werkwijzer 7, een projectbeschrijving van onderwijsconsulenten+ Van school naar school! Succesvolle aanpak van de doorplaatsingsproblematiek na onderwijs in het kader van behandeling Drs. Mieke Verhoeven Publicatie | SOSO/Onderwijsconsulenten, Den Haag Vormgeving | Ontwerpwerk, Den Haag Uitgave | 2014 Exemplaren van deze publicatie kunnen uitsluitend schriftelijk (per e-mail) besteld worden bij Onderwijsconsulenten. Zie voor meer informatie: www.onderwijsconsulenten.nl Postbus 19521 | 2500 CM Den Haag | T 070 312 28 87 E [email protected] | www.onderwijsconsulenten.nl 3092.1019 Omslag Werkwijzer 7_wt.indd 1 28-07-14 15:03 Werkwijzer 7, een projectbeschrijving van Onderwijsconsulenten+ Van school naar school! Succesvolle aanpak van de doorplaatsingsproblematiek na onderwijs in het kader van behandeling Drs. Mieke Verhoeven Projectleider Onderwijsconsulenten+ Augustus 2014 Dit project van Onderwijsconsulenten+ is uitgevoerd door OC+ Joost van Nuland, samen met (V)SO-school De Zwengel (Els van Rosmalen, directeur locatie Vught) en Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof (Henk Visser, beleidsmedewerker). REC Chiron (en later de Ambulante dienst Vlechtwerk) stelde voor de gehele projectperiode twee ambulant begeleiders beschikbaar, ieder voor vier uur per week (Gonnie Heesakkers en Ina Staals). Eerder verschenen in deze reeks: Werkwijzer 1: De totstandkoming van onderwijs- en zorgarrangementen op maat in het regulier voortgezet onderwijs voor leerlingen met een autisme spectrum stoornis (ASS). Werkwijzer 2: Passend onderwijs en passende zorg voor álle leerlingen! De leerbaarheid van gedragsmoeilijke leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Werkwijzer 3: Als passend onderwijs niet in de rugzak past. Best practices uit de praktijk van de onderwijsconsulenten. Werkwijzer 4: Vijf OC+-projecten langs de meetlat… Een beschrijving van opbrengsten en ervaringen. Werkwijzer 5: Weer wennen aan onderwijs. De schakelklas voor langdurig zieke kinderen als opstapje naar regulier of speciaal onderwijs. Werkwijzer 6: Mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen. Een handreiking voor samenwerkingsverbanden en scholen. ISBN: Titel: 978-90-79405-06-0 Van school naar school! Succesvolle aanpak van de doorplaatsingsproblematiek na onderwijs in het kader van behandeling Uit de reeks: 'Werkwijzer', een projectbeschrijving van Onderwijsconsulenten(+) Auteur: Drs. M.J.E. Verhoeven Uitgegeven door: SOSO/Onderwijsconsulenten(+), Den Haag Vormgeving omslag: Ontwerpwerk, Den Haag Redactionele ondersteuning: Van Unnik Business Services, Winterswijk Druk: Ten Brink, Meppel Verschijningsdatum: Augustus 2014 Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO) en Onderwijsconsulenten(+) Het landelijk netwerk van onderwijsconsulenten bestaat sinds oktober 2002; per 1 augustus 2009 zijn de onderwijsconsulenten organisatorisch ondergebracht bij de Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO). Onderwijsconsulenten bemiddelen en adviseren bij problemen rond de toelating van geïndiceerde leerlingen of bij de besteding van het leerlinggebonden budget. Onderwijsconsulenten+ zoeken structurele oplossingen voor groepen zorgleerlingen. Zie ook www.onderwijsconsulenten.nl. © 2014, SOSO/Onderwijsconsulenten(+) INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ................................................................................................................................................. 5 1. INLEIDING, DOEL EN ACHTERGRONDEN ................................................................................... 7 1.1 Introductie Onderwijsconsulenten(+)....................................................................................... 7 1.2 Aanleiding tot het ontstaan van dit project ............................................................................... 8 1.3 Doel en totstandkoming van deze werkwijzer........................................................................ 11 1.4 Leeswijzer .............................................................................................................................. 12 2. OC+-PROJECT DOORPLAATSINGSPROBLEMATIEK ................................................................ 13 2.1 Doelstelling ............................................................................................................................ 13 2.2 Doelgroep .............................................................................................................................. 13 2.3 Projectorganisatie en de rol van de onderwijsconsulent+ ...................................................... 17 2.3.1 De Zwengel ............................................................................................................................ 18 2.3.2 Herlaarhof .............................................................................................................................. 20 2.4 Overige deelnemende instellingen en samenwerkingspartners .............................................. 21 2.4.1 Samenwerkingsverband De Meierij ....................................................................................... 22 2.5 De looptijd van het OC+-project ............................................................................................ 23 2.6 Wettelijk kader ....................................................................................................................... 23 3. BEVINDINGEN IN HET EERSTE PROJECTJAAR (2011/2012)..................................................... 27 3.1 Stand van zaken bij de start van het project ........................................................................... 27 3.2 Een overeenkomst met de school van herkomst als oplossing? ............................................. 28 3.3 Meten is weten: registratie en analyse van leerlingenstromen ............................................... 30 3.3.1 Uitkomsten analyse schooljaar 2011/2012 ............................................................................. 30 3.4 De rol van de ambulant begeleiders bij in- en uitstroom ........................................................ 31 3.5 Afstemming tussen De Zwengel en Herlaarhof ..................................................................... 32 3.5.1 Wie komen in aanmerking voor plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel? ........................ 33 3.5.2 Samenwerkingsovereenkomst ................................................................................................ 34 3.6 Beleid van SWV VO De Meierij voor terugplaatsing vanuit De Zwengel ............................. 34 3.7 Conclusie en vervolg.............................................................................................................. 35 4. BEVINDINGEN IN HET TWEEDE PROJECTJAAR (2012/2013) ................................................... 36 4.1 Doelstelling ............................................................................................................................ 36 4.2 Verbetering en toetsing van het registratiesysteem ................................................................ 36 4.2.1 Uitkomsten analyse schooljaar 2012/2013 ............................................................................. 37 4.3 Herformulering van de relatie met de school van herkomst ................................................... 38 4.4 De rol van de trajectbegeleiders bij de instroom .................................................................... 38 4.5 Samenwerking met de ouders ................................................................................................ 41 4.6 Afstemming De Zwengel en Herlaarhof bij de instroom en doorstroom ............................... 42 4.6.1 Jongeren die worden opgenomen in crisis ............................................................................. 44 4.7 Passend onderwijs na behandeling en plaatsbekostigd onderwijs .......................................... 45 4.7.1 Ontwikkeling van leerlingen in kaart gebracht: integraal schooladvies ................................. 45 4.7.2 Afstemming bij de beëindiging van de behandeling .............................................................. 46 4.7.3 Afstemming en afspraken met de samenwerkingsverbanden VO en PO ............................... 47 4.7.4 Beleid voor leerlingen die niet kunnen uitstromen naar onderwijs ........................................ 47 4.7.5 Trajectbegeleiding bij doorplaatsing ...................................................................................... 48 4.7.6 Uitstroom van de verschillende doelgroepen leerlingen ........................................................ 49 4.7.7 Onderwijs/zorgarrangementen ............................................................................................... 51 5. DE OPBRENGSTEN VAN HET PROJECT .................................................................................... 55 5.1 De ontwikkeling en verbetering van een registratiesysteem .................................................. 55 5.2 Hernieuwde kijk op de samenwerking met de school van herkomst ...................................... 55 5.3 Verdere afstemming en samenwerking tussen De Zwengel en Herlaarhof ............................ 56 5.4 Samenwerking met de samenwerkingsverbanden PO en VO ................................................ 58 5.5 Voorkomen van thuiszitten .................................................................................................... 59 5.6 De opbrengsten van het project voor De Zwengel en Herlaarhof .......................................... 59 -3- 6. 6.1 6.2 BIJLAGE 1 BIJLAGE 2 BIJLAGE 3 BIJLAGE 4 BIJLAGE 5 BIJLAGE 6 BIJLAGE 7 BIJLAGE 8 BIJLAGE 9 BIJLAGE 10 BIJLAGE 11 BIJLAGE 12 BIJLAGE 13 BIJLAGE 14 AANDACHTSPUNTEN EN AANBEVELINGEN VOOR DE OVERDRAAGBAARHEID ......................... 63 Aandachtspunten .................................................................................................................... 63 Aanbevelingen voor scholen die plaatsbekostigd onderwijs aanbieden ................................. 65 IN- EN UITSTROOMGEGEVENS 2011/2012 OP DE ZWENGEL .................................................. 67 IN- EN UITSTROOMGEGEVENS 2012/2013 OP DE ZWENGEL .................................................. 72 STAPPENPLAN TRAJECTBEGELEIDING DE ZWENGEL ............................................................ 75 VERSLAG OVERDRACHTSGESPREK BIJ INSTROOM ................................................................. 77 AFSPRAKEN BIJ OVERDRACHT EN INSTROOM ........................................................................ 79 IMPRESSIE VAN HET REGISTRATIESYSTEEM .......................................................................... 80 SAMENWERKINGSOVEREENKOMST HERLAARHOF - DE ZWENGEL ....................................... 83 SAMENWERKINGSAFSPRAKEN MET SWV VO DE MEIERIJ ................................................... 87 SAMENWERKINGSAFSPRAKEN MET SWV PO DE MEIERIJ ................................................... 89 SAMENWERKINGSAFSPRAKEN MET SWV VO 30-06 ............................................................. 91 PROJECTEN PUBERS IN DE KNEL EN RETURN! ....................................................................... 93 HANDREIKING TERUGPLAATSING UIT JJI OF JEUGDZORGPLUS............................................ 94 VERKLARING VAN BEGRIPPEN ............................................................................................. 101 GEBRUIKTE AFKORTINGEN .................................................................................................. 106 -4- VOORWOORD Aan zorg-, behandel- of justitiële instellingen zijn scholen verbonden die het onderwijs verzorgen aan leerplichtige kinderen en jongeren die tijdelijk in zo'n instelling verblijven. Zodra de behandeling (of detentie) is beëindigd, moeten de leerlingen meestal de aan de instelling verbonden school verlaten. Er moet dus aansluitend een school in het regulier of speciaal onderwijs gevonden worden voor deze leerlingen. Uit de individuele casuïstiek van de onderwijsconsulenten blijkt dat dat niet eenvoudig is, en dat deze jongeren vaak thuiszitter worden. De school van herkomst wil zo'n leerling niet terugnemen, en ook andere scholen houden de boot af. De doorplaatsingsproblematiek die in deze werkwijzer aan de orde komt, heeft buitengewoon ingrijpende gevolgen voor leerlingen en hun ouders/verzorgers. Zowel in mijn werk als bestuurslid van de Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO), als in mijn dagelijks werk als advocaat onderwijsrecht, word ik regelmatig geconfronteerd met wat het voor een leerling - en zijn of haar sociale omgeving - betekent als een passende onderwijsplaats ontbreekt. In dit verband zijn de Onderwijsconsulenten voor leerlingen en hun ouders van onschatbare waarde. Onderwijsconsulent+ Joost van Nuland kreeg in Noord-Brabant te maken met een aantal leerlingen die door deze problematiek thuiszitter geworden waren. Zij werden, na behandeling in Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof, volgens de wettelijke voorschriften uitgeschreven bij de aan dat centrum verbonden cluster 4-school De Zwengel, ook als aansluitend geen andere onderwijsplaats beschikbaar was. De Zwengel en Herlaarhof waren daar ook niet gelukkig mee en toen de onderwijsconsulent+ in 2011 voorstelde een OC+-project rondom deze zogenoemde doorplaatsingsproblematiek te starten, reageerden beide instellingen positief. Het OC+-project blijkt zijn vruchten af te werpen: De Zwengel slaagt er in toenemende mate in om de doorplaatsingsproblematiek het hoofd te bieden. Voor steeds meer leerlingen wordt aansluitend aan het onderwijs op De Zwengel een andere school gevonden. In deze (zevende 1) werkwijzer wordt beschreven hoe De Zwengel en Herlaarhof dit hebben gerealiseerd, samen met andere partijen en in nauwe afstemming met de ouders. Met deze beschrijving hoopt Onderwijsconsulenten+ ook anderen te inspireren om te werken aan oplossingen voor de doorplaatsingsproblematiek, die immers in het hele land speelt. 1 Alle werkwijzers van Onderwijsconsulenten+ staan op www.onderwijsconsulenten.nl onder publicaties/werkwijzers. -5- Nieuwe wetgeving verplicht betrokkenen om het thuiszitten van leerplichtige kinderen en jongeren te voorkomen. Zo moeten samenwerkingsverbanden een terugplaatsingsbeleid opstellen en moeten scholen als De Zwengel met samenwerkingsverbanden afspraken maken over de terugkeer van leerlingen. In deze werkwijzer worden aanbevelingen en aandachtspunten genoemd die scholen en samenwerkingsverbanden hierbij kunnen helpen. Ik hoop dat de invoering van Passend onderwijs, met de in paragraaf 2.6 besproken wijzigingen die deze invoering meebrengt, tezamen met de goede voorbeelden die in deze werkwijzer beschreven staan, ons weer een stap dichter bij een dekkend onderwijsnetwerk brengen. Hieraan kan een belangrijke bijdrage geleverd worden door vóór de toelating tot een residentiële instelling en de daaraan verbonden onderwijsplaats afspraken te maken over de terugkeer van de leerling naar een passende school. Het terugkeren naar de school van herkomst is overigens zeker niet voor alle leerlingen de beste optie. Dat is een belangrijke conclusie uit het project. Deze werkwijzer is een afsluiting van een reeks door de Onderwijsconsulenten(+) uitgebrachte werkwijzers. Met deze werkwijzer kunnen de samenwerkingsverbanden en scholen die zich geplaatst zien voor de vraag hoe zij de verplichte afspraken over het vervolg van de onderwijsloopbaan van leerlingen na onderwijs in het kader van behandeling vorm kunnen geven, hun voordeel doen. Met de invoering van Passend onderwijs zullen de samenwerkingsverbanden nadrukkelijker zelf hun verantwoordelijkheden (moeten) oppakken om te zorgen voor een passende onderwijsplaats voor iedere leerling. Dat is goed nieuws voor de leerlingen en hun ouders, maar ook voor de professionals in het veld die soms tegen muren aanlopen die er niet zouden moeten zijn. Met niet aflatende betrokkenheid hebben allen aan dit OC+-project gewerkt: directie en medewerkers van De Zwengel en Herlaarhof, hun samenwerkingspartners, de onderwijsconsulent+ en de projectleider OC+. Een woord van dank aan u allen! Dik Berkhout Secretaris SOSO -6- 1. INLEIDING, DOEL EN ACHTERGRONDEN 1.1 Introductie Onderwijsconsulenten(+) De Onderwijsconsulenten zijn in 2002 opgericht met subsidie van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) om een goede invoering van de Wet op de leerlinggebonden financiering (LGF, ook wel 'rugzakje' genoemd) te helpen bevorderen. Dankzij de LGF konden ouders 2 van een gehandicapt kind kiezen naar welk type onderwijs zij hun kind wilden sturen: een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of - met een rugzakje - een school voor regulier onderwijs. De onderwijsconsulenten (OC) kregen als taak ouders en scholen te begeleiden en te adviseren bij individuele problemen rondom deze 'zorgleerlingen', bijvoorbeeld bij conflicten over schoolplaatsing, verwijdering of het ondersteuningsaanbod. Sinds augustus 2009 zijn de onderwijsconsulenten organisatorisch ondergebracht bij de Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO). 3,4 In de individuele casuïstiek tekende zich al snel af dat veel van de problematiek voortkwam uit knelpunten van structurele aard in het onderwijs. Daarom werd in 2004 de afdeling Onderwijsconsulenten+ (lees: Onderwijsconsulenten Plus, hierna ook OC+) opgericht. De opdracht voor de onderwijsconsulenten+ was duurzame oplossingen tot stand te brengen voor groepen zorgleerlingen en thuiszitters. Onderwijsconsulenten+ deden dit door op projectmatige wijze samenwerking te helpen bevorderen binnen het funderend onderwijs, én tussen onderwijs- en zorginstellingen. Zij ondersteunden en faciliteerden professionals in onderwijs en zorg bij het opzetten van samenwerkingsprojecten die moesten leiden tot structurele oplossingen voor groepen leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte. In augustus 2014 is Passend onderwijs ingevoerd en is de LGF afgeschaft. 5 Hierdoor zijn de taken voor de onderwijsconsulenten(+) veranderd. Samenwerkingsverbanden (SWV'en) en scholen zijn nu verantwoordelijk voor onderwijs aan álle leerlingen, dus ook aan zorgleerlingen. Dat betekent dat scholen en ouders er samen moeten zien uit te komen. 2 3 4 5 Waar in de tekst het woord ouder(s) wordt gebruikt, kan ook bedoeld zijn: voogd, wettelijke vertegenwoordiger(s), etc. De Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO) is opgericht door: LOBO, NKO, Ouders & COO, Vereniging Openbaar Onderwijs, CG-Raad, Balans en VG-platform en de sectororganisaties VO-Raad, PO-Raad, MBO-Raad en WEC-Raad. Tot augustus 2009 werkten de Onderwijsconsulenten(+) onder de verantwoordelijkheid van de ACTB, Advies Commissie Toelating en Begeleiding (zie www.onderwijsconsulenten.nl). Het voormalig LGF-budget blijft landelijk wel beschikbaar, maar wordt anders verdeeld. -7- De onderwijsconsulenten zullen de ontwikkelingen volgen en zich blijven inzetten voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte. De projectmatige werkwijze van de onderwijsconsulenten+ is per 1 augustus 2014 beëindigd, maar de grote hoeveelheid kennis en ervaring uit de OC+-projecten wordt, onder meer door verspreiding van de werkwijzers en andere projectverslagen, verder overgedragen aan het onderwijsveld. 1.2 Aanleiding tot het ontstaan van dit project Voor kinderen en jongeren die (tijdelijk) in een (semi-)residentiële instelling 6 verblijven en onderwijs krijgen aan de daaraan verbonden cluster 3- of cluster 4-school, valt het vaak niet mee door te stromen naar een volgende school voor regulier of speciaal onderwijs. Zodra de behandeling is beëindigd, hebben deze jeugdigen volgens de regelgeving geen recht meer op het zogenoemde 'plaatsbekostigd onderwijs'; 7 zij moeten de betreffende cluster 1-, 2-, 3- of 4-school 8 die aan de instelling verbonden is, verlaten, ook als er (nog) geen passend ander onderwijs beschikbaar is. In de individuele casuïstiek van de onderwijsconsulenten komt deze problematiek regelmatig aan de orde. Enkele uitspraken van ouders: 'Er was ons wel duidelijk gezegd dat bij beëindiging van de behandeling ook de plaats op de aan de instelling verbonden school zou vervallen, maar dat er geen andere school is en ons kind nu thuis zit zonder onderwijs, is een ramp!' 'Dankzij de behandeling maakte ons kind vele stappen vooruit. En nu zit ons kind ineens de hele dag thuis, zonder uitzicht op een school! Zo worden de resultaten van de behandeling weer afgebroken!' Al in 2005/2006 maakt Bureau Onderwijsconsulenten(+) melding van deze problematiek in haar jaarrapportage:9 'Onderwijsconsulenten signaleren regelmatig knelpunten bij leerlingen die teruggeplaatst dienen te worden naar het regulier of speciaal onderwijs, vanuit een plaatsbekostigde onderwijsvoorziening bij behandeling in een zorginstelling. Als na behandeling ontslag uit een zorginstelling volgt, hebben leerlingen geen bekostigde onderwijsplek meer. Het blijkt dat zij in veel gevallen ook niet meer teruggeplaatst kunnen worden op de school waar zij 6 7 8 9 Er zijn verschillende vormen van (semi-)residentiële instellingen. In de context van deze werkwijzer gaat het met name om residentiële hulpinstellingen als (open en gesloten) jeugdzorg, gehandicaptenzorg en (geestelijke) gezondheidszorg waar jongeren zijn voor onderzoek of behandeling, en justitiële jeugdinrichtingen voor jongeren die een straf moeten uitzitten. Zie bijlage 13 voor verdere uitleg over het begrip plaatsbekostigd onderwijs. Scholen voor speciaal onderwijs die onderwijs aanbieden aan de cliënten van een (semi-)residentiële instelling zijn meestal cluster 4-scholen. Het onderwijs aan cliënten met een verstandelijke of lichamelijke beperking wordt verzorgd door cluster 3-scholen. Rapportage 2005/2006; zie www.onderwijsconsulenten.nl onder publicaties/rapportages. -8- vóór de opname onderwijs genoten. Als gevolg hiervan komen veel van deze leerlingen thuis te zitten. Zij vallen tussen wal en schip van zorg en onderwijs; onduidelijk is waar de verantwoording ligt om onderwijs voor deze leerlingen te regelen. Om te voorkomen dat deze leerlingen thuiszitter worden, zouden de verplichtingen van scholen voor het handhaven van een onderwijsplek duidelijker geregeld moeten zijn.' In 2008 stelt Ed Smeets 10vast dat terugplaatsing niet gemakkelijk verloopt: 'Een probleem bij het verlaten van de instelling, na afronding van de behandeling, is dat terugplaatsing op de school van herkomst of plaatsing op een andere school voor regulier onderwijs vaak moeilijk of onmogelijk blijkt.' 'Scholen zijn huiverig om deze leerlingen te plaatsen. Een eventuele indicatiestelling voor cluster 4 kost tijd en vertraagt uitstroom na beëindiging van de behandeling.' Ook het ministerie van VWS wordt met deze problematiek geconfronteerd, evenals het IPO (Interprovinciaal Overleg), dat signaleert dat in de provinciale jeugdzorg doorplaatsing van jongeren (ook die uit JeugdzorgPlus) stagneert door wachtlijsten in zorginstellingen en op het voortgezet (speciaal) onderwijs. Het niet aansluitend beschikbaar zijn van een onderwijsplaats is des te spijtiger, omdat voor deze (soms zeer) kwetsbare jongeren onderwijs een sterk beschermende factor is voor hun toekomst. Continuïteit van het onderwijs aan deze jeugdigen vergroot de kansen op een succesvolle terugkeer in de maatschappij. Het niet geplaatst kunnen worden op een school zou geen reden mogen zijn om langer in een (al dan niet gesloten) residentiële instelling te verblijven. Het is echter ook geen goede zaak een jeugdige na behandeling zonder schoolplaatsing uit de residentiële instelling terug te plaatsen in zijn eigen omgeving, al dan niet met ambulante of poliklinische (vervolg-)zorg. Het kan de effecten van de behandeling deels teniet doen. In Noord-Brabant bleken veel van de na een behandeling in een (semi-)residentiële setting 11 thuiszittende leerlingen voor wie een onderwijsconsulent werd ingeschakeld, afkomstig van De Zwengel. De Zwengel is een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs cluster 4, die onderwijs verzorgt voor cliënten van Herlaarhof, Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Het kwam regelmatig voor dat geen aansluitend onderwijs beschikbaar was voor leerlingen die bij Herlaarhof uitbehandeld waren en die conform de wettelijke voorschriften uitgeschreven werden bij De Zwengel. 10 11 Ed Smeets, Samenwerking tussen speciaal onderwijs en residentiële instellingen. ITS - Radboud Universiteit Nijmegen, 2008. Voor de leesbaarheid wordt hierna alleen 'residentiële' gebruikt waar ook sprake kan zijn van 'semiresidentiële' instelling, setting, etc. -9- Om een structurele oplossing te vinden voor deze zogenoemde doorplaatsingsproblematiek stelde onderwijsconsulent+ Joost van Nuland in 2011 voor een OC+-project te starten, met als doel te onderzoeken wat er voor nodig is om voor deze leerlingen een doorgaande schoolloopbaan te realiseren. Hij benaderde De Zwengel en Herlaarhof 12 met de vraag of zij wilden meewerken aan het OC+-project. Beide organisaties reageerden positief. Zij bleken al een samenwerkingsovereenkomst te hebben over het uitvoeren van de opdracht één kind, één plan, waarbij behandeling en onderwijs één geheel vormen in het behandelplan. Er waren meer redenen om dit OC+-project te doen met leerlingen van De Zwengel: · De Zwengel verzorgt hoofdzakelijk 13 onderwijs aan leerlingen die in behandeling zijn bij Herlaarhof. · De Zwengel heeft jaarlijks een in- en uitstroom van ruim 200 leerlingen. De globale verdeling is 50% leerlingen SO en 50% leerlingen VSO. · Door de bovenregionale functie van Herlaarhof komen de leerlingen van De Zwengel uit veel verschillende samenwerkingsverbanden PO en VO, dus niet alleen uit de samenwerkingsverbanden in de regio waar De Zwengel gevestigd is. · De Zwengel en Herlaarhof onderkennen het probleem en willen meewerken aan een oplossing. In dit OC+-project gaat het om jeugdigen met psychiatrische en/of ernstige psychosociale problemen die in Herlaarhof behandeld worden. De doorplaatsingsproblematiek speelt echter ook bij jeugdigen die tijdelijk in een instelling voor gesloten jeugdzorg of in een jeugdgevangenis verblijven. Gedragswerk 14 heeft vanuit twee pilots (Amsterdam en Cadier en Keer) een handreiking voor samenwerkingsverbanden gemaakt om deze jeugdigen weer terug te plaatsen in het onderwijs. Onderwijsconsulent+ Henk Knol was betrokken bij de pilot in Cadier en Keer. De handreiking staat in bijlage 12. 12 13 14 Herlaarhof is onderdeel van de Reinier van Arkel Groep. Sinds schooljaar 2008/2009 heeft De Zwengel een HAVO/VWO-afdeling. Alleen in deze afdeling kunnen leerlingen geplaatst worden die niet in behandeling zijn bij Herlaarhof. Deze afdeling is destijds gestart op voorspraak van SWV VO De Meierij en REC Chiron. Zie www.gedragswerk.nl. -10- 1.3 Doel en totstandkoming van deze werkwijzer Een belangrijk aspect van OC+-projecten is het overdraagbaar maken van de opgedane kennis en expertise naar andere scholen en organisaties in het land. Deze zevende werkwijzer beschrijft de doorplaatsingsproblematiek voor leerlingen die op een school voor speciaal onderwijs verblijven die verbonden is aan een residentiële instelling. Dit betekent dat de opbrengsten van dit project in eerste instantie relevant zijn voor vergelijkbare scholen en instellingen, maar er is een belangrijke tweede doelgroep: alle samenwerkingsverbanden PO en VO. Alle samenwerkingsverbanden kunnen direct of indirect te maken krijgen met leerlingen die tijdelijk onderwijs ontvangen op een school die verbonden is aan een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Leerlingen die vanuit de zorg worden geplaatst in een residentiële instelling mogen direct onderwijs volgen op de (V)SO-school waar de instelling een samenwerkingsovereenkomst mee heeft. Dit is om te voorkomen dat leerlingen (lang) moeten wachten op een toelaatbaarheidsverklaring van het samenwerkingsverband voordat zij onderwijs kunnen gaan volgen. Deze leerlingen stromen na de behandeling door naar het regulier of speciaal onderwijs PO of VO, of naar het MBO. Per augustus 2014 zijn de samenwerkingsverbanden en schoolbesturen immers verantwoordelijk voor een passende schoolplaatsing van elk kind met een extra ondersteuningsvraag! In deze werkwijzer wordt beschreven welke oplossingen gevonden zijn om voor leerlingen aansluitend passend onderwijs te realiseren als onderwijs in het kader van behandeling niet langer geïndiceerd is. Bij de oplossingsrichting hebben alle betrokkenen hun eigen verantwoordelijkheid: de school voor speciaal onderwijs, de school van herkomst, het samenwerkingsverband en de behandelinstelling. Het OC+-project heeft een looptijd gehad van twee jaar. De werkwijzer beschrijft ook de rol die de onderwijsconsulent+ vanaf september 2011 heeft kunnen vervullen als aanjager, probleemoplosser en projectondersteuner. Deze werkwijzer is samengesteld op basis van uitgebreide schriftelijke 15 en mondelinge informatie van de leden van de projectgroep en de onderwijsconsulent+. Verder is gebruik gemaakt van casuïstiekvoorbeelden van leerlingen die aangemeld zijn bij Bureau Onderwijsconsulenten. 