget. Ook als de bezuinigingsopgave hoger zou blijken te zijn. Daarbij zijn de gemeenten afhankelijk van het verdeelmodel waarmee het macrobudget door het Rijk over de gemeenten wordt verdeeld. Gelet op de financiële situatie van de gemeenten is het niet mogelijk om de bezuinigingen van het rijk te compenseren. We gaan uit van kansen om met minder budget toch adequate ondersteuning te bieden. Dit betekent echter niet dat we alle mogelijke nadelige gevolgen kunnen voorkomen. B. Deelfonds sociaal domein Uitgangspunt 2: In 2015 passen wij de mogelijkheden van ontschotting van het sociaal deelfonds nog niet toe op de nieuwe Wmo budgetten. Eventuele gemeentelijke onder- en overschrijdingen worden ten laste gebracht van de nieuwe Wmo budgetten. Wij geven ieder kwartaal inzicht in de ontwikkelingen in het budget voor de nieuwe taken. Overwegingen: Het rijk stort de middelen voor de decentralisaties gedurende 3 jaar geoormerkt in het zogenoemde sociaal deelfonds. Dit bevordert de ontschotting binnen het sociaal domein en maakt het mogelijk om over- en onderschrijdingen tussen de decentralisaties met elkaar te verrekenen. Omdat gemeenten in 2015 voor het eerst ervaring opdoen met de nieuwe taken passen wij de mogelijkheden van ontschotting van het sociaal deelfonds in 2015 nog niet toe. Op basis van de ervaringen die wij op doen, wordt in 2015 een besluit genomen hoe om te gaan met al of niet ontschotting binnen het sociaal deelfonds vanaf 2016. C. Specifiek budget bestemmen voor doel Uitgangspunt 3: Budgetten voor de uitvoering van specifieke taken worden hiervoor ingezet. Het gaat om de taken: - ondersteuning mantelzorg - inkomensondersteuning zieken en gehandicapten - inloopfunctie GGZ - cliëntondersteuning Overwegingen: Met het budget voor de specifieke taken scheppen wij zo gunstig mogelijke condities voor de participatie, zelfredzaamheid en ondersteuning op maat voor burgers die daartoe op eigen kracht of met hulp uit hun sociale netwerk of met behulp van algemene voorzieningen niet of onvoldoende in staat zijn. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus D. 32 Het budget ten behoeve van inkomensondersteuning voor chronisch zieken en gehandicapten wordt overgedragen aan de WIHW (voorheen Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard). M.b.t. de inzet van het budget cliëntondersteuning worden voor 2015 afspraken gemaakt met MEE ZHE. Innovatiebudget Uitgangspunt 4: Wij reserveren 2,5% voor innovatie. Overwegingen: Wij houden rekening met een innovatiebudget dat ingezet wordt om de transformatie bij burgers, zorgaanbieders en gemeenten te stimuleren. Uitgangpunt hierbij is dat dit budget wordt ingezet voor innovatieve projecten en het (door)ontwikkelen van algemene voorzieningen. Onder innovatie verstaan wij een bewuste verandering om de werkwijze, de kwaliteit en/of efficiency van de ondersteuning te verbeteren. E. Aandeel uitvoering Uitgangspunt 5: De gemeentelijke uitvoeringskosten worden ten laste gebracht van het nieuwe Wmo-budget 2015 en hiervoor reserveren wij 2,5 % van het totale budget. Overwegingen: Besloten is om de nieuwe taken per 1 januari 2015 voorlopig onder te brengen bij de bestaande Wmo loketten. De wetgeving verandert. Administratieve werkzaamheden worden ondergebracht bij een service-organisatie. Dit alles brengt wijzigingen in de werkzaamheden en werkprocessen van de Wmo-loketten met zich mee. De komende maanden wordt in beeld gebracht om welke nieuwe werkzaamheden het gaat, welke vaardigheden en competenties nodig zijn om deze nieuwe taken uit te voeren en wat de omvang van de nieuwe werkzaamheden is. Dit naast en afgezet tegen de bestaande werkzaamheden en inzet. De mogelijkheid bestaat dat incidentele formatie uitbreiding van de Wmo loketten noodzakelijk blijkt. Daarnaast zijn zaken van belang als