Lees het volledige artikel Unesco Werelderfgoedconventie in gevaar

cultuur
Unesco Werelderfgoedconventie
in gevaar
TEKST: VLAAMSE UNESCO COMMISSIE, BELGIË *
Aanhoudend politiek geïnspireerde beslissingen doen de geloofwaardigheid van de
Werelderfgoedconventie en het Werelderfgoedcomité geen goed.
Naar jaarlijkse gewoonte kwam het Unesco Werelderfgoedcomité begin deze zomer bijeen om
zich te buigen over aanvragen voor erkenning als Werelderfgoed en over de conservering (state
of conservation) van reeds ingeschreven Werelderfgoed.
De jaarlijkse vergadering van het Werelderfgoedcomité, een panel van 21 lidstaten verkozen
voor een termijn van vier jaar, wordt aandachtig gevolgd door zowel de andere landen die
de Werelderfgoedconventie hebben ondertekend als door vertegenwoordigers van tal van
academische instellingen, internationale erfgoedverenigingen en ngo’s. In totaal waren in
Doha (Qatar) meer dan duizend geaccrediteerde deelnemers uit ongeveer honderd landen
aanwezig. Ook de pers heeft gewoontegetrouw veel aandacht besteed aan het nieuw erkende
Werelderfgoederen die tijdens deze bijeenkomst gepresenteerd worden en voor straffe uitspraken
van het Werelderfgoedcomité wanneer het beheer van een bepaalde site in vraag wordt gesteld.
IS HET WERELDERFGOEDCOMITÉ HET SPOOR BIJSTER?
Omdat het Werelderfgoedcomité in principe maar eenmaal per jaar vergadert, is de zomersessie
de bijeenkomst bij uitstek voor wie met Werelderfgoed bezig is. Tenminste, dat was tot nu toe
het geval, maar ingewijden lijken niet langer uit te kijken naar deze jaarlijkse hoogmis. De reden
hiervoor is eenvoudig: de beslissingen van het Werelderfgoedcomité zijn minder en minder
gebaseerd op een consequente toepassing van de basisprincipes van de Werelderfgoedconventie
en op de Richtlijnen die de afgelopen 40 jaar ontwikkeld zijn om de Conventie uit te voeren. In de
plaats daarvan heeft een ‘ons-kent-ons’-mentaliteit ingang gevonden en lijkt een meerderheid
van de leden van het Werelderfgoedcomité zich vooral in te spannen om andere landen zo weinig
mogelijk voor het hoofd te stoten. In dat streven komt het Werelderfgoedcomité steeds vaker in
conflict met de adviezen van de adviserende expertenorganisaties ICOMOS en IUCN, die bij alle
inschrijvingen en conserveringsrapporten geconsulteerd worden (zie kader).
Nochtans zijn het net die onpartijdige en onafhankelijke adviezen die mee de kracht van
de Werelderfgoedconventie uitmaken. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat de
founding fathers in 1972, door die onafhankelijke expertenorganisaties een statutaire rol te
geven in de toepassing van de Conventie, proactief paal en perk wilden stellen aan (al te)
Ook minder evidente sites van Uitzonderlijke Universele Waarde worden
ingeschreven op de Werelderfgoedlijst.
politiek geïnspireerde beslissingen. Tot voor
kort werkte die aanpak behoorlijk goed, maar de
jongste jaren is het meer regel dan uitzondering
dat de beoordelingen van de adviserende
organisaties in twijfel worden getrokken en dat
het Werelderfgoedcomité een minder strenge
beslissing neemt. Tijdens de laatste bijeenkomst
van het Comité is met name bij de behandeling
van nominaties voor de Werelderfgoedlijst
vrijwel systematisch afgeweken van het
oorspronkelijke advies van ICOMOS en IUCN.
Dat was uiteraard vooral het geval wanneer de
expertenorganisaties van mening waren dat een
nominatie aangevuld of herwerkt moest worden
vóór de site in kwestie ingeschreven kon worden
op de Werelderfgoedlijst, of erger nog, dat er
onvoldoende sprake was van Uitzonderlijke
Universele Waarde 1 . Het Werelderfgoedcomité
nam in deze gevallen steeds een beslissing die
voordeliger was voor de betrokken lidstaat.
WORDT DE ERKENNING TE
GEMAKKELIJK TOEGEKEND?