15 Op verzoek van de directeur van De Zwengel heeft mevrouw A. Schippers van KPC een verslag gemaakt over het verloop van het project. Bij de samenstelling van deze werkwijzer is ook gebruik gemaakt van dat verslag. -11- 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 1 staat algemene informatie over Onderwijsconsulenten(+) en de totstandkoming van deze werkwijzer. Hoofdstuk 2 beschrijft het doel van het project, de inrichting van de projectorganisatie en de rol van de onderwijsconsulent+. De organisaties van de projectpartners De Zwengel en Herlaarhof worden beschreven, en toegelicht wordt hoe zij met elkaar samenwerken. Paragraaf 2.6 vermeldt in het kort de gevolgen van de nieuwe wetgeving rondom Passend onderwijs en jeugdzorg. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de uitvoering van het project in het eerste projectjaar 2011/2012. De bevindingen uit de eerste fase van het project zijn aanleiding voor nog een projectjaar. Het tweede projectjaar 2012/2013 staat beschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 bevat de opbrengsten van dit project en in hoofdstuk 6 worden aandachtspunten en aanbevelingen genoemd voor de overdraagbaarheid aan andere scholen, samenwerkingsverbanden en instellingen. De bijlagen bevatten aanvullende informatie en een overzicht van gebruikte begrippen en afkortingen. -12- 2. OC+-PROJECT DOORPLAATSINGSPROBLEMATIEK 2.1 Doelstelling Het OC+-project Doorplaatsingsproblematiek startte in september 2011 met als doel te onderzoeken hoe voorkomen kan worden dat leerlingen van De Zwengel, na beëindiging van de behandeling door Herlaarhof (en de daarmee samenhangende beëindiging van het plaatsbekostigd onderwijs), thuis komen te zitten, omdat er aansluitend geen passende school gevonden wordt. Voor dit project werden de volgende concrete doelstellingen geformuleerd: • Alle facetten van de problematiek in kaart brengen. • Een betere afstemming bewerkstelligen tussen zorginstelling (behandelsetting) en de daaraan verbonden school (één kind, één plan). • Een protocol/procedure ontwikkelen waardoor leerlingen na behandeling en onderwijs aansluitend terecht kunnen op een vervolgschool. • Een modelcontract ontwikkelen waarin het bestuur van de school van herkomst (dan wel het samenwerkingsverband) een terugkeergarantie biedt of een andere passende plek voor de leerling garandeert binnen het samenwerkingsverband. • Onderzoeken en verduidelijken in hoeverre wet- en regelgeving de doorplaatsing van leerlingen van de school, verbonden aan de zorginstelling, faciliteert. • Mogelijke oplossingen beschrijven. • Kennisoverdracht. 2.2 Doelgroep Dit project beoogt het bewerkstelligen van een doorgaande onderwijs(zorg)lijn voor een specifieke, soms zeer kwetsbare, groep leerlingen. Het OC+-project richt zich op de leerlingen die op De Zwengel onderwijs volgen in de context van de behandeling door Herlaarhof. Het onderwijstraject van deze leerlingen kent wisselingen: zij worden uitgeschreven op de school van herkomst en ingeschreven op De Zwengel. Daarna gaan ze óf wel, óf niet terug naar de school van herkomst. In het gunstigste geval hebben de leerlingen in relatief korte tijd met twee scholen te maken. Maar het kunnen er ook drie zijn, als de school van herkomst na het verblijf op De Zwengel toch niet het passende onderwijs blijkt te kunnen bieden. Lukt het niet een vervolgschool te vinden, dan worden deze leerlingen thuiszitters! De leerlingen die De Zwengel na behandeling door Herlaarhof (moeten) verlaten, kunnen in verschillende groepen worden onderverdeeld. Per groep wordt een voorbeeld gegeven uit de (landelijke) casuïstiek van de onderwijsconsulenten. -13- 1. Leerlingen die vóór de behandeling regulier onderwijs volgen en die na de behandeling hun schoolloopbaan op het regulier onderwijs vervolgen. Laura is 9 jaar en zit op de basisschool. De school laat weten het gedrag van Laura niet goed te begrijpen; zij voelt zich handelingsverlegen. Er wordt bij Laura een stoornis in het autismespectrum vastgesteld en zij krijgt kinderpsychiatrische dagbehandeling in combinatie met onderwijs op de aan de instelling verbonden school. De school die het onderwijs in het kader van de behandeling verzorgt, stelt handvatten voor het onderwijs voor Laura op. De basisschool is graag bereid (en in staat) om van deze handvatten gebruik te maken. Na de kinderpsychiatrische dagbehandeling kan Laura dus weer terug naar haar basisschool. 2. Leerlingen die vóór de behandeling speciaal onderwijs volgen en die na de behandeling teruggaan naar speciaal onderwijs (SO of VSO). Wiebe (14 jaar) krijgt jeugdpsychiatrische dagbehandeling en volgt plaatsbekostigd onderwijs. Hij komt van het VSO cluster 4. Enkele weken voor de dagbehandeling wordt afgesloten krijgen de ouders van Wiebe te horen dat hij ook uitgeschreven zal worden van de aan de zorginstelling verbonden school. Er blijkt voorlopig geen plaats te zijn op een VSO en daarom adviseert de aan de zorginstelling verbonden school de ouders om Wiebe aan te melden voor dagbesteding. Daarop schakelen de ouders van Wiebe een onderwijsconsulent in. De onderwijsconsulent overlegt met de directie van de school waar Wiebe plaatsbekostigd onderwijs volgt en met het samenwerkingsverband VO. Duidelijk is welke begeleiding Wiebe vanuit een school nodig heeft om met succes onderwijs te kunnen volgen. Onderkend wordt dat het niet wenselijk is dat Wiebe tijdelijk ter overbrugging naar een andere school gaat. Daarom wordt afgesproken dat Wiebe niet zonder onderwijs thuis komt te zitten en dat hij vanuit de huidige school direct naar de school gaat die hem verder passend onderwijs kan bieden. Wiebe kan dus op de school die plaatsbekostigd onderwijs biedt blijven, totdat er een plaats op een VSO voor hem gevonden is. Het samenwerkingsverband staat garant voor de extra kosten die dit meebrengt voor de aan de zorginstelling verbonden school. -14- 3. Leerlingen die vóór de behandeling regulier onderwijs volgen en die na de behandeling aangewezen zijn op speciaal onderwijs. Soms wordt voor deze leerlingen tijdens hun verblijf op de school met plaatsbekostigd onderwijs al een toelaatbaarheidsverklaring voor (voortgezet) speciaal onderwijs aangevraagd. Vóór zijn opname in een kinderpsychiatrische kliniek was Jeroen (10 jaar) volledig vastgelopen op de basisschool, onder meer door ernstige gedragsproblemen. Jeroen wordt vrij abrupt ontslagen uit de kinderpsychiatrische kliniek, nadat de behandelaar vaststelt dat er bij Jeroen geen sprake is van kinderpsychiatrische problematiek, maar van gedragsproblemen die mede veroorzaakt worden door problemen in het gezin. In het gezin is een gezinsbegeleider werkzaam. Kort voor het ontslag van Jeroen uit de kliniek helpt de daaraan verbonden school zijn ouders bij het aanvragen van een indicatie voor speciaal onderwijs cluster 4. De ouders zijn er echter niet van overtuigd dat speciaal onderwijs nodig is; liever zien zij Jeroen naar het regulier onderwijs gaan met een rugzakje. Zij vragen de 'oude' basisschool Jeroen (al dan niet tijdelijk) weer toe te laten, maar de school verwijst de ouders naar het samenwerkingsverband. Jeroen komt thuis te zitten. De aan de kliniek verbonden school acht terugkeer naar de school van herkomst niet wenselijk in verband met de gedragsproblemen van Jeroen. Zij roept in overleg met de ouders de hulp in van Bureau Onderwijsconsulenten. Een onderwijsconsulent regelt met alle betrokkenen (ouders, gezinsbegeleider en de aan de kliniek verbonden school) een gesprek, waarbij de school nogmaals haar advies geeft voor het verdere onderwijs voor Jeroen. De school is bereid Jeroen 'onderwijs op afstand' aan te bieden zolang hij nog niet is toegelaten op een school voor speciaal onderwijs. De Commissie voor de Indicatiestelling (CvI) zegt toe de indicatie-aanvraag voor Jeroen met voorrang te zullen behandelen. Vooruitlopend op die indicatie nodigt een school voor speciaal onderwijs Jeroen en zijn ouders uit voor een kennismakingsgesprek. Binnen acht weken nadat Jeroen wordt uitgeschreven uit het plaatsbekostigd onderwijs, wordt hij toegelaten op de school voor speciaal onderwijs. -15- 4. Leerlingen die vóór de behandeling speciaal onderwijs volgen en die na de behandeling naar het regulier onderwijs gaan. Ook bij Patrick (14 jaar) spelen gedragsproblemen. Hij zat op het VSO-VMBO-tl, maar de school voelde zich handelingsverlegen. Nu volgt Patrick plaatsbekostigd onderwijs in het kader van een jeugdpsychiatrische dagbehandeling. Om duidelijk te krijgen wat hierna passend onderwijs (regulier of speciaal) voor Patrick is, wordt een leerbaarheidsonderzoek gedaan. 16 Uit het verslag daarvan blijkt onder meer dat Patrick zich lijkt te voegen naar de situatie waarin hij zich bevindt. Dat verklaart mede het verschil in zijn gedrag thuis, op zijn voetbalclub en op school. Volgens de onderzoeker is Patrick een jongere met problematiek die versterkt lijkt te worden in een cluster 4-omgeving, maar die minder dominant aanwezig is in reguliere contexten. Cluster 4-onderwijs zal Patrick niet brengen wat hij graag wil, namelijk opgroeien in een reguliere omgeving met alle voordelen van dien. Het is een grote verantwoordelijkheid van Patrick en zijn omgeving om dit proces mogelijk te maken als er een school gevonden kan worden die dit met hem aandurft en hem niet afrekent op zijn geschiedenis. Patrick wordt aangemeld bij een kleine categorale MAVO, maar die wijst hem in eerste instantie af. De PCL (Permanente Commissie Leerlingenzorg) van het SWV adviseert Patrick te plaatsen op een bovenschoolse voorziening, om te kunnen vaststellen of hij met succes kan deelnemen aan regulier voortgezet onderwijs. De positieve ervaringen op die voorziening leiden ertoe dat Patrick alsnog wordt toegelaten op de categorale MAVO. 5. Leerlingen die uitstromen naar dagbesteding of arbeid. De 15-jarige Koen zit al een jaar thuis omdat zijn VSO-school aangeeft dat zij handelingsverlegen is. Dan wordt Koen opgenomen in een jeugdpsychiatrische kliniek. Ook op de school voor plaatsbekostigd onderwijs komt Koen niet tot leren, maar hij neemt wel met succes deel aan activiteiten rond de school. Besloten wordt een leerbaarheidsonderzoek te doen, waarbij Koen en zijn ouders vooraf hun specifieke vragen kunnen voorleggen. Op basis van het leerbaarheidsonderzoek adviseert de onderzoeker voor Koen dagbesteding op een zorgboerderij. Koen en zijn ouders stemmen hiermee in. De leerplichtambtenaar stelt de ouders van Koen vrij van de inschrijvingsplicht. 16 Leerbaarheid is het gedachtegoed van kinder- en jeugdpsychiater Hedy van Loon. Het leerbaarheidsonderzoek is een werkmodel waarbij in kaart wordt gebracht wat een kind nodig heeft om weer in ontwikkeling te komen (leerbaar te worden). Zie voor een nadere toelichting bijlage 13, en werkwijzer 2 op www.onderwijsconsulenten.nl onder publicaties/werkwijzers. -16- 2.3 Projectorganisatie en de rol van de onderwijsconsulent+ Dit project van Onderwijsconsulenten+ is uitgevoerd door OC+ Joost van Nuland, samen met (V)SO-school De Zwengel (Els van Rosmalen, directeur locatie Vught) en Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof (Henk Visser, beleidsmedewerker). REC Chiron (en later de Ambulante dienst Vlechtwerk) stelde voor de gehele projectperiode twee ambulant begeleiders beschikbaar, ieder voor vier uur per week (Gonnie Heesakkers en Ina Staals). Tot de algemene taken en verantwoordelijkheden van de OC+ behoorden onder meer: - het projectplan maken; - het stappenplan en tijdpad uitzetten en bewaken; - contacten leggen met (mogelijke) partners en deze bijeenbrengen; - voorlichting geven over het project (aan ouders, betrokken organisaties, collegaonderwijsconsulenten, organisaties in het eigen netwerk, etc.); - rapporteren aan de projectleider OC+; - de overdraagbaarheid van de projectresultaten bevorderen. De specifieke taken en verantwoordelijkheden van de OC+ in dit project waren: - frequent overleg met De Zwengel en Herlaarhof; - overleg met REC Chiron, gericht op de overeenkomst tussen De Zwengel en de andere bij REC Chiron aangesloten scholen over de toelating van leerlingen die De Zwengel moeten verlaten na beëindiging van de behandeling op Herlaarhof; - overleg met samenwerkingsverbanden en afdelingen leerplicht van gemeenten; - vastleggen van samenwerkingsafspraken over de inzet en inbreng van de verschillende betrokken organisaties; - uitwerken van modellen en procedures; - uitwerken van samenwerkingsovereenkomsten tussen De Zwengel en samenwerkingsverbanden. In de beginfase heeft op initiatief van het ministerie van OCW en Onderwijsconsulenten+ een gesprek plaatsgevonden met het ministerie van VWS over een mogelijk gezamenlijke aanpak van deze doorplaatsingsproblematiek op landelijk niveau, maar daar zijn geen vervolgafspraken uit voortgekomen met Onderwijsconsulenten+. -17- 2.3.1 De Zwengel De Zwengel is een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs van de Stichting Speciaal Onderwijs De Zwengel. De school verzorgt onderwijs aan cliënten van Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof. Door de nauwe samenwerking kunnen de school en het centrum een integrale aanpak realiseren van behandeling en onderwijs aan kinderen en jongeren (één kind, één plan). Beide partijen dragen vanuit hun expertise bij aan het herstel van een kind met specifieke problematiek. De Zwengel biedt plaatsbekostigd onderwijs. Dat houdt in dat de leerlingen onderwijs kunnen volgen op De Zwengel, zolang dat in het kader van onderzoek en behandeling door Herlaarhof noodzakelijk gevonden wordt. De school heeft als doel de leerlingen weer goed te laten functioneren op de school van herkomst, op een andere school, of op een plek op de arbeidsmarkt. Er is een afdeling speciaal onderwijs voor kinderen van 4 tot 12 jaar, en een afdeling voortgezet speciaal onderwijs voor jongeren tussen 12 en 20 jaar. De school heeft drie vestigingen: Helmond, Veldhoven en Vught. Het intelligentieniveau van de leerlingen varieert van licht verstandelijk beperkt tot hoogbegaafd. Op 1 oktober 2013 stonden 463 leerlingen ingeschreven bij De Zwengel: 302 in Vught, 82 in Veldhoven en 79 in Helmond. De Zwengel vervult een bovenregionale functie: de leerlingen komen uit 19 verschillende samenwerkingsverbanden PO en VO. Het is voor De Zwengel een complexe opgave om met al die samenwerkingsverbanden (bestuurlijke) afspraken te maken. Het grootste aantal leerlingen komt uit de samenwerkingsverbanden PO en VO De Meierij, VO 30-06 Brabant-Noordoost, PO en VO Helmond-Peelland, PO de Kempen en VO Eindhoven-de Kempen. Het bestuur van De Zwengel heeft ervoor gekozen om formeel deel uit te maken van de PO- en VO-samenwerkingsverbanden waar de school een vestiging heeft. Op het moment dat voor een leerling plaatsbekostigd onderwijs niet meer geïndiceerd is vanuit kinder- en jeugdpsychiatrisch onderzoek en behandeling, wordt de leerling op De Zwengel uitgeschreven op basis van artikel 40, lid 3 van de Wet op de expertisecentra (WEC). Eén van de taken van De Zwengel is ervoor te zorgen dat een leerling, nadat 'onderwijs in de context van de psychiatrische behandeling' niet langer nodig is, aansluitend passend onderwijs kan volgen op een andere school. -18- Sinds schooljaar 2008/2009 verzorgt De Zwengel naast plaatsbekostigd onderwijs aan leerlingen die cliënt zijn van Herlaarhof, 17 ook HAVO/VWO-onderwijs aan leerlingen met een indicatie voor speciaal onderwijs cluster 4. Deze HAVO/VWO-afdeling is verbonden aan de locatie in Vught en is toegankelijk voor leerlingen uit de samenwerkingsverbanden VO met een toelaatbaarheidsverklaring. De afdeling vervult hiermee een regionale functie. De meeste leerlingen komen uit het samenwerkingsverband VO-VSO De Meierij. Uiteraard kunnen ook cliënten van Herlaarhof op deze afdeling onderwijs volgen. Op 1 oktober 2013 telde deze HAVO/VWO-afdeling 96 leerlingen: 9 leerlingen die onderwijs kregen in het kader van behandeling, en 87 leerlingen die niet bij Herlaarhof in behandeling waren. Het onderwijsaanbod van De Zwengel De Zwengel werkt zowel in het SO als in het VSO met onderwijs- en ontwikkeldoelen die afgestemd zijn op de behandeling en daar ook onderdeel van uitmaken. Er is sprake van één kind, één plan: het doel van het onderwijs en het doel van de behandeling vormen samen één geheel. De school biedt het volledige programma speciaal onderwijs aan zoals dat wettelijk wordt voorgeschreven. De SO-afdeling werkt met methodes die voldoen aan de kerndoelen van het PO. Elke leerling heeft een eigen ontwikkelingsperspectief (OPP) 18 waarin zijn leerlijn wordt beschreven. De VSO-afdeling kent drie uitstroomprofielen: 1. naar vervolgonderwijs. Hiervoor is de afgelopen jaren veel ontwikkeld. Er wordt gewerkt met methodes die voldoen aan de kerndoelen in het VO, van niveau VMBObasis tot en met HAVO, en niveau VWO tot en met het tweede leerjaar; 2. naar arbeidsmarkt. Tijdens de looptijd van het OC+-project heeft de school het uitstroomprofiel arbeid verder ontwikkeld. Dit heeft geresulteerd in de beleidsnotitie 'Ik wil werken', een groeidocument over de wijze waarop De Zwengel de arbeidsmarktgerichte leerweg wil implementeren (februari 2013). De notitie 'Ik wil werken' is op aanvraag bij De Zwengel verkrijgbaar (www.dezwengel.nl). 3. naar dagbesteding. Dit uitstroomprofiel moet nog nader vorm krijgen. 17 18 Minder dan 6% van de cliënten van Herlaarhof volgt plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel; slechts een beperkt aantal cliënten heeft dus plaatsbekostigd onderwijs nodig. Zie bijlage 13 voor meer informatie over het ontwikkelingsperspectief (OPP). -19- Individueel leertraject Leerlingen die (nog) niet in staat zijn klassikaal onderwijs te volgen kunnen bij De Zwengel een individueel leertraject volgen. Dit leertraject is ontwikkeld voor leerlingen die bij Herlaarhof in behandeling zijn. Het doel van dit leertraject is toewerken naar een situatie waarin de leerling in een klassikale omgeving onderwijs kan volgen. In schooljaar 2011/2012 volgden 32 leerlingen een individueel traject en in schooljaar 2012/2013 51 leerlingen. 2.3.2 Herlaarhof Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof heeft zes locaties: • Vught, met poliklinische, dagklinische en klinische voorzieningen; • Veldhoven en Helmond, met op beide plaatsen een polikliniek en een dagkliniek; • Oss, Den Bosch (Jeroen Bosch Ziekenhuis) en Zaltbommel, met alleen poliklinisch onderzoek en behandeling. Het doel van Herlaarhof is het leveren van een substantiële bijdrage om kinderen en jongeren met psychiatrische problematiek als volwaardig burger te kunnen laten deelnemen aan de samenleving: in hun woonomgeving, op hun school of werk en in hun relaties. Herlaarhof behandelt kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 tot 18 jaar, met een uitloop naar 22 jaar. De werkwijze is als volgt: - het diagnosticeren van psychiatrische problematiek; - het behandelen van psychiatrische problematiek (farmacotherapeutisch, psychologisch, sociaal); - het verbeteren van de praktische, sociale en communicatieve vaardigheden van het kind/de jongere en/of zijn ouders/verzorgers; - het adviseren van het onderwijs- en zorgnetwerk waar het kind/de jongere naar terugkeert na ontslag. De jeugdigen die naar Herlaarhof komen voor behandeling van hun individuele zorgvraag, hebben vaak ook te maken met school- en gezinsproblematiek. Het is aan de hoofdbehandelaar om vast te stellen of het noodzakelijk is het speciaal onderwijs van De Zwengel voor de jeugdige in te schakelen. Zo ja, dan wordt voor die cliënt een integraal behandelplan opgesteld, waar onderwijs op De Zwengel onderdeel van uitmaakt. -20- Bijna alle jeugdigen die in een klinisch of dagklinisch traject behandeld worden door Herlaarhof zijn ook aangewezen op het onderwijs op De Zwengel, in de context van de behandeling. Ook poliklinisch behandelde jeugdigen kunnen geïndiceerd zijn voor het volgen van onderwijs op De Zwengel. Dit gebeurt altijd in het kader van een integraal behandeltraject, waarbij onderwijs- en behandeldoelen één plan vormen. Een groot deel van de kinderen en jongeren bouwt een klinische of dagklinische behandeling geleidelijk en gefaseerd af met een poliklinisch traject, waarbij de leerlingen nog enige tijd aangewezen zijn op onderwijs op De Zwengel in de context van de behandeling op Herlaarhof. Gezien de beperkte klinische en dagklinische capaciteit (in Nederland) wil Herlaarhof, als dat mogelijk is, snel kunnen afschalen in zorgintensiteit. 19 De kliniek van Herlaarhof in Vught heeft een capaciteit van 57 klinische behandelplaatsen (waarvan 7 BOPZ-bedden 20). Daarnaast zijn er 24 klinische plaatsen voor de behandeling van psychiatrische problematiek bij licht verstandelijk gehandicapten in het MFC LVG (Multifunctioneel Centrum voor Licht Verstandelijk Gehandicapten) voor de provincie Noord-Brabant. De locaties Vught, Veldhoven en Helmond hebben ieder een capaciteit van 16 plaatsen voor dagbehandeling. In 2012 stonden bij Herlaarhof 7.839 kinderen en jeugdigen ingeschreven; bij deze cliënten waren 12.000 ouders betrokken. Ongeveer 95% van de kinderen en jongeren en hun ouders wordt poliklinisch (ambulant) behandeld. De ouders worden altijd intensief betrokken bij de behandeling van hun kind. In een aantal zorgtrajecten wordt ook het gezin behandeld, of (een van) de ouders. 2.4 Overige deelnemende instellingen en samenwerkingspartners In dit project van (V)SO-school De Zwengel, Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof en OC+ wordt, naast het al genoemde REC Chiron, samengewerkt met: - WSNS samenwerkingsverbanden PO, waarbij SWV PO De Meierij (mevr. A Buursink) als voorloper beschouwd kan worden; - Samenwerkingsverbanden VO, waarbij SWV VO De Meierij (mevr. L. van Grinsven) de voorloper is; - Samenwerkingsverband VO 30-06 Brabant-Noordoost (mevr. P. Bonsink); - Samenwerkingsverband VO Helmond-Peelland (mevr. M. van Leeuwen). 19 20 Waar in deze tekst gesproken wordt over kinder- en jeugdpsychiatrische behandeling in combinatie met plaatsbekostigd onderwijs, kunnen klinische, dagklinische en poliklinische trajecten worden bedoeld. BOPZ: Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen. -21- 2.4.1 Samenwerkingsverband De Meierij De Meierij in de regio 's-Hertogenbosch bestaat uit twee samenwerkingsverbanden: één voor primair onderwijs (PO) en één voor voortgezet onderwijs (VO). Het samenwerkingsverband voor PO bestaat uit 111 basisscholen, 5 speciale basisscholen en 7 scholen voor speciaal onderwijs. Bij het samenwerkingsverband VO zijn 20 reguliere scholen en 6 scholen voor speciaal onderwijs aangesloten. Samen met onderwijspartners en diverse zorginstellingen werkt De Meierij aan passend onderwijs en passende zorg voor alle leerlingen in deze regio, en aan ondersteuning en versterking van de aangesloten scholen. Er is extra aandacht voor leerlingen met een specifieke behoefte aan onderwijsondersteuning. Zo wordt gezorgd voor een soepele overgang van deze leerlingen van het basis- naar het voortgezet onderwijs en later naar het vervolgonderwijs. Ook zijn er afspraken over het eventueel tussentijds overstappen naar een andere school. SWV VO De Meierij heeft besloten de voorzieningen Herstart, Op de Rails, Rebound en YOP 21 te integreren in één bovenschoolse opvang op één locatie in 's-Hertogenbosch. Hierdoor kan gebruik gemaakt worden van elkaars expertise. Het doel van het SWV is onderwijs op maat te bieden aan alle leerlingen in de regio die uitvallen uit het onderwijs. De voorziening wordt beheerd en geleid door SWV De Meierij. 22 Het SWV leent de medewerkers in van de aangesloten scholen. De leerlingen blijven ingeschreven op de school van herkomst. De bekostiging komt van de scholen (bedrag per leerling) en het ondersteuningsbudget van het SWV, aangevuld met VSV-subsidie (voortijdig schoolverlaters-subsidie 23). Jaarlijks kunnen in totaal 50 tot 60 leerlingen een programma in deze bovenschoolse opvang volgen. 21 22 23 YOP (Young Professionals) is bedoeld voor leerlingen vanaf 15 jaar die dreigen voortijdig het onderwijs te verlaten. YOP motiveert leerlingen om vanuit hun persoonlijke talenten en interesses een nieuwe start te maken en een diploma te behalen. Zie voor uitgebreide informatie over SWV De Meierij werkwijzer 6 'Mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen', pag. 39 e.v. op www.onderwijsconsulenten.nl onder publicaties/werkwijzers. Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 maart 2012, nr. BVE/387639, houdende voorschriften inzake het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters in de studiejaren 2012/2013 tot en met 2014/2015, de verstrekking van aanvullende middelen aan VO-scholen en de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het voortgezet onderwijs). -22- 2.5 De looptijd van het OC+-project Oorspronkelijk zou de looptijd van het doorplaatsingsproject één schooljaar (2011/2012) zijn. Gaandeweg bleken er echter zoveel positieve ontwikkelingen in gang te zijn gezet die nog nadere uitwerking behoefden, dat zowel De Zwengel als OC+ nog een jaar wilde doorgaan om alle bereikte ontwikkelingen te formaliseren. Bovendien werd op basis van de gegevens over 2011/2012 duidelijk dat slechts een beperkte groep leerlingen terugkeerde naar de school van herkomst; dat pleitte ervoor het uitstroombeleid verder uit te werken en meer te richten op afspraken met samenwerkingsverbanden. REC Chiron bleek bereid ook in het schooljaar 2012/2013 acht uur per week ambulante begeleiding beschikbaar te stellen, en zo besloten alle partners het project met een jaar te verlengen. Herlaarhof zou actief betrokken worden bij het tweede projectjaar (zie hoofdstuk 4). 