Beleidsplan Jeugdzorg Concept

Beleidsplan
Jeugdzorg
Hof van Twente
2015-2017
Concept
Versie 1.0
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 1
Inhoud
1. Inleiding ............................................................................................................................................... 4
1.1 Relatie met andere ontwikkelingen .............................................................................................. 4
1.2 Doel en inhoud beleidsplan ........................................................................................................... 5
1.3 Proces ............................................................................................................................................ 5
2. Situatie Hof van Twente ...................................................................................................................... 6
2.1 De jeugd in Hof van Twente .......................................................................................................... 6
2.2. Het gebruik van jeugdhulp ........................................................................................................... 6
3. Visie en uitgangspunten ...................................................................................................................... 7
3.1 Algemene visie en uitgangspunten ............................................................................................... 7
3.1 Transformatie Jeugdzorg Twente: visie op samenwerking. .......................................................... 8
4. Wat is de opgave voor de gemeente? ............................................................................................... 10
4.1 Algemeen..................................................................................................................................... 10
4.2 Jeugdhulp .................................................................................................................................... 12
4.3 Gedwongen kader ....................................................................................................................... 13
5
Hoe gaan we de toegang regelen .................................................................................................. 15
5.1 Algemeen / Inleiding ................................................................................................................... 15
5.1.1 Wat is toegang tot het sociaal domein................................................................................. 15
5.1.2 De toegang als model ........................................................................................................... 15
5.2. Het voorportaal .......................................................................................................................... 16
5.3 Het regisseursmodel.................................................................................................................... 17
5.4 Huisarts, medisch specialist en jeugdarts ................................................................................... 20
5.5 Toegang regionaal ...................................................................................................................... 20
5.6 Groeimodel en vangnet ............................................................................................................... 22
6. Hoe gaan we de kwaliteit van zorg bewaken? .................................................................................. 23
6.1 Kwaliteitsbewaking...................................................................................................................... 23
6.1.1.Kwaliteitscriteria voor zorgaanbieders ................................................................................ 23
6.1.2. Regionale reflectiekamer .................................................................................................... 24
6.1.3 Landelijke inspecties en lokaal toezicht ............................................................................... 24
6.2 Hoe betrekken we burgers en cliënten bij het tot stand komen van beleid? ............................. 24
6.2.1 Regionaal niveau .................................................................................................................. 24
6.2.2 Lokaal niveau ........................................................................................................................ 25
6.2.3 Participatie op uitvoeringsniveau......................................................................................... 25
6.3 Vertrouwenspersonen................................................................................................................. 25
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 2
6.4 Rechtsbescherming ..................................................................................................................... 25
7. Financiën jeugdzorg........................................................................................................................... 26
7.1 Hoogte budgetten ................................................................................................................... 26
7.2 Deelfonds sociaal domein ....................................................................................................... 26
7.3 Eigen bijdragen ........................................................................................................................ 26
7.4 Niet gecontracteerde aanbieder ............................................................................................. 26
7.5 Persoonsgebonden Budget ..................................................................................................... 26
7.6 Risico’s ..................................................................................................................................... 27
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 3
1. Inleiding
Gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor de jeugdhulp. Dit houdt in dat de
gemeenten verantwoordelijk worden voor vrijwel de gehele ondersteuning en hulp aan
jeugdigen, ouders en gezinnen. Naast de huidige taak van het preventieve jeugdbeleid en de
jeugdgezondheidszorg worden gemeenten daardoor ook verantwoordelijk voor:
provinciale jeugdzorg, jeugdzorgplus, jeugdbescherming (voogdij en gezinsvoogdij),
jeugdreclassering, jeugd-geestelijke gezondheidszorg (jeugd-ggz) en jeugd-licht verstandelijk
gehandicapten hulp (jeugd-lvb). Gemeenten worden hiermee verantwoordelijk voor alle
jeugdzorg die nu onder het rijk, de provincies, de gemeente, de AWBZ en de
Zorgverzekeringswet (ZvW) valt.
In de Jeugdwet staat beschreven dat er een omslag (een transformatie) nodig is die leidt tot:
- Preventie en uitgaan van de eigen kracht van de gezinnen, jeugdigen, ouders en hun
sociale netwerk.
- Minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren
- Eerder (jeugd)hulp op maat voor kwetsbare kinderen
- Integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: een plan, een gezin, een
regisseur
- Meer ruimte voor jeugdprofessionals en verminderen van regeldruk
Niet alle taken waar Hof van Twente verantwoordelijk voor wordt, gaan we ook zelf
uitvoeren. Met de andere gemeenten van de regio Twente zijn afspraken gemaakt over de
samenwerking. Hierbij is een gezamenlijke visienota opgesteld. Daarnaast stelt iedere
gemeente een lokaal beleidsplan op. Dit plan ligt nu voor.
1.1 Relatie met andere ontwikkelingen
Gemeenten krijgen naast de nieuwe taken op het gebied van jeugd, ook nieuwe
verantwoordelijkheden op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning en Werk.
Wij bereiden deze veranderingen in samenhang voor. Uitgangspunten hiervoor zijn
vastgesteld in de nota Sociaal Domein en Toegang.
Daarnaast bereidt het onderwijs zich voor op de Wet op het Passend Onderwijs. De
stelselwijziging Passend Onderwijs start medio 2014. Opgave is meer leerlingen met
specifieke ondersteuningsbehoeften in het regulier onderwijs les te geven. De verwachting is
dat met name meer leerlingen met specifieke gedragsproblematiek en (licht) psychiatrische
problemen binnen het regulier onderwijs blijven. Hier is een direct raakvlak met de jeugdzorg
en ook het werkelijk realiseren van één gezin, één plan, één regisseur. Wij hebben overleg
met het onderwijs om de zorgstructuren van onderwijs en gemeente te koppelen. Hierbij
wordt de gemeentelijke regisseur verankerd binnen de onderwijsstructuur.
Wij zien grote kansen in het verbinden van de verantwoordelijkheden die naar de gemeenten
komen. Het biedt ons de mogelijkheid om jeugdigen en gezinnen integrale ondersteuning te
bieden, met aandacht voor alle leefgebieden en alle gezinsleden. Zo zal een jongere met
een verstandelijke beperking thuis en op school ondersteuning nodig hebben. Ook de
ouders, andere gezinsleden en school hebben eventueel ondersteuning op maat nodig.
Verder zal de jongere ook bij het vinden van een stageplaats, werk en wonen na zijn 18e jaar
hulp nodig hebben. Binnen de gemeente maken we ons sterk voor deze integrale aanpak.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 4
1.2 Doel en inhoud beleidsplan
Het maken van een beleidsplan voor de jeugdhulp is een wettelijke plicht voor gemeenten. In
dit beleidsplan beschrijven we hoe we de preventie en zorg rondom jeugd vorm willen geven.
Voor een deel van de taken willen we dat samen met de regiogemeenten doen. De lokale
uitgangpunten en afspraken over de regionale samenwerking vindt u in hoofdstuk.3.
We geven in dit beleidsplan de kaders aan. We geven de richting en de vorm aan, maar een
aantal zaken moet nog in de praktijk worden uitgewerkt. Dat gebeurt in 2014, maar ook in de
jaren na 1 januari 2015. Een transitie en transformatie van deze omvang is een langdurig,
complex en intensief proces dat om een lange adem en flexibiliteit vraagt.
1.3 Proces
Regionaal en indien nodig lokaal zijn gesprekken gevoerd met cliënten, huidige
zorgaanbieders en huidige financiers (provincie, zorgkantoor en zorgverzekeraar) op alle
onderdelen van de transitie. Er zijn werkbezoeken georganiseerd aan jeugdzorginstellingen
in de regio. De gemeenten hebben lokaal de regionale ‟Visie Transitie Jeugdzorg Twente‟
vastgesteld en er is een regionaal transitiearrangement vastgesteld. Er zijn
informatiebijeenkomsten georganiseerd voor raadsleden, de Wmo-adviesraad en
zorgaanbieders van de regio.
Op ambtelijk niveau is door alle Twentse gemeenten nauw samengewerkt. Waar nodig, is
extern advies ingewonnen. Tot slot is overleg gevoerd met het onderwijs in het kader van de
aansluiting met passend onderwijs.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 5
2. Situatie Hof van Twente
De Jeugdwet gaat over gezinnen, jeugdigen en ouders. Hun eigen kracht staat centraal. De
ruime meerderheid van de jeugdigen in Nederland, en ook in Hof van Twente, heeft de hulp
die mogelijk is door de Jeugdwet niet nodig. Een bekende vuistregel is dat ongeveer 80%
van de jeugdigen gezond en veilig kan opgroeien zonder de hulp van professionals, 15%
heeft incidenteel (lichte) hulp nodig en zo‟n 5% heeft, soms langdurig, zeer gespecialiseerde
hulp nodig.
2.1 De jeugd in Hof van Twente
De leeftijdsgrens die in de jeugdwet gehanteerd wordt is 18 jaar. Er zijn bepaalde vormen
van jeugdhulp waarbij de leeftijdsgrens van 23 jaar wordt gehanteerd.
0 - 3 jaar
1373
4 -11 jaar
3492
12 -17 jaar
2698
18 - 22 jaar
2087
0 – 17 jaar
7563
Bron: CBS, 2012
2.2. Het gebruik van jeugdhulp
Over het gebruik van jeugdhulp zijn veel gegevens beschikbaar die onderling verschillen. Dit
heeft diverse oorzaken, een oorzaak is dat de jeugdhulp tot nu toe een zeer versnipperde
sector is. Het is niet eerder nodig geweest om op gemeenteniveau te registreren welke
jeugdige gebruik maakte van jeugdhulp. Ook is het niet mogelijk het aantal jeugdigen dat
gebruik maakt van jeugdhulp bij elkaar op te tellen omdat één jeugdige tegelijkertijd gebruik
kan maken van diverse vormen van jeugdhulp, dit levert dus dubbellingen op.