Op het eerste gezicht lijkt er weinig op tegen dat
het Werelderfgoedlabel gemakkelijker wordt
toegekend. Door de drempel te verlagen bied je
meer landen de kans om deel uit te maken van de
Werelderfgoedfamilie, verplicht je hen bewust
om te gaan met de Uitzonderlijke Universele
Waarde van een bepaalde plek en verhoog je,
hopelijk, het draagvlak. Alleen bestaat de vrees
dat die ‘vriendelijke’ aanpak ervoor zorgt dat
sites worden ingeschreven die daar eigenlijk
nog niet klaar voor zijn. Het gaat dan om sites
die geconfronteerd (kunnen) worden met
aanzienlijke beheerproblemen die een bedreiging
vormen voor de Uitzonderlijke Universele
Waarde. Door sites in te schrijven waarvan
die waarde objectief bekeken twijfelachtig is,
ondergraaf je dan weer de geloofwaardigheid
van de Werelderfgoedconventie. Bezoekers
zouden teleurgesteld kunnen zijn en zich
afvragen “of dit het maar is”.
1
Deze waarde wijst erop dat een site zo waardevol is dat ze
als het ware de nationale grenzen overstijgt en dat ze voor de
hele wereldbevolking van belang is.
I 15
De erkenning als werelderfgoed van het Historische en Archeologische complex
van Bolgar (Russische Federatie 2):
De inschrijving van Bolgar kent een merkwaardige
voorgeschiedenis: het dossier is in 2000 en 2001 al eens
voorgelegd aan het Werelderfgoedcomité, toen nog met
positief advies van ICOMOS. Op dat moment stelden
verschillende leden van het Werelderfgoedcomité,
waaronder België, echter vragen bij de authenticiteit van
de site. Aanleiding voor deze kritische houding was vooral
de reconstructie van de Grote Minaret, waarbij noch de
gebruikte materialen, noch de historische bronnen waarop
de reconstructie zich baseerde, konden overtuigen.
Tien jaar later diende de Russische federatie een
herwerkt voorstel in, dat in 2013 behandeld werd door
het Werelderfgoedcomité. Intussen hadden op de site
verschillende ontwikkelingen plaats gevonden die niet
allemaal even gunstig onthaald werden door ICOMOS
en diverse internationale experts. ICOMOS uitte met
name bezwaar tegen nieuwe constructies (moskee, grote
zaal, faciliteiten om pelgrims op te vangen) en stelde vast
dat ook wat betreft de Uitzonderlijke Universele Waarde
vragen rezen. De adviserende organisatie stelde daarom
2013 dat de Uitzonderlijke Universele Waarde van de
site weliswaar al vastgesteld kon worden op basis van
criteria (iii) en (vi)2, maar dat de Russische federatie
niettemin toch een aantal elementen moest aanvullen
en aanpassingen aan het dossier moest doorvoeren.
Het kader voor de bespreking van het aangepaste voorstel,
dat in 2014 in Doha behandeld werd, was door die eerdere
beslissing zeer beperkt. Het Comité had immers in 2013 al
beslist dat Bolgar van Uitzonderlijke Universele Waarde
was, ook al werd dat in het advies van ICOMOS uit 2013
duidelijk tegengesproken. ICOMOS kwam daar in haar
advies van 2014 bijgevolg niet op terug en adviseerde
met tegenzin om Bolgar in te schrijven.
voor om Bolgar niet in te schrijven op de Werelderfgoedlijst.
Binnen het Werelderfgoedcomité ontspon zich daarop
een heftige discussie. Verschillende landen waren
van mening dat het voorstel wel in de huidige vorm
ingeschreven kon worden op de Werelderfgoedlijst. Het
comité zou daarmee lijnrecht ingaan tegen het advies
van ICOMOS, maar daar leken verschillende Comitéleden niet zo zwaar aan te tillen. ICOMOS had immers
in 2000 en 2001 aangegeven dat er wel sprake was van
Uitzonderlijke Universele Waarde, en die kon toch niet
zomaar verdwenen zijn.