2.6 Wettelijk kader In dit hoofdstuk worden enkele wettelijke regelingen beschreven die relevant zijn of worden rondom de invoering van Passend onderwijs. De Wet kwaliteit (V)SO geeft (V)SO scholen, in navolging van het reguliere PO en VO, een aantal handvatten om de kwaliteit van het onderwijs verder te verbeteren. Onderdeel van de wet is dat voor elke leerling een ontwikkelingsperspectief (OPP) moet worden opgesteld. Dit OPP moet worden opgenomen in het onderwijskundig rapport (OKR) dat de school verplicht is op te stellen als de leerling de school verlaat. Deze wetswijziging is relevant voor de informatieoverdracht die De Zwengel, in afstemming met Herlaarhof, verzorgt op het moment dat een leerling de school verlaat. De Wet passend onderwijs brengt veel veranderingen met zich mee. In het kader van deze werkwijzer zijn de volgende drie punten relevant: 1. Elk samenwerkingsverband heeft de verplichting om een ondersteuningsplan op te stellen. Daarin staan de visie, beleidsvoornemens en de concrete plannen van het samenwerkingsverband. De Wet passend onderwijs geeft enkele inhoudelijke voorschriften voor het ondersteuningsplan. Zo moet elk SWV in dat plan opnemen hoe de procedure en het beleid luiden tot terugplaatsing of overplaatsing van leerlingen van het (V)SO naar het regulier onderwijs. Samenwerkingsverbanden zijn verplicht om over hun ondersteuningsplan overleg te voeren met de gemeenten, omdat die (vanaf 2015) verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg. 2. Er is een wetsartikel dat specifiek gericht is op scholen die verbonden zijn aan residentiële instellingen. '….Indien een leerling is toegelaten tot een school die is verbonden aan een instelling als bedoeld in artikel 71c WEC, eerste lid, maakt die school afspraken met het samenwerkingsverband waartoe de leerling behoorde direct voorafgaand aan de toelating tot de school, over de terugkeer van de leerling', (WEC, artikel 40, lid 16). -23- 3. Volgens de wet zijn de samenwerkingsverbanden verantwoordelijk voor leerlingen voor wie de zorgplicht geldt. Dit zijn ook vaak thuiszitters. Bij het toezicht op de nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs kijkt de Inspectie van het onderwijs ook naar oplossingen voor leerlingen die thuiszitten. Hiervoor gebruikt de Inspectie het nieuwe toetsingskader samenwerkingsverbanden passend onderwijs dat vanaf 2014 wordt gehanteerd. De eerste indicator, 1.1., is in dit kader relevant. Deze indicator luidt: 'Het samenwerkingsverband realiseert passende ondersteuningsvoorzieningen voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.' In de toelichting bij deze indicator staat het volgende: 'Het samenwerkingsverband doet aantoonbaar al het mogelijke om voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben passende ondersteuningsvoorzieningen te organiseren. Dit leidt er toe dat geen leerlingen van passende ondersteuning verstoken blijven, verwijtbaar aan het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband kan verantwoorden dat het zijn bevoegdheden en invloed heeft aangewend om deze ondersteuningsvoorzieningen in en/of tussen de scholen te realiseren'. De verplichting voor SWV'en tot het opstellen van een terugplaatsingsbeleid, de verplichting voor scholen als De Zwengel om met SWV'en afspraken te maken over de terugkeer van leerlingen én de wettelijke opdracht om thuiszitten van leerplichtige leerlingen te voorkomen (de nieuwe zorgplicht), zijn een wettelijke steun in de rug bij het oplossen van de doorplaatsingsproblematiek. Wet op de jeugdzorg (Wjz) - Wet langdurige zorg (Wlz) Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) - Participatiewet De jeugdzorg wordt helemaal ondergebracht bij de gemeenten. Op 18 februari 2014 heeft de Eerste Kamer met de Wet op de jeugdzorg ingestemd. De wet treedt op 1 januari 2015 in werking. In de Jeugdwet zijn de verantwoordelijkheden van de gemeente vastgelegd. Deze omvatten: · alle vormen van jeugdhulp, inclusief specialistische hulp zoals jeugd-vb (jongeren met een verstandelijke beperking), jeugd-GGZ en JeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg); · de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen; · de uitvoering van de jeugdreclassering. -24- Zorg in de nieuwe Jeugdwet Voor kinderen en jongeren onder de 18 jaar valt onder de nieuwe Jeugdwet ook de volgende zorg (voorheen AWBZ, Zorgverzekeringswet): · behandeling, al dan niet met verblijf, voor jongeren met een psychische stoornis; · behandeling, al dan niet met verblijf, voor jongeren met een (licht) verstandelijke beperking; · begeleiding, persoonlijke verzorging en het bijbehorend kortdurend verblijf voor jongeren met een beperking, stoornis of aandoening; · vervoer van en naar de locatie (binnen of buiten de gemeente) waar jeugdhulp voor jongeren met een beperking, stoornis of aandoening wordt geboden. Verstandelijke beperking: Jeugdwet of Wet langdurige zorg Voor kinderen tot 18 jaar met een verstandelijke beperking valt vanaf 2015 de volgende zorg onder de Jeugdwet (was voorheen AWBZ): · begeleiding; · persoonlijke verzorging; · kortdurend verblijf; · behandeling; · verblijfszorg (ZZP - zorgzwaartepakket). Alleen de zorg voor kinderen en jongeren met ernstige verstandelijke, lichamelijke of meervoudige beperkingen valt vanaf 2015 onder de Wet langdurige zorg. Het gaat dan om kinderen die blijvend zijn aangewezen op permanent toezicht of op 24 uur per dag zorg. Ook de zorg voor sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk beperkten (SVLVG) wordt onderdeel van de Wlz. Behandeling jongeren met een zintuiglijke beperking Behandeling van kinderen en jongeren onder de 18 jaar met een zintuiglijke beperking is vanaf 2015 onderdeel van de Zorgverzekeringswet. Jeugdhulpplicht Gemeenten krijgen vanaf 2015 jeugdhulpplicht. Jongeren met een beperking, stoornis of aandoening en hun ouders kunnen bij de gemeente terecht voor hulp en ondersteuning bij opgroeiproblemen en opvoedproblemen. De Eerste Kamer heeft op 8 juli 2014 ingestemd met de (nieuwe) Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), ingaande op 1 januari 2015. De Wmo regelt dat mensen met een beperking ondersteuning kunnen krijgen. Het kan gaan om ouderen, gehandicapten of mensen met psychische problemen. -25- Het kabinet wil in 2015 ook de langdurige zorg hervormen. De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) zal vervangen worden door de Wet langdurige zorg (Wlz). De geplande ingangsdatum van de Wlz is 1 januari 2015. Het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer. De Tweede en de Eerste Kamer moeten het voorstel nog goedkeuren. Het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) gaat volgens het wetsvoorstel Wlz bepalen of iemand recht heeft op zorg uit de Wlz. Onderdelen van de Wlz en de Zorgverzekeringswet (Zvw) verschuiven naar de nieuwe Jeugdwet. Gemeenten bereiden zich voor op de transities die de nieuwe wetten met zich meebrengen. Zij krijgen een groot pakket taken toegeschoven. Daar komt ook bij dat gemeenten volgens de Participatiewet de verantwoordelijkheid krijgen voor de re-integratie van mensen die nog kunnen werken, maar die daarbij wel ondersteuning nodig hebben. De Participatiewet is goedgekeurd door de Tweede en de Eerste Kamer en treedt per 1 januari 2015 in werking. Met de Participatiewet wil het kabinet bereiken dat iedereen die kan werken weer aan de slag gaat. Jongeren met een Wajong-uitkering krijgen hier ook mee te maken. Al deze transities bij de gemeenten hebben ook gevolgen in het kader van de Wet passend onderwijs. Passend onderwijs vraagt om meer afstemming tussen gemeenten en de samenwerkingsverbanden uit het primair en voortgezet onderwijs. Vanuit de Wet passend onderwijs moeten samenwerkingsverbanden en gemeenten 'op overeenstemming gericht overleg' (OOGO) voeren over het ondersteuningsplan. Volgens de Wet op de Jeugdzorg moeten samenwerkingsverbanden en gemeenten op overeenstemming gericht overleg voeren over de relevante onderdelen in het jeugdplan. De gemeenten gaan bepalen of een kind met ernstige gedragsproblematiek nog begeleiding krijgt, en hoe die begeleiding er dan uitziet. Elke gemeente bepaalt straks haar eigen beleid. De gevolgen van de overheveling van zorg naar de gemeenten kunnen dus in iedere gemeente anders zijn. Genoemde transities hebben grote invloed op elkaar. Goede jeugdzorg voor kinderen die in hun ontwikkeling bedreigd worden en goed passend onderwijs gaan hand in hand. Als er sprake is van chronische problematiek is soms langdurende begeleiding van kind en gezin noodzakelijk (de oude AWBZ-begeleiding). Als jongeren er niet in slagen zelfstandig een inkomen te verwerven, krijgen zij als volwassene te maken met de Participatiewet. Als de start niet goed is kan dat levenslang problemen opleveren, persoonlijk en maatschappelijk. -26- 3. BEVINDINGEN IN HET EERSTE PROJECTJAAR (2011/2012) 3.1 Stand van zaken bij de start van het project De Zwengel en Herlaarhof vinden continuïteit in de schoolloopbaan van leerlingen van groot belang. Ze stellen echter vast dat het met enige regelmaat voorkomt dat leerlingen na afloop van de behandeling geen passende school kunnen vinden. In de jaren voorafgaand aan het OC+-project heeft De Zwengel al verschillende initiatieven genomen om ervoor te zorgen dat leerlingen succesvol worden doorgeplaatst. Zo is De Zwengel in 2006 gestart met het formaliseren van afspraken met scholen en samenwerkingsverbanden om te bevorderen dat het onderwijstraject van de leerlingen, na afloop van het verblijf op De Zwengel, zo soepel mogelijk verloopt. De eerste contracten worden gesloten met de samenwerkingsverbanden WSNS Vught en Schijndel. Het contract met SWV WSNS Vught e.o. betreft leerlingen die van de SBAOschool (Hertog van Brabantschool) uit dat samenwerkingsverband naar De Zwengel gaan, en (vaak) weer terug. In het contract liggen vooral procedurele afspraken vast, bijvoorbeeld over wie verantwoordelijk is voor het aanvragen van een nieuwe PCL-beschikking en het aanleveren van een volledig dossier. Voor leerlingen die langer dan vier maanden op De Zwengel verblijven, ligt die verantwoordelijkheid bij De Zwengel. Deze afspraak voorkomt dat een beschikking niet tijdig wordt aangevraagd en er problemen bij de doorstroom ontstaan. De WSNS-samenwerkingsverbanden Vught en Schijndel maken nu deel uit van SWV PO De Meierij. In 2009 bespreken twee onderwijsconsulenten de doorplaatsingsproblematiek met de directie van De Zwengel. Afgesproken wordt dat De Zwengel overeenkomsten afsluit met de scholen waar de leerlingen onderwijs volgden vóór hun behandeling bij Herlaarhof en verblijf op De Zwengel (verder ook te noemen: de school van herkomst). In het contract verklaart de school van herkomst dat de leerling na verblijf op De Zwengel kan terugkeren (eventueel tijdelijk, als een leerling wacht op passend onderwijs op een andere school). De onderwijsconsulenten leveren het concept voor deze terugkeerovereenkomst aan. Het doel van de onderwijsconsulenten is te voorkomen dat leerlingen thuiszitter worden. Daarom wordt eveneens afgesproken dat De Zwengel een weigering van een school van herkomst om de overeenkomst af te sluiten, meldt aan de onderwijsconsulenten. Een OC neemt dan direct contact op met de betreffende school van herkomst (en zo nodig met het samenwerkingsverband) om te bemiddelen. -27- Er wordt vaak automatisch vanuit gegaan dat de school van herkomst probleemeigenaar is. Ter illustratie een voorbeeld uit de praktijk van een OC: Een school, verbonden aan een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie, blijkt bij inschrijving van een leerling standaard een brief te sturen aan de school van herkomst waarin staat, dat 'het volgens de regelgeving verplicht is dat de school van herkomst de leerling na beëindiging van de behandeling terugneemt. Men zal tijdig laten weten wanneer de leerling er weer aankomt.' Als de onderwijsconsulent informeert waar dat in de regelgeving staat, kan de school die het plaatsbekostigd onderwijs aanbiedt, dat niet aanwijzen. In de betreffende casus rapporteert de school die het plaatsbekostigd onderwijs aanbiedt uitvoerig welke begeleiding de leerling in het onderwijs nodig heeft. Dat de school van herkomst die niet kan bieden is eigenlijk voor iedereen duidelijk, maar ja, wie is de eigenaar van het probleem? De leerling is in ieder geval kind van de rekening! 3.2 Een overeenkomst met de school van herkomst als oplossing? Bij de start van het OC+-project in augustus 2011 bestaan dus al initiatieven om te proberen een doorlopend onderwijstraject voor leerlingen van De Zwengel te realiseren na beëindiging van de behandeling bij Herlaarhof. Het OC+-project richt zich in het eerste jaar op terugkeer van de leerlingen naar de school van herkomst, eventueel ook tijdelijk, in afwachting van een meer passende onderwijsplaats. Het feit dat de leerling in het tweede geval een extra schoolmutatie heeft, wordt voor lief genomen. Een tijdelijke overbrugging op De Zwengel wordt niet als mogelijkheid gezien. Om die terugkeer te realiseren is het de bedoeling een protocol of procedure te ontwikkelen. Gedacht wordt aan een overeenkomst waarin de school van herkomst terugkeergarantie biedt, of een overeenkomst waarin het samenwerkingsverband waar de leerling onder valt, zich garant stelt voor een passende (andere) school. Er wordt contact gezocht met alle betreffende samenwerkingsverbanden om hen te bewegen dergelijke samenwerkingscontracten af te sluiten. De Ambulante Begeleiding van De Zwengel ondervindt echter regelmatig weerstand tegen de werkwijze met de terugkeerovereenkomsten. Scholen moeten zich vooraf verbinden, terwijl bijvoorbeeld nog niet bekend is wat de resultaten van het behandeltraject zijn en welke ondersteuning leerlingen na terugkeer op hun oude school nodig hebben. Wat scholen vooral missen, is de mogelijkheid om te overleggen wat het beste is voor de leerling, getuige enkele reacties in de periode vóór de start van het OC+-project en in het eerste projectjaar 2011/2012: -28- Enkele reacties van scholen van herkomst op het verzoek tot terugname van leerlingen: · De school van herkomst is bereid de leerling zonder voorwaarden terug te laten komen: 'Wij hebben geen handelingsverlegenheid. De leerling is welkom na afloop van het behandel- en schooltraject. Wij stellen wel prijs op overleg, een goede overdracht en enige nazorg.' · De school van herkomst is bereid de leerling terug te laten komen op voorwaarde van een goede overdracht en eventueel begeleiding door De Zwengel: 'Wij staan in principe niet afwijzend ten opzichte van een eventuele terugkeer. Graag overleg in een zo vroeg mogelijk stadium, ook over een passend instroommoment. Zorgvuldige overdracht met handelingsadviezen en eventueel nazorg vanuit De Zwengel wordt op prijs gesteld.' · De school van herkomst wil tegen het eind van de behandeling van de leerling door Herlaarhof zelf (mee) vaststellen welke begeleiding straks van de school gevraagd wordt; de school wil dan beoordelen of de benodigde ondersteuning geboden kan worden: 'Wij willen graag overleg met De Zwengel over bindende afspraken over terugplaatsing van leerlingen. Wij willen een eventuele terugplaatsing professioneel bekijken. De mogelijkheid tot terugkeer dient altijd in verband te staan met de hulpvraag. Kunnen wij bieden wat de leerling nodig heeft? Wij staan open voor schooladvies van De Zwengel, inclusief goede inhoudelijke rapportage. Wij willen graag zelf (en in overleg) de afweging tot een eventuele terugkeer maken. Eventuele terugplaatsing moet niet liggen in onvoorwaardelijkheid. Kritische (bespreek)punten: terugplaatsing in moeilijke situaties (vroegtijdig afbreken behandeltraject); overbrugging richting ander onderwijs.' · De school van herkomst verwacht dat de leerling ook na behandeling bij Herlaarhof meer begeleiding nodig heeft dan zij kan bieden: 'Wij voelen medeverantwoordelijkheid omtrent eventuele terugplaatsing, maar maken wel een voorbehoud. Er is hier op school veel gebeurd; wij hebben veel meegemaakt met deze leerling. Ook vragen wij ons af of regulier onderwijs haalbaar is. Daarnaast is het in verband met veiligheid en acceptatie misschien beter een andere school te zoeken. Wij willen graag meedenken en meewerken aan plaatsing elders.' Hoewel aanvankelijk gedacht wordt dat terugkeer naar de school van herkomst voor de meeste leerlingen de beste oplossing is (er wordt zelfs gesuggereerd dat deze terugkeergarantie wettelijk geregeld zou moeten worden), blijkt een en ander in de praktijk genuanceerder te liggen. Niet alle scholen willen de overeenkomst ondertekenen, omdat men zich niet van tevoren wil vastleggen. Volgens de ambulant begeleiders ligt het aan de tekst van de overeenkomst, waarin in feite wordt medegedeeld dat de leerling op termijn terugkomt. Deze formulering maakt de scholen van herkomst 'kopschuw'. Bovendien voelen de ambulant begeleiders van De Zwengel zich voor een dilemma geplaatst. Zij zien ook wel in dat een (grote) groep leerlingen niet gebaat is bij terugkeer naar de school van herkomst. -29- Ook De Zwengel stelt in die periode vast dat het niet altijd wenselijk is (soms zelfs contrageïndiceerd) dat een leerling teruggaat naar de school van herkomst. Redenen daarvoor kunnen zijn: - de school kan geen passend onderwijsaanbod verzorgen voor de leerling; - de relatie tussen ouders en/of leerling en de school is ernstig verstoord; - de leerling moet de overstap van PO naar VO maken. De directie van De Zwengel besluit dan ook in maart 2012 de overeenkomst voorlopig niet te gebruiken. De Zwengel wil nagaan welke afspraken met de scholen van herkomst wél haalbaar zijn. De OC+ onderzoekt in dit projectjaar in hoeverre doorplaatsing van leerlingen gefaciliteerd wordt door wet- en regelgeving. Ook inventariseert hij knelpunten en beschrijft hij de oplossingen die gaandeweg gevonden worden, zodat de bevindingen uit dit project overgedragen kunnen worden. 3.3 Meten is weten: registratie en analyse van leerlingenstromen Om inzicht te krijgen in de in- en uitstroomgegevens van de leerlingen wordt direct bij de start van het OC+-project een eenvoudig registratiesysteem opgezet waarin de gegevens van de in schooljaar 2011/2012 instromende leerlingen worden vastgelegd. Aan het begin van schooljaar 2012/2013 wordt een geoptimaliseerde versie van het registratiesysteem in gebruik genomen. In bijlage 1 staat een uitgebreid overzicht van de instroom, doorstroom en uitstroom van leerlingen in het eerste projectjaar. 3.3.1 Uitkomsten analyse schooljaar 2011/2012 Inherent aan het type school dat De Zwengel is (plaatsbekostigd onderwijs), is er een hoge doorstroom van leerlingen. Op het moment dat Herlaarhof vindt dat onderwijs niet meer geïndiceerd is, moeten de leerlingen De Zwengel verlaten. 24 In schooljaar 2011/2012 zijn 216 leerlingen die behandeld werden bij Herlaarhof ingeschreven op De Zwengel (locaties Vught, Veldhoven en Helmond). 62 leerlingen (bijna 30%) stroomden vóór 1 augustus 2012 uit. 51 van hen vonden weer een plaats in het onderwijs. Ruim een derde (37%) van die 51 leerlingen keerde terug naar de school van herkomst. Dat betekent dat de school van herkomst voor de andere 63% leerlingen geen passend onderwijs meer kon bieden. Redenen daarvoor zijn: 24 Voor leerlingen die geen plaatsbekostigd onderwijs op de HAVO/VWO-afdeling van De Zwengel volgen, geldt dit uiteraard niet. -30- - de leerling heeft meer ondersteuningsbehoefte dan de school van herkomst kan bieden; de leerling stroomt uit naar de arbeidsmarkt; de leerling maakt de overstap van primair naar voortgezet onderwijs. De vraag is of het voor deze leerlingen gewenst is om voor de laatste paar maanden van het schooljaar (eind groep 8) nog terug te keren naar de school van herkomst; de leerling is aangewezen op een ander profiel of een ander didactisch niveau dan de school van herkomst kan bieden; de relatie tussen ouders/leerling en de school van herkomst is dermate verstoord dat terugkeer niet wenselijk is. Voor een klein aantal leerlingen geldt dat zij gezien hun psychiatrische problematiek voorlopig niet deel kunnen nemen aan onderwijs. Voor deze groep leerlingen hanteert De Zwengel aanvullend beleid: in overleg met Herlaarhof krijgen de ouders van deze leerlingen het advies om pas vrijstelling van de inschrijvingsplicht voor hun kind aan te vragen als het CCE (Centrum voor Consultatie en Expertise) dit vanuit hun onderzoek ook aanbeveelt, of als dit raadzaam is op basis van de bevindingen van een leerbaarheidsonderzoek. 25 Dit beleid zorgt ervoor dat een vrijstellingsaanvraag inhoudelijk adequaat onderbouwd kan worden. 3.4 De rol van de ambulant begeleiders bij in- en uitstroom Het werken met een terugkeerovereenkomst stond niet op zichzelf, maar was ingebed in meer afspraken tussen De Zwengel en de scholen van herkomst. Zo was De Zwengel al in schooljaar 2009/2010 gestart met het inzetten van preventieve ambulante begeleiding (PAB) en terugplaatsings ambulante begeleiding (TAB) in het ketentraject voor de leerlingen van de school. De ambulant begeleiders (AB'ers) van de school hadden een belangrijke functie bij de instroom van leerlingen. Zij namen interviews op de school van herkomst af om aanvullende informatie te krijgen over de leerling, en om na te gaan of de leerling naar de school terug kon keren als dat na het verblijf op De Zwengel gewenst leek. Zoals hierboven al staat, waren het de AB'ers die signaleerden dat er weerstand ontstond bij de scholen van herkomst om de overeenkomst te ondertekenen. De werkwijze is daarna aangepast. Ook de TAB van De Zwengel werd uitgevoerd door de AB'ers. Een AB'er begeleidde de leerling en de school bij de overgang van De Zwengel naar de school waar de leerling verder passend onderwijs volgde. De resultaten van de inzet van PAB- en TAB-trajecten waren hoopgevend, maar (nog) niet in alle gevallen alleen positief. Er waren nog steeds leerlingen voor wie er aansluitend op het onderwijs op De Zwengel geen passend onderwijs was. 25 Zie bijlage 13 voor meer informatie over leerbaarheidsonderzoek. -31- 3.5 Afstemming tussen De Zwengel en Herlaarhof De samenwerking tussen De Zwengel en Herlaarhof bestaat al meer dan 25 jaar. Men werkt vanuit een gezamenlijke mensvisie met respect voor elkaars deskundigheid. Toch blijkt in het eerste projectjaar dat een nog betere afstemming tussen beide organisaties nodig is om de doorplaatsingsproblematiek aan te pakken. De posities van De Zwengel en Herlaarhof ten opzichte van elkaar worden gaandeweg duidelijker. Dit leidt tot een aanscherping of andere invulling van het overleg, zowel inhoudelijk als bedrijfsmatig. Voorbeelden hiervan zijn: • Bij intakegesprekken van Herlaarhof met leerlingen die opgenomen worden in de (dag)kliniek is ook de intern begeleider van De Zwengel aanwezig. • Er is beleidsoverleg tussen de directeur van de school en de managers van Herlaarhof. • De intern begeleider en de behandelcoördinator hebben structureel overleg om het behandelplan en het individueel handelingsplan op elkaar af te stemmen. • Wekelijks worden de leerkrachten begeleid door de intern begeleider van De Zwengel en de orthopedagoog/psycholoog van Herlaarhof. • Leerkrachten nemen deel aan evaluaties van het behandelplan. • Er is overleg tussen groepsleiding en leerkrachten over (dag)klinische leerlingen. • Ten minste eenmaal per jaar, voorafgaand aan de actualisering van de overeenkomst, voeren het bevoegd gezag van De Zwengel en het bestuur van Herlaarhof bestuurlijk overleg. • Ten minste tweemaal per jaar vindt afstemmingsoverleg plaats tussen het managementteam van De Zwengel en het managementteam van Herlaarhof. • Ten minste zesmaal per jaar vindt overleg plaats tussen de algemeen directeur/bestuurder van De Zwengel en de directeur van Herlaarhof. Dat goede samenwerking en onderlinge afstemming tussen zorg en onderwijs nodig, maar niet altijd vanzelfsprekend zijn, illustreert onderstaand voorbeeld uit de praktijk van een onderwijsconsulent in een andere regio: 'Ik heb in twee situaties meegemaakt dat de hulp van een onderwijsconsulent werd ingeroepen, omdat een leerling die opgenomen werd in een zorginstelling niet toegelaten werd tot de school die plaatsbekostigd onderwijs voor de zorginstelling biedt. Kort gezegd kwam het er in beide gevallen op neer dat de zorginstelling haar capaciteit had uitgebreid, zonder over extra cliënten afspraken te maken met de school. Er was nogal wat druk op de zorginstelling nodig voordat zij de consequenties van het eigen handelen nam, namelijk het onderwijs bekostigen (totdat de school de bekostiging via het ministerie van OCW kreeg) voor de leerlingen die wegens plaatsgebrek op de school niet op het plaatsbekostigd onderwijs terecht konden.' -32- 3.5.1 Wie komen in aanmerking voor plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel? Tot nu toe is het uitgangspunt dat kinderen of jongeren die klinisch of dagklinisch opgenomen worden én die schoolproblemen hebben, naar De Zwengel gaan. Praktische overwegingen kunnen tot uitzonderingen op deze regel leiden, bijvoorbeeld als het schooljaar nog maar enkele weken duurt. In die situaties wordt naar een andere oplossing gezocht. Bij de afweging of cliënten van Herlaarhof de speciale setting van De Zwengel nodig hebben, spelen de volgende argumenten een rol: • Het behandelmilieu en het onderwijsmilieu zijn voor cliënten en ouders op dat moment de belangrijkste milieus om zich op te richten. • Met De Zwengel wordt gewerkt volgens de systematiek van één kind, één plan. • De Zwengel is in staat om de behandeldoelen te vertalen naar onderwijsdoelen. De school werkt aan onderwijsdoelen en opbrengsten in het kader van de psychiatrische problematiek. • Er is sprake van korte lijnen met vaste leraren en docenten die de behandelmethoden en de behandeltaal van de psychiatrie kennen en begrijpen. • De Zwengel beschikt over een deskundig lerarenteam: de leraren kunnen goed omgaan met kwetsbare kinderen en jongeren en zijn in staat de diverse problemen van kinderen en jongeren goed te duiden. De leraren spelen een belangrijke rol in de diagnostische fase van de behandeling. De school kan goed aansluiten bij de leerdoelen van de cliënten in alle fasen van de behandeling. • De cliënt (leerling) is gebaat bij regelmaat in een zeer onrustige en moeilijke fase in zijn of haar leven. • De leerling is in het (regulier of speciaal) onderwijs vastgelopen en krijgt op De Zwengel de kans de schoolloopbaan te hervatten met behulp van een op maat gesneden handelingsplan en zo nodig een opbouwtraject. • De meeste jeugdigen, die met spoed of in het kader van crisismanagement opgenomen worden, kunnen binnen enkele weken de schoolloopbaan hervatten, beginnend met een observatieperiode, en vervolgens werkend aan het herstel van het gewone leven. Nadere afbakening De instelling en de school hebben samen vastgesteld, dat niet de behandelvorm leidend is in de vraag of voor de cliënt het onderwijs op De Zwengel noodzakelijk is, maar de vraag die erachter ligt. Waarom heeft juist deze cliënt het speciale plaatsbekostigd onderwijs van De Zwengel nodig? Overigens blijven de meeste leerlingen die in behandeling zijn bij Herlaarhof onderwijs volgen op de school (regulier of speciaal) waar zij op dat moment staan ingeschreven; van de cliënten van Herlaarhof in de schoolleeftijd volgt, zoals eerder vermeld, slechts 6% onderwijs op De Zwengel. In de loop van het OC+-project is gezocht naar mogelijkheden om de doelgroep voor onderwijs op De Zwengel nader te definiëren. Handvatten daarvoor biedt de relatief nieuwe manier waarop Herlaarhof sinds enkele jaren werkt, namelijk met zogenaamde -33- zorgprogramma's. Daarbij wordt in de diagnostiek onderscheid gemaakt tussen enkelvoudige en complexe problematiek. Voor de groep leerlingen voor wie het speciaal onderwijs op De Zwengel is geïndiceerd (en dus één kind, één plan) gaat het om de volgende twee criteria: - de complexiteit van de problematiek en bijbehorende behandelprogramma's; - er is sprake van onderwijsproblematiek. 3.5.2 Samenwerkingsovereenkomst Vanzelfsprekend staat bij de samenwerking het belang van de cliënt/leerling voorop. In de uitwerking moeten beide instellingen rekening houden met de eigen regelgeving. Voor de onderwijsinstelling De Zwengel geldt de wet- en regelgeving van het (speciaal) onderwijs. Voor Herlaarhof is de wet- en regelgeving van de (geestelijke) gezondheidszorg leidend. Voorwaarde voor plaatsbekostiging voor leerlingen is een samenwerkingsovereenkomst tussen instelling en school. In deze overeenkomst moet onder meer beschreven staan op welke wijze zij gezamenlijk vormgeven aan de uitwerking van één kind, één plan. In januari 2013 is de bestaande samenwerkingsovereenkomst tussen Herlaarhof en De Zwengel op basis van de bevindingen uit het eerste projectjaar enigszins aangepast. 26 3.6 Beleid van SWV VO De Meierij voor terugplaatsing vanuit De Zwengel Als SWV VO De Meierij in de regio merkt dat door plaatsgebrek op het VSO leerlingen soms thuis komen te zitten, pakt zij dit probleem aan door afspraken te maken met de scholen van het samenwerkingsverband. Ook De Zwengel kreeg te maken met leerlingen voor wie na afloop van het plaatsbekostigd onderwijs speciaal onderwijs geïndiceerd werd, maar die vervolgens thuiszitter werden omdat er aansluitend geen plaats was op het VSO. Omdat de directies van De Zwengel en SWV De Meierij van mening zijn dat plaatsgebrek op het VSO er niet toe mag leiden dat deze leerlingen thuiszitter worden, spreken zij het volgende af: 1. De Zwengel stelt samen met Herlaarhof een geïntegreerd schooladvies op voor iedere leerling die de school verlaat. 2. Het SWV beoordeelt mee of de leerling aangewezen is op VSO of onderwijs kan volgen op een van de bij het SWV aangesloten scholen. 3. Dreigt er voor de leerling geen plaats te zijn op het VSO, dan meldt De Zwengel dit aan de directeur van het SWV. 4. Als ook het SWV plaatsing van de leerling op het VSO noodzakelijk acht, maar er op het VSO geen plaats is, verzorgt en bekostigt het SWV een tijdelijke oplossing voor de leerling. Die kan zijn: 26 Zie bijlage 7. -34- - de leerling wordt in een 'noodklas' opgevangen; de leerling blijft - bekostigd door het SWV - langer op De Zwengel. Deze laatste oplossing heeft de voorkeur, omdat het voor de leerling een (extra) schoolwisseling bespaart. SWV VO De Meierij realiseerde met deze afspraken eigenlijk al passend onderwijs vóór de wettelijke ingangsdatum van 1 augustus 2014. 