Beleidsplan Jeugdzorg Hof van Twente 2015-2017 Concept Versie 1.0 Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 1 Inhoud 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 4 1.1 Relatie met andere ontwikkelingen .............................................................................................. 4 1.2 Doel en inhoud beleidsplan ........................................................................................................... 5 1.3 Proces ............................................................................................................................................ 5 2. Situatie Hof van Twente ...................................................................................................................... 6 2.1 De jeugd in Hof van Twente .......................................................................................................... 6 2.2. Het gebruik van jeugdhulp ........................................................................................................... 6 3. Visie en uitgangspunten ...................................................................................................................... 7 3.1 Algemene visie en uitgangspunten ............................................................................................... 7 3.1 Transformatie Jeugdzorg Twente: visie op samenwerking. .......................................................... 8 4. Wat is de opgave voor de gemeente? ............................................................................................... 10 4.1 Algemeen..................................................................................................................................... 10 4.2 Jeugdhulp .................................................................................................................................... 12 4.3 Gedwongen kader ....................................................................................................................... 13 5 Hoe gaan we de toegang regelen .................................................................................................. 15 5.1 Algemeen / Inleiding ................................................................................................................... 15 5.1.1 Wat is toegang tot het sociaal domein................................................................................. 15 5.1.2 De toegang als model ........................................................................................................... 15 5.2. Het voorportaal .......................................................................................................................... 16 5.3 Het regisseursmodel.................................................................................................................... 17 5.4 Huisarts, medisch specialist en jeugdarts ................................................................................... 20 5.5 Toegang regionaal ...................................................................................................................... 20 5.6 Groeimodel en vangnet ............................................................................................................... 22 6. Hoe gaan we de kwaliteit van zorg bewaken? .................................................................................. 23 6.1 Kwaliteitsbewaking...................................................................................................................... 23 6.1.1.Kwaliteitscriteria voor zorgaanbieders ................................................................................ 23 6.1.2. Regionale reflectiekamer .................................................................................................... 24 6.1.3 Landelijke inspecties en lokaal toezicht ............................................................................... 24 6.2 Hoe betrekken we burgers en cliënten bij het tot stand komen van beleid? ............................. 24 6.2.1 Regionaal niveau .................................................................................................................. 24 6.2.2 Lokaal niveau ........................................................................................................................ 25 6.2.3 Participatie op uitvoeringsniveau......................................................................................... 25 6.3 Vertrouwenspersonen................................................................................................................. 25 Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 2 6.4 Rechtsbescherming ..................................................................................................................... 25 7. Financiën jeugdzorg........................................................................................................................... 26 7.1 Hoogte budgetten ................................................................................................................... 26 7.2 Deelfonds sociaal domein ....................................................................................................... 26 7.3 Eigen bijdragen ........................................................................................................................ 26 7.4 Niet gecontracteerde aanbieder ............................................................................................. 26 7.5 Persoonsgebonden Budget ..................................................................................................... 26 7.6 Risico’s ..................................................................................................................................... 27 Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 3 1. Inleiding Gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor de jeugdhulp. Dit houdt in dat de gemeenten verantwoordelijk worden voor vrijwel de gehele ondersteuning en hulp aan jeugdigen, ouders en gezinnen. Naast de huidige taak van het preventieve jeugdbeleid en de jeugdgezondheidszorg worden gemeenten daardoor ook verantwoordelijk voor: provinciale jeugdzorg, jeugdzorgplus, jeugdbescherming (voogdij en gezinsvoogdij), jeugdreclassering, jeugd-geestelijke gezondheidszorg (jeugd-ggz) en jeugd-licht verstandelijk gehandicapten hulp (jeugd-lvb). Gemeenten worden hiermee verantwoordelijk voor alle jeugdzorg die nu onder het rijk, de provincies, de gemeente, de AWBZ en de Zorgverzekeringswet (ZvW) valt. In de Jeugdwet staat beschreven dat er een omslag (een transformatie) nodig is die leidt tot: - Preventie en uitgaan van de eigen kracht van de gezinnen, jeugdigen, ouders en hun sociale netwerk. - Minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren - Eerder (jeugd)hulp op maat voor kwetsbare kinderen - Integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: een plan, een gezin, een regisseur - Meer ruimte voor jeugdprofessionals en verminderen van regeldruk Niet alle taken waar Hof van Twente verantwoordelijk voor wordt, gaan we ook zelf uitvoeren. Met de andere gemeenten van de regio Twente zijn afspraken gemaakt over de samenwerking. Hierbij is een gezamenlijke visienota opgesteld. Daarnaast stelt iedere gemeente een lokaal beleidsplan op. Dit plan ligt nu voor. 1.1 Relatie met andere ontwikkelingen Gemeenten krijgen naast de nieuwe taken op het gebied van jeugd, ook nieuwe verantwoordelijkheden op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning en Werk. Wij bereiden deze veranderingen in samenhang voor. Uitgangspunten hiervoor zijn vastgesteld in de nota Sociaal Domein en Toegang. Daarnaast bereidt het onderwijs zich voor op de Wet op het Passend Onderwijs. De stelselwijziging Passend Onderwijs start medio 2014. Opgave is meer leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften in het regulier onderwijs les te geven. De verwachting is dat met name meer leerlingen met specifieke gedragsproblematiek en (licht) psychiatrische problemen binnen het regulier onderwijs blijven. Hier is een direct raakvlak met de jeugdzorg en ook het werkelijk realiseren van één gezin, één plan, één regisseur. Wij hebben overleg met het onderwijs om de zorgstructuren van onderwijs en gemeente te koppelen. Hierbij wordt de gemeentelijke regisseur verankerd binnen de onderwijsstructuur. Wij zien grote kansen in het verbinden van de verantwoordelijkheden die naar de gemeenten komen. Het biedt ons de mogelijkheid om jeugdigen en gezinnen integrale ondersteuning te bieden, met aandacht voor alle leefgebieden en alle gezinsleden. Zo zal een jongere met een verstandelijke beperking thuis en op school ondersteuning nodig hebben. Ook de ouders, andere gezinsleden en school hebben eventueel ondersteuning op maat nodig. Verder zal de jongere ook bij het vinden van een stageplaats, werk en wonen na zijn 18e jaar hulp nodig hebben. Binnen de gemeente maken we ons sterk voor deze integrale aanpak. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 4 1.2 Doel en inhoud beleidsplan Het maken van een beleidsplan voor de jeugdhulp is een wettelijke plicht voor gemeenten. In dit beleidsplan beschrijven we hoe we de preventie en zorg rondom jeugd vorm willen geven. Voor een deel van de taken willen we dat samen met de regiogemeenten doen. De lokale uitgangpunten en afspraken over de regionale samenwerking vindt u in hoofdstuk.3. We geven in dit beleidsplan de kaders aan. We geven de richting en de vorm aan, maar een aantal zaken moet nog in de praktijk worden uitgewerkt. Dat gebeurt in 2014, maar ook in de jaren na 1 januari 2015. Een transitie en transformatie van deze omvang is een langdurig, complex en intensief proces dat om een lange adem en flexibiliteit vraagt. 