Meer - Prisma VZW

Europese migratie,
lokale integratie?
Praktijkonderzoek naar intra-Europese migratie
in de provincie Antwerpen
oktober 2014
INHOUDSTAFEL
VOORAF
4
SYNOPSIS
7
ONDERZOEKSOPZET
13
1. EEN SOEPELE VERBLIJFSREGELING VOOR UNIEBURGERS
16
1.1. Vrij verkeer binnen de Europese Unie
17
1.2. Detachering
18
1.3. Beperkingen op het verblijfsrecht van Unieburgers
19
2. OVER WIE GAAT HET? EEN OVERZICHT
22
2.1. Intra-Europese migratie in de provincie Antwerpen in cijfers
23
2.2. Arbeidskaarten B toegekend aan werknemers uit nieuwe EU-lidstaten
25
2.3. Profiel van de intra-Europese migranten
26
3. MIGRATIENETWERKEN IN HOOGSTRATEN, HERENTHOUT EN ESSEN
30
3.1. Hoogstraten
31
3.2. Herenthout
32
3.3. Essen
33
4. DE BELGIËROUTE
36
4.1. Situering
37
4.1.1. Strengere inburgeringsvereisten in Nederland
37
4.1.2. Een uitweg via het Unierecht
38
4.1.3. Kortstondig verblijf in België, grote mobiliteit?
39
4.1.4. Profiel van de Belgiërouters
40
4.2. De Belgiëroute in cijfers
40
4.2.1. Het cijfermateriaal toegelicht
40
4.2.2. Wie maakt gebruik van de Belgiëroute? Een profielschets in cijfers
41
4.2.3. Waar vandaan en waarheen? Geografische analyse
44
2
5. LOKALE IMPACT VAN DE INTRA-EUROPESE MIGRATIE
5.1. Tewerkstelling en inkomen
47
48
5.1.1. Economische sectoren met veel werkgelegenheid in Hoogstraten en Herenthout
48
5.1.2. Moeilijke tewerkstelling in Essen
51
5.1.3. OCMW-steun?
51
5.2. Huisvesting
54
5.2.1. Zoektocht op de private huurmarkt
54
5.2.2. Contactpersonen en informele netwerken zijn cruciaal
54
5.2.3. Kwaliteit van de huisvesting
55
5.3. Inburgering, participatie en samenleven
58
5.3.1. Volgen van het inburgeringsprogramma en lessen Nederlands
58
5.3.2. Participatie aan het maatschappelijk leven
59
5.3.3. Samenleven en beeldvorming
60
6. EUROPESE MIGRATIE, LOKALE INTEGRATIE? EEN REFLECTIE
6.1. Van seizoenarbeid naar intra-Europese mobiliteit… of toch migratie?
63
64
6.1.1. Grote en kleine evoluties vinden elkaar
64
6.1.2. Migratie of mobiliteit?
64
6.2. Inburgering en integratie uitgedaagd
65
6.2.1. Een Europees migratiebeleid, maar geen Europees integratiebeleid
65
6.2.2. Europese nieuwkomers: toch ‘anders’ dan andere nieuwkomers?
66
6.2.3. Inburgering en Nederlands als tweede taal: nood aan een flexibel aanbod
66
6.2.4. Lokaal integratiebeleid: proactief inspelen op nieuwe migraties
67
COLOFON
69
3
VOORAF
4
Een steeds belangrijker aandeel van migranten komt uit de Europese landen. Van de 21.918 buitenlandse
nieuwkomers in de provincie Antwerpen in de periode 2010-2012 had de helft een nationaliteit van een EUland. Nederland, Roemenië, Polen en Portugal waren de belangrijkste herkomstlanden van de EU1
nieuwkomers . In de periode 2008-2012 was er in het algemeen een daling van de internationale migratie naar
het Vlaams Gewest, maar de migranten uit de Zuid- en Oost-Europese EU-landen gaan tegen die trend in. Voor
de nieuwkomers uit de Oost-Europese landen loopt de stijging van het aantal immigraties gelijk met de
2
toetreding van de nieuwe EU-lidstaten: Polen in 2004 en Roemenië en Bulgarije in 2007 . Voor de ZuidEuropese nieuwkomers is er een stijging te merken vanaf 2007. Meer specifiek neemt het aantal Griekse en
Portugese nieuwkomers sterk toe vanaf 2010.
Europese burgers maken gebruik van zowel het vrij verkeer binnen Europa als van gezinshereniging om naar de
provincie Antwerpen te migreren. Boeiend aan deze groep nieuwkomers is dat zij een soepel verblijfsrecht
hebben en in elke lidstaat mogen werken. Bovendien kunnen Europese burgers zich vrij bewegen in de hele
Europese Unie. In een context van verlaagde reiskosten en snelle communicatiemiddelen maakt dit van hen
mogelijk een zeer mobiele en dus minder (be)grijpbare groep migranten. De Europese Unie spreekt zelf over
mobiliteit, maar is deze term ook per definitie relevant? Gaat het steeds over mobiliteit of behoren de
Europese nieuwkomers tot een (nieuwe) migratiegolf?
Redenen genoeg dus om aan deze Europese nieuwkomers een onderzoek te wijden. Met het onderzoek willen
we vooreerst meer inzicht krijgen in de migratiepatronen van de Europese nieuwkomers. Wat zijn hun
motieven? Waarom komen zij precies in de onderzochte gemeentes terecht en niet in andere? Gaat het over
individuen of over gezinnen? Verblijven zij tijdelijk of permanent in de gemeente? Vervolgens polsen we naar
hoe deze nieuwkomers leven in de gemeente. Hoe vergaren zij een inkomen? Hoe wonen zij? Participeren zij
aan het leven in de gemeente? Hoe verlopen de contacten met de rest van de bevolking in de gemeente?
Voor dit onderzoek gingen we op gesprek bij de lokale besturen van de stad Hoogstraten en van de gemeenten
Essen en Herenthout. We bestuderen de Europese migratie vanuit Oost- en Zuid-Europa, maar hebben ook
specifieke aandacht voor de zogenaamde Belgiëroute. Het gaat dan om Nederlanders met een partner uit het
buitenland die zich in België vestigen om zo de strenge regelgeving in verband met gezinshereniging en de
verplichte inburgering te omzeilen. Nieuw aan dit onderzoek is dat we niet alleen kwalitatieve informatie
verzamelden, maar de Belgiëroute ook (gedeeltelijk) in kaart konden brengen op basis van cijfermateriaal.
Het onderzoek moet de basis leggen voor een afstemming van het aanbod van Prisma vzw op deze nieuwe
realiteit. Enerzijds het aanbieden van inburgeringstrajecten aan de Europese nieuwkomers. Anderzijds een
geschikte ondersteuning aan lokale besturen, organisaties en diensten voorzien.
1
R. MARYNISSEN EN M. STUBBE, Couleur Locale 2013: etnisch-culturele diversiteit in de provincie Antwerpen in feiten en cijfers, een uitgave van
Prisma vzw en het provinciebestuur van de provincie Antwerpen (Dienst Welzijn en Gezondheid), 2014, Mechelen, p. 21-22. Downloaden
kan op www.prismavzw.be/couleurlocale. De gegevens betreffen de provincie Antwerpen uitgezonderd de stad Antwerpen.
2
E. PELFRENE, “Internationale migratiestromen van en naar België en zijn gewesten”, in Internationale migraties en migranten in
Vlaanderen, E. PELFRENE EN C. VAN PEER (RED.), 2014, Vlaamse overheid: Studiedienst van de Vlaamse Regering, p. 27.
5
In voorliggend onderzoeksrapport gaan we eerst in op de context die de migratie binnen Europa maakt: de
regelgeving m.b.t. het vrij verkeer. Vervolgens schetsen we in hoofdstuk twee een profiel van de Europese
nieuwkomers in cijfers. In een derde hoofdstuk beschrijven we de migratienetwerken in Hoogstraten, Essen en
Herenthout. In het vierde hoofdstuk bestuderen we de migratie via de Belgiëroute. Vervolgens behandelen we
de lokale impact van de intra-Europese migratie. Hoe participeren de Europese nieuwkomers aan het
maatschappelijke leven? Hoe is de relatie met de rest van de bevolking in de lokale samenleving? Het laatste
hoofdstuk reflecteert over de onderzoeksvragen. Gaat het om mobiliteit of toch om migratie? Welke
uitdagingen stelt dit voor het inburgerings- en integratiebeleid?
Het onderzoek ambieert geen volledigheid, noch wetenschappelijke accuraatheid. Zo ontbrak het ons aan tijd
en middelen om ook de Europese nieuwkomers zelf te bevragen. Wel denken we een goede schets te kunnen
maken over intra-Europese migratie in de drie onderzochte gemeentes. Op basis daarvan komen we tot een
onderbouwde reflectie over het inburgerings- en integratiebeleid ten aanzien van deze doelgroep. Prisma vzw
wenst op basis daarvan haar eigen aanbod onder de loep te nemen, maar wil bovenal ook andere actoren zoals
lokale besturen aanmoedigen om hun lokaal integratiebeleid af te stemmen op de nieuwe doelgroep.
We wensen expliciet alle personen te bedanken die meewerkten aan dit onderzoek: door onze vragen te
beantwoorden, door cijfermateriaal aan te leveren of door kritisch de teksten te lezen en te
becommentariëren. Zonder hun inspanningen was dit onderzoek niet mogelijk.
Kris Cleiren
algemeen directeur Prisma vzw
6
SYNOPSIS
7
EEN SOEPELE VERBLIJFSREGELING VOOR UNIEBURGERS VORMT HET KADER VAN DE INTRA-EUROPESE
MIGRATIEBEWEGINGEN
Het vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie voorziet dat Unieburgers kunnen migreren naar andere
lidstaten zolang zij geen ‘onredelijke’ belasting vormen voor de sociale bijstand in die lidstaat. Dat betekent in
de praktijk dat voornamelijk werknemers, zelfstandigen en personen met voldoende bestaansmiddelen uit een
ander inkomen gebruik maken van dit recht. Ook hun familieleden, ongeacht welke nationaliteit zij hebben,
kunnen met hen mee migreren over de grenzen van de lidstaten heen. In België is dit opgenomen in de
regelgeving rond gezinshereniging waarbij er soepele regels bestaan voor partners van een EU-burger.
Behalve het vrij verkeer van personen bestaat er ook het vrij verkeer van diensten. Een onderneming kan haar
diensten aanbieden in andere lidstaten en kan daarvoor haar eigen werknemers uitzenden (detachering). Ook
zelfstandigen kunnen zichzelf detacheren.
Het verblijfsrecht van de Unieburgers kan worden beëindigd wanneer de Dienst Vreemdelingenzaken oordeelt
dat de Unieburger een ‘onredelijke belasting’ vormt voor de sociale bijstand. In de praktijk zou het echter niet
moeilijk zijn om zich opnieuw in regel te stellen.
OVER WIE GAAT HET? EEN PROFIELSCHETS
In de periode 2010-2012 waren er in de provincie Antwerpen 11.134 nieuwkomers met een nationaliteit van
één van de EU-landen. Dat is 51% van het totaal aantal nieuwkomers in deze periode. Drie kwart van hen
migreerde op basis van het vrij verkeer van personen. Eén vierde was gezinshereniger. Nederlanders,
Roemenen, Polen en Portugezen vertegenwoordigen samen meer dan drie kwart van alle Europese
nieuwkomers.
In dezelfde periode werden er in de provincie Antwerpen 6.459 arbeidskaarten B voor knelpuntberoepen
toegekend aan werknemers uit Roemenië en Bulgarije. Deze werknemers hadden het vaakst hun woonplaats
in Hoogstraten, Turnhout, Wuustwezel, Merksplas en Sint-Katelijne-Waver.
Europese arbeidsmigranten hebben uiteenlopende profielen die verbonden zijn aan hun perspectieven op de
arbeidsmarkt in het gastland. De Europese nieuwkomers kunnen echter van het ene naar het andere profiel
overgaan indien hun arbeidssituatie in België verandert. Een deel van de arbeidsmigranten werkt eerst tijdelijk
of als seizoenarbeider en vestigt zich daarna permanent. Opvallend is ook dat vele Europese migranten eerder
in andere Europese lidstaten hebben gewoond vooraleer zij zich in België vestigen. De Europese
arbeidsmigratie kadert in een Europese eengemaakte arbeidsmarkt waarbij zware of onregelmatige jobs
worden ingevuld door werknemers uit lidstaten waar de lonen lager zijn.
MIGRATIENETWERKEN IN HOOGSTRATEN, HERENTHOUT EN ESSEN
In Hoogstraten was de seizoenarbeid, samen met de traditionele grensmigratie vanuit Nederland, de motor
voor de migratie. Maar ondertussen is de migratie gediversifieerd. Seizoenarbeid werd intra-Europese
arbeidsmigratie met migranten uit Polen, Portugal en Roemenië. Zij zijn voornamelijk arbeidsmigranten. Ook
8
wanneer de migranten aan gezinshereniging doen, zal de partner vaak deelnemen aan de arbeidsmarkt. De
grensmigranten uit Nederland hebben uiteenlopende profielen.
In Herenthout vonden twee evoluties elkaar door middel van één sleutelfiguur. Enerzijds de economische crisis
in Portugal als push-factor, anderzijds de vraag naar arbeidskrachten in de dienstenchequesector als pullfactor. Interessant is dat beide evoluties elkaar gevonden hebben door het informele netwerk rond de
Portugese sleutelfiguur en dat de tuinbouw en bijbehorende seizoenarbeid de reden is dat Herenthout de
gemeente is waar deze evoluties elkaar vonden, en niet andere gemeentes. Ook de Herenthoutse
nieuwkomers zijn voornamelijk arbeidsmigranten.
In Essen zijn er bijzonder veel nieuwkomers die de Belgiëroute toepassen. Nederlanders met een buitenlandse
partner ontwijken via een verblijf in België de strenge voorwaarden inzake immigratie en inburgering in
Nederland. Merkwaardig is dat er in Essen geen specifieke pull-factor voor de migratie is. Het enige structurele
verschil met de omliggende gemeenten is de treinverbinding met Nederland. Tewerkstelling lijkt dan weer niet
het motief van de nieuwkomers. De onderzochte groep in Essen zijn geen arbeidsmigranten.
DE BELGIËROUTE: TIJDELIJKE MIGRANTEN MET EEN SPECIFIEK PROFIEL
In 2012 telden we in de provincie Antwerpen 404 Belgiërouters. Zij vertegenwoordigen 2,6% van alle
buitenlandse migranten naar de provincie Antwerpen in 2012. Deze Nederlandse nieuwkomers met een
buitenlandse partner hoeven slechts een korte periode in België te verblijven om de strenge en dure
inburgeringsvereiste bij gezinshereniging in Nederland te omzeilen. Dat betekent dat deze migratie, wat België
betreft, behoorlijk volatiel is. We kunnen veronderstellen dat er veel mobiliteit is wat de migratiebewegingen
een grotere snelheid geeft. De Belgiërouters zijn erg divers naar nationaliteit. Marokko, Suriname en Turkije
zijn de belangrijkste nationaliteiten, maar daarnaast telden we nog 79 verschillende nationaliteiten.
De koppels delen soms dezelfde herkomst, maar soms ook niet. Er zijn koppels bekend die een minder
vanzelfsprekende gemengde herkomst hebben. Zo is bijvoorbeeld een Surinaams-Thaïs paar cliënt bij het
Onthaalbureau Inburgering.
Van alle Belgiërouters was 62% vrouw en 38% man. We kunnen veronderstellen dat de verhouding bij hun
partners omgekeerd is. Er zijn verschillen tussen de nationaliteiten. Bij Marokkaanse, Aziatische en OostEuropese Belgiërouters gaat het eerder over vrouwelijke migratie. De Turkse en Surinaamse Belgiërouters zijn
overwegend mannen. De oorzaken voor dit verschil blijven ons onduidelijk.
Opvallender echter zijn de verschillen tussen de gemeenten in de provincie. De grensgemeenten ontvangen
duidelijk veel meer Belgiërouters dan de andere gemeenten. Hoewel het over een beperkt aantal migranten
gaat, wordt uit het voorbeeld van Essen duidelijk dat de impact op beeldvorming en samenleven toch groot kan
zijn. We willen er, wat de cijfers betreft, nog op wijzen dat de Belgiërouter steeds een partner heeft en soms
ook kinderen. Onze dataset betreft bovendien alleen het jaar 2012. Het totale aantal personen dat via de
Belgiëroute migreerde naar de provincie Antwerpen zal in werkelijkheid dus hoger liggen.
9
ARBEIDSMARKT: ZWAKKE POSITIE VAN DE (ARBEIDS)MIGRANT
De (arbeids)migranten in de onderzochte gemeenten bekleden een eerder zwakke positie op de arbeidsmarkt.
Hoewel zij werken in sectoren met veel werkgelegenheid zijn zij niet onvervangbaar. In de herkomstlanden
Roemenië, Polen en Portugal zijn er immers steeds veel mogelijkheden om nieuw personeel te rekruteren.
Bovendien zijn deze migranten zich niet steeds bewust van hun rechten. Dat, in combinatie met het niet
kennen van het Nederlands, maakt misbruiken mogelijk. Dit geldt voor de drie bevraagde gemeenten, al zijn er
nuances.
Opvallend was dat er zowel in Hoogstraten als door het Onthaalbureau Inburgering gesproken werd over
misbruiken binnen de eigen netwerken. Het gaat dan om mensen die hier al langer wonen en Nederlands
kennen, die een machtspositie verwerven, of die tegen betaling mensen helpen met allerhande formaliteiten.
De OCMW’s worden niet overstelpt met vragen naar financiële of materiële steun, al is er wel vaak vraag naar
huursubsidies in Essen.
Deze vaststellingen duiden op de nood aan emancipatie en zelfredzaamheid voor de betrokken personen.
Indien zij minder afhankelijk zijn, hun rechten kennen en kunnen communiceren met de bevoegde instanties, is
het veel minder makkelijk om misbruik te maken van hun zwakkere positie op de arbeidsmarkt.
HUISVESTING: INFORMELE NETWERKEN, KOSTENBESPARING EN WISSELENDE KWALITEIT VAN DE WONINGEN
Het is niet makkelijk om een volledig beeld te krijgen van de huisvestingssituatie van de Europese
nieuwkomers. Hun profielen en motieven verschillen onderling sterk. Bovendien heeft het lokaal bestuur zelf
niet altijd een goed overzicht. Veelal blijven mensen onder de radar, zeker als er geen overlast mee gemoeid is.
Toch betekent dit niet altijd goed nieuws. Uit de gesprekken blijkt alvast dat het qua huisvestingssituatie niet
steeds rooskleurig is.
Uit het onderzoek blijkt duidelijk dat de Europese arbeidsmigranten inkomensvergaring als hoofdmotief
hebben tijdens hun verblijf. Samenhuizen is dan een strategie om kosten te besparen. Voor de nieuwkomers in
Essen is het dan weer belangrijk flexibele huurcontracten te hebben in functie van hun eerder korte verblijf in
de gemeente.
Er zijn echter huiseigenaars die hier opportuniteiten in zien en woningen van een te lage kwaliteit aanbieden.
Dit kan een tijdelijke oplossing zijn. Aan deze praktijken zijn echter grenzen. Veilige woningen zijn niet alleen
van belang voor het welbevinden van mensen. Een degelijke huisvestingssituatie voorkomt ook spanningen
met buurtbewoners en bevordert participatie aan het maatschappelijk leven. Dit pleit voor een sociaal
woonbeleid dat rekening houdt met kleinschalig wonen en de nood aan flexibele huurcontracten.