De documentaire « La face cachée des 1 000 merveilles
du monde » van Stéphane Bentura laat uitschijnen
dat Rusland kosten noch moeite spaarde om andere
leden van het Werelderfgoedcomité te overtuigen. Die
indrukleefde ook bij verschillende aanwezigen in de
zaal. Uiteindelijk besliste het Werelderfgoedcomité in
Bovendien zullen ook de lokale partners, die vaak jaren hard gewerkt
hebben om een stevige Werelderfgoednominatie op te stellen,
ontgoocheld zijn wanneer ze merken dat in andere dossiers soms heel
licht over problemen wordt gegaan. Dat beeld botst met de instructies
die ze jarenlang van hun nationale experts en Unesco-aanspreekpunt
gekregen hebben om bijvoorbeeld een solide beheervisie en -structuur
uit te werken en alle mogelijke problemen vooraf zoveel mogelijk te
ontmijnen. De motivatie om consequent de regels toe te passen en te
blijven ijveren voor een omzichtige omgang met een Werelderfgoed en
zijn omgeving zou zo kunnen afzwakken en zelfs geheel verdwijnen. In
een dergelijke context wordt het bijzonder moeilijk om kwaliteitseisen
hard te blijven maken.
16 I
De talrijke recente toevoegingen en problematische
reconstructies bleven het niettemin moeilijk maken om
een erkenning op basis van criterium (iii) te motiveren
– een punt dat ook door de Libanese afgevaardigde
in het Werelderfgoedcomité erkend werd. Toch was
een meerderheid binnen het Werelderfgoedcomité van
mening dat een inschrijving louter volgens criterium
(vi) de site onrecht zou aandoen en werd de site
ingeschreven met verwijzing naar criteria (iii) en (vi).
In de praktijk zorgt dit wel al meteen voor zogenaamde
state of conservation issues, omdat verschillende actuele
ontwikkelingen duidelijk een negatieve impact hebben
op criterium (iii). Vraag is hoe het Werelderfgoedcomité
hier in de toekomst mee om zal gaan…
2
Zie http://whc.unesco.org/en/list/981
3
Zie kader over de criteria
TOEGENOMEN POLITISERING
Deze zorgwekkende evolutie is zoals aangegeven niet nieuw. Ze is al
meermaals aan de kaak gesteld, onder meer in het artikel “The rush
to inscribe: Reflections on the 35th session of the World Heritage
Committee, Unesco Paris, 2011” van de hand van Lynn Meskell4 . De
Franse cineast Stéphane Bentura legde de problematiek begin dit
jaar bloot in zijn documentaire “La face cachée des 1000 merveilles du
monde”. Aan de hand van gesprekken en beelden, gemaakt tijdens en
in de aanloop naar de 37ste bijeenkomst van het Werelderfgoedcomité
4
In vol. 37/2 van het Journal of Field Archaeology (2012),
te consulteren via Manay Online: www.maneyonline.com/toc/jfa/37/2
De Okavanga Delta in Botswana is de duizendste inschrijving op de Werelderfgoedlijst.
in Phnom Penh in 2013, suggereert hij op overtuigende wijze dat in
sommige gevallen actief gelobbyd wordt om steun te verwerven
voor kandidaten voor de Werelderfgoederkenning. Terecht stelt hij
dat de belangen blijkbaar zo groot zijn geworden dat veel landen zich
inspannen om een negatief oordeel te vermijden.
Vertegenwoordigers van verschillende landen die toegetreden zijn tot de
Werelderfgoedconventie maken zich al geruime tijd zorgen over wat er
de jongste tijd aan het gebeuren is. Zo namen Belgische experts, mede in
naam van een aantal collega’s uit andere landen, in 2013 het woord aan
het eind van de bijeenkomst in Phnom Penh. In hun gezamenlijke verklaring
drukten ze de leden van het Comité op het hart om respect te hebben voor
de basisprincipes waarop de Werelderfgoedconventie stoelt.
BESTAANDE REGELS TOEPASSEN
Op de bijeenkomst in Doha herhaalden vertegenwoordigers van
Zwitserland en Nederland het hierboven vermelde standpunt tijdens
de discussie die zich op de laatste dag ontspon over het verloop van
de 38ste vergadering van het Werelderfgoedcomité. Verschillende
leden hadden immers al opgemerkt dat een herziening van de “working
methods of the evaluation and decision-making process of nomination”
misschien wel aan de orde was. In de loop van deze discussie drukte
de Zwitserse vertegenwoordiger, die de vergadering als waarnemer
volgde, zich als volgt uit:
“We hebben de afgelopen dagen met veel aandacht de discussies
en beslissingen gevolgd. De huidige beslissing vormt in zekere zin het
orgelpunt van deze bijeenkomst van het Comité – een orgelpunt dat ons
zorgen baart. Het Werelderfgoed kent regels en processen die vandaag
perfect duidelijk zijn. De adviserende instanties leveren een opmerkelijk
werk af dat in detail deze bestaande regels volgt. De onafhankelijke
wetenschappelijke oefening wordt vervuld door precies deze adviserende
instanties en net daarom voorziet de Conventie in hun ondersteuning. Het
orgaan dat zich op dit moment het minst lijkt te houden aan de afgesproken
en van kracht zijnde regels, is het Werelderfgoedcomité zelf. Dat is het
echte probleem. Volgens ons is de meest relevante, eenvoudigste en
goedkoopste oplossing voor het Comité, om de Operationele Richtlijnen
bij de Werelderfgoedconventie te herlezen en ze toe te passen tijdens de
volgende bijeenkomst van het Comité 5.”