1.3 Proces Regionaal en indien nodig lokaal zijn gesprekken gevoerd met cliënten, huidige zorgaanbieders en huidige financiers (provincie, zorgkantoor en zorgverzekeraar) op alle onderdelen van de transitie. Er zijn werkbezoeken georganiseerd aan jeugdzorginstellingen in de regio. De gemeenten hebben lokaal de regionale ‟Visie Transitie Jeugdzorg Twente‟ vastgesteld en er is een regionaal transitiearrangement vastgesteld. Er zijn informatiebijeenkomsten georganiseerd voor raadsleden, de Wmo-adviesraad en zorgaanbieders van de regio. Op ambtelijk niveau is door alle Twentse gemeenten nauw samengewerkt. Waar nodig, is extern advies ingewonnen. Tot slot is overleg gevoerd met het onderwijs in het kader van de aansluiting met passend onderwijs. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 5 2. Situatie Hof van Twente De Jeugdwet gaat over gezinnen, jeugdigen en ouders. Hun eigen kracht staat centraal. De ruime meerderheid van de jeugdigen in Nederland, en ook in Hof van Twente, heeft de hulp die mogelijk is door de Jeugdwet niet nodig. Een bekende vuistregel is dat ongeveer 80% van de jeugdigen gezond en veilig kan opgroeien zonder de hulp van professionals, 15% heeft incidenteel (lichte) hulp nodig en zo‟n 5% heeft, soms langdurig, zeer gespecialiseerde hulp nodig. 2.1 De jeugd in Hof van Twente De leeftijdsgrens die in de jeugdwet gehanteerd wordt is 18 jaar. Er zijn bepaalde vormen van jeugdhulp waarbij de leeftijdsgrens van 23 jaar wordt gehanteerd. 0 - 3 jaar 1373 4 -11 jaar 3492 12 -17 jaar 2698 18 - 22 jaar 2087 0 – 17 jaar 7563 Bron: CBS, 2012 2.2. Het gebruik van jeugdhulp Over het gebruik van jeugdhulp zijn veel gegevens beschikbaar die onderling verschillen. Dit heeft diverse oorzaken, een oorzaak is dat de jeugdhulp tot nu toe een zeer versnipperde sector is. Het is niet eerder nodig geweest om op gemeenteniveau te registreren welke jeugdige gebruik maakte van jeugdhulp. Ook is het niet mogelijk het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van jeugdhulp bij elkaar op te tellen omdat één jeugdige tegelijkertijd gebruik kan maken van diverse vormen van jeugdhulp, dit levert dus dubbellingen op. De hieronder weergegeven cijfers geven een indruk van de aantallen jeugdigen in de diverse zorgvormen. Het is een momentopname van het jaar 2012. Vorm jeugdhulp1 Provinciale jeugdzorg AMK Pleegzorg Verblijf deeltijd Ambulante zorg Jeugdbescherming Jeugdreclassering Voogdij VB (verstandelijke beperking) GGZ 1e lijn GGZ DBC zonder verblijf GGZ DBC met verblijf Cliënten MEE (0-23 jaar) ingeschreven Cliënten MEE (0-23 jaar) actief 1 2 3 4 Aantal jeugdigen 120 32 35 10 60 70 25 5 56 216 188 52 2113 454 Cijfers CBS, 2012. Cijfer afkomstig uit het onderzoek van I&O research, peiljaar 2011. I&O research, peiljaar 2011. I&O research, peiljaar 2011. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 6 3. Visie en uitgangspunten 3.1 Algemene visie en uitgangspunten Kinderen en jongeren groeien meestal en vooral thuis op, maar ook in de buurt en op school. Naast opvoeders, familieleden, vrienden en buren, zijn hierbij verschillende organisaties betrokken, zoals onderwijsinstellingen en organisaties op het gebied van welzijn en zorg. Ieder neemt een eigen positie in het jeugdstelsel in, vanuit een specifieke rol. Bij het vormgeven aan de decentralisatie van de jeugdzorg willen we recht te doen aan ieders opdracht en uitdaging. Daarbij willen we naast het verleggen van verantwoordelijkheden, vooral bouwen aan een nieuw stelsel van zorg en ondersteuning voor kinderen, jongeren en hun opvoeders. In dit hoofdstuk geven we als gemeente weer hoe we aankijken tegen opvoeden en opgroeien, vooral als dit niet geheel vanzelf gaat. Daarbij gaat het om inhoudelijke elementen: Hoe kijken we naar het kind of de jongere en welke rol zien we weggelegd voor opvoeders? En wat is de rol die de professionals volgens ons moeten innemen? Maar ook om organisatorische elementen als: Waar willen we prioriteit leggen? Wat zijn voor ons wezenlijke vertrekpunten bij het invulling geven aan onze nieuwe verantwoordelijkheden op het gebied van de jeugdzorg? Regionaal is een visienota opgesteld die alle 14 regio-gemeenten lokaal hebben vastgesteld. In deze visienota is beschreven hoe we aankijken tegen opgroeien en opvoeden, vooral wanneer dit niet helemaal vanzelf gaat. Hierbij zijn een aantal elementen of uitgangspunten benoemd die het vertrekpunt vormen voor onze visie op de transformatie in de jeugdzorg. Deze elementen zijn hieronder kort weergegeven. Voor een uitgebreide beschrijving verwijzen we naar de Visienota: Transformatie jeugdzorg Twente.5 Wij stellen het kind centraal Wij vinden dat ouders zelf verantwoordelijk zijn Waar nodig versterken we de opvoeding Waar nodig versterken we de ondersteuning Waar nodig nemen we de opvoeding over Daarnaast is een aantal uitgangspunten vastgesteld over de wijze waarop wij deze transformatie denken te kunnen realiseren. Deze uitgangspunten benoemen we hier kort. Voor de uitgebreide toelichting verwijzen we naar de Visienota: Transformatie Jeugdzorg Twente. We zetten in op het versterken van eigen kracht We leggen nadruk op preventie en vroegsignalering We organiseren de ondersteuning zo dichtbij mogelijk We bieden de ondersteuning integraal (één gezin, één plan, één regisseur) We bieden de ondersteuning zo intensief als nodig en zo lang als nodig We bieden de ondersteuning vraaggericht, niet aanbod gericht We geven organisaties en professionals vertrouwen 5 ‘Visienota: Transformatie Jeugdzorg Twente’ vastgesteld door de gemeenteraad van Hof van Twente april 2013. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 7 3.1 Transformatie Jeugdzorg Twente: visie op samenwerking. De decentralisatie van taken en verantwoordelijkheden naar de gemeenten heeft een grote impact, zowel op de ontvangers en aanbieders van zorg en ondersteuning, als op ons als gemeenten. Gezien de benodigde deskundigheid, de beperkte omvang van bepaalde doelgroepen en de schaal waarop sommige gespecialiseerde voorzieningen zijn georganiseerd, is het logisch om als gemeenten bij het voorbereiden, uitvoeren en aansturen van bepaalde taken bovenlokaal op te trekken. De regio heeft met ruim 600.000 inwoners genoeg omvang om de transitie aan te kunnen. Voor een beperkt aantal taken zijn we als gemeenten wettelijk verplicht bovenlokaal samen te werken. Gemeenten in Twente werken al langer samen in het preventieve veld om de zorg voor jeugd te verbeteren en hebben van meet af aan uitgesproken ook nauw te willen samenwerken bij de transitie van de jeugdzorg. De wijze waarop dit vorm krijgt is vastgelegd en vastgesteld in de nota “Positionering regionale jeugdzorgtaken in Twente‟6 Hierbij is besloten de volgende taken gezamenlijk uit te voeren: Het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK); Het beginpunt van de crisisdienst (melding, analyse, crisisinterventie); Het inhoudelijk faciliteren van het reflectiepunt voor het verzamelen, bundelen en delen van informatie, zoals verwijspatronen; Het inrichten van een advies- en consultatiefunctie. Bedoeld voor ondersteuning van de lokale toegang; hierin kan specialistische kennis worden gecentraliseerd zodat deze kennis op afroep beschikbaar is voor alle 14 gemeenten en niet in elke gemeente afzonderlijk moet worden toegevoegd; Alle gezamenlijke backoffice taken zoals bijvoorbeeld inkoop van regionale jeugdhulpvormen; De gemeente van herkomst is en blijft verantwoordelijk voor het bekostigen van de zorg die regionaal beschikbaar is, inclusief de indicatiestelling daarvoor. Dat we onze lokale aanpak centraal stellen betekent dat we in onze eigen gemeente maximaal inzetten op het versterken van de ondersteuning in de lokale situatie. We kiezen op basis van lokale overwegingen hoe we dat doen en op welke wijze we de expertise van derden inzetten bij het opstellen en uitvoeren van „de één gezin, één plan‟, één regisseursgedachte‟. Ook het bepalen of bij de uitvoering van dat plan de inzet van regionale zorgvormen nodig is (toegang/ indicatie), beschouwen we als een lokale verantwoordelijkheid. We gaan de regionale zorgvormen gezamenlijk inkopen, resulterend in raamcontracten waarin afspraken over prijs en kwaliteit worden vastgelegd. We gaan geen gezamenlijk budget vormen voor de regionale zorgvormen op basis waarvan we volume afspraken maken met de aanbieders. Het volume is immers afhankelijk van de lokale keuzen. Daarnaast gaan we wel gezamenlijk de kosten delen van enkele voorwaardelijke beschikbaarheidsdiensten waar geen door beleid beïnvloedbare gebruikscomponent in zit. Dat betreft de advies- en meldpuntfunctie van het AMHK, de meldpuntfunctie van de regionale crisisdienst en de werving en selectie van pleegouders. 3. We gaan als Twentse gemeenten maximaal van en met elkaar leren hoe we het beste de lokale aanpak kunnen versterken en effectief kunnen maken. Deze Twentse samenwerking gaat ons helpen om van en met elkaar te leren We gaan alle ervaringen delen die we in onze gemeenten opdoen om de kennis en kunde die nodig is voor de versterking van de lokale ondersteuning en zorg voor jeugd zoveel mogelijk gezamenlijk 6 Raadsbesluit positionering regionale jeugdhulptaken Twente d.d. 11 maart 2014. