Werkwijzer 7 - Onderwijsconsulenten

werkwijzer 7, een projectbeschrijving van
onderwijsconsulenten+
Van school naar school!
Succesvolle aanpak van de doorplaatsingsproblematiek
na onderwijs in het kader van behandeling
Drs. Mieke Verhoeven
Publicatie | SOSO/Onderwijsconsulenten, Den Haag
Vormgeving | Ontwerpwerk, Den Haag
Uitgave | 2014
Exemplaren van deze publicatie kunnen uitsluitend schriftelijk
(per e-mail) besteld worden bij Onderwijsconsulenten.
Zie voor meer informatie: www.onderwijsconsulenten.nl
Postbus 19521 | 2500 CM Den Haag | T 070 312 28 87
E [email protected] | www.onderwijsconsulenten.nl
3092.1019 Omslag Werkwijzer 7_wt.indd 1
28-07-14 15:03
Werkwijzer 7, een projectbeschrijving van Onderwijsconsulenten+
Van school naar school!
Succesvolle aanpak van de doorplaatsingsproblematiek
na onderwijs in het kader van behandeling
Drs. Mieke Verhoeven
Projectleider Onderwijsconsulenten+
Augustus 2014
Dit project van Onderwijsconsulenten+ is uitgevoerd door OC+ Joost van Nuland,
samen met (V)SO-school De Zwengel (Els van Rosmalen, directeur locatie Vught)
en Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof (Henk Visser,
beleidsmedewerker).
REC Chiron (en later de Ambulante dienst Vlechtwerk) stelde voor de gehele projectperiode
twee ambulant begeleiders beschikbaar, ieder voor vier uur per week (Gonnie Heesakkers en
Ina Staals).
Eerder verschenen in deze reeks:
Werkwijzer 1: De totstandkoming van onderwijs- en zorgarrangementen op maat in het
regulier voortgezet onderwijs voor leerlingen met een autisme spectrum stoornis
(ASS).
Werkwijzer 2: Passend onderwijs en passende zorg voor álle leerlingen! De leerbaarheid van
gedragsmoeilijke leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs.
Werkwijzer 3: Als passend onderwijs niet in de rugzak past. Best practices uit de praktijk van
de onderwijsconsulenten.
Werkwijzer 4: Vijf OC+-projecten langs de meetlat… Een beschrijving van opbrengsten en
ervaringen.
Werkwijzer 5: Weer wennen aan onderwijs. De schakelklas voor langdurig zieke kinderen als
opstapje naar regulier of speciaal onderwijs.
Werkwijzer 6: Mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen. Een handreiking voor
samenwerkingsverbanden en scholen.
ISBN:
Titel:
978-90-79405-06-0
Van school naar school!
Succesvolle aanpak van de doorplaatsingsproblematiek
na onderwijs in het kader van behandeling
Uit de reeks:
'Werkwijzer', een projectbeschrijving van Onderwijsconsulenten(+)
Auteur:
Drs. M.J.E. Verhoeven
Uitgegeven door:
SOSO/Onderwijsconsulenten(+), Den Haag
Vormgeving omslag:
Ontwerpwerk, Den Haag
Redactionele ondersteuning: Van Unnik Business Services, Winterswijk
Druk:
Ten Brink, Meppel
Verschijningsdatum:
Augustus 2014
Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO) en Onderwijsconsulenten(+)
Het landelijk netwerk van onderwijsconsulenten bestaat sinds oktober 2002; per 1 augustus
2009 zijn de onderwijsconsulenten organisatorisch ondergebracht bij de Stichting
Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO). Onderwijsconsulenten bemiddelen en adviseren bij
problemen rond de toelating van geïndiceerde leerlingen of bij de besteding van het
leerlinggebonden budget. Onderwijsconsulenten+ zoeken structurele oplossingen voor groepen
zorgleerlingen.
Zie ook www.onderwijsconsulenten.nl.
© 2014, SOSO/Onderwijsconsulenten(+)
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD ................................................................................................................................................. 5
1.
INLEIDING, DOEL EN ACHTERGRONDEN ................................................................................... 7
1.1
Introductie Onderwijsconsulenten(+)....................................................................................... 7
1.2
Aanleiding tot het ontstaan van dit project ............................................................................... 8
1.3
Doel en totstandkoming van deze werkwijzer........................................................................ 11
1.4
Leeswijzer .............................................................................................................................. 12
2.
OC+-PROJECT DOORPLAATSINGSPROBLEMATIEK ................................................................ 13
2.1
Doelstelling ............................................................................................................................ 13
2.2
Doelgroep .............................................................................................................................. 13
2.3
Projectorganisatie en de rol van de onderwijsconsulent+ ...................................................... 17
2.3.1
De Zwengel ............................................................................................................................ 18
2.3.2
Herlaarhof .............................................................................................................................. 20
2.4
Overige deelnemende instellingen en samenwerkingspartners .............................................. 21
2.4.1
Samenwerkingsverband De Meierij ....................................................................................... 22
2.5
De looptijd van het OC+-project ............................................................................................ 23
2.6
Wettelijk kader ....................................................................................................................... 23
3.
BEVINDINGEN IN HET EERSTE PROJECTJAAR (2011/2012)..................................................... 27
3.1
Stand van zaken bij de start van het project ........................................................................... 27
3.2
Een overeenkomst met de school van herkomst als oplossing? ............................................. 28
3.3
Meten is weten: registratie en analyse van leerlingenstromen ............................................... 30
3.3.1
Uitkomsten analyse schooljaar 2011/2012 ............................................................................. 30
3.4
De rol van de ambulant begeleiders bij in- en uitstroom ........................................................ 31
3.5
Afstemming tussen De Zwengel en Herlaarhof ..................................................................... 32
3.5.1
Wie komen in aanmerking voor plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel? ........................ 33
3.5.2
Samenwerkingsovereenkomst ................................................................................................ 34
3.6
Beleid van SWV VO De Meierij voor terugplaatsing vanuit De Zwengel ............................. 34
3.7
Conclusie en vervolg.............................................................................................................. 35
4.
BEVINDINGEN IN HET TWEEDE PROJECTJAAR (2012/2013) ................................................... 36
4.1
Doelstelling ............................................................................................................................ 36
4.2
Verbetering en toetsing van het registratiesysteem ................................................................ 36
4.2.1
Uitkomsten analyse schooljaar 2012/2013 ............................................................................. 37
4.3
Herformulering van de relatie met de school van herkomst ................................................... 38
4.4
De rol van de trajectbegeleiders bij de instroom .................................................................... 38
4.5
Samenwerking met de ouders ................................................................................................ 41
4.6
Afstemming De Zwengel en Herlaarhof bij de instroom en doorstroom ............................... 42
4.6.1
Jongeren die worden opgenomen in crisis ............................................................................. 44
4.7
Passend onderwijs na behandeling en plaatsbekostigd onderwijs .......................................... 45
4.7.1
Ontwikkeling van leerlingen in kaart gebracht: integraal schooladvies ................................. 45
4.7.2
Afstemming bij de beëindiging van de behandeling .............................................................. 46
4.7.3
Afstemming en afspraken met de samenwerkingsverbanden VO en PO ............................... 47
4.7.4
Beleid voor leerlingen die niet kunnen uitstromen naar onderwijs ........................................ 47
4.7.5
Trajectbegeleiding bij doorplaatsing ...................................................................................... 48
4.7.6
Uitstroom van de verschillende doelgroepen leerlingen ........................................................ 49
4.7.7
Onderwijs/zorgarrangementen ............................................................................................... 51
5.
DE OPBRENGSTEN VAN HET PROJECT .................................................................................... 55
5.1
De ontwikkeling en verbetering van een registratiesysteem .................................................. 55
5.2
Hernieuwde kijk op de samenwerking met de school van herkomst ...................................... 55
5.3
Verdere afstemming en samenwerking tussen De Zwengel en Herlaarhof ............................ 56
5.4
Samenwerking met de samenwerkingsverbanden PO en VO ................................................ 58
5.5
Voorkomen van thuiszitten .................................................................................................... 59
5.6
De opbrengsten van het project voor De Zwengel en Herlaarhof .......................................... 59
-3-
6.
6.1
6.2
BIJLAGE 1
BIJLAGE 2
BIJLAGE 3
BIJLAGE 4
BIJLAGE 5
BIJLAGE 6
BIJLAGE 7
BIJLAGE 8
BIJLAGE 9
BIJLAGE 10
BIJLAGE 11
BIJLAGE 12
BIJLAGE 13
BIJLAGE 14
AANDACHTSPUNTEN EN AANBEVELINGEN VOOR DE OVERDRAAGBAARHEID ......................... 63
Aandachtspunten .................................................................................................................... 63
Aanbevelingen voor scholen die plaatsbekostigd onderwijs aanbieden ................................. 65
IN- EN UITSTROOMGEGEVENS 2011/2012 OP DE ZWENGEL .................................................. 67
IN- EN UITSTROOMGEGEVENS 2012/2013 OP DE ZWENGEL .................................................. 72
STAPPENPLAN TRAJECTBEGELEIDING DE ZWENGEL ............................................................ 75
VERSLAG OVERDRACHTSGESPREK BIJ INSTROOM ................................................................. 77
AFSPRAKEN BIJ OVERDRACHT EN INSTROOM ........................................................................ 79
IMPRESSIE VAN HET REGISTRATIESYSTEEM .......................................................................... 80
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST HERLAARHOF - DE ZWENGEL ....................................... 83
SAMENWERKINGSAFSPRAKEN MET SWV VO DE MEIERIJ ................................................... 87
SAMENWERKINGSAFSPRAKEN MET SWV PO DE MEIERIJ ................................................... 89
SAMENWERKINGSAFSPRAKEN MET SWV VO 30-06 ............................................................. 91
PROJECTEN PUBERS IN DE KNEL EN RETURN! ....................................................................... 93
HANDREIKING TERUGPLAATSING UIT JJI OF JEUGDZORGPLUS............................................ 94
VERKLARING VAN BEGRIPPEN ............................................................................................. 101
GEBRUIKTE AFKORTINGEN .................................................................................................. 106
-4-
VOORWOORD
Aan zorg-, behandel- of justitiële instellingen zijn scholen verbonden die het onderwijs
verzorgen aan leerplichtige kinderen en jongeren die tijdelijk in zo'n instelling verblijven.
Zodra de behandeling (of detentie) is beëindigd, moeten de leerlingen meestal de aan de
instelling verbonden school verlaten. Er moet dus aansluitend een school in het regulier of
speciaal onderwijs gevonden worden voor deze leerlingen.
Uit de individuele casuïstiek van de onderwijsconsulenten blijkt dat dat niet eenvoudig is,
en dat deze jongeren vaak thuiszitter worden. De school van herkomst wil zo'n leerling niet
terugnemen, en ook andere scholen houden de boot af.
De doorplaatsingsproblematiek die in deze werkwijzer aan de orde komt, heeft
buitengewoon ingrijpende gevolgen voor leerlingen en hun ouders/verzorgers. Zowel in
mijn werk als bestuurslid van de Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO), als in
mijn dagelijks werk als advocaat onderwijsrecht, word ik regelmatig geconfronteerd met
wat het voor een leerling - en zijn of haar sociale omgeving - betekent als een passende
onderwijsplaats ontbreekt. In dit verband zijn de Onderwijsconsulenten voor leerlingen en
hun ouders van onschatbare waarde.
Onderwijsconsulent+ Joost van Nuland kreeg in Noord-Brabant te maken met een aantal
leerlingen die door deze problematiek thuiszitter geworden waren. Zij werden, na
behandeling in Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof, volgens
de wettelijke voorschriften uitgeschreven bij de aan dat centrum verbonden cluster 4-school
De Zwengel, ook als aansluitend geen andere onderwijsplaats beschikbaar was. De
Zwengel en Herlaarhof waren daar ook niet gelukkig mee en toen de onderwijsconsulent+
in 2011 voorstelde een OC+-project rondom deze zogenoemde doorplaatsingsproblematiek
te starten, reageerden beide instellingen positief.
Het OC+-project blijkt zijn vruchten af te werpen: De Zwengel slaagt er in toenemende
mate in om de doorplaatsingsproblematiek het hoofd te bieden. Voor steeds meer leerlingen
wordt aansluitend aan het onderwijs op De Zwengel een andere school gevonden. In deze
(zevende 1) werkwijzer wordt beschreven hoe De Zwengel en Herlaarhof dit hebben
gerealiseerd, samen met andere partijen en in nauwe afstemming met de ouders. Met deze
beschrijving hoopt Onderwijsconsulenten+ ook anderen te inspireren om te werken aan
oplossingen voor de doorplaatsingsproblematiek, die immers in het hele land speelt.
1
Alle werkwijzers van Onderwijsconsulenten+ staan op www.onderwijsconsulenten.nl onder
publicaties/werkwijzers.
-5-
Nieuwe wetgeving verplicht betrokkenen om het thuiszitten van leerplichtige kinderen en
jongeren te voorkomen. Zo moeten samenwerkingsverbanden een terugplaatsingsbeleid
opstellen en moeten scholen als De Zwengel met samenwerkingsverbanden afspraken
maken over de terugkeer van leerlingen. In deze werkwijzer worden aanbevelingen en
aandachtspunten genoemd die scholen en samenwerkingsverbanden hierbij kunnen helpen.
Ik hoop dat de invoering van Passend onderwijs, met de in paragraaf 2.6 besproken
wijzigingen die deze invoering meebrengt, tezamen met de goede voorbeelden die in deze
werkwijzer beschreven staan, ons weer een stap dichter bij een dekkend onderwijsnetwerk
brengen.
Hieraan kan een belangrijke bijdrage geleverd worden door vóór de toelating tot een
residentiële instelling en de daaraan verbonden onderwijsplaats afspraken te maken over de
terugkeer van de leerling naar een passende school. Het terugkeren naar de school van
herkomst is overigens zeker niet voor alle leerlingen de beste optie. Dat is een belangrijke
conclusie uit het project.
Deze werkwijzer is een afsluiting van een reeks door de Onderwijsconsulenten(+)
uitgebrachte werkwijzers. Met deze werkwijzer kunnen de samenwerkingsverbanden en
scholen die zich geplaatst zien voor de vraag hoe zij de verplichte afspraken over het
vervolg van de onderwijsloopbaan van leerlingen na onderwijs in het kader van
behandeling vorm kunnen geven, hun voordeel doen.
Met de invoering van Passend onderwijs zullen de samenwerkingsverbanden nadrukkelijker
zelf hun verantwoordelijkheden (moeten) oppakken om te zorgen voor een passende
onderwijsplaats voor iedere leerling. Dat is goed nieuws voor de leerlingen en hun ouders,
maar ook voor de professionals in het veld die soms tegen muren aanlopen die er niet
zouden moeten zijn.
Met niet aflatende betrokkenheid hebben allen aan dit OC+-project gewerkt: directie en
medewerkers van De Zwengel en Herlaarhof, hun samenwerkingspartners, de
onderwijsconsulent+ en de projectleider OC+. Een woord van dank aan u allen!
Dik Berkhout
Secretaris SOSO
-6-
1.
INLEIDING, DOEL EN ACHTERGRONDEN
1.1
Introductie Onderwijsconsulenten(+)
De Onderwijsconsulenten zijn in 2002 opgericht met subsidie van de minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) om een goede invoering van de Wet op de
leerlinggebonden financiering (LGF, ook wel 'rugzakje' genoemd) te helpen bevorderen.
Dankzij de LGF konden ouders 2 van een gehandicapt kind kiezen naar welk type onderwijs
zij hun kind wilden sturen: een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of - met een
rugzakje - een school voor regulier onderwijs. De onderwijsconsulenten (OC) kregen als
taak ouders en scholen te begeleiden en te adviseren bij individuele problemen rondom
deze 'zorgleerlingen', bijvoorbeeld bij conflicten over schoolplaatsing, verwijdering of het
ondersteuningsaanbod. Sinds augustus 2009 zijn de onderwijsconsulenten organisatorisch
ondergebracht bij de Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO). 3,4
In de individuele casuïstiek tekende zich al snel af dat veel van de problematiek voortkwam
uit knelpunten van structurele aard in het onderwijs. Daarom werd in 2004 de afdeling
Onderwijsconsulenten+ (lees: Onderwijsconsulenten Plus, hierna ook OC+) opgericht. De
opdracht voor de onderwijsconsulenten+ was duurzame oplossingen tot stand te brengen
voor groepen zorgleerlingen en thuiszitters. Onderwijsconsulenten+ deden dit door op
projectmatige wijze samenwerking te helpen bevorderen binnen het funderend onderwijs,
én tussen onderwijs- en zorginstellingen. Zij ondersteunden en faciliteerden professionals in
onderwijs en zorg bij het opzetten van samenwerkingsprojecten die moesten leiden tot
structurele oplossingen voor groepen leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte.
In augustus 2014 is Passend onderwijs ingevoerd en is de LGF afgeschaft. 5 Hierdoor zijn
de taken voor de onderwijsconsulenten(+) veranderd. Samenwerkingsverbanden (SWV'en)
en scholen zijn nu verantwoordelijk voor onderwijs aan álle leerlingen, dus ook aan
zorgleerlingen. Dat betekent dat scholen en ouders er samen moeten zien uit te komen.
2
3
4
5
Waar in de tekst het woord ouder(s) wordt gebruikt, kan ook bedoeld zijn: voogd, wettelijke
vertegenwoordiger(s), etc.
De Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO) is opgericht door: LOBO, NKO, Ouders &
COO, Vereniging Openbaar Onderwijs, CG-Raad, Balans en VG-platform en de sectororganisaties
VO-Raad, PO-Raad, MBO-Raad en WEC-Raad.
Tot augustus 2009 werkten de Onderwijsconsulenten(+) onder de verantwoordelijkheid van de
ACTB, Advies Commissie Toelating en Begeleiding (zie www.onderwijsconsulenten.nl).
Het voormalig LGF-budget blijft landelijk wel beschikbaar, maar wordt anders verdeeld.
-7-
De onderwijsconsulenten zullen de ontwikkelingen volgen en zich blijven inzetten voor
leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte. De projectmatige werkwijze van de
onderwijsconsulenten+ is per 1 augustus 2014 beëindigd, maar de grote hoeveelheid kennis
en ervaring uit de OC+-projecten wordt, onder meer door verspreiding van de werkwijzers
en andere projectverslagen, verder overgedragen aan het onderwijsveld.
1.2
Aanleiding tot het ontstaan van dit project
Voor kinderen en jongeren die (tijdelijk) in een (semi-)residentiële instelling 6 verblijven en
onderwijs krijgen aan de daaraan verbonden cluster 3- of cluster 4-school, valt het vaak niet
mee door te stromen naar een volgende school voor regulier of speciaal onderwijs.
Zodra de behandeling is beëindigd, hebben deze jeugdigen volgens de regelgeving geen
recht meer op het zogenoemde 'plaatsbekostigd onderwijs'; 7 zij moeten de betreffende
cluster 1-, 2-, 3- of 4-school 8 die aan de instelling verbonden is, verlaten, ook als er (nog)
geen passend ander onderwijs beschikbaar is. In de individuele casuïstiek van de
onderwijsconsulenten komt deze problematiek regelmatig aan de orde.
Enkele uitspraken van ouders:
'Er was ons wel duidelijk gezegd dat bij beëindiging van de behandeling ook de plaats
op de aan de instelling verbonden school zou vervallen, maar dat er geen andere school
is en ons kind nu thuis zit zonder onderwijs, is een ramp!'
'Dankzij de behandeling maakte ons kind vele stappen vooruit. En nu zit ons kind ineens
de hele dag thuis, zonder uitzicht op een school! Zo worden de resultaten van de
behandeling weer afgebroken!'
Al in 2005/2006 maakt Bureau Onderwijsconsulenten(+) melding van deze problematiek in
haar jaarrapportage:9
'Onderwijsconsulenten signaleren regelmatig knelpunten bij leerlingen die teruggeplaatst
dienen te worden naar het regulier of speciaal onderwijs, vanuit een plaatsbekostigde
onderwijsvoorziening bij behandeling in een zorginstelling. Als na behandeling ontslag uit
een zorginstelling volgt, hebben leerlingen geen bekostigde onderwijsplek meer. Het blijkt
dat zij in veel gevallen ook niet meer teruggeplaatst kunnen worden op de school waar zij
6
7
8
9
Er zijn verschillende vormen van (semi-)residentiële instellingen. In de context van deze werkwijzer
gaat het met name om residentiële hulpinstellingen als (open en gesloten) jeugdzorg,
gehandicaptenzorg en (geestelijke) gezondheidszorg waar jongeren zijn voor onderzoek of
behandeling, en justitiële jeugdinrichtingen voor jongeren die een straf moeten uitzitten.
Zie bijlage 13 voor verdere uitleg over het begrip plaatsbekostigd onderwijs.
Scholen voor speciaal onderwijs die onderwijs aanbieden aan de cliënten van een (semi-)residentiële
instelling zijn meestal cluster 4-scholen. Het onderwijs aan cliënten met een verstandelijke of
lichamelijke beperking wordt verzorgd door cluster 3-scholen.
Rapportage 2005/2006; zie www.onderwijsconsulenten.nl onder publicaties/rapportages.
-8-
vóór de opname onderwijs genoten. Als gevolg hiervan komen veel van deze leerlingen
thuis te zitten. Zij vallen tussen wal en schip van zorg en onderwijs; onduidelijk is waar de
verantwoording ligt om onderwijs voor deze leerlingen te regelen. Om te voorkomen dat
deze leerlingen thuiszitter worden, zouden de verplichtingen van scholen voor het
handhaven van een onderwijsplek duidelijker geregeld moeten zijn.'
In 2008 stelt Ed Smeets 10vast dat terugplaatsing niet gemakkelijk verloopt: 'Een probleem
bij het verlaten van de instelling, na afronding van de behandeling, is dat terugplaatsing op
de school van herkomst of plaatsing op een andere school voor regulier onderwijs vaak
moeilijk of onmogelijk blijkt.'
'Scholen zijn huiverig om deze leerlingen te plaatsen. Een eventuele indicatiestelling voor
cluster 4 kost tijd en vertraagt uitstroom na beëindiging van de behandeling.'
Ook het ministerie van VWS wordt met deze problematiek geconfronteerd, evenals het IPO
(Interprovinciaal Overleg), dat signaleert dat in de provinciale jeugdzorg doorplaatsing van
jongeren (ook die uit JeugdzorgPlus) stagneert door wachtlijsten in zorginstellingen en op
het voortgezet (speciaal) onderwijs. Het niet aansluitend beschikbaar zijn van een
onderwijsplaats is des te spijtiger, omdat voor deze (soms zeer) kwetsbare jongeren
onderwijs een sterk beschermende factor is voor hun toekomst. Continuïteit van het
onderwijs aan deze jeugdigen vergroot de kansen op een succesvolle terugkeer in de
maatschappij. Het niet geplaatst kunnen worden op een school zou geen reden mogen zijn
om langer in een (al dan niet gesloten) residentiële instelling te verblijven. Het is echter ook
geen goede zaak een jeugdige na behandeling zonder schoolplaatsing uit de residentiële
instelling terug te plaatsen in zijn eigen omgeving, al dan niet met ambulante of
poliklinische (vervolg-)zorg. Het kan de effecten van de behandeling deels teniet doen.
In Noord-Brabant bleken veel van de na een behandeling in een (semi-)residentiële setting 11
thuiszittende leerlingen voor wie een onderwijsconsulent werd ingeschakeld, afkomstig van
De Zwengel. De Zwengel is een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs cluster 4, die
onderwijs verzorgt voor cliënten van Herlaarhof, Specialistisch centrum voor kinder- en
jeugdpsychiatrie. Het kwam regelmatig voor dat geen aansluitend onderwijs beschikbaar
was voor leerlingen die bij Herlaarhof uitbehandeld waren en die conform de wettelijke
voorschriften uitgeschreven werden bij De Zwengel.
10
11
Ed Smeets, Samenwerking tussen speciaal onderwijs en residentiële instellingen. ITS - Radboud
Universiteit Nijmegen, 2008.
Voor de leesbaarheid wordt hierna alleen 'residentiële' gebruikt waar ook sprake kan zijn van 'semiresidentiële' instelling, setting, etc.
-9-
Om een structurele oplossing te vinden voor deze zogenoemde doorplaatsingsproblematiek
stelde onderwijsconsulent+ Joost van Nuland in 2011 voor een OC+-project te starten, met
als doel te onderzoeken wat er voor nodig is om voor deze leerlingen een doorgaande
schoolloopbaan te realiseren. Hij benaderde De Zwengel en Herlaarhof 12 met de vraag of
zij wilden meewerken aan het OC+-project. Beide organisaties reageerden positief. Zij
bleken al een samenwerkingsovereenkomst te hebben over het uitvoeren van de opdracht
één kind, één plan, waarbij behandeling en onderwijs één geheel vormen in het
behandelplan.
Er waren meer redenen om dit OC+-project te doen met leerlingen van De Zwengel:
· De Zwengel verzorgt hoofdzakelijk 13 onderwijs aan leerlingen die in behandeling zijn
bij Herlaarhof.
· De Zwengel heeft jaarlijks een in- en uitstroom van ruim 200 leerlingen. De globale
verdeling is 50% leerlingen SO en 50% leerlingen VSO.
· Door de bovenregionale functie van Herlaarhof komen de leerlingen van De Zwengel
uit veel verschillende samenwerkingsverbanden PO en VO, dus niet alleen uit de
samenwerkingsverbanden in de regio waar De Zwengel gevestigd is.
· De Zwengel en Herlaarhof onderkennen het probleem en willen meewerken aan een
oplossing.
In dit OC+-project gaat het om jeugdigen met psychiatrische en/of ernstige psychosociale
problemen die in Herlaarhof behandeld worden. De doorplaatsingsproblematiek speelt
echter ook bij jeugdigen die tijdelijk in een instelling voor gesloten jeugdzorg of in een
jeugdgevangenis verblijven. Gedragswerk 14 heeft vanuit twee pilots (Amsterdam en Cadier
en Keer) een handreiking voor samenwerkingsverbanden gemaakt om deze jeugdigen weer
terug te plaatsen in het onderwijs. Onderwijsconsulent+ Henk Knol was betrokken bij de
pilot in Cadier en Keer. De handreiking staat in bijlage 12.
12
13
14
Herlaarhof is onderdeel van de Reinier van Arkel Groep.
Sinds schooljaar 2008/2009 heeft De Zwengel een HAVO/VWO-afdeling. Alleen in deze afdeling
kunnen leerlingen geplaatst worden die niet in behandeling zijn bij Herlaarhof. Deze afdeling is
destijds gestart op voorspraak van SWV VO De Meierij en REC Chiron.
Zie www.gedragswerk.nl.
-10-
1.3
Doel en totstandkoming van deze werkwijzer
Een belangrijk aspect van OC+-projecten is het overdraagbaar maken van de opgedane
kennis en expertise naar andere scholen en organisaties in het land.
Deze zevende werkwijzer beschrijft de doorplaatsingsproblematiek voor leerlingen die op
een school voor speciaal onderwijs verblijven die verbonden is aan een residentiële
instelling. Dit betekent dat de opbrengsten van dit project in eerste instantie relevant zijn
voor vergelijkbare scholen en instellingen, maar er is een belangrijke tweede doelgroep:
alle samenwerkingsverbanden PO en VO.
Alle samenwerkingsverbanden kunnen direct of indirect te maken krijgen met leerlingen
die tijdelijk onderwijs ontvangen op een school die verbonden is aan een instelling voor
kinder- en jeugdpsychiatrie. Leerlingen die vanuit de zorg worden geplaatst in een
residentiële instelling mogen direct onderwijs volgen op de (V)SO-school waar de
instelling een samenwerkingsovereenkomst mee heeft. Dit is om te voorkomen dat
leerlingen (lang) moeten wachten op een toelaatbaarheidsverklaring van het
samenwerkingsverband voordat zij onderwijs kunnen gaan volgen. Deze leerlingen stromen
na de behandeling door naar het regulier of speciaal onderwijs PO of VO, of naar het MBO.
Per augustus 2014 zijn de samenwerkingsverbanden en schoolbesturen immers
verantwoordelijk voor een passende schoolplaatsing van elk kind met een extra
ondersteuningsvraag!