3.7 Conclusie en vervolg In het eerste projectjaar is een voorlopig registratiesysteem gemaakt waarin een groot aantal gegevens is vastgelegd over leerlingen die in het schooljaar 2011/2012 in- en uitstroomden op De Zwengel. Uit de uitstroomcijfers over schooljaar 2011/2012 blijkt, dat terugplaatsing op de school van herkomst maar voor een derde van de leerlingen een passend perspectief is. Bovendien maakt de gekozen werkwijze om leerlingen vanuit De Zwengel te laten terugkeren naar de school van herkomst, deze school tot probleemeigenaar, ongeacht of deze school de leerling kan bieden wat hij of zij nodig heeft. Gaandeweg het project wordt duidelijk dat de aanvankelijk gekozen strategie, namelijk het werken met een terugkeerovereenkomst tussen De Zwengel en de school van herkomst, onvoldoende oplossing biedt bij doorplaatsingsproblemen. Als dat inzicht aan het einde van het eerste projectjaar wordt verkregen, nemen De Zwengel en Herlaarhof hun eigen rol en functie nog eens onder de loep. Besloten wordt het OC+-project met een jaar te verlengen om alle bereikte ontwikkelingen te formaliseren en zich verder te richten op de integrale aanpak (één kind, één plan) van onderwijs en behandeling door De Zwengel en Herlaarhof. De rol van de ambulant begeleiders in het eerste jaar is van groot belang gebleken bij de inen uitstroom van leerlingen. Het resultaat van hun inzet is hoopgevend. Daarom zullen de ervaringen en werkwijze van de AB'ers 27 in het tweede projectjaar meegenomen worden in het streven om een doorlopend onderwijstraject voor de leerlingen te realiseren. TAB en PAB zullen worden ingezet om een vorm van trajectbegeleiding te organiseren, waardoor leerlingen onder goede begeleiding in- en uitstromen en de overdracht goed geregeld is. 27 Vanaf schooljaar 2012/2013 wordt de term trajectbegeleiders gebruikt voor AB'ers. -35- 4. BEVINDINGEN IN HET TWEEDE PROJECTJAAR (2012/2013) 4.1 Doelstelling Waar de behandeling van Herlaarhof erop gericht is dat het kind of de jeugdige weer kan functioneren in het gezin of een ander passend opvoedingsverband, streeft De Zwengel ernaar dat een leerling weer met succes kan deelnemen aan voor hem of haar passend onderwijs. De focus van het project wordt verlegd van terugkeer naar de school van herkomst om thuiszitten te voorkomen naar: hoe kan De Zwengel, in integrale afstemming met Herlaarhof, een naadloze overgang voor leerlingen realiseren van onderwijs op De Zwengel naar passend onderwijs elders. Aan het begin van het tweede projectjaar besluit De Zwengel dat haar leerlingen de school pas verlaten als aansluitend passend onderwijs, dagbesteding of arbeidstoeleiding beschikbaar is. Nauwe(re) samenwerking en afspraken met Herlaarhof en de scholen en besturen van de diverse samenwerkingsverbanden zijn onontbeerlijk om deze doelstelling te bereiken. Daarom worden de volgende thema's in deze fase van het OC+-project uitgewerkt: - aanpassing van het registratiesysteem om meer inzicht te krijgen in leerlingpopulatie en leerlingstromen (zie 4.2); - herziening van de kijk op de samenwerking met de school van herkomst (zie 4.3); - voortbouwen op de inzet van de trajectbegeleiders (zie 4.4); - samenwerking met de ouders (zie 4.5); - verdieping van de samenwerking en afstemming tussen De Zwengel en Herlaarhof, gericht op de instroom van leerlingen en de benodigde onderwijs/zorgarrangementen (zie 4.6); - verdere afstemming en afspraken tussen De Zwengel en Herlaarhof over passend onderwijs voor de leerlingen, als basis voor doorplaatsing na plaatsbekostigd onderwijs (de uitstroom). Hieronder vallen bijvoorbeeld regelingen met de SWV'en VO en PO, en afspraken over trajectbegeleiding, uitstroom en onderwijs/zorgarrangementen op de school waar de leerling na De Zwengel komt (zie 4.7). 4.2 Verbetering en toetsing van het registratiesysteem Het door De Zwengel ontwikkelde registratiesysteem dat gebruikt werd in schooljaar 2011/2012 wordt op basis van de ervaringen aan het begin van schooljaar 2012/2013 aanzienlijk aangepast (ook in het wettelijk kader van Passend onderwijs) en verbeterd. De vooronderstellingen over doorstroom en terugplaatsing op basis van definitieve gegevens zijn getoetst. In het nieuwe systeem worden onder meer de volgende gegevens van de leerlingen geregistreerd: -36- - school van herkomst; verblijfsduur op De Zwengel; advies van De Zwengel over passend onderwijs; terugkeer naar de school van herkomst, ja of nee; school van terugkeer/doorstroom; reden andere school; heeft de leerling ter vermijding van thuiszitten op verzoek van het SWV nog enige tijd overbrugd op De Zwengel, ja of nee; beschikt de leerling over een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) of is de TLV aangevraagd tijdens het verblijf op De Zwengel, ja of nee. Het registratiesysteem is een van de concrete opbrengsten van het project. De Zwengel houdt hierin voortaan de instroom-, doorstroom- en uitstroomgegevens van alle leerlingen bij. De voordelen voor betrokken partijen (niet alleen voor De Zwengel en Herlaarhof, maar ook voor de SWV'en) zijn de volgende. • De Zwengel kan monitoren of zij haar doelstelling realiseert om leerlingen niet eerder van haar school te laten gaan dan nadat er elders passend onderwijs, arbeid of dagbesteding beschikbaar is. • Het registratiesysteem helpt bij het verder ontwikkelen van het kwaliteitsbeleid van De Zwengel. • Er ontstaat inzicht in de verblijfsduur van de leerlingen op De Zwengel. • Het registratiesysteem biedt De Zwengel de mogelijkheid bij te dragen aan het monitoren van leerlingstromen in samenwerkingsverbanden. • De Zwengel kan dit registratiesysteem gebruiken in het kader van de opdracht voor het speciaal onderwijs om zicht te hebben op de plek waar leerlingen verblijven, twee jaar nadat ze de school verlaten hebben. In bijlage 6 staat meer informatie over het registratiesysteem. 4.2.1 Uitkomsten analyse schooljaar 2012/2013 Ook in het tweede projectjaar blijkt dat ruim een derde van de leerlingen (36%) terugkeert naar de school van herkomst. Dat zijn vooral leerlingen die maar kort onderwijs volgen op De Zwengel. Bij meer complexe problematiek die een langere behandeling vergt neemt het percentage leerlingen dat terug kan naar de school van herkomst duidelijk af. De instroom in dit schooljaar laat een toename zien van 8% van leerlingen met een indicatie voor speciaal onderwijs: zowel in het PO als in het VO een stijging van 31% naar 39%. Van de 252 in 2012/2013 ingeschreven leerlingen stroomden er vóór het einde van het schooljaar 80 uit (ongeveer 32%). In bijlage 2 staat meer informatie over de in- en uitstroom in dit schooljaar. -37- 4.3 Herformulering van de relatie met de school van herkomst In het eerste projectjaar blijkt, dat de terugkeer naar de school van herkomst voor veel leerlingen (toch) niet de beste oplossing is. De redenen daarvoor kunnen zijn: - de leerling zit vlak voor de overgang van PO naar VO (tegen het einde van het schooljaar); - de school van herkomst kan geen passend onderwijs bieden; - de school heeft op dat moment geen plaats; - de leerling zit in een eindexamentraject; - de leerling krijgt het advies een leerweg te volgen die op de school van herkomst niet beschikbaar is; - een nieuwe start op een nieuwe school is wenselijk; - het schooljaar duurt nog maar enkele weken. De leerling kan het beste beginnen op een andere school met ingang van het nieuwe schooljaar. Waar De Zwengel voorheen vooral terugplaatsing op de scholen van herkomst probeerde te bereiken, komt het accent in het tweede projectjaar veel meer te liggen op het realiseren van een doorgaand onderwijstraject voor de leerlingen. Aan de basis daarvan ligt het delen van informatie tussen De Zwengel en de scholen van herkomst. Daartoe overleggen de trajectbegeleiders van De Zwengel met de school van herkomst vooraf over zaken als handelingsadviezen en onderwijsdoelen die de school voor de leerling hanteert. 28 Door deze werkwijze is de relatie met de scholen van herkomst veranderd; zij worden nu als partners betrokken bij het vinden van de juiste onderwijsplaats voor de leerlingen. 4.4 De rol van de trajectbegeleiders bij de instroom De trajectbegeleiders 29 van De Zwengel overleggen met de school van herkomst over de leerlingen die op basis van plaatsbekostiging op De Zwengel geplaatst worden. De trajectbegeleider maakt een afspraak met de school van herkomst om de benodigde gegevens van de leerling op te halen. Hij of zij bespreekt dan meteen of de school bereid is de leerling te zijner tijd terug te nemen, dan wel of de school in overleg met De Zwengel en het SWV wil meewerken aan het vinden van een passende onderwijsvorm. 28 29 Soms lukt het niet om met de school van herkomst af te stemmen voordat de leerling op De Zwengel begint; dan gebeurt dat alsnog zo snel mogelijk. Trajectbegeleider is de nieuwe naam voor ambulant begeleider. -38- Op basis van een uitgebreide leidraad (zie bijlage 4) vragen de trajectbegeleiders in het gesprek in ieder geval naar: - het didactisch niveau van de leerling; - de aanpak en afstemming op individueel en groepsniveau; - het sociaal-emotioneel functioneren van de leerling; - de taak- en werkhouding; - de ondersteuning die al is ingezet; - bijzonderheden omtrent medisch en fysiek functioneren; - wat de school van herkomst nodig heeft in het onderwijsproces en wat de hulpvraag en verwachtingen zijn, als de leerling na afsluiting van de onderwijsperiode op De Zwengel weer terug zou komen. Verder worden afspraken gemaakt over het onderhouden van de contacten, onder meer over de voortgang van de leerling op De Zwengel (zie bijlage 3 voor het stappenplan van de trajectbegeleiding). De afspraken die de trajectbegeleider maakt met de school van herkomst worden vastgelegd in een afsprakenoverzicht (zie bijlage 5). De behandelcoördinatoren van Herlaarhof krijgen een kopie van deze afspraken. De hulpvraag van de school van herkomst vormt een onderdeel van het OPP dat De Zwengel voor de leerling opstelt. Een en ander wordt afgestemd met de ouders. De informatie die de trajectbegeleiders van de school van herkomst krijgen is vanzelfsprekend relevant voor de periode dat de leerling op De Zwengel onderwijs volgt. De Zwengel kan daarmee haar onderwijsaanbod zo goed mogelijk laten aansluiten op het didactische en pedagogische niveau van de leerling. De gegevens zijn, zoals eerder gezegd, ook van belang voor het integrale eindadvies dat De Zwengel samen met Herlaarhof geeft. Aan de school van herkomst wordt expliciet gevraagd of zij van mening is dat de leerling na De Zwengel weer terug kan komen, of dat een andere vorm van onderwijs, arbeid of dagbesteding meer passend lijkt. Evenals in het eerste projectjaar merken de trajectbegeleiders in schooljaar 2012/2013 dat de scholen van herkomst zich niet al aan het begin van de behandeling op Herlaarhof en het onderwijs op De Zwengel willen vastleggen op een terugkeer van de leerling. Scholen willen aan het eind van de behandeling bij Herlaarhof eerst weten welke begeleiding de leerling nodig heeft. Overigens is het percentage leerlingen dat terugkeert naar de school van herkomst in beide projectjaren nagenoeg gelijk. -39- Enkele reacties van scholen van herkomst op het verzoek tot terugname van leerlingen in schooljaar 2012/2013: 1. De school van herkomst is bereid de leerling zonder voorwaarden terug te laten komen: 'Voor de betreffende leerling is via bemiddeling van Leerplicht al gezocht naar beter passend onderwijs (inhoudelijke verandering van onderwijsvorm). Wij (PO-school) hopen in het behandel- en schooltraject de juiste begeleiding te kunnen bieden en zelf meer zicht te hebben op de problematiek en aanpak. De leerling kan terugkeren.' 2. De school van herkomst is bereid de leerling terug te laten komen op voorwaarde van een goede overdracht en eventueel begeleiding door De Zwengel: 'Wij (POschool) willen graag afstemmen wat de behoefte van de leerling is bij eventuele terugkeer. De leerling is welkom, zie ondertekende akkoordverklaring. Inzicht verkrijgen in de eigen problematiek, alsmede het oppakken van de problemen in de thuissituatie, is belangrijk.' 3. De school van herkomst wil tegen het eind van de behandeling van de leerling door Herlaarhof zelf (mee) vaststellen welke begeleiding straks van de school gevraagd wordt; de school wil dan beoordelen of de benodigde ondersteuning geboden kan worden: 'Wij (PO-school) vinden de gedrags- en leerproblematiek moeilijk hanteerbaar. Wij staan open voor terugkeer op basis van overleg, zorgvuldige overdracht en nazorg. Wij moeten de juiste zorg kunnen bieden; de terugkeer moet zowel voor de leerling als voor ons haalbaar zijn. De akkoordverklaring wordt ondertekend.' 4. De school van herkomst verwacht dat de leerling ook na behandeling bij Herlaarhof meer begeleiding nodig heeft dan zij kan bieden: 'Wij (VO-school) geven geen terugkeergarantie en ondertekenen de akkoordverklaring niet. Gezien de ervaringen op onze school, de complexe problematiek en de waarschijnlijk noodzakelijk blijvende begeleiding, lijkt het ons beter om te zoeken naar een school met een meer passend onderwijsaanbod.' 5. De school van herkomst laat de leerling niet toe wegens gebrek aan draagvlak daarvoor binnen de school. Er is teveel gebeurd met andere leerlingen, en andere ouders accepteren niet dat de leerling terugkomt. 'Terugkeer naar onze (VO) school is niet mogelijk. De leerling heeft een cluster 4 beschikking. Het regulier onderwijs geeft teveel prikkels. De leerling is al aangenomen op het VSO. Het behandeltraject moet zorgen voor meer rust, een positiever zelfbeeld, het kunnen omgaan met de eigen problematiek, kunnen reflecteren, acceptatie door leeftijdsgenoten en groei in zelfstandigheid.' -40- 4.5 Samenwerking met de ouders Om optimaal te kunnen samenwerken is het van groot belang dat de drie betrokken partijen - De Zwengel, Herlaarhof en de ouders 30- elkaar op de hoogte houden van de ontwikkeling van het kind. Het spreekt voor zich dat ieder hierin een eigen verantwoordelijkheid heeft. De Zwengel en Herlaarhof hechten grote waarde aan een goede samenwerking met de ouders. De gezamenlijke aanpak van behandeling en onderwijs helpt ouders bij de ondersteuning van de ontwikkeling van hun kind. Het geeft hen handvatten die zij kunnen inzetten in de natuurlijke omgeving van het kind. Anderzijds beschikken ouders, als ervaringsdeskundigen, over een schat aan informatie over hun kind, waar de leerkrachten en behandelaars gebruik van kunnen maken bij de realisatie van de doelen. De Zwengel is dan ook vanaf het begin aanwezig bij de gesprekken met ouders en leerling. Het streven is om vóór de start van het plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel een gezamenlijk overleg te voeren tussen Herlaarhof, De Zwengel, de leerling en zijn of haar ouders. Het lukt in toenemende mate om dat inderdaad te doen voordat de leerling op De Zwengel begint, maar het blijft een aandachtspunt. In het gesprek worden de verwachtingen van ouders en leerling ten aanzien van de school goed afgestemd en wordt duidelijk verteld dat het onderwijs op De Zwengel onderdeel uitmaakt van de kinder- en jeugdpsychiatrische behandeling. Als ouders eenzijdig besluiten de behandeling bij Herlaarhof te beëindigen heeft dit ook gevolgen voor het onderwijs op De Zwengel. Uitspraak van een ouder: 'De koppeling van behandeling en onderwijs brengt ons als ouders wel in een afhankelijke positie: als wij op in onze ogen goede gronden besluiten om de behandeling af te breken, dan moet ons kind ook de daaraan verbonden school verlaten. Wie helpt dan bij het vinden van een alternatief?' In het eerste kennismakingsgesprek bespreekt De Zwengel met de ouders in ieder geval: - dat het een tijdelijk onderwijsaanbod betreft dat geldig is zolang Herlaarhof dit onderwijsaanbod indiceert; - de wijze waarop de ouders op de hoogte worden gehouden van de schoolvorderingen en het welzijn van de leerling; - wie de contactpersoon voor de ouders is vanuit de school; - de gang van zaken op het moment dat vervolgonderwijs geïndiceerd is; - dat De Zwengel en Herlaarhof voor de leerling een geïntegreerd schooladvies opstellen; 30 Hier wordt ook bedoeld de verantwoordelijke opvoeders van de leerling. -41- - dat De Zwengel de ouders en leerling tijdig zal informeren als zij van mening is dat de leerling na De Zwengel een ander onderwijsaanbod nodig heeft dan de school van herkomst kan bieden. Uit ervaring en onderzoek blijkt dat het investeren in duidelijkheid en het maken van afspraken bij de voordeur zich ruimschoots terugbetalen in de samenwerking gedurende de periode dat een leerling op school zit. Het voorkomt ook problemen bij de achterdeur. 31 De Zwengel geeft op de volgende manier vorm aan de samenwerking met de ouders: • In de tweede schoolweek belt de mentor van nieuwe leerlingen met de ouders om te vragen hoe de eerste kennismaking is verlopen. In dit gesprek wordt nog eens gezegd dat De Zwengel het op prijs stelt als ouders ook zelf het initiatief nemen om informatie uit te wisselen. • Binnen 6 weken krijgen de ouders een uitnodiging om het OPP van hun kind te komen bespreken en te ondertekenen. • De Zwengel nodigt ouders periodiek uit voor een evaluatie- en voortgangsgesprek over hun kind; zo nodig is daar ook iemand van Herlaarhof bij. • De Zwengel organiseert twee ouderavonden per jaar met als doel kennismaking, informatie-uitwisseling en onderling oudercontact. • Ouders worden uitgenodigd hun belangstelling kenbaar te maken voor een plaats in de oudergeleding van de Medezeggenschapsraad. • Er wordt driemaal per jaar een informele ouderbijeenkomst georganiseerd in samenwerking met oudervereniging Balans. Doordat veel ouders hun kinderen niet naar school kunnen brengen vanwege de afstand, zijn de contacten met de ouders minder vanzelfsprekend dan bij een school in de buurt. 4.6 Afstemming De Zwengel en Herlaarhof bij de instroom en doorstroom In de al langer bestaande samenwerking tussen De Zwengel en Herlaarhof is het uitgangspunt als volgt geformuleerd: de school heeft haar plaats binnen het onderzoek en de behandeling van Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof. Dat betekent dat Herlaarhof bepaalt of voor een cliënt ook de gespecialiseerde setting van het onderwijs op De Zwengel noodzakelijk is. Dit is onafhankelijk van de behandelsetting. Herlaarhof stelt de integrale behandeldoelen vast. De Zwengel vertaalt deze behandeldoelen in een onderwijskundige aanpak met daarbij behorende doelen voor de leerlingen. 31 Zie de bevindingen van Dr. F. Smit zoals hij die onder meer vastlegde in de publicatie 'Ouders en school; succesfactoren voor betrokkenheid.' -42- In het tweede projectjaar wordt de integrale samenwerking tussen De Zwengel en Herlaarhof aangescherpt. School en instelling gaan na op welke manier ze hun werkprocessen nog beter op elkaar kunnen afstemmen, zowel bij de instroom als bij de doorstroom van leerlingen. Waar mogelijk worden gezamenlijke intakes en overlegvormen opgezet. Enkele voorbeelden: • Er worden ambulante onderwijs/zorgarrangementen uitgewerkt waarin De Zwengel en Herlaarhof gezamenlijk een onderwijs/zorgaanbod doen. Na de zomervakantie van 2014 is hiervoor een pilot gestart. De Zwengel en Herlaarhof willen met de onderwijs/zorgarrangementen een integrale ambulante dienstverlening aanbieden aan de scholen en samenwerkingsverbanden. • Er worden afspraken gemaakt over het signaleren aan de voordeur door Herlaarhof van problemen in het onderwijs bij aanmelding van jeugdigen. Herlaarhof zal in voorkomende gevallen De Zwengel betrekken bij de intake. • Bij het Bemoeizorgtraject Pubers in de Knel (zie bijlage 11) wordt, bij langdurend schoolverzuim, De Zwengel ook direct geïnformeerd en zo mogelijk direct betrokken, in afstemming met de school van herkomst. • Verkend wordt wat de mogelijkheden zijn voor een gezamenlijke aanpak bij jeugdigen die met spoed voor (kortdurende) behandeling opgenomen worden in Herlaarhof. Voorgesteld is om vast te leggen dat in geval van spoedplaatsingen op Herlaarhof De Zwengel binnen een week na aanmelding van de leerling overleg voert met de leerling, zijn of haar ouders en de school van herkomst. • Ook wordt nagegaan hoe het traject moet lopen voor leerlingen die bijvoorbeeld tijdens de zomervakantie met de behandeling bij Herlaarhof beginnen en die op De Zwengel geplaatst moeten worden. De Zwengel heeft in die gevallen geen contact met leerling en ouders voordat de leerling op de school start. Deze ontwikkelingen dragen mede bij aan kwaliteitswinst voor de scholen van herkomst en de scholen bij doorplaatsing. Herlaarhof bepaalt of onderwijs op De Zwengel onderdeel moet uitmaken van de totale behandeling: een leerling start met het onderwijs op De Zwengel op het moment dat Herlaarhof dit in het kader van het onderzoek en de behandeling nodig vindt. Het onderwijs op De Zwengel eindigt als Herlaarhof aangeeft dat plaatsbekostigd onderwijs voor de leerling niet langer nodig is. Dit gebeurt in afstemming met De Zwengel en dan volgt een integraal schooladvies. Het hoeft overigens niet te betekenen dat de behandeling afgerond is. Het gebeurt vaak dat de behandeling wordt voortgezet, bijvoorbeeld poliklinisch, zonder dat onderwijs op De Zwengel nog noodzakelijk wordt geacht. De leerling stapt dan over naar een andere school. De Zwengel biedt nog één jaar trajectbegeleiding aan. Vanaf augustus 2014 bieden Herlaarhof en De Zwengel de poliklinische behandeling en de trajectbegeleiding geïntegreerd aan (zie paragraaf 4.7.7). -43- De Zwengel heeft, net als alle scholen voor speciaal onderwijs, een eigen Commissie van Begeleiding (CvB). De CvB kijkt mee hoe de opdracht om aan de doelgroep leerlingen onderwijs te geven gerealiseerd kan worden, en of de condities voldoende zijn wat de behandelcontext betreft. Een gedragsdeskundige van Herlaarhof maakt deel uit van de CvB van De Zwengel. Op basis van het behandelplan van Herlaarhof, gegevens van de school van herkomst en testgegevens en observatiegegevens van De Zwengel, stelt de CvB een OPP vast. 4.6.1 Jongeren die worden opgenomen in crisis Een bijzondere groep vormen de jongeren die in crisis worden opgenomen Sinds 2002 heeft Herlaarhof een gesloten afdeling. De doelgroep op deze afdeling kenmerkt zich over het algemeen als volgt: - acute psychiatrische symptomen, waardoor in eerste instantie meestal een lage belastbaarheid voor onderwijs mogelijk is; - behandeling en onderwijs zijn vanuit veiligheidsoogpunt niet mogelijk in een open setting; - onderwijs op De Zwengel is geïndiceerd; - soms is er, voor opname, sprake van langdurige schoolonderbreking. Herlaarhof en De Zwengel hebben werkafspraken gemaakt over hun gezamenlijke inzet voor deze doelgroep. De belangrijkste zijn: • Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van De Zwengel en Herlaarhof om ook aan deze cliënten van Herlaarhof onderwijs aan te bieden. • De Zwengel en Herlaarhof brengen allebei de benodigde middelen in om onderwijs aan deze leerlingen mogelijk te maken. • Zo nodig is Herlaarhof bereid samen met De Zwengel te overleggen met de samenwerkingsverbanden over de doorplaatsing van deze leerlingen. Kortdurende opnamen worden onderscheiden in minder dan twee weken, twee tot zes weken en meer dan zes weken. Herlaarhof neemt onderwijs niet op in haar behandelprogramma voor jongeren die korter dan veertien dagen worden opgenomen op crisisplaatsen. Deze jongeren worden daarom niet ingeschreven bij De Zwengel en krijgen geen onderwijs. Voor deze cliënten verzorgt de groepsleiding van Herlaarhof een gestructureerd dagprogramma. Voor de meeste leerlingen die tussen de twee en zes weken of langer dan zes weken worden opgenomen, neemt Herlaarhof wel onderwijs op in haar behandelprogramma. Deze leerlingen worden ingeschreven bij De Zwengel. Voor deze doelgroep is het goed om zo snel mogelijk het onderwijs te hervatten om geen onnodige onderwijsachterstand op te lopen, en om de draad van het normale leven weer op te pakken. -44- Er vindt een goede afstemming plaats tussen de medewerkers van de crisisunit en de activiteitenbegeleiding, en het onderwijzend personeel van De Zwengel. Op de crisisunit is een onderwijsruimte ingericht die gebruikt wordt voor jeugdigen die (nog) niet in staat zijn om onderwijs te volgen in het schoolgebouw van De Zwengel. De Wet op de expertisecentra noch de Wet op passend onderwijs beschrijft extra mogelijkheden voor crisis- of observatieplekken met een daaraan gekoppelde bekostiging. Sinds de start van deze afdeling proberen De Zwengel en Herlaarhof alternatieven voor dit knelpunt te vinden. Zo hebben zij gezamenlijk uit eigen middelen een leerkracht bekostigd voor het verzorgen van dit onderwijs/zorgarrangement, maar dit bleek financieel niet vol te houden. De Zwengel overlegt inmiddels met de samenwerkingsverbanden hoe de doorstroom ook voor deze groep goed kan verlopen, in het kader van haar doelstelling geen enkele leerling zonder onderwijs of een ander vervolgtraject uit te schrijven. Daartoe brengt zij in kaart: - welke onderwijsdoelen nagestreefd worden en wat de verwachtingen zijn van Herlaarhof, ouders en van het onderwijsveld; - welke vorm van trajectbegeleiding nodig is voor deze groep; - welke afspraken nodig zijn met de diverse samenwerkingsverbanden, inhoudelijk en financieel; - hoe groot de groep is die ook daadwerkelijk na zes weken uitstroomt en in die tijd een vervolgplek krijgt. 4.7 Passend onderwijs na behandeling en plaatsbekostigd onderwijs Vanaf april 2013 geldt bij De Zwengel als beleid dat geen enkele leerling De Zwengel verlaat als er geen passend onderwijs of arbeid voor die leerling beschikbaar is. Uitzondering hierop zijn uiteraard de kinderen en jongeren die (voorlopig) geen onderwijs kunnen volgen. Voor deze leerlingen geeft De Zwengel in afstemming met Herlaarhof een zorgadvies. In deze paragraaf wordt uiteengezet hoe De Zwengel en Herlaarhof - in samenwerking met ouders, betrokken scholen en samenwerkingsverbanden - actief werken aan een doorlopend (onderwijs)traject voor de leerlingen, onder meer door een integraal schooladvies te geven. 4.7.1 Ontwikkeling van leerlingen in kaart gebracht: integraal schooladvies De Zwengel is verplicht om de leerlingen die de school verlaten een onderwijskundig rapport (OKR) mee te geven. Onder Passend onderwijs moet het OPP dat De Zwengel voor elke leerling opstelt, onderdeel uitmaken van dit OKR. Mede door haar intensieve samenwerking met Herlaarhof kan De Zwengel goed beoordelen wat een leerling nodig heeft om met succes onderwijs te kunnen volgen. In de loop van het OC+-project heeft De Zwengel het beleid ontwikkeld om samen met Herlaarhof tweemaal per jaar een integraal advies op te stellen voor iedere leerling. Als het integrale advies afwijkt van de -45- geformuleerde uitstroombestemming, komt er een nieuw OPP. Dit OPP wordt opnieuw vastgesteld in de CvB en wordt met de ouders besproken. 32 In het uiteindelijke integrale schooladvies staat een beschrijving van de onderwijsbehoefte van de leerling, het passende schoolklimaat, de leeropbrengsten en het uitstroomperspectief. Dit advies vormt samen met het OPP een stevige basis voor de aanbevolen vervolgplek in het onderwijs na De Zwengel. 