De hieronder weergegeven cijfers geven een indruk van de aantallen jeugdigen in de diverse
zorgvormen. Het is een momentopname van het jaar 2012.
Vorm jeugdhulp1
Provinciale jeugdzorg
AMK
Pleegzorg
Verblijf deeltijd
Ambulante zorg
Jeugdbescherming
Jeugdreclassering
Voogdij
VB (verstandelijke beperking)
GGZ 1e lijn
GGZ DBC zonder verblijf
GGZ DBC met verblijf
Cliënten MEE (0-23 jaar) ingeschreven
Cliënten MEE (0-23 jaar) actief
1
2
3
4
Aantal jeugdigen
120
32
35
10
60
70
25
5
56
216
188
52
2113
454
Cijfers CBS, 2012.
Cijfer afkomstig uit het onderzoek van I&O research, peiljaar 2011.
I&O research, peiljaar 2011.
I&O research, peiljaar 2011.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 6
3. Visie en uitgangspunten
3.1 Algemene visie en uitgangspunten
Kinderen en jongeren groeien meestal en vooral thuis op, maar ook in de buurt en op school.
Naast opvoeders, familieleden, vrienden en buren, zijn hierbij verschillende organisaties
betrokken, zoals onderwijsinstellingen en organisaties op het gebied van welzijn en zorg.
Ieder neemt een eigen positie in het jeugdstelsel in, vanuit een specifieke rol. Bij het
vormgeven aan de decentralisatie van de jeugdzorg willen we recht te doen aan ieders
opdracht en uitdaging. Daarbij willen we naast het verleggen van verantwoordelijkheden,
vooral bouwen aan een nieuw stelsel van zorg en ondersteuning voor kinderen, jongeren en
hun opvoeders.
In dit hoofdstuk geven we als gemeente weer hoe we aankijken tegen opvoeden en
opgroeien, vooral als dit niet geheel vanzelf gaat. Daarbij gaat het om inhoudelijke
elementen: Hoe kijken we naar het kind of de jongere en welke rol zien we weggelegd voor
opvoeders? En wat is de rol die de professionals volgens ons moeten innemen? Maar ook
om organisatorische elementen als: Waar willen we prioriteit leggen? Wat zijn voor ons
wezenlijke vertrekpunten bij het invulling geven aan onze nieuwe verantwoordelijkheden op
het gebied van de jeugdzorg?
Regionaal is een visienota opgesteld die alle 14 regio-gemeenten lokaal hebben vastgesteld.
In deze visienota is beschreven hoe we aankijken tegen opgroeien en opvoeden, vooral
wanneer dit niet helemaal vanzelf gaat. Hierbij zijn een aantal elementen of uitgangspunten
benoemd die het vertrekpunt vormen voor onze visie op de transformatie in de jeugdzorg.
Deze elementen zijn hieronder kort weergegeven. Voor een uitgebreide beschrijving
verwijzen we naar de Visienota: Transformatie jeugdzorg Twente.5
Wij stellen het kind centraal
Wij vinden dat ouders zelf verantwoordelijk zijn
Waar nodig versterken we de opvoeding
Waar nodig versterken we de ondersteuning
Waar nodig nemen we de opvoeding over
Daarnaast is een aantal uitgangspunten vastgesteld over de wijze waarop wij deze
transformatie denken te kunnen realiseren. Deze uitgangspunten benoemen we hier kort.
Voor de uitgebreide toelichting verwijzen we naar de Visienota: Transformatie Jeugdzorg
Twente.
We zetten in op het versterken van eigen kracht
We leggen nadruk op preventie en vroegsignalering
We organiseren de ondersteuning zo dichtbij mogelijk
We bieden de ondersteuning integraal (één gezin, één plan, één regisseur)
We bieden de ondersteuning zo intensief als nodig en zo lang als nodig
We bieden de ondersteuning vraaggericht, niet aanbod gericht
We geven organisaties en professionals vertrouwen
5
‘Visienota: Transformatie Jeugdzorg Twente’ vastgesteld door de gemeenteraad van Hof
van Twente april 2013.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 7
3.1 Transformatie Jeugdzorg Twente: visie op samenwerking.
De decentralisatie van taken en verantwoordelijkheden naar de gemeenten heeft een grote
impact, zowel op de ontvangers en aanbieders van zorg en ondersteuning, als op ons als
gemeenten. Gezien de benodigde deskundigheid, de beperkte omvang van bepaalde
doelgroepen en de schaal waarop sommige gespecialiseerde voorzieningen zijn
georganiseerd, is het logisch om als gemeenten bij het voorbereiden, uitvoeren en aansturen
van bepaalde taken bovenlokaal op te trekken. De regio heeft met ruim 600.000 inwoners
genoeg omvang om de transitie aan te kunnen. Voor een beperkt aantal taken zijn we als
gemeenten wettelijk verplicht bovenlokaal samen te werken. Gemeenten in Twente werken
al langer samen in het preventieve veld om de zorg voor jeugd te verbeteren en hebben van
meet af aan uitgesproken ook nauw te willen samenwerken bij de transitie van de jeugdzorg.
De wijze waarop dit vorm krijgt is vastgelegd en vastgesteld in de nota “Positionering
regionale jeugdzorgtaken in Twente‟6
Hierbij is besloten de volgende taken gezamenlijk uit te voeren:
Het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK);
Het beginpunt van de crisisdienst (melding, analyse, crisisinterventie);
Het inhoudelijk faciliteren van het reflectiepunt voor het verzamelen, bundelen en
delen van informatie, zoals verwijspatronen;
Het inrichten van een advies- en consultatiefunctie. Bedoeld voor ondersteuning van
de lokale toegang; hierin kan specialistische kennis worden gecentraliseerd zodat
deze kennis op afroep beschikbaar is voor alle 14 gemeenten en niet in elke
gemeente afzonderlijk moet worden toegevoegd;
Alle gezamenlijke backoffice taken zoals bijvoorbeeld inkoop van regionale
jeugdhulpvormen;
De gemeente van herkomst is en blijft verantwoordelijk voor het bekostigen van de zorg die
regionaal beschikbaar is, inclusief de indicatiestelling daarvoor.
Dat we onze lokale aanpak centraal stellen betekent dat we in onze eigen gemeente
maximaal inzetten op het versterken van de ondersteuning in de lokale situatie. We kiezen
op basis van lokale overwegingen hoe we dat doen en op welke wijze we de expertise van
derden inzetten bij het opstellen en uitvoeren van „de één gezin, één plan‟, één
regisseursgedachte‟. Ook het bepalen of bij de uitvoering van dat plan de inzet van regionale
zorgvormen nodig is (toegang/ indicatie), beschouwen we als een lokale
verantwoordelijkheid.
We gaan de regionale zorgvormen gezamenlijk inkopen, resulterend in raamcontracten
waarin afspraken over prijs en kwaliteit worden vastgelegd.
We gaan geen gezamenlijk budget vormen voor de regionale zorgvormen op basis waarvan
we volume afspraken maken met de aanbieders. Het volume is immers afhankelijk van de
lokale keuzen. Daarnaast gaan we wel gezamenlijk de kosten delen van enkele
voorwaardelijke beschikbaarheidsdiensten waar geen door beleid beïnvloedbare
gebruikscomponent in zit. Dat betreft de advies- en meldpuntfunctie van het AMHK, de
meldpuntfunctie van de regionale crisisdienst en de werving en selectie van pleegouders.
3. We gaan als Twentse gemeenten maximaal van en met elkaar leren hoe we het beste de
lokale aanpak kunnen versterken en effectief kunnen maken.
Deze Twentse samenwerking gaat ons helpen om van en met elkaar te leren We gaan alle
ervaringen delen die we in onze gemeenten opdoen om de kennis en kunde die nodig is voor
de versterking van de lokale ondersteuning en zorg voor jeugd zoveel mogelijk gezamenlijk
6
Raadsbesluit positionering regionale jeugdhulptaken Twente d.d. 11 maart 2014.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 8
te ontwikkelen.
4. We gaan een regionaal reflectiepunt inrichten, waar we feedback verzamelen op alle
doorverwijzingen naar regionale zorgvormen, inclusief die van huisartsen.
Als onderdeel van het opbouwen van de gezamenlijke kennis en kunde rond de jeugdzorg in
Twente, gaan we regionaal een onafhankelijk „reflectiepunt‟ inrichten. Op basis van de lokaal
gestelde indicaties voor regionale zorg kunnen we veel leren van wat wel en wat niet in de
lokale aanpak verwacht mag worden. In dat onafhankelijke regionale reflectiepunt bundelen
we de expertise die we als gemeenten noodzakelijk achten om maximaal te kunnen leren
van en reflecteren op de indicaties die lokaal zijn gesteld.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 9
4. Wat is de opgave voor de gemeente?
4.1 Algemeen
Met de nieuwe Jeugdwet worden wij bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor de
preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroeien en opvoeden, psychische problemen en
stoornissen.
Het doel hiervan is om het jeugdstelsel te vereenvoudigen en het efficiënter en effectiever te
maken, met het uiteindelijke doel het versterken van de eigen kracht van de jongere en van
het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en sociale omgeving.
Daarom is naast de transitie van verantwoordelijkheden ook een transformatie nodig in de
ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen door:
1. het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, scholen en in
voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen.
2. het versterken van vroegsignalering en preventie zodat eerder hulp wordt geboden
en het beroep op dure gespecialiseerde hulp wordt verminderd
3. uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden (eigen kracht) van
jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk.
4. vraaggerichte, integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt „één gezin, één
plan, één regisseur‟.
5. meer ruimte voor professionals om de juiste hulp op maat te bieden.