In deze werkwijzer wordt beschreven welke oplossingen gevonden zijn om voor leerlingen
aansluitend passend onderwijs te realiseren als onderwijs in het kader van behandeling niet
langer geïndiceerd is. Bij de oplossingsrichting hebben alle betrokkenen hun eigen
verantwoordelijkheid: de school voor speciaal onderwijs, de school van herkomst, het
samenwerkingsverband en de behandelinstelling.
Het OC+-project heeft een looptijd gehad van twee jaar. De werkwijzer beschrijft ook de
rol die de onderwijsconsulent+ vanaf september 2011 heeft kunnen vervullen als aanjager,
probleemoplosser en projectondersteuner.
Deze werkwijzer is samengesteld op basis van uitgebreide schriftelijke 15 en mondelinge
informatie van de leden van de projectgroep en de onderwijsconsulent+. Verder is gebruik
gemaakt van casuïstiekvoorbeelden van leerlingen die aangemeld zijn bij Bureau
Onderwijsconsulenten.
15
Op verzoek van de directeur van De Zwengel heeft mevrouw A. Schippers van KPC een verslag
gemaakt over het verloop van het project. Bij de samenstelling van deze werkwijzer is ook gebruik
gemaakt van dat verslag.
-11-
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 1 staat algemene informatie over Onderwijsconsulenten(+) en de
totstandkoming van deze werkwijzer.
Hoofdstuk 2 beschrijft het doel van het project, de inrichting van de projectorganisatie en
de rol van de onderwijsconsulent+. De organisaties van de projectpartners De Zwengel en
Herlaarhof worden beschreven, en toegelicht wordt hoe zij met elkaar samenwerken.
Paragraaf 2.6 vermeldt in het kort de gevolgen van de nieuwe wetgeving rondom Passend
onderwijs en jeugdzorg.
In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de uitvoering van het project in het eerste projectjaar
2011/2012. De bevindingen uit de eerste fase van het project zijn aanleiding voor nog een
projectjaar. Het tweede projectjaar 2012/2013 staat beschreven in hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 5 bevat de opbrengsten van dit project en in hoofdstuk 6 worden
aandachtspunten en aanbevelingen genoemd voor de overdraagbaarheid aan andere scholen,
samenwerkingsverbanden en instellingen.
De bijlagen bevatten aanvullende informatie en een overzicht van gebruikte begrippen en
afkortingen.
-12-
2.
OC+-PROJECT DOORPLAATSINGSPROBLEMATIEK
2.1
Doelstelling
Het OC+-project Doorplaatsingsproblematiek startte in september 2011 met als doel te
onderzoeken hoe voorkomen kan worden dat leerlingen van De Zwengel, na beëindiging
van de behandeling door Herlaarhof (en de daarmee samenhangende beëindiging van het
plaatsbekostigd onderwijs), thuis komen te zitten, omdat er aansluitend geen passende
school gevonden wordt.
Voor dit project werden de volgende concrete doelstellingen geformuleerd:
• Alle facetten van de problematiek in kaart brengen.
• Een betere afstemming bewerkstelligen tussen zorginstelling (behandelsetting) en de
daaraan verbonden school (één kind, één plan).
• Een protocol/procedure ontwikkelen waardoor leerlingen na behandeling en onderwijs
aansluitend terecht kunnen op een vervolgschool.
• Een modelcontract ontwikkelen waarin het bestuur van de school van herkomst (dan
wel het samenwerkingsverband) een terugkeergarantie biedt of een andere passende
plek voor de leerling garandeert binnen het samenwerkingsverband.
• Onderzoeken en verduidelijken in hoeverre wet- en regelgeving de doorplaatsing van
leerlingen van de school, verbonden aan de zorginstelling, faciliteert.
• Mogelijke oplossingen beschrijven.
• Kennisoverdracht.
2.2
Doelgroep
Dit project beoogt het bewerkstelligen van een doorgaande onderwijs(zorg)lijn voor een
specifieke, soms zeer kwetsbare, groep leerlingen. Het OC+-project richt zich op de
leerlingen die op De Zwengel onderwijs volgen in de context van de behandeling door
Herlaarhof. Het onderwijstraject van deze leerlingen kent wisselingen: zij worden
uitgeschreven op de school van herkomst en ingeschreven op De Zwengel. Daarna gaan ze
óf wel, óf niet terug naar de school van herkomst. In het gunstigste geval hebben de
leerlingen in relatief korte tijd met twee scholen te maken. Maar het kunnen er ook drie
zijn, als de school van herkomst na het verblijf op De Zwengel toch niet het passende
onderwijs blijkt te kunnen bieden. Lukt het niet een vervolgschool te vinden, dan worden
deze leerlingen thuiszitters!
De leerlingen die De Zwengel na behandeling door Herlaarhof (moeten) verlaten, kunnen in
verschillende groepen worden onderverdeeld. Per groep wordt een voorbeeld gegeven uit
de (landelijke) casuïstiek van de onderwijsconsulenten.
-13-
1. Leerlingen die vóór de behandeling regulier onderwijs volgen en die na de behandeling
hun schoolloopbaan op het regulier onderwijs vervolgen.
Laura is 9 jaar en zit op de basisschool. De school laat weten het gedrag van Laura niet
goed te begrijpen; zij voelt zich handelingsverlegen. Er wordt bij Laura een stoornis in
het autismespectrum vastgesteld en zij krijgt kinderpsychiatrische dagbehandeling in
combinatie met onderwijs op de aan de instelling verbonden school. De school die het
onderwijs in het kader van de behandeling verzorgt, stelt handvatten voor het onderwijs
voor Laura op. De basisschool is graag bereid (en in staat) om van deze handvatten
gebruik te maken. Na de kinderpsychiatrische dagbehandeling kan Laura dus weer
terug naar haar basisschool.
2. Leerlingen die vóór de behandeling speciaal onderwijs volgen en die na de behandeling
teruggaan naar speciaal onderwijs (SO of VSO).
Wiebe (14 jaar) krijgt jeugdpsychiatrische dagbehandeling en volgt plaatsbekostigd
onderwijs. Hij komt van het VSO cluster 4. Enkele weken voor de dagbehandeling wordt
afgesloten krijgen de ouders van Wiebe te horen dat hij ook uitgeschreven zal worden
van de aan de zorginstelling verbonden school. Er blijkt voorlopig geen plaats te zijn op
een VSO en daarom adviseert de aan de zorginstelling verbonden school de ouders om
Wiebe aan te melden voor dagbesteding. Daarop schakelen de ouders van Wiebe een
onderwijsconsulent in. De onderwijsconsulent overlegt met de directie van de school
waar Wiebe plaatsbekostigd onderwijs volgt en met het samenwerkingsverband VO.
Duidelijk is welke begeleiding Wiebe vanuit een school nodig heeft om met succes
onderwijs te kunnen volgen. Onderkend wordt dat het niet wenselijk is dat Wiebe
tijdelijk ter overbrugging naar een andere school gaat. Daarom wordt afgesproken dat
Wiebe niet zonder onderwijs thuis komt te zitten en dat hij vanuit de huidige school
direct naar de school gaat die hem verder passend onderwijs kan bieden. Wiebe kan dus
op de school die plaatsbekostigd onderwijs biedt blijven, totdat er een plaats op een
VSO voor hem gevonden is. Het samenwerkingsverband staat garant voor de extra
kosten die dit meebrengt voor de aan de zorginstelling verbonden school.
-14-
3. Leerlingen die vóór de behandeling regulier onderwijs volgen en die na de behandeling
aangewezen zijn op speciaal onderwijs. Soms wordt voor deze leerlingen tijdens hun
verblijf op de school met plaatsbekostigd onderwijs al een toelaatbaarheidsverklaring
voor (voortgezet) speciaal onderwijs aangevraagd.
Vóór zijn opname in een kinderpsychiatrische kliniek was Jeroen (10 jaar) volledig
vastgelopen op de basisschool, onder meer door ernstige gedragsproblemen.
Jeroen wordt vrij abrupt ontslagen uit de kinderpsychiatrische kliniek, nadat de
behandelaar vaststelt dat er bij Jeroen geen sprake is van kinderpsychiatrische
problematiek, maar van gedragsproblemen die mede veroorzaakt worden door
problemen in het gezin. In het gezin is een gezinsbegeleider werkzaam.
Kort voor het ontslag van Jeroen uit de kliniek helpt de daaraan verbonden school zijn
ouders bij het aanvragen van een indicatie voor speciaal onderwijs cluster 4. De ouders
zijn er echter niet van overtuigd dat speciaal onderwijs nodig is; liever zien zij Jeroen
naar het regulier onderwijs gaan met een rugzakje. Zij vragen de 'oude' basisschool
Jeroen (al dan niet tijdelijk) weer toe te laten, maar de school verwijst de ouders naar
het samenwerkingsverband. Jeroen komt thuis te zitten. De aan de kliniek verbonden
school acht terugkeer naar de school van herkomst niet wenselijk in verband met de
gedragsproblemen van Jeroen. Zij roept in overleg met de ouders de hulp in van Bureau
Onderwijsconsulenten. Een onderwijsconsulent regelt met alle betrokkenen (ouders,
gezinsbegeleider en de aan de kliniek verbonden school) een gesprek, waarbij de school
nogmaals haar advies geeft voor het verdere onderwijs voor Jeroen. De school is bereid
Jeroen 'onderwijs op afstand' aan te bieden zolang hij nog niet is toegelaten op een
school voor speciaal onderwijs. De Commissie voor de Indicatiestelling (CvI) zegt toe
de indicatie-aanvraag voor Jeroen met voorrang te zullen behandelen. Vooruitlopend
op die indicatie nodigt een school voor speciaal onderwijs Jeroen en zijn ouders uit
voor een kennismakingsgesprek. Binnen acht weken nadat Jeroen wordt uitgeschreven
uit het plaatsbekostigd onderwijs, wordt hij toegelaten op de school voor speciaal
onderwijs.
-15-
4. Leerlingen die vóór de behandeling speciaal onderwijs volgen en die na de behandeling
naar het regulier onderwijs gaan.
Ook bij Patrick (14 jaar) spelen gedragsproblemen. Hij zat op het VSO-VMBO-tl, maar
de school voelde zich handelingsverlegen. Nu volgt Patrick plaatsbekostigd onderwijs
in het kader van een jeugdpsychiatrische dagbehandeling. Om duidelijk te krijgen wat
hierna passend onderwijs (regulier of speciaal) voor Patrick is, wordt een
leerbaarheidsonderzoek gedaan. 16 Uit het verslag daarvan blijkt onder meer dat
Patrick zich lijkt te voegen naar de situatie waarin hij zich bevindt. Dat verklaart mede
het verschil in zijn gedrag thuis, op zijn voetbalclub en op school. Volgens de
onderzoeker is Patrick een jongere met problematiek die versterkt lijkt te worden in een
cluster 4-omgeving, maar die minder dominant aanwezig is in reguliere contexten.
Cluster 4-onderwijs zal Patrick niet brengen wat hij graag wil, namelijk opgroeien in
een reguliere omgeving met alle voordelen van dien. Het is een grote
verantwoordelijkheid van Patrick en zijn omgeving om dit proces mogelijk te maken als
er een school gevonden kan worden die dit met hem aandurft en hem niet afrekent op
zijn geschiedenis. Patrick wordt aangemeld bij een kleine categorale MAVO, maar die
wijst hem in eerste instantie af. De PCL (Permanente Commissie Leerlingenzorg) van
het SWV adviseert Patrick te plaatsen op een bovenschoolse voorziening, om te kunnen
vaststellen of hij met succes kan deelnemen aan regulier voortgezet onderwijs. De
positieve ervaringen op die voorziening leiden ertoe dat Patrick alsnog wordt
toegelaten op de categorale MAVO.
5. Leerlingen die uitstromen naar dagbesteding of arbeid.
De 15-jarige Koen zit al een jaar thuis omdat zijn VSO-school aangeeft dat zij
handelingsverlegen is. Dan wordt Koen opgenomen in een jeugdpsychiatrische kliniek.
Ook op de school voor plaatsbekostigd onderwijs komt Koen niet tot leren, maar hij
neemt wel met succes deel aan activiteiten rond de school. Besloten wordt een
leerbaarheidsonderzoek te doen, waarbij Koen en zijn ouders vooraf hun specifieke
vragen kunnen voorleggen.
Op basis van het leerbaarheidsonderzoek adviseert de onderzoeker voor Koen
dagbesteding op een zorgboerderij. Koen en zijn ouders stemmen hiermee in.
De leerplichtambtenaar stelt de ouders van Koen vrij van de inschrijvingsplicht.
16
Leerbaarheid is het gedachtegoed van kinder- en jeugdpsychiater Hedy van Loon. Het
leerbaarheidsonderzoek is een werkmodel waarbij in kaart wordt gebracht wat een kind nodig heeft
om weer in ontwikkeling te komen (leerbaar te worden). Zie voor een nadere toelichting bijlage 13,
en werkwijzer 2 op www.onderwijsconsulenten.nl onder publicaties/werkwijzers.
-16-
2.3
Projectorganisatie en de rol van de onderwijsconsulent+
Dit project van Onderwijsconsulenten+ is uitgevoerd door OC+ Joost van Nuland, samen
met (V)SO-school De Zwengel (Els van Rosmalen, directeur locatie Vught) en
Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof (Henk Visser,
beleidsmedewerker).
REC Chiron (en later de Ambulante dienst Vlechtwerk) stelde voor de gehele
projectperiode twee ambulant begeleiders beschikbaar, ieder voor vier uur per week
(Gonnie Heesakkers en Ina Staals).
Tot de algemene taken en verantwoordelijkheden van de OC+ behoorden onder meer:
- het projectplan maken;
- het stappenplan en tijdpad uitzetten en bewaken;
- contacten leggen met (mogelijke) partners en deze bijeenbrengen;
- voorlichting geven over het project (aan ouders, betrokken organisaties, collegaonderwijsconsulenten, organisaties in het eigen netwerk, etc.);
- rapporteren aan de projectleider OC+;
- de overdraagbaarheid van de projectresultaten bevorderen.
De specifieke taken en verantwoordelijkheden van de OC+ in dit project waren:
- frequent overleg met De Zwengel en Herlaarhof;
- overleg met REC Chiron, gericht op de overeenkomst tussen De Zwengel en de andere
bij REC Chiron aangesloten scholen over de toelating van leerlingen die De Zwengel
moeten verlaten na beëindiging van de behandeling op Herlaarhof;
- overleg met samenwerkingsverbanden en afdelingen leerplicht van gemeenten;
- vastleggen van samenwerkingsafspraken over de inzet en inbreng van de verschillende
betrokken organisaties;
- uitwerken van modellen en procedures;
- uitwerken van samenwerkingsovereenkomsten tussen De Zwengel en
samenwerkingsverbanden.
In de beginfase heeft op initiatief van het ministerie van OCW en Onderwijsconsulenten+
een gesprek plaatsgevonden met het ministerie van VWS over een mogelijk gezamenlijke
aanpak van deze doorplaatsingsproblematiek op landelijk niveau, maar daar zijn geen
vervolgafspraken uit voortgekomen met Onderwijsconsulenten+.
-17-
2.3.1
De Zwengel
De Zwengel is een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs van de Stichting Speciaal
Onderwijs De Zwengel. De school verzorgt onderwijs aan cliënten van Specialistisch
centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof. Door de nauwe samenwerking
kunnen de school en het centrum een integrale aanpak realiseren van behandeling en
onderwijs aan kinderen en jongeren (één kind, één plan). Beide partijen dragen vanuit hun
expertise bij aan het herstel van een kind met specifieke problematiek.
De Zwengel biedt plaatsbekostigd onderwijs. Dat houdt in dat de leerlingen onderwijs
kunnen volgen op De Zwengel, zolang dat in het kader van onderzoek en behandeling door
Herlaarhof noodzakelijk gevonden wordt. De school heeft als doel de leerlingen weer goed
te laten functioneren op de school van herkomst, op een andere school, of op een plek op de
arbeidsmarkt.
Er is een afdeling speciaal onderwijs voor kinderen van 4 tot 12 jaar, en een afdeling
voortgezet speciaal onderwijs voor jongeren tussen 12 en 20 jaar. De school heeft drie
vestigingen: Helmond, Veldhoven en Vught. Het intelligentieniveau van de leerlingen
varieert van licht verstandelijk beperkt tot hoogbegaafd.
Op 1 oktober 2013 stonden 463 leerlingen ingeschreven bij De Zwengel: 302 in Vught, 82
in Veldhoven en 79 in Helmond.
De Zwengel vervult een bovenregionale functie: de leerlingen komen uit 19 verschillende
samenwerkingsverbanden PO en VO. Het is voor De Zwengel een complexe opgave om
met al die samenwerkingsverbanden (bestuurlijke) afspraken te maken.
Het grootste aantal leerlingen komt uit de samenwerkingsverbanden PO en VO De Meierij,
VO 30-06 Brabant-Noordoost, PO en VO Helmond-Peelland, PO de Kempen en VO
Eindhoven-de Kempen.
Het bestuur van De Zwengel heeft ervoor gekozen om formeel deel uit te maken van de
PO- en VO-samenwerkingsverbanden waar de school een vestiging heeft.
Op het moment dat voor een leerling plaatsbekostigd onderwijs niet meer geïndiceerd is
vanuit kinder- en jeugdpsychiatrisch onderzoek en behandeling, wordt de leerling op De
Zwengel uitgeschreven op basis van artikel 40, lid 3 van de Wet op de expertisecentra
(WEC). Eén van de taken van De Zwengel is ervoor te zorgen dat een leerling, nadat
'onderwijs in de context van de psychiatrische behandeling' niet langer nodig is, aansluitend
passend onderwijs kan volgen op een andere school.
-18-
Sinds schooljaar 2008/2009 verzorgt De Zwengel naast plaatsbekostigd onderwijs aan
leerlingen die cliënt zijn van Herlaarhof, 17 ook HAVO/VWO-onderwijs aan leerlingen met
een indicatie voor speciaal onderwijs cluster 4. Deze HAVO/VWO-afdeling is verbonden
aan de locatie in Vught en is toegankelijk voor leerlingen uit de samenwerkingsverbanden
VO met een toelaatbaarheidsverklaring. De afdeling vervult hiermee een regionale functie.
De meeste leerlingen komen uit het samenwerkingsverband VO-VSO De Meierij. Uiteraard
kunnen ook cliënten van Herlaarhof op deze afdeling onderwijs volgen.
Op 1 oktober 2013 telde deze HAVO/VWO-afdeling 96 leerlingen: 9 leerlingen die
onderwijs kregen in het kader van behandeling, en 87 leerlingen die niet bij Herlaarhof in
behandeling waren.
Het onderwijsaanbod van De Zwengel
De Zwengel werkt zowel in het SO als in het VSO met onderwijs- en ontwikkeldoelen die
afgestemd zijn op de behandeling en daar ook onderdeel van uitmaken. Er is sprake van één
kind, één plan: het doel van het onderwijs en het doel van de behandeling vormen samen
één geheel.
De school biedt het volledige programma speciaal onderwijs aan zoals dat wettelijk wordt
voorgeschreven. De SO-afdeling werkt met methodes die voldoen aan de kerndoelen van
het PO. Elke leerling heeft een eigen ontwikkelingsperspectief (OPP) 18 waarin zijn leerlijn
wordt beschreven.
De VSO-afdeling kent drie uitstroomprofielen:
1. naar vervolgonderwijs. Hiervoor is de afgelopen jaren veel ontwikkeld. Er wordt
gewerkt met methodes die voldoen aan de kerndoelen in het VO, van niveau VMBObasis tot en met HAVO, en niveau VWO tot en met het tweede leerjaar;
2. naar arbeidsmarkt. Tijdens de looptijd van het OC+-project heeft de school het
uitstroomprofiel arbeid verder ontwikkeld. Dit heeft geresulteerd in de beleidsnotitie 'Ik
wil werken', een groeidocument over de wijze waarop De Zwengel de
arbeidsmarktgerichte leerweg wil implementeren (februari 2013). De notitie 'Ik wil
werken' is op aanvraag bij De Zwengel verkrijgbaar (www.dezwengel.nl).
3. naar dagbesteding. Dit uitstroomprofiel moet nog nader vorm krijgen.
17
18
Minder dan 6% van de cliënten van Herlaarhof volgt plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel;
slechts een beperkt aantal cliënten heeft dus plaatsbekostigd onderwijs nodig.
Zie bijlage 13 voor meer informatie over het ontwikkelingsperspectief (OPP).
-19-
Individueel leertraject
Leerlingen die (nog) niet in staat zijn klassikaal onderwijs te volgen kunnen bij De Zwengel
een individueel leertraject volgen. Dit leertraject is ontwikkeld voor leerlingen die bij
Herlaarhof in behandeling zijn. Het doel van dit leertraject is toewerken naar een situatie
waarin de leerling in een klassikale omgeving onderwijs kan volgen.
In schooljaar 2011/2012 volgden 32 leerlingen een individueel traject en in schooljaar
2012/2013 51 leerlingen.
2.3.2
Herlaarhof
Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof heeft zes locaties:
• Vught, met poliklinische, dagklinische en klinische voorzieningen;
• Veldhoven en Helmond, met op beide plaatsen een polikliniek en een dagkliniek;
• Oss, Den Bosch (Jeroen Bosch Ziekenhuis) en Zaltbommel, met alleen poliklinisch
onderzoek en behandeling.
Het doel van Herlaarhof is het leveren van een substantiële bijdrage om kinderen en
jongeren met psychiatrische problematiek als volwaardig burger te kunnen laten deelnemen
aan de samenleving: in hun woonomgeving, op hun school of werk en in hun relaties.
Herlaarhof behandelt kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 tot 18 jaar, met een uitloop
naar 22 jaar.
De werkwijze is als volgt:
- het diagnosticeren van psychiatrische problematiek;
- het behandelen van psychiatrische problematiek (farmacotherapeutisch, psychologisch,
sociaal);
- het verbeteren van de praktische, sociale en communicatieve vaardigheden van het
kind/de jongere en/of zijn ouders/verzorgers;
- het adviseren van het onderwijs- en zorgnetwerk waar het kind/de jongere naar
terugkeert na ontslag.
De jeugdigen die naar Herlaarhof komen voor behandeling van hun individuele zorgvraag,
hebben vaak ook te maken met school- en gezinsproblematiek. Het is aan de
hoofdbehandelaar om vast te stellen of het noodzakelijk is het speciaal onderwijs van De
Zwengel voor de jeugdige in te schakelen. Zo ja, dan wordt voor die cliënt een integraal
behandelplan opgesteld, waar onderwijs op De Zwengel onderdeel van uitmaakt.
-20-
Bijna alle jeugdigen die in een klinisch of dagklinisch traject behandeld worden door
Herlaarhof zijn ook aangewezen op het onderwijs op De Zwengel, in de context van de
behandeling. Ook poliklinisch behandelde jeugdigen kunnen geïndiceerd zijn voor het
volgen van onderwijs op De Zwengel. Dit gebeurt altijd in het kader van een integraal
behandeltraject, waarbij onderwijs- en behandeldoelen één plan vormen.
Een groot deel van de kinderen en jongeren bouwt een klinische of dagklinische
behandeling geleidelijk en gefaseerd af met een poliklinisch traject, waarbij de leerlingen
nog enige tijd aangewezen zijn op onderwijs op De Zwengel in de context van de
behandeling op Herlaarhof. Gezien de beperkte klinische en dagklinische capaciteit (in
Nederland) wil Herlaarhof, als dat mogelijk is, snel kunnen afschalen in zorgintensiteit. 19
De kliniek van Herlaarhof in Vught heeft een capaciteit van 57 klinische behandelplaatsen
(waarvan 7 BOPZ-bedden 20). Daarnaast zijn er 24 klinische plaatsen voor de behandeling
van psychiatrische problematiek bij licht verstandelijk gehandicapten in het MFC LVG
(Multifunctioneel Centrum voor Licht Verstandelijk Gehandicapten) voor de provincie
Noord-Brabant.
De locaties Vught, Veldhoven en Helmond hebben ieder een capaciteit van 16 plaatsen
voor dagbehandeling.
In 2012 stonden bij Herlaarhof 7.839 kinderen en jeugdigen ingeschreven; bij deze cliënten
waren 12.000 ouders betrokken. Ongeveer 95% van de kinderen en jongeren en hun ouders
wordt poliklinisch (ambulant) behandeld. De ouders worden altijd intensief betrokken bij de
behandeling van hun kind. In een aantal zorgtrajecten wordt ook het gezin behandeld, of
(een van) de ouders.
2.4
Overige deelnemende instellingen en samenwerkingspartners
In dit project van (V)SO-school De Zwengel, Specialistisch centrum voor kinder- en
jeugdpsychiatrie Herlaarhof en OC+ wordt, naast het al genoemde REC Chiron,
samengewerkt met:
- WSNS samenwerkingsverbanden PO, waarbij SWV PO De Meierij (mevr. A Buursink)
als voorloper beschouwd kan worden;
- Samenwerkingsverbanden VO, waarbij SWV VO De Meierij (mevr. L. van Grinsven)
de voorloper is;
- Samenwerkingsverband VO 30-06 Brabant-Noordoost (mevr. P. Bonsink);
- Samenwerkingsverband VO Helmond-Peelland (mevr. M. van Leeuwen).
19
20
Waar in deze tekst gesproken wordt over kinder- en jeugdpsychiatrische behandeling in combinatie
met plaatsbekostigd onderwijs, kunnen klinische, dagklinische en poliklinische trajecten worden
bedoeld.
BOPZ: Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen.
-21-
2.4.1
Samenwerkingsverband De Meierij
De Meierij in de regio 's-Hertogenbosch bestaat uit twee samenwerkingsverbanden: één
voor primair onderwijs (PO) en één voor voortgezet onderwijs (VO).
Het samenwerkingsverband voor PO bestaat uit 111 basisscholen, 5 speciale basisscholen
en 7 scholen voor speciaal onderwijs. Bij het samenwerkingsverband VO zijn 20 reguliere
scholen en 6 scholen voor speciaal onderwijs aangesloten.
Samen met onderwijspartners en diverse zorginstellingen werkt De Meierij aan passend
onderwijs en passende zorg voor alle leerlingen in deze regio, en aan ondersteuning en
versterking van de aangesloten scholen. Er is extra aandacht voor leerlingen met een
specifieke behoefte aan onderwijsondersteuning. Zo wordt gezorgd voor een soepele
overgang van deze leerlingen van het basis- naar het voortgezet onderwijs en later naar het
vervolgonderwijs. Ook zijn er afspraken over het eventueel tussentijds overstappen naar een
andere school.
SWV VO De Meierij heeft besloten de voorzieningen Herstart, Op de Rails, Rebound en
YOP 21 te integreren in één bovenschoolse opvang op één locatie in 's-Hertogenbosch.
Hierdoor kan gebruik gemaakt worden van elkaars expertise. Het doel van het SWV is
onderwijs op maat te bieden aan alle leerlingen in de regio die uitvallen uit het onderwijs.
De voorziening wordt beheerd en geleid door SWV De Meierij. 22 Het SWV leent de
medewerkers in van de aangesloten scholen. De leerlingen blijven ingeschreven op de
school van herkomst. De bekostiging komt van de scholen (bedrag per leerling) en het
ondersteuningsbudget van het SWV, aangevuld met VSV-subsidie (voortijdig
schoolverlaters-subsidie 23). Jaarlijks kunnen in totaal 50 tot 60 leerlingen een programma in
deze bovenschoolse opvang volgen.
21
22
23
YOP (Young Professionals) is bedoeld voor leerlingen vanaf 15 jaar die dreigen voortijdig het
onderwijs te verlaten. YOP motiveert leerlingen om vanuit hun persoonlijke talenten en interesses
een nieuwe start te maken en een diploma te behalen.
Zie voor uitgebreide informatie over SWV De Meierij werkwijzer 6 'Mogelijkheden voor moeilijk
plaatsbare leerlingen', pag. 39 e.v. op www.onderwijsconsulenten.nl onder publicaties/werkwijzers.
Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 maart 2012,
nr. BVE/387639, houdende voorschriften inzake het terugdringen van het aantal voortijdig
schoolverlaters in de studiejaren 2012/2013 tot en met 2014/2015, de verstrekking van aanvullende
middelen aan VO-scholen en de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten
(Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het voortgezet
onderwijs).