Oliver Martin (Zwitserland) – tussenkomst 6 tijdens de laatste dag van de bijeenkomst van het
Werelderfgoedcomité (24/6/2014).
EEN PROBLEEM MET VEEL KANTEN
De problematiek waarmee we de jongste jaren steeds nadrukkelijker
geconfronteerd worden, lijkt diverse oorzaken te kennen. Er kan om
te beginnen niet ontkend worden dat de complexiteit waarmee de
Werelderfgoedconventie geconfronteerd wordt in aanzienlijke mate
veranderd is.
Zo blijft het aantal Werelderfgoedsites nog altijd gestaag toenemen.
Tijdens de jongste bijeenkomst van het Werelderfgoedcomité is het
duizendste Werelderfgoed verwelkomd (Okavanga Delta in Botswana).
Structuren en budgetten die in de beginjaren van de Conventie voldeden,
blijken vandaag niet allemaal even geschikt om met dergelijke aantallen
om te gaan.
5
Onze vertaling.
6
Zie www.youtube.com/watch?v=atL6hri7S80# t=707
I 17
De 1.006 erkende Werelderfgoederen zijn ook niet evenredig verdeeld
over de wereld. Ongeveer de helft van alle Werelderfgoederen is
gelegen in Europa en Noord-Amerika7. Die ongelijkheid zorgt voor
spanningen en leidt er volgens sommigen toe dat met twee maten en
twee gewichten wordt geoordeeld in de behandeling van nominaties.
Voorstellen ingediend door landen die nog geen Werelderfgoed hebben,
of die verhoudingsgewijs over minder Werelderfgoederen beschikken
dan vergelijkbare landen, zouden minder streng beoordeeld worden.
“De basisprincipes en officiële
richtlijnen worden aan de kant
geschoven.”
NIEUWE CATEGORIËN VAN WERELDERFGOED
De Werelderfgoedlijst bevat niet langer enkel elementen die als
evidente en wereldwijd bekende ‘topsites’ gecatalogeerd kunnen
worden, zoals de Galápagos-eilanden of de Mont-Saint-Michel. Ook
minder gebruikelijke sites van Uitzonderlijke Universele Waarde
worden de jongste jaren toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst, zoals
de mijnsites in Wallonië en in de ons omringende landen. Het beheer
van deze sites, die vaker gelegen zijn in drukke regio’s, brengt in een
aantal gevallen problemen mee die bij de oudste Werelderfgoederen
minder spelen.
Waar de eerste Werelderfgoederen meestal duidelijk omschreven
monumenten of ensembles waren, worden de jongste jaren en decennia
ook complexere sites erkend, en terecht: culturele landschappen, seriële
nominaties opgebouwd uit losstaande elementen (bijvoorbeeld de 13
Vlaamse begijnhoven), of grensoverschrijdende Werelderfgoederen
(bijvoorbeeld de 56 belforten in België en Noord-Frankrijk).
In veel gevallen speelt de toenemende ruimtelijke druk een belangrijke rol.
Die wordt onder meer veroorzaakt door een groeiende wereldbevolking
die almaar mobieler wordt en er andere leefgewoontes op nahoudt.
Ruimte is schaars en ook gebieden met (wereld)erfgoedwaarde moeten
steeds vaker ruimtelijke ontwikkelingen ondergaan.
DIPLOMATEN ZWAAIEN DE PLAK
Het Werelderfgoedcomité is de jongste jaren geëvolueerd van een
expertenpanel naar een diplomatenpanel, waarbij instructies vanuit
hoofdsteden soms belangrijker zijn dan feiten en principes. Die evolutie
sluit nauw aan bij de vaststelling dat het economische belang en het
prestige dat een Werelderfgoederkenning met zich brengt door steeds
meer lidstaten wordt ingezien. Het hoeft bijgevolg niet te verbazen dat
diplomaten zich in sommige gevallen zoveel mogelijk inspannen om steun
te verwerven voor de inschrijving van een voorstel, zeker wanneer het
oordeel van de adviesverlenende instanties niet onverdeeld positief is.