4.7.2 Afstemming bij de beëindiging van de behandeling Herlaarhof bepaalt - uiteraard in overleg met De Zwengel - of in het kader van de behandeling van een cliënt het speciaal onderwijs van De Zwengel nog langer nodig. Dit betekent dat Herlaarhof een belangrijke verantwoordelijkheid draagt rondom de communicatie met De Zwengel over dit besluit. De Zwengel moet immers in de gelegenheid zijn om tijdig, samen met Herlaarhof, een integraal schooladvies op te stellen en te zoeken naar een passende vervolgplek (onderwijs, arbeid of dagbesteding). Of, om het in termen van passend onderwijs te zeggen: Herlaarhof moet De Zwengel in de gelegenheid stellen om aan haar zorgplicht te voldoen. Goede afspraken hierover zijn in eerste instantie van belang voor de leerlingen, in het kader van een doorlopend onderwijstraject. In de tweede plaats speelt het belang van de samenwerkingsverbanden waar de leerlingen van afkomstig zijn. Die samenwerkingsverbanden zijn zowel verantwoordelijk voor de bekostiging van de leerlingen zo lang deze op De Zwengel zitten, als voor verder passend onderwijs nadat de leerlingen niet meer aangewezen zijn op onderwijs in de context van de behandeling door Herlaarhof. Als Herlaarhof besluit dat het onderwijs op De Zwengel voor een leerling in het kader van zijn of haar behandeling niet langer nodig is, draagt De Zwengel er zorg voor dat de leerling de overstap kan maken naar ander voor hem of haar passend onderwijs. Overigens heeft Herlaarhof met De Zwengel nadrukkelijk een afbouwbeleid afgesproken, gericht op een 'zachte landing' van de cliënt. Dat beleid houdt in: - de jeugdige integreert (weer) eerst in het gezin of een andere opvoedingssituatie (eerste milieu); - de jeugdige integreert vervolgens in ander dan plaatsbekostigd onderwijs (tweede milieu). Daarna bouwt Herlaarhof de behandeling af. 32 Aanvankelijk hanteerde De Zwengel twee formats voor het schooladvies. Inmiddels worden deze formats niet meer gebruikt, maar wordt het OPP als leidend document gebruikt (zie bijlage 13). -46- 4.7.3 Afstemming en afspraken met de samenwerkingsverbanden VO en PO De Zwengel heeft de wettelijke verplichting om met samenwerkingsverbanden afspraken te maken over de plaatsing van leerlingen voor wie de indicatie plaatsbekostigd onderwijs afloopt. Zoals eerder gezegd, komen de leerlingen uit een heel groot gebied en heeft de school met ongeveer twintig SWV'en te maken. De Zwengel streeft er in eerste instantie naar regelingen te treffen met de SWV'en waar de school al bestuurlijke samenwerking mee heeft. Algemeen gezegd bieden De Zwengel en Herlaarhof een SWV relevante informatie in het schooladvies aan, op basis waarvan het SWV de begeleidingsbehoefte van de leerling kan vaststellen en een voor de leerling geschikte school kan vinden. Het SWV gaat na of zij kan instemmen met de beschrijving van de begeleidingsbehoefte van De Zwengel; het is uiteindelijk haar verantwoordelijkheid om voor leerlingen een passend onderwijsaanbod te realiseren. De school van herkomst kan met het advies van De Zwengel in de hand nagaan of zij een passend aanbod heeft voor de leerling. Voor leerlingen die (voortgezet) speciaal onderwijs nodig hebben, moeten de samenwerkingsverbanden een toelaatbaarheidsverklaring afgeven. De kosten voor de leerlingen op het SO of VSO komen ten laste van het samenwerkingsverband dat de toelaatbaarheidsverklaring afgeeft. In de loop van het project is er veel overleg geweest met SWV PO De Meierij, SWV VO De Meierij en SWV VO 30-06 Brabant-Noordoost. Dit heeft geresulteerd in schriftelijke samenwerkingsafspraken. 33 Met SWV Helmond-Peelland is de afspraak gemaakt dat de zorgplicht niet bij De Zwengel ligt, maar bij de school van herkomst. Deze gaat samen met De Zwengel op zoek naar een passende plek. Is er geen school van herkomst, dan is het postcodegebied van de woonplaats van de leerling leidend. De bestuurlijke afspraken met SWV PO de Kempen en VO Eindhoven-de Kempen (en met de andere SWV'en waar de leerlingen van De Zwengel vandaan komen) zijn nog niet afgerond. 4.7.4 Beleid voor leerlingen die niet kunnen uitstromen naar onderwijs Voor een zeer kleine groep leerlingen zijn De Zwengel en Herlaarhof handelingsverlegen. Voor deze leerlingen vraagt De Zwengel een leerbaarheidsonderzoek aan, of schakelt zij het CCE in voor advies. 33 Zie bijlagen 8, 9 en 10. -47- In het beleid is opgenomen dat het advies dat uit het leerbaarheidsonderzoek komt, bindend is. Als het advies luidt dat pas na behandeling onderwijs mogelijk is, dan wordt een beroep gedaan op tijdelijke leerplichtontheffing. Het verzoek hiertoe dient door de ouders ingediend te worden, waarbij de onderbouwing van De Zwengel en Herlaarhof komt. 4.7.5 Trajectbegeleiding bij doorplaatsing Naast het schooladvies en de afspraken met de samenwerkingsverbanden is een derde belangrijke ontwikkeling de trajectbegeleiding bij doorplaatsing. 34 Voor alle leerlingen die de overstap maken van De Zwengel naar een vervolgschool, is een vorm van trajectbegeleiding gewenst. De trajectbegeleiders van De Zwengel begeleiden als specialisten op het terrein van psychiatrische problematiek de leerlingen van De Zwengel bij hun overstap naar een andere school. De trajectbegeleiders zorgen voor overdracht van kennis en handelingsadviezen en een goede introductie van de leerlingen op de scholen. Op die scholen krijgen de leerlingen begeleiding van de daar werkzame ambulant begeleiders van het SWV. Er is een stappenplan met vaste afspraken over het inschakelen van trajectbegeleiders (zie bijlage 3). Enkele van die afspraken zijn: - ouders en leerling geven toestemming voor trajectbegeleiding; - intern vindt afstemming plaats tussen de IB'er en/of de mentor en de trajectbegeleider; - de trajectbegeleider neemt de schoolrelevante gegevens van De Zwengel en Herlaarhof mee naar de vervolgschool; - de invulling van de begeleiding vindt plaats in samenspraak met school, leerling en ouders. Er vindt in ieder geval een overdracht plaats, en een observatie met nagesprek; - verdere invulling is afhankelijk van wat de betreffende leerling nodig heeft. De trajectbegeleiders van De Zwengel worden ook in andere situaties ingezet, bijvoorbeeld voor leerlingen die korte tijd bij Herlaarhof behandeld worden in verband met een crisis. In het geval van overplaatsing naar een andere (semi-)residentiële instelling verzorgen de trajectbegeleiders de informatieoverdracht aan het onderwijs. Vanwege hun bijzondere positie, namelijk verbonden aan De Zwengel en indirect dus ook aan Herlaarhof, kunnen de trajectbegeleiders goed zorgdragen voor een warme overdracht naar een andere instelling. 34 In 2008 heeft het bestuur van De Zwengel besloten om de geoormerkte PAB- en TAB-gelden samen te voegen en aan te vullen met een blijvende investering uit eigen middelen, om de trajectbegeleiding te bekostigen. De trajectbegeleiding wordt gezien als een essentieel onderdeel van de onderwijs/ zorgarrangementen die Herlaarhof en De Zwengel aanbieden. -48- 4.7.6 Uitstroom van de verschillende doelgroepen leerlingen Leerlingen die De Zwengel verlaten kunnen worden onderverdeeld in: 1. leerlingen die vóór de behandeling regulier onderwijs volgden en die na de behandeling terugkeren naar het regulier onderwijs (soms wordt voor deze leerlingen een PCLbeschikking aangevraagd voor SBAO of voor Praktijkonderwijs); 2. leerlingen die vóór de behandeling speciaal onderwijs volgden en die na de behandeling terugkeren naar het speciaal onderwijs; 3. leerlingen die vóór de behandeling regulier onderwijs volgden en aan wie tijdens de behandeling een toelaatbaarheidsverklaring voor speciaal onderwijs is toegekend; 4. leerlingen die vóór de behandeling speciaal onderwijs volgden en die na de behandeling hun schoolloopbaan op het regulier onderwijs kunnen vervolgen; 5. leerlingen met uitstroomperspectief dagbesteding of arbeid. Voor deze groepen gelden verschillende opties: Ad 1. Van regulier naar regulier, met drie mogelijkheden: I. Terug naar de school van herkomst, die de leerling passend onderwijs en passende begeleiding kan bieden. De fasering is in grote lijnen als volgt: - bij instroom is er contact met de trajectbegeleiders en wordt een afsprakenoverzicht opgesteld; - de school wordt gedurende de tijd dat de leerling op De Zwengel verblijft op de hoogte gehouden van de vorderingen van de leerling; - op basis van het integraal advies wordt duidelijk of de school van herkomst passend onderwijs kan bieden; - er vindt een warme overdracht plaats door de trajectbegeleiders; - de ouders melden de leerling schriftelijk aan; - de leerling wordt toegelaten. II. Niet terug naar de school van herkomst, maar op basis van het schooladvies van De Zwengel en Herlaarhof naar een school die meer mogelijkheden voor ondersteuning kan bieden. In het kader van de zorgplicht is het de verantwoordelijkheid van De Zwengel om een passende school te zoeken. De Zwengel vraagt aan de school van herkomst, en zo nodig ook het samenwerkingsverband, of zij wil helpen bij het vinden van een passende school. De fasering ziet er in grote lijnen als volgt uit: - De Zwengel neemt contact op met de school waarvan wordt vermoed dat er een passend onderwijsaanbod is dat aansluit op de pedagogische en didactische onderwijsbehoeften van de leerling; - overleg tussen De Zwengel, de ouders, de leerling en de school; - de school onderzoekt of zij passend onderwijs kan bieden en geeft uitsluitsel; - de ouders melden de leerling schriftelijk aan; - de school laat de leerling toe. -49- III. Van PO naar VO. Voor leerlingen die in augustus de overstap maken van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs adviseert De Zwengel, in nauw overleg met de school van herkomst, het type voortgezet onderwijs. Ouders kunnen hun kind dan tijdig aanmelden. De Zwengel stemt met de school van herkomst af of het voor de leerling gewenst is dat hij het lopende schooljaar afmaakt op De Zwengel. Ad 2. Van speciaal naar speciaal Vanaf 1 augustus 2014 hebben leerlingen die het advies (voortgezet) speciaal onderwijs krijgen, een toelaatbaarheidsverklaring van het samenwerkingsverband nodig om te worden toegelaten op het speciaal onderwijs. Ad 3. Van regulier naar speciaal (SO, VSO) en naar SBAO en PRO Per 1 augustus 2014 geldt dat - met uitzondering van PRO-leerlingen - voor deze leerlingen een toelaatbaarheidsverklaring moet worden aangevraagd bij het samenwerkingsverband. De leerlingen die na het verblijf op De Zwengel het advies krijgen om naar het PRO te gaan, hebben tot 1 januari 2016 een indicatie nodig van de Regionale Verwijzingscommissie (RVC). Vanaf 1 januari 2016 wordt PRO ondergebracht in passend onderwijs. De SWV'en verzorgen dan de ondersteuningstoewijzing voor PRO en DUO 35 regelt de financiële afhandeling. Ad 4. Van speciaal naar regulier Dit betreft de leerlingen die volgens het advies van De Zwengel naar een reguliere school kunnen. De Zwengel neemt contact op met de school die naar verwachting het passende ondersteuningsaanbod kan bieden. Vanzelfsprekend gebeurt een en ander in overleg met ouders en leerling. De reguliere school onderzoekt of zij de leerling inderdaad passend onderwijs kan geven. Denkt zij daar niet toe in staat te zijn, dan wordt aangeklopt bij het samenwerkingsverband. Ad 5. Van school naar arbeidsmarkt of dagbesteding (leerplichtontheffing) In 2013 is de Wet kwaliteit speciaal en voortgezet speciaal onderwijs ingegaan. In deze wetgeving wordt gesproken over drie uitstroomprofielen: onderwijs, arbeidsmarkt en dagbesteding. Ook voor leerlingen van De Zwengel kan uitstroom naar arbeid of dagbesteding gelden. 35 Dienst Uitvoering Onderwijs. -50- In mei 2013 heeft De Zwengel haar visiedocument 'Ik wil werken' afgerond. In dit document beschrijft De Zwengel de leerroute, de procesdiagnostiek en de procesbegeleiding rondom arbeidstoeleiding en de aansluiting op de arbeidsmarkt. De Zwengel zoekt hierbij nadrukkelijk samenwerking met andere scholen, specifiek met scholen voor voortgezet speciaal onderwijs. Mede door deze samenwerking kan De Zwengel in enkele branches onderwijs aanbieden waarmee leerlingen een erkend certificaat kunnen behalen. In schooljaar 2012/2013 is een contract afgesloten met een ROC 36 waardoor de mogelijkheid voor diplomering dan wel certificering AKA 37 is ontstaan. De Zwengel gaat in schooljaar 2014/2015 de entreeopleidingen (voormalig MBO niveau 1) invoeren in samenwerking met het ROC. Om uitval te voorkomen wil De Zwengel, binnen de nieuwe wettelijke kaders, netwerken ontwikkelen en uitbreiden. Zo participeert zij al in verschillende werkverbanden, die per regio in al hun verscheidenheid zijn georganiseerd. Ook is er structureel contact met het UWV 38. 4.7.7 Onderwijs/zorgarrangementen Herlaarhof en De Zwengel bieden geïntegreerde onderwijs/zorgarrangementen aan. Eén kind, één plan is daarvan het belangrijkste voorbeeld. Daar gaat deze werkwijzer over. Deze paragraaf gaat kort in op de arrangementen die beide instellingen gezamenlijk aanbieden. Naast het verzorgen van onderwijs aan de leerlingen die op de school staan ingeschreven, wordt van het speciaal onderwijs onder Passend onderwijs ook gevraagd onderwijs/zorgarrangementen te (helpen) ontwikkelen op vraag van het (reguliere) onderwijsveld. Het streven van Passend onderwijs is immers om, daar waar mogelijk en verantwoord, de deskundigheid naar de leerling te brengen in plaats van de leerling naar een speciale school. In de regio van de Meierij is in augustus 2014 een pilotproject begonnen voor het volledige spectrum van de onderstaande onderwijs/zorgarrangementen. In de pilot worden zowel de inhoud als de werkwijze en de financiële onderbouwing verder uitgewerkt. 36 37 38 Regionaal opleidingen centrum. Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. -51- Overzicht onderwijs/zorgarrangementen van De Zwengel en Herlaarhof Preventie Herlaarhof en De Zwengel willen gezamenlijk onderwijs/zorgarrangementen aanbieden aan kinderen en jongeren die, op basis van hun psychiatrische problematiek, een grote kans maken een verwijzing te krijgen voor speciaal onderwijs. Het doel is een jongere op zijn oorspronkelijke school te laten functioneren. -52- Leerling op eigen school laten functioneren Onderdelen van dit arrangement kunnen zijn: - consultatie door medewerkers van Herlaarhof en De Zwengel; - begeleiding door (specialistische) onderwijsbegeleiders op methodisch-didactisch en pedagogisch gebied; - vertaalslag maken van psychiatrische problematiek naar onderwijstaal, en het aanreiken van handvatten; - begeleiding van kind en gezin door specialisten van Herlaarhof; - een integraal handelingsplan opstellen in samenwerking met Herlaarhof. Consultatie, advies en training Onderdelen van dit arrangement kunnen zijn: - het bieden van consultatie en scholing door (specialistische) onderwijsbegeleiders aan docenten in het regulier en speciaal onderwijs op onderwijskundig en orthopedagogisch gebied; - het bieden van consultatie en scholing door specialisten van Herlaarhof en De Zwengel aan leerkrachten in het regulier of speciaal onderwijs op het gebied van psychiatrische problematiek. Thuiszitters en zorgmijders Dit onderwijs/zorgarrangement is voor leerlingen die een tweeledige aanpak nodig hebben, zowel vanuit zorg als vanuit onderwijs. Het arrangement bestaat uit: - een onderwijsdeel, gericht op de terugkeer van de jongere naar school in de vorm van een individuele leerroute. Deze individuele leerroute onder de naam 'Return' 39 is ontwikkeld vanuit het plaatsbekostigd onderwijs, en kan ook voor thuiszitters worden ingezet; - een zorgdeel, gericht op het toeleiden naar zorgverlening van jongeren die thuiszitten en/of zorg mijden. Herlaarhof heeft hiervoor het programma 'Pubers in de knel' 40 ontwikkeld. Het is een vorm van 'bemoeizorg' voor jongeren. Dit deel wordt bekostigd vanuit de Wmo-financiën van de gemeenten en in de toekomst vanuit de gemeentegelden voor jeugdzorg. Vanaf medio 2013 maakt dit programma (inclusief de medewerkers) onderdeel uit van het FACT jeugdteam voor de regio de Meierij. FACT staat voor Functional Assertive Community Treatment, dat wil zeggen dat Herlaarhof jongeren die zorg mijden actief benadert in hun eigen omgeving. Het is een samenwerking tussen Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof, Centrum Adolescenten Psychiatrie (beide onderdeel van de Reinier van Arkel groep), Oosterpoort (een instelling voor complexe jeugdzorg) en Novadic Kentron (expert op het gebied van verslavingszorg). 39 40 Zie bijlage 11. Zie bijlage 11. -53- Behandeling Bij deze onderwijs/zorgarrangementen gaat het over het onderdeel 'specialistische zorg en specialistisch onderwijs'. Het betreft de leerlingen die onderwijs volgen in het kader van behandeling, voor wie wordt uitgegaan van één kind, één plan. (Dit is ook het onderdeel waar het OC+-project zich vooral op gericht heeft.) Overdracht en terugvalpreventie In de loop van dit project hebben Herlaarhof en De Zwengel samen geleerd dat het voor cliënt/leerling niet altijd goed is om ze tegelijkertijd 'los' te laten, al schrijft de wet dit wel voor. De Zwengel en Herlaarhof zien het als hun gezamenlijke opdracht om per leerling te beoordelen wanneer hij of zij - ook tijdens de behandeling door Herlaarhof - de overstap kan maken naar niet plaatsbekostigd onderwijs. De twee instellingen zijn ervan overtuigd dat een verantwoorde overstap naar niet plaatsbekostigd onderwijs het beste gerealiseerd kan worden door de behandeling en het plaatsbekostigd onderwijs niet op hetzelfde moment te laten aflopen, omdat de overgang dan te abrupt is. Voor leerlingen is het belangrijk dat ze gefaseerd de overstap maken naar het eerste en tweede milieu (zachte landing; zie ook 4.7.2). Veel scholen in het regulier onderwijs hebben behoefte aan een vorm van trajectbegeleiding, als een leerling: - op de wachtlijst van de kliniek staat en al wel poliklinisch behandeld wordt, maar (voorlopig) op de eigen school blijft; - onderwijs heeft gevolgd op De Zwengel en naar de school van herkomst terugkeert of naar een andere school gaat. Ook ouders (het gezin) kunnen extra ondersteuning nodig hebben. Herlaarhof kan die bieden in de vorm van tijdelijke, gespecialiseerde begeleiding in de thuissituatie. Indien nodig draagt Herlaarhof daarna in overleg met de ouders de begeleiding over aan een wijkteam of team van het Centrum voor Jeugd en Gezin. -54- 5. DE OPBRENGSTEN VAN HET PROJECT 5.1 De ontwikkeling en verbetering van een registratiesysteem Het registratiesysteem waarin informatie wordt vastgelegd over de instroom (de schoolsituatie vóór plaatsing op De Zwengel), doorstroom en uitstroom (de schoolsituatie ná verblijf op De Zwengel) 41 is een concrete opbrengst van het project. Vanaf nu houdt De Zwengel deze gegevens van alle leerlingen bij. Het systeem levert niet alleen informatie die relevant is voor De Zwengel en Herlaarhof, maar het biedt ook de samenwerkingsverbanden inzicht in leerlingstromen. Het registratiesysteem van De Zwengel is beschikbaar voor andere scholen die plaatsbekostigd onderwijs geven (zie bijlage 6). 42 5.2 Hernieuwde kijk op de samenwerking met de school van herkomst Bij de start van het project was het uitgangspunt dat de school van herkomst de leerling na de beëindiging van de behandeling weer zou moeten opnemen. Hiertoe zou een contract gesloten moeten worden tussen De Zwengel en de school van herkomst, waarin de laatste een terugkeergarantie geeft, of zich bereid verklaart te helpen bij het vinden van een passende andere plek binnen het betreffende samenwerkingsverband. 43 Deze doelstelling is niet gehaald. In de loop van het project wordt duidelijk dat slechts (ruim) een derde van de leerlingen terugkeert naar de school van herkomst. Dit inzicht maakt een herformulering van de relatie met de school van herkomst nodig. Het accent komt dan vooral te liggen op het delen van informatie over de leerling, om zo gezamenlijk een doorgaand onderwijstraject voor hem of haar te realiseren. De samenwerkingsverbanden en de scholen van herkomst worden belangrijke samenwerkingspartners van De Zwengel. 44 Een essentiële rol daarin spelen de trajectbegeleiders van De Zwengel (in het eerste projectjaar nog ambulant begeleiders genoemd). Zij onderhouden de contacten met de scholen van herkomst, van de instroom tot en met de uitstroom en nazorg. Hiertoe zijn verschillende protocollen en procedures ontwikkeld. 45 Daarmee is een deel van de doelstelling van het project uitgewerkt, namelijk de ontwikkeling van een procedure waardoor er een sluitende aanpak komt voor leerlingen, zodat ze na behandeling en onderwijs terecht kunnen op een vervolgschool. 41 42 43 44 45 Zie paragraaf 3.4.1 en 4.2.1 voor een analyse van de gegevens in de twee projectjaren. Zie www.dezwengel.nl voor de contactgegevens. Zie paragraaf 3.3. Zie paragraaf 4.3. Zie paragraaf 4.4 en 4.7.5 en de daarin vermelde bijlagen. -55- Per augustus 2014 is de financiering van de trajectbegeleiding veranderd. De gelden voor de preventieve ambulante begeleiding ((PAB) en terugplaatsings ambulante begeleiding (TAB) gaan in schooljaar 2014/2015 naar de SO/VSO-besturen. In het overgangsjaar 2014/2015 wordt besproken en vastgesteld hoe deze gelden ingezet worden; per 1 augustus 2015 gaan de PAB- en TAB-gelden over naar de samenwerkingsverbanden. Alle gelden voor geïndiceerde ambulante begeleiding (GAB) gaan (uiterlijk) per 1 augustus 2016 naar de samenwerkingsverbanden. Vanaf die datum dienen de besturen van de SWV'en afspraken gemaakt te hebben over het inzetten van deze financiering. Met SWV VO De Meierij, SWV PO De Meierij en SWV VO 30-06 Brabant-Noordoost zijn inmiddels samenwerkingsafspraken gemaakt, waardoor de akkoordverklaringen met de scholen zijn komen te vervallen. Sinds schooljaar 2013/2014 wordt gewerkt met een afsprakenoverzicht (zie bijlage 5). Dit werkt in de praktijk heel goed; de scholen zijn meer betrokken en positiever: 'Er is bereidheid om, indien nodig, in overleg met ons en het betreffende samenwerkingsverband te zoeken naar een passende onderwijsvorm voor de leerling bij uitstroom op De Zwengel.' 5.3 Verdere afstemming en samenwerking tussen De Zwengel en Herlaarhof Een andere doelstelling van het project, een betere afstemming tussen zorg (behandelsetting) en de aan de zorginstelling verbonden school (één kind, één plan), is in ruime mate bereikt. Door het OC+-project is de samenwerking en afstemming tussen De Zwengel en Herlaarhof in de twee projectjaren regelmatig onderwerp van overleg geweest. Dit heeft onder meer geleid tot een aantal hernieuwde afspraken en nieuwe ontwikkelingen in de samenwerking. Samengevat komen deze neer op het volgende: • In het eerste projectjaar is een belangrijk inzicht tot stand gekomen: het onderwijs op De Zwengel dient niet automatisch gekoppeld te zijn aan de duur van de behandeling bij Herlaarhof. De school heeft haar plaats binnen het onderzoek en de behandeling door Herlaarhof. Een leerling start met het onderwijs op De Zwengel zodra Herlaarhof dit in het kader van het onderzoek en de behandeling van de leerling nodig vindt. Het onderwijs op De Zwengel eindigt als Herlaarhof aangeeft dat plaatsbekostigd onderwijs voor de leerling niet langer nodig is. Dit alles gebeurt uiteraard in nauwe afstemming met De Zwengel. Zij moet immers kunnen voldoen aan haar zorgplicht ten aanzien van een doorlopend onderwijstraject. 46 • Herlaarhof stelt de integrale behandeldoelen vast. De Zwengel vertaalt deze behandeldoelen in een onderwijskundige aanpak met bijbehorende doelen voor de 46 Zie paragraaf 4.7.1 en 4.7.2. -56- • • • • • 47 48 49 leerlingen. Dit vraagt om afstemming en veelvuldig overleg, zowel inhoudelijk als bedrijfsmatig. 47 De Zwengel heeft, net als alle scholen voor speciaal onderwijs, een eigen Commissie van Begeleiding. De CvB kijkt mee hoe de opdracht om aan deze leerlingen plaatsbekostigd onderwijs te geven gerealiseerd kan worden, en of de condities voldoende zijn wat de behandelcontext betreft. Een gedragsdeskundige van Herlaarhof maakt deel uit van de CvB van De Zwengel. Op basis van het behandelplan, gegevens van de school van herkomst, testgegevens en observatiegegevens vanuit De Zwengel, stelt de CvB een OPP vast. Op deze manier is een geïntegreerd toelatingsadvies gewaarborgd. Daarnaast heeft De Zwengel een belangrijke functie bij het observeren van leerlingen en de terugkoppeling van haar bevindingen naar Herlaarhof in het kader van diagnostiek en behandeling. De Zwengel en Herlaarhof hechten grote waarde aan een goede samenwerking met de ouders. Daarom hebben zij afspraken gemaakt over de manier waarop met de ouders wordt gecommuniceerd. Investeren in duidelijkheid en afspraken maken bij de voordeur (op het moment dat de leerling is toegelaten op De Zwengel) betaalt zich ruimschoots terug in samenwerking gedurende de periode dat een leerling op school zit, en voorkomt ook problemen bij de achterdeur (als de leerling De Zwengel weer verlaat). 48 De beschikbaarheid en uitwisseling van informatie tussen ouders, betrokken scholen en samenwerkingsverbanden over het perspectief van de leerling, zijn belangrijke succesfactoren om kinderen en jongeren één doorlopend (onderwijs)traject te bieden. Tijdens het OC+-project heeft De Zwengel het beleid ontwikkeld om voor elke leerling ieder halfjaar een integraal schooladvies op te stellen, samen met Herlaarhof. Voortdurend wordt eraan gewerkt om de uitvoering van de gezamenlijke afspraken beter op elkaar af te stemmen, bijvoorbeeld rondom crisisplaatsingen of plaatsing van leerlingen die in de zomervakantie voor behandeling op Herlaarhof worden opgenomen; in beide gevallen heeft De Zwengel vooraf geen contact met de leerling en zijn ouders. Voorgesteld is om vast te leggen dat in geval van spoedplaatsingen op Herlaarhof, De Zwengel binnen een week na aanmelding van de leerling de overleggen met zowel leerling, ouders als school van herkomst heeft gevoerd. De samenwerking tussen Herlaarhof en De Zwengel heeft niet alleen geleid tot het oplossen van de doorplaatsingsproblematiek voor leerlingen die De Zwengel na behandeling verlaten, maar heeft ook een spectrum aan onderwijs/zorgarrangementen opgeleverd. 49 Dat ligt in lijn met de intentie dat onder Passend onderwijs de deskundigheid van het speciaal onderwijs op vraag beschikbaar gesteld wordt aan het (regulier) onderwijs, bijvoorbeeld door onderwijs/zorgarrangementen aan te bieden. Het streven van Passend onderwijs is immers om, daar waar mogelijk en verantwoord, Zie paragraaf 3.5. Zie paragraaf 4.5. Zie paragraaf 4.7.7. -57- • 5.4 de deskundigheid naar de leerling te brengen in plaats van de leerling naar een speciale school. Herlaarhof en De Zwengel werken verder aan een gemeenschappelijk aanbod aan samenwerkingsverbanden en scholen. Bij de samenwerking is het uitgangspunt dat het belang van de cliënt/leerling voorop staat. Beide instellingen hebben echter rekening te houden met de eigen regelgeving; enerzijds die van het speciaal onderwijs en anderzijds die van de (geestelijke) gezondheidszorg. 50 De bekostiging voor de leerlingen van De Zwengel geschiedt op voorwaarde dat De Zwengel en Herlaarhof hun samenwerking in een overeenkomst hebben vastgelegd, waarin staat hoe zij vormgeven aan de uitwerking van één kind, één plan' (zie bijlage 7). Samenwerking met de samenwerkingsverbanden PO en VO De samenwerkingsverbanden zijn een belangrijke schakel in de continuering van een onderwijsaanbod aan leerlingen die na behandeling en plaatsbekostigd onderwijs weer zijn aangewezen op een andere school. In het eerste projectjaar heeft De Zwengel met name afspraken gemaakt met SWV VO De Meierij over leerlingen die na afloop van het plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel een indicatie voor VSO kregen, maar die wegens plaatsgebrek niet werden toegelaten. SWV VO De Meierij heeft dit probleem opgepakt en hierover afspraken gemaakt met de scholen van het samenwerkingsverband en De Zwengel. 51 In de loop van het project werd een en ander steeds concreter, wat resulteerde in samenwerkingsafspraken met SWV VO De Meierij, SWV PO De Meierij, SWV VO 30-06 Brabant-Noordoost en SWV HelmondPeelland. 52 Omdat de leerlingen uit een groot gebied komen, ligt er de uitdaging om ook met de andere (ca. vijftien) samenwerkingsverbanden tot overeenkomsten te komen. Daarbij streeft De Zwengel er in eerste instantie naar om contracten over de doorplaatsing van leerlingen te sluiten met samenwerkingsverbanden waar de school bestuurlijke afspraken mee heeft, of waar zij bestuurlijk nauw bij betrokken is. 50 51 52 Zie paragraaf 2.6. Zie paragraaf 3.6. Zie paragraaf 4.7.3 en bijlagen 8, 9 en 10. -58- 5.5 Voorkomen van thuiszitten Het voorkomen van thuiszitten was een van de belangrijkste doelstellingen bij de start van het project. De Zwengel en Herlaarhof vinden dat ze in die missie grotendeels geslaagd zijn. Thuiszitten van leerlingen na onderwijs op De Zwengel wordt door de volgende aanpak voorkomen: • De Zwengel maakt voor de toelating van een leerling op haar school afspraken met de school van herkomst. • De Zwengel heeft, indien nodig, vroeg contact met het samenwerkingsverband als er problemen worden verwacht bij de uitplaatsing. • De Zwengel treedt, bij voorkeur samen met de school van herkomst, in overleg met het betreffende samenwerkingsverband als terugplaatsing van de leerling op de school van herkomst na beëindiging van de behandeling door Herlaarhof niet wenselijk of mogelijk is. • De Zwengel geeft in goed overleg met Herlaarhof aan het onderwijs (school van herkomst en samenwerkingsverband) aan, wat de leerling van een school nodig heeft om met succes aan onderwijs te kunnen deelnemen. • De Zwengel is bereid een leerling ook na beëindiging van plaatsbekostigd onderwijs voor rekening van het samenwerkingsverband nog enige tijd onderwijs te bieden als het samenwerkingsverband nog niet kan voorzien in passend onderwijs. • De Zwengel adviseert ouders van leerlingen met het uitstroomprofiel onderwijs uitsluitend leerplichtontheffing aan te vragen op basis van de bevindingen uit het leerbaarheidsonderzoek of een advies van het CCE. • De Zwengel volgt het principe dat geen enkele leerling De Zwengel verlaat zonder aansluitend passend onderwijs. Uitzonderingen hierop vormen leerlingen die leerplichtontheffing hebben en leerlingen met uitstroomprofiel arbeid of dagbesteding. • Vanaf april 2013 is dit principe uitgebreid en in beleid vastgelegd: geen leerling verlaat De Zwengel als er geen passend onderwijs of arbeid voor die leerling beschikbaar is. Uitzonderingen hierop zijn uiteraard de kinderen en jongeren die (voorlopig) geen onderwijs kunnen volgen. Voor deze leerlingen geven De Zwengel en Herlaarhof gezamenlijk een zorgadvies. 