-22-
2.5
De looptijd van het OC+-project
Oorspronkelijk zou de looptijd van het doorplaatsingsproject één schooljaar (2011/2012)
zijn. Gaandeweg bleken er echter zoveel positieve ontwikkelingen in gang te zijn gezet die
nog nadere uitwerking behoefden, dat zowel De Zwengel als OC+ nog een jaar wilde
doorgaan om alle bereikte ontwikkelingen te formaliseren. Bovendien werd op basis van de
gegevens over 2011/2012 duidelijk dat slechts een beperkte groep leerlingen terugkeerde
naar de school van herkomst; dat pleitte ervoor het uitstroombeleid verder uit te werken en
meer te richten op afspraken met samenwerkingsverbanden. REC Chiron bleek bereid ook
in het schooljaar 2012/2013 acht uur per week ambulante begeleiding beschikbaar te
stellen, en zo besloten alle partners het project met een jaar te verlengen. Herlaarhof zou
actief betrokken worden bij het tweede projectjaar (zie hoofdstuk 4).
2.6
Wettelijk kader
In dit hoofdstuk worden enkele wettelijke regelingen beschreven die relevant zijn of
worden rondom de invoering van Passend onderwijs.
De Wet kwaliteit (V)SO geeft (V)SO scholen, in navolging van het reguliere PO en VO,
een aantal handvatten om de kwaliteit van het onderwijs verder te verbeteren. Onderdeel
van de wet is dat voor elke leerling een ontwikkelingsperspectief (OPP) moet worden
opgesteld. Dit OPP moet worden opgenomen in het onderwijskundig rapport (OKR) dat de
school verplicht is op te stellen als de leerling de school verlaat.
Deze wetswijziging is relevant voor de informatieoverdracht die De Zwengel, in
afstemming met Herlaarhof, verzorgt op het moment dat een leerling de school verlaat.
De Wet passend onderwijs brengt veel veranderingen met zich mee. In het kader van deze
werkwijzer zijn de volgende drie punten relevant:
1. Elk samenwerkingsverband heeft de verplichting om een ondersteuningsplan op te
stellen. Daarin staan de visie, beleidsvoornemens en de concrete plannen van het
samenwerkingsverband. De Wet passend onderwijs geeft enkele inhoudelijke
voorschriften voor het ondersteuningsplan. Zo moet elk SWV in dat plan opnemen hoe
de procedure en het beleid luiden tot terugplaatsing of overplaatsing van leerlingen van
het (V)SO naar het regulier onderwijs. Samenwerkingsverbanden zijn verplicht om
over hun ondersteuningsplan overleg te voeren met de gemeenten, omdat die (vanaf
2015) verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg.
2. Er is een wetsartikel dat specifiek gericht is op scholen die verbonden zijn aan
residentiële instellingen. '….Indien een leerling is toegelaten tot een school die is
verbonden aan een instelling als bedoeld in artikel 71c WEC, eerste lid, maakt die
school afspraken met het samenwerkingsverband waartoe de leerling behoorde direct
voorafgaand aan de toelating tot de school, over de terugkeer van de leerling', (WEC,
artikel 40, lid 16).
-23-
3. Volgens de wet zijn de samenwerkingsverbanden verantwoordelijk voor leerlingen
voor wie de zorgplicht geldt. Dit zijn ook vaak thuiszitters. Bij het toezicht op de
nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs kijkt de Inspectie van het
onderwijs ook naar oplossingen voor leerlingen die thuiszitten. Hiervoor gebruikt de
Inspectie het nieuwe toetsingskader samenwerkingsverbanden passend onderwijs dat
vanaf 2014 wordt gehanteerd. De eerste indicator, 1.1., is in dit kader relevant.
Deze indicator luidt: 'Het samenwerkingsverband realiseert passende
ondersteuningsvoorzieningen voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig
hebben.'
In de toelichting bij deze indicator staat het volgende:
'Het samenwerkingsverband doet aantoonbaar al het mogelijke om voor leerlingen die
extra ondersteuning nodig hebben passende ondersteuningsvoorzieningen te
organiseren. Dit leidt er toe dat geen leerlingen van passende ondersteuning verstoken
blijven, verwijtbaar aan het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband kan
verantwoorden dat het zijn bevoegdheden en invloed heeft aangewend om deze
ondersteuningsvoorzieningen in en/of tussen de scholen te realiseren'.
De verplichting voor SWV'en tot het opstellen van een terugplaatsingsbeleid, de
verplichting voor scholen als De Zwengel om met SWV'en afspraken te maken over de
terugkeer van leerlingen én de wettelijke opdracht om thuiszitten van leerplichtige
leerlingen te voorkomen (de nieuwe zorgplicht), zijn een wettelijke steun in de rug bij het
oplossen van de doorplaatsingsproblematiek.
Wet op de jeugdzorg (Wjz) - Wet langdurige zorg (Wlz)
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) - Participatiewet
De jeugdzorg wordt helemaal ondergebracht bij de gemeenten. Op 18 februari 2014 heeft
de Eerste Kamer met de Wet op de jeugdzorg ingestemd. De wet treedt op 1 januari 2015 in
werking.
In de Jeugdwet zijn de verantwoordelijkheden van de gemeente vastgelegd. Deze
omvatten:
· alle vormen van jeugdhulp, inclusief specialistische hulp zoals jeugd-vb (jongeren met
een verstandelijke beperking), jeugd-GGZ en JeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg);
· de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen;
· de uitvoering van de jeugdreclassering.
-24-
Zorg in de nieuwe Jeugdwet
Voor kinderen en jongeren onder de 18 jaar valt onder de nieuwe Jeugdwet ook de
volgende zorg (voorheen AWBZ, Zorgverzekeringswet):
· behandeling, al dan niet met verblijf, voor jongeren met een psychische stoornis;
· behandeling, al dan niet met verblijf, voor jongeren met een (licht) verstandelijke
beperking;
· begeleiding, persoonlijke verzorging en het bijbehorend kortdurend verblijf voor
jongeren met een beperking, stoornis of aandoening;
· vervoer van en naar de locatie (binnen of buiten de gemeente) waar jeugdhulp voor
jongeren met een beperking, stoornis of aandoening wordt geboden.
Verstandelijke beperking: Jeugdwet of Wet langdurige zorg
Voor kinderen tot 18 jaar met een verstandelijke beperking valt vanaf 2015 de volgende
zorg onder de Jeugdwet (was voorheen AWBZ):
· begeleiding;
· persoonlijke verzorging;
· kortdurend verblijf;
· behandeling;
· verblijfszorg (ZZP - zorgzwaartepakket).
Alleen de zorg voor kinderen en jongeren met ernstige verstandelijke, lichamelijke of
meervoudige beperkingen valt vanaf 2015 onder de Wet langdurige zorg. Het gaat dan
om kinderen die blijvend zijn aangewezen op permanent toezicht of op 24 uur per dag
zorg. Ook de zorg voor sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk beperkten (SVLVG)
wordt onderdeel van de Wlz.
Behandeling jongeren met een zintuiglijke beperking
Behandeling van kinderen en jongeren onder de 18 jaar met een zintuiglijke beperking
is vanaf 2015 onderdeel van de Zorgverzekeringswet.
Jeugdhulpplicht
Gemeenten krijgen vanaf 2015 jeugdhulpplicht. Jongeren met een beperking, stoornis of
aandoening en hun ouders kunnen bij de gemeente terecht voor hulp en ondersteuning
bij opgroeiproblemen en opvoedproblemen.
De Eerste Kamer heeft op 8 juli 2014 ingestemd met de (nieuwe) Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo), ingaande op 1 januari 2015. De Wmo regelt dat mensen met een
beperking ondersteuning kunnen krijgen. Het kan gaan om ouderen, gehandicapten of
mensen met psychische problemen.
-25-
Het kabinet wil in 2015 ook de langdurige zorg hervormen. De Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten (AWBZ) zal vervangen worden door de Wet langdurige zorg (Wlz). De
geplande ingangsdatum van de Wlz is 1 januari 2015. Het wetsvoorstel is in behandeling bij
de Tweede Kamer. De Tweede en de Eerste Kamer moeten het voorstel nog goedkeuren.
Het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) gaat volgens het wetsvoorstel Wlz bepalen of
iemand recht heeft op zorg uit de Wlz. Onderdelen van de Wlz en de Zorgverzekeringswet
(Zvw) verschuiven naar de nieuwe Jeugdwet.
Gemeenten bereiden zich voor op de transities die de nieuwe wetten met zich meebrengen.
Zij krijgen een groot pakket taken toegeschoven. Daar komt ook bij dat gemeenten volgens
de Participatiewet de verantwoordelijkheid krijgen voor de re-integratie van mensen die
nog kunnen werken, maar die daarbij wel ondersteuning nodig hebben. De Participatiewet
is goedgekeurd door de Tweede en de Eerste Kamer en treedt per 1 januari 2015 in
werking. Met de Participatiewet wil het kabinet bereiken dat iedereen die kan werken weer
aan de slag gaat. Jongeren met een Wajong-uitkering krijgen hier ook mee te maken.
Al deze transities bij de gemeenten hebben ook gevolgen in het kader van de Wet passend
onderwijs. Passend onderwijs vraagt om meer afstemming tussen gemeenten en de
samenwerkingsverbanden uit het primair en voortgezet onderwijs. Vanuit de Wet passend
onderwijs moeten samenwerkingsverbanden en gemeenten 'op overeenstemming gericht
overleg' (OOGO) voeren over het ondersteuningsplan. Volgens de Wet op de Jeugdzorg
moeten samenwerkingsverbanden en gemeenten op overeenstemming gericht overleg
voeren over de relevante onderdelen in het jeugdplan.
De gemeenten gaan bepalen of een kind met ernstige gedragsproblematiek nog begeleiding
krijgt, en hoe die begeleiding er dan uitziet. Elke gemeente bepaalt straks haar eigen beleid.
De gevolgen van de overheveling van zorg naar de gemeenten kunnen dus in iedere
gemeente anders zijn.
Genoemde transities hebben grote invloed op elkaar. Goede jeugdzorg voor kinderen die in
hun ontwikkeling bedreigd worden en goed passend onderwijs gaan hand in hand. Als er
sprake is van chronische problematiek is soms langdurende begeleiding van kind en gezin
noodzakelijk (de oude AWBZ-begeleiding). Als jongeren er niet in slagen zelfstandig een
inkomen te verwerven, krijgen zij als volwassene te maken met de Participatiewet. Als de
start niet goed is kan dat levenslang problemen opleveren, persoonlijk en maatschappelijk.
-26-
3.
BEVINDINGEN IN HET EERSTE PROJECTJAAR (2011/2012)
3.1
Stand van zaken bij de start van het project
De Zwengel en Herlaarhof vinden continuïteit in de schoolloopbaan van leerlingen van
groot belang. Ze stellen echter vast dat het met enige regelmaat voorkomt dat leerlingen na
afloop van de behandeling geen passende school kunnen vinden. In de jaren voorafgaand
aan het OC+-project heeft De Zwengel al verschillende initiatieven genomen om ervoor te
zorgen dat leerlingen succesvol worden doorgeplaatst.
Zo is De Zwengel in 2006 gestart met het formaliseren van afspraken met scholen en
samenwerkingsverbanden om te bevorderen dat het onderwijstraject van de leerlingen, na
afloop van het verblijf op De Zwengel, zo soepel mogelijk verloopt.
De eerste contracten worden gesloten met de samenwerkingsverbanden WSNS Vught en
Schijndel. Het contract met SWV WSNS Vught e.o. betreft leerlingen die van de SBAOschool (Hertog van Brabantschool) uit dat samenwerkingsverband naar De Zwengel gaan,
en (vaak) weer terug. In het contract liggen vooral procedurele afspraken vast, bijvoorbeeld
over wie verantwoordelijk is voor het aanvragen van een nieuwe PCL-beschikking en het
aanleveren van een volledig dossier. Voor leerlingen die langer dan vier maanden op De
Zwengel verblijven, ligt die verantwoordelijkheid bij De Zwengel. Deze afspraak voorkomt
dat een beschikking niet tijdig wordt aangevraagd en er problemen bij de doorstroom
ontstaan.
De WSNS-samenwerkingsverbanden Vught en Schijndel maken nu deel uit van SWV PO
De Meierij.
In 2009 bespreken twee onderwijsconsulenten de doorplaatsingsproblematiek met de
directie van De Zwengel. Afgesproken wordt dat De Zwengel overeenkomsten afsluit met
de scholen waar de leerlingen onderwijs volgden vóór hun behandeling bij Herlaarhof en
verblijf op De Zwengel (verder ook te noemen: de school van herkomst). In het contract
verklaart de school van herkomst dat de leerling na verblijf op De Zwengel kan terugkeren
(eventueel tijdelijk, als een leerling wacht op passend onderwijs op een andere school).
De onderwijsconsulenten leveren het concept voor deze terugkeerovereenkomst aan.
Het doel van de onderwijsconsulenten is te voorkomen dat leerlingen thuiszitter worden.
Daarom wordt eveneens afgesproken dat De Zwengel een weigering van een school van
herkomst om de overeenkomst af te sluiten, meldt aan de onderwijsconsulenten. Een OC
neemt dan direct contact op met de betreffende school van herkomst (en zo nodig met het
samenwerkingsverband) om te bemiddelen.
-27-
Er wordt vaak automatisch vanuit gegaan dat de school van herkomst probleemeigenaar is.
Ter illustratie een voorbeeld uit de praktijk van een OC:
Een school, verbonden aan een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie, blijkt bij
inschrijving van een leerling standaard een brief te sturen aan de school van herkomst
waarin staat, dat 'het volgens de regelgeving verplicht is dat de school van herkomst de
leerling na beëindiging van de behandeling terugneemt. Men zal tijdig laten weten
wanneer de leerling er weer aankomt.'
Als de onderwijsconsulent informeert waar dat in de regelgeving staat, kan de school
die het plaatsbekostigd onderwijs aanbiedt, dat niet aanwijzen.
In de betreffende casus rapporteert de school die het plaatsbekostigd onderwijs
aanbiedt uitvoerig welke begeleiding de leerling in het onderwijs nodig heeft. Dat de
school van herkomst die niet kan bieden is eigenlijk voor iedereen duidelijk, maar ja,
wie is de eigenaar van het probleem? De leerling is in ieder geval kind van de rekening!
3.2
Een overeenkomst met de school van herkomst als oplossing?
Bij de start van het OC+-project in augustus 2011 bestaan dus al initiatieven om te proberen
een doorlopend onderwijstraject voor leerlingen van De Zwengel te realiseren na
beëindiging van de behandeling bij Herlaarhof. Het OC+-project richt zich in het eerste jaar
op terugkeer van de leerlingen naar de school van herkomst, eventueel ook tijdelijk, in
afwachting van een meer passende onderwijsplaats. Het feit dat de leerling in het tweede
geval een extra schoolmutatie heeft, wordt voor lief genomen. Een tijdelijke overbrugging
op De Zwengel wordt niet als mogelijkheid gezien.
Om die terugkeer te realiseren is het de bedoeling een protocol of procedure te ontwikkelen.
Gedacht wordt aan een overeenkomst waarin de school van herkomst terugkeergarantie
biedt, of een overeenkomst waarin het samenwerkingsverband waar de leerling onder valt,
zich garant stelt voor een passende (andere) school. Er wordt contact gezocht met alle
betreffende samenwerkingsverbanden om hen te bewegen dergelijke
samenwerkingscontracten af te sluiten.
De Ambulante Begeleiding van De Zwengel ondervindt echter regelmatig weerstand tegen
de werkwijze met de terugkeerovereenkomsten. Scholen moeten zich vooraf verbinden,
terwijl bijvoorbeeld nog niet bekend is wat de resultaten van het behandeltraject zijn en
welke ondersteuning leerlingen na terugkeer op hun oude school nodig hebben. Wat
scholen vooral missen, is de mogelijkheid om te overleggen wat het beste is voor de
leerling, getuige enkele reacties in de periode vóór de start van het OC+-project en in het
eerste projectjaar 2011/2012:
-28-
Enkele reacties van scholen van herkomst op het verzoek tot terugname van
leerlingen:
· De school van herkomst is bereid de leerling zonder voorwaarden terug te laten
komen: 'Wij hebben geen handelingsverlegenheid. De leerling is welkom na afloop
van het behandel- en schooltraject. Wij stellen wel prijs op overleg, een goede
overdracht en enige nazorg.'
· De school van herkomst is bereid de leerling terug te laten komen op voorwaarde
van een goede overdracht en eventueel begeleiding door De Zwengel: 'Wij staan in
principe niet afwijzend ten opzichte van een eventuele terugkeer. Graag overleg in
een zo vroeg mogelijk stadium, ook over een passend instroommoment. Zorgvuldige
overdracht met handelingsadviezen en eventueel nazorg vanuit De Zwengel wordt
op prijs gesteld.'
· De school van herkomst wil tegen het eind van de behandeling van de leerling door
Herlaarhof zelf (mee) vaststellen welke begeleiding straks van de school gevraagd
wordt; de school wil dan beoordelen of de benodigde ondersteuning geboden kan
worden: 'Wij willen graag overleg met De Zwengel over bindende afspraken over
terugplaatsing van leerlingen. Wij willen een eventuele terugplaatsing
professioneel bekijken. De mogelijkheid tot terugkeer dient altijd in verband te
staan met de hulpvraag. Kunnen wij bieden wat de leerling nodig heeft? Wij staan
open voor schooladvies van De Zwengel, inclusief goede inhoudelijke rapportage.
Wij willen graag zelf (en in overleg) de afweging tot een eventuele terugkeer
maken. Eventuele terugplaatsing moet niet liggen in onvoorwaardelijkheid.
Kritische (bespreek)punten: terugplaatsing in moeilijke situaties (vroegtijdig
afbreken behandeltraject); overbrugging richting ander onderwijs.'
· De school van herkomst verwacht dat de leerling ook na behandeling bij Herlaarhof
meer begeleiding nodig heeft dan zij kan bieden: 'Wij voelen
medeverantwoordelijkheid omtrent eventuele terugplaatsing, maar maken wel een
voorbehoud. Er is hier op school veel gebeurd; wij hebben veel meegemaakt met
deze leerling. Ook vragen wij ons af of regulier onderwijs haalbaar is. Daarnaast is
het in verband met veiligheid en acceptatie misschien beter een andere school te
zoeken. Wij willen graag meedenken en meewerken aan plaatsing elders.'
Hoewel aanvankelijk gedacht wordt dat terugkeer naar de school van herkomst voor de
meeste leerlingen de beste oplossing is (er wordt zelfs gesuggereerd dat deze
terugkeergarantie wettelijk geregeld zou moeten worden), blijkt een en ander in de praktijk
genuanceerder te liggen. Niet alle scholen willen de overeenkomst ondertekenen, omdat
men zich niet van tevoren wil vastleggen. Volgens de ambulant begeleiders ligt het aan de
tekst van de overeenkomst, waarin in feite wordt medegedeeld dat de leerling op termijn
terugkomt. Deze formulering maakt de scholen van herkomst 'kopschuw'.
Bovendien voelen de ambulant begeleiders van De Zwengel zich voor een dilemma
geplaatst. Zij zien ook wel in dat een (grote) groep leerlingen niet gebaat is bij terugkeer
naar de school van herkomst.
-29-
Ook De Zwengel stelt in die periode vast dat het niet altijd wenselijk is (soms zelfs contrageïndiceerd) dat een leerling teruggaat naar de school van herkomst. Redenen daarvoor
kunnen zijn:
- de school kan geen passend onderwijsaanbod verzorgen voor de leerling;
- de relatie tussen ouders en/of leerling en de school is ernstig verstoord;
- de leerling moet de overstap van PO naar VO maken.
De directie van De Zwengel besluit dan ook in maart 2012 de overeenkomst voorlopig niet
te gebruiken. De Zwengel wil nagaan welke afspraken met de scholen van herkomst wél
haalbaar zijn.
De OC+ onderzoekt in dit projectjaar in hoeverre doorplaatsing van leerlingen gefaciliteerd
wordt door wet- en regelgeving. Ook inventariseert hij knelpunten en beschrijft hij de
oplossingen die gaandeweg gevonden worden, zodat de bevindingen uit dit project
overgedragen kunnen worden.
3.3
Meten is weten: registratie en analyse van leerlingenstromen
Om inzicht te krijgen in de in- en uitstroomgegevens van de leerlingen wordt direct bij de
start van het OC+-project een eenvoudig registratiesysteem opgezet waarin de gegevens
van de in schooljaar 2011/2012 instromende leerlingen worden vastgelegd. Aan het begin
van schooljaar 2012/2013 wordt een geoptimaliseerde versie van het registratiesysteem in
gebruik genomen.
In bijlage 1 staat een uitgebreid overzicht van de instroom, doorstroom en uitstroom van
leerlingen in het eerste projectjaar.
3.3.1
Uitkomsten analyse schooljaar 2011/2012
Inherent aan het type school dat De Zwengel is (plaatsbekostigd onderwijs), is er een hoge
doorstroom van leerlingen. Op het moment dat Herlaarhof vindt dat onderwijs niet meer
geïndiceerd is, moeten de leerlingen De Zwengel verlaten. 24
In schooljaar 2011/2012 zijn 216 leerlingen die behandeld werden bij Herlaarhof
ingeschreven op De Zwengel (locaties Vught, Veldhoven en Helmond).
62 leerlingen (bijna 30%) stroomden vóór 1 augustus 2012 uit. 51 van hen vonden weer een
plaats in het onderwijs. Ruim een derde (37%) van die 51 leerlingen keerde terug naar de
school van herkomst. Dat betekent dat de school van herkomst voor de andere 63%
leerlingen geen passend onderwijs meer kon bieden. Redenen daarvoor zijn:
24
Voor leerlingen die geen plaatsbekostigd onderwijs op de HAVO/VWO-afdeling van De Zwengel
volgen, geldt dit uiteraard niet.
-30-
-
de leerling heeft meer ondersteuningsbehoefte dan de school van herkomst kan bieden;
de leerling stroomt uit naar de arbeidsmarkt;
de leerling maakt de overstap van primair naar voortgezet onderwijs. De vraag is of het
voor deze leerlingen gewenst is om voor de laatste paar maanden van het schooljaar
(eind groep 8) nog terug te keren naar de school van herkomst;
de leerling is aangewezen op een ander profiel of een ander didactisch niveau dan de
school van herkomst kan bieden;
de relatie tussen ouders/leerling en de school van herkomst is dermate verstoord dat
terugkeer niet wenselijk is.
Voor een klein aantal leerlingen geldt dat zij gezien hun psychiatrische problematiek
voorlopig niet deel kunnen nemen aan onderwijs. Voor deze groep leerlingen hanteert De
Zwengel aanvullend beleid: in overleg met Herlaarhof krijgen de ouders van deze
leerlingen het advies om pas vrijstelling van de inschrijvingsplicht voor hun kind aan te
vragen als het CCE (Centrum voor Consultatie en Expertise) dit vanuit hun onderzoek ook
aanbeveelt, of als dit raadzaam is op basis van de bevindingen van een
leerbaarheidsonderzoek. 25 Dit beleid zorgt ervoor dat een vrijstellingsaanvraag inhoudelijk
adequaat onderbouwd kan worden.
3.4
De rol van de ambulant begeleiders bij in- en uitstroom
Het werken met een terugkeerovereenkomst stond niet op zichzelf, maar was ingebed in
meer afspraken tussen De Zwengel en de scholen van herkomst. Zo was De Zwengel al in
schooljaar 2009/2010 gestart met het inzetten van preventieve ambulante begeleiding
(PAB) en terugplaatsings ambulante begeleiding (TAB) in het ketentraject voor de
leerlingen van de school.
De ambulant begeleiders (AB'ers) van de school hadden een belangrijke functie bij de
instroom van leerlingen. Zij namen interviews op de school van herkomst af om
aanvullende informatie te krijgen over de leerling, en om na te gaan of de leerling naar de
school terug kon keren als dat na het verblijf op De Zwengel gewenst leek. Zoals hierboven
al staat, waren het de AB'ers die signaleerden dat er weerstand ontstond bij de scholen van
herkomst om de overeenkomst te ondertekenen. De werkwijze is daarna aangepast.
Ook de TAB van De Zwengel werd uitgevoerd door de AB'ers. Een AB'er begeleidde de
leerling en de school bij de overgang van De Zwengel naar de school waar de leerling
verder passend onderwijs volgde. De resultaten van de inzet van PAB- en TAB-trajecten
waren hoopgevend, maar (nog) niet in alle gevallen alleen positief. Er waren nog steeds
leerlingen voor wie er aansluitend op het onderwijs op De Zwengel geen passend onderwijs
was.
25
Zie bijlage 13 voor meer informatie over leerbaarheidsonderzoek.
-31-
3.5
Afstemming tussen De Zwengel en Herlaarhof
De samenwerking tussen De Zwengel en Herlaarhof bestaat al meer dan 25 jaar.
Men werkt vanuit een gezamenlijke mensvisie met respect voor elkaars deskundigheid.
Toch blijkt in het eerste projectjaar dat een nog betere afstemming tussen beide organisaties
nodig is om de doorplaatsingsproblematiek aan te pakken.
De posities van De Zwengel en Herlaarhof ten opzichte van elkaar worden gaandeweg
duidelijker. Dit leidt tot een aanscherping of andere invulling van het overleg, zowel
inhoudelijk als bedrijfsmatig. Voorbeelden hiervan zijn:
• Bij intakegesprekken van Herlaarhof met leerlingen die opgenomen worden in de
(dag)kliniek is ook de intern begeleider van De Zwengel aanwezig.
• Er is beleidsoverleg tussen de directeur van de school en de managers van Herlaarhof.
• De intern begeleider en de behandelcoördinator hebben structureel overleg om het
behandelplan en het individueel handelingsplan op elkaar af te stemmen.
• Wekelijks worden de leerkrachten begeleid door de intern begeleider van De Zwengel
en de orthopedagoog/psycholoog van Herlaarhof.
• Leerkrachten nemen deel aan evaluaties van het behandelplan.
• Er is overleg tussen groepsleiding en leerkrachten over (dag)klinische leerlingen.
• Ten minste eenmaal per jaar, voorafgaand aan de actualisering van de overeenkomst,
voeren het bevoegd gezag van De Zwengel en het bestuur van Herlaarhof bestuurlijk
overleg.
• Ten minste tweemaal per jaar vindt afstemmingsoverleg plaats tussen het
managementteam van De Zwengel en het managementteam van Herlaarhof.
• Ten minste zesmaal per jaar vindt overleg plaats tussen de algemeen
directeur/bestuurder van De Zwengel en de directeur van Herlaarhof.
Dat goede samenwerking en onderlinge afstemming tussen zorg en onderwijs nodig, maar
niet altijd vanzelfsprekend zijn, illustreert onderstaand voorbeeld uit de praktijk van een
onderwijsconsulent in een andere regio:
'Ik heb in twee situaties meegemaakt dat de hulp van een onderwijsconsulent werd
ingeroepen, omdat een leerling die opgenomen werd in een zorginstelling niet
toegelaten werd tot de school die plaatsbekostigd onderwijs voor de zorginstelling
biedt. Kort gezegd kwam het er in beide gevallen op neer dat de zorginstelling haar
capaciteit had uitgebreid, zonder over extra cliënten afspraken te maken met de school.
Er was nogal wat druk op de zorginstelling nodig voordat zij de consequenties van het
eigen handelen nam, namelijk het onderwijs bekostigen (totdat de school de bekostiging
via het ministerie van OCW kreeg) voor de leerlingen die wegens plaatsgebrek op de
school niet op het plaatsbekostigd onderwijs terecht konden.'
-32-
3.5.1
Wie komen in aanmerking voor plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel?
Tot nu toe is het uitgangspunt dat kinderen of jongeren die klinisch of dagklinisch
opgenomen worden én die schoolproblemen hebben, naar De Zwengel gaan. Praktische
overwegingen kunnen tot uitzonderingen op deze regel leiden, bijvoorbeeld als het
schooljaar nog maar enkele weken duurt. In die situaties wordt naar een andere oplossing
gezocht.
Bij de afweging of cliënten van Herlaarhof de speciale setting van De Zwengel nodig
hebben, spelen de volgende argumenten een rol:
• Het behandelmilieu en het onderwijsmilieu zijn voor cliënten en ouders op dat moment
de belangrijkste milieus om zich op te richten.
• Met De Zwengel wordt gewerkt volgens de systematiek van één kind, één plan.
• De Zwengel is in staat om de behandeldoelen te vertalen naar onderwijsdoelen. De
school werkt aan onderwijsdoelen en opbrengsten in het kader van de psychiatrische
problematiek.
