PREPOSITIE A) Vul in met een prepositie aan in met naast onder op uit 1. Het boek ligt ………… de tafel. 2. Het kopje staat ………… de kast. 3. Ik neem mijn schrift ………… mijn boekentas. 4. De studenten hangen hun jas ………… de kapstok. 5. Mijn boekentas staat …………mijn tafel en mijn pen ligt …………de tafel 6. Mijn naam staat ………… mijn schrift. 7. De kopjes staan ………… de kast. 8. Het water zit ………… de fles. 9. Ik schrijf jouw naam ………… krijt ………… het bord. 10. Marta zit in de klas altijd………… Paul, aan dezelfde tafel. B) De klas : vul de juiste prepositie in. 1. Katrien gaat ………… de klas. 2. Ze staat ………… de deur. 3. Ze hangt haar jas ………… de kapstok. 4. Ze gaat zitten………… de stoel. 5. Ze zet haar tas ………… haar stoel. 6. Ze neemt haar cursus en haar balpen ………… haar tas. 7. Ze legt haar cursus ………… de tafel. 8. Ze neemt haar schrift ………… haar zak. 9. Ze schrijft de woorden ………… haar schrift. 10. Ze kijkt ………… het bord. Nederlandse Academie 02/2184707 A1 PREPOSITIE C) Vul de juiste prepositie in. 1. Zaterdag waaide de wind krachtig …………het zuidoosten. 2. Fatima wacht al een uur ………… haar vriend. 3. Spreken jullie veel ………… de lerares? 4. Ik rijd met mijn bromfiets ………… de brug. 5. De film begint ………… 20 uur. 6. Ik neem mijn pen ………… mijn boekentas. 7. Wij drinken thee ………… citroen. 8. Wij leren in de klas ………… het huis. 9. Spreek jij vaak ………… je buurman? 10. Ik drink chocolademelk ………… een beker. D) Vul de juiste prepositie in: aan in met naar naast op tegen voor Sofie gaat ………… de Nederlandse les ………… Brugge. Zij rijdt ………… de fiets naar het college. In de klas zit zij ………… Tamara. Tamara zit ………… haar stoel en schrijft ………… een balpen. De lerares heet Inga. Zij staat ………… het bord. Het bord staat ………… de muur. Het rode gordijn hangt ………… het raam. De les is zeer interessant. Na de les drinken Sofie en Tamara een glas cola in een cafetaria op de markt. E) Vul de juiste prepositie in: aan in met naar naast onder op tegen uit 1. Mijn jas hangt ………… de kapstok. 2. Het schilderij hangt …………de muur. 3. Ik ben …………de woonkamer. 4. Ik woon ………… de eerste verdieping. 5. De kelder is ………… het huis. Nederlandse Academie 02/2184707 A1 PREPOSITIE 6. Ugis komt ………… Letland. 7. Angelique luistert ………… de radio. 8. Fatima kijkt …………de televisie. 9. Hij zit ………… het toilet. 10. Vladimir schrijft zijn naam ………… het blad papier. 11. Mijn buurman zit …………mij. 12. De bloemen staan…………de vensterbank. 13. De bloemen staan…………de vaas. 14. Doris zit ………… de stoel en Alex zit ………… de zetel. 15. Ik kijk………… het plafond. 16. Rita leunt ………… de muur. 17. Jens roert ………… zijn kopje koffie. 18. Ik knip ………… een schaar ………… het gordijn. 19. De lerares schrijft ………… het bord. 20. Pol geeft de kaars ………… Nadine. F) Vul de juiste prepositie in. 1. ………… 20.00 uur begint het journaal. 2. Ik kijk altijd ………… het journaal. 3. Ik ben begonnen ………… een nieuwe cursus. 4. Ik heb gisteren kennisgemaakt ………… mijn nieuwe collega. 5. Wat kun je winnen …………zo’n loterijbiljet? 6. De show kun je zien ………… zondagavond. 7. Cycletours is ………… 1981 begonnen. 8. Ik heb vorig jaar een fietstocht ………… België gemaakt. 9. We hebben veel last ………… de regen. 10. Schiermonnikoog is een eiland ………… de Waddenzee. Nederlandse Academie 02/2184707 A1
© Copyright 2024 ExpyDoc