Download Int Dijkstra Kant 32.1 - Skript Historisch Tijdschrift

De promovendus
Friese rekenmeesters
Interview met Arjen Dijkstra
Robbert
Kant
'Dagen als deze, dat ik in het archief zit met de bronnen, zijn voor mij de
leukste momenten in het onderzoek'. Dijkstra heeft een goede dag, want hij
kan vandaag in de Koninklijke Bibliotheek zijn hart op. Dijkstra begon na
zijn studie geschiedenis in Leeuwarden als docent op het VMBO. Hij doceerde
naast geschiedenis tevens exacte vakken, zoals natuurkunde en biologie. Het
uitvoeren van proefjes met de leerlingen was voor hem het hoogtepunt. 'Het was
voor mij dus helemaal geen rare stap om me te specialiseren in de geschiedenis
van de wiskunde en op die manier mijn 'exacte kant' met een passie voor
cultuurgeschiedenis te combineren.' Er is volgens Dijkstra nog veel werk te
verrichten in de geschiedenis van de wiskunde. De ouderwetse benadering van de
negentiende en twintigste eeuw is vervangen door een minder inhoudelijke maar
historisch adequatere manier van onderzoek. Het is niet langer de wiskunde
zelf die object van onderzoek is, maar de wisselwerking tussen maatschappij en
wiskunde.
Dijkstra houdt zich in zijn onderzoek bezig met de wiskunde in de
zeventiende eeuw in Friesland. Door vooral polemieken van wiskundigen te
bestuderen probeert Dijkstra de wisselwerking tussen wiskunde en maatschappij
verder te duiden. 'Er bestond ook in de zeventiende eeuw een diepe overtuiging
dat wiskunde een apart vakgebied was. Mensen waren er heel vroeg al van
overtuigd, dat getallen en rekenen echt aparte dingen waren'. Veel aanzien had
de wiskunde in het begin van de zeventiende eeuw echter nog niet. 'Het vak
wiskunde stond in de meeste curricula van de onderwijsinstellingen van Holland
en Friesland helemaal onderaan.'
'Aan het einde van de zeventiende eeuw is het aanzien van de wiskunde
aardig veranderd. Er was een toename van wiskunde als hobby, maar ook het
aantal professionele wiskundigen en mensen in hoge maatschappelijke posities
die zich met wiskunde bezighielden nam toe.' Er werd bijzonder veel van de
wiskunde verwacht. Het werd geaccepteerd, en zelfs geprefereerd, om voor
veel problemen wiskundige oplossingen te zoeken. Volgens Dijkstra kwam
hier uiteindelijk weinig van terecht. De werkelijke prestaties en waarde van de
wiskunde voor verschillende praktijken was altijd onduidelijk en werd vaak
overschat. 'In de tweede helft van de zeventiende eeuw was er een duidelijke
voorkeur voor wiskundige oplossingen, zonder dat deze oplossingen goed
werkten.' De overschatting van de praktische waarde van de wiskunde is volgens
Dijkstra ook in de eenentwintigste eeuw goed zichtbaar.
48
In wat voor concrete gevallen kunnen we dit dan waarnemen in de
Republiek van de zeventiende eeuw? Dijkstra wijst in zijn voorbeeld op de
lengtemeting op zee. Het was in de scheepvaart al heel lang bekend hoe men de
'breedtepositie' van een schip op zee kon bepalen. Het was echter veel moeilijker
om de 'lengtepositie' goed te berekenen, die juist veel belangrijker was. Deze
meting werd ook het 'gegist bestek' genoemd. In zijn masterscriptie beschrijft
Dijkstra een polemiek tussen Bernhardus Fullenius Jr. en Lieuwe Willemsz Graaf
over deze kwestie. In dit voorbeeld ontstond de discussie in de scheepvaart vanuit
een zeer technisch belang. Het kwam tot een verhitte polemiek waar meerdere
mensen zich mee bemoeiden. In zijn onderzoek als promovendus houdt Dijkstra
zich bezig met de manier waarop wiskunde werd bedreven in de hoven, de steden
en de universiteit van Franeker. Hij laat in zijn onderzoek zien hoe wiskundige
opvattingen samenhangen met maatschappelijke belangen.
Dijkstra is niet de eerste historicus die zich buigt over de Friese
rekenmeesters. Sinds het begin van de negentiende eeuw is er een beeld ontstaan
van de Friezen als een introvert en rationeel volk. 'Fryslan wier by aids it lan
fen rekkenmasters en wiskinstners', (Friesland was van oudsher het land van
rekenmeesters en wiskunstenaars) luidt het gezegde. Dit beeld is volgens Dijkstra
aan correctie toe, want het vertroebelt de kijk op het verleden. Demystificatie
van deze mythes is volgens Dijkstra noodzakelijk en hier is een duidelijke taak
weggelegd voor de professionele historicus. Het lijkt erop dat hij hier nog
geen grote vijanden mee heeft gemaakt in Friesland, aangezien hij voor zijn
masterscriptie de scriptieprijs van de Fryske Akademy heeft gewonnen
Dijkstra stelt dat ook een ander beeld aan correctie toe is. 'Misschien is
één van mijn grootste ergernissen dat Holland zo vaak gelijk wordt gesteld aan
de Republiek'. 'Mijn onderzoek laat zien dat er ook andere centra waren in de
Republiek waar interessante dingen gebeurden'. Naast de demystificatie van de
Friese mythen, is er voor Dijkstra dus een rol weggelegd om de andere provincies
een duidelijke plaats te geven in de historiografie van de Nederlandse Republiek.
Dijkstra hoort duidelijk bij een nieuwe generatie onderzoekers, die de
bestudering van wetenschap en wiskunde anders benaderen dan tot in de
twintigste eeuw gebruikelijk was. Hoe kijkt hij aan tegen zijn 'collega's', zoals
Thomas Kuhn en Bruno Latour, die in de twintigste eeuw hebben gepionierd
met deze 'nieuwe kijk' op de wetenschap en de wiskunde? Dijkstra ziet hun
werk als verworvenheden waar hij zelf gebruik van kan maken, maar zoekt niet
actief aansluiting bij theoretische kaders uit de wetenschapsstudies. Uiteindelijk
gaat het een historicus om de bronnen. 'Het bezoeken van de archieven en het
bekijken van de bronnen vind ik juist het leuke van het vak. Ik vind het niet erg
als iemand tegen mij zegt dat ik Latour niet goed heb begrepen. Het lijkt me
echter vreselijk als iemand me er op het einde van mijn aanstelling op wijst dat ik
een belangrijk Fries wiskundeboek uit 1650 helemaal heb gemist'.
Skript Historisch Tijdschrift 32.1
49