• Er is sprake van korte lijnen met vaste leraren en docenten die de behandelmethoden en
de behandeltaal van de psychiatrie kennen en begrijpen.
• De Zwengel beschikt over een deskundig lerarenteam: de leraren kunnen goed omgaan
met kwetsbare kinderen en jongeren en zijn in staat de diverse problemen van kinderen
en jongeren goed te duiden. De leraren spelen een belangrijke rol in de diagnostische
fase van de behandeling. De school kan goed aansluiten bij de leerdoelen van de
cliënten in alle fasen van de behandeling.
• De cliënt (leerling) is gebaat bij regelmaat in een zeer onrustige en moeilijke fase in
zijn of haar leven.
• De leerling is in het (regulier of speciaal) onderwijs vastgelopen en krijgt op De
Zwengel de kans de schoolloopbaan te hervatten met behulp van een op maat gesneden
handelingsplan en zo nodig een opbouwtraject.
• De meeste jeugdigen, die met spoed of in het kader van crisismanagement opgenomen
worden, kunnen binnen enkele weken de schoolloopbaan hervatten, beginnend met een
observatieperiode, en vervolgens werkend aan het herstel van het gewone leven.
Nadere afbakening
De instelling en de school hebben samen vastgesteld, dat niet de behandelvorm leidend is in
de vraag of voor de cliënt het onderwijs op De Zwengel noodzakelijk is, maar de vraag die
erachter ligt. Waarom heeft juist deze cliënt het speciale plaatsbekostigd onderwijs van De
Zwengel nodig? Overigens blijven de meeste leerlingen die in behandeling zijn bij
Herlaarhof onderwijs volgen op de school (regulier of speciaal) waar zij op dat moment
staan ingeschreven; van de cliënten van Herlaarhof in de schoolleeftijd volgt, zoals eerder
vermeld, slechts 6% onderwijs op De Zwengel.
In de loop van het OC+-project is gezocht naar mogelijkheden om de doelgroep voor
onderwijs op De Zwengel nader te definiëren. Handvatten daarvoor biedt de relatief nieuwe
manier waarop Herlaarhof sinds enkele jaren werkt, namelijk met zogenaamde
-33-
zorgprogramma's. Daarbij wordt in de diagnostiek onderscheid gemaakt tussen
enkelvoudige en complexe problematiek. Voor de groep leerlingen voor wie het speciaal
onderwijs op De Zwengel is geïndiceerd (en dus één kind, één plan) gaat het om de
volgende twee criteria:
- de complexiteit van de problematiek en bijbehorende behandelprogramma's;
- er is sprake van onderwijsproblematiek.
3.5.2
Samenwerkingsovereenkomst
Vanzelfsprekend staat bij de samenwerking het belang van de cliënt/leerling voorop.
In de uitwerking moeten beide instellingen rekening houden met de eigen regelgeving.
Voor de onderwijsinstelling De Zwengel geldt de wet- en regelgeving van het (speciaal)
onderwijs. Voor Herlaarhof is de wet- en regelgeving van de (geestelijke) gezondheidszorg
leidend.
Voorwaarde voor plaatsbekostiging voor leerlingen is een samenwerkingsovereenkomst
tussen instelling en school. In deze overeenkomst moet onder meer beschreven staan op
welke wijze zij gezamenlijk vormgeven aan de uitwerking van één kind, één plan. In
januari 2013 is de bestaande samenwerkingsovereenkomst tussen Herlaarhof en De
Zwengel op basis van de bevindingen uit het eerste projectjaar enigszins aangepast. 26
3.6
Beleid van SWV VO De Meierij voor terugplaatsing vanuit De Zwengel
Als SWV VO De Meierij in de regio merkt dat door plaatsgebrek op het VSO leerlingen
soms thuis komen te zitten, pakt zij dit probleem aan door afspraken te maken met de
scholen van het samenwerkingsverband. Ook De Zwengel kreeg te maken met leerlingen
voor wie na afloop van het plaatsbekostigd onderwijs speciaal onderwijs geïndiceerd werd,
maar die vervolgens thuiszitter werden omdat er aansluitend geen plaats was op het VSO.
Omdat de directies van De Zwengel en SWV De Meierij van mening zijn dat plaatsgebrek
op het VSO er niet toe mag leiden dat deze leerlingen thuiszitter worden, spreken zij het
volgende af:
1. De Zwengel stelt samen met Herlaarhof een geïntegreerd schooladvies op voor iedere
leerling die de school verlaat.
2. Het SWV beoordeelt mee of de leerling aangewezen is op VSO of onderwijs kan
volgen op een van de bij het SWV aangesloten scholen.
3. Dreigt er voor de leerling geen plaats te zijn op het VSO, dan meldt De Zwengel dit aan
de directeur van het SWV.
4. Als ook het SWV plaatsing van de leerling op het VSO noodzakelijk acht, maar er op
het VSO geen plaats is, verzorgt en bekostigt het SWV een tijdelijke oplossing voor de
leerling. Die kan zijn:
26
Zie bijlage 7.
-34-
-
de leerling wordt in een 'noodklas' opgevangen;
de leerling blijft - bekostigd door het SWV - langer op De Zwengel. Deze laatste
oplossing heeft de voorkeur, omdat het voor de leerling een (extra) schoolwisseling
bespaart.
SWV VO De Meierij realiseerde met deze afspraken eigenlijk al passend onderwijs vóór de
wettelijke ingangsdatum van 1 augustus 2014.
3.7
Conclusie en vervolg
In het eerste projectjaar is een voorlopig registratiesysteem gemaakt waarin een groot aantal
gegevens is vastgelegd over leerlingen die in het schooljaar 2011/2012 in- en uitstroomden
op De Zwengel.
Uit de uitstroomcijfers over schooljaar 2011/2012 blijkt, dat terugplaatsing op de school
van herkomst maar voor een derde van de leerlingen een passend perspectief is.
Bovendien maakt de gekozen werkwijze om leerlingen vanuit De Zwengel te laten
terugkeren naar de school van herkomst, deze school tot probleemeigenaar, ongeacht of
deze school de leerling kan bieden wat hij of zij nodig heeft.
Gaandeweg het project wordt duidelijk dat de aanvankelijk gekozen strategie, namelijk het
werken met een terugkeerovereenkomst tussen De Zwengel en de school van herkomst,
onvoldoende oplossing biedt bij doorplaatsingsproblemen. Als dat inzicht aan het einde van
het eerste projectjaar wordt verkregen, nemen De Zwengel en Herlaarhof hun eigen rol en
functie nog eens onder de loep.
Besloten wordt het OC+-project met een jaar te verlengen om alle bereikte ontwikkelingen
te formaliseren en zich verder te richten op de integrale aanpak (één kind, één plan) van
onderwijs en behandeling door De Zwengel en Herlaarhof.
De rol van de ambulant begeleiders in het eerste jaar is van groot belang gebleken bij de inen uitstroom van leerlingen. Het resultaat van hun inzet is hoopgevend. Daarom zullen de
ervaringen en werkwijze van de AB'ers 27 in het tweede projectjaar meegenomen worden in
het streven om een doorlopend onderwijstraject voor de leerlingen te realiseren. TAB en
PAB zullen worden ingezet om een vorm van trajectbegeleiding te organiseren, waardoor
leerlingen onder goede begeleiding in- en uitstromen en de overdracht goed geregeld is.
27
Vanaf schooljaar 2012/2013 wordt de term trajectbegeleiders gebruikt voor AB'ers.
-35-
4.
BEVINDINGEN IN HET TWEEDE PROJECTJAAR (2012/2013)
4.1
Doelstelling
Waar de behandeling van Herlaarhof erop gericht is dat het kind of de jeugdige weer kan
functioneren in het gezin of een ander passend opvoedingsverband, streeft De Zwengel
ernaar dat een leerling weer met succes kan deelnemen aan voor hem of haar passend
onderwijs. De focus van het project wordt verlegd van terugkeer naar de school van
herkomst om thuiszitten te voorkomen naar: hoe kan De Zwengel, in integrale afstemming
met Herlaarhof, een naadloze overgang voor leerlingen realiseren van onderwijs op De
Zwengel naar passend onderwijs elders.
Aan het begin van het tweede projectjaar besluit De Zwengel dat haar leerlingen de school
pas verlaten als aansluitend passend onderwijs, dagbesteding of arbeidstoeleiding
beschikbaar is. Nauwe(re) samenwerking en afspraken met Herlaarhof en de scholen en
besturen van de diverse samenwerkingsverbanden zijn onontbeerlijk om deze doelstelling te
bereiken. Daarom worden de volgende thema's in deze fase van het OC+-project
uitgewerkt:
- aanpassing van het registratiesysteem om meer inzicht te krijgen in leerlingpopulatie en
leerlingstromen (zie 4.2);
- herziening van de kijk op de samenwerking met de school van herkomst (zie 4.3);
- voortbouwen op de inzet van de trajectbegeleiders (zie 4.4);
- samenwerking met de ouders (zie 4.5);
- verdieping van de samenwerking en afstemming tussen De Zwengel en Herlaarhof,
gericht op de instroom van leerlingen en de benodigde onderwijs/zorgarrangementen
(zie 4.6);
- verdere afstemming en afspraken tussen De Zwengel en Herlaarhof over passend
onderwijs voor de leerlingen, als basis voor doorplaatsing na plaatsbekostigd onderwijs
(de uitstroom). Hieronder vallen bijvoorbeeld regelingen met de SWV'en VO en PO, en
afspraken over trajectbegeleiding, uitstroom en onderwijs/zorgarrangementen op de
school waar de leerling na De Zwengel komt (zie 4.7).
4.2
Verbetering en toetsing van het registratiesysteem
Het door De Zwengel ontwikkelde registratiesysteem dat gebruikt werd in schooljaar
2011/2012 wordt op basis van de ervaringen aan het begin van schooljaar 2012/2013
aanzienlijk aangepast (ook in het wettelijk kader van Passend onderwijs) en verbeterd. De
vooronderstellingen over doorstroom en terugplaatsing op basis van definitieve gegevens
zijn getoetst.
In het nieuwe systeem worden onder meer de volgende gegevens van de leerlingen
geregistreerd:
-36-
-
school van herkomst;
verblijfsduur op De Zwengel;
advies van De Zwengel over passend onderwijs;
terugkeer naar de school van herkomst, ja of nee;
school van terugkeer/doorstroom;
reden andere school;
heeft de leerling ter vermijding van thuiszitten op verzoek van het SWV nog enige tijd
overbrugd op De Zwengel, ja of nee;
beschikt de leerling over een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) of is de TLV
aangevraagd tijdens het verblijf op De Zwengel, ja of nee.
Het registratiesysteem is een van de concrete opbrengsten van het project. De Zwengel
houdt hierin voortaan de instroom-, doorstroom- en uitstroomgegevens van alle leerlingen
bij. De voordelen voor betrokken partijen (niet alleen voor De Zwengel en Herlaarhof, maar
ook voor de SWV'en) zijn de volgende.
• De Zwengel kan monitoren of zij haar doelstelling realiseert om leerlingen niet eerder
van haar school te laten gaan dan nadat er elders passend onderwijs, arbeid of
dagbesteding beschikbaar is.
• Het registratiesysteem helpt bij het verder ontwikkelen van het kwaliteitsbeleid van De
Zwengel.
• Er ontstaat inzicht in de verblijfsduur van de leerlingen op De Zwengel.
• Het registratiesysteem biedt De Zwengel de mogelijkheid bij te dragen aan het
monitoren van leerlingstromen in samenwerkingsverbanden.
• De Zwengel kan dit registratiesysteem gebruiken in het kader van de opdracht voor het
speciaal onderwijs om zicht te hebben op de plek waar leerlingen verblijven, twee jaar
nadat ze de school verlaten hebben.
In bijlage 6 staat meer informatie over het registratiesysteem.
4.2.1
Uitkomsten analyse schooljaar 2012/2013
Ook in het tweede projectjaar blijkt dat ruim een derde van de leerlingen (36%) terugkeert
naar de school van herkomst. Dat zijn vooral leerlingen die maar kort onderwijs volgen op
De Zwengel. Bij meer complexe problematiek die een langere behandeling vergt neemt het
percentage leerlingen dat terug kan naar de school van herkomst duidelijk af.
De instroom in dit schooljaar laat een toename zien van 8% van leerlingen met een indicatie
voor speciaal onderwijs: zowel in het PO als in het VO een stijging van 31% naar 39%.
Van de 252 in 2012/2013 ingeschreven leerlingen stroomden er vóór het einde van het
schooljaar 80 uit (ongeveer 32%).
In bijlage 2 staat meer informatie over de in- en uitstroom in dit schooljaar.
-37-
4.3
Herformulering van de relatie met de school van herkomst
In het eerste projectjaar blijkt, dat de terugkeer naar de school van herkomst voor veel
leerlingen (toch) niet de beste oplossing is. De redenen daarvoor kunnen zijn:
- de leerling zit vlak voor de overgang van PO naar VO (tegen het einde van het
schooljaar);
- de school van herkomst kan geen passend onderwijs bieden;
- de school heeft op dat moment geen plaats;
- de leerling zit in een eindexamentraject;
- de leerling krijgt het advies een leerweg te volgen die op de school van herkomst niet
beschikbaar is;
- een nieuwe start op een nieuwe school is wenselijk;
- het schooljaar duurt nog maar enkele weken. De leerling kan het beste beginnen op een
andere school met ingang van het nieuwe schooljaar.
Waar De Zwengel voorheen vooral terugplaatsing op de scholen van herkomst probeerde te
bereiken, komt het accent in het tweede projectjaar veel meer te liggen op het realiseren van
een doorgaand onderwijstraject voor de leerlingen. Aan de basis daarvan ligt het delen van
informatie tussen De Zwengel en de scholen van herkomst. Daartoe overleggen de
trajectbegeleiders van De Zwengel met de school van herkomst vooraf over zaken als
handelingsadviezen en onderwijsdoelen die de school voor de leerling hanteert. 28
Door deze werkwijze is de relatie met de scholen van herkomst veranderd; zij worden nu
als partners betrokken bij het vinden van de juiste onderwijsplaats voor de leerlingen.
4.4
De rol van de trajectbegeleiders bij de instroom
De trajectbegeleiders 29 van De Zwengel overleggen met de school van herkomst over de
leerlingen die op basis van plaatsbekostiging op De Zwengel geplaatst worden.
De trajectbegeleider maakt een afspraak met de school van herkomst om de benodigde
gegevens van de leerling op te halen. Hij of zij bespreekt dan meteen of de school bereid is
de leerling te zijner tijd terug te nemen, dan wel of de school in overleg met De Zwengel en
het SWV wil meewerken aan het vinden van een passende onderwijsvorm.
28
29
Soms lukt het niet om met de school van herkomst af te stemmen voordat de leerling op De Zwengel
begint; dan gebeurt dat alsnog zo snel mogelijk.
Trajectbegeleider is de nieuwe naam voor ambulant begeleider.
-38-
Op basis van een uitgebreide leidraad (zie bijlage 4) vragen de trajectbegeleiders in het
gesprek in ieder geval naar:
- het didactisch niveau van de leerling;
- de aanpak en afstemming op individueel en groepsniveau;
- het sociaal-emotioneel functioneren van de leerling;
- de taak- en werkhouding;
- de ondersteuning die al is ingezet;
- bijzonderheden omtrent medisch en fysiek functioneren;
- wat de school van herkomst nodig heeft in het onderwijsproces en wat de hulpvraag en
verwachtingen zijn, als de leerling na afsluiting van de onderwijsperiode op De
Zwengel weer terug zou komen.
Verder worden afspraken gemaakt over het onderhouden van de contacten, onder meer over
de voortgang van de leerling op De Zwengel (zie bijlage 3 voor het stappenplan van de
trajectbegeleiding).
De afspraken die de trajectbegeleider maakt met de school van herkomst worden vastgelegd
in een afsprakenoverzicht (zie bijlage 5). De behandelcoördinatoren van Herlaarhof krijgen
een kopie van deze afspraken. De hulpvraag van de school van herkomst vormt een
onderdeel van het OPP dat De Zwengel voor de leerling opstelt. Een en ander wordt
afgestemd met de ouders.
De informatie die de trajectbegeleiders van de school van herkomst krijgen is
vanzelfsprekend relevant voor de periode dat de leerling op De Zwengel onderwijs volgt.
De Zwengel kan daarmee haar onderwijsaanbod zo goed mogelijk laten aansluiten op het
didactische en pedagogische niveau van de leerling. De gegevens zijn, zoals eerder gezegd,
ook van belang voor het integrale eindadvies dat De Zwengel samen met Herlaarhof geeft.
Aan de school van herkomst wordt expliciet gevraagd of zij van mening is dat de leerling
na De Zwengel weer terug kan komen, of dat een andere vorm van onderwijs, arbeid of
dagbesteding meer passend lijkt.
Evenals in het eerste projectjaar merken de trajectbegeleiders in schooljaar 2012/2013 dat
de scholen van herkomst zich niet al aan het begin van de behandeling op Herlaarhof en het
onderwijs op De Zwengel willen vastleggen op een terugkeer van de leerling. Scholen
willen aan het eind van de behandeling bij Herlaarhof eerst weten welke begeleiding de
leerling nodig heeft. Overigens is het percentage leerlingen dat terugkeert naar de school
van herkomst in beide projectjaren nagenoeg gelijk.
-39-
Enkele reacties van scholen van herkomst op het verzoek tot terugname van
leerlingen in schooljaar 2012/2013:
1. De school van herkomst is bereid de leerling zonder voorwaarden terug te laten
komen: 'Voor de betreffende leerling is via bemiddeling van Leerplicht al gezocht
naar beter passend onderwijs (inhoudelijke verandering van onderwijsvorm). Wij
(PO-school) hopen in het behandel- en schooltraject de juiste begeleiding te
kunnen bieden en zelf meer zicht te hebben op de problematiek en aanpak. De
leerling kan terugkeren.'
2. De school van herkomst is bereid de leerling terug te laten komen op voorwaarde
van een goede overdracht en eventueel begeleiding door De Zwengel: 'Wij (POschool) willen graag afstemmen wat de behoefte van de leerling is bij eventuele
terugkeer. De leerling is welkom, zie ondertekende akkoordverklaring. Inzicht
verkrijgen in de eigen problematiek, alsmede het oppakken van de problemen in de
thuissituatie, is belangrijk.'
3. De school van herkomst wil tegen het eind van de behandeling van de leerling door
Herlaarhof zelf (mee) vaststellen welke begeleiding straks van de school gevraagd
wordt; de school wil dan beoordelen of de benodigde ondersteuning geboden kan
worden: 'Wij (PO-school) vinden de gedrags- en leerproblematiek moeilijk
hanteerbaar. Wij staan open voor terugkeer op basis van overleg, zorgvuldige
overdracht en nazorg. Wij moeten de juiste zorg kunnen bieden; de terugkeer moet
zowel voor de leerling als voor ons haalbaar zijn. De akkoordverklaring wordt
ondertekend.'
4. De school van herkomst verwacht dat de leerling ook na behandeling bij Herlaarhof
meer begeleiding nodig heeft dan zij kan bieden: 'Wij (VO-school) geven geen
terugkeergarantie en ondertekenen de akkoordverklaring niet. Gezien de
ervaringen op onze school, de complexe problematiek en de waarschijnlijk
noodzakelijk blijvende begeleiding, lijkt het ons beter om te zoeken naar een school
met een meer passend onderwijsaanbod.'
5. De school van herkomst laat de leerling niet toe wegens gebrek aan draagvlak
daarvoor binnen de school. Er is teveel gebeurd met andere leerlingen, en andere
ouders accepteren niet dat de leerling terugkomt. 'Terugkeer naar onze (VO) school
is niet mogelijk. De leerling heeft een cluster 4 beschikking. Het regulier onderwijs
geeft teveel prikkels. De leerling is al aangenomen op het VSO. Het behandeltraject
moet zorgen voor meer rust, een positiever zelfbeeld, het kunnen omgaan met de
eigen problematiek, kunnen reflecteren, acceptatie door leeftijdsgenoten en groei in
zelfstandigheid.'
-40-
4.5
Samenwerking met de ouders
Om optimaal te kunnen samenwerken is het van groot belang dat de drie betrokken partijen
- De Zwengel, Herlaarhof en de ouders 30- elkaar op de hoogte houden van de ontwikkeling
van het kind. Het spreekt voor zich dat ieder hierin een eigen verantwoordelijkheid heeft.
De Zwengel en Herlaarhof hechten grote waarde aan een goede samenwerking met de
ouders. De gezamenlijke aanpak van behandeling en onderwijs helpt ouders bij de
ondersteuning van de ontwikkeling van hun kind. Het geeft hen handvatten die zij kunnen
inzetten in de natuurlijke omgeving van het kind. Anderzijds beschikken ouders, als
ervaringsdeskundigen, over een schat aan informatie over hun kind, waar de leerkrachten en
behandelaars gebruik van kunnen maken bij de realisatie van de doelen.
De Zwengel is dan ook vanaf het begin aanwezig bij de gesprekken met ouders en leerling.
Het streven is om vóór de start van het plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel een
gezamenlijk overleg te voeren tussen Herlaarhof, De Zwengel, de leerling en zijn of haar
ouders. Het lukt in toenemende mate om dat inderdaad te doen voordat de leerling op De
Zwengel begint, maar het blijft een aandachtspunt.
In het gesprek worden de verwachtingen van ouders en leerling ten aanzien van de school
goed afgestemd en wordt duidelijk verteld dat het onderwijs op De Zwengel onderdeel
uitmaakt van de kinder- en jeugdpsychiatrische behandeling.
Als ouders eenzijdig besluiten de behandeling bij Herlaarhof te beëindigen heeft dit ook
gevolgen voor het onderwijs op De Zwengel.
Uitspraak van een ouder:
'De koppeling van behandeling en onderwijs brengt ons als ouders wel in een
afhankelijke positie: als wij op in onze ogen goede gronden besluiten om de
behandeling af te breken, dan moet ons kind ook de daaraan verbonden school verlaten.
Wie helpt dan bij het vinden van een alternatief?'
In het eerste kennismakingsgesprek bespreekt De Zwengel met de ouders in ieder geval:
- dat het een tijdelijk onderwijsaanbod betreft dat geldig is zolang Herlaarhof dit
onderwijsaanbod indiceert;
- de wijze waarop de ouders op de hoogte worden gehouden van de schoolvorderingen
en het welzijn van de leerling;
- wie de contactpersoon voor de ouders is vanuit de school;
- de gang van zaken op het moment dat vervolgonderwijs geïndiceerd is;
- dat De Zwengel en Herlaarhof voor de leerling een geïntegreerd schooladvies
opstellen;
30
Hier wordt ook bedoeld de verantwoordelijke opvoeders van de leerling.
-41-
-
dat De Zwengel de ouders en leerling tijdig zal informeren als zij van mening is dat de
leerling na De Zwengel een ander onderwijsaanbod nodig heeft dan de school van
herkomst kan bieden.
Uit ervaring en onderzoek blijkt dat het investeren in duidelijkheid en het maken van
afspraken bij de voordeur zich ruimschoots terugbetalen in de samenwerking gedurende de
periode dat een leerling op school zit. Het voorkomt ook problemen bij de achterdeur. 31
De Zwengel geeft op de volgende manier vorm aan de samenwerking met de ouders:
• In de tweede schoolweek belt de mentor van nieuwe leerlingen met de ouders om te
vragen hoe de eerste kennismaking is verlopen. In dit gesprek wordt nog eens gezegd
dat De Zwengel het op prijs stelt als ouders ook zelf het initiatief nemen om informatie
uit te wisselen.
• Binnen 6 weken krijgen de ouders een uitnodiging om het OPP van hun kind te komen
bespreken en te ondertekenen.
• De Zwengel nodigt ouders periodiek uit voor een evaluatie- en voortgangsgesprek over
hun kind; zo nodig is daar ook iemand van Herlaarhof bij.
• De Zwengel organiseert twee ouderavonden per jaar met als doel kennismaking,
informatie-uitwisseling en onderling oudercontact.
• Ouders worden uitgenodigd hun belangstelling kenbaar te maken voor een plaats in de
oudergeleding van de Medezeggenschapsraad.
• Er wordt driemaal per jaar een informele ouderbijeenkomst georganiseerd in
samenwerking met oudervereniging Balans.
Doordat veel ouders hun kinderen niet naar school kunnen brengen vanwege de afstand,
zijn de contacten met de ouders minder vanzelfsprekend dan bij een school in de buurt.
4.6
Afstemming De Zwengel en Herlaarhof bij de instroom en doorstroom
In de al langer bestaande samenwerking tussen De Zwengel en Herlaarhof is het
uitgangspunt als volgt geformuleerd: de school heeft haar plaats binnen het onderzoek en de
behandeling van Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof. Dat
betekent dat Herlaarhof bepaalt of voor een cliënt ook de gespecialiseerde setting van het
onderwijs op De Zwengel noodzakelijk is. Dit is onafhankelijk van de behandelsetting.
Herlaarhof stelt de integrale behandeldoelen vast. De Zwengel vertaalt deze behandeldoelen
in een onderwijskundige aanpak met daarbij behorende doelen voor de leerlingen.
31
Zie de bevindingen van Dr. F. Smit zoals hij die onder meer vastlegde in de publicatie 'Ouders en
school; succesfactoren voor betrokkenheid.'
-42-
In het tweede projectjaar wordt de integrale samenwerking tussen De Zwengel en
Herlaarhof aangescherpt. School en instelling gaan na op welke manier ze hun
werkprocessen nog beter op elkaar kunnen afstemmen, zowel bij de instroom als bij de
doorstroom van leerlingen. Waar mogelijk worden gezamenlijke intakes en overlegvormen
opgezet. Enkele voorbeelden:
• Er worden ambulante onderwijs/zorgarrangementen uitgewerkt waarin De Zwengel en
Herlaarhof gezamenlijk een onderwijs/zorgaanbod doen. Na de zomervakantie van
2014 is hiervoor een pilot gestart. De Zwengel en Herlaarhof willen met de
onderwijs/zorgarrangementen een integrale ambulante dienstverlening aanbieden aan
de scholen en samenwerkingsverbanden.
• Er worden afspraken gemaakt over het signaleren aan de voordeur door Herlaarhof van
problemen in het onderwijs bij aanmelding van jeugdigen. Herlaarhof zal in
voorkomende gevallen De Zwengel betrekken bij de intake.
• Bij het Bemoeizorgtraject Pubers in de Knel (zie bijlage 11) wordt, bij langdurend
schoolverzuim, De Zwengel ook direct geïnformeerd en zo mogelijk direct betrokken,
in afstemming met de school van herkomst.
• Verkend wordt wat de mogelijkheden zijn voor een gezamenlijke aanpak bij jeugdigen
die met spoed voor (kortdurende) behandeling opgenomen worden in Herlaarhof.
Voorgesteld is om vast te leggen dat in geval van spoedplaatsingen op Herlaarhof De
Zwengel binnen een week na aanmelding van de leerling overleg voert met de leerling,
zijn of haar ouders en de school van herkomst.
• Ook wordt nagegaan hoe het traject moet lopen voor leerlingen die bijvoorbeeld tijdens
de zomervakantie met de behandeling bij Herlaarhof beginnen en die op De Zwengel
geplaatst moeten worden. De Zwengel heeft in die gevallen geen contact met leerling
en ouders voordat de leerling op de school start.
Deze ontwikkelingen dragen mede bij aan kwaliteitswinst voor de scholen van herkomst en
de scholen bij doorplaatsing.
Herlaarhof bepaalt of onderwijs op De Zwengel onderdeel moet uitmaken van de totale
behandeling: een leerling start met het onderwijs op De Zwengel op het moment dat
Herlaarhof dit in het kader van het onderzoek en de behandeling nodig vindt. Het onderwijs
op De Zwengel eindigt als Herlaarhof aangeeft dat plaatsbekostigd onderwijs voor de
leerling niet langer nodig is. Dit gebeurt in afstemming met De Zwengel en dan volgt een
integraal schooladvies. Het hoeft overigens niet te betekenen dat de behandeling afgerond
is. Het gebeurt vaak dat de behandeling wordt voortgezet, bijvoorbeeld poliklinisch, zonder
dat onderwijs op De Zwengel nog noodzakelijk wordt geacht. De leerling stapt dan over
naar een andere school. De Zwengel biedt nog één jaar trajectbegeleiding aan.