INBURGERING EN NEDERLANDS: DREMPELS EN EEN WEINIG FLEXIBEL AANBOD
Europese nieuwkomers zijn niet verplicht tot inburgering of tot het volgen van lessen Nederlands. Bij een
aantal nieuwkomers is er wel bereidheid om zich hiervoor te engageren. Tijd en afstand vormen echter grote
drempels voor de nieuwkomers. De arbeidsmigranten voeren doorgaans zwaar werk uit en hebben na de
10
werkuren weinig extra energie om nog lessen te volgen. Dat geldt des te meer voor de seizoenarbeiders en
gedetacheerde arbeidskrachten. Voor de lessen Nederlands komt hier bovenop dat het aanbod van de Centra
voor Basiseducatie weinig flexibel is. Het aanbod van de Centra voor Volwassenenonderwijs komt dan weer
niet tegemoet aan de leerstijl van heel wat arbeidsmigranten.
Ook het tijdelijke verblijf dat de Europese nieuwkomers zelf voor ogen hebben, speelt een rol. Wanneer
inburgeraars echter positief zijn over het gevolgde programma kunnen zij anderen stimuleren om zich ook te
engageren.
DEELNAME AAN HET MAATSCHAPPELIJKE LEVEN: ONS KENT ONS, MAAR WIJ KENNEN ELKAAR NIET
Zowel in Herenthout, Hoogstraten en Essen bestaan er onderlinge netwerken tussen de Europese
nieuwkomers. In Herenthout en Hoogstraten speelt daarenboven mee dat de nieuwkomers vaak afkomstig zijn
uit dezelfde regio’s binnen de respectievelijke herkomstlanden. Dit hoeft echter geen belemmering te zijn voor
hun integratie. Deze netwerken kunnen ook ingezet worden om net aan lokale integratie te werken.
Laagdrempelige initiatieven (lage kostprijs, geen inschrijving vooraf, geen vastgelegd startmoment,…) trekken
meer Europese nieuwkomers aan. Voor andere initiatieven ligt dit veel moeilijker. Uitzondering zijn de
Nederlanders uit de midden- of hogere sociale klassen. Zij nemen wel makkelijk deel aan het georganiseerde
aanbod.
Voor de informele contacten en vriendschappen trekken de Europese migranten makkelijk naar elkaar. De
medewerkers van het Onthaalbureau Inburgering wijzen daarbij nadrukkelijk op de moeilijkheden voor een
nieuwkomer om vriendschapsrelaties uit te bouwen met Belgen.
SAMENLEVEN EN BEELDVORMING: ONBEKEND, SOMS OOK ONBEMIND
In geen van de drie bevraagde gemeenten is er sprake van overlast of problemen veroorzaakt door de
Europese nieuwkomers. De gemeenten benadrukken dit expliciet. Wel is het zo dat de Europese migranten en
de autochtone Belgen niet samen leven. Er is weinig contact tussen beide groepen.
In Hoogstraten en Herenthout levert dit geen noemenswaardige problemen in verband met beeldvorming op.
De lange ervaring met seizoenarbeiders kan hierin een rol spelen. In Essen is dit echter anders. Daar hebben de
Belgiërouters een negatief imago. Dit is, samen met de lage participatiegraad van deze nieuwkomers, een
bezorgdheid voor het lokaal bestuur.
VAN SEIZOENARBEID NAAR INTRA-EUROPESE MOBILITEIT… OF TOCH MIGRATIE?
Een interessante vaststelling uit het onderzoek is dat kleine lokale dynamieken en grote maatschappelijke
evoluties elkaar vinden. Economische verschillen tussen lidstaten kruisen informele netwerken wat in elke
gemeente een ander resultaat geeft. In die zin sluit intra-Europese migratie aan bij het fenomeen
superdiversiteit.
11
Lange discussies kunnen gewijd worden aan de vraag of het gaat om intra-Europese mobiliteit dan wel
migratie. Voor wat lokale integratie betreft, lijkt ons de definitie van de nieuwkomer over zichzelf het
belangrijkst, met dien verstande dat dit doorheen de tijd kan veranderen. Welk verblijfsperspectief heeft hij/zij
voor ogen? Welke investeringen zal hij/zij dus doen in het uitbouwen van een netwerk en het zich engageren in
de lokale samenleving? Hoe het ook zij, duidelijk is dat het inburgerings- en integratiebeleid uitgedaagd wordt.
EEN EUROPEES REGELGEVEND KADER MAAR GEEN EUROPEES INTEGRATIEBELEID
Bij de Europese interne markt hoort een eengemaakte arbeidsmarkt die door de recente migratiestromen
steeds meer vorm krijgt. Toch is er geen sprake van een eengemaakt arbeids- en socialezekerheidsrecht. Dit
leidt tot verschillen in verloning en arbeidsomstandigheden over de verschillende lidstaten heen, wat migratie
stimuleert. Op niveau van de lidstaten blijft het legaal mogelijk dat een Europese arbeidskracht goedkoper
werkt dan een binnenlandse. De controle op de naleving van het arbeidsrecht is erg moeilijk. Voor Europese
nieuwkomers is het bovendien niet mogelijk om een verplichte inburgering of ander maatschappelijk
engagement op te leggen.
INBURGERING EN INTEGRATIE: HOE DAN WEL?
De Europese nieuwkomers verschillen in de eerste plaats van andere nieuwkomers doordat zij over veel
vrijheid beschikken. Meer bewegingsvrijheid, maar ook de vrijheid om al dan niet deel te nemen aan een
inburgeringsproces, in tegenstelling tot verplichte inburgeraars. In de tweede plaats zijn de Europese
nieuwkomers erg gericht op werk en hebben zij, indien zij een langer verblijfsperspectief voor ogen hebben,
voornamelijk contacten binnen de eigen netwerken. In de derde plaats staan zij als werknemers zwak ten
opzichte van hun werkgevers. Ze zijn immers makkelijk vervangbaar. Dit pleit voor een toegankelijke
rechtsbescherming.
De Europese nieuwkomers zijn niet verplicht tot inburgering. De Onthaalbureaus Inburgering zetten sterk in op
werving van deze doelgroep. Toch is dit niet voldoende. Het is duidelijk dat we buiten de bestaande kaders van
Inburgering moeten durven denken. Een laagdrempelig en flexibel aanbod in samenwerking met het lokaal
bestuur lijkt alvast een piste die het overdenken waard is.
Het is belangrijk dat lokale besturen proactief inspelen op de nieuwe evoluties, ook al zorgen die niet voor
noemenswaardige problemen. Lokale besturen kunnen inspelen op actieve participatie aan het
maatschappelijk leven. Voor OCMW’s wacht onder andere de uitdaging van het huisvestingsbeleid, maar ook
van een correct beleid inzake aanvragen naar steun door de Unieburgers. Elke lokale context is anders. Toch
denken we dat er voldoende inhoudelijke ondersteuning en bovenlokaal overleg noodzakelijk blijft, evenals
investeren in mensen en middelen.
12
ONDERZOEKSOPZET
13
We selecteerden drie gemeenten aan de hand van het beschikbare cijfermateriaal. De gemeente Herenthout
viel op. Zowel bij de etnisch-culturele minderheden als bij de nieuwkomers vonden we er erg veel mensen uit
3
Zuid-Europa. Zo ontving de gemeente 2,06 Zuid-Europese nieuwkomers per 1000 inwoners . Dat is 14 keer
meer dan het gemiddelde in de provincie Antwerpen. Ook Hoogstraten ontving 3,07 Oost-Europese
nieuwkomers per 1000 inwoners. Dat is 5,6 keer het provinciale gemiddelde. Bij een aparte analyse voor de
gemeente Essen vermoedden we dat in deze gemeente de nieuwkomers vrij vaak gebruik maken van de
Belgiëroute. In de gemeente zijn er veel Nederlandse nieuwkomers, maar ook veel nieuwkomers uit niet-EUlanden. Toch zijn er slechts weinig etnisch-culturele minderheden met een herkomst in niet-EU-landen.
We kozen voor gesprekken met vertegenwoordigers van het lokaal bestuur en de OCMW’s in de gemeenten.
Waar mogelijk ook met sleutelfiguren en de vakbonden. Op deze manier wilden we te weten komen hoe de
intra-Europese migratie gepercipieerd wordt. We bevroegen ook medewerkers van het Onthaalbureau
Inburgering en kregen feedback van andere medewerkers van Prisma vzw die ervaring hebben met het thema.
Het was niet mogelijk de Europese nieuwkomers zelf te bevragen. Dat betekent dat we slechts een gedeeltelijk
beeld van de intra-Europese migratie kunnen schetsen. Dit compenseren we door zoveel mogelijk naar
onderzoek over deze doelgroep te verwijzen.
In Hoogstraten hadden we een gesprek met ambtenaren van het stadsbestuur (Diensten Samenleven, Dienst
Bevolking en Burgerzaken) en met de schepen van Inburgering. Daarnaast interviewden we er een
vakbondssecretaris van het ACV die lang actief was in de tuinbouwsector. In Essen spraken we met de
burgemeester, de schepen van Burgerzaken, de gemeentesecretaris, ambtenaren van het gemeentebestuur
(Diensten Burgerzaken en Welzijn) en met een medewerkster van het OCMW (Dienst Sociale Zaken). In
Herenthout spraken we met een ambtenaar van de dienst Burgerzaken, een medewerkster van de Sociale
Dienst van het OCMW en met een sleutelfiguur van de Portugese gemeenschap. In het Onthaalbureau
Inburgering bevroegen we de Roemeens-Belgische en de Russisch-Belgische trajectbegeleider die actief zijn in
de regio Hoogstraten en Herenthout. Ook de medewerker doelgroepencommunicatie, een consulent lokale
besturen met onderzoekservaring en de teamverantwoordelijke van het Diversiteits- en Integratiecentrum
voor de regio Kempen gaven feedback. Het Steunpunt Sociale Planning van de provincie Antwerpen tot slot
heeft voor ons specifiek cijfermateriaal gepuurd uit het Rijksregister, opdat we de Belgiëroute ook cijfermatig
in kaart konden brengen.
Onze centrale onderzoeksvragen betroffen de migratie en de migratienetwerken naar de gemeenten in
kwestie. Om welke redenen migreren de Europese nieuwkomers? Waarom komen zij precies in deze gemeente
terecht? Vervolgens vroegen we ons af hoe deze nieuwkomers werken, wonen en participeren aan het
maatschappelijk leven. Tot slot vroegen we de respondenten wat zij nodig achtten om met deze doelgroep aan
integratie te werken. De resultaten vindt u in dit onderzoeksrapport.
3
Concreet onderzochten we de Europese nieuwkomers die een EU-verblijfsstatuut hadden. Zij zijn gemigreerd op basis van het vrij verkeer
voor werknemers, zelfstandigen of voor personen met voldoende bestaansmiddelen.
14
Een slotbemerking is dat een grote groep Europese migranten in dit onderzoek grotendeels onder de radar
blijft. De circulaire migranten, zoals gedetacheerde arbeidskrachten en seizoenarbeiders, zijn ook voor onze
respondenten een eerder onbekende groep. Het spreekt echter voor zich dat deze groep kwetsbaarder is, net
door de mindere contacten maar ook door de afhankelijkheid van de werkgever voor huisvesting en
arbeidswetgeving. Het vereist terreinwerk van onderzoekers én van lokale besturen om te vatten wat er
werkelijk in de gemeente gebeurt.
15
1. EEN SOEPELE
VERBLIJFSREGELING VOOR
UNIEBURGERS
16
1.1. Vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie
4
EU-burgers hebben onder bepaalde voorwaarden een verblijfsrecht van meer dan drie maanden in alle
lidstaten van de Europese Unie. Die voorwaarden werden vastgelegd in de Europese Richtlijn 2004/38/EG en in
5
België overgenomen in de Vreemdelingenwet . Het gaat om volgende categorieën personen:
-
Werknemers en zelfstandigen: de EU-burger moet als werknemer of als zelfstandige een economische
activiteit uitoefenen. Ook een werkzoekende kan migreren naar een EU-land indien hij een reële kans
6
maakt op het vinden van werk .
-
Beschikker van voldoende bestaansmiddelen: de EU-burger heeft voldoende inkomsten opdat wordt
vermeden dat hij ten laste komt van de sociale bijstand (OCMW). Er bestaat geen officieel
referentiebedrag hiervoor. Het moet niet gaan om eigen inkomsten. Inkomsten van een partner
kunnen volstaan, maar ook inkomsten uit een ander land zijn mogelijk. De migrant moet ten slotte
een ziektekostenverzekering afsluiten die kosten van eventuele ziekte in België dekt.
-
Studenten: de EU-studenten moeten een opleiding volgen in België en eveneens over voldoende
bestaansmiddelen en een ziektekostenverzekering beschikken.
Al deze personen moeten een nationaliteit hebben van één van de lidstaten van de Europese Unie. Ze moeten
zich inschrijven bij het gemeentebestuur van hun woonplaats en een bewijs voorleggen dat aan de
voorwaarden voldaan is.
Ook familieleden van de EU-migranten hebben het recht om zich bij hun partner te vervoegen. Hun
verblijfsrecht is gekoppeld aan dat van de EU-migrant. Binnen het recht van de Europese Unie is het begrip
familie erg ruim. Zowel een partner als (klein)kinderen en (schoon)ouders van de EU-migrant kunnen
7
gezinshereniging bekomen met de EU-migrant. Er zijn wel enkele specifieke voorwaarden . Het maakt echter
8
niet uit of de gezinshereniger een EU-burger of een derdelander is.
De regels voor gezinshereniging met een Belg of met een derdelander die in België woont, zijn veel strikter.
9
Het statuut van langdurig ingezetene is zeer specifiek. Het gaat om mensen met een buitenlandse nationaliteit
die in een ander Europees land het Europese verblijfsstatuut van langdurig ingezetene aanvragen. Het wordt
doorgaans gebruikt door derdelanders, maar ook EU-burgers kunnen er gebruik van maken. Met het statuut
van langdurig ingezetene kunnen mensen een (tijdelijk) verblijfsrecht bekomen in alle EU-lidstaten. Ze moeten
4
Voor een verblijf van minder dan drie maanden is alleen een geldig identiteitsbewijs nodig:
http://europa.eu/legislation_summaries/internal_market/living_and_working_in_the_internal_market/l33152_nl.htm
5
Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
6
Kruispunt Migratie-Integratie: http://www.kruispuntmi.be/thema/verblijfsrecht-uitwijzing-reizen/unieburger/eu-werkzoekende/wat-zijnde-voorwaarden-voor-verblijf-als-eu-werkzoekende
7
Zo moeten (schoon)ouders ten laste zijn van de EU-migrant, en moet de partner van een EU-migrant “beschikker over voldoende
bestaansmiddelen” 21 jaar oud zijn. Kruispunt Migratie-Integratie: http://www.kruispuntmi.be/thema/vreemdelingenrecht-internationaalprivaatrecht/verblijfsrecht-uitwijzing-reizen/gezinshereniging/je-bent-familielid-van-een-unieburger
8
Een vreemdeling die een nationaliteit van buiten de EU, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein heeft.
9
Kruispunt Migratie-Integratie: http://www.kruispuntmi.be/thema/vreemdelingenrecht-internationaal-privaatrecht/verblijfsrechtuitwijzing-reizen/langdurig-ingezetene
17
dan wel aantonen dat ze werknemer, zelfstandige of student zijn, of dat ze over voldoende inkomsten
beschikken om niet terug te vallen op de sociale bijstand. In de periode 2010-2012 hadden slechts 16
nieuwkomers dit verblijfsstatuut. We laten hen daarom verder buiten beschouwing.
EU-burgers die voor minder dan drie maanden in België verblijven, moeten zich doorgaans niet inschrijven bij
10
de gemeente. Maar bijvoorbeeld seizoenarbeiders moeten zich wel aanmelden bij de gemeente zonder
evenwel ingeschreven te worden in het Rijksregister.
1.2. Detachering
Binnen de Europese Unie bestaat ook een vrij verkeer van diensten. Een bedrijf uit de ene lidstaat kan zonder
problemen een dienst leveren of een werk uitvoeren in een andere lidstaat. Als dat bedrijf hiervoor zijn eigen
werknemers inzet, mag de andere lidstaat deze werknemers de toegang niet weigeren.
Detachering is mogelijk voor werknemers met een EU-nationaliteit, maar ook voor derdelanders. De
voorwaarde is dan dat die derdelander legaal in het andere EU-land woont (bijvoorbeeld Angolese werknemers
11
voor een Portugees bedrijf) . Deze werknemers zijn vrijgesteld van een arbeidskaart, maar hun werkgever
12
moet hen wel aanmelden in het Limosa-systeem . Voor deze werknemers geldt in grote mate het Belgische
arbeidsrecht. Hun sociale zekerheidsbijdragen betalen zij echter in het land van hun gewoonlijke
13
tewerkstelling, althans voor detacheringen die maximaal 24 maanden duren . De praktijk van detachering
komt veel voor in de bouwsector. Een aannemer schakelt bijvoorbeeld een onderaannemer uit een andere
lidstaat in.
De Europese werknemers volgen de gewone regels inzake verblijf. Zij zijn “beschikker van voldoende
bestaansmiddelen”. Bij een verblijf van minder dan drie maanden moeten zij zich aanmelden bij de gemeente.
Voor een verblijf van langer dan drie maanden moeten zij zich inschrijven in het Rijksregister.
Ook zelfstandigen kunnen zichzelf detacheren. Dit is voornamelijk van belang in het kader van de beperkingen
op het vrij verkeer voor werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten (tot 31/12/2013 geldig voor Roemenië en
Bulgarije, momenteel nog voor Kroatië). Een detachering als zelfstandige was nooit aan die beperkingen
onderworpen. Ook gedetacheerde zelfstandigen betalen hun sociale zekerheidsbijdragen in hun land van
herkomst. Dit kan werkgevers er toe verleiden om schijnzelfstandigen in te zetten. Het gaat om werknemers
die een statuut als zelfstandige hebben. Als zelfstandige kunnen deze werknemers aan een lagere verloning
10
Zij krijgen dan een zogenaamde “bijlage 3ter”, een melding van aanwezigheid
Kruispunt Migratie-Integratie: http://www.kruispuntmi.be/thema/arbeidskaarten-beroepskaart/heb-je-recht-om-te-werken/heb-jerecht-om-te-werken-als-arbeidsmigrant/gedetacheerde-binnen-de-eu
12
Kruispunt Migratie-Integratie: http://www.kruispuntmi.be/thema/vreemdelingenrecht-internationaal-privaatrecht/arbeidskaartenberoepskaart/dimona-limosa-en-dmfa/limosa
13
Zie de Detacheringsrichtlijn van de EU: Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de
terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten. Zie de Verordening 883/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
11
18
werken. Bovendien hoeft de werkgever geen sociale zekerheidsbijdragen te betalen. De praktijk is niet legaal
en er zijn sancties voorzien zoals een betaling van sociale bijdragen voor een periode van drie jaar.
14
1.3. Beperkingen op het verblijfsrecht van Unieburgers
Het verblijfsrecht van Unieburgers die aan de voorwaarden voldoen, kan alleen geweigerd worden omwille van
15
redenen van openbare orde, van openbare veiligheid of van volksgezondheid .
Het verblijfsrecht van Unieburgers kan beëindigd worden als zij niet meer aan de voorwaarden voldoen
(werknemer – zelfstandige – student – voldoende bestaansmiddelen).