5.6 De opbrengsten van het project voor De Zwengel en Herlaarhof Het project heeft geleid tot een nog sterker besef: - dat het van essentieel belang is om 'zorglogistiek' en 'onderwijslogistiek' goed op elkaar af te stemmen. Het gaat dan met name om opname en ontslag van kinderen die in Herlaarhof zijn opgenomen en die geïndiceerd worden voor onderwijs op De Zwengel. Verschillende niveaus in de organisatie geven uitvoering aan de afstemming van de onderwijs- en zorglogistiek (behandelcoördinator, intern begeleider, manager kliniek, directie onderwijs); -59- - - dat een kind of jongere zijn plaats in de maatschappij moet zien te vinden, het liefst zo zelfstandig mogelijk, en dat het onderwijs hierin een essentiële rol speelt. Een startkwalificatie halen is een 'ticket to ride' voor maatschappelijke participatie. Een bijdrage hieraan leveren, met zo weinig mogelijk verlies aan onderwijstijd, is niet altijd gemakkelijk, maar 'machtig mooi'; dat het afronden van de behandeling én de terugplaatsing naar de school van herkomst (of een nieuwe school) beide een zachte landing behoeven. De jongere en zijn ouders (het gezin) dienen weer een evenwicht te vinden, zeker na een klinische opname. Ook op de nieuwe school is het zoeken van de balans een uitdaging. Geleidelijke vermindering van zorg of begeleiding en een goede overdracht zijn van essentieel belang om de jongere zijn plaats te laten vinden. Met de uitvoering van het project hebben De Zwengel en Herlaarhof gezamenlijk goede ontwikkelingen in gang gezet, zoals: • Onderwijs/zorgarrangementen voor thuiszitters. Doel is langdurig thuiszitters of hoogfrequent school mijdende kinderen en jongeren, en hun ouders, tot zorg te motiveren om onderwijs te herstellen of op te bouwen. De trajecten 'Pubers in de Knel' (Herlaarhof) en 'Return' (De Zwengel) kunnen op maat in combinatie worden aangeboden (zie bijlage 11). In de afgelopen jaren is hier veel ervaring mee opgedaan in twee regio's. • Preventieve onderwijs/zorgarrangementen. In samenwerking met het regulier en speciaal onderwijs wordt met deze arrangementen bevorderd dat een kind of jongere zo lang mogelijk in zijn eigen omgeving kan functioneren, tenzij het nodig is om een speciale omgeving te creëren. De arrangementen kunnen op maat worden gemaakt, samen met de ouders en de school van het kind. • Consultatie, advies en scholing. Dit zijn maatwerkarrangementen op verzoek van het regulier en speciaal onderwijs. Het kan bijvoorbeeld gaan om scholingsarrangementen voor leerkrachten, maar ook om leerbaarheidsonderzoeken voor leerlingen met psychiatrische problematiek. • Arrangementen voor terugvalpreventie. Deze houden in: kortdurende ambulante begeleiding in het gezin en op de nieuwe school, na beëindiging van de behandeling en de overgang naar een nieuwe school. Het gaat erom betrokkenen te helpen een nieuw evenwicht te vinden. Vanaf augustus 2014 participeert Herlaarhof hier explicieter in. Daarnaast is onder meer het volgende ondernomen: • De Zwengel en Herlaarhof hebben in 2013 een aantal behandelaren laten trainen in het uitvoeren van leerbaarheidsonderzoeken bij jeugdigen; zij kunnen nu zelf deze onderzoeken uitvoeren in de regio’s waarin zij werkzaam zijn. • Herlaarhof heeft een FACT jeugdteam voor de Meierij in werking met directe lijnen naar (de ambulante begeleiding van) De Zwengel. -60- Voor de toekomst hebben Herlaarhof en De Zwengel ook al plannen geformuleerd. Mede op basis van de gegevens die het OC+-project heeft opgeleverd (dankzij het registratiesysteem) worden in de komende tijd de volgende onderzoeksvragen uitgewerkt. • • • • • • • 53 De cliënten van Herlaarhof die aangewezen zijn op onderwijs in de context van de kinder- en jeugdpsychiatrische behandeling, zijn alleen cliënten die uit de zorgtrajecten 1, 2 of 3 afkomstig zijn. 53 Aanvullende vragen hieromtrent zijn: - heeft een cliënt uit zorgtraject complex 3 ook meer onderwijsbeperkingen dan bijvoorbeeld een cliënt uit zorgtraject complex 2 of 1? - zijn er ook cliënten met complexe 3 problematiek die niet worden geïndiceerd voor De Zwengel, bijvoorbeeld in verband met 'beschermende factoren'? Welke factoren zijn dat dan? Klopt de hypothese dat kinderen en jongeren met een complex 3 zorgtraject eerder afkomstig zijn uit het speciaal onderwijs dan kinderen uit de zorgtrajecten complex 1 en 2, en zullen zij ook in grotere mate na behandeling doorgeplaatst worden naar het speciaal onderwijs? De hypothese is dat de leerlingen die kort op De Zwengel verblijven, de leerlingen zijn die over het algemeen terug kunnen naar het regulier onderwijs. (NB: Hiermee worden niet de leerlingen bedoeld die op een crisisplaats zijn opgenomen.) Klopt deze hypothese? Leerlingen die kort plaatsbekostigd onderwijs volgen op De Zwengel gaan vaker terug naar de school van herkomst dan leerlingen die langer op De Zwengel verblijven. Klopt de hypothese 'hoe korter Herlaarhof het plaatsbekostigd onderwijs van De Zwengel nodig heeft bij de behandeling, hoe groter de kans is dat de leerling kan teruggaan naar de school van herkomst'? Klopt het vermoeden dat een grote groep VO-leerlingen na het plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel verder onderwijs volgt op een lager niveau? Zo ja, wat zijn de oorzaken daarvan? Is bijvoorbeeld bij de eerdere schoolkeuze overwegend rekening gehouden met de sterke kanten van de leerling en onvoldoende met zijn of haar zwakke kanten, of droeg de omgeving bij aan een (te) hoog streefniveau? Waarom zijn zoveel PO-leerlingen na het plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel aangewezen op meer begeleiding dan de school van herkomst kan bieden? Was de school ook voor de behandeling van de leerling al handelingsverlegen? Heeft de school tijdig voldoende (externe) ondersteuning ingeroepen? Hoe kan nog een efficiencyslag gemaakt worden in de samenwerking tussen Herlaarhof en De Zwengel? Het gaat om het optimaliseren van de werkprocessen (met aandacht voor het tijdig indiceren door Herlaarhof van het plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel), en het goed op elkaar afstemmen van de beëindiging van dat plaatsbekostigd onderwijs (zachte landing). Zie bijlage 13 voor een omschrijving van deze door Herlaarhof gebruikte begrippen. -61- · Welke specifieke problemen dienen zich aan bij leerlingen die korter dan zes weken plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel volgen? Wat kan De Zwengel in (maximaal) zes weken wel en niet realiseren? Welke specifieke afspraken moet De Zwengel met betrekking tot deze leerlingen met de samenwerkingsverbanden maken? Voorts bestaat de wens de beschrijving van de complexe zorgpaden (1, 2 en 3) uit te breiden met de onderwijsproblematiek die bij die cliënten speelt. Het resultaat hiervan moet een integrale beschrijving zijn van de cliënten/leerlingen voor wie complexe zorgpaden zijn geïndiceerd, met inbegrip van het plaatsbekostigd onderwijs aan De Zwengel. -62- 6. AANDACHTSPUNTEN EN AANBEVELINGEN VOOR DE OVERDRAAGBAARHEID Een belangrijke doelstelling van alle OC+-projecten is de overdraagbaarheid van de opgedane expertise. In de voorliggende hoofdstukken is beschreven hoe de problematiek van de doorplaatsing van leerlingen in dit project is aangepakt. Hieronder staan ter aanvulling aandachtspunten en aanbevelingen die relevant zijn voor scholen, samenwerkingsverbanden en zorginstellingen die gezamenlijk aan de slag willen met de doorplaatsingsproblematiek. 6.1 Aandachtspunten Gedurende de looptijd van het OC+-project speelden verschillende ontwikkelingen in het veld, zoals de overgang naar Passend onderwijs en de transitie van de jeugdzorg, met de daarbij behorende wet- en regelgeving. Een en ander heeft geleid tot het formuleren van de volgende aandachtspunten: · · · Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Zij bereiden zich samen met zorgaanbieders, verzekeraars en cliënten voor om een goede 'landing' van deze transitie mogelijk te maken. Door de forse bezuinigingen die in het vooruitzicht worden gesteld (20-30% van het totale budget) is het de vraag of kinderen en jongeren met een complexe zorgvraag in de toekomst de zorg kunnen ontvangen die zij nodig hebben. Daarbij komt dat elke gemeente straks haar eigen beleid bepaalt. De gevolgen van de overheveling van zorg naar de gemeenten zullen dus in iedere gemeente anders zijn. Er zijn nog steeds (2014) lange wachtlijsten voor de kinder- en jeugdpsychiatrie, met overschrijdingen van de Treeknorm van zes weken. Dit kan consequenties hebben voor de samenwerking tussen onderwijs en zorg. Goede jeugdzorg voor kinderen die in hun ontwikkeling bedreigd worden en goed passend onderwijs gaan hand in hand. Samenwerkingsverbanden en gemeenten moeten op overeenstemming gericht overleg gaan voeren over het ondersteuningsplan (passend onderwijs) en over relevante onderdelen in het jeugdplan. Dat vraagt veel inzet van alle partijen. Er is bezorgdheid dat de afzonderlijke gemeenten en de afzonderlijke regio’s die per 2015 zorg inkopen bij zorginstellingen, onvoldoende oog hebben voor de 'kritische massa' die nodig is om de specialistische zorg (en daarmee het onderwijs in de context van deze specialistische zorg) in stand te houden. Het is van belang dat hierover in het op overeenstemming gericht overleg tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden heldere afspraken gemaakt worden. De invloeden van Passend onderwijs zijn nog onduidelijk en lastig te voorspellen. Van belang is wel dat de meerwaarde van de integrale trajecten (zoals die nu worden uitgezet door de combinatie van complexe zorg en onderwijs in het kader van die specialistische zorg) goed voor het voetlicht wordt gebracht, zowel in het onderwijsveld als bij gemeenten! -63- · · · · · Soms wordt pseudoregelgeving gehanteerd. Sommige scholen die plaatsbekostigd onderwijs bieden, sturen bij inschrijving van een leerling standaard een brief naar de school van herkomst met de mededeling dat de school van herkomst verplicht is de leerling terug te nemen als de behandeling en daarmee het plaatsbekostigd onderwijs stoppen. Deze regelgeving bestaat niet! Bovendien is gebleken dat de school van herkomst lang niet altijd de geschikte school is voor de leerling. Er zijn voorbeelden van zorginstellingen die óf geen onderwijs beschikbaar hebben, óf die (een deel van) hun capaciteit uitbreiden of verhuizen, zonder daarbij zorg te dragen voor plaatsbekostigd onderwijs. Dit kan leiden tot een onvoldoende aanbod aan onderwijs, waardoor jongeren dan in een instelling zitten zonder onderwijs. Soms worden zelfs de ouders door de zorginstelling verantwoordelijk gehouden voor het feit dat hun kind geen school heeft. De overheid die toestemming geeft voor dergelijke verhuizingen of uitbreidingen, zou erop moeten toezien dat onderwijs op de nieuwe locatie geborgd is. Aandacht voor passend onderwijs na kortdurende opname (crisisopname) in een zorginstelling is nodig. Aangeraden wordt hierover afspraken te maken met de betreffende samenwerkingsverbanden. In de zomer van 2013 is een zogenoemde Variawet ingediend. In deze wet stelt de minister voor om het niet aan de samenwerkingsverbanden over te laten welke tweede peildatum voor leerlingentelling wordt afgesproken, maar landelijk een vaste datum in te voeren, namelijk 1 februari. Een knelpunt hierbij is een mogelijke groei van het aantal leerlingen in de periode tussen 1 februari en 30 juli. Voor die leerlingen ontvangt de school dan geen bekostiging. Dit is zeker een aandachtspunt voor het afstemmingsoverleg met de samenwerkingsverbanden. De invoering van de Wet passend onderwijs heeft ook gevolgen voor de financiering van de ambulante begeleiding. Er zijn hiervoor diverse overgangsmaatregelen afgekondigd. Met ingang van 1 augustus 2016 dienen de besturen van de samenwerkingsverbanden afspraken gemaakt te hebben over het inzetten van deze financiering. Van belang hierbij is, dat de expertise gewaarborgd wordt van de trajectbegeleiders van de school die plaatsbekostigd onderwijs biedt. -64- 6.2 · · · · Aanbevelingen voor scholen die plaatsbekostigd onderwijs aanbieden Een zo concreet mogelijke afbakening van de doelgroepen leerlingen die aangewezen zijn op onderwijs in de context van de behandeling, of die om andere redenen aangewezen zijn op plaatsbekostigd onderwijs, verstevigt de positie van de school, zowel in de samenwerking met de instelling als in het onderwijsveld. Dit maakt het mogelijk om in het ondersteuningsprofiel van de school op te nemen voor welke doelgroep leerlingen deze school voor speciaal onderwijs geschikt is. Elk samenwerkingsverband heeft in het kader van Passend onderwijs de opdracht om een samenhangend geheel aan onderwijsvoorzieningen te hebben voor alle leerlingen uit de betreffende regio; een sluitend onderwijsaanbod. Daarbij is het relevant dat elke (speciale) school weet voor welke doelgroep leerlingen de school passend onderwijs biedt. Met een duidelijke definiëring van de doelgroep is de school niet alleen in staat om zich te profileren binnen het speciaal onderwijs, maar ook om aan het samenwerkingsverband kenbaar te maken welke positie zij inneemt in het sluitende onderwijsaanbod van het samenwerkingsverband. Kennis van de instroom-, doorstroom- en uitstroomgegevens van de school zijn onontbeerlijk. Gebruik een registratiesysteem om de leerlingen vanaf de start te volgen. Afspraken met de school van herkomst zijn van groot belang. De school van herkomst kan niet verplicht worden de leerling na behandeling terug te nemen, en dat is ook zeker niet altijd gewenst. Wel is gebleken dat de school van herkomst een belangrijke rol kan spelen bij het vinden van een passende plaats voor de leerling. Medewerking van de school van herkomst is dan ook essentieel. Een afsprakenlijst met betrekking tot de gevraagde medewerking zou de volgende punten kunnen bevatten: op aangeven van de behandelaar van de zorginstelling volgt de leerling in het kader van jeugdpsychiatrisch onderzoek en behandeling nu enige tijd plaatsbekostigd onderwijs op de school voor (V)SO; de school gaat in nauwe afstemming met de zorginstelling op zoek naar het antwoord op de vraag 'wat heeft deze leerling van een school nodig om daar met succes onderwijs te kunnen volgen' (zorgplicht); de school houdt de trajectbegeleider op de hoogte over de ervaringen met de leerling; Bespreek of de school van herkomst in aansluiting op het onderwijs op de (V)SOschool de leerling passend onderwijs kan bieden. Indien dat niet het geval is, overleg dan met de school van herkomst, het betreffende samenwerkingsverband en de ouders welke school dan wel passend onderwijs kan bieden. De trajectbegeleider begeleidt de leerling en de 'ontvangende' school bij de overgang van de leerling van het plaatsbekostigd onderwijs naar de vervolgschool. Vaak is het zo dat de behandeling door de zorginstelling pas afgesloten wordt nadat de leerling weer een passende plaats in het onderwijs gevonden heeft ('zachte landing'). Om terugplaatsing vanuit een school met plaatsbekostigd onderwijs minder moeizaam te laten verlopen dan voorheen, is in de Wet passend onderwijs opgenomen dat samenwerkingsverbanden hiervoor beleid moeten formuleren en dit moeten opnemen -65- · · · in het ondersteuningsplan. Verder wordt ervan uitgegaan dat onder Passend onderwijs terugplaatsing eenvoudiger wordt, omdat regulier en speciaal onderwijs samen in een samenwerkingsverband zitten en gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het aanbieden van een passende onderwijsplek aan álle leerlingen. De terugplaatsing wordt ook gestimuleerd doordat in de wet is geregeld dat de leerling op de (V)SO-school ingeschreven blijft tot een passende plek is gevonden. Het samenwerkingsverband blijft dan ook betalen voor de leerling. Van belang bij de doorplaatsing van leerlingen is dat er goede afspraken gemaakt worden, zeker met de scholen verbonden aan een zorginstelling. Een voorbeeld is dat voor kortdurende plaatsingen wordt afgesproken dat de leerling in principe terugkeert naar de school van herkomst. In dit kader is ook het beleid van gemeenten ten aanzien van plaatsing van kinderen in zorginstellingen van belang. In het OOGO kunnen samenwerkingsverbanden en gemeenten hierover afspraken maken. Als de school die het plaatsbekostigd onderwijs verzorgt aan 'de voordeur' het contact met de ouders en de leerling legt, komt dat de verdere samenwerking tussen ouders, leerling en school ten goede en voorkomt dat problemen bij 'de achterdeur'. Het is van belang om in een vroeg stadium het samenwerkingsverband te betrekken bij de uitstroom van de leerlingen. Maak hierover als instellingsschool afspraken met het samenwerkingsverband en leg deze vast. Denk bijvoorbeeld aan de bekostiging van de trajectbegeleiders van de school die plaatsbekostigd onderwijs aanbiedt. Deze trajectbegeleiders kunnen de leerlingen ondersteunen bij hun overstap naar verder passend onderwijs. De laatste aanbeveling is gericht aan de ministeries van VWS en Justitie. Zij zouden erop moeten toezien dat zorgaanbieders (en justitiële jeugdinrichtingen) bij uitbreiding, verhuizing of het elders starten van een voorziening, ook geregeld hebben dat er voor hun cliënten passend onderwijs beschikbaar is, al dan niet plaatsbekostigd. -66- BIJLAGE 1 IN- EN UITSTROOMGEGEVENS 2011/2012 OP DE ZWENGEL Instroomgegevens Herkomst van de 125 leerlingen uit het PO PO-leerling PO-leerling met indicatie speciaal onderwijs Totaal Herkomst van de 91 leerlingen uit het VO VO-leerling VO-leerling met indicatie speciaal onderwijs Totaal BAO SBAO SO Totaal 71 17 88 15 4 19 18 18 86 39 125 VSO MBO PRO Totaal 1 16 16 4 1 5 62 29 91 VO 57 12 69 1 % 69% 31% 100% % 68% 32% 100% 68 van de in totaal 216 leerlingen hebben een indicatie speciaal onderwijs; dat is 31%. -67- Uitstroomgegevens (vóór 1 augustus 2012) Van de 216 in het schooljaar 2011/2012 ingeschreven leerlingen werden er 62 vóór 1 augustus 2012 uitgeschreven; dat is 29%. Uitstroom van de 62 leerlingen Niet op andere school ingeschreven Naar V(S)O Naar PO Totaal uitstroom Aantal 11 22 29 62 % 18% 35% 47% 100% 11 leerlingen niet op andere school ingeschreven, maar - ontheffing leerplicht, naar zorgboerderij - vrijstelling leerplicht wegens behandeling - vrijstelling leerplicht - naar begeleid werk - verwijderd - ouder dan 18 jaar, wilden niet meer naar school - met ouders verhuisd naar elders in Nederland Totaal niet terug naar onderwijs Aantal 2 1 1 1 1 4 1 11 Herkomst VSO SBAO VO VO VSO VO VO 51 leerlingen (22+29) naar onderwijs uitgestroomd Terug naar school van herkomst Naar andere school, want meer begeleiding nodig Overstap van PO naar VO Om andere redenen niet terug naar school van herkomst Totaal weer naar onderwijs uitgestroomd Aantal 19 19 8 5 51 % 37% 37% 16% 10% 100% Hieronder staat een nadere specificatie van deze uitstroomgegevens. Nadere specificatie van leerlingen die naar school herkomst terugkeerden Terug naar BAO Terug naar SBAO Terug naar SO Terug naar VO Terug naar MBO Terug naar PRO Terug naar VSO Totaal terug naar school van herkomst Aantal 7 1 2 4 1 1 3 19 -68- Nadere specificatie van leerlingen die naar andere school gingen in verband met ondersteuningsbehoefte Van BAO naar SO van BAO naar SBAO Van SBAO naar SO Van VO naar VSO Totaal naar andere school Aantal 11 4 3 1 19 Nadere specificatie van overige uitstroom Van PO naar VO Van PO naar VSO Om andere redenen niet terug naar school van herkomst Totaal overig Aantal 5 3 5 13 Wat betreft de acht leerlingen die de overstap maakten van PO naar V(S)O wordt opgemerkt dat het vaak niet gewenst is dat een leerling, voorafgaand aan die overstap, nog voor enkele maanden terugkeert op de PO-school van herkomst. Het is van belang dat De Zwengel en het betreffende samenwerkingsverband tijdig overleggen over een passende oplossing voor deze leerlingen. Vijf leerlingen gingen om andere redenen niet terug naar de school van herkomst. Bij leerlingen die uitstroomden naar het regulier VO had dat zowel met het schooladvies als met het ondersteuningsprofiel van de school te maken. VO-leerlingen die al bezig zijn met hun eindexamencurriculum worden om die reden niet gemakkelijk toegelaten op een andere VO-school. Overleg tussen De Zwengel en het betreffende samenwerkingsverband over dit thema is nodig. Uitstroomgegevens (gedurende het schooljaar 2012/2013) Van de 216 in het schooljaar 2011/2012 ingeschreven leerlingen verlieten 91 leerlingen De Zwengel in het schooljaar 2012/2013. Dat is 42%. Uitstroom van de 91 leerlingen Niet op andere school ingeschreven Naar V(S)O Naar PO Totaal uitstroom Aantal 6 44 41 91 % 7% 48% 45% 100% -69- 6 leerlingen niet op andere school ingeschreven, maar - ontheffing leerplicht - naar beschermde werkplek - naar beschermde werkplek - ouder dan 18 jaar, wilde niet meer naar school - overleden Totaal niet terug naar onderwijs Aantal 1 2 1 1 1 6 Herkomst VO VO VSO MBO VO 85 leerlingen (44+41) naar onderwijs uitgestroomd Terug naar school van herkomst Naar andere school, want meer begeleiding nodig Overstap van PO naar VO Om andere redenen niet terug naar school van herkomst Totaal weer naar onderwijs uitgestroomd: Aantal 11 28 18 28 85 % 13% 33% 21% 33% 100% Nadere specificatie van leerlingen die naar school herkomst terugkeerden Terug naar BAO Terug naar SBAO Terug naar SO Terug naar VO Terug naar VSO Totaal terug naar school van herkomst Nadere specificatie van leerlingen die naar andere school gingen, want meer begeleiding nodig Van BAO naar SO van BAO naar SBAO Van SBAO naar SO Van VO naar VSO Totaal naar andere school Nadere specificatie van overige uitstroom Van PO naar VO Van PO naar VSO Overstap van PO naar PRO Om andere redenen niet terug naar school van herkomst Totaal overig Aantal 2 1 3 3 2 11 Aantal 16 8 1 3 28 Aantal 8 7 3 28 46 Van de 28 leerlingen die om andere redenen niet teruggingen naar de school van herkomst, zijn er zes naar een andere SO gegaan, vier naar een andere VSO en acht naar een andere VO. -70- Aan het eind van het schooljaar 2012/2013 zijn van de 216 in het schooljaar 2011/2012 bij De Zwengel ingeschreven leerlingen er (62+91=) 153 uitgeschreven. Dat is 71%. Het totaalbeeld ziet er als volgt uit: Uitstroom van de 153 leerlingen Niet op andere school ingeschreven Naar V(S)O Naar PO Totaal uitstroom 136 leerlingen (66+70) naar onderwijs uitgestroomd Terug naar school van herkomst Naar andere school, want meer begeleiding nodig Overstap van PO naar VO Om andere redenen niet terug naar school van herkomst Totaal weer naar onderwijs uitgestroomd Aantal 17 66 70 153 Aantal 30 47 26 33 136 % 11% 43% 46% 100% % 22% 35% 19% 24% 100% Opvallend: van de leerlingen die naar een andere school gingen omdat zij meer begeleiding nodig hadden dan de school van herkomst kon bieden, gaat het in 91% van de gevallen om leerlingen in het PO. Dat werpt de vraag op of het regulier VO qua begeleiding een uitgebreider aanbod heeft dan het regulier PO. -71- BIJLAGE 2 IN- EN UITSTROOMGEGEVENS 2012/2013 OP DE ZWENGEL Instroomgegevens Herkomst van de 125 leerlingen uit het PO (MKD) PO-leerling PO-leerling met indicatie speciaal onderwijs (2) Totaal (2) BAO SBAO SO Totaal % 57 21 78 17 7 24 21 21 74 49 123 60% 40% 100% Herkomst van de 127 leerlingen uit het VO VO-leerling VO-leerling met indicatie speciaal onderwijs Totaal VSO MBO PRO Totaal % 4 4 4 4 77 50 127 61% 39% 100% VO 69 23 92 27 27 92 van de in totaal 252 leerlingen hebben een indicatie speciaal onderwijs; dat is 39%. In het eerste jaar was dit 31% (zie bijlage 1). -72- Uitstroomgegevens (vóór 1 augustus 2013) Van de 252 in het schooljaar 2012/2013 ingeschreven leerlingen werden er 80 vóór 1 augustus 2013 uitgeschreven; dat is 32%. Uitstroom van de 80 leerlingen Niet op andere school ingeschreven Naar V(S)O Naar PO Totaal uitstroom Aantal 4 36 40 80 % 5% 45% 50% 100% 4 leerlingen niet op andere school ingeschreven, maar - naar sociale werkvoorziening - naar sociale werkvoorziening - naar MKD - psychiatrische behandeling, voorlopig zonder onderwijs Totaal niet terug naar onderwijs Aantal 1 1 1 1 4 Herkomst VSO MBO MKD VO 76 leerlingen (36+40) naar onderwijs uitgestroomd Terug naar school van herkomst Naar andere school, want meer begeleiding nodig Overstap van PO naar VO Om andere redenen niet terug naar school van herkomst Totaal weer naar onderwijs uitgestroomd Aantal 27 20 7 22 76 % 36% 26% 9% 29% 100% Hieronder staat een nadere specificatie van deze uitstroomgegevens. Nadere specificatie van leerlingen die naar school herkomst terugkeerden Terug naar BAO Terug naar SBAO Terug naar SO Terug naar VO Terug naar VSO Totaal terug naar school van herkomst Aantal 12 1 5 5 4 27 -73- Nadere specificatie van leerlingen die naar andere school gingen, want meer begeleiding nodig Van BAO naar SO van BAO naar SBAO Van SBAO naar SO Van VO naar VSO Totaal naar andere school Aantal 8 3 3 6 20 Van de 22 leerlingen die om andere redenen niet terugkeerden naar de school van herkomst bleven er twaalf wel op hetzelfde type school zitten. Eén leerling ging van het SBAO naar het BAO, zeven van het VO naar het MBO en twee van het VSO naar het MBO. Evenals in het schooljaar 2011/2012 ging van de leerlingen die maar kort onderwijs op De Zwengel volgden, een relatief groot aantal terug naar de school van herkomst. Bij een langere behandelingsduur en plaatsbekostigd onderwijs neemt het percentage leerlingen dat terug kan naar de school van herkomst duidelijk af. -74- BIJLAGE 3 STAPPENPLAN TRAJECTBEGELEIDING DE ZWENGEL VOORTRAJECT Stap 1 De leerling komt op de agenda van de CvB. Besproken wordt of de leerling toelaatbaar is en per wanneer. Uitgangspunten daarbij zijn de toelatingscriteria voor De Zwengel: er is sprake van psychiatrische problematiek of een vermoeden daarvan; er is sprake van een integrale benadering: één kind, één plan. Door deze integrale benadering is plaatsing op een andere vorm van onderwijs niet haalbaar / realiseerbaar; de leerling is handhaafbaar / beheersbaar binnen de setting van De Zwengel. Bekend zijn de volgende gegevens: de naam van de leerling; de geboortedatum; de school van herkomst; het leerjaar; de contactpersoon van de school van herkomst (intern begeleider (IB'er) of zorgcoördinator). De administratie van De Zwengel gaat na of er contact gezocht mag worden met de school van herkomst. Dit geschiedt middels het aanmeldformulier. Na aanname (via de CvB) voert het secretariaat van De Zwengel de gegevens van de leerling in het Psygis-systeem in. Stap 2 De trajectbegeleider van De Zwengel vraagt de schoolgegevens van de leerling op (eventueel alvast telefonisch, als de didactische gegevens van de school van herkomst met spoed nodig zijn). De trajectbegeleider haalt de (overige) gegevens persoonlijk op bij de school van herkomst en bespreekt: de mogelijke terugkeer op de school van herkomst; de bereidheid om in overleg met De Zwengel en het in aanmerking komende samenwerkingsverband, te zoeken naar een passende onderwijsvorm; de wijze waarop De Zwengel de school van herkomst op de hoogte zal houden van de voortgang van de leerling. De behandelcoördinatoren krijgen een kopie van de schoolgegevens via De Zwengel. Doelen: in kaart brengen van het didactisch niveau van de leerling; wat is de aanpak/afstemming op individueel en groepsniveau; zicht krijgen op het sociaal-emotioneel functioneren van de leerling; zicht krijgen op taak- en werkhouding; welke zorg is al ingezet; informatie over medisch en fysiek functioneren; in kaart brengen van