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 8 te ontwikkelen. 4. We gaan een regionaal reflectiepunt inrichten, waar we feedback verzamelen op alle doorverwijzingen naar regionale zorgvormen, inclusief die van huisartsen. Als onderdeel van het opbouwen van de gezamenlijke kennis en kunde rond de jeugdzorg in Twente, gaan we regionaal een onafhankelijk „reflectiepunt‟ inrichten. Op basis van de lokaal gestelde indicaties voor regionale zorg kunnen we veel leren van wat wel en wat niet in de lokale aanpak verwacht mag worden. In dat onafhankelijke regionale reflectiepunt bundelen we de expertise die we als gemeenten noodzakelijk achten om maximaal te kunnen leren van en reflecteren op de indicaties die lokaal zijn gesteld. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 9 4. Wat is de opgave voor de gemeente? 4.1 Algemeen Met de nieuwe Jeugdwet worden wij bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor de preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroeien en opvoeden, psychische problemen en stoornissen. Het doel hiervan is om het jeugdstelsel te vereenvoudigen en het efficiënter en effectiever te maken, met het uiteindelijke doel het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en sociale omgeving. Daarom is naast de transitie van verantwoordelijkheden ook een transformatie nodig in de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen door: 1. het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, scholen en in voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen. 2. het versterken van vroegsignalering en preventie zodat eerder hulp wordt geboden en het beroep op dure gespecialiseerde hulp wordt verminderd 3. uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden (eigen kracht) van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk. 4. vraaggerichte, integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt „één gezin, één plan, één regisseur‟. 5. meer ruimte voor professionals om de juiste hulp op maat te bieden. Aan deze wet ligt de visie op de pedagogische civil society ten grondslag waarin ieder kind een veilige omgeving om zich heen heeft, waarin de school, de naschoolse opvang, de sportclub en de buurt een belangrijke rol spelen. Een positief jeugdbeleid dat uitgaat van mogelijkheden van jongeren en waarin ouders, kinderen en jongeren gehoord worden en een stem hebben in de ontwikkeling van voorzieningen voor jeugdigen. Wanneer desondanks ondersteuning, hulp en zorg nodig is voor jeugdigen en hun ouders moet sprake zijn van snelle en goed toeleiding tot jeugdhulp, die van goede kwaliteit is, die erop gericht is dat ouders zoveel mogelijk zelf de regie in handen houden en die zorgvuldig wordt afgestemd als sprake is van complexe gezinsproblemen. In de nieuwe Jeugdwet wordt het wettelijk recht op zorg vervangen door een jeugdhulpplicht voor gemeenten, vergelijkbaar met de huidige compensatieplicht in de Wmo. Gemeenten krijgen de plicht een voorziening te treffen op het gebied van jeugdhulp als een jeugdige of zijn ouders dit nodig hebben en zij er op eigen kracht niet uitkomen. We moeten hierbij zorgen voor deskundige advisering over en beoordeling van de vraag om hulp, maar kunnen zelf bepalen welke voorziening precies moet worden getroffen. Met deze omslag van een systeem van een recht van de burger naar een plicht van de gemeente om waar nodig voorzieningen te treffen, kunnen wij beter inspelen op de lokale en persoonlijke omstandigheden en is een meer efficiënte en effectieve uitvoering van hulp mogelijk. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 10 In de memorie van toelichting bij de Jeugdwet wordt de opbouw van de gemeentelijke taken als volgt weergegeven: Voor het grootste gedeelte van de jeugdigen en hun ouders is voor het gezond opgroeien van de kinderen een positief opgroei- en opvoedklimaat voldoende. Zij hebben geen jeugdhulp nodig. Een kleinere groep jeugdigen en hun ouders hebben (tijdelijke) ondersteuning nodig in de vorm van een voorziening. Slechts voor een zeer kleine groep jeugdigen en hun ouders is ingrijpen door de overheid noodzakelijk. Dit is het geval als ouders er onvoldoende in slagen om hun opvoedingsverantwoordelijkheid waar te maken en hun kinderen in de ontwikkeling worden bedreigd, of wanneer een jongere een strafbaar feit heeft gepleegd. In de nu volgende paragrafen worden per compartiment van bovenstaande driehoek de verschillende vormen van preventie, hulp, ondersteuning en zorg toegelicht. De basis van de driehoek zoals hierboven weergegeven wordt gevormd door de zogenaamde pedagogische civil society, een positief opvoed- en opgroeiklimaat. De wijze waarop onze gemeente hier vorm en inhoud aangeeft is beschreven in de beleidsnota Jeugd 2014-2017.7 Jeugdgezondheidszorg De jeugdgezondheidszorg (JGZ) is onderdeel van de publieke gezondheidszorg en heeft als doel het bevorderen, beschermen en bewaken van de gezondheid en de lichamelijke, cognitieve en psychosociale ontwikkeling van kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 tot 19 jaar. De jeugdgezondheidszorg heeft als basistaak om alle kinderen in beeld te hebben, monitoren en signaleren, screenen, vaccineren, inschatten van de zorgbehoefte en het geven van kortdurende ondersteuning en indien nodig het tijdig hulp inschakelen. Hof van Twente faciliteert een vrij toegankelijk aanbod van lichte opvoedondersteuning, bijvoorbeeld door het periodiek aanbieden van cursussen en lezingen voor ouders en opvoeders, maar ook voor bijvoorbeeld scholen. Daarnaast is onze plaatselijke zorgstructuur sluitend gemaakt door de inzet van jeugdverpleegkundigen en jeugdartsen. LOES In het CJG is het Loesconcept de invulling van de functie „informatie en advies over opvoeden en opgroeien‟. LOES is opgezet vanuit een permanente public health benadering. 7 Beleidsnota Jeugd 2014-2017, door het college van B&W vastgesteld juni 2012. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 11 Loes is het gezicht van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Met de Loes campagne wordt het publiek voortdurend benaderd via kranten, nieuwsbrieven en reclame-uitingen. Ouders en opvoeders kunnen voor informatie en advies terecht op de Loes website. Daarnaast zijn in Twente afspraken gemaakt over digitale en telefonische bereikbaarheid van Loesmedewerkers voor ouders/verzorgers met opvoed- en opgroeivragen. De basis van Loes is laagdrempeligheid. De online activiteiten van Loes (website, Twitter, Facebook en Youtube) sluiten aan bij het gegeven dat ouders bij vragen meestal eerst online informatie zoeken. 4.2 Jeugdhulp Jeugdhulp wordt in de Jeugdwet als volgt gedefinieerd: 1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, of opvoedingsproblemen van ouders; 2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en 3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht; Hieronder geven we een korte beschrijving van de jeugdzorgvormen die we onderscheiden. We hebben hierbij bewust gekozen voor een niet-sectorale benadering. Eén van de doelstellingen van het nieuwe stelsel is immers een integrale aanpak. Als het bijvoorbeeld gaat om ambulante zorg, kan dit zorg zijn uit zowel JGGZ, VB-zorg als jeugdzorg of een combinatie van vormen. Ambulant Ambulante hulpverlening betreft zorg die vooral verleend wordt op afgesproken tijden. Kinderen, jongeren en opvoeders bezoeken de hulpverlening, of de hulpverlener bezoekt de cliënt in zijn of haar leefomgeving. Ambulante ondersteuning is er in veel verschillende vormen en wordt geboden door instellingen en door vrijgevestigde beroepsbeoefenaren. Residentieel Residentiële jeugdzorg is hulpverlening waarbij kinderen en jongeren van 0-18 jaar, (tijdelijk) dag en nacht buiten hun eigen omgeving verblijven. Ook residentiële zorg kent veel verschillende zorgvormen. Het karakter van residentiële zorg kan gesloten, besloten of open zijn. Het kan gaan om 24-uurs vormen van zorg en ondersteuning, maar er zijn bijvoorbeeld ook leefgroepen met deeltijdarrangementen, waarbij jongeren deels in een groep wonen en bijvoorbeeld in het weekend thuis zijn. Pleegzorg Pleegzorg is voor kinderen en jongeren tussen 0 en 18 jaar die door een opvoed- en opgroeiprobleem (tijdelijk) niet bij hun eigen ouders kunnen wonen. Pleegzorg is meestal Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 12 vrijwillig, maar kan ook gedwongen zijn (op last van de kinderrechter). Er zijn diverse vormen van pleegzorg: - een hulpverleningsvariant (crisisopvang en kortdurende pleegzorg) - een opvoedingsvariant (langdurige pleegzorg, vaak tot volwassenheid) - een deeltijdvariant (vakantie of weekendpleegzorg, naschoolse opvang) Als pleegouders in de directe omgeving van een pleegkind worden gevonden (familie of bekenden) wordt dit netwerkpleegzorg genoemd. Het werven van pleegouders en het beoordelen van hun geschiktheid is een voorwaarde voor het kunnen leveren van pleegzorg (beschikbaarheidsdienst). De 14 Twentse gemeenten hebben besloten dit gezamenlijk te organiseren en hiervoor de kosten samen te dragen (solidariteitsbeginsel). Hierbij moeten we tot een goede onderlinge verdeling komen. We willen dat er een regionale pool van pleeggezinnen beschikbaar is/komt, ook moet bovenregionale plaatsing mogelijk zijn in voorkomende gevallen.8 4.3 Gedwongen kader Jeugdbescherming Dit is een gedwongen maatregel die de kinderrechter kan opleggen als een vorm van vrijwillige hulp niet werkt, in gezinssituaties waarin