De Dienst Vreemdelingenzaken kan het verblijfsrecht beëindigen als het oordeelt dat de Unieburger een
16
“onredelijke belasting van de sociale bijstand” vormt . Toch betekent dit niet dat elke OCMW-steun
17
automatisch leidt tot het verlies van verblijfsrecht . Alles hangt af van de concrete situatie van de Unieburger
in kwestie. De Dienst Vreemdelingenzaken heeft onlangs erkend dat een artikel-60 tewerkstelling via het
18
OCMW geen reden is om het verblijfsrecht van een EU-werknemer te weigeren of in te trekken . Het is ons
onduidelijk hoe de controle op deze voorwaarden verloopt. Eveneens is het ons nog een vraagstuk hoe
OCMW’s omgaan met vragen naar steun door een EU-migrant. Weigeren zij steun of geven zij deze wel? Zijn er
verschillen tussen de gemeenten of hanteren zij hetzelfde beleid?
Een Unieburger die niet aan de voorwaarden voldoet en toch langer dan drie maanden in België woont,
verblijft onwettig. Voor een Unieburger is het doorgaans echter makkelijker dan voor andere vreemdelingen
19
om zijn verblijf opnieuw te wettigen, bijvoorbeeld door aan te tonen dat hij werkzoekende is .
Bij de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Unie werden een tijdlang beperkingen opgelegd voor
werknemers. De oude lidstaten vreesden immers dat hun arbeidsmarkt zou overspoeld worden door
werknemers uit de nieuwe lidstaten. Voor de tien lidstaten die in 2004 toetraden, o.a. Polen en Hongarije,
vielen deze beperkingen weg medio 2009. Voor Roemenië en Bulgarije werden de beperkingen opgeheven op
31 december 2013, voor Kroatië zijn de beperkingen vooralsnog geldig tot medio 2015.
Werknemers uit de nieuwe lidstaten hadden in deze periode een arbeidskaart B nodig indien zij tewerkgesteld
wilden worden in België. Die arbeidskaart wordt makkelijker geleverd voor een aantal categorieën
werknemers, zoals hoogopgeleiden, maar ook voor knelpuntberoepen. De werkgever van de betrokken
14
Het grote verschil tussen werken als zelfstandige en een werknemer is het feit dat een werknemer onder gezag staat van een werkgever,
terwijl er tussen de zelfstandige en zijn opdrachtgever geen band van gezag bestaat.
15
Art. 1, sub c) Richtlijn 2004/38/EG, website Kruispunt Migratie-Integratie: http://www.kruispuntmi.be/thema/vreemdelingenrechtinternationaal-privaatrecht/verblijfsrecht-uitwijzing-reizen/toegang-tot-het-grondgebied/terugdrijving
16
Art. 42bis §1 Verblijfswet 15 december 1980, zoals aangevuld door de wet van 19 maart 2014, zie ook de website van het Kruispunt
Migratie-Integratie: http://www.kruispuntmi.be/nieuws/wijziging-verblijfswet-voor-eu-burger-en-familie-langdurig-ingezetene-envaria#EU
17
Kruispunt Migratie-Integratie: http://www.kruispuntmi.be/thema/vreemdelingenrecht-internationaal-privaatrecht/sociaalmedisch/ocmw-steun/verlies-verblijfsrecht-na-ocmw-steun
18
Kruispunt Migratie-Integratie: http://www.kruispuntmi.be/nieuws/unieburgers-met-artikel-60-tewerkstelling-zijn-toch-eu-werknemersmetverblijfsrecht?utm_campaign=Diagonaal%20nr.%20288&utm_medium=email&utm_source=newsletter&utm_content=10727&utm_term=
19
Kruispunt Migratie-Integratie: http://www.kruispuntmi.be/thema/vreemdelingenrecht-internationaal-privaatrecht/verblijfsrechtuitwijzing-reizen/unieburger/onwettig-verblijf-als-unieburger
19
werknemer moet een arbeidsvergunning aanvragen, de werknemer krijgt na toekenning automatisch een
20
arbeidskaart B. De arbeidskaart B is dus steeds gekoppeld aan een tewerkstelling bij een bepaalde werkgever .
20
Dit in tegenstelling tot de arbeidskaarten A en C die toegekend worden aan de individuele werknemer die daarmee terecht kan bij alle
werkgevers op het Belgische grondgebied.
20
SAMENVATTING
Het vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie schept het kader waarbinnen de intra-Europese
migratie plaatsvindt. Unieburgers kunnen migreren naar andere lidstaten zolang er geen risico bestaat dat zij
ten laste komen van de sociale bijstand. Dat betekent in de praktijk dat voornamelijk werknemers,
zelfstandigen en personen met voldoende bestaansmiddelen uit een ander inkomen gebruik maken van dit
recht. Ook hun familieleden, ongeacht welke nationaliteit zij hebben, kunnen met hen mee migreren over de
grenzen van de lidstaten heen.
Behalve het vrij verkeer van personen bestaat er ook het vrij verkeer van diensten. Een onderneming kan haar
diensten aanbieden in andere lidstaten en kan daarvoor haar eigen werknemers uitzenden (detachering). Ook
zelfstandigen kunnen zichzelf detacheren.
Het verblijfsrecht van de Unieburgers kan worden beëindigd wanneer de Dienst Vreemdelingenzaken oordeelt
dat de Unieburger een onredelijke belasting vormt voor de sociale bijstand. In de praktijk zou het echter niet
moeilijk zijn om zich opnieuw in regel te stellen.
21
2. OVER WIE GAAT HET?
EEN OVERZICHT.
22
Wie zijn de intra-Europese migranten? Welke nationaliteiten hebben zij? Wat zijn hun verblijfsstatuten en hun
motieven voor migratie?
We beschrijven de intra-Europese migratie eerst in cijfers. We gaan in op nationaliteit en verblijfsstatuut,
vervolgens op de arbeidskaarten toegekend aan werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten. Tot slot vullen we aan
met de opmerkingen uit het Onthaalbureau Inburgering.
Al ons cijfermateriaal heeft betrekking op de provincie Antwerpen uitgezonderd de stad Antwerpen.
2.1. Intra-Europese migratie in de provincie Antwerpen in cijfers
In de periode 2010-2012 had 11.142 van de nieuwkomers in de provincie Antwerpen een nationaliteit van één
van de EU-landen. Dat is 51% van het totaal aantal nieuwkomers in deze periode. De belangrijkste van deze
nationaliteiten waren Nederland, Polen, Roemenië en Portugal. De Europese nieuwkomers hadden volgende
21
verblijfsstatuten :
Figuur 1. Nieuwkomers 2010-2012 uit de EU-landen naar verblijfsstatuut
Data voor 1/1/2013
11.134 personen
BRON: Kruispuntbank Inburgering, verwerking Prisma vzw
Bijna drie kwart van de Europese nieuwkomers migreert via het vrij verkeer binnen de Europese Unie. Bijna een
kwart is gezinshereniger.
21
We gebruiken het eerst geregistreerde verblijfsstatuut. Dat vertelt het meeste over de officiële reden van migratie.
23
8.232 personen zijn in deze periode naar de provincie Antwerpen gemigreerd op basis van het vrij verkeer
binnen de Europese Unie. Van deze 8.232 personen had 40% de Nederlandse nationaliteit, 17% de Poolse, 16%
de Roemeense en 5% de Portugese.
Figuur 2. EU-migranten 2010-2012 naar nationaliteit
Data voor 1/1/2013
8.232 personen
BRON: Kruispuntbank Inburgering, verwerking Prisma vzw
Van deze EU-migranten was iets meer dan de helft werknemer (52%), 16% was “beschikker van voldoende
bestaansmiddelen” en 8% was zelfstandige. Voor 24% was (nog) geen specificering geregistreerd. Dat betekent
dat deze migranten bij de gemeente aangeven zich te beroepen op het vrij verkeer, maar nog niet bepaalden
op welke van de categorieën zich beroepen.
Er zijn opvallende verschillen tussen de nationaliteiten. Nederlanders zijn vaker “beschikker van voldoende
bestaansmiddelen” (34% van de Nederlandse EU-migranten). Poolse, Roemeense en Portugese EU-migranten
zijn dan weer vaker dan gemiddeld werknemer. Het gaat om respectievelijk 65%, 69% en 68% van hen.
24
De gezinsherenigers met een EU-nationaliteit komen uit dezelfde landen als de Unieburgers die migreren op
basis van het vrij verkeer in de EU:
Figuur 3. Europese gezinsherenigers 2010-2012 naar nationaliteit
Data voor 1/1/2013
2.612 personen
BRON: Kruispuntbank Inburgering, verwerking Prisma vzw
We kunnen uit bovenstaande cijfers niet opmaken of de gezinsherenigers zich vestigen bij de EU-migranten.
Toch is het opvallend dat er bij de gezinsherenigers veel meer vrouwen zijn dan mannen (63% versus 37%).
Omgekeerd zijn er bij de EU-migranten meer mannen dan vrouwen (61% versus 39%).
Dit hoeft echter niet te betekenen dat we te maken hebben met een klassiek patroon van migratie waarbij de
man arbeidsmigrant is en de vrouw volgt. De EU-migranten zijn immers een grotere groep in absolute aantallen
en tellen veel vrouwen. Er zijn in onze database 3.208 vrouwelijke migranten die zich in België vestigden als
werknemer, zelfstandige of beschikker van voldoende bestaansmiddelen. Dat is bijna het dubbele van de 1.694
vrouwelijke gezinsherenigers.
2.2. Arbeidskaarten B toegekend aan werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten
Een arbeidskaart B moet aangevraagd worden door de werkgever. Indien de werkgever een arbeidsvergunning
krijgt, wordt aan de buitenlandse werknemer automatisch een arbeidskaart toegekend. Dat betekent dat er
22
geografisch twee soorten gegevens zijn. De eerste betreffen de woonplaats van de buitenlandse werknemer.
De tweede zijn gegevens over de plaats van tewerkstelling die meegedeeld wordt door de werkgever bij zijn
22
Een seizoenarbeider moet zich niet per definitie inschrijven in het Rijksregister, maar zijn/haar woonplaats is wel bekend bij de
gemeente.
25
aanvraag. We hebben het hier steeds over de arbeidskaarten B die tussen 2010 en 2012 toegekend werden aan
burgers uit de nieuwe EU-lidstaten (in casu Roemenië en Bulgarije). Deze burgers ontvingen de arbeidskaarten
voor een knelpuntberoep. Andere toegekende arbeidskaarten laten we buiten beschouwing.
Als we kijken naar de woonplaats van deze tijdelijke arbeiders zien we dat er in de provincie Antwerpen in de
periode 2010-2012 in totaal 6.459 arbeidskaarten B voor knelpuntberoepen uitgereikt werden. Waar het in
2010 om 1.800 arbeidskaarten B van deze categorie ging, steeg dit in 2011 tot 2.189 arbeidskaarten en in 2012
23
tot 2.470 .
De stad Hoogstraten is koploper. Er werden 1.411 arbeidskaarten B van dit type toegekend in de periode 20102012 aan inwoners van de stad. Turnhout (1.229), Wuustwezel (581), Merksplas (337) en Sint-Katelijne-Waver
(337) vervolledigen de top-5.
Indien we echter kijken naar de plaats van tewerkstelling zien we dat er voor de provincie Antwerpen in de
periode 2010-2012 17.803 arbeidskaarten B voor knelpuntberoepen toegekend werden aan burgers uit nieuwe
24
EU-lidstaten. Een aantal daarvan kunnen we niet toekennen aan één gemeente . Maar voor 17.202
werknemers vinden we wel één gemeente terug als plaats van tewerkstelling. Dat lijkt te betekenen dat er veel
werknemers niet in de provincie Antwerpen wonen, maar er wel tewerkgesteld worden. Het is echter niet
helemaal duidelijk of er slechts één gemeente opgenomen is per toegekende arbeidskaart. Indien de
werknemers in meerdere gemeenten in de provincie tewerkgesteld worden, kan het zijn dat er dubbeltellingen
ontstaan zijn.
In elk geval geeft dit cijfer ons wel inzicht in de regionale verdeling van de plaatsen van tewerkstelling.
Opnieuw is de stad Hoogstraten de koploper met 5.419 toegekende arbeidskaarten in de periode 2010-2012.
Merksplas volgt met 2.386 toegekende arbeidskaarten voor tewerkstelling in de gemeente, op de derde plaats
staat Rijkevorsel (1.156). Sint-Katelijne-Waver (1.058) en Wuustwezel (943) vullen de top-vijf aan.
2.3. Profiel van de intra-Europese migranten
Het Onthaalbureau Inburgering merkt dat haar doelpubliek verandert. Het Onthaalbureau levert extra
inspanningen om deze doelgroep te bereiken. Inburgering is immers niet verplicht voor Europese
nieuwkomers. De wervingsacties worden vertaald in de talen van de Europese nieuwkomers.
De Europese nieuwkomers zijn arbeidsmigranten, maar er is eveneens vrij veel gezinshereniging. Een specifiek
profiel is dat van de Nederlandse nieuwkomers met een buitenlandse partner. Zij hebben arbeid niet als
motief.
23
24
BRON: Vlaamse overheid, Dienst Economische Migratie Antwerpen, verwerking Prisma vzw
Werknemers kunnen immers op meerdere plaatsen tewerkgesteld worden.
26
De intra-Europese migratie is niet louter eenrichtingsverkeer, noch gebeurt de migratie telkens in één
25
beweging. G. ENGBERSEN onderscheidt vier groepen arbeidsmigranten binnen de Europese migratie :
(1) de ooievaars, ofwel de circulaire migranten. Het gaat om seizoensgebonden migratie van mensen
die telkens in bepaalde periodes opnieuw migreren en terugkeren.
(2) de transnationale migranten: dit zijn migranten die zowel in het gastland als in het land van
herkomst zeer sterke banden onderhouden. Interessant is dat dit de integratie in het gastland niet
hoeft tegen te gaan. Het zijn vaak net de migranten die een goede positie hebben uitgebouwd in het
gastland, die ook de financiële middelen hebben om transnationaal actief te zijn.
(3) de vestigingsmigratie: de vestigers hebben in het gastland een stabiele arbeids- en
huisvestigingspositie verworven.
(3) de footloose migranten zijn individuele migranten die geen verantwoordelijkheden hebben in het
herkomstland en die zoekende zijn. Zij kunnen zich vestigen, maar evenzeer verder migreren. Het gaat
gedeeltelijk om hoogopgeleiden, maar eveneens om mensen uit de lage sociale klassen die net heel
moeilijk werk vinden. Hun toekomst hangt af van de mate waarin zij succesvol zijn op de arbeidsmarkt
in het gastland.
Uit de gesprekken met de respondenten bleek dat de Europese nieuwkomers ook van de ene groep naar de
andere groep kunnen overgaan. Een aantal migranten werkt een eerste periode telkens op tijdelijke basis, als
seizoenarbeider of op basis van detachering. Zij keren dus regelmatig terug naar het land van herkomst.
Eenmaal zij echter een betere tewerkstellingssituatie hebben, nemen zij zich voor langer te blijven. Het is ons
niet duidelijk hoe groot deze groep is in het totaal aantal Europese migranten. Verschillende migranten
brengen immers ook hun gezin over of krijgen kinderen in België en zij leren Nederlands, wat een ingesteldheid
veronderstelt op een langdurig verblijf. De Poolse en Roemeense cliënten van het Onthaalbureau Inburgering
hebben vaak interesse in de Belgische nationaliteit. Dat duidt op een intentie zich in België te vestigen. Het
Onthaalbureau Inburgering schat in dat de Europese migranten in België willen blijven zo lang zij er een goed
leven kunnen leiden. Indien de economische omstandigheden verslechteren, zouden zij bereid zijn opnieuw te
migreren. Een gezin en een uitgebouwd netwerk in België zorgen er echter voor dat dit minder plausibel wordt.
“Het begint als mobiliteit, maar het wordt migratie”, aldus de medewerkers van het Onthaalbureau. Het
tijdelijke wordt permanent.
Vele Europese nieuwkomers hebben een heel traject hebben afgelegd vooraleer zij in België aankomen.
Verschillende Roemenen hebben eerst in Spanje of Italië gewoond, maar zijn omwille van de economische
crisis daar naar België gemigreerd. In Roemenië is er ook migratie van buiten de Europese Unie, bijvoorbeeld
vanuit Moldavië of Turkije. Deze migranten bouwen relaties op met Roemeense staatsburgers en/of verkrijgen
de Roemeense nationaliteit, maar migreren later ook naar België. In het Onthaalbureau is verder bekend dat
25
G. ENGBERSEN, “Arbeidsmigratie in meervoud: naar een gedifferentieerd integratiebeleid voor migranten uit Midden en Oost-Europa”, in
Christen Democratische Verkenningen, 2011, nummer 3, Boom Tijdschriften Amsterdam, p. 100-104.
27
vele Spaanse nieuwkomers in de regio rond Mechelen van Marokkaanse origine zijn. Soms gaat het om mensen
die zelf tweemaal gemigreerd zijn, soms gaat het om nakomelingen van Marokkaanse migranten in Spanje.
Belangrijk is de link te maken met de Europese eengemaakte markt. Die interne markt gecombineerd met het
vrij verkeer leidt er in steeds hogere mate toe dat er één Europese arbeidsmarkt is. De vraag naar goedkope
arbeidskrachten in de Europese bedrijven brengt migraties op gang. G. ENGBERSEN argumenteert dat in landen
die een bepaald welvaartsniveau bereikt hebben de eigen bevolking weinig geïnteresseerd is om de zware
en/of onregelmatige arbeidsplaatsen in te vullen. Daardoor worden deze plaatsen ingevuld door buitenlandse
26
arbeidskrachten .
Dit heeft ook gevolgen in de regio’s waar de arbeidskrachten vandaan komen. Er ontstaat een braindrain, niet
alleen voor hooggeschoolde maar ook voor laaggeschoolde arbeidskrachten.
26
G. Engbersen, o.c., p. 99-100
28
SAMENVATTING
In de periode 2010-2012 waren er in de provincie 11.134 nieuwkomers met een nationaliteit van één van de
EU-landen. Dat is 51% van het totaal aantal nieuwkomers in deze periode. Drie kwart van hen is gemigreerd op
basis van het vrij verkeer van personen, één vierde was gezinshereniger. Nederlanders, Roemenen, Polen en
Portugezen vertegenwoordigen samen meer dan drie kwart van alle Europese nieuwkomers.
In dezelfde periode werden er in de provincie Antwerpen 6.459 arbeidskaarten B voor knelpuntberoepen
toegekend aan werknemers uit Roemenië en Bulgarije. Deze werknemers hadden het vaakst Hoogstraten,
Turnhout, Wuustwezel, Merksplas en Sint-Katelijne-Waver als woonplaats.
Europese arbeidsmigranten hebben uiteenlopende profielen die verbonden zijn aan hun perspectieven op de
arbeidsmarkt in het gastland. De Europese nieuwkomers kunnen echter van het ene naar het andere profiel
overgaan indien hun arbeidssituatie in België verandert.
Een deel van de arbeidsmigranten werkt eerst tijdelijk of als seizoenarbeider en vestigt zich daarna op
permanente wijze.
Opvallend is ook dat vele Europese migranten eerder in andere Europese lidstaten hebben gewoond vooraleer
zij zich in België vestigen. De Europese arbeidsmigratie kadert in een Europese eengemaakte arbeidsmarkt,
waarbij zware of onregelmatige jobs worden ingevuld door werknemers uit de lidstaten waar de lonen lager
zijn.
29
3. MIGRATIENETWERKEN IN
HOOGSTRATEN, HERENTHOUT
EN ESSEN
30
Hoogstraten, Herenthout en Essen zijn gemeenten die veel Europese nieuwkomers ontvangen. In onze
27
cijferanalyse viel op dat het in elke gemeente om andere groepen ging. In Hoogstraten gaat het om OostEuropese nieuwkomers, in Herenthout om nieuwkomers uit Portugal en in Essen om Nederlanders met een
partner uit een niet-EU-land. Waarom komen deze groepen precies in de respectievelijke gemeenten terecht?