Aan deze wet ligt de visie op de pedagogische civil society ten grondslag waarin ieder kind
een veilige omgeving om zich heen heeft, waarin de school, de naschoolse opvang, de
sportclub en de buurt een belangrijke rol spelen. Een positief jeugdbeleid dat uitgaat van
mogelijkheden van jongeren en waarin ouders, kinderen en jongeren gehoord worden en
een stem hebben in de ontwikkeling van voorzieningen voor jeugdigen. Wanneer
desondanks ondersteuning, hulp en zorg nodig is voor jeugdigen en hun ouders moet sprake
zijn van snelle en goed toeleiding tot jeugdhulp, die van goede kwaliteit is, die erop gericht is
dat ouders zoveel mogelijk zelf de regie in handen houden en die zorgvuldig wordt
afgestemd als sprake is van complexe gezinsproblemen.
In de nieuwe Jeugdwet wordt het wettelijk recht op zorg vervangen door een jeugdhulpplicht
voor gemeenten, vergelijkbaar met de huidige compensatieplicht in de Wmo. Gemeenten
krijgen de plicht een voorziening te treffen op het gebied van jeugdhulp als een jeugdige of
zijn ouders dit nodig hebben en zij er op eigen kracht niet uitkomen. We moeten hierbij
zorgen voor deskundige advisering over en beoordeling van de vraag om hulp, maar kunnen
zelf bepalen welke voorziening precies moet worden getroffen. Met deze omslag van een
systeem van een recht van de burger naar een plicht van de gemeente om waar nodig
voorzieningen te treffen, kunnen wij beter inspelen op de lokale en persoonlijke
omstandigheden en is een meer efficiënte en effectieve uitvoering
van hulp mogelijk.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 10
In de memorie van toelichting bij de Jeugdwet wordt de opbouw van de gemeentelijke taken
als volgt weergegeven:
Voor het grootste gedeelte van de jeugdigen en hun ouders is voor het gezond opgroeien
van de kinderen een positief opgroei- en opvoedklimaat voldoende. Zij hebben geen
jeugdhulp nodig. Een kleinere groep jeugdigen en hun ouders hebben (tijdelijke)
ondersteuning nodig in de vorm van een voorziening. Slechts voor een zeer kleine groep
jeugdigen en hun ouders is ingrijpen door de overheid noodzakelijk. Dit is het geval als
ouders er onvoldoende in slagen om hun opvoedingsverantwoordelijkheid waar te maken en
hun kinderen in de ontwikkeling worden bedreigd, of wanneer een jongere een strafbaar feit
heeft gepleegd.
In de nu volgende paragrafen worden per compartiment van bovenstaande driehoek de
verschillende vormen van preventie, hulp, ondersteuning en zorg toegelicht.
De basis van de driehoek zoals hierboven weergegeven wordt gevormd door de
zogenaamde pedagogische civil society, een positief opvoed- en opgroeiklimaat. De wijze
waarop onze gemeente hier vorm en inhoud aangeeft is beschreven in de beleidsnota Jeugd
2014-2017.7
Jeugdgezondheidszorg
De jeugdgezondheidszorg (JGZ) is onderdeel van de publieke gezondheidszorg en heeft als
doel het bevorderen, beschermen en bewaken van de gezondheid en de lichamelijke,
cognitieve en psychosociale ontwikkeling van kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 tot 19
jaar.
De jeugdgezondheidszorg heeft als basistaak om alle kinderen in beeld te hebben,
monitoren en signaleren, screenen, vaccineren, inschatten van de zorgbehoefte en het
geven van kortdurende ondersteuning en indien nodig het tijdig hulp inschakelen.
Hof van Twente faciliteert een vrij toegankelijk aanbod van lichte opvoedondersteuning,
bijvoorbeeld door het periodiek aanbieden van cursussen en lezingen voor ouders en
opvoeders, maar ook voor bijvoorbeeld scholen. Daarnaast is onze plaatselijke zorgstructuur
sluitend gemaakt door de inzet van jeugdverpleegkundigen en jeugdartsen.
LOES
In het CJG is het Loesconcept de invulling van de functie „informatie en advies over
opvoeden en opgroeien‟. LOES is opgezet vanuit een permanente public health benadering.
7
Beleidsnota Jeugd 2014-2017, door het college van B&W vastgesteld juni 2012.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 11
Loes is het gezicht van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Met de Loes campagne wordt het
publiek voortdurend benaderd via kranten, nieuwsbrieven en reclame-uitingen. Ouders en
opvoeders kunnen voor informatie en advies terecht op de Loes website. Daarnaast zijn in
Twente afspraken gemaakt over digitale en telefonische bereikbaarheid van
Loesmedewerkers voor ouders/verzorgers met opvoed- en opgroeivragen. De basis van
Loes is laagdrempeligheid.
De online activiteiten van Loes (website, Twitter, Facebook en Youtube) sluiten aan bij het
gegeven dat ouders bij vragen meestal eerst online informatie zoeken.
4.2 Jeugdhulp
Jeugdhulp wordt in de Jeugdwet als volgt gedefinieerd:
1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij
het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van
psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een
verstandelijke beperking van de jeugdige, of opvoedingsproblemen van ouders;
2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig
functioneren van jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een
chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien
jaar nog niet hebben bereikt, en
3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke
verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een
verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische
aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien
verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van
jeugdstrafrecht;
Hieronder geven we een korte beschrijving van de jeugdzorgvormen die we onderscheiden.
We hebben hierbij bewust gekozen voor een niet-sectorale benadering. Eén van de
doelstellingen van het nieuwe stelsel is immers een integrale aanpak.
Als het bijvoorbeeld gaat om ambulante zorg, kan dit zorg zijn uit zowel JGGZ, VB-zorg als
jeugdzorg of een combinatie van vormen.
Ambulant
Ambulante hulpverlening betreft zorg die vooral verleend wordt op afgesproken tijden.
Kinderen, jongeren en opvoeders bezoeken de hulpverlening, of de hulpverlener bezoekt de
cliënt in zijn of haar leefomgeving. Ambulante ondersteuning is er in veel verschillende
vormen en wordt geboden door instellingen en door vrijgevestigde beroepsbeoefenaren.
Residentieel
Residentiële jeugdzorg is hulpverlening waarbij kinderen en jongeren van 0-18 jaar, (tijdelijk)
dag en nacht buiten hun eigen omgeving verblijven. Ook residentiële zorg kent veel
verschillende zorgvormen. Het karakter van residentiële zorg kan gesloten, besloten of open
zijn. Het kan gaan om 24-uurs vormen van zorg en ondersteuning, maar er zijn bijvoorbeeld
ook leefgroepen met deeltijdarrangementen, waarbij jongeren deels in een groep wonen en
bijvoorbeeld in het weekend thuis zijn.
Pleegzorg
Pleegzorg is voor kinderen en jongeren tussen 0 en 18 jaar die door een opvoed- en
opgroeiprobleem (tijdelijk) niet bij hun eigen ouders kunnen wonen. Pleegzorg is meestal
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 12
vrijwillig, maar kan ook gedwongen zijn (op last van de kinderrechter). Er zijn diverse vormen
van pleegzorg:
- een hulpverleningsvariant (crisisopvang en kortdurende pleegzorg)
- een opvoedingsvariant (langdurige pleegzorg, vaak tot volwassenheid)
- een deeltijdvariant (vakantie of weekendpleegzorg, naschoolse opvang)
Als pleegouders in de directe omgeving van een pleegkind worden gevonden (familie of
bekenden) wordt dit netwerkpleegzorg genoemd.
Het werven van pleegouders en het beoordelen van hun geschiktheid is een voorwaarde
voor het kunnen leveren van pleegzorg (beschikbaarheidsdienst). De 14 Twentse
gemeenten hebben besloten dit gezamenlijk te organiseren en hiervoor de kosten samen te
dragen (solidariteitsbeginsel). Hierbij moeten we tot een goede onderlinge verdeling komen.
We willen dat er een regionale pool van pleeggezinnen beschikbaar is/komt, ook moet
bovenregionale plaatsing mogelijk zijn in voorkomende gevallen.8
4.3 Gedwongen kader
Jeugdbescherming
Dit is een gedwongen maatregel die de kinderrechter kan opleggen als een vorm van
vrijwillige hulp niet werkt, in gezinssituaties waarin ernstige opvoedingsproblemen
voorkomen en/of de ontwikkeling van het kind of de jongere in het geding is. Een kind of
jongere wordt dan „onder toezicht gesteld‟ (OTS). Een gezinsvoogd begeleidt het gezin bij de
opvoeding, tot ouders dit zelfstandig kunnen overnemen. Het gezag over het kind blijft in
principe bij de ouders, waarbij de aanwijzingen van de gezinsvoogd moeten worden gevolgd.
Een OTS duurt maximaal 12 maanden. De kinderrechter kan de OTS steeds met 1 jaar
verlengen tot de jongere 18 jaar is.
Als blijkt dat de ouders niet in staat zijn de opvoeding weer volledig op te nemen of wanneer
dit aan het kind ernstige (psychische) schade toebrengt, kan de gezinsvoogd bij de
kinderrechter een verzoek tot ontheffing indienen. Dit houdt in dat de ouders worden
ontheven uit het ouderlijk gezag en dat een derde het gezag over het kind krijgt. Als ouders
niet in staat zijn hun kind op te voeden en te verzorgen kunnen zij uit het ouderlijk gezag
ontzet worden. Als het in het belang van het kind is, kan de kinderrechter besluiten het kind
of de jongere in een pleeggezin of tehuis te plaatsen (machtiging uithuisplaatsing).
Jeugdreclassering
Jongeren vanaf 12 jaar kunnen wegens strafbaar gedrag voor de kinderrechter moeten
verschijnen. Deze kan dan een straf opleggen. Dit kan een boete zijn, een taakstraf of een
gevangenisstraf. De kinderrechter kan ook besluiten dat de jongere begeleiding nodig heeft
van een jeugdreclasseringswerker. Hiermee moet worden voorkomen dat de jongere
opnieuw de fout ingaat.
De jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen worden op dit moment
uitgevoerd door een beperkt aantal organisaties, namelijk de Bureaus Jeugdzorg (BJZ) en,
onder mandaat van het BJZ, door enkele landelijk werkende instellingen. Vanaf 2015 moeten
we als gemeenten gecertificeerde instellingen contracteren. Het ligt voor de hand dat dit
(onder meer) de huidige uitvoerders zijn. De uitvoering van de
jeugdbeschermingsmaatregelen vindt zo veel mogelijk lokaal plaats.
8
Uit: Samenwerken aan jeugdzorg in Twente
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 13
Jeugdzorgplus
Dit is een vorm van hulpverlening met drang en dwang, voor jongeren voor wie een
machtiging gesloten jeugdzorg is afgegeven door de kinderrechter. Het gaat om jongeren
met ernstige, hardnekkige gedragsproblemen die zich aan de noodzakelijke behandeling
dreigen te onttrekken. Soms vormen zij een gevaar voor zichzelf. JeugdzorgPlus wordt op dit
moment geleverd door 13 instellingen op landelijk niveau. In Twente betreft het LSG-Rentray
en de OG Heldringstichting.9
9
Uit: Samenwerken aan jeugdzorg in Twente
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 14
5 Hoe gaan we de toegang regelen
5.1 Algemeen / Inleiding
In dit onderdeel van het beleidsplan geven wij weer hoe wij de toegang organiseren. In
februari 2014 heeft de vorige gemeenteraad door het vaststellen van de notitie Toegang tot
het sociaal domein al kaders bepaald voor het vormgeven van de toegang. Deze kaders
vormen de basis voor dit onderdeel van het beleidsplan en worden hier herhaald en waar
nodig en mogelijk verder uitgewerkt.
Het is goed om over de toegang op voorhand het volgende op te merken. Termen als
toegang, meldpunt, voorportaal kunnen snel een associatie oproepen met een fysiek loket.
Toegang tot het sociaal domein is echter meer dan een fysiek loket. Het is ook een digitale
toegang. Het is ook de toegang die verloopt via al bestaande netwerken en zorgstructuren.
De uitdaging is om van het bestaande het goede te behouden en dit op een goede manier in
te passen in de brede toegang waarvoor de gemeente verantwoordelijk wordt. Dit is een
ingewikkeld proces dat niet vanaf de tekentafel in het gemeentehuis kan worden
vormgegeven. Hiervoor zoeken wij dan ook vanuit de visie die in dit beleidsplan is
neergelegd de dialoog met de betrokken partners. In de periode tussen nu en 1 januari 2015
om per genoemde datum een adequaat werkende toegang te hebben. Na 1 januari 2015 om
onder meer aan de hand van concrete ervaringen de toegang verder te verbeteren.
De lokale toegang tot de jeugdhulp wordt ingebed in de brede toegang tot het sociale
domein. Met betrekking tot jeugd blijven de bekende ingangen voor opvoed- en
opgroeivragen bestaan. Bekende ingangen zijn bijvoorbeeld de huisarts, het CJG, inclusief
het consultatiebureau en het onderwijs. We zorgen ervoor dat deze ingangen nauw met
elkaar verbonden zijn.
Specifiek ten aanzien toegang in relatie tot jeugd geldt dat het gedwongen kader geen deel
uit maakt van de integrale toegang zoals beschreven in dit hoofdstuk. Voor het gedwongen
kader blijft de toegang lopen via de kinderrechter. Op dit moment wordt verder uitgewerkt
hoe dit proces het beste kan worden ingericht.
5.1.1 Wat is toegang tot het sociaal domein
Eenvoudig geformuleerd, zien we toegang als de toegang tot een antwoord op vragen
betreffende het sociaal domein. Een antwoord op vragen is meer dan toegang tot
voorzieningen of het financieren van oplossingen. Toegang kan een vraag om informatie zijn,
een „niet pluis‟ gevoel, een vraag om ondersteuning, een probleem of een latent aanwezige
vraag. De huidige toegang wordt samen met enkele maatschappelijke partners
vormgegeven, te weten de Stichting Welzijn Ouderen, Steunpunt Informele Zorg en Stichting
Mee. We werken samen als pilot in het Meldpunt om de vragen die gesteld worden breed te
benaderen en gebruik te maken van elkaars expertise. De nieuwe taken op het gebied van
jeugd vragen om een heroriëntatie op de vraag hoe we dit doen en met wie we dit doen.
5.1.2 De toegang als model
De manier waarop wij de toegang zien hebben wij weergegeven als model dat is opgenomen
als bijlage dit bij dit beleidsplan. Een model kan verduidelijkend werken. Tegelijkertijd is het
een versimpeling van de werkelijkheid en is niet alles te vatten in een model. Hierna lichten
wij dit model toe ( 5.2 en 5.3 ) en staan we stil bij een aantal specifieke aandachtspunten.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 15
5.2. Het voorportaal
Het voorportaal is dat deel van de toegang waar de eerste contacten met de burger
plaatsvinden. Het begrip burger moet ruim opgevat worden. Het kan ook iemand anders zijn
die namens de burger het eerste contact legt. Bijvoorbeeld een familielid, een mantelzorger
of een begeleidende instantie. Uitgangspunt is wel dat de burger op de hoogte is van en
instemt met het contact.
Uitgangspunt: Integrale toegang tot sociaal domein
De toegang tot het sociaal domein wordt integraal vormgegeven. Hiervoor kiezen we om de
volgende redenen:
- Herkenbaarheid voor de burger. In het huidige stelsel wordt een burger met
problemen vaak geconfronteerd met verschillende loketten en regelingen. Hij krijgt te
maken met verschillende hulpverleners die soms amper met elkaar communiceren.
Dit moet beter. Het kan beter door één toegang te creëren waarbij samen met de
burger zijn vragen en/of problemen worden opgepakt en de burger wordt
ondersteund in de richting van oplossingen.
- Integrale benadering. De decentralisaties van Jeugd en Wmo / Awbz beogen een
integrale aanpak van problemen door het bestuursorgaan dat het dichts bij de burger
staat. Deze integrale aanpak kan alleen goed ingezet worden indien vanaf het eerste
moment integraal gekeken wordt naar de situatie van de burger.
- Efficiency. Het samenvoegen van verschillende loketten en samenwerking in één
loket met partners is goedkoper dan de huidige werkwijze. Omdat wij fors minder
budget krijgen dan er nu wordt uitgegeven door de huidige financiers is ook voor de
toegang de uitdaging om deze kwalitatief zo goed mogelijk maar wel tegen zo laag
mogelijke kosten te realiseren.
We willen de toegang tot de volgende domeinen integraal organiseren:
- Wmo ( huidige taken)
- Wmo ( nieuwe taak begeleiding)
- Jeugdzorg
- Armoedebeleid waaronder schuldhulpverlening
- Participatiewet
De toeleiding of toegang tot werk ontbreekt in bovenstaand rijtje. Het werkplein is
gezamenlijk met de gemeentes Hengelo en Borne georganiseerd. De achterliggende
gedachte is dat economie en werkgelegenheid en daarmee ook de arbeidsmarkt niet zozeer
lokaal maar veel meer bovenlokaal en regionaal zijn georganiseerd. De Participatiewet gaat
ook uit van Werkbedrijven die op regionale schaal werken. Het is om deze reden niet logisch
de toegang tot re-integratie / arbeidsmarkt via de toegang tot het sociale domein op lokaal
niveau te organiseren. Wij realiseren ons dat een goede afstemming en samenwerking wel
belangrijk is omdat ook er overlap zit tussen burgers met een ondersteungingsbehoefte op
het gebied van re-integratie op de overige domeinen.
Uitgangspunt: Van zorgen voor naar zorgen dat
In verschillende beleidsstukken op regionaal en lokaal niveau is uitgewerkt dat de
(gemeentelijke) overheid niet langer alle problemen van burgers moet en kan oplossen.
Deze beweging wordt enerzijds ingezet omdat de burger anno 2014 steeds meer zelf zijn
problemen wil en kan oplossen. Zelf of met behulp van zijn omgeving. De beweging is ook
noodzakelijk vanuit een kostenoverweging. De overheid kan niet langer op dezelfde manier
en in dezelfde omvang de zorg voor burgers op zich nemen dan de afgelopen decennia. Dit
betekent een te zware financiële last.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 16
In het Beleidsplan Wmo 2013 – 2017 Hof van Twente is dit kernachtig samengevat in de zin
“van zorgen voor naar zorgen dat”. Dit is ook en vooral een belangrijk uitgangspunt bij het
vormgeven van de toegang. Deze toegang wordt zo ingericht dat vanaf het eerste begin de
burger wordt aangesproken op zijn eigen verantwoordelijkheid en /of wordt toegeleid naar
algemene voorzieningen daar waar dit mogelijk is. Deze lijn is een aantal jaren geleden
concreet ingezet in het kader van de Wmo individuele voorzieningen ( de kanteling,
keukentafelgesprekken). Het flankerend of voorwaardenscheppend beleid hiervoor is
vastgesteld of in ontwikkeling: wijkserviceteams, beleid mantelzorgers en vrijwilligerswerk
zijn hiervan voorbeelden.
Uitgangspunt: Het voorportaal in de toegang samen vormgeven met partners
Wij realiseren ons dat wij de toegang niet als gemeente alleen kunnen vormgeven. Wij
hebben hierbij partners nodig met wie wij dit samen doen. Hiervoor zoeken wij aansluiting bij
het huidige meldpunt. Dit meldpunt is in oktober 2013 gestart als groeimodel. Met de
ervaringen die tot nu toe zijn opgedaan, ontwikkelen wij dit meldpunt door tot een integrale
toegang voor het brede sociale domein. Een belangrijk aspect bij deze doorontwikkeling is
hoe het meldpunt verbreed kan worden zodat ook de nieuwe taken en
verantwoordelijkheden op het gebied van Jeugd ingebed worden. Verder komen bij deze
doorontwikkeling vragen aan de orde als bemensing, openingstijden en situering.