ernstige opvoedingsproblemen voorkomen en/of de ontwikkeling van het kind of de jongere in het geding is. Een kind of jongere wordt dan „onder toezicht gesteld‟ (OTS). Een gezinsvoogd begeleidt het gezin bij de opvoeding, tot ouders dit zelfstandig kunnen overnemen. Het gezag over het kind blijft in principe bij de ouders, waarbij de aanwijzingen van de gezinsvoogd moeten worden gevolgd. Een OTS duurt maximaal 12 maanden. De kinderrechter kan de OTS steeds met 1 jaar verlengen tot de jongere 18 jaar is. Als blijkt dat de ouders niet in staat zijn de opvoeding weer volledig op te nemen of wanneer dit aan het kind ernstige (psychische) schade toebrengt, kan de gezinsvoogd bij de kinderrechter een verzoek tot ontheffing indienen. Dit houdt in dat de ouders worden ontheven uit het ouderlijk gezag en dat een derde het gezag over het kind krijgt. Als ouders niet in staat zijn hun kind op te voeden en te verzorgen kunnen zij uit het ouderlijk gezag ontzet worden. Als het in het belang van het kind is, kan de kinderrechter besluiten het kind of de jongere in een pleeggezin of tehuis te plaatsen (machtiging uithuisplaatsing). Jeugdreclassering Jongeren vanaf 12 jaar kunnen wegens strafbaar gedrag voor de kinderrechter moeten verschijnen. Deze kan dan een straf opleggen. Dit kan een boete zijn, een taakstraf of een gevangenisstraf. De kinderrechter kan ook besluiten dat de jongere begeleiding nodig heeft van een jeugdreclasseringswerker. Hiermee moet worden voorkomen dat de jongere opnieuw de fout ingaat. De jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen worden op dit moment uitgevoerd door een beperkt aantal organisaties, namelijk de Bureaus Jeugdzorg (BJZ) en, onder mandaat van het BJZ, door enkele landelijk werkende instellingen. Vanaf 2015 moeten we als gemeenten gecertificeerde instellingen contracteren. Het ligt voor de hand dat dit (onder meer) de huidige uitvoerders zijn. De uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregelen vindt zo veel mogelijk lokaal plaats. 8 Uit: Samenwerken aan jeugdzorg in Twente Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 13 Jeugdzorgplus Dit is een vorm van hulpverlening met drang en dwang, voor jongeren voor wie een machtiging gesloten jeugdzorg is afgegeven door de kinderrechter. Het gaat om jongeren met ernstige, hardnekkige gedragsproblemen die zich aan de noodzakelijke behandeling dreigen te onttrekken. Soms vormen zij een gevaar voor zichzelf. JeugdzorgPlus wordt op dit moment geleverd door 13 instellingen op landelijk niveau. In Twente betreft het LSG-Rentray en de OG Heldringstichting.9 9 Uit: Samenwerken aan jeugdzorg in Twente Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 14 5 Hoe gaan we de toegang regelen 5.1 Algemeen / Inleiding In dit onderdeel van het beleidsplan geven wij weer hoe wij de toegang organiseren. In februari 2014 heeft de vorige gemeenteraad door het vaststellen van de notitie Toegang tot het sociaal domein al kaders bepaald voor het vormgeven van de toegang. Deze kaders vormen de basis voor dit onderdeel van het beleidsplan en worden hier herhaald en waar nodig en mogelijk verder uitgewerkt. Het is goed om over de toegang op voorhand het volgende op te merken. Termen als toegang, meldpunt, voorportaal kunnen snel een associatie oproepen met een fysiek loket. Toegang tot het sociaal domein is echter meer dan een fysiek loket. Het is ook een digitale toegang. Het is ook de toegang die verloopt via al bestaande netwerken en zorgstructuren. De uitdaging is om van het bestaande het goede te behouden en dit op een goede manier in te passen in de brede toegang waarvoor de gemeente verantwoordelijk wordt. Dit is een ingewikkeld proces dat niet vanaf de tekentafel in het gemeentehuis kan worden vormgegeven. Hiervoor zoeken wij dan ook vanuit de visie die in dit beleidsplan is neergelegd de dialoog met de betrokken partners. In de periode tussen nu en 1 januari 2015 om per genoemde datum een adequaat werkende toegang te hebben. Na 1 januari 2015 om onder meer aan de hand van concrete ervaringen de toegang verder te verbeteren. De lokale toegang tot de jeugdhulp wordt ingebed in de brede toegang tot het sociale domein. Met betrekking tot jeugd blijven de bekende ingangen voor opvoed- en opgroeivragen bestaan. Bekende ingangen zijn bijvoorbeeld de huisarts, het CJG, inclusief het consultatiebureau en het onderwijs. We zorgen ervoor dat deze ingangen nauw met elkaar verbonden zijn. Specifiek ten aanzien toegang in relatie tot jeugd geldt dat het gedwongen kader geen deel uit maakt van de integrale toegang zoals beschreven in dit hoofdstuk. Voor het gedwongen kader blijft de toegang lopen via de kinderrechter. Op dit moment wordt verder uitgewerkt hoe dit proces het beste kan worden ingericht. 5.1.1 Wat is toegang tot het sociaal domein Eenvoudig geformuleerd, zien we toegang als de toegang tot een antwoord op vragen betreffende het sociaal domein. Een antwoord op vragen is meer dan toegang tot voorzieningen of het financieren van oplossingen. Toegang kan een vraag om informatie zijn, een „niet pluis‟ gevoel, een vraag om ondersteuning, een probleem of een latent aanwezige vraag. De huidige toegang wordt samen met enkele maatschappelijke partners vormgegeven, te weten de Stichting Welzijn Ouderen, Steunpunt Informele Zorg en Stichting Mee. We werken samen als pilot in het Meldpunt om de vragen die gesteld worden breed te benaderen en gebruik te maken van elkaars expertise. De nieuwe taken op het gebied van jeugd vragen om een heroriëntatie op de vraag hoe we dit doen en met wie we dit doen. 5.1.2 De toegang als model De manier waarop wij de toegang zien hebben wij weergegeven als model dat is opgenomen als bijlage dit bij dit beleidsplan. Een model kan verduidelijkend werken. Tegelijkertijd is het een versimpeling van de werkelijkheid en is niet alles te vatten in een model. Hierna lichten wij dit model toe ( 5.2 en 5.3 ) en staan we stil bij een aantal specifieke aandachtspunten. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 15 5.2. Het voorportaal Het voorportaal is dat deel van de toegang waar de eerste contacten met de burger plaatsvinden. Het begrip burger moet ruim opgevat worden. Het kan ook iemand anders zijn die namens de burger het eerste contact legt. Bijvoorbeeld een familielid, een mantelzorger of een begeleidende instantie. Uitgangspunt is wel dat de burger op de hoogte is van en instemt met het contact. Uitgangspunt: Integrale toegang tot sociaal domein De toegang tot het sociaal domein wordt integraal vormgegeven. Hiervoor kiezen we om de volgende redenen: - Herkenbaarheid voor de burger. In het huidige stelsel wordt een burger met problemen vaak geconfronteerd met verschillende loketten en regelingen. Hij krijgt te maken met verschillende hulpverleners die soms amper met elkaar communiceren. Dit moet beter. Het kan beter door één toegang te creëren waarbij samen met de burger zijn vragen en/of problemen worden opgepakt en de burger wordt ondersteund in de richting van oplossingen. - Integrale benadering. De decentralisaties van Jeugd en Wmo / Awbz beogen een integrale aanpak van problemen door het bestuursorgaan dat het dichts bij de burger staat. Deze integrale aanpak kan alleen goed ingezet worden indien vanaf het eerste moment integraal gekeken wordt naar de situatie van de burger. - Efficiency. Het samenvoegen van verschillende loketten en samenwerking in één loket met partners is goedkoper dan de huidige werkwijze. Omdat wij fors minder budget krijgen dan er nu wordt uitgegeven door de huidige financiers is ook voor de toegang de uitdaging om deze kwalitatief zo goed mogelijk maar wel tegen zo laag mogelijke kosten te realiseren. We willen de toegang tot de volgende domeinen integraal organiseren: - Wmo ( huidige taken) - Wmo ( nieuwe taak begeleiding) - Jeugdzorg - Armoedebeleid waaronder schuldhulpverlening - Participatiewet De toeleiding of toegang tot werk ontbreekt in bovenstaand rijtje. Het werkplein is gezamenlijk met de gemeentes Hengelo en Borne georganiseerd. De achterliggende gedachte is dat economie en werkgelegenheid en daarmee ook de arbeidsmarkt niet zozeer lokaal maar veel meer bovenlokaal en regionaal zijn georganiseerd. De Participatiewet gaat ook uit van Werkbedrijven die op regionale schaal werken. Het is om deze reden niet logisch de toegang tot re-integratie / arbeidsmarkt via de toegang tot het sociale domein op lokaal niveau te organiseren. Wij realiseren ons dat een goede afstemming en samenwerking wel belangrijk is omdat ook er overlap zit tussen burgers met een ondersteungingsbehoefte op het gebied van re-integratie op de overige domeinen. Uitgangspunt: Van zorgen voor naar zorgen dat In verschillende beleidsstukken op regionaal en lokaal niveau is uitgewerkt dat de (gemeentelijke) overheid niet langer alle problemen van burgers moet en kan oplossen. Deze beweging wordt enerzijds ingezet omdat de burger anno 2014 steeds meer zelf zijn problemen wil en kan oplossen. Zelf of met behulp van zijn omgeving. De beweging is ook noodzakelijk vanuit een kostenoverweging. De overheid kan niet langer op dezelfde manier en in dezelfde omvang de zorg voor burgers op zich nemen dan de afgelopen decennia. Dit betekent een te zware financiële last. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 16 In het Beleidsplan Wmo 2013 – 2017 Hof van Twente is dit kernachtig samengevat in de zin “van zorgen voor naar zorgen dat”. Dit is ook en vooral een belangrijk uitgangspunt bij het vormgeven van de toegang. Deze toegang wordt zo ingericht dat vanaf het eerste begin de burger wordt aangesproken op zijn eigen verantwoordelijkheid en /of wordt toegeleid naar algemene voorzieningen daar waar dit mogelijk is. Deze lijn is een aantal jaren geleden concreet ingezet in het kader van de Wmo individuele voorzieningen ( de kanteling, keukentafelgesprekken). Het flankerend of voorwaardenscheppend beleid hiervoor is vastgesteld of in ontwikkeling: wijkserviceteams, beleid mantelzorgers en vrijwilligerswerk zijn hiervan voorbeelden. Uitgangspunt: Het voorportaal in de toegang samen vormgeven met partners Wij realiseren ons dat wij de toegang niet als gemeente alleen kunnen vormgeven. Wij hebben hierbij partners nodig met wie wij dit samen doen. Hiervoor zoeken wij aansluiting bij het huidige meldpunt. Dit meldpunt is in oktober 2013 gestart als groeimodel. Met de ervaringen die tot nu toe zijn opgedaan, ontwikkelen wij dit meldpunt door tot een integrale toegang voor het brede sociale domein. Een belangrijk aspect bij deze doorontwikkeling is hoe het meldpunt verbreed kan worden zodat ook de nieuwe taken en verantwoordelijkheden op het gebied van Jeugd ingebed worden. Verder komen bij deze doorontwikkeling vragen aan de orde als bemensing, openingstijden en situering. Uitgangspunt: De toegang kwalitatief goed vormgeven. Een kwalitatief goede toegang is nodig om goed invulling te geven aan het uitgangspunt “van zorgen voor naar zorgen dat”. De medewerkers in de toegang vervullen een cruciale rol. Zij moeten beschikken over een goede kennis van de sociale kaart en van het aanbod van algemene en individuele voorzieningen. Ze moeten ook in staat zijn om via vraagverheldering te onderzoeken wat de vraag achter de vraag is. Een tweede invalshoek hierbij is dat een kwalitatief goed ingerichte eerste toegang er voor zorgt dat toeleiding naar de juiste ondersteuning gewaarborgd wordt. Hiermee wordt voorkomen dat in de integrale toegang alsnog een situatie ontstaat dat de burger ( binnen het gemeentelijk sociaal domein) van het kastje naar de muur wordt gestuurd. De toegang kent verschillende vormen. Verschillende medewerkers hebben hierin een rol. Het is daarom goed om te borgen dat op hoofdlijnen die toegang op eenzelfde manier wordt vormgegeven. Dit doen we door een ondersteunende vragenlijst. Deze vragenlijst bevat een eerste set aan vragen die gesteld worden en die vertrekpunt zijn voor verdere doorgeleiding naar primair algemene voorzieningen of indien nodig naar individuele voorzieningen. De gemeente zal als eindverantwoordelijke voor deze integrale toegang een strakke regie voeren. 5.3 Het regisseursmodel Uitgangspunt: werken met het regisseursmodel In de visie en keuzenota Wmo die in 2012 is vastgesteld en in de Visienota Jeugdzorg vastgesteld in 2013 is het regisseursmodel geïntroduceerd. Kern van de integrale aanpak van problemen binnen het sociale domein is: één gezin, één plan, één regisseur. In het regisseursmodel is een regisseur er verantwoordelijk voor om voor en met een kwetsbare burger een resultaat te bereiken. Hij is vrij om hiervoor de aanwezige algemene en individuele voorzieningen in te zetten. Algemene voorzieningen worden daarbij als voorliggende voorzieningen gezien. Deze worden als eerste onderzocht en benut. Pas wanneer een algemeen voorziening geen resultaat biedt, wordt een individuele voorziening onderzocht. De cliënt staat hierbij centraal. We werken vraaggericht in plaats van aanbodgericht. Van de cliënt wordt verwacht dat hij zijn eigen kracht en zijn eigen netwerk Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 17 optimaal benut, uiteraard heeft de regisseur hierin een stimulerende en sturende rol. Het regisseursmodel wordt hierna verder uitgewerkt. Het regisseursmodel is geen doel op zich We kiezen bewust voor het regisseursmodel. De regisseur regisseert in die situaties waarin sprake is van meervoudige en complexe hulpvragen. Hier is regie nodig om de hulpverlening door verschillende instanties op elkaar af te stemmen. Als uitgangspunt hanteren wij het criterium dat een regisseur wordt ingezet wanneer er meerdere externe hulpverlenende instanties betrokken zijn. Indien dit niet het geval is, en betreft het een enkelvoudige vraag, dan wordt de hulpvraag opgepakt door een consulent. In feite wordt hiermee de huidige werkwijze onder de Wmo voortgezet. De regisseur voert het gesprek (huisbezoek) De regisseur is degene die met de burger in gesprek gaat over zijn hulpvraag indien uit de vragenlijst blijkt dat niet via een algemene voorziening het gewenste resultaat bereikt kan worden. Daar waar dit mogelijk en noodzakelijk is, vindt het gesprek bij de burger thuis plaats. Op deze manier is de regisseur in staat om de feitelijke hulpvraag van de cliënt te beoordelen in de context van het gezin. Niet alleen luisteren maar ook zien en observeren. Door middel van brede vraagverheldering wordt de brede hulpvraag in beeld gebracht. Op deze manier wordt voorkomen dat slechts een afgeleid probleem of deelprobleem wordt opgelost. Contactpersoon van begin tot eind De regisseur is van begin tot eind de contactpersoon voor de burger. De burger heeft één aanspreekpunt voor alle activiteiten die ondernomen moeten worden om het gewenste resultaat te bereiken. Het is de regisseur die voor de burger de regie voert op het totale proces en er voor zorgt dat de onderdelen van het MO plan ( zie hierna ) worden uitgevoerd. Het begin is in dit verband gedefinieerd als het moment waarop de regisseur voor het eerst in contact komt met de burger. Het eind is het moment waarop het gewenste en in het MO plan vastgelegde resultaat is bereikt. Dit resultaat wordt in het MO plan vastgelegd. De regisseur stelt een MO plan op (verslag van het gesprek) In een MO plan worden de probleemgebieden in beeld gebracht. Per probleemgebied wordt het gewenste eindresultaat benoemd. Vervolgens wordt opgeschreven welke acties nodig zijn om het gewenste resultaat te bereiken en wie hiervoor verantwoordelijk is. Hierbij gaat het niet alleen om het verstrekken van voorzieningen of te leveren deskundige hulp maar ook en bij voorkeur om acties die de cliënt zelf of zijn netwerk kunnen ondernemen. Het MO plan wordt geschreven in overleg met de burger. Zodoende heeft deze maximale invloed op en regie over zijn eigen situatie. Op deze manier wordt ook van meet af aan duidelijk waar zijn eigen verantwoordelijkheid ligt. Het streven is om regionaal tot één format voor een MO plan te komen. Hierbij kunnen dan facultatief onderdelen wel of niet worden gebruikt, afhankelijk van de keus hoe breed het sociaal domein in een bepaalde gemeente is. Raamcontracten Het regisseursmodel gaat uit van een groot aantal raamcontracten tussen gemeenten en aanbieders in de regio. In een raamcontact worden de voorwaarden en tarieven van de ondersteuning die een aanbieder levert, vastgelegd. Er wordt echter (in het algemeen) geen volume aan daadwerkelijke afname gegarandeerd. Door met meerdere partijen raamcontracten te sluiten, heeft de cliënt keuzevrijheid om die instelling te kiezen die het best bij hem past. De regisseur is geen zorgverlener maar indiceert en stelt zorg in werking De regisseur is niet iemand die inhoudelijk zelf zorg verleent. Hij voert regie op het proces en zorgt ervoor dat de acties uit het MO plan worden uitgevoerd. Hiervoor is wel noodzakelijk dat hij kennis heeft van in elk geval een deel van het werkveld sociaal domein. Hij moet Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 18 namelijk in staat zijn om te beoordelen welke vorm van ondersteuning nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. Hiervoor heeft hij kennis van en is hij opgeleid in het aandachtsgebied Wmo / Awbz of in het aandachtsgebied Jeugd. Omdat het aandachtsgebied jeugd voor ons nieuw is, zal hier een substantieel deel van de kennis van buiten gehaald moeten worden door professionals die nu ook al vergelijkbare werkzaamheden verrichten ( bijvoorbeeld bij bureau Jeugdzorg) aan te trekken. Het is een bewuste keuze om de regisseur ook te laten indiceren. Voor de burger is dit duidelijker omdat hij niet nog een extra iemand van de gemeente over de vloer krijgt. De keus impliceert overigens wel dat de case load van een regisseur beperkt is omdat hij ook zelf indicerende werkzaamheden verricht. Inhuur externe expertise indien nodig Indien de regisseur een situatie tegenkomt die dermate complex is, dat het de expertise van het team van regisseurs te boven gaat, zal hiervoor een beroep worden gedaan op specialisten van buiten de gemeente. Dit kan op een vergelijkbare manier waarop nu al binnen de Wmo gebruik wordt gemaakt van een onafhankelijk medisch adviseur. Maar wellicht kunnen voor dergelijke situaties ook regionaal afspraken worden gemaakt. Belangrijk is in ieder geval dat de expertise bij een onafhankelijke derde wordt opgehaald, die geen band heeft met de cliënt. Het is dus niet de zorg verlenende instelling zelf. Mandaat t.a.v. diagnose/indicatie De regisseur heeft mandaat ten aanzien van de diagnose /indicatie. Dit houdt in dat hij nadat het MO plan is vastgesteld in overleg met de burger ook snel de gewenste ondersteuning kan inzetten. Hiervoor is verder geen breed intern overleg nodig. Dit is vanuit het perspectief van de burger in alle gevallen gewenst. Het is in sommige gevallen ook noodzakelijk (met name Jeugdzorg) omdat dringende probleemsituaties niet wachten op gemeentelijke besluitvormingstrajecten. Vorengaande