Welke migratiekanalen gebruiken de nieuwkomers? Welke netwerken spelen een rol? Onderstaande
paragrafen vatten de antwoorden van de respondenten in elke gemeente samen.
3.1. Hoogstraten
De stad Hoogstraten kent al jaren een traditie van seizoenarbeid. Het seizoen voor de fruitpluk liep vroeger van
mei tot en met oktober, maar door de nieuwe technologieën zijn er nu het hele jaar door arbeiders nodig. De
stad kende een toename van het aantal seizoenarbeiders: van zo’n 1.200 per jaar naar 2.250 per jaar. De eerste
generatie seizoenarbeiders kwam uit Polen, maar daar zijn niet zo veel mensen van in Hoogstraten blijven
wonen. Er zijn zo’n 100 à 150 mensen met de Poolse nationaliteit ingeschreven.
Daarnaast is er een grote bevolking met herkomst in de EU-landen die permanent in Hoogstraten verblijft,
maar niet gelinkt is aan de seizoenarbeid. Zo is er een kleine maar vaste Portugese gemeenschap. Zij werken
onder andere in de bouwsector. Relatief nieuw is de migratie uit Roemenië. De Roemenen zijn de sterkst
groeiende bevolkingsgroep in Hoogstraten. Vóór 1 januari 2014 waren zij aan de slag met een arbeidskaart in
de knelpuntberoepen. Sinds 1 januari 2014 zijn er geen beperkingen meer voor Roemeense arbeidskrachten.
Opvallend is dat vele Roemeense nieuwkomers uit dezelfde regio komen, met name Falticeni in het
noordoosten van Roemenië bij de grens met Oekraïne en Moldavië.
De Roemeens-Belgische trajectbegeleidster van het Onthaalbureau Inburgering merkte op dat er in deze regio
erg veel armoede is. Tegelijk is er de laagste werkloosheidsgraad van het land, net omdat mensen er niet
blijven. Bovendien is de bevolking in de regio er traditioneel christelijk en staat zij bekend voor het hebben van
grote gezinnen en sterke familiebanden. Vaak zou één lid van de familie komen waarop broers en zussen
volgen. De enkele nieuwkomers uit de hoofdstad Boekarest hebben een ander profiel dan deze uit Falticena. Zij
zijn hoogopgeleid.
De stad Hoogstraten merkte bij het wegvallen van de beperkingen op het vrij verkeer voor werknemers (in
2009 voor Polen en in januari 2014 voor Roemenië) geen plotse toename van het aantal intra-Europese
migranten. Het aantal nieuwkomers uit de (Oost-)Europese landen is jaar na jaar langzaam gestegen. Het gaat
telkens om arbeidsmigranten. Het is niet zeker of deze migranten een langdurig verblijf voor ogen hebben
wanneer zij aankomen in Hoogstraten. In de praktijk merkt de stad echter dat de arbeidsmigranten in
Hoogstraten blijven wonen. Eén koppel heeft zelfs een huis gekocht.
Bijkomend is er in Hoogstraten traditioneel grensmigratie uit Nederland. Ook dit is geen nieuw verschijnsel.
Toch is het profiel van de Nederlandse nieuwkomer in Hoogstraten veranderd. Waar het vroeger eerder om
27
Niet opgenomen in dit rapport, beschikbaar op aanvraag
31
rijke Nederlanders ging, zijn er nu veel vaker middenklassers enerzijds en mensen uit een sociaal achtergesteld
milieu anderzijds. De middenklassers vestigen zich in Hoogstraten omdat ze in België ruimer kunnen wonen.
Ook de Belgische mentaliteit zou hen aantrekken. De Nederlandse nieuwkomers uit lagere sociale klassen
zouden naar Hoogstraten komen omwille van verschillende redenen, aldus de respondenten uit Hoogstraten.
Het toezicht op uitkeringen is streng in Nederland en initiatieven om steuntrekkers aan het werk te helpen, zijn
28
teruggeschroefd. Een nieuw fenomeen is dat ook Nederlanders van boven de Moerdijk naar Hoogstraten en
de Belgische grensgemeenten verhuizen. Zij zouden daarna de lange afstand tussen woon- en werkplaats als
argument gebruiken om hun arbeidsovereenkomst te laten ontbinden en zo recht te krijgen op een uitkering.
Een derde type Nederlandse nieuwkomers zijn Nederlanders met een partner uit een niet-EU-land die gebruik
maken van de zogenaamde Belgiëroute. Het gaat dan om Nederlanders met een Turkse, Marokkaanse of
Surinaamse achtergrond, met een partner uit respectievelijke landen, maar ook om autochtone Nederlanders
met een partner uit een derdeland. Meestal zijn deze personen voor hun aankomst in Hoogstraten gehuwd. De
Belgiërouters zouden in principe na een aantal maanden al naar Nederland kunnen verhuizen, maar veelal
blijven deze migranten in Hoogstraten wonen.
3.2. Herenthout
Herenthout is een kleine gemeente in de Midden-Kempen, maar viel in elke cijferanalyse die we maakten op
door de grote Portugese gemeenschap.
De migratie vanuit Portugal naar Herenthout is een tiental jaar aan de gang. Voordien was er ook reeds
migratie van seizoenarbeiders die werkzaam waren in de tuinbouw. Die seizoenarbeiders hadden
uiteenlopende nationaliteiten, maar er waren ook toen reeds veel Portugezen bij. Het ging voornamelijk om
korte verblijven.
Dat veranderde met de komst van één dame in 2004. Zij werd de spilfiguur in de migratie vanuit Portugal. Haar
ouders werkten voordien reeds in de serres. Ze kon aan de slag in de sector van de dienstencheques die toen
net werden ingevoerd. Zij werd aangesproken door familie en kennissen die ook interesse hadden in werk in
België. Deze dame bemiddelde en zo kwamen er steeds meer Portugese arbeidskrachten naar Herenthout en
de omliggende gemeenten. In 2010 startte ze met haar eigen dienstenchequebedrijf waar anno 2014 een 120tal personen werken. 100 van hen zijn Portugezen, voornamelijk vrouwen. 20 werknemers zijn Belgen. De
sleutelfiguur schat zelf in dat 99% van alle Portugezen in Herenthout via haar gemigreerd zijn. De Portugese
migranten komen ook allen uit dezelfde streek rond Guimarães in Noord-Portugal.
De Portugese sleutelfiguur is erg betrokken bij de migranten. Zij verzorgt alle omkadering van de Portugese
nieuwkomers gaande van huisvesting over inschrijving in de Nederlandse les tot de school voor de kinderen.
Voor de Portugese migranten is de belangrijkste motivatie om te migreren de tewerkstelling in België. De
economische crisis heeft, zeker in het noorden van het land, hard toegeslagen. Werkloosheidsuitkeringen zijn
28
Personen afkomstig van midden- en Noord-Nederland
32
er laag en beperkt in de tijd. Daarnaast maakt de goede levenskwaliteit in België het aantrekkelijk om te
migreren.
Vele mensen nemen zich voor om een vijftal jaar te blijven en dan terug te keren, maar vaak beslissen zij al na
één jaar om zich definitief in Herenthout te vestigen. Doorgaans migreert eerst de werknemer, meestal een
vrouw (het werk in het dienstenchequebedrijf wordt gepercipieerd als een vrouwenberoep), later komt de rest
van de familie na.
Anno 2014 wonen in Herenthout 207 Portugezen, zowel volwassenen als kinderen. Sommige gezinnen,
waarvan de vrouw werknemer is bij het dienstenchequebedrijf, wonen in de omliggende gemeenten.
3.3. Essen
Ook Essen is een grensgemeente. Er is traditioneel migratie uit Nederland naar de gemeente. De laatste tien
jaar is die migratie echter sterk veranderd. Waar het voorheen ging om fiscale vluchtelingen, kapitaalkrachtige
Nederlanders die zich België vestigden om zo minder belastingen te hoeven betalen, heeft de Belgiëroute nu
de overhand. Nederlanders met een partner uit een niet-EU-land vestigen zich in Essen en omzeilen zo de
strenge regelgeving inzake inburgering in Nederland (zie ook deel vier). In Essen is het straatbeeld zo op enkele
jaren tijd erg veranderd. Daarnaast blijven er een aantal autochtone Nederlanders naar Essen migreren evenals
kleine groepen uit Polen en Roemenië.
Waarom de betrokken migranten dan Essen uitkiezen als nieuwe woonplaats in België is niet helemaal
duidelijk. Wanneer de dienst burgerzaken vraagt naar de motivatie voor de verhuis naar Essen geven de
Nederlandse migranten aan dat ze “eens wat anders willen zien”. Voor het bestuur is dit een belangrijke vraag.
Hoe komt het dat deze nieuwkomers voor Essen kiezen en niet bijvoorbeeld voor het nabijgelegen
Wuustwezel?
Mogelijk heeft de gunstige ligging van Essen hier mee te maken. De Nederlandse stad Roosendaal is slechts tien
kilometer verwijderd van Essen. Roosendaal is een belangrijke centrumstad voor de regio. Ook Belgische
Essenaars gaan er heen om bijvoorbeeld boodschappen te doen. Roosendaal heeft een grote bevolking van
buitenlandse herkomst. In 2013 was 9% van de bevolking een Westerse allochtoon en 13% een niet-Westerse
allochtoon. Samen is 22% van de totale bevolking er dus van allochtone herkomst wat vergelijkbaar is met
29
bijvoorbeeld Willebroek of Turnhout .
Maar ook voor omliggende gemeenten als Wuustwezel en Kalmthout geldt dat Roosendaal erg nabij gelegen is.
Toch is daar de Belgiëroute veel minder belangrijk (zie ook deel 4). Bovendien komen de Nederlandse
migranten vanuit heel Nederland naar Essen en niet alleen uit de regio Noord-Brabant.
29
Noot: In Nederland gebruikt men niet dezelfde definitie van “allochtoon” als in het Vlaamse integratiedecreet. Nederland: minstens één
ouder geboren in het buitenland. Vlaanderen: minstens één ouder een buitenlandse nationaliteit bij geboorte). In de praktijk is het verschil
waarschijnlijk niet erg groot, aangezien veel personen die in het buitenland geboren werden, ook een buitenlandse nationaliteit hebben bij
geboorte. BRON: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=70904ned&D1=3-31&D2=14940&D3=a&VW=T
33
De goede treinverbinding van Essen met Rotterdam en Antwerpen kan dan ook van belang zijn in de keuze
voor Essen. Verder profileert Essen zich als een goede woongemeente en kan de inschrijving in een kleine
gemeente heel wat vlotter verlopen dan in een grotere stad als Antwerpen. De website
www.buitenlandsepartner.nl (zie ook deel 4) zou over Essen berichten dat de inschrijvingsprocedure er vlot
verloopt. De gemeente geeft aan dat zij de procedure toepast zoals het hoort.
Het lijken daarom voornamelijk de informele netwerken te zijn die een grote rol spelen, samen met de website
www.buitenlandsepartner.nl die, omwille van het forum-karakter ervan, ook als een informeel netwerk kan
worden gezien. De arbeidsmarkt lijkt dan weer veel minder een rol te spelen in de voorkeur voor Essen. Er zijn
geen specifieke economische sectoren of bedrijven die een pull-factor kunnen uitmaken. Dit staat in
tegenstelling tot de vaststellingen in Hoogstraten of Herenthout (zie supra).
De buitenlandse partners van de Nederlandse nieuwkomers zijn vaak afkomstig uit Marokko, Turkije, Suriname
en Guinée. De Nederlandse partner heeft vermoedelijk een herkomst in het respectievelijk zelfde land. De
dienst burgerzaken leidt dit af uit o.a. de namen van de Nederlandse partners. Er zijn eveneens een aantal
autochtone Nederlandse partners met een partner uit een derdeland.
De gemeente merkt op dat de instroom van Nederlanders en hun buitenlandse partner telkens uit een aantal
golven bestaat. Zo waren er een tijdlang autochtone Nederlanders met een Braziliaanse vrouw of waren er
verschillende mensen uit Groningen die elkaar opvolgden. Dit versterkt het vermoeden dat voornamelijk
informele netwerken de migratie naar Essen stimuleren. Die stimulans houdt na een tijd echter telkens op.
De migratie van de nieuwkomers uit Nederland en hun buitenlandse partner fluctueert. Zo zou een aantal
nieuwkomers alleen op papier in Essen wonen, maar er niet werkelijk verblijven. Essen telt eveneens een hoog
aantal ambtshalve schrappingen. Het gaat dan om mensen die uit Essen verhuizen, maar dat niet melden bij de
gemeente. Het lijkt er dus op dat Essen fungeert als transit-gemeente voor migratie van derdelanders naar
30
Nederland . Toch een niet onbelangrijke opmerking in de rand. Wanneer de nieuwkomers werk vinden in
Essen of omgeving blijven ze wel in de gemeente wonen.
30
In theorie kan het Nederlands-buitenlandse koppel reeds na 3 maanden verblijf in België naar Nederland verhuizen.
34
SAMENVATTING
In Hoogstraten was de seizoenarbeid, samen met de traditionele grensmigratie, de motor voor de migratie.
Maar intussen is de migratie gediversifieerd. Seizoenarbeid werd intra-Europese arbeidsmigratie met
migranten uit Polen, Portugal en Roemenië. De grensmigranten uit Nederland hebben uiteenlopende profielen.
In Herenthout vonden twee evoluties elkaar door middel van één sleutelfiguur. Enerzijds de economische crisis
in Portugal als push-factor, anderzijds de vraag naar arbeidskrachten in de dienstenchequesector als pullfactor. Interessant is dat beide evoluties elkaar gevonden hebben door het informele netwerk rond de
Portugese sleutelfiguur en dat de tuinbouw en bijbehorende seizoenarbeid de reden is dat Herenthout de
gemeente is waar deze evoluties elkaar vonden en niet andere gemeentes.
In Essen zijn er bijzonder veel nieuwkomers die de Belgiëroute toepassen. Merkwaardig is dat er in Essen geen
specifieke pull-factor is voor de migratie van Nederlanders met een buitenlandse partner. Het enige verschil
met de omliggende gemeenten is de treinverbinding met Nederland.
35
4. DE BELGIËROUTE
36
Een bijzonder fenomeen binnen de intra-Europese migratie is de zogenaamde Belgiëroute.
Met de term Belgiëroute doelen we op het feit dat Nederlanders met een buitenlandse partner zich (al dan niet
tijdelijk) in België vestigen om zo de strenge Nederlandse immigratiewetgeving te omzeilen. De partner heeft
vaak een niet-EU nationaliteit en dus geen verblijfsrecht op basis van het vrij verkeer binnen de Europese Unie.
In wat volgt, schetsen we eerst de context: strenge inburgeringsvereisten in Nederland hebben als gevolg dat
Nederlanders met een buitenlandse partner een uitweg zoeken via het Unierecht. Vervolgens vatten we het
fenomeen Belgiëroute in cijfers. We maakten een analyse voor het jaar 2012. Dit geeft uiteraard slechts een
gedeeltelijk beeld, maar sluit wel aan bij wat we opvingen uit de interviews.
4.1. Situering
4.1.1. Strengere inburgeringsvereisten in Nederland
31
Nederland heeft in 2010 de regelgeving voor gezinshereniging verstrengd . De partner die naar Nederland wil
32
komen, moet in het buitenland een ‘Machtiging tot voorlopig verblijf’ aanvragen . Is de partner al in
Nederland dan moet hij/zij vaak toch terugkeren naar het land van herkomst om de aanvraag te vervolmaken.
Om de machtiging te kunnen krijgen, zijn er verschillende voorwaarden:
-
De buitenlandse partner moet in het buitenland bij een Nederlandse ambassade of consulaat een
inburgeringsexamen afleggen. De basiskennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving
wordt getoetst. Dit is inclusief een test leesvaardigheid, de test spreekvaardigheid op niveau A1 van
het Europees referentiekader. Dat komt overeen met de richtgraad 1.1. dat in het Vlaamse
volwassenenonderwijs gehanteerd wordt. Het examen werd tot nog toe per telefoon afgenomen.
33
Vanaf 1 november 2014 zal dat via de computer zijn. Het examen afleggen kost 350€ . Er zijn
34
zelfstudiepakketten in verschillende talen ter waarde van 99,50€, inclusief e-learning .
-
Beide partners moeten minimum 21 jaar oud zijn.
-
Alle officiële documenten moeten opgesteld zijn in het Nederlands, Frans, Engels of Duits. Voor
andere talen is een gelegaliseerde vertaling nodig.
-
De partners moeten gehuwd zijn, een erkend geregistreerd partnerschap hebben afgesloten in
Nederland of een duurzame en exclusieve relatie kunnen aantonen.
31
Wet Modern Migratiebeleid van 7 juli 2010, zie ook http://wetten.overheid.nl/BWBR0027930/geldigheidsdatum_02-10-2014
Zie ook de gespecialiseerde website van advocatenkantoor Delissen Martens: http://www.mvv-gezinshereniging.nl/ en de brochure “Een
familie- of gezinslid naar Nederland laten komen” van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie,
https://ind.nl/Documents/3076.pdf
33
Zie ook de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken betreffende het Basisexamen inburgering in het buitenland:
http://www.minbuza.nl/producten-en-diensten/burgerzaken/basisexamen-inburgering-in-het-buitenland/basisexamen-inburgering-in-hetbuitenland.html
34
Zie ook de website www.naarnederland.nl.
32
37
-
Er is een inkomenseis voor de partner in Nederland. Het inkomen moet voldoende zelfstandig zijn. Dat
wil zeggen dat een sociale bijstandsuitkering niet in aanmerking komt. Het inkomen moet minimaal
even hoog zijn als het wettelijk minimumloon. Tot slot moet het inkomen voldoende duurzaam zijn:
het inkomen moet minstens één jaar beschikbaar zijn.
De procedure kost 228€ indien de partner in Nederland de Nederlandse nationaliteit heeft. Indien de partner
een derdelander is die de status heeft van “langdurig ingezetene” (zie ook deel 1) kost de procedure 152€.
Voor verleningen geldt hetzelfde tarief. Eenmaal de “Machtiging tot voorlopig verblijf” verkregen is, volgt
automatisch een verblijfsvergunning. Die kan echter worden ingetrokken als de buitenlandse partner sociale
bijstand aanvraagt. De buitenlandse partner kan ook na aankomst in Nederland nog inburgeringsplichtig
worden. Indien de buitenlandse partner na drie jaar het examen niet met een gunstig resultaat heeft afgelegd,
kan hij/zij zijn/haar verblijfsvergunning verliezen. Ook voor 2010 was de regelgeving inzake inburgering in
35
Nederland al geldig .
36
De procedure is over het algemeen vergelijkbaar met die in België . Het grootste verschil is echter dat de
buitenlandse partner verplicht is het inburgeringsexamen in het buitenland af te leggen. Het
inburgeringsprogramma is duur. Buiten de officiële kanalen zijn er eveneens meerdere private aanbieders van
37
inburgeringscursussen . De inburgeraar kan geld lenen voor het betalen van de cursus. Hij/zij kan eveneens
38
een vergoeding krijgen eens hij/zij geslaagd is voor het inburgeringsexamen . Dit kan een behoorlijke drempel
vormen voor het koppel dat aan gezinshereniging wil doen.