De motivatie van een land om de inschrijving op de Werelderfgoedlijst
binnen te halen krijgt eveneens een bijkomende binnen- of
buitenlandse politieke dimensie. Het dit jaar ingeschreven historische
en archeologische complex van Bolgar in de Russische Federatie is
7
Zie http://whc.unesco.org/en/list/stat
18 I
wat dat betreft een goed voorbeeld (zie kader), maar ook de recente
inschrijvingen van Palestijnse Werelderfgoederen spelen hier op
in. Palestina is in 2011, na jarenlange discussies in de Algemene
Vergadering van Unesco, aanvaard als lid. Unesco was daarmee
de eerste grote multilaterale organisatie die Palestina officieel
verwelkomde – symbolisch een belangrijk feit voor een land dat nog
steeds niet wereldwijd erkend wordt. Sindsdien probeert Palestina
elk jaar minstens één, tot nu toe telkens door Israël gecontesteerde
site ingeschreven te krijgen op de Werelderfgoedlijst. In 2013 en
2014 is daarvoor telkens gebruik gemaakt van de verkorte procedure
van de ‘noodinschrijving’. Die procedure, die in een evaluatieperiode
van enkele maanden in plaats van anderhalf jaar voorziet, kan enkel
ingeroepen worden wanneer er sprake is van een concrete en acute
bedreiging. In beide gevallen konden er vragen gesteld worden bij het
urgente karakter dat door Palestina was ingeroepen. Op dat aspect is
uitgebreid ingegaan in het kritische verslag van ICOMOS. Nochtans
ging het Werelderfgoedcomité telkens akkoord met het voorstel en
werden beide sites ingeschreven op de Werelderfgoedlijst. Voor
waarnemers in de zaal was het duidelijk dat de inschrijving niet louter
op basis van inhoudelijke argumenten gemotiveerd kon worden, maar
minstens evenzeer een (geo)politiek statement was.
DE MOEILIJKE POSITIE VAN DE ADVISERENDE
EXPERTORGANISATIES
Hoewel de adviserende organisaties ICOMOS en IUCN bij de opmaak
van de Werelderfgoedconventie een centrale rol toebedeeld krijgen,
moeten we vandaag vaststellen dat hun positie onder invloed van de
ontwikkelingen van de jongste jaren onder druk staat. Adviezen worden
door het Comité op grote schaal genuanceerd of in twijfel getrokken,
aanbevelingen worden geherformuleerd op een manier die ingaat tegen
de oorspronkelijke bedoeling.
Opvallend daarbij is dat het vaker de adviezen van ICOMOS zijn die
onderuit gehaald worden. IUCN ligt eigenlijk pas de jongste jaren
mee in de vuurlijn. Dat valt ongetwijfeld te verklaren door het feit
dat IUCN haar adviezen meer vanuit een natuurwetenschappelijke
benadering kan onderbouwen. Dergelijke exacte argumenten kunnen
moeilijker in vraag gesteld worden. Pas in de jongste jaren ‘durft’ het
Werelderfgoedcomité – niet zelden gespeend van enige vertrouwdheid
met de materie in kwestie – in te gaan tegen de mening van
internationaal gerespecteerde natuurwetenschappers (zie kadertekst
over de Gibé-III-dam). Anderzijds heeft IUCN zich als organisatie ook
veel breder ontwikkeld en kan ze daardoor terugvallen op veel meer
middelen en een sterker geprofessionaliseerde basisstructuur, twee
zaken waar ICOMOS nood aan heeft.
Ondanks die fundamentele verschillen lijken beide expertenorganisaties
er voorlopig even slecht in te slagen om zich ten gronde aan te passen
aan de gewijzigde context: beslissingen van het Werelderfgoedcomité
worden vandaag mee op basis van politieke motieven genomen en dat
zal de eerstkomende jaren niet veranderen. Ze proberen weliswaar
het gebrek aan respect voor hun adviezen te counteren door nog
omvangrijkere rapporten op te stellen en hun aanbevelingen nog steviger
te onderbouwen. Verrassend genoeg lukt het ICOMOS en IUCN echter
niet om zich beter in te leven in de leden van het Werelderfgoedcomité.