contractmanagement en (specifieke) deskundigheidsbevordering. Dit brengt voor 2015 extra kosten met zich mee. In 2015 vindt tevens onderzoek plaats naar de meest passende organisatievorm voor de front-office in de regio per 1 januari 2016. De keuzes die hierin worden gemaakt, in combinatie met de opgedane ervaringen tot dan toe zijn van invloed op het benodigde uitvoeringsbudget voor de jaren 2016 en verder. Op basis van deze uitkomsten zullen de huidige ramingen worden bijgesteld c.q. geactualiseerd F. Risico budget Uitgangspunt 6 : Er wordt een risicobudget gevormd van 2,5% om de zorg continuïteit te borgen. Overwegingen: De belangrijkste risico’s zijn de kortingen van het rijk en de onbetrouwbaarheid van de Vektis cijfers. Door de kortingen van het rijk zijn wij genoodzaakt om de maatschappelijke ondersteuning op een andere manier vorm te geven, terwijl de effecten van het nieuwe beleid nog onzeker zijn. De Wmo 2015 is een open einde regeling. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus G. 33 Aandeel zorg en ondersteuning Uitgangspunt 7: Uitgangspunt voor de berekening van het budget voor zorg en ondersteuning is het door de gemeenten te ontvangen taakstellende budget van het Rijk, rekening houdend met uitvoeringskosten en budgetten voor innovatie en risico. Overwegingen: De in te kopen zorg is kwalitatief goed en doelmatig. Dit houdt in dat de zorg en ondersteuning voldoen aan de geldende kwaliteitseisen en voor de meest gunstige prijs worden ingekocht. H. Niet betalen frictiekosten van aanbieders Uitgangspunt 8: Frictiekosten van aanbieders ten gevolge van de transitie en transformatie komen niet ten laste van de gemeenten. Overwegingen: De verantwoordelijkheid voor eventuele frictiekosten ligt bij de zorgaanbieders. Wij nemen de verantwoordelijkheid om frictiekosten te beperken, maar zijn niet verantwoordelijk als deze kosten optreden. 18.4. Conclusie Wij voeren de nieuwe Wmo taken uit met de middelen die wij daarvoor krijgen van het rijk. Rekening houdend met de aangegeven uitgangspunten en overwegingen komen we uit op verdeling van de inkomsten zoals aangegeven in onderstaand tabel. Het is van belang te vermelden dat het leeuwendeel van het budget is bestemd voor de ondersteuning van de cliënt. Verdeling alle inkomsten 1a Beschikbaar voor ondersteuning 1b Risicoreservering 1c Binnenmaas Cromstrijen Korendijk OudBeijerland Strijen Totaal HW 2.308.375 779.120 714.379 1.589.915 874.150 6.265.939 2,5% 80.434 27.148 24.892 55.400 30.459 218.333 Uitvoeringskosten 2015 2,5% 80.434 27.148 24.892 55.400 30.459 218.333 1d Innovatie 2,5% 80.434 27.148 24.892 55.400 30.459 218.333 1e Inloopfunctie GGZ 61.742 20.839 19.107 42.525 23.381 167.595 1f Overig AWBZ inclusief clientondersteuning 212.387 71.685 65.728 146.283 80.428 576.511 2 Inkomensondersteuning (Wtcg en CER) 297.232 100.321 91.985 204.721 112.558 806.818 3 Budget sociale wijkteams 14.876 5.021 4.604 10.246 5.634 40.381 4 Budget ondersteuning en waardering mantelzorgers 96.325 32.512 29.810 66.345 36.477 261.469 5 Budget doventolk (vervallen ivm uitname macrobudget) 6 Aanvullend uitvoeringsbudget Totaal inkomsten te verdelen 62.481 21.089 19.336 43.035 23.661 169.601 3.294.720 1.112.030 1.019.627 2.269.270 1.247.665 8.943.313 18.5. Risicoparagraaf De decentralisatie gaat gepaard met een aanzienlijke korting. Wij staan hiermee voor een grote uitdaging: met minder middelen dan de huidige uitgaven een nieuwe taak uitvoeren. Wij zien kansen in het organiseren van betere en betaalbare ondersteuning, maar zien ook dat de decentralisatie (grote) risico’s op verschillende gebieden met zich meebrengt. Wij hebben een inschatting gemaakt van de belangrijkste risico’s, naar oorzaak en beheersmaatregelen. Deze hebben wij onderverdeeld in de volgende categorieën: politiek, zorginhoudelijk, financieel, juridisch, uitvoering en risico’s voor cliënten. Het is niet haalbaar gebleken om deze risico’s per factor te voorzien van een financiële vertaling. Daarom is in de budgetten 2,5% gereserveerd voor deze risico’s. Het staat de gemeenten zelf uiteraard vrij om in het eigen weerstandsvermogen een aanvullende risicoreservering te doen. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 1. Politieke risico’s Risico omschrijving Heftige reacties op incidenten na 1 januari 2015 2. Zorginhoudelijke risico’s Risico omschrijving Oorzaak - Incidenten zijn niet te voorkomen - Ontkenning van de mogelijkheid van incidenten en hier onvoldoende op zijn voorbereid 34 Beheersmaatregel Bewustwording en protocollen hoe om te aan met dergelijke situaties inclusief communicatie. Oorzaak Beheersmaatregel Discontinuïteit van het huidige en/of gewenste zorgaanbod door overdracht naar de gemeenten Door overdracht onvoldoende aansluiting huidige zorg en toekomstige invulling Mismatch tussen ingekochte zorg en benodigde zorg - Te sterke focus op lichte of juist zware zorg - Onduidelijkheid taakverdeling gemeente/ ZVW/WLZ - Inventarisatie van lopende afspraken qua aantallen en typen zorg via Vektis - In alle afspraken rekening houden met lopende afspraken/overgangsmaatregelen treffen - Bij inkoop rekening houden met verschuivingen - Afspraken maken met CZ over delen expertise zorginkoop en zorgverlening op grensvlak Wmo 3. Financiële risico’s Risico omschrijving Oorzaak Beheersmaatregel Open einde regeling Wet- en regelgeving Nieuw beleid/maatregelen leveren onvoldoende besparing op - Rechtspraak/jurisprudentie - Onvoldoende zicht op effecten van de maatregelen Grotere ondersteuningsvraag dan waar vooraf rekening mee is gehouden Overgangsrecht waardoor nieuw beleid niet gelijk op bestaande cliënten kan worden toegepast - Hogere instroom - Niet realiseren van de verwachte beperking Strakke monitoring zodat tijdig op dreigende overschrijdingen kan worden ingespeeld - Strikte monitoring bij start, zodat snelle bijstelling mogelijk is - Indicaties voor relatief korte periode afgeven - Budgetbewaking - Investeren in burgerkracht - Niet bezuinigen op preventie - Tijdig starten met herindiceren - Relatief kortdurende indicaties afgegeven, zodat bijstelling eenvoudiger is Via rechtspraak/ jurisprudentie gedwongen worden om zorg te leveren Inperking gemeentelijke beleidsvrijheid door jurisprudentie Garantie rechtszekerheid voor cliënten Meer algemene voorzieningen in plaats van maatwerkvoorzieningen _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 4. Risico’s in de uitvoering Risico omschrijving Innovatie en samenwerking komen onvoldoende tot stand Invulling contractmanagement 5. Risico’s voor cliënten Risico omschrijving Stapeling van effecten bij kwetsbare groepen 35 Oorzaak Beheersmaatregel - Organisatiebelang wordt boven het belang van de eigen kracht van de cliënt gesteld - Bestaande institutionele belangen van aanbieders waardoor onvoldoende ruimte ontstaat voor nieuwe aanbieders Onvoldoende aandacht voor het belang van goed contractmanagement - Belang van de eigen kracht van de cliënt voorop stellen in de onderhandeling - Zorgen voor een goede spreiding en diversiteit van aanbieders Tijdig aandacht voor een adequate en professionele manier van regelen van deze taak bij een (externe) partij met kennis en expertise Oorzaak Beheersingsmaatregel Geen integrale aanpak - Voldoende ruimte voor maatwerkoplossingen creëren - Vangnet voor schrijnende gevallen (inkomensondersteuning) 18.6. Verdeelsleutel en solidariteit De vijf gemeenten werken op verschillende terreinen samen. Zo ook op het gebied van de WMO als het bijvoorbeeld gaat om aanbesteding en inkoop van dienstverlening en voorzieningen. In deze paragraaf gaat over het onderlinge verdeelvraagstuk, de zogenoemde