Vanaf augustus 2014 bieden Herlaarhof en De Zwengel de poliklinische behandeling en de
trajectbegeleiding geïntegreerd aan (zie paragraaf 4.7.7).
-43-
De Zwengel heeft, net als alle scholen voor speciaal onderwijs, een eigen Commissie van
Begeleiding (CvB). De CvB kijkt mee hoe de opdracht om aan de doelgroep leerlingen
onderwijs te geven gerealiseerd kan worden, en of de condities voldoende zijn wat de
behandelcontext betreft. Een gedragsdeskundige van Herlaarhof maakt deel uit van de CvB
van De Zwengel. Op basis van het behandelplan van Herlaarhof, gegevens van de school
van herkomst en testgegevens en observatiegegevens van De Zwengel, stelt de CvB een
OPP vast.
4.6.1
Jongeren die worden opgenomen in crisis
Een bijzondere groep vormen de jongeren die in crisis worden opgenomen Sinds 2002 heeft
Herlaarhof een gesloten afdeling. De doelgroep op deze afdeling kenmerkt zich over het
algemeen als volgt:
- acute psychiatrische symptomen, waardoor in eerste instantie meestal een lage
belastbaarheid voor onderwijs mogelijk is;
- behandeling en onderwijs zijn vanuit veiligheidsoogpunt niet mogelijk in een open
setting;
- onderwijs op De Zwengel is geïndiceerd;
- soms is er, voor opname, sprake van langdurige schoolonderbreking.
Herlaarhof en De Zwengel hebben werkafspraken gemaakt over hun gezamenlijke inzet
voor deze doelgroep. De belangrijkste zijn:
• Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van De Zwengel en Herlaarhof om ook
aan deze cliënten van Herlaarhof onderwijs aan te bieden.
• De Zwengel en Herlaarhof brengen allebei de benodigde middelen in om onderwijs aan
deze leerlingen mogelijk te maken.
• Zo nodig is Herlaarhof bereid samen met De Zwengel te overleggen met de
samenwerkingsverbanden over de doorplaatsing van deze leerlingen.
Kortdurende opnamen worden onderscheiden in minder dan twee weken, twee tot zes
weken en meer dan zes weken. Herlaarhof neemt onderwijs niet op in haar
behandelprogramma voor jongeren die korter dan veertien dagen worden opgenomen op
crisisplaatsen. Deze jongeren worden daarom niet ingeschreven bij De Zwengel en krijgen
geen onderwijs. Voor deze cliënten verzorgt de groepsleiding van Herlaarhof een
gestructureerd dagprogramma.
Voor de meeste leerlingen die tussen de twee en zes weken of langer dan zes weken worden
opgenomen, neemt Herlaarhof wel onderwijs op in haar behandelprogramma. Deze
leerlingen worden ingeschreven bij De Zwengel. Voor deze doelgroep is het goed om zo
snel mogelijk het onderwijs te hervatten om geen onnodige onderwijsachterstand op te
lopen, en om de draad van het normale leven weer op te pakken.
-44-
Er vindt een goede afstemming plaats tussen de medewerkers van de crisisunit en de
activiteitenbegeleiding, en het onderwijzend personeel van De Zwengel.
Op de crisisunit is een onderwijsruimte ingericht die gebruikt wordt voor jeugdigen die
(nog) niet in staat zijn om onderwijs te volgen in het schoolgebouw van De Zwengel.
De Wet op de expertisecentra noch de Wet op passend onderwijs beschrijft extra
mogelijkheden voor crisis- of observatieplekken met een daaraan gekoppelde bekostiging.
Sinds de start van deze afdeling proberen De Zwengel en Herlaarhof alternatieven voor dit
knelpunt te vinden. Zo hebben zij gezamenlijk uit eigen middelen een leerkracht bekostigd
voor het verzorgen van dit onderwijs/zorgarrangement, maar dit bleek financieel niet vol te
houden.
De Zwengel overlegt inmiddels met de samenwerkingsverbanden hoe de doorstroom ook
voor deze groep goed kan verlopen, in het kader van haar doelstelling geen enkele leerling
zonder onderwijs of een ander vervolgtraject uit te schrijven. Daartoe brengt zij in kaart:
- welke onderwijsdoelen nagestreefd worden en wat de verwachtingen zijn van
Herlaarhof, ouders en van het onderwijsveld;
- welke vorm van trajectbegeleiding nodig is voor deze groep;
- welke afspraken nodig zijn met de diverse samenwerkingsverbanden, inhoudelijk en
financieel;
- hoe groot de groep is die ook daadwerkelijk na zes weken uitstroomt en in die tijd een
vervolgplek krijgt.
4.7
Passend onderwijs na behandeling en plaatsbekostigd onderwijs
Vanaf april 2013 geldt bij De Zwengel als beleid dat geen enkele leerling De Zwengel
verlaat als er geen passend onderwijs of arbeid voor die leerling beschikbaar is.
Uitzondering hierop zijn uiteraard de kinderen en jongeren die (voorlopig) geen onderwijs
kunnen volgen. Voor deze leerlingen geeft De Zwengel in afstemming met Herlaarhof een
zorgadvies.
In deze paragraaf wordt uiteengezet hoe De Zwengel en Herlaarhof - in samenwerking met
ouders, betrokken scholen en samenwerkingsverbanden - actief werken aan een doorlopend
(onderwijs)traject voor de leerlingen, onder meer door een integraal schooladvies te geven.
4.7.1
Ontwikkeling van leerlingen in kaart gebracht: integraal schooladvies
De Zwengel is verplicht om de leerlingen die de school verlaten een onderwijskundig
rapport (OKR) mee te geven. Onder Passend onderwijs moet het OPP dat De Zwengel voor
elke leerling opstelt, onderdeel uitmaken van dit OKR. Mede door haar intensieve
samenwerking met Herlaarhof kan De Zwengel goed beoordelen wat een leerling nodig
heeft om met succes onderwijs te kunnen volgen. In de loop van het OC+-project heeft De
Zwengel het beleid ontwikkeld om samen met Herlaarhof tweemaal per jaar een integraal
advies op te stellen voor iedere leerling. Als het integrale advies afwijkt van de
-45-
geformuleerde uitstroombestemming, komt er een nieuw OPP. Dit OPP wordt opnieuw
vastgesteld in de CvB en wordt met de ouders besproken. 32 In het uiteindelijke integrale
schooladvies staat een beschrijving van de onderwijsbehoefte van de leerling, het passende
schoolklimaat, de leeropbrengsten en het uitstroomperspectief. Dit advies vormt samen met
het OPP een stevige basis voor de aanbevolen vervolgplek in het onderwijs na De Zwengel.
4.7.2
Afstemming bij de beëindiging van de behandeling
Herlaarhof bepaalt - uiteraard in overleg met De Zwengel - of in het kader van de
behandeling van een cliënt het speciaal onderwijs van De Zwengel nog langer nodig. Dit
betekent dat Herlaarhof een belangrijke verantwoordelijkheid draagt rondom de
communicatie met De Zwengel over dit besluit. De Zwengel moet immers in de
gelegenheid zijn om tijdig, samen met Herlaarhof, een integraal schooladvies op te stellen
en te zoeken naar een passende vervolgplek (onderwijs, arbeid of dagbesteding). Of, om het
in termen van passend onderwijs te zeggen: Herlaarhof moet De Zwengel in de gelegenheid
stellen om aan haar zorgplicht te voldoen.
Goede afspraken hierover zijn in eerste instantie van belang voor de leerlingen, in het kader
van een doorlopend onderwijstraject. In de tweede plaats speelt het belang van de
samenwerkingsverbanden waar de leerlingen van afkomstig zijn. Die
samenwerkingsverbanden zijn zowel verantwoordelijk voor de bekostiging van de
leerlingen zo lang deze op De Zwengel zitten, als voor verder passend onderwijs nadat de
leerlingen niet meer aangewezen zijn op onderwijs in de context van de behandeling door
Herlaarhof.
Als Herlaarhof besluit dat het onderwijs op De Zwengel voor een leerling in het kader van
zijn of haar behandeling niet langer nodig is, draagt De Zwengel er zorg voor dat de
leerling de overstap kan maken naar ander voor hem of haar passend onderwijs.
Overigens heeft Herlaarhof met De Zwengel nadrukkelijk een afbouwbeleid afgesproken,
gericht op een 'zachte landing' van de cliënt. Dat beleid houdt in:
- de jeugdige integreert (weer) eerst in het gezin of een andere opvoedingssituatie (eerste
milieu);
- de jeugdige integreert vervolgens in ander dan plaatsbekostigd onderwijs (tweede
milieu).
Daarna bouwt Herlaarhof de behandeling af.
32
Aanvankelijk hanteerde De Zwengel twee formats voor het schooladvies. Inmiddels worden deze
formats niet meer gebruikt, maar wordt het OPP als leidend document gebruikt (zie bijlage 13).
-46-
4.7.3
Afstemming en afspraken met de samenwerkingsverbanden VO en PO
De Zwengel heeft de wettelijke verplichting om met samenwerkingsverbanden afspraken te
maken over de plaatsing van leerlingen voor wie de indicatie plaatsbekostigd onderwijs
afloopt. Zoals eerder gezegd, komen de leerlingen uit een heel groot gebied en heeft de
school met ongeveer twintig SWV'en te maken. De Zwengel streeft er in eerste instantie
naar regelingen te treffen met de SWV'en waar de school al bestuurlijke samenwerking mee
heeft.
Algemeen gezegd bieden De Zwengel en Herlaarhof een SWV relevante informatie in het
schooladvies aan, op basis waarvan het SWV de begeleidingsbehoefte van de leerling kan
vaststellen en een voor de leerling geschikte school kan vinden. Het SWV gaat na of zij kan
instemmen met de beschrijving van de begeleidingsbehoefte van De Zwengel; het is
uiteindelijk haar verantwoordelijkheid om voor leerlingen een passend onderwijsaanbod te
realiseren. De school van herkomst kan met het advies van De Zwengel in de hand nagaan
of zij een passend aanbod heeft voor de leerling.
Voor leerlingen die (voortgezet) speciaal onderwijs nodig hebben, moeten de
samenwerkingsverbanden een toelaatbaarheidsverklaring afgeven. De kosten voor de
leerlingen op het SO of VSO komen ten laste van het samenwerkingsverband dat de
toelaatbaarheidsverklaring afgeeft.
In de loop van het project is er veel overleg geweest met SWV PO De Meierij, SWV VO
De Meierij en SWV VO 30-06 Brabant-Noordoost. Dit heeft geresulteerd in schriftelijke
samenwerkingsafspraken. 33
Met SWV Helmond-Peelland is de afspraak gemaakt dat de zorgplicht niet bij De Zwengel
ligt, maar bij de school van herkomst. Deze gaat samen met De Zwengel op zoek naar een
passende plek. Is er geen school van herkomst, dan is het postcodegebied van de
woonplaats van de leerling leidend.
De bestuurlijke afspraken met SWV PO de Kempen en VO Eindhoven-de Kempen (en met
de andere SWV'en waar de leerlingen van De Zwengel vandaan komen) zijn nog niet
afgerond.
4.7.4
Beleid voor leerlingen die niet kunnen uitstromen naar onderwijs
Voor een zeer kleine groep leerlingen zijn De Zwengel en Herlaarhof handelingsverlegen.
Voor deze leerlingen vraagt De Zwengel een leerbaarheidsonderzoek aan, of schakelt zij
het CCE in voor advies.
33
Zie bijlagen 8, 9 en 10.
-47-
In het beleid is opgenomen dat het advies dat uit het leerbaarheidsonderzoek komt, bindend
is. Als het advies luidt dat pas na behandeling onderwijs mogelijk is, dan wordt een beroep
gedaan op tijdelijke leerplichtontheffing. Het verzoek hiertoe dient door de ouders
ingediend te worden, waarbij de onderbouwing van De Zwengel en Herlaarhof komt.
4.7.5
Trajectbegeleiding bij doorplaatsing
Naast het schooladvies en de afspraken met de samenwerkingsverbanden is een derde
belangrijke ontwikkeling de trajectbegeleiding bij doorplaatsing. 34
Voor alle leerlingen die de overstap maken van De Zwengel naar een vervolgschool, is een
vorm van trajectbegeleiding gewenst. De trajectbegeleiders van De Zwengel begeleiden als
specialisten op het terrein van psychiatrische problematiek de leerlingen van De Zwengel
bij hun overstap naar een andere school. De trajectbegeleiders zorgen voor overdracht van
kennis en handelingsadviezen en een goede introductie van de leerlingen op de scholen.
Op die scholen krijgen de leerlingen begeleiding van de daar werkzame ambulant
begeleiders van het SWV.
Er is een stappenplan met vaste afspraken over het inschakelen van trajectbegeleiders (zie
bijlage 3). Enkele van die afspraken zijn:
- ouders en leerling geven toestemming voor trajectbegeleiding;
- intern vindt afstemming plaats tussen de IB'er en/of de mentor en de trajectbegeleider;
- de trajectbegeleider neemt de schoolrelevante gegevens van De Zwengel en Herlaarhof
mee naar de vervolgschool;
- de invulling van de begeleiding vindt plaats in samenspraak met school, leerling en
ouders. Er vindt in ieder geval een overdracht plaats, en een observatie met nagesprek;
- verdere invulling is afhankelijk van wat de betreffende leerling nodig heeft.
De trajectbegeleiders van De Zwengel worden ook in andere situaties ingezet, bijvoorbeeld
voor leerlingen die korte tijd bij Herlaarhof behandeld worden in verband met een crisis. In
het geval van overplaatsing naar een andere (semi-)residentiële instelling verzorgen de
trajectbegeleiders de informatieoverdracht aan het onderwijs. Vanwege hun bijzondere
positie, namelijk verbonden aan De Zwengel en indirect dus ook aan Herlaarhof, kunnen de
trajectbegeleiders goed zorgdragen voor een warme overdracht naar een andere instelling.
34
In 2008 heeft het bestuur van De Zwengel besloten om de geoormerkte PAB- en TAB-gelden samen
te voegen en aan te vullen met een blijvende investering uit eigen middelen, om de
trajectbegeleiding te bekostigen. De trajectbegeleiding wordt gezien als een essentieel onderdeel van
de onderwijs/ zorgarrangementen die Herlaarhof en De Zwengel aanbieden.
-48-
4.7.6
Uitstroom van de verschillende doelgroepen leerlingen
Leerlingen die De Zwengel verlaten kunnen worden onderverdeeld in:
1. leerlingen die vóór de behandeling regulier onderwijs volgden en die na de behandeling
terugkeren naar het regulier onderwijs (soms wordt voor deze leerlingen een PCLbeschikking aangevraagd voor SBAO of voor Praktijkonderwijs);
2. leerlingen die vóór de behandeling speciaal onderwijs volgden en die na de
behandeling terugkeren naar het speciaal onderwijs;
3. leerlingen die vóór de behandeling regulier onderwijs volgden en aan wie tijdens de
behandeling een toelaatbaarheidsverklaring voor speciaal onderwijs is toegekend;
4. leerlingen die vóór de behandeling speciaal onderwijs volgden en die na de
behandeling hun schoolloopbaan op het regulier onderwijs kunnen vervolgen;
5. leerlingen met uitstroomperspectief dagbesteding of arbeid.
Voor deze groepen gelden verschillende opties:
Ad 1. Van regulier naar regulier, met drie mogelijkheden:
I. Terug naar de school van herkomst, die de leerling passend onderwijs en passende
begeleiding kan bieden. De fasering is in grote lijnen als volgt:
- bij instroom is er contact met de trajectbegeleiders en wordt een afsprakenoverzicht
opgesteld;
- de school wordt gedurende de tijd dat de leerling op De Zwengel verblijft op de
hoogte gehouden van de vorderingen van de leerling;
- op basis van het integraal advies wordt duidelijk of de school van herkomst
passend onderwijs kan bieden;
- er vindt een warme overdracht plaats door de trajectbegeleiders;
- de ouders melden de leerling schriftelijk aan;
- de leerling wordt toegelaten.
II. Niet terug naar de school van herkomst, maar op basis van het schooladvies van De
Zwengel en Herlaarhof naar een school die meer mogelijkheden voor ondersteuning
kan bieden. In het kader van de zorgplicht is het de verantwoordelijkheid van De
Zwengel om een passende school te zoeken. De Zwengel vraagt aan de school van
herkomst, en zo nodig ook het samenwerkingsverband, of zij wil helpen bij het vinden
van een passende school. De fasering ziet er in grote lijnen als volgt uit:
- De Zwengel neemt contact op met de school waarvan wordt vermoed dat er een
passend onderwijsaanbod is dat aansluit op de pedagogische en didactische
onderwijsbehoeften van de leerling;
- overleg tussen De Zwengel, de ouders, de leerling en de school;
- de school onderzoekt of zij passend onderwijs kan bieden en geeft uitsluitsel;
- de ouders melden de leerling schriftelijk aan;
- de school laat de leerling toe.
-49-
III. Van PO naar VO. Voor leerlingen die in augustus de overstap maken van primair
onderwijs naar voortgezet onderwijs adviseert De Zwengel, in nauw overleg met de
school van herkomst, het type voortgezet onderwijs. Ouders kunnen hun kind dan tijdig
aanmelden. De Zwengel stemt met de school van herkomst af of het voor de leerling
gewenst is dat hij het lopende schooljaar afmaakt op De Zwengel.
Ad 2. Van speciaal naar speciaal
Vanaf 1 augustus 2014 hebben leerlingen die het advies (voortgezet) speciaal onderwijs
krijgen, een toelaatbaarheidsverklaring van het samenwerkingsverband nodig om te worden
toegelaten op het speciaal onderwijs.
Ad 3. Van regulier naar speciaal (SO, VSO) en naar SBAO en PRO
Per 1 augustus 2014 geldt dat - met uitzondering van PRO-leerlingen - voor deze leerlingen
een toelaatbaarheidsverklaring moet worden aangevraagd bij het samenwerkingsverband.
De leerlingen die na het verblijf op De Zwengel het advies krijgen om naar het PRO te
gaan, hebben tot 1 januari 2016 een indicatie nodig van de Regionale
Verwijzingscommissie (RVC). Vanaf 1 januari 2016 wordt PRO ondergebracht in passend
onderwijs. De SWV'en verzorgen dan de ondersteuningstoewijzing voor PRO en DUO 35
regelt de financiële afhandeling.
Ad 4. Van speciaal naar regulier
Dit betreft de leerlingen die volgens het advies van De Zwengel naar een reguliere school
kunnen. De Zwengel neemt contact op met de school die naar verwachting het passende
ondersteuningsaanbod kan bieden. Vanzelfsprekend gebeurt een en ander in overleg met
ouders en leerling. De reguliere school onderzoekt of zij de leerling inderdaad passend
onderwijs kan geven. Denkt zij daar niet toe in staat te zijn, dan wordt aangeklopt bij het
samenwerkingsverband.
Ad 5. Van school naar arbeidsmarkt of dagbesteding (leerplichtontheffing)
In 2013 is de Wet kwaliteit speciaal en voortgezet speciaal onderwijs ingegaan. In deze
wetgeving wordt gesproken over drie uitstroomprofielen: onderwijs, arbeidsmarkt en
dagbesteding. Ook voor leerlingen van De Zwengel kan uitstroom naar arbeid of
dagbesteding gelden.
35
Dienst Uitvoering Onderwijs.
-50-
In mei 2013 heeft De Zwengel haar visiedocument 'Ik wil werken' afgerond. In dit
document beschrijft De Zwengel de leerroute, de procesdiagnostiek en de
procesbegeleiding rondom arbeidstoeleiding en de aansluiting op de arbeidsmarkt.
De Zwengel zoekt hierbij nadrukkelijk samenwerking met andere scholen, specifiek met
scholen voor voortgezet speciaal onderwijs. Mede door deze samenwerking kan De
Zwengel in enkele branches onderwijs aanbieden waarmee leerlingen een erkend certificaat
kunnen behalen.
In schooljaar 2012/2013 is een contract afgesloten met een ROC 36 waardoor de
mogelijkheid voor diplomering dan wel certificering AKA 37 is ontstaan. De Zwengel gaat
in schooljaar 2014/2015 de entreeopleidingen (voormalig MBO niveau 1) invoeren in
samenwerking met het ROC.
Om uitval te voorkomen wil De Zwengel, binnen de nieuwe wettelijke kaders, netwerken
ontwikkelen en uitbreiden. Zo participeert zij al in verschillende werkverbanden, die per
regio in al hun verscheidenheid zijn georganiseerd. Ook is er structureel contact met het
UWV 38.
4.7.7 Onderwijs/zorgarrangementen
Herlaarhof en De Zwengel bieden geïntegreerde onderwijs/zorgarrangementen aan. Eén
kind, één plan is daarvan het belangrijkste voorbeeld. Daar gaat deze werkwijzer over.
Deze paragraaf gaat kort in op de arrangementen die beide instellingen gezamenlijk
aanbieden.
Naast het verzorgen van onderwijs aan de leerlingen die op de school staan ingeschreven,
wordt van het speciaal onderwijs onder Passend onderwijs ook gevraagd
onderwijs/zorgarrangementen te (helpen) ontwikkelen op vraag van het (reguliere)
onderwijsveld. Het streven van Passend onderwijs is immers om, daar waar mogelijk en
verantwoord, de deskundigheid naar de leerling te brengen in plaats van de leerling naar
een speciale school.
In de regio van de Meierij is in augustus 2014 een pilotproject begonnen voor het volledige
spectrum van de onderstaande onderwijs/zorgarrangementen. In de pilot worden zowel de
inhoud als de werkwijze en de financiële onderbouwing verder uitgewerkt.
36
37
38
Regionaal opleidingen centrum.
Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent.
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
-51-
Overzicht onderwijs/zorgarrangementen van De Zwengel en Herlaarhof
Preventie
Herlaarhof en De Zwengel willen gezamenlijk onderwijs/zorgarrangementen aanbieden aan
kinderen en jongeren die, op basis van hun psychiatrische problematiek, een grote kans
maken een verwijzing te krijgen voor speciaal onderwijs. Het doel is een jongere op zijn
oorspronkelijke school te laten functioneren.
-52-
Leerling op eigen school laten functioneren
Onderdelen van dit arrangement kunnen zijn:
- consultatie door medewerkers van Herlaarhof en De Zwengel;
- begeleiding door (specialistische) onderwijsbegeleiders op methodisch-didactisch en
pedagogisch gebied;
- vertaalslag maken van psychiatrische problematiek naar onderwijstaal, en het aanreiken
van handvatten;
- begeleiding van kind en gezin door specialisten van Herlaarhof;
- een integraal handelingsplan opstellen in samenwerking met Herlaarhof.
Consultatie, advies en training
Onderdelen van dit arrangement kunnen zijn:
- het bieden van consultatie en scholing door (specialistische) onderwijsbegeleiders aan
docenten in het regulier en speciaal onderwijs op onderwijskundig en orthopedagogisch
gebied;
- het bieden van consultatie en scholing door specialisten van Herlaarhof en De Zwengel
aan leerkrachten in het regulier of speciaal onderwijs op het gebied van psychiatrische
problematiek.
Thuiszitters en zorgmijders
Dit onderwijs/zorgarrangement is voor leerlingen die een tweeledige aanpak nodig hebben,
zowel vanuit zorg als vanuit onderwijs. Het arrangement bestaat uit:
- een onderwijsdeel, gericht op de terugkeer van de jongere naar school in de vorm van
een individuele leerroute. Deze individuele leerroute onder de naam 'Return' 39 is
ontwikkeld vanuit het plaatsbekostigd onderwijs, en kan ook voor thuiszitters worden
ingezet;
- een zorgdeel, gericht op het toeleiden naar zorgverlening van jongeren die thuiszitten
en/of zorg mijden. Herlaarhof heeft hiervoor het programma 'Pubers in de knel' 40
ontwikkeld. Het is een vorm van 'bemoeizorg' voor jongeren. Dit deel wordt bekostigd
vanuit de Wmo-financiën van de gemeenten en in de toekomst vanuit de
gemeentegelden voor jeugdzorg. Vanaf medio 2013 maakt dit programma (inclusief de
medewerkers) onderdeel uit van het FACT jeugdteam voor de regio de Meierij.
FACT staat voor Functional Assertive Community Treatment, dat wil zeggen dat
Herlaarhof jongeren die zorg mijden actief benadert in hun eigen omgeving. Het is een
samenwerking tussen Specialistisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie
Herlaarhof, Centrum Adolescenten Psychiatrie (beide onderdeel van de Reinier van
Arkel groep), Oosterpoort (een instelling voor complexe jeugdzorg) en Novadic
Kentron (expert op het gebied van verslavingszorg).
39
40
Zie bijlage 11.
Zie bijlage 11.
-53-
Behandeling
Bij deze onderwijs/zorgarrangementen gaat het over het onderdeel 'specialistische zorg en
specialistisch onderwijs'. Het betreft de leerlingen die onderwijs volgen in het kader van
behandeling, voor wie wordt uitgegaan van één kind, één plan. (Dit is ook het onderdeel
waar het OC+-project zich vooral op gericht heeft.)
Overdracht en terugvalpreventie
In de loop van dit project hebben Herlaarhof en De Zwengel samen geleerd dat het voor
cliënt/leerling niet altijd goed is om ze tegelijkertijd 'los' te laten, al schrijft de wet dit wel
voor. De Zwengel en Herlaarhof zien het als hun gezamenlijke opdracht om per leerling te
beoordelen wanneer hij of zij - ook tijdens de behandeling door Herlaarhof - de overstap
kan maken naar niet plaatsbekostigd onderwijs. De twee instellingen zijn ervan overtuigd
dat een verantwoorde overstap naar niet plaatsbekostigd onderwijs het beste gerealiseerd
kan worden door de behandeling en het plaatsbekostigd onderwijs niet op hetzelfde moment
te laten aflopen, omdat de overgang dan te abrupt is. Voor leerlingen is het belangrijk dat ze
gefaseerd de overstap maken naar het eerste en tweede milieu (zachte landing; zie ook
4.7.2).
Veel scholen in het regulier onderwijs hebben behoefte aan een vorm van
trajectbegeleiding, als een leerling:
- op de wachtlijst van de kliniek staat en al wel poliklinisch behandeld wordt, maar
(voorlopig) op de eigen school blijft;
- onderwijs heeft gevolgd op De Zwengel en naar de school van herkomst terugkeert of
naar een andere school gaat.
Ook ouders (het gezin) kunnen extra ondersteuning nodig hebben. Herlaarhof kan die
bieden in de vorm van tijdelijke, gespecialiseerde begeleiding in de thuissituatie. Indien
nodig draagt Herlaarhof daarna in overleg met de ouders de begeleiding over aan een
wijkteam of team van het Centrum voor Jeugd en Gezin.
-54-
5.
DE OPBRENGSTEN VAN HET PROJECT
5.1
De ontwikkeling en verbetering van een registratiesysteem
Het registratiesysteem waarin informatie wordt vastgelegd over de instroom (de
schoolsituatie vóór plaatsing op De Zwengel), doorstroom en uitstroom (de schoolsituatie
ná verblijf op De Zwengel) 41 is een concrete opbrengst van het project.
Vanaf nu houdt De Zwengel deze gegevens van alle leerlingen bij. Het systeem levert niet
alleen informatie die relevant is voor De Zwengel en Herlaarhof, maar het biedt ook de
samenwerkingsverbanden inzicht in leerlingstromen.
Het registratiesysteem van De Zwengel is beschikbaar voor andere scholen die
plaatsbekostigd onderwijs geven (zie bijlage 6). 42
5.2
Hernieuwde kijk op de samenwerking met de school van herkomst
Bij de start van het project was het uitgangspunt dat de school van herkomst de leerling na
de beëindiging van de behandeling weer zou moeten opnemen. Hiertoe zou een contract
gesloten moeten worden tussen De Zwengel en de school van herkomst, waarin de laatste
een terugkeergarantie geeft, of zich bereid verklaart te helpen bij het vinden van een
passende andere plek binnen het betreffende samenwerkingsverband. 43 Deze doelstelling is
niet gehaald. In de loop van het project wordt duidelijk dat slechts (ruim) een derde van de
leerlingen terugkeert naar de school van herkomst. Dit inzicht maakt een herformulering
van de relatie met de school van herkomst nodig. Het accent komt dan vooral te liggen op
het delen van informatie over de leerling, om zo gezamenlijk een doorgaand
onderwijstraject voor hem of haar te realiseren. De samenwerkingsverbanden en de scholen
van herkomst worden belangrijke samenwerkingspartners van De Zwengel. 44
Een essentiële rol daarin spelen de trajectbegeleiders van De Zwengel (in het eerste
projectjaar nog ambulant begeleiders genoemd). Zij onderhouden de contacten met de
scholen van herkomst, van de instroom tot en met de uitstroom en nazorg. Hiertoe zijn
verschillende protocollen en procedures ontwikkeld. 45 Daarmee is een deel van de
doelstelling van het project uitgewerkt, namelijk de ontwikkeling van een procedure
waardoor er een sluitende aanpak komt voor leerlingen, zodat ze na behandeling en
onderwijs terecht kunnen op een vervolgschool.