houdt zeker niet in dat er geen kwaliteitscontrole plaatsvindt. Deze organiseren we bij voorkeur buiten het primaire proces om en in elk geval op zo‟n manier dat de burger hiervan geen hinder ondervindt vanwege langere doorlooptijden. In dienst van het college van b&w Het is een bewuste keuze om regisseurs in dienst en onder directe verantwoordelijkheid van het college te laten werken. We doen dit omdat de organisatie van de toegang cruciaal is. Dit willen we dichtbij organiseren en in eigen hand houden. Wij hebben de overtuiging dat een regisseur in dienst van een derde (bijvoorbeeld zorgaanbieder) altijd ook de belangen van deze derde partij zal dienen, bewust of onbewust. Dit is in het kader van indicatiestelling ongewenst. Bovendien is het werkveld van het sociaal domein met vele stakeholders en aanbieders al ingewikkeld genoeg. Regisseurs op afstand maken het alleen maar meer ingewikkeld. De komende maanden onderzoeken we nog of en op welke manier een samenwerking met de gemeenten Hengelo, Borne, Haaksbergen zinvol is. Hiermee kan de kwetsbaarheid verminderd worden, kunne piekbelastingen gemakkelijker worden opgevangen en kan de deskundigheid worden verbeterd. Risico is mogelijk dat regisseurs op afstand komen te staan. De regisseur: een HBO opgeleide generalistische professional De vormgeving van de toegang tot het sociaal domein is cruciaal . Hierbij past dat de regisseursfunctie op HBO niveau wordt neergezet. We kiezen hierbij nadrukkelijk voor één niveau. De zwaardere HBO regisseur regisseert in voorkomende gevallen dan ook lichtere vormen van ondersteuning. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 19 5.4 Huisarts, medisch specialist en jeugdarts Gelet op het belang van een goede en doelmatige hulpverlening wordt in de Jeugdwet expliciet de mogelijkheid tot verwijzing naar de jeugdhulp opgenomen voor de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts. Zowel de huisarts als de medisch specialist heeft vanuit zijn specifieke expertise een verantwoordelijkheid om goede diagnoses te stellen, zorg te verlenen of de jeugdige door te geleiden naar de ondersteuning, hulp of zorg die volgens de professionele standaard nodig is. De jeugdarts is de sociaal geneeskundig specialist van kinderen en ziet (bijna) alle kinderen periodiek (via consultatiebureau en school). Uit het oogpunt van een integrale aanpak, kwaliteit van de hulpverlening, kostenbeheersing en volumebeheersing maken wij hierover afspraken met artsen en zorgverzekeraars. De huisartsen zullen door ons ook goed geïnformeerd moeten worden over hoe wij in Hof van Twente de toegang tot (met name) jeugdzorg gaan regelen. Rondom toegang en verwijzing door huisartsen is recentelijk een pilot gestart. In het kader hiervan is een groot aantal huisartsen in overleg geweest met elkaar, met lokale aanbieders van basis GGZ zorg en met de gemeente. Wij gebruiken deze pilot als vliegwiel voor verder overleg en afstemming met de huisartsen. 5.5 Toegang regionaal In deze paragraaf staan wij stil bij een aantal regionale aspecten die te maken hebben met toegang. Politie en zorgmeldingen De politie levert een bijdrage aan veiligheid. De aanpak van jeugdcriminaliteit en overlast van jeugd in de openbare ruimte valt binnen de politiële jeugdtaak. Naast deze „repressie‟ bestaat de politiële jeugdtaak ook uit „preventie‟ en „vroegsignaleren en doorverwijzen‟. Met name dit laatste taakveld heeft de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt. De politie draagt de verantwoordelijkheid om in actie te komen, wanneer zij het vermoeden heeft dat een kind in een zorgwekkende situatie zit, waarin op een of andere manier de ontwikkeling en/of opvoeding van het kind wordt bedreigd. AMHK Het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) wordt wettelijk verankerd in de nieuwe Wmo. Het AMHK wordt gevormd door een samengaan van het huidige Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG). Het AMHK: - zal fungeren als herkenbaar en toegankelijk meldpunt voor alle gevallen of vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. - geeft advies en consult aan de melder. - doet onderzoek naar de melding - informeert, indien nodig, de politiek en de raad voor de kinderbescherming - schakelt indien nodig passende hulpverlening in. Het AMHK is zelf geen aanbieder van jeugdhulp. Zodra blijkt dat vrijwillige hulpverlening de problemen niet kan oplossen en een kind bedreigd wordt in zijn/haar ontwikkeling, draagt het AMHK de casus onmiddellijk over aan de Raad voor de Kinderbescherming. Twentse aanpak Huiselijk Geweld Het Steunpunt Huiselijk Geweld in Twente is een samenwerking tussen Maatschappelijk Werk Noord West Twente, Carintreggeland en Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Enschede-Haaksbergen. Het SHG werkt nauw samen met de politie en het Bureau Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 20 Jeugdzorg. De taakaccenthouders Huiselijk Geweld van de politie doen vroeghulpmeldingen aan het team Vroeghulp uit hun werkgebied. De volgende gevallen worden bij SHG gemeld: alle zaken waarin aangifte is gedaan, alle zaken waarbij kinderen betrokken zijn en alle zaken waarbij de politie vermoedt dat betrokkenheid van het SHG gewenst is. BJZ geeft alle meldingen over minderjarige kinderen waarbij sprake is van huiselijk geweld door aan het SHG. Het SHG meldt casuïstiek waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn bij AMK/BJZ. Gezamenlijk wordt de prioriteit en de eerste interventie in de casus bepaald. Als hulpverlening gewenst lijkt, gaan een medewerker van het team Vroeghulp en BJZ samen op huisbezoek. Na de eerste afspraak wordt samen bepaald wie de casuscoördinator wordt. In samenspraak met het huidige AMK/BJzO en SHG is door de samenwerkende gemeenten in Twente een ontwikkel- en implementatietraject gestart om te komen tot een AMHK in Twente. Uitgangspunt hierbij is dat wat goed is, behouden moet blijven. Raad voor de Kinderbescherming en Kinderrechter Vanaf 2015 geldt als uitgangspunt dat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek doet naar de noodzaak tot het treffen van een kinderbeschermingsmaatregel indien het college hiertoe een verzoek heeft gedaan. De gemeente geeft invulling aan het systeem van meldingen en eventuele doorgeleidingen naar de Raad voor de Kinderbescherming. Het AMHK krijgt echter wel de bevoegdheid zich rechtstreeks tot de Raad voor de Kinderbescherming te wenden. Zij moet de gemeente hierover dan wel informeren. Het is aan de Raad voor de Kinderbescherming om te bepalen of het een zaak al dan niet in onderzoek neemt. Als de Raad na onderzoek tot het oordeel komt dat een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is, dient zij een verzoekschrift in bij de kinderrechter. In het verzoekschrift neemt de Raad naast de onderbouwing van de maatregel ook op welke gecertificeerde instelling (gezinsvoogd) het meest voor de hand ligt om de maatregel uit te voeren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een rol bij jeugdreclassering, evenals de rechter, het openbaar ministerie of de directeur van een justitiële jeugdinrichting. Jeugdreclassering wordt op verzoek van één van deze partijen ingezet naar aanleiding van een strafbaar feit of ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke beslissing. Het kan zowel op vrijwillige basis als in gedwongen strafrechtelijk kader worden uitgevoerd. Voor de uitoefening van de jeugdreclasseringstaken zal een daartoe aangewezen gecertificeerde instelling ingeschakeld worden. In het individuele strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming wordt een advies opgenomen welke gecertificeerde instelling voor jeugdreclassering het beste de maatregel uit kan voeren. De Raad voor de Kinderbescherming overlegt met de gemeente over welke gecertificeerde instelling in het verzoekschrift of in het strafadvies wordt opgenomen. Veiligheidshuis Voor de bespreking van complexe persoons-, systeem- en gebiedsgerichte problematiek waarbij sprake is van ernstige overlast en criminaliteit en voor de aanpak daarvan zijn de Veiligheidshuizen opgericht. Het Veiligheidshuis is een netwerksamenwerking tussen straf-, zorg- en (andere) gemeentelijke partners waarin zij onder eenduidige regie komen tot een ketenoverstijgende aanpak. Het gaat hier om samenwerking tussen gemeenten, politie, openbaar ministerie, raad voor de kinderbescherming en de huidige Bureaus Jeugdzorg. Sinds 1 januari 2013 vallen de Veiligheidshuizen onder regie van de gemeente. Zo kunnen Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 21 we ook in strafrechtelijke zaken zorgen voor een optimale inbedding in en afstemming met lokale en regionale zorg- en veiligheidsnetwerken. Het OM werkt aan een snelle afhandeling van veelvoorkomende criminaliteit: de zogenaamde ZSM-aanpak. Politie, OM, Reclassering, Slachtofferhulp Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming pakken met de ZSM-werkwijze veelvoorkomende criminaliteit „Samen op Snelle, Slimme, Selectieve, Simpele en Samenlevingsgerichte‟ wijze aan. Dit leidt tot hogere effectiviteit van de straf, lagere kosten en een groter gevoel van veiligheid bij burgers. In de ZSM-werkwijze wordt na aanhouding van de verdachte zo spoedig mogelijk een beslissing genomen over het afdoeningstraject. De ZSM tafel voor onze regio is gevestigd in Deventer. Om aan de ZSM tafel maatwerk te kunnen leveren is het nodig dat men in de vast te stellen afdoening rekening kan houden met alle informatie die voor handen