de vragen die de school van herkomst heeft over het onderwijsproces: hulpvraag, verwachtingen en wensen van de school van herkomst na afsluiting van de onderwijsperiode op De Zwengel; afspraken rondom contact tussen De Zwengel en de school van herkomst (uitgangspunt hierbij is dat ouders hier een centrale rol in vervullen). Stap 3 Indien sprake is van een wachtlijst voor plaatsing op De Zwengel, kan de school van herkomst, als er een duidelijke hulpvraag ligt, mede gebruik maken van Preventieve Ambulante Begeleiding. (N.B. Ook Herlaarhof heeft de mogelijkheid op PIT-trajecten gedurende de wachtlijst in te zetten. Op dit moment wordt de integratie van deze twee trajecten verder uitgewerkt.) De CvB geeft hiervoor akkoord. Ouders worden dan in dit proces betrokken. -75- TRAJECT TAB (Terugplaatsings Ambulante Begeleiding) Doelgroep: leerlingen die De Zwengel verlaten zonder een clusterbeschikking. Stap 1 Zodra Herlaarhof de ontslagdatum van de betreffende jeugdige weet, geeft zij dit door aan het secretariaat van De Zwengel ([email protected]). Het secretariaat informeert de betreffende IB'er (vaak is de IB'er al op de hoogte). De IB'er neemt zo spoedig mogelijk contact op met de trajectbegeleiders. De IB'er bepaalt de definitieve uitschrijfdatum en zorgt ervoor dat de administratie hiervan op de hoogte is (bij voorkeur via de CvB). Stap 2 Ouders en/of betreffende leerling (afhankelijk van de leeftijd) geven toestemming voor Terugplaatsings Ambulante Begeleiding. De betreffende IB'er stemt dit af met ouders en leerling. Overdracht naar andere scholen vindt plaats via De Zwengel, op initiatief van de trajectbegeleider. Dit gebeurt in samenspraak met de IB'er en de mentor. In principe worden schoolrelevante gegevens van zowel Herlaarhof als De Zwengel hierin meegenomen. Bij alle andere vragen wordt doorverwezen naar Herlaarhof. Stap 3 De trajectbegeleider maakt kennis met ouders, school en behandelcoördinator. Behandelcoördinator en trajectbegeleider onderhouden contact indien nodig. Stap 4 De invulling van het traject TAB vindt plaats in samenspraak met school, leerling en ouders. Er vindt in ieder geval een overdracht plaats, alsmede een observatie met nagesprek. Verdere invulling is afhankelijk van wat de betreffende leerling nodig heeft. Deze begeleiding vindt plaats voor de duur van maximaal 1 jaar. (De lay-out van dit formulier is aangepast in het kader van deze publicatie.) -76- BIJLAGE 4 VERSLAG OVERDRACHTSGESPREK BIJ INSTROOM Naam leerling: Geboortedatum: Naam school/niveau/leerjaar: Leerkracht/ docent: Mentor: Introductie Groep/klas PSZ MKD BO SBO SO VO VSO MBO - IB / ZoCo: Trajectbegeleider onderwijs: IL-leerkracht: 54 Datum overdrachtsgesprek: Aanwezig bij gesprek: Voorstellen 1 1 2 2 3 3 Bedoeling van dit gesprek 4 4 5 5 6 6 7 7 8 8 THUISSITUATIE (Gezinssamenstelling, ouders gescheiden, zo ja, bij wie woont het kind, gezinssituatie (problemen), relatie met school.) ZORG- EN AANDACHTSPUNTEN Wat is het concrete probleemgedrag? (Bijvoorbeeld problemen in het sociaal functioneren, in de school- en/ of thuissituatie, waarbij aandacht voor externaliserende problemen (zoals agressief gedrag, ruzie maken, niet luisteren, zich niet aan de regels houden) en internaliserende problemen (zoals stil en teruggetrokken, passief, angstig, verdrietig), negatieve belevingen, laag gevoel van competentie e.d., hoe voelt de leerling zich op school.) Ernst van het probleemgedrag (Wie heeft er last van, voor wie is het een probleem?) Aanpak / afstemming op individueel, groeps- en schoolniveau SOCIAAL-EMOTIONEEL FUNCTIONEREN Omgang met de leerkracht / andere leerkracht (Bijvoorbeeld spontaan, teruggetrokken, gespannen, aanhankelijk, afhankelijk, behulpzaam, aandacht vragend, meegaand, aanpassingsvermogen, opdringerig, interactie tijdens vrije en/of gestructureerde situaties, hoe gaat de omgang met wisselende leerkrachten?) Bevorderend: Belemmerend: 54 IL staat voor individuele leerroute; dit programma wordt aangeboden aan leerlingen die (nog) niet toe zijn aan het volgen van groepsonderwijs. Het is een opstap naar onderwijs in groepsverband. -77- Omgang met andere leerlingen (Bijvoorbeeld dominerend, volgzaam, terughoudend, kan samenwerken, speelt met oudere/ jongere kinderen, zoekt uit zichzelf contact, is snel geïrriteerd, agressief, behulpzaam, vermogen tot aanpassen, interactie tijdens vrije en/of gestructureerde situaties, kan het kind sociale situaties inschatten, aandeel van zichzelf en anderen zien?) Bevorderend: Belemmerend: Hulpverleningsgeschiedenis (Betrokken instanties) LEERATTITUDE (taak- en werkhouding) (Bijvoorbeeld faalangst, zelfvertrouwen, negatief zelfbeeld, gebrekkige zelfsturing, intrinsieke motivatie, gebrek aan belangstelling, traag werktempo, onvoldoende doorzettingsvermogen, impulsiviteit, overbeweeglijkheid, onzelfstandigheid, veel behoefte aan individuele aandacht in opdrachtsituaties, aandacht en concentratie, werkverzorging.) Bevorderend: Belemmerend: ONDERWIJSLEERSITUATIE (IQ gegevens, welke vakken lukken goed, welke vakken lukken minder goed, wat lukt er dan niet, leeromgeving, plek in de klas, leerstof aanbod, did. beg./ondersteuning e.a.) Niveau t.o.v. de groep: Didactische gegevens (Cito LVS e.a.): Methodegebonden toetsen: Bevorderend: Belemmerend: INTERESSES/HOBBY'S MEDISCH EN FYSIEK FUNCTIONEREN (Zintuigfuncties (gehoor, gezichtsvermogen), zindelijkheidsproblemen, slaapproblemen, eetproblemen, groei, aangeboren afwijkingen of handicaps, ziektes, grove/fijne motoriek, schrijven/pengreep.) Bevorderend: Belemmerend: HANDELINGSPLANNEN Doel (inhoud) / Organisatie (werkwijze) / Behaalde resultaten: Stand van zaken met betrekking tot: · beschikking PCL-SBO/PRO: ja/nee, datum: ……………. regio: …………….. · cluster indicatie: ja/nee, 2, 3 of 4, geldig tot: ……… ind. nr…: …… regio: .… · dyslexieverklaring: ja / nee, gesteld door: …………… datum: ………………. · dyscalculieverklaring: ja / nee, gesteld door: ……….. datum: .………………. · RT: ja / nee, wanneer: ………………… wat: .………………………………… · Logopedie: ja / nee, wanneer: ………………… · Fysiotherapie: ja / nee, wanneer: ……………… · Andere therapie: ja / nee ………………………. (De lay-out van dit formulier is aangepast in het kader van deze publicatie.) -78- BIJLAGE 5 AFSPRAKEN BIJ OVERDRACHT EN INSTROOM Naam leerling: Geboortedatum: School van herkomst: Overdracht relevante dossiergegevens: □ □ □ Rapporten Toetsgegevens Cito LVS e.a. Handelingsplannen Contactpersoon (functie): Trajectbegeleider De Zwengel: Datum gesprek: □ □ □ □ OKR Onderzoeksverslagen Indien van toepassing aanvraag / beschikking clusterindicatie 2 / 3 / 4 …………….. Wijze waarop de school van herkomst betrokken wil blijven bij de voortgang / ontwikkelingen tijdens de periode van plaatsing op De Zwengel: □ School van herkomst wordt op de hoogte gehouden door ouders. □ School van herkomst neemt contact op met IB'er / leerkracht van De Zwengel. □ School wil graag uitgenodigd worden voor het adviesgesprek m.b.t. schoolverloop. Mogelijkheid tot terugkomst na afloop behandeltraject / verblijf op De Zwengel: □ ja (i.o.), - reden………………………………………………………… □ nee, reden……………………………………………………………… □ overgang PO-VO / VMBO-MBO; □ bovenbouw VMBO/WV (examentraject); □ verstoorde relatie; □ meer zorg nodig / passender onderwijsvorm nodig vanuit advies ZW/HH; □ verandering uitstroomprofiel; □ geen deelname onderwijs; □ A. ouder dan 18 □ B. ontheffing leerplicht □ anders nl… …………………….…………………………………….. □ Bereidheid om in overleg met De Zwengel en het in aanmerking komende SWV regio……………., te zoeken naar een passende onderwijsvorm voor de leerling bij uitstroom op De Zwengel. Hulpvraag / verwachtingen / wensen van de school van herkomst na afsluiting van onderwijsperiode op De Zwengel: Leerkracht SO/VSO De Zwengel: IB'er SO/VSO De Zwengel: Behandelcoördinator Herlaarhof: IL 55- /kinder- en jeugdpsychiatrische behandeling: (De lay-out van dit formulier is aangepast in het kader van deze publicatie.) 55 IL staat voor individuele leerroute. -79- BIJLAGE 6 IMPRESSIE VAN HET REGISTRATIESYSTEEM De drie locaties van De Zwengel (Vught, Veldhoven en Helmond) vullen ieder onderstaande gegevens per leerling in: 56 Een deel van de gegevens wordt vervolgens automatisch getotaliseerd en in een overzichtspagina gezet: 56 Dit is een aangepaste versie van het registratieformulier gezien de beperkte weergavemogelijkheden in deze publicatie! In werkelijkheid maakt het registratiesysteem gebruik van kleurcodes en staat de tekst horizontaal. -80- Schoolsoort (F) Code SWV PO (N) Vught Veldhoven Helmond Vught Veldhoven Helmond BO 0 0 0 VO 0 0 0 PO 30-01 0 0 0 PO 30-02 0 0 MBO 0 0 0 0 PO 30-03 0 0 0 SBO 0 PRO 0 0 0 PO 30-04 0 0 0 0 0 PO 30-05 0 0 0 SO VSO 0 0 0 PO 30-06 0 0 0 0 0 0 PO 30-07 0 0 0 MKD 0 0 0 PO 30-08 0 0 0 PO 30-09 0 0 0 Aantal leerl. met TLV (H) 0 0 0 PO 30-10 0 0 0 PO 31-01 0 0 0 Terug ja (J) 0 0 0 PO 31-02 0 0 0 Terug nee (K) 0 0 0 PO 31-03 0 0 0 Overleg met SWV ja (M) 0 0 0 Overleg met SWV nee (M) 0 0 0 57 Code SWV VO (N) Vught Veldhoven Helmond IL (Q) 0 0 0 VO 30-01 0 0 0 Dagklinisch (R) 0 0 0 VO 30-02 0 0 0 Poliklinisch (S) 0 0 0 VO 30-03 0 0 0 VO 30-04 0 0 0 Aanvraag (her) TLV (T) 0 0 0 VO 30-05 0 0 0 Aanvr PCL pro en lwoo (U) 0 0 0 VO 30-06 0 0 0 VO 30-07 0 0 0 VO 30-08 0 0 0 Vervolg SVH (W) 0 0 0 VO 30-09 0 0 0 Andere vervolgschool (X) 0 0 0 VO 31-01 0 0 0 Ander vervolgtraject (Y) 0 0 0 VO 31-02 0 0 0 Blijft op Zwengel (Z) 0 0 0 VO 31-03 0 0 0 VO 25-07 0 0 0 VO-25-08 0 0 0 Bestendiging na 1 jaar (AA) 0 0 0 Bestendiging na 2 jaar (AB) 0 0 0 57 IL staat voor individuele leerroute. -81- Uitleg kolommen: Kolom A t/m H, N t/m S, V t/m Z en AB F (schoolsoort SVH) G (school van herkomst) H (toelaatbaarheidsverklaring) N (code SWV) Q (IL) R (dagklinisch) S (poliklinisch) W (vervolg SVH) X (andere vervolgschool) Y(ander vervolgtraject) Z (blijft op Zwengel) AB (bestendiging na 2 jaar) Kolom I t/m M en AA I (gesprek SVH d.d.) J (terug, ja i.o.) K (terug, nee) L (reden nee) M (overleg SWV met SVH) AA (bestendiging na 1 jaar) Kolom T en U T (her-)aanvraag toelaatbaarheidsverklaring d.d. U (aanvraag PCL) invullen door administratie De Zwengel en IB'er of IL'er (AB) alleen invullen BO, VO, MBO, SBO, PRO, SO, VSO of MKD naam van de school + leerjaar/niveau (bijv. 3 VMBO-T) alleen einddatum afloop TLV indien van toepassing (bij instroom) in welk SWV is woonplaats kind (bijv. PO 30-03, zie hieronder) of MBO invullen; let op de spaties ja invullen indien van toepassing (omdat deze lln autom. poliklinisch zijn, niet ook bij kolom S nog een ja zetten!) bij dagklinisch en klinisch ja invullen indien van toepassing ja invullen indien van toepassing ja invullen indien van toepassing naam van de school + leerjaar/niveau (bijv. 3 VMBO-T) namen invullen ja invullen indien van toepassing als leerling wordt ingeschreven of 'switch' invullen bij interne doorstroming naar De Zwengel andere plaats door IB'er / IL'er met ja of nee invullen invullen door trajectbegeleider, bij plaatsing IL door de leerkracht IL'er datum invullen van eerste contactmoment, bijv. mail, telefoontje etc. of n.v.t. indien ouders geen toestemming geven of SVH buiten Nederland is ja invullen indien van toepassing nee invullen indien van toepassing alleen cijfer invullen: 1. overgang PO-VO-MBO 2. bovenbouw VMBO/WV (examentraject) 3. verstoorde relatie 4. meer zorg nodig/ passendere onderwijsvorm vanuit advies ZW/HH 5. verandering uitstroomprofiel 6. geen deelname onderwijs meer (A. ouder dan 18 of B. (tijdelijke) ontheffing leerplicht) alleen ja of nee invullen door trajectbegeleider / IL'er met ja of nee invullen invullen door IB'er, bij plaatsing IL door de leerkracht IL'er alleen datum aanvraag (verzorgd door De Zwengel) invullen alleen PRO of LWOO invullen indien van toepassing -82- BIJLAGE 7 SAMENWERKINGSOVEREENKOMST HERLAARHOF - DE ZWENGEL -83- -84- -85- -86- BIJLAGE 8 SAMENWERKINGSAFSPRAKEN MET SWV VO DE MEIERIJ Samenwerkingsverband VO De Meierij werkt actief aan het realiseren van passend onderwijs voor leerlingen van De Zwengel voor wie het plaatsbekostigd onderwijs vervalt. De afspraken met SWV VO De Meierij zijn in juni 2013 definitief vastgesteld en zijn de eerste in de reeks afspraken met verschillende samenwerkingsverbanden. In deze overeenkomst wordt vastgelegd hoe De Meierij voor de leerlingen van haar samenwerkingsverband er aan bijdraagt dat leerlingen in aansluiting op het plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel passend onderwijs krijgen op een van de bij De Meierij aangesloten scholen. De verwachting is dat veel leerlingen die uitstromen bij De Zwengel terug kunnen naar de school van herkomst dan wel via het netwerk van de trajectbegeleiders van De Zwengel geplaatst kunnen worden op een school die ze passend onderwijs kan bieden. Vanuit het samenwerkingsverband speelt het Advies en Consultatie Team (ACT) een belangrijke rol bij het zoeken naar passend onderwijs voor leerlingen, dus ook voor leerlingen die van De Zwengel komen. Het ACT bekijkt voor iedere leerling waar hij/zij op zijn plaats is en/of welke hulp of begeleiding gewenst is. De Zwengel geeft samen met Herlaarhof een onderbouwd schooladvies aan een leerling mee. Dit schooladvies wordt in het ACT besproken. Het is de verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband om het advies dat De Zwengel en Herlaarhof hebben gegeven, wel of niet over te nemen. Bij het matchingsproces om een passende (vervolg)school voor de leerling te vinden, kan het ACT de schoolondersteuningsprofielen gebruiken. In de samenwerkingsafspraak met SWV VO De Meierij worden de volgende oplossingsrichtingen genoemd voor een betere uitstroom of doorstroom van leerlingen naar vervolgscholen: • De Zwengel maakt samen met Herlaarhof extra werk van een goed onderbouwd advies ten aanzien van schoolklimaat en ondersteuningsbehoefte, en schakelt het ACT in voor plaatsing op een reguliere of speciale school. • Afspraak met de scholen in het scholenoverleg: de leerling gaat waar mogelijk terug naar de (reguliere) school van herkomst, tenzij een passende plek daar niet beschikbaar is. • Een leerling die terugkeert naar een reguliere VO-school krijgt altijd extra begeleiding. Iedere school beschikt in de toekomst, volgens de voorgestelde nieuwe opzet, over vaste ambulante begeleiding. De ambulant begeleider is een generalist die zich vooral richt op ondersteuning van de leerkracht(en) en die na verloop van tijd kan terugtreden. • Voor de leerlingen die terugkeren naar het regulier onderwijs wordt daarnaast gedacht aan tijdelijke terugplaatsingsbegeleiding (TAB) door een trajectbegeleider van De -87- • • • • Zwengel. Deze specialist zorgt samen met de generalist voor overdracht van kennis en handelingsadviezen en een goede introductie van de leerling in de school. Bij het niet direct beschikbaar zijn van een passende school, bijvoorbeeld door het lastige tijdstip in het schooljaar, kan gekozen worden voor tijdelijke verlenging op De Zwengel (mits in het belang van de leerling) tegen extra betaling (de plaatsbekostiging vervalt immers bij het stoppen van de behandeling). Terugkeer van leerlingen gebeurt waar nodig in nauw overleg met het ACT. Het ACT kan bemiddelen in het vinden van een passende school. Er worden sluitende afspraken gemaakt binnen het samenwerkingsverband met VSOscholen over toelating van deze leerlingen wanneer een speciale setting noodzakelijk is en een toelaatbaarheidsverklaring is afgegeven door het samenwerkingsverband. De Zwengel gaat zich toeleggen op goede afspraken met de school van herkomst over de voortgang van de schoolloopbaan en het examenprogramma tijdens het verblijf op De Zwengel. Er zijn ook leerlingen voor wie het uitstroomperspectief arbeid of dagbesteding luidt. In de afgelopen jaren ging het om een beperkt aantal leerlingen. In schooljaar 2011/2012 waren er zeven leerlingen met uitstroomperspectief arbeid en geen leerlingen met uitstroomperspectief dagbesteding. In schooljaar 2012/2013 waren er tien leerlingen met uitstroomperspectief arbeid en één met uitstroomperspectief dagbesteding. Leerlingen met uitstroomperspectief arbeid of dagbesteding hebben niet zozeer met het SWV te maken, maar meer met gemeentelijke voorzieningen en regelgeving. -88- BIJLAGE 9 SAMENWERKINGSAFSPRAKEN MET SWV PO DE MEIERIJ De leerlingen op de SO-afdeling van De Zwengel zijn afkomstig van basisscholen, scholen voor speciaal basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs (overwegend cluster 4). SWV PO De Meierij en De Zwengel spreken uit, dat een leerling van De Zwengel na het vervallen van het recht op plaatsbekostigd onderwijs direct kan doorstromen naar passend onderwijs binnen het samenwerkingsverband, en dus geen thuiszitter wordt. Daartoe wordt het volgende afgesproken. • • • • • • De trajectbegeleider van De Zwengel neemt kort vóór of kort na de plaatsing van de leerling op De Zwengel contact op met de school waar de leerling onderwijs volgde tot aan de plaatsing op De Zwengel (school van herkomst). Er wordt informatie uitgewisseld en er wordt geïnventariseerd of er vragen zijn vanuit de school van herkomst die meegenomen kunnen worden in het geïntegreerde behandeltraject. Er worden afspraken gemaakt op welke manier de school van herkomst op de hoogte gehouden wil worden over het traject op De Zwengel. Tevens wordt afgesproken of de leerling kan terugkeren naar de school van herkomst indien dit een passende plek is. Ook wordt besproken of de school van herkomst bereid is om, indien dit niet het geval is, samen met De Zwengel en de ondersteuningseenheid een passende plek te gaan zoeken. De gemaakte afspraken worden op papier gezet door de trajectbegeleider, en de school van herkomst ontvangt een kopie. Ieder halfjaar en ook uiterlijk zes weken voor de beëindiging van de behandeling door Herlaarhof geeft De Zwengel in afstemming met Herlaarhof een goed onderbouwd advies ten aanzien van het schoolklimaat en de begeleidingsbehoefte van de leerling. De leerling gaat terug naar de school van herkomst, tenzij die school de leerling geen passend onderwijs kan bieden. Als de leerling teruggaat naar de school van herkomst bespreekt De Zwengel dit advies met de ouders en met de school van herkomst. Als de leerling is aangewezen op een andere school, wordt er ook overlegd met de ondersteuningseenheid. Voor een leerling is in de eerste periode op de school na het plaatsbekostigd onderwijs extra begeleiding beschikbaar. De Zwengel biedt volgens een arrangement nazorg aan voor elke leerling die haar school verlaat. Deze nazorgtrajecten kunnen heel divers zijn: van een overdrachtsgesprek van opgedane expertise en handelingsadviezen aan de ontvangende school, tot intensieve ambulante trajecten samen met Herlaarhof. Het voorstel van De Zwengel is om hiervoor een vast budget per traject af te spreken. Bij het niet aansluitend beschikbaar zijn van passend onderwijs kan gekozen worden voor tijdelijke verlenging van het onderwijs op De Zwengel tegen extra betaling (omdat de plaatsbekostiging vervalt bij het stoppen van de behandeling). Deze situatie kan bijvoorbeeld ontstaan in geval van het ongepland beëindigen van de behandeling en als het een leerling betreft in de laatste maanden van groep 8. -89- De Zwengel en het samenwerkingsverband spreken nader af op welke wijze De Zwengel kan bijdragen aan het beperken van de wachttijd voor onderzoek door Herlaarhof, in zover het leerlingen betreft voor wie de scholen van het samenwerkingsverband dringend behoefte hebben aan dit onderzoek. Te overwegen valt dat afgesproken wordt voor hoeveel leerlingen van het samenwerkingsverband per jaar De Zwengel hier een rol in kan spelen. -90- BIJLAGE 10 SAMENWERKINGSAFSPRAKEN MET SWV VO 30-06 Passend onderwijs voor leerlingen van SWV VO 30-06 Brabant-Noordoost na plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel (SO/VSO). Aanleiding De Zwengel biedt op verzoek van de behandelaars van Specialistisch centrum voor kinderen jeugdpsychiatrie Herlaarhof, plaatsbekostigd onderwijs aan leerlingen aan gedurende hun behandeling bij Herlaarhof. Deze leerlingen zijn afkomstig van middelbare scholen en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs. Bij beëindiging van de behandeling door Herlaarhof vervalt de plaatsbekostiging van De Zwengel en gaan de leerlingen verder in passend voortgezet onderwijs. De Zwengel wordt ermee geconfronteerd dat het niet altijd lukt om een leerling bij afsluiting van de behandeling door Herlaarhof aansluitend door te plaatsen op een school die de leerling passend onderwijs kan bieden. Ook andere scholen die plaatsbekostigd onderwijs aanbieden ondervinden problemen om bij de afsluiting van de behandeling de leerlingen direct door te plaatsen naar passend onderwijs. Soms komen deze leerlingen dan enige tijd thuis te zitten zonder onderwijs: een ongewenste situatie. Omdat het hier om een landelijk probleem gaat voerde Onderwijsconsulenten+ samen met De Zwengel in de schooljaren 2011/2012 en 2012/2013 een pilot uit onder de titel 'Doorplaatsingsproblematiek: behandeling beëindigd, de leerling zit thuis.' Deze pilot heeft duidelijk gemaakt dat een goede en tijdige afstemming tussen De Zwengel en (de school van) het samenwerkingsverband waar de leerling verder onderwijs zal volgen, er in belangrijke mate aan kan bijdragen dat leerlingen na het plaatsbekostigd onderwijs van De Zwengel direct onderwijs kunnen volgen op voor hen passend onderwijs. De samenwerking tussen De Zwengel en (de scholen van) het samenwerkingsverband De scholen aangesloten bij SWV VO 30-06 en De Zwengel spreken uit dat leerlingen van De Zwengel na het vervallen van het recht op plaatsbekostigd onderwijs direct doorstromen naar passend onderwijs binnen het samenwerkingsverband en dus geen thuiszitter worden. Om deze doelstelling te realiseren spreken het samenwerkingsverband en De Zwengel met elkaar het volgende af: -91- 1. De trajectbegeleider van De Zwengel neemt kort vóór of kort na de plaatsing van de leerling op De Zwengel contact op met de school waar de leerling onderwijs volgde tot aan de plaatsing op De Zwengel (school van herkomst). Elke VO-school heeft voor De Zwengel een vaste contactpersoon (= zorgcoördinator). Er wordt informatie uitgewisseld en er wordt geïnventariseerd of er vragen zijn vanuit de school van herkomst die meegenomen kunnen worden in het geïntegreerde behandeltraject. Er worden afspraken gemaakt op welke manier de school van herkomst op de hoogte gehouden wil worden over het onderwijs op De Zwengel. Tevens wordt afgesproken of de leerling kan terugkeren naar de school van herkomst indien dit voor de leerling een passende plek is. Ook wordt besproken of de school van herkomst bereid is om, indien dit niet het geval is, samen met De Zwengel en het samenwerkingsverband een passende plek te zoeken. De gemaakte afspraken worden op papier gezet door de trajectbegeleider en de school van herkomst ontvangt een kopie. 2. Ieder halfjaar en ook uiterlijk zes weken (indien mogelijk) voor de beëindiging van de behandeling door Herlaarhof stelt De Zwengel in afstemming met Herlaarhof een goed onderbouwd advies op ten aanzien van de schoolsoort, het schoolklimaat en de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Dit advies is onderdeel van het OPP, dat de basis is voor de aanvraag van de eventuele extra ondersteuning. De leerling gaat terug naar de school van herkomst, tenzij die school de leerling niet het geadviseerde passende onderwijs kan bieden. Het advies wordt door De Zwengel met de ouders en met de school van herkomst besproken. Als de leerling is aangewezen op een andere school, wordt er ook overlegd met het samenwerkingsverband. Bij aanmelding door ouders op een niet passende school (dus niet conform het advies) die wel zorgplicht heeft, ondersteunen De Zwengel en het SWV de school en de ouders bij het vinden van een passend plek binnen het onderwijs. Indien nodig wordt de hulp van een leerplichtambtenaar en/of een onderwijsconsulent ingeroepen. 3. Voor een leerling is in de eerste periode op de school na het plaatsbekostigd onderwijs extra begeleiding van De Zwengel beschikbaar. De Zwengel biedt maximaal een jaar nazorg aan voor elke leerling die haar school verlaat. Deze nazorgtrajecten kunnen heel divers zijn: van een overdrachtsgesprek van opgedane expertise en handelingsadviezen aan de ontvangende school, tot intensieve ambulante trajecten samen met Herlaarhof. 4. De Zwengel en het samenwerkingsverband spreken nader af op welke wijze De Zwengel kan bijdragen aan het beperken van de wachttijd voor onderzoek door Herlaarhof, voor zover het leerlingen betreft van wie de scholen van het samenwerkingsverband dringend behoefte hebben aan dit onderzoek. Te overwegen valt dat afgesproken wordt voor hoeveel leerlingen van het samenwerkingsverband per jaar De Zwengel hierin een rol kan spelen. Petro Bonsink, directeur SWV VO 30-06 Els van Rosmalen, directeur De Zwengel -92- BIJLAGE 11 PROJECTEN PUBERS IN DE KNEL EN RETURN! In werkwijzer 6 worden OC+-projecten beschreven die zich hebben gericht op mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen. In die uitgave is ook een uitgebreid overzicht opgenomen van landelijke initiatieven op dit gebied door anderen. 58 Hieronder staan initiatieven van Herlaarhof en De Zwengel. Pubers in de knel www.herlaarhof.nl Voor: jongeren tussen 12 en 18 jaar met gedrags- en/of psychische problemen Waar: Vught (regio Den Bosch/de Meierij) en Veldhoven (regio Eindhoven) Type: 2 Het project is bedoeld voor jongeren die in de hulpverlening zijn vastgelopen en die ongemotiveerd zijn voor hulpverlening. Het gaat om jongeren die al langere tijd niet meer naar school willen, die problemen hebben om de dag te beginnen en op bed blijven liggen, die moeite hebben om contact te maken of die vaak conflicten hebben. Het betreft doorgaans jongeren met signalen die mogelijk verwijzen naar ADHD, autisme, een emotioneel probleem of een leerstoornis. Pubers in de knel wordt uitgevoerd door sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen en ambulant hulpverleners van Herlaarhof. Medewerkers van Pubers in de knel werken nauw samen met Centra voor Jeugd en Gezin, scholen in het voortgezet onderwijs, huisartsen en GGD jeugdartsen. Pubers in de knel wordt gefinancierd door de gemeenten in de regio Eindhoven en de gemeenten van SWV VO De Meierij in Den Bosch. Return! www.dezwengel.nl Voor: thuiszittende leerlingen in de leerplichtige leeftijd Waar: De Zwengel in Veldhoven in samenwerking met Herlaarhof Type: 2 SO/VSO De Zwengel, locatie Veldhoven, biedt het regionale onderwijsveld omgeving Eindhoven met ingang van het schooljaar 2012/2013 het programma Return! aan. Het belangrijkste doel is leerplichtige, thuiszittende kinderen en jongeren te motiveren voor en te begeleiden naar een situatie waarin zij weer optimaal kunnen profiteren van onderwijs. Inzet is in eerste instantie terugkeer naar de eigen school. De drempels die tot schoolweigering kunnen leiden, worden zo veel mogelijk weggenomen. Mocht terugkeer niet mogelijk zijn, dan richt men zich op het beste alternatief, bijvoorbeeld een andere onderwijsomgeving of een plek op de arbeidsmarkt. Voor ieder kind en iedere jongere is er een plan waarin diverse soorten van hulp en zorg mogelijk zijn. Scholen kunnen dit programma voor thuiszittende leerlingen inkopen bij De Zwengel. Bij de intake stelt De Zwengel samen met de aanmeldende school, de ouders en eventueel betrokken hulpverleners vast wat er in ieder geval tijdens de looptijd van het programma nodig is aan hulpverlening en zorg voor de leerling. De Zwengel kan voor hulpverlening en zorg desgewenst ook een beroep doen op het programma 'Pubers in de knel' van Herlaarhof (zie hierboven). De programma's Return! en Pubers in de knel kennen geen wachttijd. Binnen twee weken na aanmelding start een daartoe gespecialiseerde leraar van De Zwengel het begeleidingstraject met de leerling, meestal eerst via 'thuisonderwijs'. Zo snel als mogelijk wordt de overstap gemaakt naar school. 