4.1.2. Een uitweg via het Unierecht
Indien de Nederlander en zijn/haar partner echter naar België uitwijken, geldt voor hen beiden echter het EU-recht. Een
Unieburger heeft het recht vrij te verblijven in alle andere EU-lidstaten, op voorwaarde dat er geen risico bestaat dat hij/zij
ten laste komt van het systeem van de sociale bijstand (zie ook supra). De partner van deze Unieburger heeft het recht zich
bij de Unieburger te voegen ongeacht zijn/haar nationaliteit. Met andere woorden, een Nederlander kan zich met zijn/haar
partner in België vestigen, op voorwaarde dat hij/zij over voldoende inkomsten beschikt om niet ten laste te vallen van het
OCMW (leefloon, maar ook financiële of materiële steun). Deze inkomstendrempel ligt gevoelig lager dan die van het
wettelijke minimumloon in Nederland en is bovendien niet gedefinieerd in een bepaald bedrag. Bovendien is de
buitenlandse partner in Vlaanderen niet verplicht tot inburgering.
Merkwaardig aan dit Unierecht is dat een Lidstaat zijn eigen burgers strenger mag behandelen. Het Unierecht geldt pas
wanneer een Unieburger een grens overschrijdt. Zo komt het dat de regelgeving voor Belgen die aan gezinshereniging doen
39
strenger is dan voor Nederlanders (of andere EU-burgers) die een partner uit het buitenland willen laten overkomen . Dit
35
Er bestaat in Nederland een wet op inburgering in het buitenland (taalniveau A1 vereist) en een wet op inburgering voor nieuwkomers
(taalniveau A2 vereist).
36
Voor Belgen, maar ook voor derdelanders met een permanente verblijfsvergunning die een partner willen laten overkomen.
37
Zie http://www.blikopwerk.nl/inburgeren. Voor private aanbieders zie bijvoorbeeld http://www.ikwilnaarnederland.nl/,
http://adappel.nl/cursussen/inburgeren-in-nederland, en http://www.capabeltaal.nl/inburgeren/. Voor deze laatste school kan de prijs
voor een inburgeringscursus oplopen tot 2.550€.
38
Zie ook http://www.inburgeren.nl/inburgeraar/geld/geld.asp
39
In theorie kan een Belg dus ook gebruik maken van de “EU-route” voor gezinshereniging met een partner uit een derdeland: hij/zij kan
dan uitwijken naar een ander EU-land en later terugkeren naar België. België kent echter nog niet zo’n strenge vereisten ivm inburgering
voor gezinsherenigers, dus in de praktijk zal dit nog minder vaak voorkomen.
38
40
alles vloeit voort uit Richtlijn 2004/38/EG en de uitgebreide rechtspraak van het Hof van Justitie daarover . Belangrijk is om
op te merken dat de buitenlandse partner over een afgeleid verblijfsrecht beschikt. De Belgiërouter mag in België
verblijven op basis van zijn/haar relatie met de Nederlandse partner, maar heeft geen zelfstandig
41
verblijfsrecht .
De term Belgiëroute werd echter geïntroduceerd door de website www.buitenlandsepartner.nl. Op dat forum
wisselen Nederlanders met een buitenlandse partner informatie uit over gezinshereniging met hun partner,
maar ook over nationaliteitsverwerving e.d. Op het forum vindt men ook een “handboek Belgiëroute” terug dat
42
in maart 2014 de laatste keer werd geüpdatet . Bij een doorlichting van het forum valt op dat de Antwerpse
gemeenten vaak vernoemd worden. Hoe kan men een huis vinden in Essen? Wat moet men doen om zich in te
schrijven in Turnhout?
4.1.3. Kortstondig verblijf in België, grote mobiliteit?
Kunnen de buitenlandse partners ook naar Nederland immigreren na hun verblijf in België? Hoe lang moet het
koppel in België wonen vooraleer zij naar Nederland verhuizen? Met andere woorden, hoe dynamisch en
volatiel is deze migratie?
De buitenlandse partner kan na zijn verblijf in België legaal naar Nederland verhuizen en in Nederland
verblijven. De Nederlandse partner die terugkeert, maakt dan immers ook gebruik van zijn recht op vrij verkeer
en verblijf. Indien je niet kan terugkeren, is er immers geen sprake van verkeer noch verblijf. Deze vrijheid mag
niet belemmerd worden door het feit dat de Unieburger zijn gezin, dat hij heeft opgebouwd in de andere
lidstaat, niet zou mogen laten overkomen. Anders zou er in de feiten geen sprake zijn van vrij verkeer en
43
verblijf .
44
In Nederland moet de buitenlandse partner dan de procedure “Toetsing aan het EU-recht” doorlopen . De
partners moeten o. a. bewijzen dat zij samen hebben gewoond in een andere EU-lidstaat. Het is onduidelijk
hoe lang het verblijf in België moet zijn opdat het koppel gebruik kan maken van het EU-recht. Het Hof van
Justitie van de Europese Unie heeft hierover geoordeeld dat het verblijf “van die aard moet zijn dat het de
45
Unieburger in staat heeft gesteld om een gezinsleven op te bouwen of te bestendigen ”.
Belangrijk is dat het Hof het heeft over verblijf van de Nederlandse partner en niet over vrij verkeer. Dat
veronderstelt een verblijf van minstens drie maanden in de andere lidstaat. Regelmatige korte bezoeken van de
40
Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie
en hun familieleden van 29 april 2004, Publicatieblad van de Europese Unie L 158 van 30 april 2004
41
Hof van Justitie, 7 maart 2014, zaak C-456/12, O. tegen Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel en Minister voor Immigratie,
Integratie en Asiel tegen B., nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie van het Hof, overweging 36, 39 en 40. Te raadplegen via
http://curia.europa.eu/juris/liste.jsf?language=nl&num=C-456/12&td=ALL en via http://www.kruispuntmi.be/hof-van-justitie-12-3-2014
42
Zie bijvoorbeeld http://www.buitenlandsepartner.nl/showthread.php?30057-Handboek-Belgie-route-update-10-maart-2014 en
http://www.buitenlandsepartner.nl/forumdisplay.php?32-De-Belgi%EB-route voor het forum. Overigens bestaat er ook een “Duitslandroute” volgens deze website en wordt er ook informatie gegeven voor “omwegen” via Frankrijk, Spanje, Italië en het Verenigd
Koninkrijk. De websites www.mixed-couples.nl en www.rechtopgezinshereniging.nl richten zich op hetzelfde doelpubliek.
43
Hof van Justitie, 7 maart 2014, zaak C-456/12, o.c;,, overweging 45, 46, 47, 48 en 49.
44
Zie ook https://ind.nl/Documents/6006.pdf voor de aanvraag en uitleg daarbij.
45
Hof van Justitie, 7 maart 2014, zaak C-456/12, o.c., overweging 51 t/m 56.
39
46
Nederlandse partner aan de buitenlandse partner in België volstaan niet . Fora en websites van en voor deze
koppels spreken over een verblijf van minimaal drie maanden. Zij raden de partners aan om het verblijf zo veel
47
mogelijk te kunnen staven bijvoorbeeld door een huurcontract, rekeningen,… . Het arrest betrof een toetsing
aan het Nederlandse recht waarbij één van de casussen handelde over een koppel dat gebruik maakte van de
Belgiëroute.
Tot slot is het zo dat het Hof van Justitie benadrukt dat de Europese regelgeving niet mag misbruikt worden.
Men mag niet kunstmatig de voorwaarden creëren om een voordeel uit het Unierecht, zoals het recht om een
48
partner te vervoegen, te verkrijgen . In de praktijk is het echter erg moeilijk om misbruik te bewijzen.
4.1.4. Profiel van de Belgiërouters49
Zowel de gemeente Essen als de trajectbegeleiders van het Onthaalbureau Inburgering spreken over
schrijnende situaties bij de koppels die de Belgiëroute gebruikten. Vaak gaat het om mensen die al jaren (al dan
niet legaal) samenwonen in Nederland, soms met kinderen. Hun emigratie naar België is dan een laatste uitweg
om samen een leven op te bouwen.
In Essen heeft de gemeente de indruk dat de koppels dezelfde herkomst delen. Het gaat dan bijvoorbeeld om
een Surinaamse Nederlander met een partner uit Suriname. Het Onthaalbureau Inburgering stelt echter meer
diversiteit vast in de herkomst van de Belgiërouters. Zo is er sprake van een Nederlands-Indonesisch, een
Marokkaans-Surinaams en een Surinaams-Thaïs koppel.
4.2. De Belgiëroute in cijfers
4.2.1. Het cijfermateriaal toegelicht
Door de nabijheid van de Nederlandse grens is de provincie Antwerpen een graag gekozen woonplaats voor de
personen die gebruik maken van de Belgiëroute. In ons rapport Couleur Locale 2013 vermoedden we reeds dat
de Belgiëroute impact had op sommige gemeenten. We vonden dat er in de grensgemeenten zowel veel
Nederlandse nieuwkomers als nieuwkomers uit niet-EU-landen waren, dit terwijl deze bevolkingsgroep er
50
traditioneel weinig aanwezig was .
Voor het eerst is het ons echter gelukt om de Belgiëroute in kaart te brengen, al blijft dit beperkt voor
nieuwkomers in het jaar 2012. Volgens ons is het de eerste maal in Vlaanderen dat deze oefening werd
gemaakt.
46
Hof van Justitie, 7 maart 2014, zaak C-456/12, o.c., overweging 59.
Zie bijvoorbeeld het interview van Radio Nederland Wereldomroep met Nederlands advocaat Gars Adang:
http://m.rnw.nl/nederlands/node/147903?d
48
Hof van Justitie, 7 maart 2014, zaak C-456/12, o.c., overweging 58.
49
Om makkelijker te kunnen schrijven, gebruiken we deze term. Die houdt geen waardeoordeel in.
50
R. MARYNISSEN EN M. STUBBE, Couleur Locale 2013: etnisch-culturele diversiteit in de provincie Antwerpen in feiten en cijfers, een uitgave
van Prisma vzw en het provinciebestuur van de provincie Antwerpen (Dienst Welzijn en Gezondheid), 2014, Mechelen, p. 13. Downloaden
kan op www.prismavzw.be/couleurlocale
47
40
We definieerden een Belgiërouter als volgt:
-
Het gaat om een nieuwkomer die zich tussen 1/1/2012 en 31/12/2012 vanuit het buitenland in een
Antwerpse gemeente heeft gevestigd.
-
De nieuwkomer had niet de Belgische, noch de Nederlandse nationaliteit.
-
De nieuwkomer had op 31/12/2012 een Nederlandse partner (partners hoeven immers niet
tegelijkertijd te migreren).
We hebben gegevens over deze Belgiërouters, maar eveneens over de Nederlandse partner. Het gaat dan om
nationaliteit, nationaliteit bij geboorte, geslacht, leeftijdscategorie en het jaar van eerste inschrijving in een
Belgische gemeente.
We kijken niet naar het verblijfsstatuut van deze personen. Hoewel dit erg interessant is, staan we nog niet ver
genoeg met de dataverwerking om dit voldoende te onderzoeken. Het is aannemelijk dat de partners zich
voornamelijk zullen beroepen op gezinshereniging. Verder onderzoek zal dit al dan niet moeten bevestigen.
We gebruiken het Rijksregister als gegevensbron. Het Steunpunt Sociale Planning provincie Antwerpen zocht
voor ons de relevante data op, waarvoor dank.
We bespreken de gegevens telkens voor de provincie Antwerpen zonder de stad Antwerpen.
4.2.2. Wie maakt gebruik van de Belgiëroute? Een profielschets in cijfers
Welke nationaliteiten hebben de personen die gebruik maken van de Belgiëroute? Zijn hun partners
autochtone Nederlanders of hebben de partners zelf een niet-Nederlandse herkomst? Zijn er verschillen in
leeftijd of geslacht naargelang de nationaliteiten die samengaan? Wanneer is de Nederlandse partner naar
België verhuisd?
NATIONALITEIT
In 2012 waren er in de provincie Antwerpen (zonder stad Antwerpen) 404 nieuwkomers Belgiërouter. Zij
verhuisden voor het eerst naar België en hadden op het einde van 2012 een partner met een Nederlandse
nationaliteit. In 2012 waren er 15.363 migraties vanuit het buitenland naar de provincie Antwerpen. De
Belgiërouters maakten daar 2,6% van uit.
In figuur 4 zien we dat 21% van deze nieuwkomers uit Zuid- en Centraal-Amerika kwam, 20% uit de
Maghreblanden. De Aziatische landen vertegenwoordigen 17% van de Belgiërouters, de Afrikaanse landen
15%.
41
Figuur 4. Belgiërouters in de provincie Antwerpen naar nationaliteit (landengroepen)
Data voor 31/12/2012
404 personen
BRON: Rijksregister, verwerking Steunpunt Sociale Planning provincie Antwerpen en Prisma vzw
Figuur 5. Belgiërouters in de provincie Antwerpen naar nationaliteit
Data voor 31/12/2012
404 personen
BRON: Rijksregister, verwerking Steunpunt Sociale Planning provincie Antwerpen en Prisma vzw
42
In figuur 5 bekijken we de nationaliteiten apart. Dan springen Marokko, Suriname en Turkije er duidelijk
bovenuit. 53% van de Belgiërouters heeft echter een “andere nationaliteit”. Het gaat om 216 personen die
samen 76 verschillende nationaliteiten hebben. Elke nationaliteit vertegenwoordigt minder dan 10 personen.
De diversiteit is dus erg groot.
Zijn de partners van de Belgiërouters allochtone of autochtone Nederlanders? Met andere woorden, hebben
de Nederlandse partners ook een migratiegeschiedenis? We kunnen dit slechts in beperkte mate meten aan de
51
hand van de nationaliteit die de partners bij geboorte hadden .
Het gaat eveneens om 404 personen die op 31/12/2012 de Nederlandse nationaliteit hadden (dit volgt
logischerwijs uit het selectiecriterium). De meerderheid van deze personen had ook de Nederlandse
nationaliteit bij zijn/haar geboorte (83%). 4% van deze Nederlandse partners had bij geboorte een nationaliteit
uit de Maghreblanden, 3% in de Oost-Europese niet-EU-landen en nog eens 3% in de Afrikaanse landen. Het
gaat over lage cijfers, telkens tussen 10 en 15 personen. In de meerderheid van de gevallen gaat het dus om
autochtone Nederlanders, althans in de zin dat deze Nederlanders ook de Nederlandse nationaliteit hadden bij
geboorte.
LEEFTIJD EN GESLACHT
De Belgiërouters waren allen meerderjarig, maar vormen een jonge bevolking. 85% van hen bevond zich op
31/12/2012 in de leeftijdscategorie 25-49 jaar. 11% was tussen 18 en 24 jaar oud en slechts 4% was ouder dan
50 jaar.
52
De overgrote meerderheid van de koppels was heterogeen samengesteld . Gemiddeld is 62% van de
Belgiërouters vrouw. We kunnen veronderstellen dat hun Nederlandse partner een man is. Omgekeerd is
slechts 38% van de Belgiërouters man.
51
Noot: om “vreemde herkomst” te meten, maakten we in Couleur Locale 2013 gebruik van de definitie in het Integratiedecreet 2009.
Daar wordt per individu gekeken naar de nationaliteit bij geboorte, maar ook naar de nationaliteit die de ouders hadden op het moment
dat deze geboren werden. In de huidige studie is het onmogelijk om ook dat laatste criterium te betrekken.
52
We vonden slechts vijf koppels van het zelfde geslacht. Dat betekent dat, indien we het geslacht van de “Belgiërouter” weten, we kunnen
veronderstellen dat zijn/haar partner een ander geslacht zal hebben.
43
Er zijn echter grote verschillen naargelang de nationaliteit van de Belgiërouter:
Figuur 6. Belgiërouters naar nationaliteit (landengroep) en geslacht
Data voor 31/12/2012
361 personen; niet opgenomen (aantal <20): Noord- en West-Europa, Oost-Europa EU, Zuid-Europa, rijke OESO-landen, onbekende
nationaliteit
BRON: Rijksregister, verwerking Steunpunt Sociale Planning provincie Antwerpen en Prisma vzw
Bij de Belgiërouters met een nationaliteit uit de Aziatische landen (82%) en de Oost-Europese niet-EU-landen
(71%) zijn er opvallend meer vrouwen. Hun partner is een Nederlandse man. Het omgekeerde is waar voor de
Belgiërouters met de Turkse nationaliteit: 63% van hen is man, hun partner is een Nederlandse vrouw.
Als we de belangrijkste nationaliteiten apart nemen, zien we dat er bij de Marokkaanse Belgiërouters meer
vrouwen (57%) zijn dan mannen (43%). Bij de Surinaamse Belgiërouters daarentegen is 63% man en slechts
37% vrouw.
4.2.3. Waar vandaan en waarheen? Geografische analyse
De Belgiërouters kunnen rechtstreeks van hun land van herkomst naar België migreren. Uit informatie van het
Onthaalbureau Inburgering weten we echter dat sommige koppels eerst al dan niet legaal in Nederland
woonden.
53
In onze data zien we dat 29% van de Belgiërouters vanuit Nederland naar België gemigreerd is . Dat doet
vermoeden dat zij daar eerst met hun partner gewoond hebben en later zijn uitgeweken naar België. 61%
migreert rechtstreeks vanuit het buitenland (niet Nederland) naar België.
53
Het gaat steeds over personen met een nationaliteit die niet Belgisch noch Nederlands is.
44
In totaal was in 2012 2,6% van de migranten in de provincie Antwerpen Belgiërouter. Er zijn echter verschillen
tussen de gemeenten zoals onderstaande kaart aantoont:
Kaart 1. Het percentage Belgiërouters binnen de totale buitenlandse migratie in de gemeente
Data voor 31/12/2012
BRON: Rijksregister, verwerking Steunpunt Sociale Planning provincie Antwerpen en Prisma vzw
Het gaat hier telkens alleen om de buitenlandse partner. Deze personen worden steeds vergezeld door een
Nederlandse partner en eventuele kinderen die in dezelfde gemeente wonen. De gegevens geven geen
algemeen beeld van de buitenlandse migratie. Alle andere nieuwkomers worden buiten beschouwing gelaten.
De kaart kan dus dienen om gemeenten te vergelijken, maar niet om de situatie binnen de gemeente volledig
in te schatten.
Het valt op dat voornamelijk de grensgemeenten hoge cijfers vertonen. In Essen was 7% van de migranten in
2012 een Belgiërouter, in Oud-Turnhout 6,1%. Turnhout, Arendonk en Ravels scoren boven 5%, in BaarleHertog gaat het om 4,9% van alle externe migranten. Opvallend is ook de gemeente Malle, niet meteen aan de
grens maar wel gelegen op de route tussen Antwerpen en Turnhout. In Malle is 6,1% van de nieuwkomers een
Belgiërouter.
45
SAMENVATTING
In 2012 telden we in de provincie Antwerpen 404 Belgiërouters. Zij vertegenwoordigen 2,6% van alle
buitenlandse migranten naar de provincie Antwerpen in 2012. Deze Nederlandse nieuwkomers met een
buitenlandse partner hoeven slechts een korte periode in België te verblijven om de strenge en dure
inburgeringsvereiste bij gezinshereniging in Nederland te omzeilen. Dat betekent dat deze migratie, wat België
betreft, behoorlijk volatiel is. We kunnen veronderstellen dat er veel mobiliteit is, wat de migratiebewegingen
een grotere snelheid geeft.
De Belgiërouters zijn erg divers naar nationaliteit. Marokko, Suriname en Turkije zijn de belangrijkste
nationaliteiten, maar daarnaast telden we nog 79 verschillende nationaliteiten.
De koppels delen soms dezelfde herkomst, maar soms ook niet. Er zijn koppels bekend die een minder
vanzelfsprekende gemengde herkomst hebben. Zo is bijvoorbeeld een Surinaams-Thaïs paar cliënt bij het
Onthaalbureau Inburgering.