41
42
43
44
45
Zie paragraaf 3.4.1 en 4.2.1 voor een analyse van de gegevens in de twee projectjaren.
Zie www.dezwengel.nl voor de contactgegevens.
Zie paragraaf 3.3.
Zie paragraaf 4.3.
Zie paragraaf 4.4 en 4.7.5 en de daarin vermelde bijlagen.
-55-
Per augustus 2014 is de financiering van de trajectbegeleiding veranderd. De gelden voor
de preventieve ambulante begeleiding ((PAB) en terugplaatsings ambulante begeleiding
(TAB) gaan in schooljaar 2014/2015 naar de SO/VSO-besturen. In het overgangsjaar
2014/2015 wordt besproken en vastgesteld hoe deze gelden ingezet worden; per 1 augustus
2015 gaan de PAB- en TAB-gelden over naar de samenwerkingsverbanden. Alle gelden
voor geïndiceerde ambulante begeleiding (GAB) gaan (uiterlijk) per 1 augustus 2016 naar
de samenwerkingsverbanden. Vanaf die datum dienen de besturen van de SWV'en
afspraken gemaakt te hebben over het inzetten van deze financiering.
Met SWV VO De Meierij, SWV PO De Meierij en SWV VO 30-06 Brabant-Noordoost
zijn inmiddels samenwerkingsafspraken gemaakt, waardoor de akkoordverklaringen met de
scholen zijn komen te vervallen. Sinds schooljaar 2013/2014 wordt gewerkt met een
afsprakenoverzicht (zie bijlage 5). Dit werkt in de praktijk heel goed; de scholen zijn meer
betrokken en positiever: 'Er is bereidheid om, indien nodig, in overleg met ons en het
betreffende samenwerkingsverband te zoeken naar een passende onderwijsvorm voor de
leerling bij uitstroom op De Zwengel.'
5.3
Verdere afstemming en samenwerking tussen De Zwengel en Herlaarhof
Een andere doelstelling van het project, een betere afstemming tussen zorg
(behandelsetting) en de aan de zorginstelling verbonden school (één kind, één plan), is in
ruime mate bereikt.
Door het OC+-project is de samenwerking en afstemming tussen De Zwengel en
Herlaarhof in de twee projectjaren regelmatig onderwerp van overleg geweest. Dit heeft
onder meer geleid tot een aantal hernieuwde afspraken en nieuwe ontwikkelingen in de
samenwerking. Samengevat komen deze neer op het volgende:
• In het eerste projectjaar is een belangrijk inzicht tot stand gekomen: het onderwijs op
De Zwengel dient niet automatisch gekoppeld te zijn aan de duur van de behandeling
bij Herlaarhof. De school heeft haar plaats binnen het onderzoek en de behandeling
door Herlaarhof. Een leerling start met het onderwijs op De Zwengel zodra Herlaarhof
dit in het kader van het onderzoek en de behandeling van de leerling nodig vindt. Het
onderwijs op De Zwengel eindigt als Herlaarhof aangeeft dat plaatsbekostigd onderwijs
voor de leerling niet langer nodig is. Dit alles gebeurt uiteraard in nauwe afstemming
met De Zwengel. Zij moet immers kunnen voldoen aan haar zorgplicht ten aanzien van
een doorlopend onderwijstraject. 46
• Herlaarhof stelt de integrale behandeldoelen vast. De Zwengel vertaalt deze
behandeldoelen in een onderwijskundige aanpak met bijbehorende doelen voor de
46
Zie paragraaf 4.7.1 en 4.7.2.
-56-
•
•
•
•
•
47
48
49
leerlingen. Dit vraagt om afstemming en veelvuldig overleg, zowel inhoudelijk als
bedrijfsmatig. 47
De Zwengel heeft, net als alle scholen voor speciaal onderwijs, een eigen Commissie
van Begeleiding. De CvB kijkt mee hoe de opdracht om aan deze leerlingen
plaatsbekostigd onderwijs te geven gerealiseerd kan worden, en of de condities
voldoende zijn wat de behandelcontext betreft. Een gedragsdeskundige van Herlaarhof
maakt deel uit van de CvB van De Zwengel. Op basis van het behandelplan, gegevens
van de school van herkomst, testgegevens en observatiegegevens vanuit De Zwengel,
stelt de CvB een OPP vast.
Op deze manier is een geïntegreerd toelatingsadvies gewaarborgd. Daarnaast heeft De
Zwengel een belangrijke functie bij het observeren van leerlingen en de terugkoppeling
van haar bevindingen naar Herlaarhof in het kader van diagnostiek en behandeling.
De Zwengel en Herlaarhof hechten grote waarde aan een goede samenwerking met de
ouders. Daarom hebben zij afspraken gemaakt over de manier waarop met de ouders
wordt gecommuniceerd. Investeren in duidelijkheid en afspraken maken bij de
voordeur (op het moment dat de leerling is toegelaten op De Zwengel) betaalt zich
ruimschoots terug in samenwerking gedurende de periode dat een leerling op school
zit, en voorkomt ook problemen bij de achterdeur (als de leerling De Zwengel weer
verlaat). 48
De beschikbaarheid en uitwisseling van informatie tussen ouders, betrokken scholen en
samenwerkingsverbanden over het perspectief van de leerling, zijn belangrijke
succesfactoren om kinderen en jongeren één doorlopend (onderwijs)traject te bieden.
Tijdens het OC+-project heeft De Zwengel het beleid ontwikkeld om voor elke leerling
ieder halfjaar een integraal schooladvies op te stellen, samen met Herlaarhof.
Voortdurend wordt eraan gewerkt om de uitvoering van de gezamenlijke afspraken
beter op elkaar af te stemmen, bijvoorbeeld rondom crisisplaatsingen of plaatsing van
leerlingen die in de zomervakantie voor behandeling op Herlaarhof worden
opgenomen; in beide gevallen heeft De Zwengel vooraf geen contact met de leerling en
zijn ouders. Voorgesteld is om vast te leggen dat in geval van spoedplaatsingen op
Herlaarhof, De Zwengel binnen een week na aanmelding van de leerling de overleggen
met zowel leerling, ouders als school van herkomst heeft gevoerd.
De samenwerking tussen Herlaarhof en De Zwengel heeft niet alleen geleid tot het
oplossen van de doorplaatsingsproblematiek voor leerlingen die De Zwengel na
behandeling verlaten, maar heeft ook een spectrum aan onderwijs/zorgarrangementen
opgeleverd. 49 Dat ligt in lijn met de intentie dat onder Passend onderwijs de
deskundigheid van het speciaal onderwijs op vraag beschikbaar gesteld wordt aan het
(regulier) onderwijs, bijvoorbeeld door onderwijs/zorgarrangementen aan te bieden.
Het streven van Passend onderwijs is immers om, daar waar mogelijk en verantwoord,
Zie paragraaf 3.5.
Zie paragraaf 4.5.
Zie paragraaf 4.7.7.
-57-
•
5.4
de deskundigheid naar de leerling te brengen in plaats van de leerling naar een speciale
school. Herlaarhof en De Zwengel werken verder aan een gemeenschappelijk aanbod
aan samenwerkingsverbanden en scholen.
Bij de samenwerking is het uitgangspunt dat het belang van de cliënt/leerling voorop
staat. Beide instellingen hebben echter rekening te houden met de eigen regelgeving;
enerzijds die van het speciaal onderwijs en anderzijds die van de (geestelijke)
gezondheidszorg. 50 De bekostiging voor de leerlingen van De Zwengel geschiedt op
voorwaarde dat De Zwengel en Herlaarhof hun samenwerking in een overeenkomst
hebben vastgelegd, waarin staat hoe zij vormgeven aan de uitwerking van één kind, één
plan' (zie bijlage 7).
Samenwerking met de samenwerkingsverbanden PO en VO
De samenwerkingsverbanden zijn een belangrijke schakel in de continuering van een
onderwijsaanbod aan leerlingen die na behandeling en plaatsbekostigd onderwijs weer zijn
aangewezen op een andere school.
In het eerste projectjaar heeft De Zwengel met name afspraken gemaakt met SWV VO De
Meierij over leerlingen die na afloop van het plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel een
indicatie voor VSO kregen, maar die wegens plaatsgebrek niet werden toegelaten. SWV
VO De Meierij heeft dit probleem opgepakt en hierover afspraken gemaakt met de scholen
van het samenwerkingsverband en De Zwengel. 51 In de loop van het project werd een en
ander steeds concreter, wat resulteerde in samenwerkingsafspraken met SWV VO De
Meierij, SWV PO De Meierij, SWV VO 30-06 Brabant-Noordoost en SWV HelmondPeelland. 52
Omdat de leerlingen uit een groot gebied komen, ligt er de uitdaging om ook met de andere
(ca. vijftien) samenwerkingsverbanden tot overeenkomsten te komen. Daarbij streeft De
Zwengel er in eerste instantie naar om contracten over de doorplaatsing van leerlingen te
sluiten met samenwerkingsverbanden waar de school bestuurlijke afspraken mee heeft, of
waar zij bestuurlijk nauw bij betrokken is.
50
51
52
Zie paragraaf 2.6.
Zie paragraaf 3.6.
Zie paragraaf 4.7.3 en bijlagen 8, 9 en 10.
-58-
5.5
Voorkomen van thuiszitten
Het voorkomen van thuiszitten was een van de belangrijkste doelstellingen bij de start van
het project. De Zwengel en Herlaarhof vinden dat ze in die missie grotendeels geslaagd
zijn.
Thuiszitten van leerlingen na onderwijs op De Zwengel wordt door de volgende aanpak
voorkomen:
• De Zwengel maakt voor de toelating van een leerling op haar school afspraken met de
school van herkomst.
• De Zwengel heeft, indien nodig, vroeg contact met het samenwerkingsverband als er
problemen worden verwacht bij de uitplaatsing.
• De Zwengel treedt, bij voorkeur samen met de school van herkomst, in overleg met het
betreffende samenwerkingsverband als terugplaatsing van de leerling op de school van
herkomst na beëindiging van de behandeling door Herlaarhof niet wenselijk of
mogelijk is.
• De Zwengel geeft in goed overleg met Herlaarhof aan het onderwijs (school van
herkomst en samenwerkingsverband) aan, wat de leerling van een school nodig heeft
om met succes aan onderwijs te kunnen deelnemen.
• De Zwengel is bereid een leerling ook na beëindiging van plaatsbekostigd onderwijs
voor rekening van het samenwerkingsverband nog enige tijd onderwijs te bieden als het
samenwerkingsverband nog niet kan voorzien in passend onderwijs.
• De Zwengel adviseert ouders van leerlingen met het uitstroomprofiel onderwijs
uitsluitend leerplichtontheffing aan te vragen op basis van de bevindingen uit het
leerbaarheidsonderzoek of een advies van het CCE.
• De Zwengel volgt het principe dat geen enkele leerling De Zwengel verlaat zonder
aansluitend passend onderwijs. Uitzonderingen hierop vormen leerlingen die
leerplichtontheffing hebben en leerlingen met uitstroomprofiel arbeid of dagbesteding.
• Vanaf april 2013 is dit principe uitgebreid en in beleid vastgelegd: geen leerling verlaat
De Zwengel als er geen passend onderwijs of arbeid voor die leerling beschikbaar is.
Uitzonderingen hierop zijn uiteraard de kinderen en jongeren die (voorlopig) geen
onderwijs kunnen volgen. Voor deze leerlingen geven De Zwengel en Herlaarhof
gezamenlijk een zorgadvies.
5.6
De opbrengsten van het project voor De Zwengel en Herlaarhof
Het project heeft geleid tot een nog sterker besef:
- dat het van essentieel belang is om 'zorglogistiek' en 'onderwijslogistiek' goed op elkaar
af te stemmen. Het gaat dan met name om opname en ontslag van kinderen die in
Herlaarhof zijn opgenomen en die geïndiceerd worden voor onderwijs op De Zwengel.
Verschillende niveaus in de organisatie geven uitvoering aan de afstemming van de
onderwijs- en zorglogistiek (behandelcoördinator, intern begeleider, manager kliniek,
directie onderwijs);
-59-
-
-
dat een kind of jongere zijn plaats in de maatschappij moet zien te vinden, het liefst zo
zelfstandig mogelijk, en dat het onderwijs hierin een essentiële rol speelt. Een
startkwalificatie halen is een 'ticket to ride' voor maatschappelijke participatie. Een
bijdrage hieraan leveren, met zo weinig mogelijk verlies aan onderwijstijd, is niet altijd
gemakkelijk, maar 'machtig mooi';
dat het afronden van de behandeling én de terugplaatsing naar de school van herkomst
(of een nieuwe school) beide een zachte landing behoeven. De jongere en zijn ouders
(het gezin) dienen weer een evenwicht te vinden, zeker na een klinische opname. Ook
op de nieuwe school is het zoeken van de balans een uitdaging. Geleidelijke
vermindering van zorg of begeleiding en een goede overdracht zijn van essentieel
belang om de jongere zijn plaats te laten vinden.
Met de uitvoering van het project hebben De Zwengel en Herlaarhof gezamenlijk goede
ontwikkelingen in gang gezet, zoals:
• Onderwijs/zorgarrangementen voor thuiszitters. Doel is langdurig thuiszitters of
hoogfrequent school mijdende kinderen en jongeren, en hun ouders, tot zorg te
motiveren om onderwijs te herstellen of op te bouwen. De trajecten 'Pubers in de Knel'
(Herlaarhof) en 'Return' (De Zwengel) kunnen op maat in combinatie worden
aangeboden (zie bijlage 11). In de afgelopen jaren is hier veel ervaring mee opgedaan
in twee regio's.
• Preventieve onderwijs/zorgarrangementen. In samenwerking met het regulier en
speciaal onderwijs wordt met deze arrangementen bevorderd dat een kind of jongere zo
lang mogelijk in zijn eigen omgeving kan functioneren, tenzij het nodig is om een
speciale omgeving te creëren. De arrangementen kunnen op maat worden gemaakt,
samen met de ouders en de school van het kind.
• Consultatie, advies en scholing. Dit zijn maatwerkarrangementen op verzoek van het
regulier en speciaal onderwijs. Het kan bijvoorbeeld gaan om scholingsarrangementen
voor leerkrachten, maar ook om leerbaarheidsonderzoeken voor leerlingen met
psychiatrische problematiek.
• Arrangementen voor terugvalpreventie. Deze houden in: kortdurende ambulante
begeleiding in het gezin en op de nieuwe school, na beëindiging van de behandeling en
de overgang naar een nieuwe school. Het gaat erom betrokkenen te helpen een nieuw
evenwicht te vinden. Vanaf augustus 2014 participeert Herlaarhof hier explicieter in.
Daarnaast is onder meer het volgende ondernomen:
• De Zwengel en Herlaarhof hebben in 2013 een aantal behandelaren laten trainen in het
uitvoeren van leerbaarheidsonderzoeken bij jeugdigen; zij kunnen nu zelf deze
onderzoeken uitvoeren in de regio’s waarin zij werkzaam zijn.
• Herlaarhof heeft een FACT jeugdteam voor de Meierij in werking met directe lijnen
naar (de ambulante begeleiding van) De Zwengel.
-60-
Voor de toekomst hebben Herlaarhof en De Zwengel ook al plannen geformuleerd. Mede
op basis van de gegevens die het OC+-project heeft opgeleverd (dankzij het
registratiesysteem) worden in de komende tijd de volgende onderzoeksvragen uitgewerkt.
•
•
•
•
•
•
•
53
De cliënten van Herlaarhof die aangewezen zijn op onderwijs in de context van de
kinder- en jeugdpsychiatrische behandeling, zijn alleen cliënten die uit de zorgtrajecten
1, 2 of 3 afkomstig zijn. 53 Aanvullende vragen hieromtrent zijn:
- heeft een cliënt uit zorgtraject complex 3 ook meer onderwijsbeperkingen dan
bijvoorbeeld een cliënt uit zorgtraject complex 2 of 1?
- zijn er ook cliënten met complexe 3 problematiek die niet worden geïndiceerd voor
De Zwengel, bijvoorbeeld in verband met 'beschermende factoren'? Welke factoren
zijn dat dan?
Klopt de hypothese dat kinderen en jongeren met een complex 3 zorgtraject eerder
afkomstig zijn uit het speciaal onderwijs dan kinderen uit de zorgtrajecten complex 1
en 2, en zullen zij ook in grotere mate na behandeling doorgeplaatst worden naar het
speciaal onderwijs?
De hypothese is dat de leerlingen die kort op De Zwengel verblijven, de leerlingen zijn
die over het algemeen terug kunnen naar het regulier onderwijs. (NB: Hiermee worden
niet de leerlingen bedoeld die op een crisisplaats zijn opgenomen.) Klopt deze
hypothese?
Leerlingen die kort plaatsbekostigd onderwijs volgen op De Zwengel gaan vaker terug
naar de school van herkomst dan leerlingen die langer op De Zwengel verblijven. Klopt
de hypothese 'hoe korter Herlaarhof het plaatsbekostigd onderwijs van De Zwengel
nodig heeft bij de behandeling, hoe groter de kans is dat de leerling kan teruggaan naar
de school van herkomst'?
Klopt het vermoeden dat een grote groep VO-leerlingen na het plaatsbekostigd
onderwijs op De Zwengel verder onderwijs volgt op een lager niveau? Zo ja, wat zijn
de oorzaken daarvan? Is bijvoorbeeld bij de eerdere schoolkeuze overwegend rekening
gehouden met de sterke kanten van de leerling en onvoldoende met zijn of haar zwakke
kanten, of droeg de omgeving bij aan een (te) hoog streefniveau?
Waarom zijn zoveel PO-leerlingen na het plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel
aangewezen op meer begeleiding dan de school van herkomst kan bieden? Was de
school ook voor de behandeling van de leerling al handelingsverlegen? Heeft de school
tijdig voldoende (externe) ondersteuning ingeroepen?
Hoe kan nog een efficiencyslag gemaakt worden in de samenwerking tussen Herlaarhof
en De Zwengel? Het gaat om het optimaliseren van de werkprocessen (met aandacht
voor het tijdig indiceren door Herlaarhof van het plaatsbekostigd onderwijs op De
Zwengel), en het goed op elkaar afstemmen van de beëindiging van dat plaatsbekostigd
onderwijs (zachte landing).
Zie bijlage 13 voor een omschrijving van deze door Herlaarhof gebruikte begrippen.
-61-
·
Welke specifieke problemen dienen zich aan bij leerlingen die korter dan zes weken
plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel volgen? Wat kan De Zwengel in (maximaal)
zes weken wel en niet realiseren? Welke specifieke afspraken moet De Zwengel met
betrekking tot deze leerlingen met de samenwerkingsverbanden maken?
Voorts bestaat de wens de beschrijving van de complexe zorgpaden (1, 2 en 3) uit te
breiden met de onderwijsproblematiek die bij die cliënten speelt. Het resultaat hiervan moet
een integrale beschrijving zijn van de cliënten/leerlingen voor wie complexe zorgpaden zijn
geïndiceerd, met inbegrip van het plaatsbekostigd onderwijs aan De Zwengel.
-62-
6.
AANDACHTSPUNTEN EN AANBEVELINGEN VOOR DE OVERDRAAGBAARHEID
Een belangrijke doelstelling van alle OC+-projecten is de overdraagbaarheid van de
opgedane expertise. In de voorliggende hoofdstukken is beschreven hoe de problematiek
van de doorplaatsing van leerlingen in dit project is aangepakt. Hieronder staan ter
aanvulling aandachtspunten en aanbevelingen die relevant zijn voor scholen,
samenwerkingsverbanden en zorginstellingen die gezamenlijk aan de slag willen met de
doorplaatsingsproblematiek.
6.1
Aandachtspunten
Gedurende de looptijd van het OC+-project speelden verschillende ontwikkelingen in het
veld, zoals de overgang naar Passend onderwijs en de transitie van de jeugdzorg, met de
daarbij behorende wet- en regelgeving. Een en ander heeft geleid tot het formuleren van de
volgende aandachtspunten:
·
·
·
Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Zij bereiden
zich samen met zorgaanbieders, verzekeraars en cliënten voor om een goede 'landing'
van deze transitie mogelijk te maken.
Door de forse bezuinigingen die in het vooruitzicht worden gesteld (20-30% van het
totale budget) is het de vraag of kinderen en jongeren met een complexe zorgvraag in
de toekomst de zorg kunnen ontvangen die zij nodig hebben. Daarbij komt dat elke
gemeente straks haar eigen beleid bepaalt. De gevolgen van de overheveling van zorg
naar de gemeenten zullen dus in iedere gemeente anders zijn.
Er zijn nog steeds (2014) lange wachtlijsten voor de kinder- en jeugdpsychiatrie, met
overschrijdingen van de Treeknorm van zes weken. Dit kan consequenties hebben voor
de samenwerking tussen onderwijs en zorg. Goede jeugdzorg voor kinderen die in hun
ontwikkeling bedreigd worden en goed passend onderwijs gaan hand in hand.
Samenwerkingsverbanden en gemeenten moeten op overeenstemming gericht overleg
gaan voeren over het ondersteuningsplan (passend onderwijs) en over relevante
onderdelen in het jeugdplan. Dat vraagt veel inzet van alle partijen.
Er is bezorgdheid dat de afzonderlijke gemeenten en de afzonderlijke regio’s die per
2015 zorg inkopen bij zorginstellingen, onvoldoende oog hebben voor de 'kritische
massa' die nodig is om de specialistische zorg (en daarmee het onderwijs in de context
van deze specialistische zorg) in stand te houden. Het is van belang dat hierover in het
op overeenstemming gericht overleg tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden
heldere afspraken gemaakt worden.
De invloeden van Passend onderwijs zijn nog onduidelijk en lastig te voorspellen. Van
belang is wel dat de meerwaarde van de integrale trajecten (zoals die nu worden
uitgezet door de combinatie van complexe zorg en onderwijs in het kader van die
specialistische zorg) goed voor het voetlicht wordt gebracht, zowel in het
onderwijsveld als bij gemeenten!
-63-
·
·
·
·
·
Soms wordt pseudoregelgeving gehanteerd. Sommige scholen die plaatsbekostigd
onderwijs bieden, sturen bij inschrijving van een leerling standaard een brief naar de
school van herkomst met de mededeling dat de school van herkomst verplicht is de
leerling terug te nemen als de behandeling en daarmee het plaatsbekostigd onderwijs
stoppen. Deze regelgeving bestaat niet! Bovendien is gebleken dat de school van
herkomst lang niet altijd de geschikte school is voor de leerling.
Er zijn voorbeelden van zorginstellingen die óf geen onderwijs beschikbaar hebben, óf
die (een deel van) hun capaciteit uitbreiden of verhuizen, zonder daarbij zorg te dragen
voor plaatsbekostigd onderwijs. Dit kan leiden tot een onvoldoende aanbod aan
onderwijs, waardoor jongeren dan in een instelling zitten zonder onderwijs. Soms
worden zelfs de ouders door de zorginstelling verantwoordelijk gehouden voor het feit
dat hun kind geen school heeft. De overheid die toestemming geeft voor dergelijke
verhuizingen of uitbreidingen, zou erop moeten toezien dat onderwijs op de nieuwe
locatie geborgd is.
Aandacht voor passend onderwijs na kortdurende opname (crisisopname) in een
zorginstelling is nodig. Aangeraden wordt hierover afspraken te maken met de
betreffende samenwerkingsverbanden.
In de zomer van 2013 is een zogenoemde Variawet ingediend. In deze wet stelt de
minister voor om het niet aan de samenwerkingsverbanden over te laten welke tweede
peildatum voor leerlingentelling wordt afgesproken, maar landelijk een vaste datum in
te voeren, namelijk 1 februari. Een knelpunt hierbij is een mogelijke groei van het
aantal leerlingen in de periode tussen 1 februari en 30 juli. Voor die leerlingen ontvangt
de school dan geen bekostiging. Dit is zeker een aandachtspunt voor het
afstemmingsoverleg met de samenwerkingsverbanden.
De invoering van de Wet passend onderwijs heeft ook gevolgen voor de financiering
van de ambulante begeleiding. Er zijn hiervoor diverse overgangsmaatregelen
afgekondigd. Met ingang van 1 augustus 2016 dienen de besturen van de
samenwerkingsverbanden afspraken gemaakt te hebben over het inzetten van deze
financiering. Van belang hierbij is, dat de expertise gewaarborgd wordt van de
trajectbegeleiders van de school die plaatsbekostigd onderwijs biedt.
-64-
6.2
·
·
·
·
Aanbevelingen voor scholen die plaatsbekostigd onderwijs aanbieden
Een zo concreet mogelijke afbakening van de doelgroepen leerlingen die aangewezen
zijn op onderwijs in de context van de behandeling, of die om andere redenen
aangewezen zijn op plaatsbekostigd onderwijs, verstevigt de positie van de school,
zowel in de samenwerking met de instelling als in het onderwijsveld. Dit maakt het
mogelijk om in het ondersteuningsprofiel van de school op te nemen voor welke
doelgroep leerlingen deze school voor speciaal onderwijs geschikt is.
Elk samenwerkingsverband heeft in het kader van Passend onderwijs de opdracht om
een samenhangend geheel aan onderwijsvoorzieningen te hebben voor alle leerlingen
uit de betreffende regio; een sluitend onderwijsaanbod. Daarbij is het relevant dat elke
(speciale) school weet voor welke doelgroep leerlingen de school passend onderwijs
biedt. Met een duidelijke definiëring van de doelgroep is de school niet alleen in staat
om zich te profileren binnen het speciaal onderwijs, maar ook om aan het
samenwerkingsverband kenbaar te maken welke positie zij inneemt in het sluitende
onderwijsaanbod van het samenwerkingsverband.
Kennis van de instroom-, doorstroom- en uitstroomgegevens van de school zijn
onontbeerlijk. Gebruik een registratiesysteem om de leerlingen vanaf de start te volgen.
Afspraken met de school van herkomst zijn van groot belang. De school van herkomst
kan niet verplicht worden de leerling na behandeling terug te nemen, en dat is ook
zeker niet altijd gewenst. Wel is gebleken dat de school van herkomst een belangrijke
rol kan spelen bij het vinden van een passende plaats voor de leerling. Medewerking
van de school van herkomst is dan ook essentieel. Een afsprakenlijst met betrekking tot
de gevraagde medewerking zou de volgende punten kunnen bevatten:
op aangeven van de behandelaar van de zorginstelling volgt de leerling in het
kader van jeugdpsychiatrisch onderzoek en behandeling nu enige tijd
plaatsbekostigd onderwijs op de school voor (V)SO;
de school gaat in nauwe afstemming met de zorginstelling op zoek naar het
antwoord op de vraag 'wat heeft deze leerling van een school nodig om daar met
succes onderwijs te kunnen volgen' (zorgplicht);
de school houdt de trajectbegeleider op de hoogte over de ervaringen met de
leerling;
Bespreek of de school van herkomst in aansluiting op het onderwijs op de (V)SOschool de leerling passend onderwijs kan bieden. Indien dat niet het geval is, overleg
dan met de school van herkomst, het betreffende samenwerkingsverband en de ouders
welke school dan wel passend onderwijs kan bieden.
De trajectbegeleider begeleidt de leerling en de 'ontvangende' school bij de overgang
van de leerling van het plaatsbekostigd onderwijs naar de vervolgschool.
Vaak is het zo dat de behandeling door de zorginstelling pas afgesloten wordt nadat de
leerling weer een passende plaats in het onderwijs gevonden heeft ('zachte landing').