De discussie tijdens de jongste Comité-sessie over de inschrijving van
de Monumental earthworks of Poverty Point in Louisiana, Verenigde
Prognoses gaan uit van een totale
daling van het waterpeil van het
meer van 16 tot 22 meter, als direct
gevolg van de aanleg van de dam
en de verwachte irrigatieprojecten,
terwijl het meer gemiddeld maar
31m diep is. De impact van deze
daling op het globale ecosysteem
en de lokale bevolking zal bijgevolg
enorm groot zijn. Als gevolg van
de klimaatverandering zou de
uiteindelijke totale daling zelfs nog
groter kunnen zijn.
Stamoudere bewaakt gebedsplaatsen aan de oostkust van het Turkanameer.
De bouw van de Gibe III-dam en de impact ervan op
Lake Turkana (Kenia8):
Het Turkanameer is het grootste woestijnmeer ter wereld en één van de
zoutste meren in Afrika. Het meer is in 1997 erkend als Werelderfgoed
omwille van zijn belangrijke geologische en biodiversiteitswaarde. Het
vormt de natuurlijke habitat voor een aantal bedreigde diersoorten,
zowel te land als onder water. Turkana is ieder jaar ook een belangrijke
stopplaats voor trekvogels.
Het meer wordt in sterke mate vanuit Ethiopië gevoed door de Omo-rivier
(ca. 50% van de watertoevoer). Op de Omo wordt stroomopwaarts, op het
grondgebied van Ethiopië, momenteel de laatste hand gelegd aan de Gibe
III-dam. Het stuwmeer dat achter de dam ontstaat, wordt een belangrijke
bron van hydro-elektriciteit voor Ethiopië én Kenia.
De bouw van die dam zal vrijwel zeker een grote impact hebben op het
meer. Het vullen van het stuwmeer – een proces dat nu ongeveer gestart
wordt – zal naar verwachting drie jaar duren. Tijdens deze periode zal het
debiet van de Omo met 70 procent terugvallen – waardoor ook het peil van
het Turkanameer onvermijdelijk zal dalen.
Eens de elektriciteitsproductie opstart zal de Omo jaar in jaar uit een vrij
constant debiet kennen. Overstromingen zullen uitblijven – terwijl die
overstromingen nochtans cruciaal waren voor de traditionele landbouw.
Als gevolg hiervan zou de Gibe III-dam ook een onherroepelijke aantasting
van het bestaande sociale weefsel tot gevolg kunnen hebben.
Door het constante debiet van de Omo en het wegvallen van
overstromingen kunnen de aanpalende terreinen perfect gebruikt worden
voor landbouw (grootschalige suikerrietplantages). Voor die landbouw
zullen irrigatiesystemen aangelegd worden, die de waterstand van de
Omo en van het Turkanameer op hun beurt nog verder zullen beïnvloeden.
8
De
impact
van
de
bouw
van de Gibe III-dam en de
diverse irrigatieprojecten op de
Uitzonderlijke Universele Waarde
van
het
Turkanameer
lijkt
onweerlegbaar, maar toch slaagt
het Werelderfgoedcomité er in dit
dossier maar niet in een vuist te
maken. Hoewel die kwestie al sinds
2011 in de schoot van het Comité
besproken wordt, zijn er tot nu toe
maar een paar landen geweest die
aangaven bereid te zijn om streng(er)
op te treden: Colombia, Duitsland,
Mexico, Servië, Zwitserland. De
meeste leden van het Comité
verkiezen dat Ethiopië en Kenia met
elkaar in dialoog gaan en proberen
zo een oplossing te vinden. Beide
landen hebben al herhaaldelijk te
kennen gegeven daartoe bereid te
zijn en gesprekken op verschillende
niveaus zouden lopende zijn. Maar
beide landen hebben naar verluidt
ook belang bij de nieuwe dam en
de elektriciteit die geproduceerd zal
worden. Het valt dus te betwijfelen
of uit die gesprekken concrete
resultaten zullen komen.
Ondertussen gaat de bouw van
de dam en het vullen van het
stuwmeer onverminderd verder en
wordt het hoe langer hoe minder
waarschijnlijk dat de klok nog
teruggedraaid kan worden…
Zie http://whc.unesco.org/en/list/801
I 19
Hoe wordt een site werelderfgoed?