is. Via een registratiesysteem (Amazone) komt vanuit de partners in het Veiligheidshuis Twente de relevante informatie over casussen op tafel bij ZSM in Deventer. Het Openbaar Ministerie heeft niet de mogelijkheid om aan te sluiten bij alle lokale zorgnetwerken. Daarom wordt vanuit het Veiligheidshuis momenteel nagedacht over de inrichting van één opschalingsmogelijkheid inzake het risicojongeren-overleg voor heel Twente: het Justitieel Overleg Risicojongeren (JOR) Twente. In het JOR wordt een persoonsgerichte aanpak vastgesteld van jongeren (van 12-23 jaar) en hun omgeving. Het gaat om jongeren met complexe problematiek, die zowel binnen zorg als justitieketen bekend zijn. Crisisdienst De zorg- en ondersteuningsbehoeften van kinderen en jongeren en opvoeders blijven niet beperkt tot kantooruren. Het kan zijn dat zich een crisissituatie voordoet buiten kantooruren waarbij direct ingegrepen moet worden. Dit betekent dat een crisisdienst 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaar moet zijn voor vragen van cliënten en professionals. Een crisisinterventie houdt in dat er binnen 4 uur een eerste huisbezoek is om tot een goede beoordeling te komen over wat op dat moment nodig is. Soms volstaat een eerste gesprek en kan de volgende dag verder gekeken worden. Soms is meer nodig, zoals hulp in het eigen netwerk of spoedzorg. Het doel is in alle gevallen dat er voor de jeugdige een veilige opvoedsituatie ontstaat.10 Vanaf 2015 willen we een meldpunt voor crisissituaties op regionaal niveau organiseren. Crisisinterventies vinden zoveel mogelijk plaats in de lokale context. 5.6 Groeimodel en vangnet Aan het begin van dit hoofdstuk is aangegeven dat ook na 1 januari 2015 de toegang verder doorontwikkeld moet worden. Op basis van de praktijkervaringen zullen we werkwijzen waar nodig aanpassen. Een groeimodel dus. Hierbij realiseren wij ons dat de burger niet de dupe mag worden van het nog niet volledig ingeregeld zijn van de gemeentelijke toegang. Daarom zorgen wij er voor dat er vanaf 1 januari 2015 een vangnet beschikbaar is om te voorkomen dat burgers tussen wal en schip vallen. 10 Uit: Samenwerken aan jeugdzorg in Twente Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 22 6. Hoe gaan we de kwaliteit van zorg bewaken? 6.1 Kwaliteitsbewaking Het sturen op kwaliteit is een van de belangrijkste opgaven in het nieuwe jeugdstelsel. Het garanderen van goede, verantwoorde zorg is immers onlosmakelijk verbonden met onze visie en uitgangspunten. In de Jeugdwet is een uitgebreid hoofdstuk opgenomen over kwaliteitsregels voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Deze wettelijke bepalingen zijn veel uitgebreider dan waar we tot nu toe mee te maken hebben gehad in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (rond opvoed- en opgroeiondersteuning) of de Wet publieke gezondheid (rond jeugdgezondheidszorg) en waar de provincie in het kader van de huidige Wet op de Jeugdzorg mee te maken heeft gehad. Dit heeft te maken met de wettelijke verankering van het professionaliseringstraject in de jeugdzorg, maar ook met het feit dat met de GGZ en VB een deel van de gezondheidszorg (met de kwaliteitswetgeving die daarbij hoort) binnen het nieuwe jeugdstelsel komt. Naast deze in de wet genoemde kwaliteitseisen kan het Rijk met AMvB‟s nog aanvullende regels stellen over bijv. deskundigheid van jeugdhulpaanbieders. 6.1.1.Kwaliteitscriteria voor zorgaanbieders We gaan kwaliteitscriteria vaststellen waaraan zorgaanbieders moeten voldoen om door ons gecontracteerd te kunnen worden. Het contract vervalt als niet (langer) aan de criteria wordt voldaan. Deze kwaliteitscriteria zullen deels generiek zijn. Zij gelden voor alle zorgaanbieders, ongeacht de doelgroep die zij bedienen. Ook in de nieuwe Jeugdwet zijn generieke kwaliteitscriteria gesteld voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen, zoals het in bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag en het hanteren van een meldcode en klachtenregeling. Voor specifieke beroepsgroepen gelden – volgens de landelijke wetgeving en richtlijnen – aanvullende criteria, bijvoorbeeld over registratie in een beroepsregister en tuchtrecht. De gecertificeerde instellingen, dat wil zeggen de uitvoerders van jeugdbescherming en jeugdreclassering, zullen bovendien door een landelijk instituut gecertificeerd moeten worden. Ook voor jeugdhulp met verblijf (inclusief gesloten jeugdhulp), intensieve ambulante jeugdhulp in gedwongen kader en het AMHK zal het Rijk naar verwachting in AMvB ‟s nadere kwaliteitscriteria uitwerken. De kwaliteitscriteria die we gaan vaststellen hebben ook betrekking op de handels- en werkwijze van de professionals die werkzaam zijn bij de zorgaanbieders bijv. het handelen en denken vanuit de Eigen kracht van en in dialoog met de jeugdige en het gezin. De criteria worden gebruikt om slecht functionerende zorgaanbieders van de markt te weren of te verwijderen. Onderdeel van de kwaliteitscriteria is de voorwaarde dat zorgaanbieders zich standaard door (jeugdigen en) ouders laten beoordelen op de bejegening door de zorgprofessional, de effectiviteit van de hulp en de tevredenheid met de behandeling. De beoordelingen zijn publieke informatie. Ook zijn de instellingen verplicht om aan de eisen inzake klachtrecht, medezeggenschap, en maatschappelijke verantwoording te voldoen en verslag uit te brengen over kwaliteit en de werking van cliëntenrechten. Deze gegevens zijn een bron van informatie voor de gemeenten als het gaat om de betrokkenheid van cliënten bij de jeugdhulporganisaties. We zullen deze criteria gaan gebruiken als inkoopvoorwaarden voor de waarborging van kwaliteit. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 23 6.1.2. Regionale reflectiekamer De kwaliteit van de uitvoering van de lokale toegangsfunctie tot de verschillende vormen van jeugdzorg is ook een punt van aandacht. Om maximaal van/met elkaar te leren richten we samen met de andere Twentse gemeenten een regionale reflectiekamer in. Aan de hand van alle lokaal gestelde indicaties voor/verwijzingen naar regionale vormen van jeugdzorg kunnen we veel leren van wat wel en wat niet werkt in de lokale aanpak. In het regionale reflectiepunt bundelen we de expertise die we nodig hebben om maximaal te kunnen leren van en met elkaar. Ook de verwijzingen van huis- en jeugdartsen en medisch specialisten kunnen we zo gebruiken om de lokale aanpak te verbeteren en de kwaliteit te monitoren. 6.1.3 Landelijke inspecties en lokaal toezicht Het jeugddomein heeft op het ogenblik te maken met vijf rijksinspecties: Inspectie Jeugdzorg (IJZ), Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), Inspectie Veiligheid & Justitie (IV&J), Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW). Het Rijk heeft het Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) opgericht om ervoor te zorgen dat de vijf inspecties elkaar aanvullen en versterken in plaats van overlappen. De Inspectie Jeugdzorg zal met de nieuwe Jeugdwet omgevormd worden tot een nieuwe Inspectie Jeugd. De gemeente kan ook haar eigen toezicht organiseren, bijvoorbeeld als het gaat om de professionele norm. De precieze relatie van het gemeentelijke toezicht ten opzichte van de rijksinspecties moet nog worden uitgewerkt. De VNG is hierover in gesprek met de inspectie. 6.2 Hoe betrekken we burgers en cliënten bij het tot stand komen van beleid? De nieuwe Jeugdwet schrijft voor dat we jeugdigen/ouders een rol moet geven bij de voorbereiding van beleid. Tegelijkertijd is de Wmo ook van toepassing verklaard als het gaat om toetsing van cliënttevredenheid, de publicatieplicht van deze gegevens en de verplichting om advies te vragen aan vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Betrokkenheid van cliënten en cliëntorganisaties biedt meerwaarde omdat het draagvlak creëert voor het „eigen-regieprincipe‟, omdat we kunnen leren van praktijkervaringen en cliënten informatie kunnen geven over de uitvoerbaarheid van maatregelen vanuit hun perspectief. Daarmee zijn zij partners bij het aanbrengen van de gewenste veranderingen in de jeugdhulp. Om een goede inbreng van (potentiële) cliënten en cliëntenorganisaties bij de transitie en transformatie van de jeugdhulp te realiseren, hanteren we de volgende vertrekpunten, waarbij we onderscheid maken in regionale afspraken en lokale afspraken. 6.2.1 Regionaal niveau Het bestuurlijk model Samen14 moet nog verder uitgewerkt worden. In het besluitvormingsproces van gezamenlijke beleidsafspraken willen we het raadplegen van cliëntenorganisaties een plek geven. Ook de nog in te richten regionale reflectiekamer biedt mogelijkheden om via cliëntenorganisaties de mate van tevredenheid over het beleid te toetsen. De reflectiekamer heeft immers tot doel maximaal van/met elkaar te leren als het gaat om de lokale verwijzingen naar regionale vormen van jeugdzorg. De Provincie Overijssel heeft Zorgbelang gevraagd om de cliëntenparticipatie rondom de transitie jeugdzorg te versterken. Zij doet dit o.a. via een meldpunt jeugd en de ondersteuning van Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 24 een platform jeugd. In dit platform zijn de krachten van diverse cliëntenraden gebundeld. Gemeenten kunnen dit platform raadplegen, zich laten adviseren en gebruik maken van ervaringsdeskundigheid. 