financiële risicoverevening: solidariteit. Begrip solidariteit Financiële solidariteit is het principe dat alle gemeenten gelijk bijdragen aan een gemeenschappelijk zorgaanbod ongeacht hoe vaak er een beroep op wordt gedaan. De uit het gebruik van bijvoorbeeld zorg voortvloeiende kosten en risico’s worden gezamenlijk gedragen. Het kan betekenen dat er door een individuele gemeente betaald wordt terwijl er vanuit die gemeente geen of relatief weinig gebruik wordt gemaakt van bepaalde zorg. Het kan ook voorkomen dat een gemeente te maken krijgt met een bovengemiddeld gebruik van gespecialiseerd zorgaanbod. Verdeling van de kosten bij de bestaande Wmo taken De huidige systematiek van afrekenen van de Wmo-voorzieningen (hulp bij huishouden en overige voorzieningen) gebeurt voor elke gemeente afzonderlijk op basis van de werkelijke kosten. Alleen voor de kosten voor de Wmo-administratie worden de kosten per inwoner afgerekend. Zijn we bij de nieuwe Wmo-taken financieel solidair of rekenen we op basis van de werkelijke kosten ? _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 36 Het kiezen voor financiele solidariteit is een principiele afweging en kan herverdeeleffecten tot gevolg hebben. Hierbij kan de ene gemeente er als “voordeelgemeente” uitrollen en een andere gemeente als “nadeelgemeente”. Een voordeel van solidariteit is dat de financiele risico’s met elkaar opgevangen kunnen worden. Bij het afzonderlijk afrekenen is er meer lokale sturing op beleid en uitvoering mogelijk. Er zijn twee solidariteitsmodellen mogelijk: het gezamenlijke budgetmodel en het verzekeringsmodel. Er kan een uitvoerige en theoretische afweging worden gemaakt tussen de voortzetting van de huidige lijn, zoals bij de bestaande Wmo-taken en één van de beide solidariteitsmodellen. In de praktijk is het echter een feit dat in het eerste jaar van de uitvoering van de nieuwe taken (2015) de afweging over de vorm en de zwaarte van de zorg nog op lokaal niveau plaatsvindt. In 2015 vindt immers nog een nader onderzoek naar de vorming van één regionale front-office plaats. Dat betekent dat er lokale verschillen kunnen optreden. Het voorstel is dan ook om in 2015 dezelfde systematiek te hanteren als bij de huidige taken en af te rekenen op basis van de werkelijke kosten. Bij de mogelijke vorming van één uitvoeringsorganisatie per 1 januari 2016 ontstaat de situatie dat de beoordeling van vragen op één centraal punt gebeurt, waarmee meer waarborgen voor een gelijke toetsing van aanvragen ontstaat. Het ligt dan voor de hand in principe te kiezen voor een solidariteitsmodel, omdat dit passend is bij de breedte van de regionale aanpak in de Hoeksche Waard (beleid en uitvoering). Een definitieve keuze of de huidige systematiek van afrekenen wordt gewijzigd in een ander systeem kan pas later worden gemaakt. Op basis van de te verwachten kostenstructuur is er naar verwachting – in tegenstelling tot de situatie bij de jeugdhulp – naar verwachting geen sprake van extreme incidentele situaties die op voorhand nu al de keuze voor een solidariteitsmodel rechtvaardigen. De kosten van de nieuwe uitvoeringsorganisatie worden, evenals in de huidige situatie, omgeslagen per inwoner. Wij besluiten om de nieuwe Wmo taken, voor het jaar 2015 af te rekenen op basis van de werkelijke kosten. De uitvoeringskosten rekenen wij af op basis van inwoneraantal. Na de mogelijke vorming van één uitvoeringsorganisatie kijken wij opnieuw naar de systematiek van afrekenen. _______________________________________________________________________ Regionaal Beleidsplan Wmo 2015 versie 5 augustus 37 Bijlagen Bijlage 1: zelfredzaamheidsmatrix Bijlage 2: Regionaal transitiearrangement MEE/cliëntondersteuning ZHZ 2015 _______________________________________________________________________
© Copyright 2025 ExpyDoc