Van alle Belgiërouters was 62% vrouw en 38% man. We kunnen veronderstellen dat de verhouding bij hun
partners omgekeerd is. Er zijn verschillen tussen de nationaliteiten. Bij Marokkaanse, Aziatische en OostEuropese Belgiërouters gaat het eerder over vrouwelijke migratie. De Turkse en Surinaamse Belgiërouters zijn
overwegend mannen. De oorzaken voor dit verschil blijven ons onduidelijk.
Opvallender echter zijn de verschillen tussen de gemeenten in de provincie. De grensgemeenten ontvangen
duidelijk veel meer Belgiërouters dan de andere gemeenten.
Hoewel het over een beperkt aantal migranten gaat, wordt uit het voorbeeld van Essen duidelijk dat de impact
op beeldvorming en samenleven toch groot kan zijn. We willen er, wat de cijfers betreft, nog op wijzen dat de
Belgiërouter steeds een partner heeft en soms ook kinderen. Onze dataset betreft bovendien alleen het jaar
2012. Het totale aantal personen dat via de Belgiëroute migreerde naar de provincie Antwerpen, zal in
werkelijkheid dus hoger liggen.
46
5. LOKALE IMPACT VAN DE
INTRA-EUROPESE MIGRATIE
47
We peilden bij de respondenten naar hoe de intra-Europese migranten leven en participeren in de lokale
samenleving. Dit deel brengt verslag uit van hun indrukken en ideeën. We hebben niet de intra-Europese
migranten zelf ondervraagd waardoor we slechts een gedeeltelijk beeld van de situatie belichten. We
compenseren dit door waar mogelijk ook informatie uit een aantal onderzoeken toe te voegen. Tegelijkertijd
weten we met dit verslag wel hoe lokale besturen de intra-Europese migratie in hun gemeente beleven. Dit is
voor Prisma vzw erg belangrijk aangezien het één van onze kerntaken is om lokale besturen te ondersteunen.
We ordenden de onderdelen thematisch volgens de verschillende samenlevingsdomeinen. De informatie
zonder bronvermelding is afkomstig uit de gesprekken met de respondenten.
5.1. Tewerkstelling en inkomen
In welke sectoren worden de Europese nieuwkomers tewerkgesteld? Hoe komen zij in contact met potentiële
werkgevers? Hoe is de situatie op de werkvloer? En doen de Unieburgers een beroep op het OCMW in hun
gemeente?
5.1.1. Economische sectoren met veel werkgelegenheid in Hoogstraten en Herenthout
SECTOREN EN NETWERKEN
Voor zowel Hoogstraten als Herenthout geldt dat tewerkstelling het belangrijkste motief is voor de Europese
nieuwkomers. Zij werken in sectoren met meer werkgelegenheid, doorgaans de zwaardere beroepen.
In Herenthout hebben de vrouwelijke Portugese nieuwkomers allen een arbeidscontract bij het
dienstenchequebedrijf van de Portugese sleutelfiguur. Voor de mannen, die zich met hun vrouw herenigen, is
het minder makkelijk om werk te vinden. Zij werken als interimkracht met dagcontracten, o. a. in de
tomatenkwekerijen en in de voedingssector. Er is sprake van een aantal Portugese lassers die via
onderaannemers werken in de hele regio, o. a. ook in de stad Antwerpen.
Ook in Hoogstraten hebben de meeste Europese nieuwkomers vóór hun migratie reeds een arbeidscontract op
zak, zo vertellen de medewerkers van het stadsbestuur. Sommige Roemeense migranten werken met
opeenvolgende interimcontracten. De Poolse migranten werken in de tuinbouw en de bouwsector, de
Portugezen in de bouwsector. Alle drie deze nationaliteiten werken verder in zeer uiteenlopende sectoren die
gemeen hebben dat de jobs er zwaar en/of onregelmatig zijn. Zo zijn een aantal mensen tewerkgesteld in de
transportsector en werken er veel mensen in de drie slachterijen in Hoogstraten. Ook de bouwsector stelt veel
Europese werknemers terecht. Verder is er sprake van een bedrijf dat fruit verpakt en een ander
verpakkingsbedrijf.
De stad Hoogstraten vertelt verder dat er ook in de poetssector heel wat Portugese en Poolse vrouwen
terechtkomen. Deze vrouwen kunnen doorgaans niet voltijds werken en krijgen soms slechts een contract van
15 uur per week. Op die manier houdt het dienstenchequebedrijf hen vrij afhankelijk. De werkneemsters
hebben een tewerkstelling van 12u per week nodig om hun verblijfsstatuut als EU-werknemer te kunnen
48
behouden. Bepaalde nationaliteiten zijn makkelijker gelinkt aan bepaalde beroepen. In Hoogstraten zouden er
veel Poolse lassers en slachters zijn. Daarnaast zouden er ook een aantal Duitse (voornamelijk Oost-Duitsland)
en Poolse schijnzelfstandigen zijn. Het gaat dan om personen die als werknemer ingeschakeld worden in een
bedrijf, maar een zelfstandigenstatuut hanteren. Daardoor betalen werkgever en werknemer minder sociale
bijdragen.
In Hoogstraten is er daarnaast de seizoenarbeid. Er zijn een aantal mensen die de overstap maken naar een
permanente residentie, maar het blijft onduidelijk hoe groot deze groep is. Tegelijkertijd zijn er eveneens veel
mensen die elk jaar van maart tot oktober in Hoogstraten werken maar daarna terugkeren naar hun land van
herkomst. Prisma vzw ontving eveneens informatie over arbeidsmigranten in Wuustwezel. Ze worden er in
gelijkaardige sectoren tewerkgesteld: tuinbouw, boomkwekerijen, bouw of transport.
Opvallend is dat de pull-factor in Hoogstraten voornamelijk mannenberoepen betreft, terwijl het in Herenthout
voornamelijk gaat om vrouwenberoepen. Duidelijk is dat de Europese arbeidsmigranten arbeidsplaatsen
invullen die niet ingevuld worden door Belgische werknemers. De arbeidsmigranten leveren zo een niet te
onderschatten bijdrage aan de lokale en regionale economie.
In beide gemeenten zijn informele netwerken belangrijk opdat werknemers en werkgevers met elkaar in
contact komen. In Herenthout zijn de informele netwerken gelinkt aan de Portugese sleutelfiguur. In
Hoogstraten merkt men dat de Poolse nieuwkomers allen uit de regio Kraśnik in het Westen van het land
komen. De Roemeense nieuwkomers komen uit de regio Fălticeni in het noordoosten, aan de grens met
Moldavië en Oekraïne. Soms gaat het echter om georganiseerde arbeidsmigratie. In Portugal zouden er
bijvoorbeeld een aantal reisbureaus zijn die contacten onderhouden met land- en tuinbouwers en zo in
Portugal rekruteren voor de werkgevers in de Noorderkempen.
54
In Hoogstraten is ook het interimkantoor European Staffing actief dat zich richt op werkkrachten uit de OostEuropese landen. European Staffing is gespecialiseerd in midden- en lage beroepsprofielen. De vacatures anno
september 2014 betroffen het verpakkingsbedrijf voor fruit waarover eerder reeds sprake.
OPLEIDINGSNIVEAU
Voor deze migranten is arbeid het belangrijkste motief voor migratie. Slechts een aantal van deze mensen zou
onder hun opleidingsniveau werken, aldus de respondenten uit de lokale besturen. In het algemeen zijn de
Europese nieuwkomers in Hoogstraten en Herenthout eerder kortgeschoold en werken in België niet onder
hun opleidingsniveau. De respondenten uit het Onthaalbureau Inburgering vertellen een ander verhaal. Zij zien
in beide gemeenten een aantal cliënten die onder hun opleidingsniveau werken. De reden hiervoor is dat de
gelijkschakeling van het buitenlandse diploma nog steeds een moeilijke procedure is. Vooral een aantal
praktische bezwaren staan een vlotte afhandeling in de weg. De nieuwkomers moeten bijvoorbeeld afspraken
maken met de bevoegde instanties, maar weten niet tijdig welk hun uurrooster op het werk is.
54
www.europeanstaffing.eu, de website bestaat in het Nederlands, Engels, Pools, Duits, Deens en Slovaaks.
49
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
De Europese werknemers zijn vaak bereid om slechte arbeidsomstandigheden te aanvaarden omdat zij op
korte termijn in België veel meer kunnen verdienen dan in hun land van herkomst. We verzamelden
verschillende verhalen over mistoestanden op de werkplek. Hoe wijd verspreid dit is, is moeilijk te bepalen. Er
zijn eveneens signalen van bedrijven waar de zaken wel verlopen zoals het hoort. Veel hangt af van de concrete
situatie: zijn de werknemers gemigreerd voor korte of lange termijn? Hebben zij een sociaal netwerk? Zo ja,
helpt dit de werknemers vooruit of net niet?
Een aantal respondenten wijst op de zwakke positie van de buitenlandse werknemer ten aanzien van de
werkgever. Het vinden van werk is een behoorlijke opdracht voor nieuwkomers die voorafgaand aan hun
migratie geen arbeidscontract hebben. Bovendien zijn zij niet geïnformeerd over hun rechten en onbekend met
de organisaties die hun rechten kunnen verdedigen. Sommige werkgevers profiteren hiervan. Genoemde
voorbeelden zijn dat de werknemers (te) lang doorwerken, dat de lonen te laag liggen of dat de werkgever
weigert pauzes te betalen.
Zwartwerk komt eveneens voor. Een seizoenarbeider bijvoorbeeld mag slechts 65 dagen per jaar werken opdat
werkgever en werknemer minder sociale bijdragen verschuldigd zijn. De seizoenarbeider moet elke dag een
55
plukkaart invullen vooraleer aan de werkdag te beginnen . Het systeem is echter makkelijk te omzeilen. In de
tuinbouwsector werden er vroeger razzia’s gehouden door de sociale inspectie, maar dit zou de laatste jaren
heel wat minder het geval zijn.
Wat vooral opviel, is dat er niet alleen misbruiken zijn door werkgevers, maar ook binnen de netwerken van de
Europese werknemers. Het taalaspect is daarbij belangrijk. Wie het Nederlands beheerst, heeft een machtiger
positie dan wie geen Nederlands kent. Dit gebeurt zowel op het werk als erbuiten.
In de land- en tuinbouw is het als werknemer niet nodig om Nederlands te kennen, maar de ploegbazen
spreken wel Nederlands. Zij hebben controle over de communicatie met de werkgever. Maar veelal is de
ploegbaas ook buiten het werk een figuur met relatieve macht. Zo is de ploegbaas of werkgever eveneens
huisbaas. Indien de werknemer ontslagen wordt, verliest hij eveneens zijn woning. Een aantal nieuwkomers
zou tot 2000€ betalen aan contacten die uit hetzelfde land afkomstig zijn om louter geïntroduceerd te worden
bij een mogelijke werkgever. Andere genoemde voorbeelden zijn het verkopen van de eigen arbeidsplaats aan
een nieuwkomer of een nieuwkomer grote sommen geld laten betalen om brieven en documenten te vertalen.
De land- en tuinbouwsector is een sector met zwaar werk en werknemers hebben er een zwakke positie. Het is
echter heel erg makkelijk om er aan de slag te gaan voor nieuwkomers. Er is weinig tot geen Nederlands voor
nodig en er is steeds veel behoefte aan werknemers. Werknemers vertrekken echter uit de sector vanaf zij zich
bewust zijn van hun rechten en de Nederlandse taal wat machtig zijn. Nadien zouden zij richting bouwsector
trekken (mannen) of richting voedingssector of dienstenchequebedrijven (vrouwen). Dit verklaart ook de
wissels in nationaliteiten van de werknemers, aldus de vakbond.
55
Zie ook http://www.vdab.be/seizoenarbeid/wat-wz.shtml voor meer informatie
50
Voor de vakbond is het erg belangrijk om aandacht te besteden aan collectieve informatiesessies en aan het
opzetten van een syndicale delegatie in de land- en tuinbouwbedrijven. Problematisch is wel dat het vaak gaat
om een heel divers samengesteld personeel en dat de vakbond er zelf niet altijd op georganiseerd is om met
deze mensen een syndicale werking uit te bouwen.
Wat ook kan meespelen, is dat een aantal van deze werknemers erg mobiel is en makkelijk van werkgever
en/of plaats van tewerkstelling wisselt. Onderzoek bij Portugese, Poolse en Roemeense bouwarbeiders op
werven in Nederland wees uit dat de strategieën die zij hanteren om met de moeilijke arbeidsomstandigheden
om te gaan het bestaan van die arbeidsomstandigheden net versterken. Het onderzoek betrof migranten die
zeer mobiel zijn, binnen een sector waarin bedrijven eveneens continu overgenomen of nieuw opgericht
worden. Ook de werkgever is dus steeds veranderlijk. Zij zetten hun mobiliteit in om met het
machtsonevenwicht te om te gaan. Wanneer zij een nieuwe arbeidsplaats vinden waar ze beter kunnen
verdienen, laten ze hun oudere arbeidsplaats achter. Enkele ondervraagden uit het onderzoek hadden
strategieën ontwikkeld om het materieel beter te hebben voor zichzelf. Zo had een respondent zelf een team
samengesteld dat steeds in groep aan de slag ging op werven. Geen enkele ondervraagde had echter
strategieën om de onevenwichtige machtsverhoudingen te veranderen. Collectieve actie wordt bemoeilijkt
door de grote mobiliteit van de werknemers. Er is onvoldoende contact om een collectief bewustzijn op te
56
bouwen. Bovendien is het vertrouwen van de ondervraagde werknemers in de vakbonden uiterst klein .
In de gemeenten Hoogstraten en Herenthout gaat het niet uitsluitend over deze zeer mobiele migranten. Het
feit dat de arbeiders in de land- en tuinbouwsector echter op gezette tijden vervangen worden door een
nieuwe nationaliteit sluit wel aan bij de vaststellingen uit het onderzoek.
5.1.2. Moeilijke tewerkstelling in Essen
In Essen is tewerkstelling niet de pull-factor voor de migratie, wel het bekomen van een verblijfsstatuut voor de
partner van de Nederlandse migrant. De Nederlandse partner zou vaak zijn/haar job in Nederland behouden
onder het regime van grensarbeider. Soms is dit niet houdbaar door de afstand woon-werk en valt de
Nederlandse partner zonder werk. Hij/zij heeft niet per definitie recht op een werkloosheidsuitkering in België.
Er zijn geen specifieke bedrijven of sectoren waar de nieuwkomers terechtkomen. Er is in Essen een
chocoladefabriek, maar het is niet bekend of daar specifiek veel buitenlanders werken. De gemeente vermoedt
dat er veel met interim contracten gewerkt wordt door de Nederlanders en hun buitenlandse partner. Verder
vermoedt de gemeente dat veel mensen geen werk hebben, maar zij hebben hier geen betrouwbare gegevens
over.
5.1.3. OCMW-steun?
De Europese werknemers mogen geen onredelijke belasting vormen voor de sociale bijstand. In de praktijk zal
de Dienst Vreemdelingenzaken aftoetsen of de Europese nieuwkomer beroep doet op OCMW-steun. Dit belet
56
L. BERNTSEN, Strategic acceptance and mobility: on the agency of unorganized migrant construction workers, University of Jyväskylä,
University of Groningen and AIAS/University of Amsterdam, ongepubliceerd manuscript.
51
echter niet dat Europese nieuwkomers zich toch nog richten tot het OCMW. In de drie gemeenten die we
ondervroegen, bleek echter niet dat de OCMW’s overstelpt werden door vragen van Europese nieuwkomers.
In Hoogstraten is het niet duidelijk of er veel gebruik wordt gemaakt van de sociale bijstand door de EUmigranten. De stad weet dat de meeste Europese nieuwkomers een arbeidscontract op zak hebben voor zij in
Hoogstraten aankomen. Er waren sinds begin 2014 slechts een twintigtal Europese nieuwkomers ingeschreven
als werkzoekende.
In Herenthout hebben de Portugese vrouwen allen werk, maar blijft het moeilijk voor hun echtgenoten om een
job te vinden. Deze mannen komen soms terecht bij de Sociale Dienst van het OCMW, maar het OCMW kan
niet altijd veel doen. Sommige mannen komen in aanmerking voor de Tewerkstellingsdienst van het ISOM, het
intergemeentelijk samenwerkingsverband van de OCMW’s in de Middenkempen. Die tewerkstellingsdienst
vereist echter het niveau 1.2. Nederlands, net omdat veel werkgevers dit ook vragen. Vele van de Portugese
mannen hebben dit niveau Nederlands niet. Geen enkele Europese nieuwkomer komt echter vanaf het begin
op de sociale bijstand terecht.
Ook in Essen zijn er geen nieuwkomers die vanaf het begin op de sociale bijstand terechtkomen. Wel zijn er
sommige nieuwkomers die na een tijdje toch om steun komen vragen. Ook wordt er regelmatig gevraagd naar
huursubsidies, soms zelfs wanneer de nieuwkomers nog in Nederland wonen. Aanvragen naar leefloon zijn er
minder. Af en toe zijn er vragen van mensen die de afstand woon-werk niet meer volhouden. Het OCMW kan
het leefloon toekennen, maar waarschuwt dan steeds dat dit het verblijfsstatuut in gevaar kan brengen. In
deze gevallen is de nood echter vaak zodanig hoog dat mensen dit risico nemen.
52
SAMENVATTING
Het lijkt duidelijk dat de (arbeids)migranten in de onderzochte gemeenten een eerder zwakke positie bekleden
op de arbeidsmarkt. Hoewel zij werken in sectoren met veel werkgelegenheid zijn zij niet onvervangbaar. In de
herkomstlanden Roemenië, Polen en Portugal is er immers steeds veel mogelijkheid om nieuw personeel te
rekruteren. Bovendien zijn deze migranten zich niet steeds bewust van hun rechten wat, in combinatie met het
niet kennen van het Nederlands, misbruiken mogelijk maakt. Dit geldt voor de drie bevraagde gemeenten, al
zijn er nuances.
Opvallend was dat er zowel in Hoogstraten als door het Onthaalbureau Inburgering gesproken werd over
misbruiken binnen de eigen netwerken. Het gaat dan om mensen die hier al langer wonen en Nederlands
kennen, die een machtspositie verwerven of die tegen betaling mensen helpen met allerhande formaliteiten.
De OCMW’s worden niet overstelpt met vragen naar financiële of materiële steun, al is er wel vaak vraag naar
huursubsidies in Essen.
Deze vaststellingen duiden op de nood aan emancipatie en zelfredzaamheid voor de betrokken personen.
Indien zij minder afhankelijk zijn, hun rechten kennen en kunnen communiceren met de bevoegde instanties, is
het veel minder makkelijk om misbruik te maken van hun zwakkere positie op de arbeidsmarkt.
53
5.2. Huisvesting
5.2.1. Zoektocht op de private huurmarkt
Het is aannemelijk dat een Europese nieuwkomer zich in eerste instantie tot de private huurmarkt zal wenden.
Zij hebben geen recht op opvang in het kader van de asielprocedure. We gaan ervan uit dat de Europese
arbeidsmigranten bij aankomst in België nog geen huis kunnen kopen. Hun migratiemotief is immers de
armoede en lage lonen in het land van herkomst te ontvluchten. Europese nieuwkomers kunnen zich net als
andere personen kandidaat stellen voor een sociale woning. Zij moeten dan wel het engagement opnemen
57
Nederlands te willen leren . Maar de wachtlijsten voor sociale woningen zijn erg lang. Zij kunnen eveneens
58
een huursubsidie van de Vlaamse overheid aanvragen. Verschillende OCMW’s helpen burgers bij de aanvraag .
Eén van de voorwaarden voor een huursubsidie is echter dat men een woning in het Vlaams Gewest verlaat
59
voor een nieuwe woning, eveneens in het Vlaams Gewest . Een Europese nieuwkomer kan hier dus niet
meteen gebruik van maken.