Uitgangspunt: De toegang kwalitatief goed vormgeven.
Een kwalitatief goede toegang is nodig om goed invulling te geven aan het uitgangspunt “van
zorgen voor naar zorgen dat”. De medewerkers in de toegang vervullen een cruciale rol. Zij
moeten beschikken over een goede kennis van de sociale kaart en van het aanbod van
algemene en individuele voorzieningen. Ze moeten ook in staat zijn om via
vraagverheldering te onderzoeken wat de vraag achter de vraag is.
Een tweede invalshoek hierbij is dat een kwalitatief goed ingerichte eerste toegang er voor
zorgt dat toeleiding naar de juiste ondersteuning gewaarborgd wordt. Hiermee wordt
voorkomen dat in de integrale toegang alsnog een situatie ontstaat dat de burger ( binnen
het gemeentelijk sociaal domein) van het kastje naar de muur wordt gestuurd.
De toegang kent verschillende vormen. Verschillende medewerkers hebben hierin een rol.
Het is daarom goed om te borgen dat op hoofdlijnen die toegang op eenzelfde manier wordt
vormgegeven. Dit doen we door een ondersteunende vragenlijst. Deze vragenlijst bevat een
eerste set aan vragen die gesteld worden en die vertrekpunt zijn voor verdere doorgeleiding
naar primair algemene voorzieningen of indien nodig naar individuele voorzieningen. De
gemeente zal als eindverantwoordelijke voor deze integrale toegang een strakke regie
voeren.
5.3 Het regisseursmodel
Uitgangspunt: werken met het regisseursmodel
In de visie en keuzenota Wmo die in 2012 is vastgesteld en in de Visienota Jeugdzorg
vastgesteld in 2013 is het regisseursmodel geïntroduceerd. Kern van de integrale aanpak
van problemen binnen het sociale domein is: één gezin, één plan, één regisseur. In het
regisseursmodel is een regisseur er verantwoordelijk voor om voor en met een kwetsbare
burger een resultaat te bereiken. Hij is vrij om hiervoor de aanwezige algemene en
individuele voorzieningen in te zetten. Algemene voorzieningen worden daarbij als
voorliggende voorzieningen gezien. Deze worden als eerste onderzocht en benut. Pas
wanneer een algemeen voorziening geen resultaat biedt, wordt een individuele voorziening
onderzocht. De cliënt staat hierbij centraal. We werken vraaggericht in plaats van
aanbodgericht. Van de cliënt wordt verwacht dat hij zijn eigen kracht en zijn eigen netwerk
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 17
optimaal benut, uiteraard heeft de regisseur hierin een stimulerende en sturende rol. Het
regisseursmodel wordt hierna verder uitgewerkt.
Het regisseursmodel is geen doel op zich
We kiezen bewust voor het regisseursmodel. De regisseur regisseert in die situaties waarin
sprake is van meervoudige en complexe hulpvragen. Hier is regie nodig om de
hulpverlening door verschillende instanties op elkaar af te stemmen. Als uitgangspunt
hanteren wij het criterium dat een regisseur wordt ingezet wanneer er meerdere externe
hulpverlenende instanties betrokken zijn. Indien dit niet het geval is, en betreft het een
enkelvoudige vraag, dan wordt de hulpvraag opgepakt door een consulent. In feite wordt
hiermee de huidige werkwijze onder de Wmo voortgezet.
De regisseur voert het gesprek (huisbezoek)
De regisseur is degene die met de burger in gesprek gaat over zijn hulpvraag indien uit de
vragenlijst blijkt dat niet via een algemene voorziening het gewenste resultaat bereikt kan
worden. Daar waar dit mogelijk en noodzakelijk is, vindt het gesprek bij de burger thuis
plaats. Op deze manier is de regisseur in staat om de feitelijke hulpvraag van de cliënt te
beoordelen in de context van het gezin. Niet alleen luisteren maar ook zien en observeren.
Door middel van brede vraagverheldering wordt de brede hulpvraag in beeld gebracht. Op
deze manier wordt voorkomen dat slechts een afgeleid probleem of deelprobleem wordt
opgelost.
Contactpersoon van begin tot eind
De regisseur is van begin tot eind de contactpersoon voor de burger. De burger heeft één
aanspreekpunt voor alle activiteiten die ondernomen moeten worden om het gewenste
resultaat te bereiken. Het is de regisseur die voor de burger de regie voert op het totale
proces en er voor zorgt dat de onderdelen van het MO plan ( zie hierna ) worden uitgevoerd.
Het begin is in dit verband gedefinieerd als het moment waarop de regisseur voor het eerst
in contact komt met de burger. Het eind is het moment waarop het gewenste en in het MO
plan vastgelegde resultaat is bereikt. Dit resultaat wordt in het MO plan vastgelegd.
De regisseur stelt een MO plan op (verslag van het gesprek)
In een MO plan worden de probleemgebieden in beeld gebracht. Per probleemgebied wordt
het gewenste eindresultaat benoemd. Vervolgens wordt opgeschreven welke acties nodig
zijn om het gewenste resultaat te bereiken en wie hiervoor verantwoordelijk is. Hierbij gaat
het niet alleen om het verstrekken van voorzieningen of te leveren deskundige hulp maar ook
en bij voorkeur om acties die de cliënt zelf of zijn netwerk kunnen ondernemen. Het MO plan
wordt geschreven in overleg met de burger. Zodoende heeft deze maximale invloed op en
regie over zijn eigen situatie. Op deze manier wordt ook van meet af aan duidelijk waar zijn
eigen verantwoordelijkheid ligt. Het streven is om regionaal tot één format voor een MO
plan te komen. Hierbij kunnen dan facultatief onderdelen wel of niet worden gebruikt,
afhankelijk van de keus hoe breed het sociaal domein in een bepaalde gemeente is.
Raamcontracten
Het regisseursmodel gaat uit van een groot aantal raamcontracten tussen gemeenten en
aanbieders in de regio. In een raamcontact worden de voorwaarden en tarieven van de
ondersteuning die een aanbieder levert, vastgelegd. Er wordt echter (in het algemeen) geen
volume aan daadwerkelijke afname gegarandeerd. Door met meerdere partijen
raamcontracten te sluiten, heeft de cliënt keuzevrijheid om die instelling te kiezen die het
best bij hem past.
De regisseur is geen zorgverlener maar indiceert en stelt zorg in werking
De regisseur is niet iemand die inhoudelijk zelf zorg verleent. Hij voert regie op het proces en
zorgt ervoor dat de acties uit het MO plan worden uitgevoerd. Hiervoor is wel noodzakelijk
dat hij kennis heeft van in elk geval een deel van het werkveld sociaal domein. Hij moet
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 18
namelijk in staat zijn om te beoordelen welke vorm van ondersteuning nodig is om het
gewenste resultaat te bereiken. Hiervoor heeft hij kennis van en is hij opgeleid in het
aandachtsgebied Wmo / Awbz of in het aandachtsgebied Jeugd. Omdat het
aandachtsgebied jeugd voor ons nieuw is, zal hier een substantieel deel van de kennis van
buiten gehaald moeten worden door professionals die nu ook al vergelijkbare
werkzaamheden verrichten ( bijvoorbeeld bij bureau Jeugdzorg) aan te trekken.
Het is een bewuste keuze om de regisseur ook te laten indiceren. Voor de burger is dit
duidelijker omdat hij niet nog een extra iemand van de gemeente over de vloer krijgt. De
keus impliceert overigens wel dat de case load van een regisseur beperkt is omdat hij ook
zelf indicerende werkzaamheden verricht.
Inhuur externe expertise indien nodig
Indien de regisseur een situatie tegenkomt die dermate complex is, dat het de expertise van
het team van regisseurs te boven gaat, zal hiervoor een beroep worden gedaan op
specialisten van buiten de gemeente. Dit kan op een vergelijkbare manier waarop nu al
binnen de Wmo gebruik wordt gemaakt van een onafhankelijk medisch adviseur. Maar
wellicht kunnen voor dergelijke situaties ook regionaal afspraken worden gemaakt. Belangrijk
is in ieder geval dat de expertise bij een onafhankelijke derde wordt opgehaald, die geen
band heeft met de cliënt. Het is dus niet de zorg verlenende instelling zelf.
Mandaat t.a.v. diagnose/indicatie
De regisseur heeft mandaat ten aanzien van de diagnose /indicatie. Dit houdt in dat hij nadat
het MO plan is vastgesteld in overleg met de burger ook snel de gewenste ondersteuning
kan inzetten. Hiervoor is verder geen breed intern overleg nodig. Dit is vanuit het perspectief
van de burger in alle gevallen gewenst. Het is in sommige gevallen ook noodzakelijk (met
name Jeugdzorg) omdat dringende probleemsituaties niet wachten op gemeentelijke
besluitvormingstrajecten. Vorengaande houdt zeker niet in dat er geen kwaliteitscontrole
plaatsvindt. Deze organiseren we bij voorkeur buiten het primaire proces om en in elk geval
op zo‟n manier dat de burger hiervan geen hinder ondervindt vanwege langere
doorlooptijden.
In dienst van het college van b&w
Het is een bewuste keuze om regisseurs in dienst en onder directe verantwoordelijkheid van
het college te laten werken. We doen dit omdat de organisatie van de toegang cruciaal is. Dit
willen we dichtbij organiseren en in eigen hand houden. Wij hebben de overtuiging dat een
regisseur in dienst van een derde (bijvoorbeeld zorgaanbieder) altijd ook de belangen van
deze derde partij zal dienen, bewust of onbewust. Dit is in het kader van indicatiestelling
ongewenst. Bovendien is het werkveld van het sociaal domein met vele stakeholders en
aanbieders al ingewikkeld genoeg. Regisseurs op afstand maken het alleen maar meer
ingewikkeld.