58 Alle werkwijzers staan op de website www.onderwijsconsulenten.nl onder publicaties/werkwijzers. -93- BIJLAGE 12 HANDREIKING TERUGPLAATSING UIT JJI OF JEUGDZORGPLUS Inleiding Het terugplaatsen van leerlingen die tijdelijk onderwijs hebben gevolgd in een gesloten instelling naar een school in de eigen regio, is niet gemakkelijk gebleken. De vraag is of dit onder Passend onderwijs beter gaat verlopen. Deze handreiking voor samenwerkingsverbanden (SWV'en) is tot stand gekomen op basis van twee pilots, in Amsterdam en in Limburg, begeleid door Gedragswerk. Bij de pilot in Limburg waren betrokken: medewerkers van VSO-school St. Jozef in Cadier en Keer; Stichting Jeugdzorg St. Jozef; de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden Venlo, Roermond, Weert, Westelijke Mijnstreek, Parkstad en Maastricht; onderwijsconsulent+ Henk Knol. Na inventarisatie van de positieve en negatieve ervaringen met terugplaatsingen werd een schets gemaakt van mogelijke uitgangspunten en spelregels om terugplaatsingen soepel te laten verlopen. Daarbij worden de volgende stappen onderscheiden: overgang van de leerling naar de VSO-school in de gesloten instelling; maatregelen tijdens het verblijf van de leerling; voorbereiding van de terugplaatsing van de leerling; de feitelijke terugplaatsing; de nazorg. Belangrijk in alle fasen is de communicatie met de ouders of voogden, de communicatie tussen de medewerkers van de scholen en het samenwerkingsverband, de rol van de leerling en het vastleggen van de afspraken in het ondersteuningsplan. Deze handreiking kan door samenwerkingsverbanden en scholen gebruikt worden om afspraken te maken over de terugplaatsing van leerlingen, na verblijf in een gesloten instelling. Elk samenwerkingsverband passend onderwijs is verantwoordelijk voor plaatsing van leerlingen op een school in het (V)SO. Dit geldt ook voor leerlingen die tijdelijk onderwijs hebben gevolgd in een gesloten instelling. Zij zijn toelaatbaar tot het V(S)O. De school verbonden aan de gesloten instelling (JJI of JeugdzorgPlus), moet met het SWV waartoe de leerling behoorde afspraken maken over de terugplaatsing van de leerling na het gesloten verblijf. Elk samenwerkingsverband moet een ondersteuningsplan maken. De afspraken over een doorlopend leertraject voor jongeren uit een gesloten instelling kunnen in het ondersteuningsplan vastgelegd worden (artikel 40, lid 16 WEC). -94- Om aan deze opdracht te voldoen is een handreiking 59 opgezet in de vorm van een aantal vragen, gebaseerd op onderstaand stroomschema met vijf fasen: vooraf, voorbereiding, overdracht, plaatsing, nazorg. Elk samenwerkingsverband zal zelf, in overleg met de partners, op maat de eigen beantwoording moeten uitwerken. Startvraag Beschouwt de school / het SWV van herkomst plaatsing in geslotenheid, in JJI of JeugdzorgPlus, als een onderdeel van een doorlopend onderwijstraject, ja of nee? Zo ja, dan zal gedurende het gehele traject de verbinding met de school van herkomst kunnen (moeten) worden onderhouden en zal de terugplaatsing relatief eenvoudig verlopen. Bestuur en schoolleiding van de school van herkomst moeten dan wel akkoord gaan met de afspraak dat men bij terugplaatsing zonder voorbehoud de leerling opnieuw inschrijft, ook al wordt de leerling, om dubbele bekostiging te voorkomen, uitgeschreven uit de school van herkomst en ingeschreven op de instituutsschool. Zo nee, dan is terugkoppeling met de school van herkomst niet vanzelfsprekend en zal het SWV bij terugkeer haar verantwoordelijkheid moeten waarmaken om een passend school te vinden. Ook deze jongeren hebben immers recht op bij hen 'passend' onderwijs. Deze situatie komt overeen met de gevallen waarin, om welke reden dan ook, een leerling geen school van herkomst heeft. Ongeacht welke keuze men maakt, zullen de schoolbesturen in het kader van het ondersteuningsplan met elkaar spelregels moeten vaststellen over hoe zij omgaan met 'terugkeer uit geslotenheid', inclusief de wijze waarop scholen worden aangesproken als zij de spelregels niet nakomen. 59 Deze handreiking geldt voor het (voortgezet) speciaal onderwijs, maar is eveneens geschikt voor gebruik in het MBO. -95- Stroomschema: terugplaatsing vanuit JJI of JeugdzorgPlus Vooraf JZ+ Trajectbegeleiding JZ+ of JJI VSO JJI Dossierhouder Ouder Voogd/Gezinsvoogd Jeugdreclasseerder Ondersteuning VSO Trajectberaad Multidisciplinair Ketenpartners binnen Veiligheidshuis Toeleidingsteam SWV aangevuld met: Leerplicht / gemeente Dossierhouder Trajectbegeleider Ondersteuner VSO Mijn school van de Toekomst Arbeid of Dagbesteding Nazorg -96- De vijf fasen Vooraf · Wat staat in de wet- en regelgeving over wat samenwerkingsverbanden passend onderwijs in de toekomst geregeld moeten hebben voor de in- en uitstroom van leerlingen van en naar JJI/JeugdzorgPlus? · Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in de uitwerking van de uitplaatsing tussen JJI en JeugdzorgPlus? · Welke rol heeft de rechter tijdens het 'uitstroomtraject'? · Beschouwt de school / het SWV van herkomst plaatsing in geslotenheid, in JJI of JeugdzorgPlus, als een onderdeel van een doorlopend onderwijstraject, ja of nee? · Wat zijn de 'spelregels' binnen het samenwerkingsverband met betrekking tot de instroom vanuit een gesloten instelling, al dan niet als onderdeel van een doorlopend leertraject? Zijn die spelregels vastgelegd in het ondersteuningsplan? · Welke verplichtingen heeft de school van herkomst? · Wat is de standaard toeleidings- en plaatsingsprocedure van het SWV en op welke manier is het 'multidisciplinaire toeleidingsteam' samengesteld? Voorbereiding · Wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende dossierhouders: ouders, voogd, gezinsvoogd en jeugdreclasseerder? · Op welke manier moet de trajectbegeleiding vanuit JJI/JeugdzorgPlus worden verzorgd; waar kunnen de jongeren en hun ouders op rekenen en wat betekent dat voor het onderwijs en de ketenpartners? · Op welke manier moet de ondersteuning vanuit 'VSO in geslotenheid' worden verzorgd; waar kunnen de jongeren en hun ouders op rekenen en wat betekent dat voor het onderwijs en de ketenpartners? · Hoe kan de toestemming van de dossierhouder worden geregeld, zodat met alle partijen vanaf de eerste dag gecommuniceerd kan worden over de voortgang, en informatie opgevraagd kan worden? · Hoe kan worden voorkomen dat andere partijen het proces van uitstroom verstoren met allerlei 'goedbedoelde' eigen adviezen en acties? · Hoe en wanneer wordt 'mijn school van de toekomst' betrokken bij de terugplaatsing? -97- Overdracht · Krijgt een leerling bij terugplaatsing altijd een toelaatbaarheidsverklaring op basis van art. 11 van de WEC of zijn er ook alternatieven mogelijk, en zo ja welke? · Onder welke voorwaarden wordt een dossier uit JJI/JeugdzorgPlus in behandeling genomen door het multidisciplinaire toeleidingsteam van het SWV? · Hoe is de 'warme' overdracht geregeld tussen alle betrokkenen? · Hoe garandeert het samenwerkingsverband de 'dossierhouder' (ouder, voogd, jeugdreclasseerder) dat de leerling altijd een onderwijstraject kan ontvangen? · Op welke wijze is de afdeling leerplicht van de woonplaats van de leerling betrokken bij de uitplaatsing vanuit JJI/JeugdzorgPlus? · Wat is de relatie met het Veiligheidshuis 60 en hoe wordt die ingevuld? Plaatsing · Welke monitoring en evaluatiemomenten worden in het handelingsplan opgenomen om een succesvol onderwijstraject te bereiken en het risico op terugval te minimaliseren? Wat zijn de bekostigingsregels bij plaatsing vanuit JJI/JeugdzorgPlus voor en na de teldatum? · Kan een school een leerling uit geslotenheid weigeren, en zo ja, op basis van welke argumenten? · Wat zijn de afspraken bij 'onverwachtheden' zoals vervroegde of uitgestelde uitplaatsing, wachtlijsten in onderwijs en/of ondersteuning, examentrajecten? Nazorg · Op welke manier moet de trajectbegeleiding vanuit JJI/JeugdzorgPlus de nazorg verzorgen; waar kunnen de jongeren en hun ouders in de nazorg op rekenen en wat betekent dat voor het onderwijs en de ketenpartners? · Op welke manier moet de ondersteuning vanuit 'VSO in geslotenheid' de nazorg verzorgen; waar kunnen de jongeren en hun ouders in de nazorg op rekenen en wat betekent dat voor het onderwijs en de ketenpartners? 60 Veiligheidshuizen zijn netwerksamenwerkingsverbanden, die partners uit de strafrechtketen, de zorgketen, gemeentelijke partners en bestuur verbinden in de aanpak van complexe problematiek. Het doel van de samenwerking is het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit. Er zijn lokaal verschillen als het gaat om de partners die in het Veiligheidshuis participeren. Een aantal organisaties participeert in alle Veiligheidshuizen: Gemeente, Politie, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming, Reclasseringsorganisaties en Welzijnsorganisaties. -98- Uitgangspunten, spelregels en checklist voor VO- en VSO-scholen en SWV'en passend onderwijs om een doorlopend leertraject te realiseren bij plaatsing van een leerling in een JJI of instelling voor JeugdzorgPlus. Uitgangspunten: De schoolbesturen die gezamenlijk dit samenwerkingsverband vormen hebben besloten dat als een leerling is ingeschreven in het onderwijs, de school van inschrijving verantwoordelijk is voor een doorlopend leertraject, ongeacht hoe dit traject wordt vormgegeven. De plaatsing in een JJI/ JeugdzorgPlus wordt vanuit dit perspectief beschouwd als een onderdeel van een doorlopend onderwijstraject. - Het samenwerkingsverband heeft afspraken gemaakt over de terugplaatsing van leerlingen uit geslotenheid met de scholen verbonden aan JJI en JeugdzorgPlus, overeenkomstig artikel 40, lid 16 WEC. Spelregels: Bij het vaststellen van de 'spelregels' gaat het om het vastleggen van de afspraken tussen de V(S)O-school en de school in de gesloten instelling enerzijds, en de verhouding van de V(S)O-school tot het samenwerkingsverband anderzijds. In het eerste geval moet duidelijk zijn welke functionarissen (mentor, zorgcoördinator, Commissie van Begeleiding, directie) welke rol en taken hebben ten aanzien van de spelregels. Het gaat hierbij tevens om de bevoegdheden: wie bepaalt wat? Wie communiceert vervolgens met de instellingsschool over wat? Wie is het eerste aanspreekpunt voor deze school? Bij de verhouding van de school tot het samenwerkingsverband is het essentieel dat het primair de school is waar de (eerste) verantwoordelijkheid ligt. Het SWV komt slechts in actie als spelregels niet worden nageleefd en/of er sprake is van stagnatie. Het moet ook duidelijk zijn wie binnen het samenwerkingsverband welke bevoegdheden heeft. Het systeem moet sluitend zijn. Scholen die zich niet aan de 'spelregels' houden worden door het samenwerkingsverband aangesproken. Een dergelijke werkwijze vraagt om een functionaris van het SWV die dit spel (zakelijk) kan spelen. Een bestuurlijk akkoord op de spelregels is een randvoorwaarde. Het is van groot belang dat er bestuurlijke bereidheid is om de verantwoordelijkheid voor en betrokkenheid bij de (formeel uitgeschreven) leerling in de instellingsschool als uitgangspunt voor het handelen te nemen, en tegelijkertijd een sluitende aanpak voor te staan waarin het samenwerkingsverband een specifieke rol heeft. -99- Spelregels op het niveau van de school van herkomst: - de school blijft (mede)verantwoordelijk voor de leerloopbaan van de leerling op de instellingsschool; - de school maakt duidelijk of de leerling na afloop van het verblijf kan terugkeren; - de school van herkomst draagt (tijdig) relevante informatie over de leerloopbaan van de leerling en zijn functioneren op school over; - de school maakt afspraken met de instellingsschool over de wijze waarop zij tijdens het verblijf van de leerling betrokken blijft. Spelregels op het niveau van het samenwerkingsverband: - het samenwerkingsverband is aanspreekbaar op het realiseren en naleven van de spelregels die op het niveau van de school zijn gemaakt, en zoals die zijn opgenomen in het ondersteuningsplan; - het samenwerkingsverband is aanspreekbaar indien (rechtstreekse) (her)plaatsing van leerlingen uit geslotenheid naar een V(S)O-school stagneert: het oordeel van het SWV is hierbij bindend; - het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor het realiseren van een passende plek voor elke leerling; - het samenwerkingsverband maakt inzichtelijk op welke wijze de aanspreekbaarheid wordt geoperationaliseerd. Checklist Op het niveau van de school: Wie is in de school betrokken bij (de consequenties van) de plaatsing van de leerling op een school in een gesloten setting? Wie heeft daarbij welke bevoegdheden? Wat is er voor nodig om de verantwoordelijkheid van de school in deze situatie waar te maken? Wie is verantwoordelijk voor de overdracht van informatie naar de instellingsschool? Wie is verantwoordelijk voor het maken van afspraken over de betrokkenheid tijdens het verblijf? Wie bepaalt of de leerling kan terugkeren? Wie communiceert wat met de instellingsschool, ouders en leerling? Op het niveau van het samenwerkingsverband: Zijn de spelregels op de individuele scholen bekend? Zijn de spelregels bestuurlijk bekrachtigd? Is geregeld wie binnen het samenwerkingsverband toeziet op naleving van deze spelregels? Wie monitort de acties die hieruit voortvloeien? Hoe communiceert het samenwerkingsverband de spelregels met de scholen in geslotenheid? -100- BIJLAGE 13 VERKLARING VAN BEGRIPPEN Bekostiging van onderwijs bij residentiële instellingen Jongeren die vanwege ernstige problematiek ter behandeling worden opgenomen in een (semi-)residentiele instelling 61 kunnen op grond van de regeling 'plaatsbekostiging' onderwijs volgen op scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. De term plaatsbekostigd onderwijs wordt algemeen gebruikt voor de bekostiging van leerlingen die onderwijs volgen in het kader van behandeling. Echter, de financieringsbron voor dit onderwijs kan verschillend zijn; deze is afhankelijk van de instelling waar een jongere verblijft. Bij de invoering van de Wet leerlinggebonden financiering (in 2003) kreeg het speciaal onderwijs de mogelijkheid om bekostiging aan te vragen voor onderwijs aan deze groep leerlingen. In de Wet op de expertisecentra (artikel 71c) is bepaald dat daarbij sprake moet zijn van een samenwerkingsovereenkomst tussen (het bevoegd gezag van) de school voor speciaal onderwijs en de residentiële instelling. De (V)SO-school ontvangt voor de residentiële leerling de (V)SO-bekostiging die aan de orde is op de betreffende school, meestal cluster 4, soms cluster 3, 2 of 1. Er zijn ongeveer 120 scholen voor speciaal onderwijs die een samenwerkingsovereenkomst hebben met een of meer residentiële instellingen. In de samenwerkingsovereenkomst staan afspraken op het niveau van management en bestuur. De in het kader van deze afspraken bekostigde plaatsen kunnen worden bezet door leerlingen, zonder dat het samenwerkingsverband (SWV) voor deze leerlingen een toelaatbaarheidsverklaring (voorheen indicatie van de CvI) heeft afgegeven. Met ingang van schooljaar 2008/2009 geldt een andere bekostigingssystematiek voor leerlingen die afkomstig zijn uit een residentiële instelling. Omdat het volgens het ministerie van OCW in de praktijk lastig is vooraf een goede inschatting te maken van het aantal benodigde plaatsen, wordt de bekostiging geharmoniseerd: net als bij de reguliere bekostigingssystematiek geldt de teldatum van 1 oktober (of 16 januari, in geval van groei). De bekostiging wordt gebaseerd op het aantal leerlingen dat op de teldatum afkomstig is uit een residentiële instelling waarmee de school een samenwerkingsovereenkomst heeft. Ook hier ontvangen residentiële leerlingen op een cluster 4-school een cluster 4-bekostiging en cluster 3-leerlingen een cluster 3-bekostiging. Vanaf 1 augustus 2014 is dit vergelijkbaar met categorie 1-, 2- of 3-bekostiging. 61 Onder (semi-)residentiële instelling wordt verstaan een instelling voor gehandicaptenzorg, jeugdhulpverlening, jeugdgezondheidszorg of een justitiële jeugdinrichting. Hierna wordt voor de leesbaarheid alleen residentiële instelling gebruikt, waar ook semi-plaatsbekostigd bedoeld kan zijn. -101- In deze werkwijzer gaat het om onderwijs als onderdeel van de behandeling, met gezamenlijke handelingsplannen, inhoudelijke en organisatorische afstemming van het dagprogramma en het onderwijs, inzet van personeel, taakverdeling en verdeling van verantwoordelijkheden. Hier zijn behandeling of opvang en onderwijs vanuit één plan noodzakelijk, vanwege de aard of de duur van de behandeling of opvang. Dit plaatsbekostigd onderwijs wordt beëindigd als naar de mening van de behandelaar (in overleg met de onderwijsinstelling) de jeugdige weer onderwijs kan volgen buiten de context van de behandeling. Een andere vorm van plaatsbekostigd onderwijs vindt plaats op locaties waar jeugdigen moeten verblijven krachtens rechterlijke uitspraken, zoals jeugdgevangenissen (Justitiële Jeugdinrichtingen, de JJI’s), gesloten jeugdinrichtingen (de GJI’s) en bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). Jeugdigen kunnen uitsluitend binnen de muren van deze instellingen onderwijs volgen. Ze mogen niet naar buiten. Dit onderwijs houdt op als de tijd die de jongere krachtens de uitspraak van de rechter in die instelling moet doorbrengen, verstreken is. De hierboven genoemde bekostigingssystematiek is met de komst van Passend onderwijs op 1 augustus 2014 gewijzigd: de gelden zijn overgegaan naar de SWV'en. Deze wijziging geldt echter níet voor scholen die het onderwijs verzorgen in de justitiële jeugdinrichtingen (JJI's). JJI's ontvangen bijzondere bekostiging voor residentiële plaatsen die op de teldatum niet bezet zijn. In verband met problemen bij het plaatsen van jongeren vanuit een justitiële jeugdinrichting op een school voor regulier onderwijs, kan vanaf 1 augustus 2014 bij het verlaten van de JJI een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) worden afgegeven voor deze jongeren. Deze TLV is één jaar geldig en kan door de ouders of voogd worden aangevraagd bij het samenwerkingsverband. Hiermee is plaatsing op een school voor cluster 4 mogelijk. Als na een jaar nog steeds sprake is van ernstige (gedrags)problematiek, moet opnieuw een TLV aangevraagd worden bij het samenwerkingsverband. De gesloten instellingen JJI en GJI vallen wat de bekostiging betreft buiten het kader van het samenwerkingsverband. Het Rijk stelt een aantal plaatsen per instelling vast en die plaatsen worden rechtstreeks door het Rijk bekostigd. De samenwerkingsverbanden krijgen met de residentiële leerlingen te maken, zowel tijdens hun verblijf op de school bij de instelling, als op het moment dat ze ontslagen worden uit de instelling en onder de zorgplicht van het samenwerkingsverband gaan vallen. Dan geldt in principe de benadering dat bezien wordt of de leerling ondersteuning nodig heeft en zo ja, wat de nadere invulling daarvan moet zijn. -102- Zorgplicht voor scholen Schoolbesturen hebben vanaf 1 augustus 2014 zorgplicht. Zorgplicht betekent dat scholen ervoor moeten zorgen dat iedere leerling die op hun school zit, of die zich bij hun school aanmeldt, een passende onderwijsplek binnen het samenwerkingsverband krijgt. Bij de uitvoering van de zorgplicht moet het schoolbestuur eerst kijken wat de school zelf kan doen. Vindt de school dat een leerling het beste naar een andere school binnen het samenwerkingsverband kan gaan, dan moet deze school zelf zorgen voor een goede plek voor die leerling. Zorgplicht bij plaatsbekostigd onderwijs De (V)SO-school waar de leerling staat ingeschreven heeft een zorgplicht. Dat betekent dat aan het eind van de behandeling een plek op een andere school moet worden geboden. Als de leerling ook na de plaatsing nog is aangewezen op (V)SO, dan moet een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) worden aangevraagd door de (V)SO-school waar de leerling staat ingeschreven (verbonden aan de instelling). Indien de (V)SO-school de ouders en leerling een specifieke school heeft geadviseerd en de ouders melden hun kind aan bij die school, dan heeft die school de zorgplicht. De aanvraag van de TLV moet worden gedaan bij het samenwerkingsverband van de school waar de leerling vóór de plaatsing in de residentiële instelling stond ingeschreven. Indien de leerling nog niet op een andere school ingeschreven heeft gestaan (er sprake is van een 'eerste aanmelding'), dan moet het samenwerkingsverband van de (V)SO-school bij de residentiële instelling de TLV afgeven. Een leerling kan rechtstreeks worden aangemeld bij een (V)SO-school die alleen samenwerkt met een residentiële instelling en geen externe plaatsen heeft. Ouders hebben namelijk de vrijheid om hun kind aan te melden bij de school van hun voorkeur. Als ouders hun kind aanmelden bij de school, dan geldt de zorgplicht; ook als de school samenwerkt met een residentiële instelling. De zorgplicht geldt niet wanneer de school geen plaatsingsruimte heeft. In het ondersteuningsprofiel geeft de school aan welke ondersteuning zij biedt. Indien een integraal programma (onderwijs en zorg) kenmerkend is voor het onderwijs op de school, kan dat ook worden opgenomen. Als een leerling zonder indicatie voor zorg wordt aangemeld, zal de school naar verwachting meestal geen passend aanbod kunnen doen. De school moet dan wel een andere passende plek vinden, in overleg met de ouders. Als plaatsing bij een instelling wordt beëindigd moet de leerling naar een andere reguliere of speciale school. Dat traject gaat in principe hetzelfde als bij het aflopen van een TLV. Dat betekent dat de leerling op de (V)SO-school kan blijven tot een nieuwe school is gevonden. De ervaring tot nog toe leert, dat het vaak een moeizaam proces is om leerlingen terug te plaatsen. Hierdoor kan een situatie ontstaan dat de school vol raakt en er geen plaatsingsruimte meer is. 62 62 Bron: OCW. -103- Leerbaarheidsonderzoek Leerbaarheidsonderzoek is een respectvolle professionele methode om de individuele theorie van een kind met ernstige en complexe gedragsregulatieproblematiek te leren kennen. Belangrijk uitgangspunt is dat gekeken wordt naar de behoeften van een kind, in plaats van naar de 'tekortkomingen'. Het gaat er met andere woorden om dat in kaart wordt gebracht wat een kind nodig heeft om weer in ontwikkeling te komen (leerbaar te worden). Het leerbaarheidsmodel van Hedy van Loon is een praktijkgerichte vertaling van het gedachtegoed uit de school van Fop Verheij over psychiatrie in de klas en adaptief behandelen op school. 63 In mei 2008 verscheen werkwijzer 2, Passend onderwijs en passende zorg voor álle leerlingen! De leerbaarheid van gedragsmoeilijke leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Dit boekje is geschreven naar aanleiding van twee OC+-projecten rond leerbaarheidsonderzoeken en -arrangementen (2006-2008) in de Rotterdamse regio. In 2013, met passend onderwijs en ingrijpende veranderingen in de AWBZ in het verschiet, heeft OC+ geëvalueerd hoe het met het leerbaarheidsonderzoek en de leerbaarheidsarrangementen staat. Een verslag van deze evaluatie is opgenomen in werkwijzer 6, Mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen. Een handreiking voor samenwerkingsverbanden en scholen. Beide werkwijzers zijn te vinden op de website www.onderwijsconsulenten.nl. Ontwikkelingsperspectief (OPP) De Wet kwaliteit (V)SO verplicht (V)SO-scholen om voor elke leerling een ontwikkelingsperspectief (OPP) vast te stellen. Hierin staat wat het verwachte uitstroomniveau is en welke onderwijsdoelen een leerling zal kunnen halen. Door het instroomniveau en het verwachte uitstroomniveau te verbinden ontstaat een prognose of ontwikkelingslijn. Het OPP biedt de leraar een handvat om het onderwijs planmatig en doelgericht vorm te geven en is een geschikt instrument voor afstemming en communicatie tussen school, ouders en leerling. Met behulp van het leerlingvolgsysteem kan de school vaststellen of de leerling zich volgens de verwachtingen ontwikkelt. Zo nodig kan een leraar op tijd ingrijpen. Als de leerling zich beter ontwikkelt dan verwacht, stelt de school zijn doelen bij. De school evalueert het OPP jaarlijks met de ouders en stelt het waar nodig bij. Daarbij kijkt de school altijd of de leerling terug kan stromen naar het regulier onderwijs. 63 Adaptief behandelen op school, E.C. van Doorn & F. Verheij, Uitgeverij Van Gorcum, en Ontwikkeling & Leren - Psychiatrie op school, F. Verheij & E.C. van Doorn, Uitgeverij Van Gorcum. -104- De school neemt het OPP van de leerling op in het onderwijskundig rapport zodra de leerling het speciaal onderwijs (SO) verlaat. Dit vormt het schooladvies van het SO aan het vervolgonderwijs. In het voortgezet onderwijs krijgt het OPP een andere betekenis. De leerling zit dan immers al in een bepaald profiel. Voor leerlingen in het arbeidsmarktgerichte profiel richt het OPP zich vooral op de mogelijkheden om een baan te vinden en te behouden. Leerlingen in het profiel vervolgonderwijs vervolgen na de onderbouw hun onderwijs in een van de schoolsoorten VMBO, HAVO of VWO. Het OPP van deze leerlingen richt zich vooral op de mogelijkheden van een vervolgopleiding of doorstroom naar de arbeidsmarkt. De wet zegt niet wat precies in dit onderwijskundig rapport moet staan. In het speciaal onderwijs is in ieder geval het OPP opgenomen. Zorgtraject / zorgpad bij Herlaarhof Een zorgtraject is een combinatie van een diagnostiektraject en een behandeltraject binnen een zorgpad. Zorgtrajecten geven exact aan wat er wordt gedaan, door wie, en hoe lang een traject duurt. In het diagnostiek- en behandeltraject is gezocht naar een verdere ordening. Bij beide is onderscheid gemaakt in enkelvoudige problematiek en complexe problematiek. Enkelvoudig wil zeggen: er is sprake van één kindeigen probleem, bijvoorbeeld ASS of ADHD. Voor de duidelijkheid: in enkelvoudige zorgpaden kunnen kinderen met complexe (kindeigen) problemen zitten. Complexe trajecten zijn er in drie vormen: Complex 1: er is sprake van kindeigen comorbide problematiek, dus twee of meer problemen (bijvoorbeeld dyslexie en ADHD). Complex 2: er is sprake van gezinsproblematiek in combinatie met één kindeigen probleem, bijvoorbeeld ASS of ADHD. Complex 3 wil zeggen: er is sprake van comorbide problematiek bij het kind in combinatie met gezinsproblematiek. In principe valt iedere cliënt in een zorgpad. Maar voor degenen die in complex 3 vallen is geen vastgelegd zorgpad te maken; bij deze cliënten gaat het om maatwerk. In de klinische en dagklinische zorg van Herlaarhof komen doorgaans alleen de complexe zorgtrajecten voor. In welke mate welke trajecten voorkomen, vraagt nader onderzoek. -105- BIJLAGE 14 AB('er) ACT ADHD ASS AWBZ BAO BOPZ CCE CvB CvI GJI HAVO IB('er) IL JJI LGF MBO OC(+) OCW OKR OOGO OPP PAB PCL PO PRO REC RT('er) SB(A)O SO SOSO SVH SWV('en) TAB TLV VMBO VO VSO VWO VWS WEC WJZ WLZ WMO WSNS GEBRUIKTE AFKORTINGEN Ambulante begeleiding/ambulant begeleider Advies consultatie team Attention Deficit Hyperactivity Disorder Autismespectrumstoornis Algemene wet bijzondere ziektekosten Basisonderwijs Bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen Centrum voor consultatie en expertise Commissie van begeleiding Commissie voor de indicatiestelling Gesloten jeugdinstelling Hoger algemeen voortgezet onderwijs Interne begeleiding/intern begeleider Individuele leerroute Justitiële jeugdinrichting (Regeling) Leerlinggebonden financiering Middelbaar beroepsonderwijs Onderwijsconsulent(en)(+) (Minister(ie) van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Onderwijskundig rapport Op overeenstemming gericht overleg Ontwikkelingsperspectief Preventieve ambulante begeleiding Permanente commissie leerlingenzorg Primair onderwijs Praktijkonderwijs Regionaal expertisecentrum Remedial teaching/remedial teacher Speciaal basisonderwijs Speciaal onderwijs Stichting ondersteuning scholen en ouders School van herkomst Samenwerkingsverband(en) Terugplaatsings ambulante begeleiding Toelaatbaarheidsverklaring Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs Voortgezet onderwijs Voortgezet speciaal onderwijs Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (Minister(ie) van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet op de expertisecentra Wet op de jeugdzorg Wet langdurige zorg Wet maatschappelijke ondersteuning Weer samen naar school -106- werkwijzer 7, een projectbeschrijving van onderwijsconsulenten+ Van school naar school! Succesvolle aanpak van de doorplaatsingsproblematiek na onderwijs in het kader van behandeling Drs. Mieke Verhoeven Publicatie | SOSO/Onderwijsconsulenten, Den Haag Vormgeving | Ontwerpwerk, Den Haag Uitgave | 2014 Exemplaren van deze publicatie kunnen uitsluitend schriftelijk (per e-mail) besteld worden bij Onderwijsconsulenten. Zie voor meer informatie: www.onderwijsconsulenten.nl Postbus 19521 | 2500 CM Den Haag | T 070 312 28 87 E [email protected] | www.onderwijsconsulenten.nl 3092.1019 Omslag Werkwijzer 7_wt.indd 1 28-07-14 15:03
© Copyright 2024 ExpyDoc