6.2.2 Lokaal niveau De cliëntparticipatie binnen de jeugdhulp wordt waar mogelijk op eenzelfde wijze aangepakt als de burgerparticipatie binnen onze gemeente. De basis hiervoor is de hiervoor door de Raad in 2012 vastgestelde nota “ Participeren moet je leren”. Hiervoor wordt in de loop van 2014 een plan opgesteld. Uitgangspunt hierbij is verder dat daar waar in de toegang en uitvoering van de taken binnen het Sociaal Domein integraliteit centraal staat, dit ook geldt voor de cliëntparticipatie. In dit licht bezien, is heroriëntatie op de huidige Wmo Raad aan de orde. 6.2.3 Participatie op uitvoeringsniveau De mate waarin de cliënten centraal gesteld worden en kunnen meepraten over wat zij zelf belangrijk vinden in de ondersteuning, wordt voor een belangrijk deel al vormgegeven door jeugdhulpinstellingen zelf, met cliëntenraden en medezeggenschapsorganen. Deze raden en organen vormen een belangrijk onderdeel van het kwaliteitsbeleid van organisaties en geven ons inzicht of instellingen ook daadwerkelijk werk maken van cliëntparticipatie. 6.3 Vertrouwenspersonen Wij zijn er op grond van de nieuwe Jeugdwet voor verantwoordelijk dat jeugdigen en hun ouders een beroep kunnen doen op een – van de gemeente en zorgaanbieders – onafhankelijke vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon zal de jeugdige of ouder helpen wanneer zich problemen voordoen tussen hen en de zorgaanbieder. De taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon zullen door ons in een verordening moeten worden opgenomen. Dit wordt in de verordening nader uitgewerkt. Het aantal en de aard van de klachten die bij de klachtencommissies van de zorgaanbieders binnenkomt zegt iets over de kwaliteit van de instelling. De jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen zijn verplicht in hun jaarverslag te rapporteren over het aantal klachten en de afhandeling. Ook de vertrouwenspersoon zal verslag doen richting de gemeente. Op deze manier ontvangen wij waardevolle informatie om te sturen op kwaliteitsverbeteringen in het stelsel. 6.4 Rechtsbescherming Wanneer wordt doorverwezen naar 2e lijns zorg, doen zij dat op grond van de voorwaarden die vastgelegd worden in de gemeentelijke verordening. De Jeugdwet spreekt van het toekennen van een individuele voorziening. Dit is een beschikking van de gemeente, waarop bezwaar en beroep mogelijk is op grond van de Algemene wetbestuursrecht (Awb). Voor beroepen op grond van de Awb is in de Jeugdwet de kinderrechter aangewezen als bevoegd. We gaan bekijken of en hoe de bezwaar- en beroepsprocedure nader uitgewerkt moet worden. In de Jeugdwet is beschreven waaraan klachtenbehandeling van de zorgaanbieders en gecertificeerde instellingen moet voldoen. Klachten op het gebied van vrijheid beperkende maatregelen en verlof binnen de gesloten jeugdhulp vallen in een apart regime. Deze klachten worden behandeld door een onafhankelijke klachtencommissie die de bevoegdheid heeft om besluiten te vernietigen. Deze klachtenregeling kent een beroepsmogelijkheid bij een beroepscommissie. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 25 7. Financiën jeugdzorg Alle budgetten die nu in Nederland worden uitgegeven aan jeugdhulp, worden gebundeld en gedecentraliseerd naar de gemeenten.. Het landelijk totaal wordt het macrobudget genoemd. Op dit macrobudget past de rijksoverheid een korting toe die oploopt tot 15% in 2017. Deze besparing wordt geleidelijk doorgevoerd. In 2015 zal de korting op het macrobudget ongeveer 3,4% bedragen. In 2016 bedraagt de korting ca. 10%, in 2017 15%. Dit zijn kortingen op het macrobudget, voor individuele gemeenten kunnen de kortingen heel anders uitpakken, hoger of lager uitvallen. 7.1 Hoogte budgetten De hoogte van het beschikbare budget zal bekend worden gemaakt in de meicirculaire 2014. Op moment van schrijven van deze nota was de meicirculaire nog niet gepubliceerd. 7.2 Deelfonds sociaal domein Het financieel budget dat we als gemeenten ontvangen voor de uitvoering van de jeugdhulptaken komt naar ons toe in een deelfonds „Sociaal Domein‟. Dit is één ontschot budget voor zowel de jeugdhulptaken als de taken in het kader van de decentralisaties Wmo en Participatie. De eerste drie jaar (start 2015) mag het budget niet worden besteed aan andere gemeentelijke taken. Vanaf dat moment wordt het lastig om de relatie te leggen tussen de hoogte van het budget en het aantal cliënten. Herleiden van het budget naar de oorspronkelijke bestedingsgroep (jeugdzorg, Awbz en participatie) wordt dan erg lastig. Vanaf 2018 wordt het deelfonds opgenomen in de algemene uitkering. 7.3 Eigen bijdragen Gemeenten vragen een eigen bijdrage in de kosten van jeugdhulp. Ook nu is er al sprake van een ouderbijdrage. De ouderbijdrage is ingegeven door het besparingsmotief: ouders van wie de kinderen buiten het gezin worden verzorgd, hebben minder kosten voor die kinderen. De ouderbijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK (Centraal Administratie Kantoor). 7.4 Niet gecontracteerde aanbieder Een punt van aandacht is dat cliënten ook kunnen kiezen voor een zorgaanbieder die niet is gecontracteerd. In dit geval zal veelal voor een Persoonsgebonden budget worden gekozen. Indien er wordt voldaan aan een aantal voorwaarden, is dit een goede oplossing om aan de keuzevrijheid van de cliënt tegemoet te komen. Het persoonsgebonden budget wordt in de volgende paragraaf verder uitgewerkt. In Hof van Twente hebben de burgers maximale keuzevrijheid indien zij voor het invullen van hun ondersteuningsbehoefte kunnen kiezen uit meerdere zorgaanbieders. 7.5 Persoonsgebonden Budget Gemeenten moeten de mogelijkheid bieden voor het toekennen van een Persoonsgebonden budget (Pgb). Dit is een wettelijk voorschrift. Burgers hebben daarmee meer mogelijkheden om ondersteuning te krijgen op een wijze die aansluit bij hun voorkeuren. Ook kunnen zij op deze wijze beter zelf regie behouden. De nieuwe Jeugdwet schrijft een aantal bepalingen Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 26 voor, voor het verstrekken van een Pgb. Het uitgangspunt is dat de burger maatwerkvoorzieningen „in natura‟ krijgt. De mogelijkheid van een Pgb moet geboden worden als een burger dit wenst. Rechten en plichten ten aanzien van een Pgb De gemeente heeft de plicht om, nadat uit onderzoek is gebleken dat de burger voor een voorziening voor jeugdhulp in aanmerking komt, de burger te informeren over de mogelijkheid om voor een Pgb te kiezen en over de gevolgen van die keuze. Er moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan om van de mogelijkheid van het Pgb gebruik te kunnen maken: de jeugdigen en hun ouders moeten aantonen dat zij over de vaardigheden beschikken om de jeugdhulp zelf bij derden in te kunnen kopen. de jeugdige en zijn ouder dienen te onderbouwen waarom zij de individuele voorziening niet geleverd wensen te krijgen door een door het college voorgestelde jeugdhulpaanbieder. de jeugdhulp die de jeugdige en zijn ouders met het budget wensen in te kopen moet voldoen aan de kwaliteitseisen. De gemeente is vrij in de manier waarop zij invulling geeft aan het waarborgen van de kwaliteit. In twee situaties kan geen pgb worden verstrekt, nl. indien er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en indien de jeugdige opgenomen is met een machtiging gesloten jeugdhulp. De gemeente bepaalt in een verordening in welke situaties en onder welke voorwaarden de burger aan wie een Pgb is verstrekt, de mogelijkheid krijgt om personen in te schakelen uit zijn of haar sociaal netwerk. De gemeente bepaalt in een verordening hoe de hoogte van het Pgb wordt vastgesteld. Het Pgb moet toereikend zijn om voorzieningen die tot de jeugdhulp horen van derden te kunnen betrekken. De gemeente mag een aanvraag voor een Pgb niet weigeren11 als de kosten hoger zijn dan de jeugdhulp die de gemeente heeft gecontracteerd (zorg in natura). In dit geval wordt gekozen worden een pgb te verstrekken maximaal ter hoogte van het ingekochte zorg in natura tarief. PGB‟s worden niet rechtstreeks aan de cliënt overgemaakt, maar het trekkingsrecht verloopt via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB betaald met het PGB de rekeningen die de cliënt indient voor de door hem ingekochte zorg. 7.6 Risico’s De transitie van de jeugdzorg is een omvangrijke operatie. Het is goed om ons al in de voorbereidingsfase bewust te zijn van risico‟s (zoals zorginhoudelijke risico‟s, financiële risico‟s, politieke risico‟s, juridische risico‟s, risico‟s rond partners jeugdzorg, personele risico‟s en informatisering risico‟s) en tijdig beheersmaatregelen te treffen. Als grootste risico‟s zien we op dit moment, naast de financiële risico‟s, met name de veiligheid van kinderen, de soms helaas onvermijdelijke incidenten en de continuïteit en kwaliteit van instellingen (ook i.r.t. inkoop). Risicomanagement verdient aandacht omdat de transitie van de jeugdzorg een zeer complexe overgang van taken naar de gemeente inhoudt en daarnaast zeer omvangrijk is in financiële zin. 11 Dit wijkt af van het pgb in de Wmo. Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 27 We denken na over het hanteren van deze risico‟s. Dit is een samenspel tussen regionale en lokale acties. Om financiële risico‟s te beperken onderzoeken we de mogelijkheden van een regionaal noodfonds en richten we de regionale reflectiekamer in. Lokaal is vooral aan de orde de samenwerking met de toegangsfunctie, voldoende kwaliteit lokaal, een incidentenprotocol (wie doet wat bij incidenten) en uiteraard waarborgen in de planning en controlcyclus (bijv. ten aanzien van budgetbeheer). Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0 Pagina 28
© Copyright 2024 ExpyDoc