De komende maanden onderzoeken we nog of en op welke manier een samenwerking met
de gemeenten Hengelo, Borne, Haaksbergen zinvol is. Hiermee kan de kwetsbaarheid
verminderd worden, kunne piekbelastingen gemakkelijker worden opgevangen en kan de
deskundigheid worden verbeterd. Risico is mogelijk dat regisseurs op afstand komen te
staan.
De regisseur: een HBO opgeleide generalistische professional
De vormgeving van de toegang tot het sociaal domein is cruciaal . Hierbij past dat de
regisseursfunctie op HBO niveau wordt neergezet. We kiezen hierbij nadrukkelijk voor één
niveau. De zwaardere HBO regisseur regisseert in voorkomende gevallen dan ook lichtere
vormen van ondersteuning.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 19
5.4 Huisarts, medisch specialist en jeugdarts
Gelet op het belang van een goede en doelmatige hulpverlening wordt in de Jeugdwet
expliciet de mogelijkheid tot verwijzing naar de jeugdhulp opgenomen voor de huisarts, de
medisch specialist en de jeugdarts. Zowel de huisarts als de medisch specialist heeft vanuit
zijn specifieke expertise een verantwoordelijkheid om goede diagnoses te stellen, zorg te
verlenen of de jeugdige door te geleiden naar de ondersteuning, hulp of zorg die volgens de
professionele standaard nodig is. De jeugdarts is de sociaal geneeskundig specialist van
kinderen en ziet (bijna) alle kinderen periodiek (via consultatiebureau en school). Uit het
oogpunt van een integrale aanpak, kwaliteit van de hulpverlening, kostenbeheersing en
volumebeheersing maken wij hierover afspraken met artsen en zorgverzekeraars.
De huisartsen zullen door ons ook goed geïnformeerd moeten worden over hoe wij in Hof
van Twente de toegang tot (met name) jeugdzorg gaan regelen. Rondom toegang en
verwijzing door huisartsen is recentelijk een pilot gestart. In het kader hiervan is een groot
aantal huisartsen in overleg geweest met elkaar, met lokale aanbieders van basis GGZ zorg
en met de gemeente. Wij gebruiken deze pilot als vliegwiel voor verder overleg en
afstemming met de huisartsen.
5.5 Toegang regionaal
In deze paragraaf staan wij stil bij een aantal regionale aspecten die te maken hebben met
toegang.
Politie en zorgmeldingen
De politie levert een bijdrage aan veiligheid. De aanpak van jeugdcriminaliteit en overlast van
jeugd in de openbare ruimte valt binnen de politiële jeugdtaak. Naast deze „repressie‟
bestaat de politiële jeugdtaak ook uit „preventie‟ en „vroegsignaleren en doorverwijzen‟. Met
name dit laatste taakveld heeft de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt. De
politie draagt de verantwoordelijkheid om in actie te komen, wanneer zij het vermoeden heeft
dat een kind in een zorgwekkende situatie zit, waarin op een of andere manier de
ontwikkeling en/of opvoeding van het kind wordt bedreigd.
AMHK
Het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) wordt wettelijk
verankerd in de nieuwe Wmo. Het AMHK wordt gevormd door een samengaan van het
huidige Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld
(SHG). Het AMHK:
- zal fungeren als herkenbaar en toegankelijk meldpunt voor alle gevallen of
vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling.
- geeft advies en consult aan de melder.
- doet onderzoek naar de melding
- informeert, indien nodig, de politiek en de raad voor de kinderbescherming
- schakelt indien nodig passende hulpverlening in. Het AMHK is zelf geen aanbieder
van jeugdhulp.
Zodra blijkt dat vrijwillige hulpverlening de problemen niet kan oplossen en een kind bedreigd
wordt in zijn/haar ontwikkeling, draagt het AMHK de casus onmiddellijk over aan de Raad
voor de Kinderbescherming.
Twentse aanpak Huiselijk Geweld
Het Steunpunt Huiselijk Geweld in Twente is een samenwerking tussen Maatschappelijk
Werk Noord West Twente, Carintreggeland en Stichting Maatschappelijke Dienstverlening
Enschede-Haaksbergen. Het SHG werkt nauw samen met de politie en het Bureau
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 20
Jeugdzorg. De taakaccenthouders Huiselijk Geweld van de politie doen vroeghulpmeldingen
aan het team Vroeghulp uit hun werkgebied. De volgende gevallen worden bij SHG gemeld:
alle zaken waarin aangifte is gedaan, alle zaken waarbij kinderen betrokken zijn en alle
zaken waarbij de politie vermoedt dat betrokkenheid van het SHG gewenst is.
BJZ geeft alle meldingen over minderjarige kinderen waarbij sprake is van huiselijk geweld
door aan het SHG. Het SHG meldt casuïstiek waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn bij
AMK/BJZ. Gezamenlijk wordt de prioriteit en de eerste interventie in de casus bepaald. Als
hulpverlening gewenst lijkt, gaan een medewerker van het team Vroeghulp en BJZ samen op
huisbezoek. Na de eerste afspraak wordt samen bepaald wie de casuscoördinator wordt.
In samenspraak met het huidige AMK/BJzO en SHG is door de samenwerkende
gemeenten in Twente een ontwikkel- en implementatietraject gestart om te komen tot
een AMHK in Twente. Uitgangspunt hierbij is dat wat goed is, behouden moet blijven.
Raad voor de Kinderbescherming en Kinderrechter
Vanaf 2015 geldt als uitgangspunt dat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek doet
naar de noodzaak tot het treffen van een kinderbeschermingsmaatregel indien het college
hiertoe een verzoek heeft gedaan. De gemeente geeft invulling aan het systeem van
meldingen en eventuele doorgeleidingen naar de Raad voor de Kinderbescherming.
Het AMHK krijgt echter wel de bevoegdheid zich rechtstreeks tot de Raad voor de
Kinderbescherming te wenden. Zij moet de gemeente hierover dan wel informeren. Het is
aan de Raad voor de Kinderbescherming om te bepalen of het een zaak al dan niet in
onderzoek neemt. Als de Raad na onderzoek tot het oordeel komt dat een
kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is, dient zij een verzoekschrift in bij de
kinderrechter.
In het verzoekschrift neemt de Raad naast de onderbouwing van de maatregel ook op welke
gecertificeerde instelling (gezinsvoogd) het meest voor de hand ligt om de maatregel uit te
voeren.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een rol bij jeugdreclassering, evenals de
rechter, het openbaar ministerie of de directeur van een justitiële jeugdinrichting.
Jeugdreclassering wordt op verzoek van één van deze partijen ingezet naar aanleiding van
een strafbaar feit of ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke
beslissing. Het kan zowel op vrijwillige basis als in gedwongen strafrechtelijk kader worden
uitgevoerd.
Voor de uitoefening van de jeugdreclasseringstaken zal een daartoe aangewezen
gecertificeerde instelling ingeschakeld worden. In het individuele strafadvies van de Raad
voor de Kinderbescherming wordt een advies opgenomen welke gecertificeerde instelling
voor jeugdreclassering het beste de maatregel uit kan voeren.
De Raad voor de Kinderbescherming overlegt met de gemeente over welke gecertificeerde
instelling in het verzoekschrift of in het strafadvies wordt opgenomen.
Veiligheidshuis
Voor de bespreking van complexe persoons-, systeem- en gebiedsgerichte problematiek
waarbij sprake is van ernstige overlast en criminaliteit en voor de aanpak daarvan zijn de
Veiligheidshuizen opgericht. Het Veiligheidshuis is een netwerksamenwerking tussen straf-,
zorg- en (andere) gemeentelijke partners waarin zij onder eenduidige regie komen tot een
ketenoverstijgende aanpak. Het gaat hier om samenwerking tussen gemeenten, politie,
openbaar ministerie, raad voor de kinderbescherming en de huidige Bureaus Jeugdzorg.
Sinds 1 januari 2013 vallen de Veiligheidshuizen onder regie van de gemeente. Zo kunnen
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 21
we ook in strafrechtelijke zaken zorgen voor een optimale inbedding in en afstemming met
lokale en regionale zorg- en veiligheidsnetwerken.
Het OM werkt aan een snelle afhandeling van veelvoorkomende criminaliteit: de
zogenaamde ZSM-aanpak. Politie, OM, Reclassering, Slachtofferhulp Nederland en de Raad
voor de Kinderbescherming pakken met de ZSM-werkwijze veelvoorkomende criminaliteit
„Samen op Snelle, Slimme, Selectieve, Simpele en Samenlevingsgerichte‟ wijze aan. Dit leidt
tot hogere effectiviteit van de straf, lagere kosten en een groter gevoel van veiligheid bij
burgers. In de ZSM-werkwijze wordt na aanhouding van de verdachte zo spoedig mogelijk
een beslissing genomen over het afdoeningstraject. De ZSM tafel voor onze regio is
gevestigd in Deventer.
Om aan de ZSM tafel maatwerk te kunnen leveren is het nodig dat men in de vast te stellen
afdoening rekening kan houden met alle informatie die voor handen is. Via een
registratiesysteem (Amazone) komt vanuit de partners in het Veiligheidshuis Twente de
relevante informatie over casussen op tafel bij ZSM in Deventer. Het Openbaar Ministerie
heeft niet de mogelijkheid om aan te sluiten bij alle lokale zorgnetwerken. Daarom wordt
vanuit het Veiligheidshuis momenteel nagedacht over de inrichting van één
opschalingsmogelijkheid inzake het risicojongeren-overleg voor heel Twente: het Justitieel
Overleg Risicojongeren (JOR) Twente. In het JOR wordt een persoonsgerichte aanpak
vastgesteld van jongeren (van 12-23 jaar) en hun omgeving. Het gaat om jongeren met
complexe problematiek, die zowel binnen zorg als justitieketen bekend zijn.