1. Nadat een land toetreedt tot de Conventie, stelt het
een indicatieve lijst op: een overzicht van erfgoed
dat vermoedelijk beantwoordt aan de criteria voor
Werelderfgoed. Elke lidstaat mag vervolgens elk
jaar uit deze lijst één culturele en één natuurlijke of
gemengde site voordragen voor erkenning. Het stelt
daarvoor een nominatiedossier op dat het erfgoed
beschrijft, aantoont dat het van Uitzonderlijke
Universele Waarde is en uitlegt hoe de bescherming
geregeld is. Dat dossier dient het in bij het
Werelderfgoedcentrum.
2.Het Werelderfgoedcentrum kijkt het nominatiedossier
na en legt het vervolgens voor aan een adviesorgaan.
Het centrum houdt een papieren en een elektronisch
archief bij van alle nominatiedossiers.
3. Voor de technische input zorgen drie adviesorganen.
De Internationale Raad voor Monumenten en
Landschappen (ICOMOS) en de Wereldunie voor
de Bewaring van de Natuur (IUCN) evalueren de
nominatiedossiers respectievelijk voor cultureel
en natuurlijk erfgoed. Het derde adviesorgaan is
het Internationaal Centrum voor de Studie van de
Bewaring en de Restauratie van Cultureel Erfgoed
(ICCROM) dat advies verleent over de bescherming
van culturele sites en het organiseren van opleidingen
op dat gebied.
4.Een keer per jaar komt het Werelderfgoedcomité
samen om zich te beraden over de nominatiedossiers.
Het kan beslissen om een site op de Werelderfgoedlijst
in te schrijven of om bijkomende informatie te vragen
in geval van twijfel. Als het comité meent dat een
site onvoldoende beantwoordt aan de criteria van
het Werelderfgoed, verwerpt het de nominatie.
5. Eens een site is ingeschreven op de Werelderfgoedlijst,
moet de lidstaat er goed zorg voor dragen. Indien
nodig kan een lidstaat gevraagd worden verslag uit
te brengen van de toestand (in het zogenaamde state
of conservation-rapport). Het Werelderfgoedcomité
doet op basis van deze rapporten aanbevelingen
aan de landen over de bewaring van hun erfgoed
en kan een site op de Lijst van het Werelderfgoed in
Gevaar plaatsen als de toestand te alarmerend is.
Staten, was wat dat betreft veelbetekenend. ICOMOS adviseerde in
dat dossier om de inschrijving uit te stellen omdat er volgens haar qua
beheer nog een aantal knelpunten waren, onder meer het verleggen van
een ‘highway’ en het aanduiden van een bufferzone. De Comitéleden
en veel waarnemers waren echter van mening dat ICOMOS daarmee
overdreven eisen stelde: de organisatie had immers zelf bevestigd dat
de site onmiskenbaar van Uitzonderlijke Universele Waarde is en gaf
in haar advies ook te kennen dat een bufferzone weliswaar wenselijk,
maar niet echt nodig is. Aangezien ook bij het verleggen van de weg
die door de site loopt vragen gesteld konden worden (“zou dat niet
meer kwaad doen dan goed?”), was het voor het Werelderfgoedcomité
duidelijk dat er geen gegronde redenen waren om een inschrijving op de
Werelderfgoedlijst uit te stellen.
“De geloofwaardigheid van
de Werelderfgoedconventie
staat op het spel.”
Seriële en grensoverschrijdende inschrijvingen,
zoals de belforten van België en Noord-Frankrijk,
zijn een recent fenomeen.
20 I
Door in dit soort gevallen een meer constructieve houding aan te
nemen en de inschrijving voor te stellen ontneem je de Comitéleden
de indruk dat de adviserende instanties elk gevoel van realiteitszin
verloren zijn. Dat idee leeft wel degelijk bij verschillende leden van
het Werelderfgoedcomité en lijkt er mee voor te zorgen dat ze álle
adviezen van ICOMOS en IUCN vandaag jammer genoeg met een zeker
wantrouwen bekijken. In een dergelijk klimaat is het anders interpreteren
of negeren van een advies uiteraard maar een kleine stap. Het format
Welke criteria hanteert de Werelderfgoedconventie?