Op de private huurmarkt bestaat discriminatie, ook jegens personen met een migratieachtergrond. Het
Interfederaal Centrum voor Gelijkheid van Kansen vond in haar studie van 2014 dat advertenties weliswaar niet
60
(direct) discriminerend waren t.a.v. zogenaamd ras . Dat was niet meer het geval wanneer er gepeild werd
61
naar discriminatie op het moment dat de kandidaat-huurder de verhuurder contacteerde . Bij een test bij 100
immobiliënkantoren in het Vlaams Gewest hebben 38 meteen aangegeven dat het mogelijk was om
vreemdelingen te vermijden. Slechts 17 kantoren weigerden in deze vraag mee te gaan.
62
5.2.2. Contactpersonen en informele netwerken zijn cruciaal
In Herenthout zorgt de Portugese sleutelfiguur ervoor dat nieuw aangekomen werknemers een woning kunnen
huren. Ze heeft een uitgebreid netwerk van huiseigenaren die haar vertrouwen. Ze is sneller dan andere
Herenthoutenaren op de lokale huizenmarkt. Dit staat in contrast met bijvoorbeeld cliënten van het OCMW die
er vaak erg lang over doen om een woning te huren, die bovendien van lage kwaliteit is. De Portugezen in
Herenthout wonen niet structureel samen met meerdere gezinnen. Slechts af en toe wordt er tijdelijk
samengewoond met een pas aangekomen familielid of kennis.
Sommige van deze Portugezen wonen in nieuwbouwappartementen. Dat is mogelijk omdat beide partners van
het gezin voltijds werken. Bovendien hebben de meeste gezinnen ook geen afbetaling voor een woning in
57
De regels zijn dezelfde voor de aanvraag bij een sociale huisvestingsmaatschappij en bij een sociaal verhuurkantoor. Zie ook de website
van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal wonen: http://www.vmsw.be/nl/particulieren/huren-via-een-shm/voorwaarden-shm en
http://www.vmsw.be/nl/particulieren/huren-via-een-svk/informatie-voor-de-huurders/wie-komt-in-aanmerking58
Bijvoorbeeld het OCMW van de stad Turnhout: http://www.ocmwturnhout.be/nl/1095/product_catalog/407/tegemoetkoming-in-dehuurprijs.html#procedure
59
Zie ook de website van de Vlaamse overheid:
https://www.wonenvlaanderen.be/premies/vlaamse_tegemoetkoming_in_de_huurprijs/wat_en_voor_wie_is_de_tegemoetkoming_in_de
_huurprijs?982db3993bc718df8695aeaf7da5e3bd9299ef1f=gvu7204qmv4favn18b4ah406q2#item_2898
60
INTERFEDERAAL CENTRUM VOOR GELIJKE KANSEN, “Baromètre de la diversité: Logement”, october 2014, Brussel, Interfederaal Centrum
voor gelijke kansen, p. 187.
61
Ibid, p. 191 en p. 194-195.
62
Ibid, p.210-213.
54
Portugal. De Portugezen migreren om er zelf, als gezin, op vooruit te gaan. Zij hadden in Portugal geen sociale
woning en zijn er in België evenmin vragende partij naar.
De situatie in Hoogstraten en Essen is helemaal anders. In Hoogstraten huren de Roemenen soms met
meerdere gezinnen samen één huis. De woonkosten worden op deze manier zo laag mogelijk gehouden. Dit
past in het tijdelijke idee dat mensen zelf hebben over hun verblijf in Hoogstraten. Toch staat dit soms haaks op
wat sommige Roemenen doen. Zo heeft alvast één Roemeens koppel een huis gekocht in Hoogstraten. De
Portugezen in Hoogstraten wonen doorgaans in het centrum, de Roemenen in Meer-dorp, de andere Europese
nieuwkomers wonen verspreid over de deelgemeenten.
Er zijn in Hoogstraten eveneens concentraties rond de land- en tuinbouwbedrijven waar ook woonloodsen
gebouwd zijn door de werkgevers. Die zijn bedoeld om seizoenarbeiders te huisvesten.
In Essen valt dan weer op hoe snel de Nederlanders met een buitenlandse partner aan een woning geraken op
de privémarkt. Dit staat in contrast met bijvoorbeeld cliënten van het OCMW die vaak erg lang moeten zoeken.
Het is niet volledig duidelijk of de nieuwkomers kapitaalkrachtig zijn of dat er andere circuits zijn. Voor dat
laatste zijn er alvast een aantal argumenten te vinden. Er zijn bijvoorbeeld een aantal huurwoningen die
stelselmatig verhuurd worden aan de Nederlandse nieuwkomers en hun buitenlandse partner. In een aantal
woningen wordt er onderverhuurd aan een alleenstaande. Deze huurcontracten veranderen vaak van naam.
De gemeente vermoedt dat de huurders zelf opvolgers zoeken wanneer zij verhuizen of dat er systemen
bestaan waarbij de waarborg blijft staan en deze niet moet worden betaald door de nieuwe huurders. De
kwaliteit van de woningen varieert. Een aantal van deze woningen zijn in goede staat, een aantal andere dan
weer niet.
Het is opvallend dat de sociale verhuurkantoren vaak aanvragen krijgen van mensen die nog in Nederland
wonen. De sociale verhuurkantoren kunnen echter niet ingaan op deze aanvraag omdat daarvoor een domicilie
in België vereist is. De dienst welzijn krijgt dan weer veel aanvragen voor sociale woningen van de Nederlandse
nieuwkomers met een buitenlandse partner. Hiervoor is geen verblijfsvoorwaarde vereist, maar de wachtlijsten
zijn lang. Het OCMW krijgt vragen naar huursubsidies, maar kan hier niet steeds op ingaan.
5.2.3. Kwaliteit van de huisvesting
De huisvesting van de Europese nieuwkomers hangt sterk af van hun verblijfs- en arbeidssituatie. In
Hoogstraten en Essen vingen we op dat een aantal huizen niet voldoende in orde zijn of bewoond worden door
een te groot aantal personen. Prisma vzw ontving eveneens informatie over gelijkaardige vragen in de
gemeente Wuustwezel. De vele arbeidsmigranten wonen er op onveilige locaties of op plaatsen waar
permanente bewoning niet toegelaten is. Het gaat over loodsen bij bedrijven, maar ook over campings en een
recreatiepark net over de Nederlandse grens. Er is sprake van overbevolking van de woningen en overlast voor
de buurt als gevolg daarvan.
55
De Europese werknemers zijn erg gericht op werk en willen de kosten voor huisvesting zo laag mogelijk
houden. Aan deze strategie zijn volgens ons grenzen. Woningen moeten aan de geldende reglementering
voldoen, zowel wat de kwaliteit van de woning als wat de inplanning in de ruimte betreft. Bovendien is het nog
maar de vraag of slechte woonsituaties op lange termijn een gezonde situatie zijn. Voor de betrokken
individuen lijkt dit niet het geval, maar ook voor de lokale samenleving kan het niet positief zijn als mensen
langdurig in slechte omstandigheden wonen. Slechte woonsituaties kunnen ook tot spanningen leiden tussen
buurtbewoners. Het welbevinden van inwoners heeft bovendien een invloed op hun participatie aan de lokale
maatschappij. Indien een aantal inwoners structureel onder slechte omstandigheden leeft en werkt, zal dit op
termijn sociale uitsluiting in de hand werken. De leefbaarheid van de lokale samenleving komt eveneens onder
druk te staan.
56
SAMENVATTING
Het is niet makkelijk om een volledig beeld te krijgen van de huisvestingssituatie van de Europese
nieuwkomers. Hun profielen en motieven verschillen onderling sterk. Bovendien heeft het lokaal bestuur zelf
niet altijd een goed overzicht. Veelal blijven mensen onder de radar, zeker als er geen overlast mee gemoeid is.
Toch is dit niet altijd goed nieuws. Uit de gesprekken blijkt alvast dat het qua huisvestingssituatie niet steeds
rooskleurig is. Het onderzoek van L. BERNTSEN toonde aan dat bij de mobiele werknemers uit de bouwsector in
Nederland de werkgever vaak in huisvesting voorzag. Dit zet de werknemer in een afhankelijke positie. Als hij
63
zijn werk verliest, verliest hij eveneens zijn woning . Omgekeerd is in het Onthaalbureau Inburgering een
situatie bekend waarbij Poolse werknemers gehuisvest werden op een recreatiedomein. Zij werden bedreigd
met ontslag toen zij een betere huisvesting eisten.
Uit de gesprekken in Hoogstraten en Herenthout en eveneens uit het reeds aangehaalde onderzoek van L.
BERNTSEN bleek duidelijk dat de Europese arbeidsmigranten inkomensvergaring als hoofdmotief hebben tijdens
hun verblijf. Samenhuizen is dan een strategie om kosten te besparen. Voor de nieuwkomers in Essen is het
dan weer belangrijk flexibele huurcontracten te hebben in functie van hun eerder korte verblijf in de
gemeente.
Er zijn echter huiseigenaars die hier opportuniteiten in zien en woningen van een te lage kwaliteit aanbieden.
Dit kan een tijdelijke oplossing zijn voor mensen, maar aan deze praktijken zijn grenzen. Veilige woningen zijn
niet alleen van belang voor het welbevinden van mensen. Een degelijke huisvestingssituatie voorkomt ook
spanningen met buurtbewoners en faciliteert participatie aan het maatschappelijk leven.
63
L. BERNTSEN, Strategic acceptance and mobility: on the agency of unorganized migrant construction workers, University of Jyväskylä,
University of Groningen and AIAS/University of Amsterdam, ongepubliceerd manuscript.
57
5.3. Inburgering, participatie en samenleven
We peilden bij de respondenten naar de wijze van integratie van de Europese migranten in de lokale
samenleving. Opnieuw geeft dit alleen de indrukken van de respondenten weer.
5.3.1. Volgen van het inburgeringsprogramma en lessen Nederlands
In Hoogstraten merken de loketbedienden dat sommige mensen, ook als ze erg lang in de stad wonen, geen
Nederlands kennen. Aan het loket is er wel steeds een oplossing en raken mensen verder geholpen. De stad
linkt dit aan het motief van de migratie. Waar bijvoorbeeld de Nederlandse migranten de intentie hebben om
zich te vestigen, hebben de Roemeense nieuwkomers dit niet steeds, hoewel deze ook langere tijd in de stad
blijven. De Roemenen, Polen en Portugezen komen weinig naar het Praatpunt of het Samen Inburgeren
initiatief. Aan het project Samen Inburgeren nemen wel een aantal Roemeense inburgeraars deel. Het
Praatpunt is erg divers samengesteld en richt zich eveneens op inwoners uit de omliggende gemeenten.
De Portugese nieuwkomers in Herenthout zijn niet verplicht tot inburgering en worden evenmin doorverwezen
door het OCMW aangezien zij daar meestal geen cliënt zijn. De gemeente ervaart dat er een grote nood is aan
lessen Nederlands. De Portugezen werken echter overdag of in ploegen en hebben bovendien jonge kinderen.
Het gebrek aan tijd en kinderopvang zorgt ervoor dat de Portugezen niet terechtkomen in de lessen
Nederlands. Soms voelen Belgische werknemers in het dienstenchequebedrijf of in andere bedrijven zich
verplicht om Engels te praten met hun Portugese collega’s.
In het naburige Herentals geeft het Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO) lessen Nederlands op
zaterdagvoormiddag. De Portugese sleutelfiguur schrijft elk jaar een aantal van haar werknemers in. In 2010
was er zelfs een gezamenlijk project waarbij de werknemers dienstvrijstelling kregen om de lessen Nederlands
te kunnen volgen. Toch brengt dit niet veel zoden aan de dijk. Het probleem van kinderopvang blijft bestaan.
Belangrijker is echter dat de Portugezen in Herenthout eerder nood hebben aan een cursus van het Centrum
voor Basiseducatie. Het Centrum voor Basiseducatie biedt echter geen cursussen op zaterdag.
Als de Portugezen in Herenthout naar de balie van de gemeente komen, spreken ze vaak Engels of nemen ze
iemand mee die Engels kan. Voor de gemeente vormt dit geen probleem, de burgers worden verder geholpen.
Van de Nederlandse nieuwkomers met een buitenlandse partner in Essen is weinig geweten of zij deelnemen
aan Inburgering. Deze nieuwkomers zijn allen rechthebbend, maar niet verplicht tot Inburgering. Dat geldt voor
de Nederlandse nieuwkomer, maar ook voor zijn/haar partner, zelfs indien die een nationaliteit heeft uit een
niet-EU-land. Inburgering is een behoorlijk zwaar traject en in die zin niet zo aantrekkelijk voor de
nieuwkomers.
Lessen Nederlands worden niet aangeboden in Essen. Nieuwkomers moeten er voor naar Kapellen en een trein
en/of bus nemen. Dit is zeker een drempel voor de nieuwkomers die niet verplicht zijn tot Inburgering. Er is een
58
Babbelpunt, maar de opkomst is niet zo groot. In het verleden werden er lessen Nederlands aangeboden in de
gemeente. Dit mislukte echter omdat er teveel verschillende niveaus waren.
Het Onthaalbureau Inburgering weet dan weer dat er bij de Roemeense nieuwkomers een erg positief beeld
bestaat over het inburgeringsprogramma. Inburgeraars sporen andere nieuwkomers aan om zich aan te
melden bij het Onthaalbureau Inburgering. De grote families die samen migreren en hechte banden
onderhouden, spelen daarin een rol. Maar ook de kwaliteit van de cursussen maatschappelijke oriëntatie is een
belangrijke factor.
5.3.2. Participatie aan het maatschappelijk leven
In Herenthout is er weinig contact tussen Portugese en Belgische inwoners, maar er is wel contact met andere
ouders via de kinderen. De Portugezen hebben onderling veel sociaal contact. Zij hebben niet altijd de
behoefte, noch de energie, om zich na het werk nog ergens voor te engageren. Zelf iets in handen nemen, blijkt
moeilijk. Men kijkt altijd in de richting van de sleutelfiguur om een initiatief te trekken. Deze laatste heeft daar
niet altijd tijd voor, maar vindt het tegelijkertijd moeilijk om vragen af te weren of los te laten.
De Portugese sleutelfiguur regelt inderdaad erg veel voor de Portugese nieuwkomers. Daardoor blijft zij steeds
de eerste (en vaak ook de enige) stap die mensen ondernemen wanneer ze een vraag of probleem hebben. Dit
zelfs wanneer mensen al meerdere jaren in Herenthout wonen. De sleutelfiguur lijdt hier aan de ene kant
onder, aan de andere kant lijkt zij het eveneens moeilijk te vinden om deze rol los te laten. In bijna elk
Portugees gezin is minstens één persoon werknemer van de sleutelfiguur. Er is een duidelijke
afhankelijkheidsrelatie zonder dat er aanwijzingen zijn van misbruiken. De Portugese inwoners lijken met
andere woorden niet erg zelfredzaam en worden onder de huidige omstandigheden evenmin aangespoord om
het te worden.
In Essen is de gemeente van mening dat de Nederlandse nieuwkomers en hun buitenlandse partner niet echt
geïntegreerd zijn in de gemeente. De gemeente vermoedt dat deze nieuwkomers erg gericht zijn op Nederland.
Ook tussen de Belgiërouters onderling bestaan er geen verenigingen of een sterk netwerk. Wel is duidelijk dat
deze nieuwkomers elkaar snel vinden.
Er zijn een aantal laagdrempelige initiatieven in de gemeente, toch trekken deze niet specifiek meer
Nederlandse nieuwkomers met een buitenlandse partner. Ook naar avonden waarop de nieuwe inwoners in de
gemeente verwelkomd worden, komen deze nieuwkomers niet. Deze avonden trekken vooral autochtone
nieuwe inwoners. Er was in het verleden wel een vraag van een Guineese gemeenschap om een gebedsruimte.
Ook een andere vzw had een ruimte voor religieuze doeleinden gevraagd. Op deze vragen werd niet ingegaan
om praktische redenen en omdat de vzw in kwestie in Roosendaal gebaseerd was.
De gemeente ervaart de lage participatiegraad als problematisch. Zij wensen dat de nieuwkomers betrokken
zijn op de gemeente en willen geen slaapdorp zijn. Tegelijkertijd vraagt de gemeente zich af of een positief
59
beleid niet nog meer Belgiërouters zou kunnen aantrekken. De gemeente geeft aan dat er onvoldoende
draagkracht is om dit op te vangen.
In Hoogstraten merkt de gemeente dat laagdrempelige initiatieven, zoals een rommelmarkt of jaarlijkse
feesten, wel veel intra-Europese migranten trekken. Naar het georganiseerde aanbod komen zij echter niet. Er
zijn weinig contactpersonen of brugfiguren die hier kunnen ingezet worden. Het gaat eerder om informele
gemeenschappen zonder duidelijk aanspreekpunt. Polen zijn meer gericht zijn op integratie volgens het
stadsbestuur, Roemenen en Portugezen minder. Seizoenarbeiders zijn dan weer helemaal geen vragende partij
voor een engagement of participatie in de gemeente. Zij hebben weinig vrije tijd, noch fysieke kracht, om na
een harde werkdag nog iets anders te doen.
De Nederlanders in Hoogstraten, doorgaans middenklassers, zijn dan weer super geïntegreerd, aldus de stad,
en nemen veel engagementen op in lokale verenigingen. Een nuance is wel dat sommige kinderen nog steeds
in Nederland naar school gaan.
Schoolgaande kinderen worden in de drie gemeenten vernoemd als een belangrijke ingangspoort om ouders te
laten participeren aan het maatschappelijk leven. Ouders hebben contacten aan de schoolpoort en via de
buitenschoolse activiteiten van de kinderen. Kinderen lijken vaak deel te nemen aan sport of jeugdbeweging in
hun vrije tijd. Jongere kinderen gaan naar de kinderopvang als de beide ouders werken, wat bij veel
arbeidsmigranten het geval is. Er is echter vaak te weinig plaats in de kinderopvang, wat ouders er dan weer
van weerhoudt deel te nemen aan bijvoorbeeld lessen Nederlands (zie ook supra).
Wat schoolgaande kinderen betreft zijn er in de drie gemeenten vragen rond anderstalige kinderen, maar dit
werd in de gesprekken niet uitvoerig behandeld. We gaan er daarom in dit onderzoek niet verder op in.
De respondenten vertelden eveneens dat de ouderbetrokkenheid op school en bij buitenschoolse activiteiten
eerder laag is. Voor de arbeidsmigranten vormen de arbeidsomstandigheden een drempel. Ouders werken in
ploegen of op moeilijke uren en doen zwaar werk. Hierdoor blijft er weinig energie over voor extra
engagementen buiten het werk en het gezin. Ook de taalbarrière vormt voor alle nieuwkomers een drempel.
De medewerkers van het Onthaalbureau Inburgering benadrukken dat het voor nieuwkomers erg moeilijk is
om vriendschapsrelaties uit te bouwen met Belgen. Deze laatsten hebben reeds een leven uitgebouwd en
hebben geen nood aan nieuwe personen in hun netwerk. Het blijft vaak bij oppervlakkige contacten.
Vriendschapsrelaties uitbouwen lukt de nieuwkomers veel beter met andere migranten, al dan niet met een
zelfde herkomst. Zij zitten immers in hetzelfde schuitje. Schoolgaande kinderen kunnen dit patroon gedeeltelijk
doorbreken, al blijft ook het contact met andere ouders vaak eerder oppervlakkig.