Om terugplaatsing vanuit een school met plaatsbekostigd onderwijs minder moeizaam
te laten verlopen dan voorheen, is in de Wet passend onderwijs opgenomen dat
samenwerkingsverbanden hiervoor beleid moeten formuleren en dit moeten opnemen
-65-
·
·
·
in het ondersteuningsplan. Verder wordt ervan uitgegaan dat onder Passend onderwijs
terugplaatsing eenvoudiger wordt, omdat regulier en speciaal onderwijs samen in een
samenwerkingsverband zitten en gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het aanbieden
van een passende onderwijsplek aan álle leerlingen. De terugplaatsing wordt ook
gestimuleerd doordat in de wet is geregeld dat de leerling op de (V)SO-school
ingeschreven blijft tot een passende plek is gevonden. Het samenwerkingsverband blijft
dan ook betalen voor de leerling.
Van belang bij de doorplaatsing van leerlingen is dat er goede afspraken gemaakt
worden, zeker met de scholen verbonden aan een zorginstelling. Een voorbeeld is dat
voor kortdurende plaatsingen wordt afgesproken dat de leerling in principe terugkeert
naar de school van herkomst. In dit kader is ook het beleid van gemeenten ten aanzien
van plaatsing van kinderen in zorginstellingen van belang. In het OOGO kunnen
samenwerkingsverbanden en gemeenten hierover afspraken maken.
Als de school die het plaatsbekostigd onderwijs verzorgt aan 'de voordeur' het contact
met de ouders en de leerling legt, komt dat de verdere samenwerking tussen ouders,
leerling en school ten goede en voorkomt dat problemen bij 'de achterdeur'.
Het is van belang om in een vroeg stadium het samenwerkingsverband te betrekken bij
de uitstroom van de leerlingen. Maak hierover als instellingsschool afspraken met het
samenwerkingsverband en leg deze vast. Denk bijvoorbeeld aan de bekostiging van de
trajectbegeleiders van de school die plaatsbekostigd onderwijs aanbiedt. Deze
trajectbegeleiders kunnen de leerlingen ondersteunen bij hun overstap naar verder
passend onderwijs.
De laatste aanbeveling is gericht aan de ministeries van VWS en Justitie. Zij zouden
erop moeten toezien dat zorgaanbieders (en justitiële jeugdinrichtingen) bij uitbreiding,
verhuizing of het elders starten van een voorziening, ook geregeld hebben dat er voor
hun cliënten passend onderwijs beschikbaar is, al dan niet plaatsbekostigd.
-66-
BIJLAGE 1
IN- EN UITSTROOMGEGEVENS 2011/2012 OP DE ZWENGEL
Instroomgegevens
Herkomst van de 125 leerlingen uit het PO
PO-leerling
PO-leerling met indicatie speciaal onderwijs
Totaal
Herkomst van de 91 leerlingen uit het VO
VO-leerling
VO-leerling met indicatie speciaal onderwijs
Totaal
BAO
SBAO
SO
Totaal
71
17
88
15
4
19
18
18
86
39
125
VSO
MBO
PRO
Totaal
1
16
16
4
1
5
62
29
91
VO
57
12
69
1
%
69%
31%
100%
%
68%
32%
100%
68 van de in totaal 216 leerlingen hebben een indicatie speciaal onderwijs; dat is 31%.
-67-
Uitstroomgegevens (vóór 1 augustus 2012)
Van de 216 in het schooljaar 2011/2012 ingeschreven leerlingen werden er 62 vóór 1
augustus 2012 uitgeschreven; dat is 29%.
Uitstroom van de 62 leerlingen
Niet op andere school ingeschreven
Naar V(S)O
Naar PO
Totaal uitstroom
Aantal
11
22
29
62
%
18%
35%
47%
100%
11 leerlingen niet op andere school ingeschreven, maar
- ontheffing leerplicht, naar zorgboerderij
- vrijstelling leerplicht wegens behandeling
- vrijstelling leerplicht
- naar begeleid werk
- verwijderd
- ouder dan 18 jaar, wilden niet meer naar school
- met ouders verhuisd naar elders in Nederland
Totaal niet terug naar onderwijs
Aantal
2
1
1
1
1
4
1
11
Herkomst
VSO
SBAO
VO
VO
VSO
VO
VO
51 leerlingen (22+29) naar onderwijs uitgestroomd
Terug naar school van herkomst
Naar andere school, want meer begeleiding nodig
Overstap van PO naar VO
Om andere redenen niet terug naar school van herkomst
Totaal weer naar onderwijs uitgestroomd
Aantal
19
19
8
5
51
%
37%
37%
16%
10%
100%
Hieronder staat een nadere specificatie van deze uitstroomgegevens.
Nadere specificatie van leerlingen die naar school herkomst terugkeerden
Terug naar BAO
Terug naar SBAO
Terug naar SO
Terug naar VO
Terug naar MBO
Terug naar PRO
Terug naar VSO
Totaal terug naar school van herkomst
Aantal
7
1
2
4
1
1
3
19
-68-
Nadere specificatie van leerlingen die naar andere school gingen in
verband met ondersteuningsbehoefte
Van BAO naar SO
van BAO naar SBAO
Van SBAO naar SO
Van VO naar VSO
Totaal naar andere school
Aantal
11
4
3
1
19
Nadere specificatie van overige uitstroom
Van PO naar VO
Van PO naar VSO
Om andere redenen niet terug naar school van herkomst
Totaal overig
Aantal
5
3
5
13
Wat betreft de acht leerlingen die de overstap maakten van PO naar V(S)O wordt
opgemerkt dat het vaak niet gewenst is dat een leerling, voorafgaand aan die overstap, nog
voor enkele maanden terugkeert op de PO-school van herkomst. Het is van belang dat De
Zwengel en het betreffende samenwerkingsverband tijdig overleggen over een passende
oplossing voor deze leerlingen.
Vijf leerlingen gingen om andere redenen niet terug naar de school van herkomst. Bij
leerlingen die uitstroomden naar het regulier VO had dat zowel met het schooladvies als
met het ondersteuningsprofiel van de school te maken.
VO-leerlingen die al bezig zijn met hun eindexamencurriculum worden om die reden niet
gemakkelijk toegelaten op een andere VO-school. Overleg tussen De Zwengel en het
betreffende samenwerkingsverband over dit thema is nodig.
Uitstroomgegevens (gedurende het schooljaar 2012/2013)
Van de 216 in het schooljaar 2011/2012 ingeschreven leerlingen verlieten 91 leerlingen De
Zwengel in het schooljaar 2012/2013. Dat is 42%.
Uitstroom van de 91 leerlingen
Niet op andere school ingeschreven
Naar V(S)O
Naar PO
Totaal uitstroom
Aantal
6
44
41
91
%
7%
48%
45%
100%
-69-
6 leerlingen niet op andere school ingeschreven, maar
- ontheffing leerplicht
- naar beschermde werkplek
- naar beschermde werkplek
- ouder dan 18 jaar, wilde niet meer naar school
- overleden
Totaal niet terug naar onderwijs
Aantal
1
2
1
1
1
6
Herkomst
VO
VO
VSO
MBO
VO
85 leerlingen (44+41) naar onderwijs uitgestroomd
Terug naar school van herkomst
Naar andere school, want meer begeleiding nodig
Overstap van PO naar VO
Om andere redenen niet terug naar school van herkomst
Totaal weer naar onderwijs uitgestroomd:
Aantal
11
28
18
28
85
%
13%
33%
21%
33%
100%
Nadere specificatie van leerlingen die naar school herkomst terugkeerden
Terug naar BAO
Terug naar SBAO
Terug naar SO
Terug naar VO
Terug naar VSO
Totaal terug naar school van herkomst
Nadere specificatie van leerlingen die naar andere school gingen, want meer
begeleiding nodig
Van BAO naar SO
van BAO naar SBAO
Van SBAO naar SO
Van VO naar VSO
Totaal naar andere school
Nadere specificatie van overige uitstroom
Van PO naar VO
Van PO naar VSO
Overstap van PO naar PRO
Om andere redenen niet terug naar school van herkomst
Totaal overig
Aantal
2
1
3
3
2
11
Aantal
16
8
1
3
28
Aantal
8
7
3
28
46
Van de 28 leerlingen die om andere redenen niet teruggingen naar de school van herkomst,
zijn er zes naar een andere SO gegaan, vier naar een andere VSO en acht naar een andere
VO.
-70-
Aan het eind van het schooljaar 2012/2013 zijn van de 216 in het schooljaar 2011/2012 bij
De Zwengel ingeschreven leerlingen er (62+91=) 153 uitgeschreven. Dat is 71%. Het
totaalbeeld ziet er als volgt uit:
Uitstroom van de 153 leerlingen
Niet op andere school ingeschreven
Naar V(S)O
Naar PO
Totaal uitstroom
136 leerlingen (66+70) naar onderwijs uitgestroomd
Terug naar school van herkomst
Naar andere school, want meer begeleiding nodig
Overstap van PO naar VO
Om andere redenen niet terug naar school van herkomst
Totaal weer naar onderwijs uitgestroomd
Aantal
17
66
70
153
Aantal
30
47
26
33
136
%
11%
43%
46%
100%
%
22%
35%
19%
24%
100%
Opvallend: van de leerlingen die naar een andere school gingen omdat zij meer begeleiding
nodig hadden dan de school van herkomst kon bieden, gaat het in 91% van de gevallen om
leerlingen in het PO. Dat werpt de vraag op of het regulier VO qua begeleiding een
uitgebreider aanbod heeft dan het regulier PO.
-71-
BIJLAGE 2
IN- EN UITSTROOMGEGEVENS 2012/2013 OP DE ZWENGEL
Instroomgegevens
Herkomst van de 125 leerlingen uit het PO (MKD)
PO-leerling
PO-leerling met indicatie speciaal onderwijs
(2)
Totaal
(2)
BAO
SBAO
SO
Totaal
%
57
21
78
17
7
24
21
21
74
49
123
60%
40%
100%
Herkomst van de 127 leerlingen uit het VO
VO-leerling
VO-leerling met indicatie speciaal onderwijs
Totaal
VSO
MBO
PRO
Totaal
%
4
4
4
4
77
50
127
61%
39%
100%
VO
69
23
92
27
27
92 van de in totaal 252 leerlingen hebben een indicatie speciaal onderwijs; dat is 39%. In
het eerste jaar was dit 31% (zie bijlage 1).
-72-
Uitstroomgegevens (vóór 1 augustus 2013)
Van de 252 in het schooljaar 2012/2013 ingeschreven leerlingen werden er 80 vóór 1
augustus 2013 uitgeschreven; dat is 32%.
Uitstroom van de 80 leerlingen
Niet op andere school ingeschreven
Naar V(S)O
Naar PO
Totaal uitstroom
Aantal
4
36
40
80
%
5%
45%
50%
100%
4 leerlingen niet op andere school ingeschreven, maar
- naar sociale werkvoorziening
- naar sociale werkvoorziening
- naar MKD
- psychiatrische behandeling, voorlopig zonder onderwijs
Totaal niet terug naar onderwijs
Aantal
1
1
1
1
4
Herkomst
VSO
MBO
MKD
VO
76 leerlingen (36+40) naar onderwijs uitgestroomd
Terug naar school van herkomst
Naar andere school, want meer begeleiding nodig
Overstap van PO naar VO
Om andere redenen niet terug naar school van herkomst
Totaal weer naar onderwijs uitgestroomd
Aantal
27
20
7
22
76
%
36%
26%
9%
29%
100%
Hieronder staat een nadere specificatie van deze uitstroomgegevens.
Nadere specificatie van leerlingen die naar school herkomst terugkeerden
Terug naar BAO
Terug naar SBAO
Terug naar SO
Terug naar VO
Terug naar VSO
Totaal terug naar school van herkomst
Aantal
12
1
5
5
4
27
-73-
Nadere specificatie van leerlingen die naar andere school gingen, want meer
begeleiding nodig
Van BAO naar SO
van BAO naar SBAO
Van SBAO naar SO
Van VO naar VSO
Totaal naar andere school
Aantal
8
3
3
6
20
Van de 22 leerlingen die om andere redenen niet terugkeerden naar de school van herkomst
bleven er twaalf wel op hetzelfde type school zitten. Eén leerling ging van het SBAO naar
het BAO, zeven van het VO naar het MBO en twee van het VSO naar het MBO.
Evenals in het schooljaar 2011/2012 ging van de leerlingen die maar kort onderwijs op De
Zwengel volgden, een relatief groot aantal terug naar de school van herkomst. Bij een
langere behandelingsduur en plaatsbekostigd onderwijs neemt het percentage leerlingen dat
terug kan naar de school van herkomst duidelijk af.
-74-
BIJLAGE 3
STAPPENPLAN TRAJECTBEGELEIDING DE ZWENGEL
VOORTRAJECT
Stap 1
De leerling komt op de agenda van de CvB. Besproken wordt of de leerling toelaatbaar is en
per wanneer. Uitgangspunten daarbij zijn de toelatingscriteria voor De Zwengel:
er is sprake van psychiatrische problematiek of een vermoeden daarvan;
er is sprake van een integrale benadering: één kind, één plan. Door deze integrale
benadering is plaatsing op een andere vorm van onderwijs niet haalbaar / realiseerbaar;
de leerling is handhaafbaar / beheersbaar binnen de setting van De Zwengel.
Bekend zijn de volgende gegevens: de naam van de leerling; de geboortedatum; de school
van herkomst; het leerjaar; de contactpersoon van de school van herkomst (intern begeleider
(IB'er) of zorgcoördinator).
De administratie van De Zwengel gaat na of er contact gezocht mag worden met de school
van herkomst. Dit geschiedt middels het aanmeldformulier. Na aanname (via de CvB) voert
het secretariaat van De Zwengel de gegevens van de leerling in het Psygis-systeem in.
Stap 2
De trajectbegeleider van De Zwengel vraagt de schoolgegevens van de leerling op
(eventueel alvast telefonisch, als de didactische gegevens van de school van herkomst met
spoed nodig zijn). De trajectbegeleider haalt de (overige) gegevens persoonlijk op bij de
school van herkomst en bespreekt:
de mogelijke terugkeer op de school van herkomst;
de bereidheid om in overleg met De Zwengel en het in aanmerking komende
samenwerkingsverband, te zoeken naar een passende onderwijsvorm;
de wijze waarop De Zwengel de school van herkomst op de hoogte zal houden van de
voortgang van de leerling.
De behandelcoördinatoren krijgen een kopie van de schoolgegevens via De Zwengel.
Doelen:
in kaart brengen van het didactisch niveau van de leerling;
wat is de aanpak/afstemming op individueel en groepsniveau;
zicht krijgen op het sociaal-emotioneel functioneren van de leerling;
zicht krijgen op taak- en werkhouding;
welke zorg is al ingezet;
informatie over medisch en fysiek functioneren;
in kaart brengen van de vragen die de school van herkomst heeft over het
onderwijsproces: hulpvraag, verwachtingen en wensen van de school van herkomst na
afsluiting van de onderwijsperiode op De Zwengel;
afspraken rondom contact tussen De Zwengel en de school van herkomst (uitgangspunt
hierbij is dat ouders hier een centrale rol in vervullen).
Stap 3
Indien sprake is van een wachtlijst voor plaatsing op De Zwengel, kan de school van
herkomst, als er een duidelijke hulpvraag ligt, mede gebruik maken van Preventieve
Ambulante Begeleiding. (N.B. Ook Herlaarhof heeft de mogelijkheid op PIT-trajecten
gedurende de wachtlijst in te zetten. Op dit moment wordt de integratie van deze twee
trajecten verder uitgewerkt.) De CvB geeft hiervoor akkoord. Ouders worden dan in dit
proces betrokken.
-75-
TRAJECT TAB (Terugplaatsings Ambulante Begeleiding)
Doelgroep: leerlingen die De Zwengel verlaten zonder een clusterbeschikking.
Stap 1
Zodra Herlaarhof de ontslagdatum van de betreffende jeugdige weet, geeft zij dit door aan
het secretariaat van De Zwengel ([email protected]).
Het secretariaat informeert de betreffende IB'er (vaak is de IB'er al op de hoogte). De IB'er
neemt zo spoedig mogelijk contact op met de trajectbegeleiders. De IB'er bepaalt de
definitieve uitschrijfdatum en zorgt ervoor dat de administratie hiervan op de hoogte is (bij
voorkeur via de CvB).
Stap 2
Ouders en/of betreffende leerling (afhankelijk van de leeftijd) geven toestemming voor
Terugplaatsings Ambulante Begeleiding.
De betreffende IB'er stemt dit af met ouders en leerling. Overdracht naar andere scholen
vindt plaats via De Zwengel, op initiatief van de trajectbegeleider. Dit gebeurt in
samenspraak met de IB'er en de mentor. In principe worden schoolrelevante gegevens van
zowel Herlaarhof als De Zwengel hierin meegenomen. Bij alle andere vragen wordt
doorverwezen naar Herlaarhof.
Stap 3
De trajectbegeleider maakt kennis met ouders, school en behandelcoördinator.
Behandelcoördinator en trajectbegeleider onderhouden contact indien nodig.
Stap 4
De invulling van het traject TAB vindt plaats in samenspraak met school, leerling en ouders.
Er vindt in ieder geval een overdracht plaats, alsmede een observatie met nagesprek.
Verdere invulling is afhankelijk van wat de betreffende leerling nodig heeft. Deze
begeleiding vindt plaats voor de duur van maximaal 1 jaar.
(De lay-out van dit formulier is aangepast in het kader van deze publicatie.)
-76-
BIJLAGE 4
VERSLAG OVERDRACHTSGESPREK BIJ INSTROOM
Naam leerling:
Geboortedatum:
Naam school/niveau/leerjaar:
Leerkracht/ docent:
Mentor:
Introductie
Groep/klas
PSZ
MKD
BO
SBO
SO
VO
VSO
MBO
-
IB / ZoCo:
Trajectbegeleider onderwijs:
IL-leerkracht: 54
Datum overdrachtsgesprek:
Aanwezig bij gesprek:
Voorstellen
1
1
2
2
3
3
Bedoeling van dit gesprek
4
4
5
5
6
6
7
7
8
8
THUISSITUATIE
(Gezinssamenstelling, ouders gescheiden, zo ja, bij wie woont het kind, gezinssituatie
(problemen), relatie met school.)
ZORG- EN AANDACHTSPUNTEN
Wat is het concrete probleemgedrag?
(Bijvoorbeeld problemen in het sociaal functioneren, in de school- en/ of thuissituatie,
waarbij aandacht voor externaliserende problemen (zoals agressief gedrag, ruzie maken, niet
luisteren, zich niet aan de regels houden) en internaliserende problemen (zoals stil en
teruggetrokken, passief, angstig, verdrietig), negatieve belevingen, laag gevoel van
competentie e.d., hoe voelt de leerling zich op school.)
Ernst van het probleemgedrag
(Wie heeft er last van, voor wie is het een probleem?)
Aanpak / afstemming op individueel, groeps- en schoolniveau
SOCIAAL-EMOTIONEEL FUNCTIONEREN
Omgang met de leerkracht / andere leerkracht
(Bijvoorbeeld spontaan, teruggetrokken, gespannen, aanhankelijk, afhankelijk, behulpzaam,
aandacht vragend, meegaand, aanpassingsvermogen, opdringerig, interactie tijdens vrije
en/of gestructureerde situaties, hoe gaat de omgang met wisselende leerkrachten?)
Bevorderend:
Belemmerend:
54
IL staat voor individuele leerroute; dit programma wordt aangeboden aan leerlingen die (nog) niet
toe zijn aan het volgen van groepsonderwijs. Het is een opstap naar onderwijs in groepsverband.
-77-
Omgang met andere leerlingen
(Bijvoorbeeld dominerend, volgzaam, terughoudend, kan samenwerken, speelt met oudere/
jongere kinderen, zoekt uit zichzelf contact, is snel geïrriteerd, agressief, behulpzaam,
vermogen tot aanpassen, interactie tijdens vrije en/of gestructureerde situaties, kan het kind
sociale situaties inschatten, aandeel van zichzelf en anderen zien?)
Bevorderend:
Belemmerend:
Hulpverleningsgeschiedenis (Betrokken instanties)
LEERATTITUDE (taak- en werkhouding)
(Bijvoorbeeld faalangst, zelfvertrouwen, negatief zelfbeeld, gebrekkige zelfsturing,
intrinsieke motivatie, gebrek aan belangstelling, traag werktempo, onvoldoende
doorzettingsvermogen, impulsiviteit, overbeweeglijkheid, onzelfstandigheid, veel behoefte
aan individuele aandacht in opdrachtsituaties, aandacht en concentratie, werkverzorging.)
Bevorderend:
Belemmerend:
ONDERWIJSLEERSITUATIE
(IQ gegevens, welke vakken lukken goed, welke vakken lukken minder goed, wat lukt er
dan niet, leeromgeving, plek in de klas, leerstof aanbod, did. beg./ondersteuning e.a.)
Niveau t.o.v. de groep:
Didactische gegevens (Cito LVS e.a.):
Methodegebonden toetsen:
Bevorderend:
Belemmerend:
INTERESSES/HOBBY'S
MEDISCH EN FYSIEK FUNCTIONEREN
(Zintuigfuncties (gehoor, gezichtsvermogen), zindelijkheidsproblemen, slaapproblemen,
eetproblemen, groei, aangeboren afwijkingen of handicaps, ziektes, grove/fijne motoriek,
schrijven/pengreep.)
Bevorderend:
Belemmerend:
HANDELINGSPLANNEN
Doel (inhoud) / Organisatie (werkwijze) / Behaalde resultaten:
Stand van zaken met betrekking tot:
· beschikking PCL-SBO/PRO: ja/nee, datum: ……………. regio: ……………..
· cluster indicatie: ja/nee, 2, 3 of 4, geldig tot: ……… ind. nr…: …… regio: .…
· dyslexieverklaring: ja / nee, gesteld door: …………… datum: ……………….
· dyscalculieverklaring: ja / nee, gesteld door: ……….. datum: .……………….
· RT: ja / nee, wanneer: ………………… wat: .…………………………………
· Logopedie: ja / nee, wanneer: …………………
· Fysiotherapie: ja / nee, wanneer: ………………
· Andere therapie: ja / nee ……………………….
(De lay-out van dit formulier is aangepast in het kader van deze publicatie.)
-78-
BIJLAGE 5
AFSPRAKEN BIJ OVERDRACHT EN INSTROOM
Naam leerling:
Geboortedatum:
School van herkomst:
Overdracht relevante dossiergegevens:
□
□
□
Rapporten
Toetsgegevens Cito LVS e.a.
Handelingsplannen
Contactpersoon (functie):
Trajectbegeleider De Zwengel:
Datum gesprek:
□
□
□
□
OKR
Onderzoeksverslagen
Indien van toepassing aanvraag /
beschikking clusterindicatie 2 / 3 / 4
……………..
Wijze waarop de school van herkomst betrokken wil blijven bij de voortgang /
ontwikkelingen tijdens de periode van plaatsing op De Zwengel:
□ School van herkomst wordt op de hoogte gehouden door ouders.
□ School van herkomst neemt contact op met IB'er / leerkracht van De Zwengel.
□ School wil graag uitgenodigd worden voor het adviesgesprek m.b.t. schoolverloop.
Mogelijkheid tot terugkomst na afloop behandeltraject / verblijf op De Zwengel:
□ ja (i.o.), - reden…………………………………………………………
□ nee, reden………………………………………………………………
□ overgang PO-VO / VMBO-MBO;
□ bovenbouw VMBO/WV (examentraject);
□ verstoorde relatie;
□ meer zorg nodig / passender onderwijsvorm nodig vanuit advies ZW/HH;
□ verandering uitstroomprofiel;
□ geen deelname onderwijs;
□ A. ouder dan 18
□ B. ontheffing leerplicht
□ anders nl… …………………….……………………………………..
□
Bereidheid om in overleg met De Zwengel en het in aanmerking komende SWV
regio……………., te zoeken naar een passende onderwijsvorm voor de leerling bij
uitstroom op De Zwengel.
Hulpvraag / verwachtingen / wensen van de school van herkomst na afsluiting van
onderwijsperiode op De Zwengel:
Leerkracht SO/VSO De Zwengel:
IB'er SO/VSO De Zwengel:
Behandelcoördinator Herlaarhof: IL 55- /kinder- en jeugdpsychiatrische behandeling:
(De lay-out van dit formulier is aangepast in het kader van deze publicatie.)
55
IL staat voor individuele leerroute.
-79-
BIJLAGE 6
IMPRESSIE VAN HET REGISTRATIESYSTEEM
De drie locaties van De Zwengel (Vught, Veldhoven en Helmond) vullen ieder
onderstaande gegevens per leerling in: 56
Een deel van de gegevens wordt vervolgens automatisch getotaliseerd en in een
overzichtspagina gezet:
56
Dit is een aangepaste versie van het registratieformulier gezien de beperkte weergavemogelijkheden
in deze publicatie! In werkelijkheid maakt het registratiesysteem gebruik van kleurcodes en staat de
tekst horizontaal.
-80-
Schoolsoort (F)
Code SWV PO (N)
Vught Veldhoven
Helmond
Vught Veldhoven
Helmond
BO
0
0
0
VO
0
0
0
PO 30-01
0
0
0
PO 30-02
0
0
MBO
0
0
0
0
PO 30-03
0
0
0
SBO
0
PRO
0
0
0
PO 30-04
0
0
0
0
0
PO 30-05
0
0
0
SO
VSO
0
0
0
PO 30-06
0
0
0
0
0
0
PO 30-07
0
0
0
MKD
0
0
0
PO 30-08
0
0
0
PO 30-09
0
0
0
Aantal leerl. met TLV (H)
0
0
0
PO 30-10
0
0
0
PO 31-01
0
0
0
Terug ja (J)
0
0
0
PO 31-02
0
0
0
Terug nee (K)
0
0
0
PO 31-03
0
0
0
Overleg met SWV ja (M)
0
0
0
Overleg met SWV nee (M)
0
0
0
57
Code SWV VO (N)
Vught Veldhoven
Helmond
IL (Q)
0
0
0
VO 30-01
0
0
0
Dagklinisch (R)
0
0
0
VO 30-02
0
0
0
Poliklinisch (S)
0
0
0
VO 30-03
0
0
0
VO 30-04
0
0
0
Aanvraag (her) TLV (T)
0
0
0
VO 30-05
0
0
0
Aanvr PCL pro en lwoo (U)
0
0
0
VO 30-06
0
0
0
VO 30-07
0
0
0
VO 30-08
0
0
0
Vervolg SVH (W)
0
0
0
VO 30-09
0
0
0
Andere vervolgschool (X)
0
0
0
VO 31-01
0
0
0
Ander vervolgtraject (Y)
0
0
0
VO 31-02
0
0
0
Blijft op Zwengel (Z)
0
0
0
VO 31-03
0
0
0
VO 25-07
0
0
0
VO-25-08
0
0
0
Bestendiging na 1 jaar (AA)
0
0
0
Bestendiging na 2 jaar (AB)
0
0
0
57
IL staat voor individuele leerroute.
-81-
Uitleg kolommen:
Kolom A t/m H, N t/m S, V t/m Z en
AB
F (schoolsoort SVH)
G (school van herkomst)
H (toelaatbaarheidsverklaring)
N (code SWV)
Q (IL)
R (dagklinisch)
S (poliklinisch)
W (vervolg SVH)
X (andere vervolgschool)
Y(ander vervolgtraject)
Z (blijft op Zwengel)
AB (bestendiging na 2 jaar)
Kolom I t/m M en AA
I (gesprek SVH d.d.)
J (terug, ja i.o.)
K (terug, nee)
L (reden nee)
M (overleg SWV met SVH)
AA (bestendiging na 1 jaar)
Kolom T en U
T (her-)aanvraag
toelaatbaarheidsverklaring d.d.