Om in aanmerking te komen voor een erkenning als Werelderfgoed moet aangetoond worden dat de site van
Uitzonderlijke Universele Waarde is. Dit betekent dat de site zo waardevol is dat ze als het ware de nationale grenzen
overstijgt en dat ze voor de hele wereldbevolking van belang is. Daarnaast moet de site aan minstens één van de
onderstaande 10 criteria voldoen:
1. Een meesterwerk van een creatief menselijk genie.
2. Getuigen van een belangrijke uitwisseling van
menselijke waarden, binnen een bepaalde periode
of een cultureel wereldgebied, op het vlak van
architectuur of technologie, monumentale kunsten,
stedenbouw of landschapsinrichting.
3. Op unieke of op zijn minst uitzonderlijke wijze
getuigen van een bestaande of verdwenen culturele
traditie of beschaving.
4. Een uitzonderlijk voorbeeld van een type gebouw,
een architecturaal of technologisch ensemble of een
landschap, dat een belangrijke fase in de menselijke
geschiedenis illustreert.
5. Een buitengewoon voorbeeld van traditionele
menselijke bewoning, land- of zeegebruik dat
representatief is voor een cultuur (of culturen), of
voor menselijke interactie met zijn omgeving, met
name wanneer ze kwetsbaar geworden zijn ten
gevolge van onomkeerbare veranderingen.
6. Direct of tastbaar geassocieerd met gebeurtenissen
of levende tradities, met gedachtengoed of geloof, of
met artistieke en literaire werken van uitzonderlijke
dat het Comité hanteert bij de inschrijving van Werelderfgoederen laat
trouwens perfect toe om zelfs bij een positief advies aandacht te vragen
voor eventuele knelpunten door ernaar te verwijzen in de aanbevelingen
bij de inschrijving.
BETERSCHAP OP KOMST?
Het is duidelijk dat de huidige situatie, die al enkele jaren aansleept, nefaste
gevolgen heeft op diverse vlakken. Omdat het Werelderfgoedcomité geen
vuist durft te maken en niet wil optreden tegen dingen die fout lopen,
is er een reëel risico dat erfgoedwaarden onherroepelijk verloren gaan.
De erkenning van sites die in feite niet van Uitzonderlijke Universele
Waarde zijn, zorgt ervoor dat bezoekers en beheerders ontgoocheld
worden. Beide aspecten raken aan de geloofwaardigheid van de
Werelderfgoedconventie.
Een aantal landen ziet de ernst in van de zaak en probeert het tij te keren.
Maar niet alle huidige Comitéleden lijken zich bewust van de urgentie, of
zelfs de noodzaak dat iets moet veranderen. Het valt dus af te wachten
universele waarde (het Comité is van mening dat dit
criterium bij voorkeur gehanteerd wordt samen met
minstens één van de andere criteria).
7. Uitzonderlijke natuurlijke fenomenen of gebieden
van uitzonderlijke natuurlijke schoonheid en
esthetisch belang.
8. Uitzonderlijke getuigen van belangrijke stappen in
de geschiedenis van de aarde, m.i.v. de evolutie van
het leven, belangrijke voortdurende geologische
processen in de ontwikkeling van de aardkorst,
of belangrijke geomorfologische of fysiografische
kenmerken.
9.Uitmuntende
voorbeelden
van
betekenisvolle
voortdurende ecologische en biologische processen
in de ontwikkeling en evolutie van de aarde,
zoetwatersystemen, kust- en marine ecosystemen en
dierlijke en plantkundige families.
10.De belangrijkste en meest significante natuurlijke
plekken voor het in-situ behoud van biodiversiteit,
m.i.v. de sites met bedreigde soorten die vanuit
wetenschappelijk en behoudsstandpunt gecatalogeerd
zijn als van uitzonderlijke universele waarde.
of de tijdelijke werkgroep, die aan het eind van deze Comité-sessie
opgericht is om na te denken over een herziening van de “working
methods of the evaluation and decision-making process of nomination”
iets zal opleveren. Waarnemers hebben in dat verband al verwacht dat
het feit dat de vergaderingen van het Werelderfgoedcomité sinds 2012
live worden uitgezonden een positieve impact zou hebben, maar dat
blijkt niet het geval te zijn. De verwachtingen zijn bijgevolg niet meteen
hooggespannen.
Afspraak volgend jaar in Bonn (Duitsland) voor de 39ste bijeenkomst
van het Werelderfgoedcomité. Hopelijk luidt het Duits voorzitterschap
minstens een gedeeltelijke terugkeer in naar de normen en waarden die
centraal staan in de Werelderfgoedconventie.
* Meer uitleg over de taken en de samenstelling van de Vlaamse Unesco Commissie:
www.unesco.be/vuc
I 21