Crisisdienst
De zorg- en ondersteuningsbehoeften van kinderen en jongeren en opvoeders blijven niet
beperkt tot kantooruren. Het kan zijn dat zich een crisissituatie voordoet buiten kantooruren
waarbij direct ingegrepen moet worden. Dit betekent dat een crisisdienst 24 uur per dag, 7
dagen per week beschikbaar moet zijn voor vragen van cliënten en professionals.
Een crisisinterventie houdt in dat er binnen 4 uur een eerste huisbezoek is om tot een goede
beoordeling te komen over wat op dat moment nodig is. Soms volstaat een eerste gesprek
en kan de volgende dag verder gekeken worden. Soms is meer nodig, zoals hulp in het
eigen netwerk of spoedzorg. Het doel is in alle gevallen dat er voor de jeugdige een veilige
opvoedsituatie ontstaat.10
Vanaf 2015 willen we een meldpunt voor crisissituaties op regionaal niveau organiseren.
Crisisinterventies vinden zoveel mogelijk plaats in de lokale context.
5.6 Groeimodel en vangnet
Aan het begin van dit hoofdstuk is aangegeven dat ook na 1 januari 2015 de toegang verder
doorontwikkeld moet worden. Op basis van de praktijkervaringen zullen we werkwijzen waar
nodig aanpassen. Een groeimodel dus. Hierbij realiseren wij ons dat de burger niet de dupe
mag worden van het nog niet volledig ingeregeld zijn van de gemeentelijke toegang. Daarom
zorgen wij er voor dat er vanaf 1 januari 2015 een vangnet beschikbaar is om te voorkomen
dat burgers tussen wal en schip vallen.
10
Uit: Samenwerken aan jeugdzorg in Twente
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 22
6. Hoe gaan we de kwaliteit van zorg bewaken?
6.1 Kwaliteitsbewaking
Het sturen op kwaliteit is een van de belangrijkste opgaven in het nieuwe jeugdstelsel. Het
garanderen van goede, verantwoorde zorg is immers onlosmakelijk verbonden met onze
visie en uitgangspunten. In de Jeugdwet is een uitgebreid hoofdstuk opgenomen over
kwaliteitsregels voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Deze wettelijke
bepalingen zijn veel uitgebreider dan waar we tot nu toe mee te maken hebben gehad in het
kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (rond opvoed- en opgroeiondersteuning)
of de Wet publieke gezondheid (rond jeugdgezondheidszorg) en waar de provincie in het
kader van de huidige Wet op de Jeugdzorg mee te maken heeft gehad. Dit heeft te maken
met de wettelijke verankering van het professionaliseringstraject in de jeugdzorg, maar ook
met het feit dat met de GGZ en VB een deel van de gezondheidszorg (met de
kwaliteitswetgeving die daarbij hoort) binnen het nieuwe jeugdstelsel komt. Naast deze in de
wet genoemde kwaliteitseisen kan het Rijk met AMvB‟s nog aanvullende regels stellen over
bijv. deskundigheid van jeugdhulpaanbieders.
6.1.1.Kwaliteitscriteria voor zorgaanbieders
We gaan kwaliteitscriteria vaststellen waaraan zorgaanbieders moeten voldoen om door ons
gecontracteerd te kunnen worden. Het contract vervalt als niet (langer) aan de criteria wordt
voldaan. Deze kwaliteitscriteria zullen deels generiek zijn. Zij gelden voor alle
zorgaanbieders, ongeacht de doelgroep die zij bedienen.
Ook in de nieuwe Jeugdwet zijn generieke kwaliteitscriteria gesteld voor
jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen, zoals het in bezit zijn van een verklaring
omtrent het gedrag en het hanteren van een meldcode en klachtenregeling. Voor specifieke
beroepsgroepen gelden – volgens de landelijke wetgeving en richtlijnen – aanvullende
criteria, bijvoorbeeld over registratie in een beroepsregister en tuchtrecht.
De gecertificeerde instellingen, dat wil zeggen de uitvoerders van jeugdbescherming en
jeugdreclassering, zullen bovendien door een landelijk instituut gecertificeerd moeten
worden. Ook voor jeugdhulp met verblijf (inclusief gesloten jeugdhulp), intensieve ambulante
jeugdhulp in gedwongen kader en het AMHK zal het Rijk naar verwachting in AMvB ‟s
nadere kwaliteitscriteria uitwerken.
De kwaliteitscriteria die we gaan vaststellen hebben ook betrekking op de handels- en
werkwijze van de professionals die werkzaam zijn bij de zorgaanbieders bijv. het handelen
en denken vanuit de Eigen kracht van en in dialoog met de jeugdige en het gezin. De criteria
worden gebruikt om slecht functionerende zorgaanbieders van de markt te weren of te
verwijderen.
Onderdeel van de kwaliteitscriteria is de voorwaarde dat zorgaanbieders zich standaard door
(jeugdigen en) ouders laten beoordelen op de bejegening door de zorgprofessional, de
effectiviteit van de hulp en de tevredenheid met de behandeling. De beoordelingen zijn
publieke informatie.
Ook zijn de instellingen verplicht om aan de eisen inzake klachtrecht, medezeggenschap, en
maatschappelijke verantwoording te voldoen en verslag uit te brengen over kwaliteit en de
werking van cliëntenrechten. Deze gegevens zijn een bron van informatie voor de
gemeenten als het gaat om de betrokkenheid van cliënten bij de jeugdhulporganisaties.
We zullen deze criteria gaan gebruiken als inkoopvoorwaarden voor de waarborging van
kwaliteit.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 23
6.1.2. Regionale reflectiekamer
De kwaliteit van de uitvoering van de lokale toegangsfunctie tot de verschillende vormen van
jeugdzorg is ook een punt van aandacht. Om maximaal van/met elkaar te leren richten we
samen met de andere Twentse gemeenten een regionale reflectiekamer in. Aan de hand van
alle lokaal gestelde indicaties voor/verwijzingen naar regionale vormen van jeugdzorg
kunnen we veel leren van wat wel en wat niet werkt in de lokale aanpak. In het regionale
reflectiepunt bundelen we de expertise die we nodig hebben om maximaal te kunnen leren
van en met elkaar. Ook de verwijzingen van huis- en jeugdartsen en medisch specialisten
kunnen we zo gebruiken om de lokale aanpak te verbeteren en de kwaliteit te monitoren.
6.1.3 Landelijke inspecties en lokaal toezicht
Het jeugddomein heeft op het ogenblik te maken met vijf rijksinspecties: Inspectie Jeugdzorg
(IJZ), Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), Inspectie Veiligheid & Justitie (IV&J),
Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW).
Het Rijk heeft het Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) opgericht om ervoor te zorgen dat
de vijf inspecties elkaar aanvullen en versterken in plaats van overlappen. De Inspectie
Jeugdzorg zal met de nieuwe Jeugdwet omgevormd worden tot een nieuwe Inspectie Jeugd.
De gemeente kan ook haar eigen toezicht organiseren, bijvoorbeeld als het gaat om de
professionele norm. De precieze relatie van het gemeentelijke toezicht ten opzichte van de
rijksinspecties moet nog worden uitgewerkt. De VNG is hierover in gesprek met de
inspectie.
6.2 Hoe betrekken we burgers en cliënten bij het tot stand komen van
beleid?
De nieuwe Jeugdwet schrijft voor dat we jeugdigen/ouders een rol moet geven bij de
voorbereiding van beleid. Tegelijkertijd is de Wmo ook van toepassing verklaard als het gaat
om toetsing van cliënttevredenheid, de publicatieplicht van deze gegevens en de verplichting
om advies te vragen aan vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant
van vragers van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering.
Betrokkenheid van cliënten en cliëntorganisaties biedt meerwaarde omdat het draagvlak
creëert voor het „eigen-regieprincipe‟, omdat we kunnen leren van praktijkervaringen en
cliënten informatie kunnen geven over de uitvoerbaarheid van maatregelen vanuit hun
perspectief. Daarmee zijn zij partners bij het aanbrengen van de gewenste veranderingen in
de jeugdhulp.
Om een goede inbreng van (potentiële) cliënten en cliëntenorganisaties bij de transitie en
transformatie van de jeugdhulp te realiseren, hanteren we de volgende vertrekpunten,
waarbij we onderscheid maken in regionale afspraken en lokale afspraken.
6.2.1 Regionaal niveau
Het bestuurlijk model Samen14 moet nog verder uitgewerkt worden. In het
besluitvormingsproces van gezamenlijke beleidsafspraken willen we het raadplegen van
cliëntenorganisaties een plek geven. Ook de nog in te richten regionale reflectiekamer biedt
mogelijkheden om via cliëntenorganisaties de mate van tevredenheid over het beleid te
toetsen. De reflectiekamer heeft immers tot doel maximaal van/met elkaar te leren als het
gaat om de lokale verwijzingen naar regionale vormen van jeugdzorg. De Provincie
Overijssel heeft Zorgbelang gevraagd om de cliëntenparticipatie rondom de transitie
jeugdzorg te versterken. Zij doet dit o.a. via een meldpunt jeugd en de ondersteuning van
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 24
een platform jeugd. In dit platform zijn de krachten van diverse cliëntenraden gebundeld.
Gemeenten kunnen dit platform raadplegen, zich laten adviseren en gebruik maken van
ervaringsdeskundigheid.
6.2.2 Lokaal niveau
De cliëntparticipatie binnen de jeugdhulp wordt waar mogelijk op eenzelfde wijze aangepakt
als de burgerparticipatie binnen onze gemeente. De basis hiervoor is de hiervoor door de
Raad in 2012 vastgestelde nota “ Participeren moet je leren”. Hiervoor wordt in de loop van
2014 een plan opgesteld. Uitgangspunt hierbij is verder dat daar waar in de toegang en
uitvoering van de taken binnen het Sociaal Domein integraliteit centraal staat, dit ook geldt
voor de cliëntparticipatie. In dit licht bezien, is heroriëntatie op de huidige Wmo Raad aan de
orde.