5.3.3. Samenleven en beeldvorming
In Hoogstraten en Essen hebben de Europese nieuwkomers een eigen gebruikspatroon van de openbare
ruimte. En dat verschilt van de andere inwoners. Zo zijn er in Hoogstraten een aantal cafés met voornamelijk
Portugese klanten of pleinen waar veel Roemenen elkaar treffen. De stad geeft aan dat er in de openbare
60
ruimte geen noemenswaardige samenlevingsproblemen zijn. In Essen wonen de Nederlanders met een
buitenlandse partners voornamelijk in het centrum, wat het straatbeeld sterk veranderde.
In Herenthout vallen de Portugese inwoners daarentegen niet speciaal op in het straatbeeld. Er zijn evenmin
specifieke openbare plaatsen waar de Portugezen samen gebruik van maken, aldus de respondenten.
Er worden geen problemen gemeld over het gedrag van de Europese nieuwkomers. Elke gemeente die we
interviewden, wenste dit expliciet te benadrukken. Wel is duidelijk dat de contacten tussen de Europese
migranten en de autochtone bevolking beperkt blijven. Dat geldt voor de openbare ruimte maar ook voor de
informele contacten (zie supra). De mensen kennen elkaar niet en leven naast elkaar. Dit geldt echter ook voor
heel wat autochtone Belgen onderling, voegt de stad Hoogstraten echter toe.
In Hoogstraten en Herenthout heeft dit niet geleid tot noemenswaardige problemen rond beeldvorming. In
Essen ligt dit anders. Essen was tot tien jaar geleden een witte landelijke gemeente, maar door de immigratie
via de Belgiëroute is dit erg veranderd. De Nederlanders en hun partner zijn vaak beiden van buitenlandse
herkomst. De verkleuring van het straatbeeld vindt bovendien uitsluitend plaats in het centrum, wat de
perceptie beïnvloedt. De nieuwkomers hebben in Essen geen positief imago. Het OCMW geeft aan dat er bij de
autochtone cliënten sprake is van racisme. Het is voor deze cliënten erg frustrerend dat zij geen woning vinden
terwijl de nieuwkomers vrij snel aan een woning raken in Essen. De medewerkers van het loket burgerzaken
vertellen eveneens dat er aan het loket door burgers soms racistische uitspraken gedaan worden. Het
perceptieprobleem, samen met de eerder lage participatiegraad van de Belgiërouters, vormen een
bezorgdheid voor het lokale bestuur.
61
SAMENVATTING
Europese nieuwkomers zijn niet verplicht om in te burgeren, noch om lessen Nederlands te volgen. Bij een
aantal nieuwkomers is er wel bereidheid om zich hiervoor te engageren. Tijd en afstand vormen echter grote
drempels voor nieuwkomers. De arbeidsmigranten voeren doorgaans zwaar werk uit en hebben na de
werkuren weinig extra energie om nog lessen te volgen. Dat geldt des te meer voor de seizoenarbeiders en
gedetacheerde arbeidskrachten. Voor de lessen Nederlands komt hier bovenop dat het aanbod van de Centra
voor Basiseducatie weinig flexibel is. Het aanbod van de Centra voor Volwassenenonderwijs komt dan weer
niet tegemoet aan de leerstijl van heel wat arbeidsmigranten.
Ook het tijdelijke verblijf dat de Europese nieuwkomers zelf voor ogen hebben, speelt een rol. Wanneer
inburgeraars echter positief zijn over het gevolgde programma kunnen zij anderen stimuleren om zich ook te
engageren.
Zowel in Herenthout, Hoogstraten en Essen bestaan er onderlinge netwerken tussen de Europese
nieuwkomers. In Herenthout en Hoogstraten speelt daarenboven mee dat de nieuwkomers vaak afkomstig zijn
uit dezelfde regio’s binnen de respectievelijke herkomstlanden. Dit hoeft echter geen belemmering te zijn voor
hun integratie. Deze netwerken kunnen ingezet worden om net aan lokale integratie te werken.
Laagdrempelige initiatieven (lage kostprijs, geen inschrijving vooraf, geen vastgelegd startmoment,…) trekken
Europese nieuwkomers meer aan. Voor andere initiatieven ligt dit moeilijker. Uitzondering zijn de
Nederlanders uit de midden- of hogere sociale klassen. Zij nemen wel makkelijk deel aan het georganiseerde
aanbod.
Voor de informele contacten en vriendschappen trekken de Europese migranten makkelijk naar elkaar toe. De
medewerkers van het Onthaalbureau Inburgering wijzen daarbij nadrukkelijk op de moeilijkheden voor een
nieuwkomer om vriendschapsrelaties uit te bouwen met Belgen.
In geen van de drie bevraagde gemeenten is er sprake van overlast of problemen veroorzaakt door Europese
nieuwkomers. De gemeenten benadrukken dit expliciet. Wel is het zo dat de Europese migranten en de
autochtone Belgen niet samen leven. Er is weinig contact tussen beide groepen.
In Hoogstraten en Herenthout levert dit geen noemenswaardige problemen in verband met beeldvorming op.
De lange ervaring met seizoenarbeiders kan hierin een rol spelen. In Essen is dit anders. Daar hebben de
nieuwkomers een negatief imago. Dit is, samen met de lage participatiegraad van de Belgiërouters, een
bezorgdheid voor het lokaal bestuur.
62
6. EUROPESE MIGRATIE,
LOKALE INTEGRATIE?
EEN REFLECTIE
63
6.1. Van seizoenarbeid naar intra-Europese mobiliteit… of toch migratie?
6.1.1. Grote en kleine evoluties vinden elkaar
De cijfers leren ons dat de intra-Europese nieuwkomers een belangrijk aandeel vormen van alle migratie naar
de provincie Antwerpen. Die nieuwkomers hebben heel uiteenlopende profielen. Vaak lijkt arbeid de
belangrijkste motivatie om te migreren, al is gezinsvorming dat ook. Voor de migranten die de Belgiëroute
toepassen, lijkt dit zelfs het hoofdmotief.
Interessant is dat kleine lokale en regionale dynamieken de grotere maatschappelijke evoluties vinden.
Economische verschillen tussen lidstaten, in combinatie met informele netwerken, zorgen voor een specifieke
uitkomst in elke onderzochte gemeente. Ongetwijfeld spelen ook de meer toegankelijke
communicatiemiddelen een rol evenals de goedkopere reiskosten. Ruimte en tijd zijn steeds minder een
barrière in het uitbouwen van een leven.
De intra-Europese migratie sluit o.i. daarom aan bij het fenomeen superdiversiteit. Dit is een term om de
veranderende diversiteit en migratie te vatten. Migraties gebeuren sneller en migranten zijn mobieler dan
vroeger. De landen van waaruit mensen migreren, zijn uiteenlopender, alsook de migratiekanalen die mensen
gebruiken. Dit resulteert in verschillende verblijfsstatuten die de rechten van migranten bepalen. Migranten
maken deel uit van een transnationaal netwerk met personen van dezelfde herkomst (diaspora) of met
personen die via dezelfde kanalen migreren. Migranten interageren tot slot ook onderling, over nationale
groepen heen, in het land waar zij terechtkomen. Dat zorgt ervoor dat er nieuwe sociale groepen, nieuwe
interactiepatronen en nieuwe (deel)identiteiten ontstaan.
6.1.2. Migratie of mobiliteit?
Gaat het om migratie? Of eerder om mobiliteit? De Europese Unie hanteert doorgaans de term mobiliteit
64
wanneer het om intra-Europese migratie gaat . Enerzijds is er zeker sprake van verblijven op korte termijn. Het
gaat dan om heen- en weer- migratie waarbij mensen (zeer) kort in de ene lidstaat verblijven maar een
thuisbasis behouden in een andere lidstaat.
Anderzijds kan mobiliteit ook duiden op een fase in het leven van een persoon. Iemand kan een tijdlang
migreren om dan weer terug te keren of ergens anders heen te trekken. Deze mobiele migrant verblijft langer
dan louter sporadisch in een andere lidstaat. Uit het onderzoek werd eveneens duidelijk dat een aantal van
deze migranten aanvankelijk een tijdelijk verblijf voor ogen heeft, maar dat dit uiteindelijk toch een langdurig
verblijf wordt. Tegelijkertijd blijft een aantal van deze arbeidsmigranten bereid om opnieuw te migreren,
wanneer de omstandigheden het vereisen. Vele nieuwkomers hebben immers al eerder in andere EU-lidstaten
gewoond vooraleer zij in België terechtkwamen.
64
“Migratie” is in EU-termen louter de beweging van derdelanders naar de Unie.
64
Belangrijk in dit kader is de link te maken met de Europese eengemaakte markt. Die interne markt
gecombineerd met het vrij verkeer leidt er in steeds hogere mate toe dat er één Europese arbeidsmarkt is. De
vraag naar goedkope arbeidskrachten in de Noord- en West-Europese bedrijven brengt migraties op gang. Dit
heeft ook gevolgen in de regio’s waar de arbeidskrachten vandaan komen: het fenomeen braindrain doet zich
voor, eveneens voor wat betreft de lager geschoolde arbeidskrachten.
Het verhaal in Hoogstraten en Herenthout leunt nauw aan bij dat van de Marokkaanse en Turkse gastarbeiders
in de jaren 1960. Ook deze migranten vertrokken met het idee van een tijdelijk verblijf in België. Het verschil is
echter dat anno 2014 de evoluties heel wat sneller kunnen plaatsvinden. Afstanden zijn korter door de
gedaalde reiskosten, communicatie verloopt vlotter door het internet. Intra-Europese migranten zijn daardoor
niet alleen mobieler, maar kunnen bovendien makkelijk contacten onderhouden met het land van herkomst.
De situatie in Essen doet dan weer meer denken aan mobiliteit. De Belgiërouters blijven slechts een beperkte
tijd in de gemeente en trekken dan verder naar Nederland. Ook de grote groep migranten die in dit onderzoek
grotendeels onder de radar blijft, met name de circulaire migranten zoals seizoenarbeiders of gedetacheerde
arbeidskrachten, vallen eerder onder het begrip mobiliteit.
De vraag is echter of beide begrippen elkaar per definitie uitsluiten. Mobiliteit kan ook een eufemisme zijn voor
65
migratie. Of misschien is mobiliteit een fase van een migratieproces? Het feit dat verschillende nieuwkomers
hun verblijf eerst als tijdelijk aanzien, maar zich na een tijd toch meer permanent vestigen, past hier in elk geval
in. De toekomst zal echter moeten uitwijzen of de Europese nieuwkomers zich definitief vestigen in onze
gemeentes dan wel terugkeren naar hun land van herkomst of opnieuw migreren binnen de Unie.
Belangrijker is echter de vraag hoe de Europese migranten zichzelf zien: mobiel of migrerend? Uit het
onderzoek werd duidelijk dat het verblijfsperspectief dat nieuwkomers voor ogen hebben een invloed heeft op
hun lokale integratie. De nieuwkomers die van plan zijn slechts (zeer) tijdelijk te verblijven, engageren zich
minder in de lokale maatschappij. De nieuwkomers die zich voornemen op een meer permanente wijze te
vestigen, zijn meer betrokken op de samenleving. Dit wordt des te sterker wanneer zij een gezin stichten of hun
gezin naar België laten overkomen.
6.2. Inburgering en integratie uitgedaagd
6.2.1. Een Europees migratiebeleid, maar geen Europees integratiebeleid
Bij de Europese interne markt hoort een eengemaakte arbeidsmarkt die door de recente migratiestromen
steeds meer vorm krijgt. Bij deze eengemaakte arbeidsmarkt hoort echter geen eengemaakt arbeids- en
sociale zekerheidsrecht. Dit leidt tot verschillen in verloning en arbeidsomstandigheden over de verschillende
lidstaten heen, wat migratie stimuleert. Het is bovendien niet mogelijk om aan Europese burgers een verplichte
65
‘Mobiliteit’ is in elk geval een begrip dat vaker toegepast wordt bij migranten met een hogere socio-economische status, zoals
hoogopgeleide expats. Personen met een lager sociaaleconomisch profiel zullen sneller arbeidsmigranten genoemd worden.
65
inburgering of ander maatschappelijk engagement op te leggen. Dit is immers in strijd met het vrij verkeer van
personen.
De grote vrijheid van de Unieburgers heeft eveneens als gevolg dat zij voordelen kunnen shoppen door
inventief gebruik te maken van het oversteken van de grenzen van de lidstaten. Dat geldt voor gedetacheerde
arbeidskrachten, maar ook en vooral voor personen die gebruikt maken van de EU-route/Belgiëroute om aan
gezinshereniging te doen.
Dat Unieburgers gebruik maken van hun rechten is op zichzelf een positief gegeven. De gevolgen voor het
samenleven worden echter niet volledig opgevangen door Europese regelgeving. De lokale besturen worden
geconfronteerd met die nieuwe migraties terwijl hun mogelijkheden beperkt zijn. Hun draagkracht komt onder
druk te staan.
Bij het Europese beleid betreffende vrij verkeer hoort dus geen enkele strategie betreffende de lokale
integratie van de Europese migrant in de nieuwe lidstaat.
6.2.2. Europese nieuwkomers: toch ‘anders’ dan andere nieuwkomers?
Wat maakt een Europese nieuwkomer anders dan de andere nieuwkomers? Waar moet een inburgerings- en
integratiebeleid dat zich ook op intra-Europese migranten richt rekening mee houden? Behalve een groot
aantal gelijkenissen met andere nieuwkomers merkten we doorheen het onderzoek toch enkele specifieke
elementen op die de situatie van de Europese nieuwkomers anders maakt.
Vooreerst zijn de Europese nieuwkomers erg vrij. Zij worden niet verplicht tot Inburgering, hebben veelal werk
en weinig zorgen over hun verblijfsstatuut. Bovendien zijn zij mobiel(er) dan sommige andere migranten.
Vervolgens lijken de Europese arbeidsmigranten gericht op werk en hebben zij veelal sociale contacten in de
eigen gemeenschap. Die kan afkomstig zijn uit dezelfde regio: ook voor hun migratie, waren er misschien
familie- of vriendschapsrelaties onderling.
Voor de arbeidsmigranten geldt tot slot dat zij collectief een zwakke positie bekleden ten opzichte van hun
werkgever. Ze hebben dezelfde werkgever of werken in dezelfde sector, maar spreken geen Nederlands en zijn
niet steeds op de hoogte van hun rechten. Uit de gesprekken bleek dat er zowel wat huisvesting als wat
arbeidsomstandigheden betreft weet was van misbruiken binnen de eigen netwerken. Belangrijk o.i. is
voornamelijk dat zij erg vervangbaar zijn. Het is niet moeilijk andere werknemers uit het land van herkomst te
vinden voor dezelfde arbeidsplaats. Dit maakt de nood aan een toegankelijke rechtsbescherming voor deze
groep migranten duidelijk.
6.2.3. Inburgering en Nederlands als tweede taal: nood aan een flexibel aanbod
Europese nieuwkomers zijn niet verplicht tot inburgering, maar hebben er doorgaans wel recht op. Voor
Europese nieuwkomers zijn er echter een aantal drempels om deel te nemen aan Inburgering en lessen
Nederlands.
66
Een eerste drempel is de grote mobiliteit en het per definitie (zeer) tijdelijke verblijf van sommige Europese
nieuwkomers. Dat geldt ten eerste voor de hypermobiele arbeidskrachten. Ook de Belgiërouters, ten tweede,
zijn mobieler dan andere nieuwkomers. Voor hen geldt echter dat zij meerdere maanden in de gemeente
wonen, vaak met gezin. Een inhoudelijk traject dat gericht is op sociaal contact en participatie tijdens het
tijdelijke verblijf heeft dan misschien meer zin dan een langdurig inburgeringsproces.
Een tweede drempel is die van tijd en afstand. De Europese arbeidsmigranten werken en dat vaak op moeilijke
uren, in combinatie met een gezin. Zij hebben nood aan een flexibel aanbod op beide vlakken. Kleine afstanden
en aangepaste uurroosters zijn noodzakelijk.
Een derde drempel, tot slot, is die van een inhoudelijk aangepast aanbod. Vele Europese (arbeids)migranten
zijn, zeker in de huidige situatie, al enkele jaren in België. Zij hebben een leven en een eigen sociaal netwerk
uitgebouwd dat echter vaak nog ver af staat van de rest van de lokale samenleving.
6.2.4. Lokaal integratiebeleid: proactief inspelen op nieuwe migraties
Het is belangrijk dat lokale besturen proactief kunnen inspelen op de nieuwe evoluties, ook al zorgen die niet
voor noemenswaardige problemen. Op lange termijn is het niet goed voor een lokale samenleving als
bevolkingsgroepen elkaar niet kennen of niet met elkaar in contact komen. Hoe dit het best vorm krijgt, zal
steeds afhangen van de lokale context.
Al dan niet een integratiebeleid voeren, is een politieke keuze. Maar die keuze hangt eveneens af van het
beschikken over mensen en middelen. Dit onderzoek toont alvast aan dat ook gemeenten die niet in
aanmerking komen voor een integratiesubsidie toch met prangende vragen over samenleven in diversiteit
geconfronteerd worden. Inhoudelijke ondersteuning en overleg met andere lokale besturen blijft overigens in
elk geval nodig. Een opdracht voor de integratiecentra?
Wat de Europese migratie betreft kan een lokaal bestuur inzetten op participatie aan het maatschappelijk
leven, op ontmoeting en dialoog. Een eerste stap kan zijn dat het lokale bestuur samen met het Onthaalbureau
en het Integratiecentrum een onthaalprogramma uitwerkt op lokaal niveau. Het aspect mobiliteit binnen de
Europese migratie heeft immers als gevolg dat een te strikte opdeling tussen onthaalbeleid en integratiebeleid
niet meer relevant is. De Europese migratie is bovendien een relatief nieuw fenomeen, een onthalend beleid
schiet haar doel dus niet voorbij.
De OCMW’s staan eveneens voor uitdagingen. Uit het onderzoek kwam duidelijk naar voren dat er vragen zijn
over huisvesting van de Europese nieuwkomers. Is er sprake van druk op de private huurmarkt door deze
nieuwe bevolkingsgroep? Hoe wordt dit ervaren door de andere inwoners van de gemeente? Hoe kan een
sociaal woonbeleid hier goed op inspelen? Verder lijkt het noodzakelijk dat OCMW’s op een correcte manier
kunnen omgaan met vragen naar steun door de Europese nieuwkomers. Steun door een OCMW kan immers
gevolgen hebben op het verblijfsstatuut van de Unieburgers. Ook hier blijft samenwerking over
gemeentegrenzen heen noodzakelijk. Mensen wonen niet noodzakelijk in de gemeente waar zij werken. De
67
mobiliteit van de Europese nieuwkomers kan daarenboven met zich meebrengen dat zij makkelijk van de ene
naar de andere gemeente verhuizen.
68
COLOFON
Redactie: Marlies Stubbe (Prisma vzw)
Eindredactie: Dirk Willems en Serge Spoelders (Prisma vzw)
Verantwoordelijke uitgever: Kris Cleiren – algemeen directeur Prisma vzw
Copyright: Europese migratie, lokale integratie? is gepubliceerd onder de Creative Commons-licentie
(BY/NC/ND). Meer info via www.creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/2.0/be/deed.nl
oktober 2014
Prisma vzw
Brusselsepoortstraat 8
2800 Mechelen
T 015 28 18 30
E [email protected]
W www.prismavzw.be
Prisma vzw is het expertise- en ondersteuningscentrum inzake etnisch-culturele diversiteit in de provincie
Antwerpen. Als onthaalbureau organiseren we het inburgeringstraject voor nieuwkomers in de provincie
Antwerpen. Als diversiteits- en integratiecentrum ondersteunen we lokale besturen en organisaties in het
omgaan met etnisch-culturele diversiteit.
69