6.2.3 Participatie op uitvoeringsniveau
De mate waarin de cliënten centraal gesteld worden en kunnen meepraten over wat zij zelf
belangrijk vinden in de ondersteuning, wordt voor een belangrijk deel al vormgegeven door
jeugdhulpinstellingen zelf, met cliëntenraden en medezeggenschapsorganen. Deze raden en
organen vormen een belangrijk onderdeel van het kwaliteitsbeleid van organisaties en geven
ons inzicht of instellingen ook daadwerkelijk werk maken van cliëntparticipatie.
6.3 Vertrouwenspersonen
Wij zijn er op grond van de nieuwe Jeugdwet voor verantwoordelijk dat jeugdigen en hun
ouders een beroep kunnen doen op een – van de gemeente en zorgaanbieders –
onafhankelijke vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon zal de jeugdige of ouder helpen
wanneer zich problemen voordoen tussen hen en de zorgaanbieder. De taken en
bevoegdheden van de vertrouwenspersoon zullen door ons in een verordening moeten
worden opgenomen. Dit wordt in de verordening nader uitgewerkt. Het aantal en de aard van
de klachten die bij de klachtencommissies van de zorgaanbieders binnenkomt zegt iets over
de kwaliteit van de instelling. De jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen zijn
verplicht in hun jaarverslag te rapporteren over het aantal klachten en de afhandeling. Ook
de vertrouwenspersoon zal verslag doen richting de gemeente. Op deze manier ontvangen
wij waardevolle informatie om te sturen op kwaliteitsverbeteringen in het stelsel.
6.4 Rechtsbescherming
Wanneer wordt doorverwezen naar 2e lijns zorg, doen zij dat op grond van de voorwaarden
die vastgelegd worden in de gemeentelijke verordening. De Jeugdwet spreekt van het
toekennen van een individuele voorziening. Dit is een beschikking van de gemeente, waarop
bezwaar en beroep mogelijk is op grond van de Algemene wetbestuursrecht (Awb). Voor
beroepen op grond van de Awb is in de Jeugdwet de kinderrechter aangewezen als
bevoegd. We gaan bekijken of en hoe de bezwaar- en beroepsprocedure nader uitgewerkt
moet worden.
In de Jeugdwet is beschreven waaraan klachtenbehandeling van de zorgaanbieders en
gecertificeerde instellingen moet voldoen. Klachten op het gebied van vrijheid beperkende
maatregelen en verlof binnen de gesloten jeugdhulp vallen in een apart regime. Deze
klachten worden behandeld door een onafhankelijke klachtencommissie die de bevoegdheid
heeft om besluiten te vernietigen. Deze klachtenregeling kent een beroepsmogelijkheid bij
een beroepscommissie.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 25
7. Financiën jeugdzorg
Alle budgetten die nu in Nederland worden uitgegeven aan jeugdhulp, worden gebundeld en
gedecentraliseerd naar de gemeenten.. Het landelijk totaal wordt het macrobudget genoemd.
Op dit macrobudget past de rijksoverheid een korting toe die oploopt tot 15% in 2017. Deze
besparing wordt geleidelijk doorgevoerd. In 2015 zal de korting op het macrobudget
ongeveer 3,4% bedragen. In 2016 bedraagt de korting ca. 10%, in 2017 15%. Dit zijn
kortingen op het macrobudget, voor individuele gemeenten kunnen de kortingen heel anders
uitpakken, hoger of lager uitvallen.
7.1 Hoogte budgetten
De hoogte van het beschikbare budget zal bekend worden gemaakt in de meicirculaire 2014.
Op moment van schrijven van deze nota was de meicirculaire nog niet gepubliceerd.
7.2 Deelfonds sociaal domein
Het financieel budget dat we als gemeenten ontvangen voor de uitvoering van de
jeugdhulptaken komt naar ons toe in een deelfonds „Sociaal Domein‟. Dit is één ontschot
budget voor zowel de jeugdhulptaken als de taken in het kader van de decentralisaties Wmo
en Participatie. De eerste drie jaar (start 2015) mag het budget niet worden besteed aan
andere gemeentelijke taken. Vanaf dat moment wordt het lastig om de relatie te leggen
tussen de hoogte van het budget en het aantal cliënten. Herleiden van het budget naar de
oorspronkelijke bestedingsgroep (jeugdzorg, Awbz en participatie) wordt dan erg lastig.
Vanaf 2018 wordt het deelfonds opgenomen in de algemene uitkering.
7.3 Eigen bijdragen
Gemeenten vragen een eigen bijdrage in de kosten van jeugdhulp. Ook nu is er al sprake
van een ouderbijdrage. De ouderbijdrage is ingegeven door het besparingsmotief: ouders
van wie de kinderen buiten het gezin worden verzorgd, hebben minder kosten voor die
kinderen.
De ouderbijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK (Centraal Administratie Kantoor).
7.4 Niet gecontracteerde aanbieder
Een punt van aandacht is dat cliënten ook kunnen kiezen voor een zorgaanbieder die niet is
gecontracteerd. In dit geval zal veelal voor een Persoonsgebonden budget worden gekozen.
Indien er wordt voldaan aan een aantal voorwaarden, is dit een goede oplossing om aan de
keuzevrijheid van de cliënt tegemoet te komen. Het persoonsgebonden budget wordt in de
volgende paragraaf verder uitgewerkt.
In Hof van Twente hebben de burgers maximale keuzevrijheid indien zij voor het invullen van
hun ondersteuningsbehoefte kunnen kiezen uit meerdere zorgaanbieders.
7.5 Persoonsgebonden Budget
Gemeenten moeten de mogelijkheid bieden voor het toekennen van een Persoonsgebonden
budget (Pgb). Dit is een wettelijk voorschrift. Burgers hebben daarmee meer mogelijkheden
om ondersteuning te krijgen op een wijze die aansluit bij hun voorkeuren. Ook kunnen zij op
deze wijze beter zelf regie behouden. De nieuwe Jeugdwet schrijft een aantal bepalingen
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 26
voor, voor het verstrekken van een Pgb. Het uitgangspunt is dat de burger
maatwerkvoorzieningen „in natura‟ krijgt. De mogelijkheid van een Pgb moet geboden
worden als een burger dit wenst.
Rechten en plichten ten aanzien van een Pgb
De gemeente heeft de plicht om, nadat uit onderzoek is gebleken dat de burger voor een
voorziening voor jeugdhulp in aanmerking komt, de burger te informeren over de
mogelijkheid om voor een Pgb te kiezen en over de gevolgen van die keuze.
Er moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan om van de mogelijkheid van het Pgb
gebruik te kunnen maken:
de jeugdigen en hun ouders moeten aantonen dat zij over de vaardigheden
beschikken om de jeugdhulp zelf bij derden in te kunnen kopen.
de jeugdige en zijn ouder dienen te onderbouwen waarom zij de individuele
voorziening niet geleverd wensen te krijgen door een door het college voorgestelde
jeugdhulpaanbieder.
de jeugdhulp die de jeugdige en zijn ouders met het budget wensen in te kopen moet
voldoen aan de kwaliteitseisen. De gemeente is vrij in de manier waarop zij invulling
geeft aan het waarborgen van de kwaliteit.
In twee situaties kan geen pgb worden verstrekt, nl. indien er sprake is van een
kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en indien de jeugdige opgenomen is met
een machtiging gesloten jeugdhulp.
De gemeente bepaalt in een verordening in welke situaties en onder welke voorwaarden de
burger aan wie een Pgb is verstrekt, de mogelijkheid krijgt om personen in te schakelen uit
zijn of haar sociaal netwerk. De gemeente bepaalt in een verordening hoe de hoogte van het
Pgb wordt vastgesteld.
Het Pgb moet toereikend zijn om voorzieningen die tot de jeugdhulp horen van derden te
kunnen betrekken. De gemeente mag een aanvraag voor een Pgb niet weigeren11 als de
kosten hoger zijn dan de jeugdhulp die de gemeente heeft gecontracteerd (zorg in natura). In
dit geval wordt gekozen worden een pgb te verstrekken maximaal ter hoogte van het
ingekochte zorg in natura tarief.
PGB‟s worden niet rechtstreeks aan de cliënt overgemaakt, maar het trekkingsrecht verloopt
via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB betaald met het PGB de rekeningen die de
cliënt indient voor de door hem ingekochte zorg.
7.6 Risico’s
De transitie van de jeugdzorg is een omvangrijke operatie. Het is goed om ons al in de
voorbereidingsfase bewust te zijn van risico‟s (zoals zorginhoudelijke risico‟s, financiële
risico‟s, politieke risico‟s, juridische risico‟s, risico‟s rond partners jeugdzorg, personele
risico‟s en informatisering risico‟s) en tijdig beheersmaatregelen te treffen. Als grootste
risico‟s zien we op dit moment, naast de financiële risico‟s, met name de veiligheid van
kinderen, de soms helaas onvermijdelijke incidenten en de continuïteit en kwaliteit van
instellingen (ook i.r.t. inkoop). Risicomanagement verdient aandacht omdat de transitie van
de jeugdzorg een zeer complexe overgang van taken naar de gemeente inhoudt en
daarnaast zeer omvangrijk is in financiële zin.
11
Dit wijkt af van het pgb in de Wmo.
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 27
We denken na over het hanteren van deze risico‟s. Dit is een samenspel tussen regionale en
lokale acties. Om financiële risico‟s te beperken onderzoeken we de mogelijkheden van een
regionaal noodfonds en richten we de regionale reflectiekamer in.
Lokaal is vooral aan de orde de samenwerking met de toegangsfunctie, voldoende kwaliteit
lokaal, een incidentenprotocol (wie doet wat bij incidenten) en uiteraard waarborgen in de
planning en controlcyclus (bijv. ten aanzien van budgetbeheer).
Concept beleidsplan Jeugdzorg versie 1.0
Pagina 28