U (aanvraag PCL)
invullen door administratie De Zwengel en IB'er of
IL'er (AB)
alleen invullen BO, VO, MBO, SBO, PRO, SO, VSO of MKD
naam van de school + leerjaar/niveau (bijv. 3 VMBO-T)
alleen einddatum afloop TLV indien van toepassing (bij
instroom)
in welk SWV is woonplaats kind (bijv. PO 30-03, zie
hieronder) of MBO invullen; let op de spaties
ja invullen indien van toepassing (omdat deze lln autom.
poliklinisch zijn, niet ook bij kolom S nog een ja zetten!)
bij dagklinisch en klinisch ja invullen indien van toepassing
ja invullen indien van toepassing
ja invullen indien van toepassing
naam van de school + leerjaar/niveau (bijv. 3 VMBO-T)
namen invullen
ja invullen indien van toepassing als leerling wordt
ingeschreven of 'switch' invullen bij interne doorstroming
naar De Zwengel andere plaats
door IB'er / IL'er met ja of nee invullen
invullen door trajectbegeleider, bij plaatsing IL door de
leerkracht IL'er
datum invullen van eerste contactmoment, bijv. mail,
telefoontje etc. of n.v.t. indien ouders geen toestemming
geven of SVH buiten Nederland is
ja invullen indien van toepassing
nee invullen indien van toepassing
alleen cijfer invullen:
1. overgang PO-VO-MBO
2. bovenbouw VMBO/WV (examentraject)
3. verstoorde relatie
4. meer zorg nodig/ passendere onderwijsvorm vanuit
advies ZW/HH
5. verandering uitstroomprofiel
6. geen deelname onderwijs meer
(A. ouder dan 18 of
B. (tijdelijke) ontheffing leerplicht)
alleen ja of nee invullen
door trajectbegeleider / IL'er met ja of nee invullen
invullen door IB'er, bij plaatsing IL door de leerkracht
IL'er
alleen datum aanvraag (verzorgd door De Zwengel)
invullen
alleen PRO of LWOO invullen indien van toepassing
-82-
BIJLAGE 7
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST HERLAARHOF - DE ZWENGEL
-83-
-84-
-85-
-86-
BIJLAGE 8
SAMENWERKINGSAFSPRAKEN MET SWV VO DE MEIERIJ
Samenwerkingsverband VO De Meierij werkt actief aan het realiseren van passend
onderwijs voor leerlingen van De Zwengel voor wie het plaatsbekostigd onderwijs vervalt.
De afspraken met SWV VO De Meierij zijn in juni 2013 definitief vastgesteld en zijn de
eerste in de reeks afspraken met verschillende samenwerkingsverbanden. In deze
overeenkomst wordt vastgelegd hoe De Meierij voor de leerlingen van haar
samenwerkingsverband er aan bijdraagt dat leerlingen in aansluiting op het plaatsbekostigd
onderwijs op De Zwengel passend onderwijs krijgen op een van de bij De Meierij
aangesloten scholen.
De verwachting is dat veel leerlingen die uitstromen bij De Zwengel terug kunnen naar de
school van herkomst dan wel via het netwerk van de trajectbegeleiders van De Zwengel
geplaatst kunnen worden op een school die ze passend onderwijs kan bieden.
Vanuit het samenwerkingsverband speelt het Advies en Consultatie Team (ACT) een
belangrijke rol bij het zoeken naar passend onderwijs voor leerlingen, dus ook voor
leerlingen die van De Zwengel komen. Het ACT bekijkt voor iedere leerling waar hij/zij op
zijn plaats is en/of welke hulp of begeleiding gewenst is.
De Zwengel geeft samen met Herlaarhof een onderbouwd schooladvies aan een leerling
mee. Dit schooladvies wordt in het ACT besproken. Het is de verantwoordelijkheid van het
samenwerkingsverband om het advies dat De Zwengel en Herlaarhof hebben gegeven, wel
of niet over te nemen. Bij het matchingsproces om een passende (vervolg)school voor de
leerling te vinden, kan het ACT de schoolondersteuningsprofielen gebruiken.
In de samenwerkingsafspraak met SWV VO De Meierij worden de volgende
oplossingsrichtingen genoemd voor een betere uitstroom of doorstroom van leerlingen naar
vervolgscholen:
• De Zwengel maakt samen met Herlaarhof extra werk van een goed onderbouwd advies
ten aanzien van schoolklimaat en ondersteuningsbehoefte, en schakelt het ACT in voor
plaatsing op een reguliere of speciale school.
• Afspraak met de scholen in het scholenoverleg: de leerling gaat waar mogelijk terug
naar de (reguliere) school van herkomst, tenzij een passende plek daar niet beschikbaar
is.
• Een leerling die terugkeert naar een reguliere VO-school krijgt altijd extra begeleiding.
Iedere school beschikt in de toekomst, volgens de voorgestelde nieuwe opzet, over
vaste ambulante begeleiding. De ambulant begeleider is een generalist die zich vooral
richt op ondersteuning van de leerkracht(en) en die na verloop van tijd kan terugtreden.
• Voor de leerlingen die terugkeren naar het regulier onderwijs wordt daarnaast gedacht
aan tijdelijke terugplaatsingsbegeleiding (TAB) door een trajectbegeleider van De
-87-
•
•
•
•
Zwengel. Deze specialist zorgt samen met de generalist voor overdracht van kennis en
handelingsadviezen en een goede introductie van de leerling in de school.
Bij het niet direct beschikbaar zijn van een passende school, bijvoorbeeld door het
lastige tijdstip in het schooljaar, kan gekozen worden voor tijdelijke verlenging op De
Zwengel (mits in het belang van de leerling) tegen extra betaling (de plaatsbekostiging
vervalt immers bij het stoppen van de behandeling).
Terugkeer van leerlingen gebeurt waar nodig in nauw overleg met het ACT. Het ACT
kan bemiddelen in het vinden van een passende school.
Er worden sluitende afspraken gemaakt binnen het samenwerkingsverband met VSOscholen over toelating van deze leerlingen wanneer een speciale setting noodzakelijk is
en een toelaatbaarheidsverklaring is afgegeven door het samenwerkingsverband.
De Zwengel gaat zich toeleggen op goede afspraken met de school van herkomst over
de voortgang van de schoolloopbaan en het examenprogramma tijdens het verblijf op
De Zwengel.
Er zijn ook leerlingen voor wie het uitstroomperspectief arbeid of dagbesteding luidt. In de
afgelopen jaren ging het om een beperkt aantal leerlingen. In schooljaar 2011/2012 waren
er zeven leerlingen met uitstroomperspectief arbeid en geen leerlingen met
uitstroomperspectief dagbesteding. In schooljaar 2012/2013 waren er tien leerlingen met
uitstroomperspectief arbeid en één met uitstroomperspectief dagbesteding. Leerlingen met
uitstroomperspectief arbeid of dagbesteding hebben niet zozeer met het SWV te maken,
maar meer met gemeentelijke voorzieningen en regelgeving.
-88-
BIJLAGE 9
SAMENWERKINGSAFSPRAKEN MET SWV PO DE MEIERIJ
De leerlingen op de SO-afdeling van De Zwengel zijn afkomstig van basisscholen, scholen
voor speciaal basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs (overwegend cluster 4).
SWV PO De Meierij en De Zwengel spreken uit, dat een leerling van De Zwengel na het
vervallen van het recht op plaatsbekostigd onderwijs direct kan doorstromen naar passend
onderwijs binnen het samenwerkingsverband, en dus geen thuiszitter wordt. Daartoe wordt
het volgende afgesproken.
•
•
•
•
•
•
De trajectbegeleider van De Zwengel neemt kort vóór of kort na de plaatsing van de
leerling op De Zwengel contact op met de school waar de leerling onderwijs volgde tot
aan de plaatsing op De Zwengel (school van herkomst). Er wordt informatie
uitgewisseld en er wordt geïnventariseerd of er vragen zijn vanuit de school van
herkomst die meegenomen kunnen worden in het geïntegreerde behandeltraject. Er
worden afspraken gemaakt op welke manier de school van herkomst op de hoogte
gehouden wil worden over het traject op De Zwengel. Tevens wordt afgesproken of de
leerling kan terugkeren naar de school van herkomst indien dit een passende plek is.
Ook wordt besproken of de school van herkomst bereid is om, indien dit niet het geval
is, samen met De Zwengel en de ondersteuningseenheid een passende plek te gaan
zoeken. De gemaakte afspraken worden op papier gezet door de trajectbegeleider, en de
school van herkomst ontvangt een kopie.
Ieder halfjaar en ook uiterlijk zes weken voor de beëindiging van de behandeling door
Herlaarhof geeft De Zwengel in afstemming met Herlaarhof een goed onderbouwd
advies ten aanzien van het schoolklimaat en de begeleidingsbehoefte van de leerling.
De leerling gaat terug naar de school van herkomst, tenzij die school de leerling geen
passend onderwijs kan bieden.
Als de leerling teruggaat naar de school van herkomst bespreekt De Zwengel dit advies
met de ouders en met de school van herkomst. Als de leerling is aangewezen op een
andere school, wordt er ook overlegd met de ondersteuningseenheid.
Voor een leerling is in de eerste periode op de school na het plaatsbekostigd onderwijs
extra begeleiding beschikbaar. De Zwengel biedt volgens een arrangement nazorg aan
voor elke leerling die haar school verlaat. Deze nazorgtrajecten kunnen heel divers zijn:
van een overdrachtsgesprek van opgedane expertise en handelingsadviezen aan de
ontvangende school, tot intensieve ambulante trajecten samen met Herlaarhof. Het
voorstel van De Zwengel is om hiervoor een vast budget per traject af te spreken.
Bij het niet aansluitend beschikbaar zijn van passend onderwijs kan gekozen worden
voor tijdelijke verlenging van het onderwijs op De Zwengel tegen extra betaling (omdat
de plaatsbekostiging vervalt bij het stoppen van de behandeling). Deze situatie kan
bijvoorbeeld ontstaan in geval van het ongepland beëindigen van de behandeling en als
het een leerling betreft in de laatste maanden van groep 8.
-89-
De Zwengel en het samenwerkingsverband spreken nader af op welke wijze De Zwengel
kan bijdragen aan het beperken van de wachttijd voor onderzoek door Herlaarhof, in zover
het leerlingen betreft voor wie de scholen van het samenwerkingsverband dringend
behoefte hebben aan dit onderzoek. Te overwegen valt dat afgesproken wordt voor hoeveel
leerlingen van het samenwerkingsverband per jaar De Zwengel hier een rol in kan spelen.
-90-
BIJLAGE 10
SAMENWERKINGSAFSPRAKEN MET SWV VO 30-06
Passend onderwijs voor leerlingen van SWV VO 30-06 Brabant-Noordoost na
plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel (SO/VSO).
Aanleiding
De Zwengel biedt op verzoek van de behandelaars van Specialistisch centrum voor kinderen jeugdpsychiatrie Herlaarhof, plaatsbekostigd onderwijs aan leerlingen aan gedurende
hun behandeling bij Herlaarhof. Deze leerlingen zijn afkomstig van middelbare scholen en
scholen voor voortgezet speciaal onderwijs. Bij beëindiging van de behandeling door
Herlaarhof vervalt de plaatsbekostiging van De Zwengel en gaan de leerlingen verder in
passend voortgezet onderwijs.
De Zwengel wordt ermee geconfronteerd dat het niet altijd lukt om een leerling bij
afsluiting van de behandeling door Herlaarhof aansluitend door te plaatsen op een school
die de leerling passend onderwijs kan bieden.
Ook andere scholen die plaatsbekostigd onderwijs aanbieden ondervinden problemen om
bij de afsluiting van de behandeling de leerlingen direct door te plaatsen naar passend
onderwijs. Soms komen deze leerlingen dan enige tijd thuis te zitten zonder onderwijs: een
ongewenste situatie.
Omdat het hier om een landelijk probleem gaat voerde Onderwijsconsulenten+ samen met
De Zwengel in de schooljaren 2011/2012 en 2012/2013 een pilot uit onder de titel
'Doorplaatsingsproblematiek: behandeling beëindigd, de leerling zit thuis.'
Deze pilot heeft duidelijk gemaakt dat een goede en tijdige afstemming tussen De Zwengel
en (de school van) het samenwerkingsverband waar de leerling verder onderwijs zal volgen,
er in belangrijke mate aan kan bijdragen dat leerlingen na het plaatsbekostigd onderwijs van
De Zwengel direct onderwijs kunnen volgen op voor hen passend onderwijs.
De samenwerking tussen De Zwengel en (de scholen van) het samenwerkingsverband
De scholen aangesloten bij SWV VO 30-06 en De Zwengel spreken uit dat leerlingen van
De Zwengel na het vervallen van het recht op plaatsbekostigd onderwijs direct doorstromen
naar passend onderwijs binnen het samenwerkingsverband en dus geen thuiszitter worden.
Om deze doelstelling te realiseren spreken het samenwerkingsverband en De Zwengel met
elkaar het volgende af:
-91-
1. De trajectbegeleider van De Zwengel neemt kort vóór of kort na de plaatsing van de
leerling op De Zwengel contact op met de school waar de leerling onderwijs volgde tot
aan de plaatsing op De Zwengel (school van herkomst). Elke VO-school heeft voor De
Zwengel een vaste contactpersoon (= zorgcoördinator). Er wordt informatie
uitgewisseld en er wordt geïnventariseerd of er vragen zijn vanuit de school van
herkomst die meegenomen kunnen worden in het geïntegreerde behandeltraject. Er
worden afspraken gemaakt op welke manier de school van herkomst op de hoogte
gehouden wil worden over het onderwijs op De Zwengel. Tevens wordt afgesproken of
de leerling kan terugkeren naar de school van herkomst indien dit voor de leerling een
passende plek is. Ook wordt besproken of de school van herkomst bereid is om, indien
dit niet het geval is, samen met De Zwengel en het samenwerkingsverband een
passende plek te zoeken. De gemaakte afspraken worden op papier gezet door de
trajectbegeleider en de school van herkomst ontvangt een kopie.
2. Ieder halfjaar en ook uiterlijk zes weken (indien mogelijk) voor de beëindiging van de
behandeling door Herlaarhof stelt De Zwengel in afstemming met Herlaarhof een goed
onderbouwd advies op ten aanzien van de schoolsoort, het schoolklimaat en de
ondersteuningsbehoefte van de leerling. Dit advies is onderdeel van het OPP, dat de
basis is voor de aanvraag van de eventuele extra ondersteuning.
De leerling gaat terug naar de school van herkomst, tenzij die school de leerling niet het
geadviseerde passende onderwijs kan bieden. Het advies wordt door De Zwengel met
de ouders en met de school van herkomst besproken. Als de leerling is aangewezen op
een andere school, wordt er ook overlegd met het samenwerkingsverband.
Bij aanmelding door ouders op een niet passende school (dus niet conform het advies)
die wel zorgplicht heeft, ondersteunen De Zwengel en het SWV de school en de ouders
bij het vinden van een passend plek binnen het onderwijs. Indien nodig wordt de hulp
van een leerplichtambtenaar en/of een onderwijsconsulent ingeroepen.
3. Voor een leerling is in de eerste periode op de school na het plaatsbekostigd onderwijs
extra begeleiding van De Zwengel beschikbaar. De Zwengel biedt maximaal een jaar
nazorg aan voor elke leerling die haar school verlaat. Deze nazorgtrajecten kunnen heel
divers zijn: van een overdrachtsgesprek van opgedane expertise en handelingsadviezen
aan de ontvangende school, tot intensieve ambulante trajecten samen met Herlaarhof.
4. De Zwengel en het samenwerkingsverband spreken nader af op welke wijze De
Zwengel kan bijdragen aan het beperken van de wachttijd voor onderzoek door
Herlaarhof, voor zover het leerlingen betreft van wie de scholen van het
samenwerkingsverband dringend behoefte hebben aan dit onderzoek. Te overwegen
valt dat afgesproken wordt voor hoeveel leerlingen van het samenwerkingsverband per
jaar De Zwengel hierin een rol kan spelen.
Petro Bonsink, directeur SWV VO 30-06
Els van Rosmalen, directeur De Zwengel
-92-
BIJLAGE 11
PROJECTEN PUBERS IN DE KNEL EN RETURN!
In werkwijzer 6 worden OC+-projecten beschreven die zich hebben gericht op
mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen. In die uitgave is ook een uitgebreid
overzicht opgenomen van landelijke initiatieven op dit gebied door anderen. 58 Hieronder
staan initiatieven van Herlaarhof en De Zwengel.
Pubers in de knel
www.herlaarhof.nl
Voor: jongeren tussen 12 en 18 jaar met gedrags- en/of psychische problemen
Waar: Vught (regio Den Bosch/de Meierij) en Veldhoven (regio Eindhoven) Type: 2
Het project is bedoeld voor jongeren die in de hulpverlening zijn vastgelopen en die
ongemotiveerd zijn voor hulpverlening. Het gaat om jongeren die al langere tijd niet meer
naar school willen, die problemen hebben om de dag te beginnen en op bed blijven liggen,
die moeite hebben om contact te maken of die vaak conflicten hebben. Het betreft doorgaans
jongeren met signalen die mogelijk verwijzen naar ADHD, autisme, een emotioneel
probleem of een leerstoornis. Pubers in de knel wordt uitgevoerd door sociaal-psychiatrisch
verpleegkundigen en ambulant hulpverleners van Herlaarhof. Medewerkers van Pubers in de
knel werken nauw samen met Centra voor Jeugd en Gezin, scholen in het voortgezet
onderwijs, huisartsen en GGD jeugdartsen. Pubers in de knel wordt gefinancierd door de
gemeenten in de regio Eindhoven en de gemeenten van SWV VO De Meierij in Den Bosch.
Return!
www.dezwengel.nl
Voor: thuiszittende leerlingen in de leerplichtige leeftijd
Waar: De Zwengel in Veldhoven in samenwerking met Herlaarhof
Type: 2
SO/VSO De Zwengel, locatie Veldhoven, biedt het regionale onderwijsveld omgeving
Eindhoven met ingang van het schooljaar 2012/2013 het programma Return! aan.
Het belangrijkste doel is leerplichtige, thuiszittende kinderen en jongeren te motiveren voor
en te begeleiden naar een situatie waarin zij weer optimaal kunnen profiteren van onderwijs.
Inzet is in eerste instantie terugkeer naar de eigen school. De drempels die tot
schoolweigering kunnen leiden, worden zo veel mogelijk weggenomen. Mocht terugkeer
niet mogelijk zijn, dan richt men zich op het beste alternatief, bijvoorbeeld een andere
onderwijsomgeving of een plek op de arbeidsmarkt. Voor ieder kind en iedere jongere is er
een plan waarin diverse soorten van hulp en zorg mogelijk zijn. Scholen kunnen dit
programma voor thuiszittende leerlingen inkopen bij De Zwengel. Bij de intake stelt De
Zwengel samen met de aanmeldende school, de ouders en eventueel betrokken
hulpverleners vast wat er in ieder geval tijdens de looptijd van het programma nodig is aan
hulpverlening en zorg voor de leerling. De Zwengel kan voor hulpverlening en zorg
desgewenst ook een beroep doen op het programma 'Pubers in de knel' van Herlaarhof (zie
hierboven). De programma's Return! en Pubers in de knel kennen geen wachttijd.
Binnen twee weken na aanmelding start een daartoe gespecialiseerde leraar van De Zwengel
het begeleidingstraject met de leerling, meestal eerst via 'thuisonderwijs'. Zo snel als
mogelijk wordt de overstap gemaakt naar school.
58
Alle werkwijzers staan op de website www.onderwijsconsulenten.nl onder publicaties/werkwijzers.
-93-
BIJLAGE 12
HANDREIKING TERUGPLAATSING UIT JJI OF JEUGDZORGPLUS
Inleiding
Het terugplaatsen van leerlingen die tijdelijk onderwijs hebben gevolgd in een gesloten
instelling naar een school in de eigen regio, is niet gemakkelijk gebleken. De vraag is of dit
onder Passend onderwijs beter gaat verlopen.
Deze handreiking voor samenwerkingsverbanden (SWV'en) is tot stand gekomen op basis
van twee pilots, in Amsterdam en in Limburg, begeleid door Gedragswerk. Bij de pilot in
Limburg waren betrokken:
medewerkers van VSO-school St. Jozef in Cadier en Keer;
Stichting Jeugdzorg St. Jozef;
de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden Venlo, Roermond, Weert,
Westelijke Mijnstreek, Parkstad en Maastricht;
onderwijsconsulent+ Henk Knol.
Na inventarisatie van de positieve en negatieve ervaringen met terugplaatsingen werd een
schets gemaakt van mogelijke uitgangspunten en spelregels om terugplaatsingen soepel te
laten verlopen. Daarbij worden de volgende stappen onderscheiden:
overgang van de leerling naar de VSO-school in de gesloten instelling;
maatregelen tijdens het verblijf van de leerling;
voorbereiding van de terugplaatsing van de leerling;
de feitelijke terugplaatsing;
de nazorg.
Belangrijk in alle fasen is de communicatie met de ouders of voogden, de communicatie
tussen de medewerkers van de scholen en het samenwerkingsverband, de rol van de leerling
en het vastleggen van de afspraken in het ondersteuningsplan.
Deze handreiking kan door samenwerkingsverbanden en scholen gebruikt worden om
afspraken te maken over de terugplaatsing van leerlingen, na verblijf in een gesloten
instelling.
Elk samenwerkingsverband passend onderwijs is verantwoordelijk voor plaatsing van
leerlingen op een school in het (V)SO. Dit geldt ook voor leerlingen die tijdelijk onderwijs
hebben gevolgd in een gesloten instelling. Zij zijn toelaatbaar tot het V(S)O.
De school verbonden aan de gesloten instelling (JJI of JeugdzorgPlus), moet met het SWV
waartoe de leerling behoorde afspraken maken over de terugplaatsing van de leerling na het
gesloten verblijf. Elk samenwerkingsverband moet een ondersteuningsplan maken. De
afspraken over een doorlopend leertraject voor jongeren uit een gesloten instelling kunnen
in het ondersteuningsplan vastgelegd worden (artikel 40, lid 16 WEC).
-94-
Om aan deze opdracht te voldoen is een handreiking 59 opgezet in de vorm van een aantal
vragen, gebaseerd op onderstaand stroomschema met vijf fasen: vooraf, voorbereiding,
overdracht, plaatsing, nazorg. Elk samenwerkingsverband zal zelf, in overleg met de
partners, op maat de eigen beantwoording moeten uitwerken.
Startvraag
Beschouwt de school / het SWV van herkomst plaatsing in geslotenheid, in JJI of
JeugdzorgPlus, als een onderdeel van een doorlopend onderwijstraject, ja of nee?
Zo ja, dan zal gedurende het gehele traject de verbinding met de school van herkomst
kunnen (moeten) worden onderhouden en zal de terugplaatsing relatief eenvoudig verlopen.
Bestuur en schoolleiding van de school van herkomst moeten dan wel akkoord gaan met de
afspraak dat men bij terugplaatsing zonder voorbehoud de leerling opnieuw inschrijft, ook
al wordt de leerling, om dubbele bekostiging te voorkomen, uitgeschreven uit de school van
herkomst en ingeschreven op de instituutsschool.
Zo nee, dan is terugkoppeling met de school van herkomst niet vanzelfsprekend en zal het
SWV bij terugkeer haar verantwoordelijkheid moeten waarmaken om een passend school te
vinden. Ook deze jongeren hebben immers recht op bij hen 'passend' onderwijs.
Deze situatie komt overeen met de gevallen waarin, om welke reden dan ook, een leerling
geen school van herkomst heeft.
Ongeacht welke keuze men maakt, zullen de schoolbesturen in het kader van het
ondersteuningsplan met elkaar spelregels moeten vaststellen over hoe zij omgaan met
'terugkeer uit geslotenheid', inclusief de wijze waarop scholen worden aangesproken als zij
de spelregels niet nakomen.
59
Deze handreiking geldt voor het (voortgezet) speciaal onderwijs, maar is eveneens geschikt voor
gebruik in het MBO.
-95-
Stroomschema: terugplaatsing vanuit JJI of JeugdzorgPlus
Vooraf
JZ+
Trajectbegeleiding
JZ+ of JJI
VSO
JJI
Dossierhouder
Ouder
Voogd/Gezinsvoogd
Jeugdreclasseerder
Ondersteuning
VSO
Trajectberaad
Multidisciplinair
Ketenpartners
binnen
Veiligheidshuis
Toeleidingsteam SWV
aangevuld met:
Leerplicht / gemeente
Dossierhouder
Trajectbegeleider
Ondersteuner VSO
Mijn school van
de Toekomst
Arbeid
of
Dagbesteding
Nazorg
-96-
De vijf fasen
Vooraf
·
Wat staat in de wet- en regelgeving over wat samenwerkingsverbanden passend
onderwijs in de toekomst geregeld moeten hebben voor de in- en uitstroom van
leerlingen van en naar JJI/JeugdzorgPlus?
·
Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in de uitwerking van de uitplaatsing tussen
JJI en JeugdzorgPlus?
·
Welke rol heeft de rechter tijdens het 'uitstroomtraject'?
·
Beschouwt de school / het SWV van herkomst plaatsing in geslotenheid, in JJI of
JeugdzorgPlus, als een onderdeel van een doorlopend onderwijstraject, ja of nee?
·
Wat zijn de 'spelregels' binnen het samenwerkingsverband met betrekking tot de
instroom vanuit een gesloten instelling, al dan niet als onderdeel van een doorlopend
leertraject? Zijn die spelregels vastgelegd in het ondersteuningsplan?
·
Welke verplichtingen heeft de school van herkomst?
·
Wat is de standaard toeleidings- en plaatsingsprocedure van het SWV en op welke
manier is het 'multidisciplinaire toeleidingsteam' samengesteld?
Voorbereiding
·
Wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende dossierhouders:
ouders, voogd, gezinsvoogd en jeugdreclasseerder?
·
Op welke manier moet de trajectbegeleiding vanuit JJI/JeugdzorgPlus worden
verzorgd; waar kunnen de jongeren en hun ouders op rekenen en wat betekent dat voor
het onderwijs en de ketenpartners?
·
Op welke manier moet de ondersteuning vanuit 'VSO in geslotenheid' worden
verzorgd; waar kunnen de jongeren en hun ouders op rekenen en wat betekent dat voor
het onderwijs en de ketenpartners?
·
Hoe kan de toestemming van de dossierhouder worden geregeld, zodat met alle
partijen vanaf de eerste dag gecommuniceerd kan worden over de voortgang, en
informatie opgevraagd kan worden?
·
Hoe kan worden voorkomen dat andere partijen het proces van uitstroom verstoren
met allerlei 'goedbedoelde' eigen adviezen en acties?
·
Hoe en wanneer wordt 'mijn school van de toekomst' betrokken bij de terugplaatsing?
-97-
Overdracht
·
Krijgt een leerling bij terugplaatsing altijd een toelaatbaarheidsverklaring op basis van
art. 11 van de WEC of zijn er ook alternatieven mogelijk, en zo ja welke?
·
Onder welke voorwaarden wordt een dossier uit JJI/JeugdzorgPlus in behandeling
genomen door het multidisciplinaire toeleidingsteam van het SWV?
·
Hoe is de 'warme' overdracht geregeld tussen alle betrokkenen?
·
Hoe garandeert het samenwerkingsverband de 'dossierhouder' (ouder, voogd,
jeugdreclasseerder) dat de leerling altijd een onderwijstraject kan ontvangen?
·
Op welke wijze is de afdeling leerplicht van de woonplaats van de leerling betrokken
bij de uitplaatsing vanuit JJI/JeugdzorgPlus?
·
Wat is de relatie met het Veiligheidshuis 60 en hoe wordt die ingevuld?
Plaatsing
·
Welke monitoring en evaluatiemomenten worden in het handelingsplan opgenomen
om een succesvol onderwijstraject te bereiken en het risico op terugval te
minimaliseren? Wat zijn de bekostigingsregels bij plaatsing vanuit JJI/JeugdzorgPlus
voor en na de teldatum?
·
Kan een school een leerling uit geslotenheid weigeren, en zo ja, op basis van welke
argumenten?
·
Wat zijn de afspraken bij 'onverwachtheden' zoals vervroegde of uitgestelde
uitplaatsing, wachtlijsten in onderwijs en/of ondersteuning, examentrajecten?
Nazorg
·
Op welke manier moet de trajectbegeleiding vanuit JJI/JeugdzorgPlus de nazorg
verzorgen; waar kunnen de jongeren en hun ouders in de nazorg op rekenen en wat
betekent dat voor het onderwijs en de ketenpartners?
·
Op welke manier moet de ondersteuning vanuit 'VSO in geslotenheid' de nazorg
verzorgen; waar kunnen de jongeren en hun ouders in de nazorg op rekenen en wat
betekent dat voor het onderwijs en de ketenpartners?
60
Veiligheidshuizen zijn netwerksamenwerkingsverbanden, die partners uit de strafrechtketen, de
zorgketen, gemeentelijke partners en bestuur verbinden in de aanpak van complexe problematiek.
Het doel van de samenwerking is het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit.
Er zijn lokaal verschillen als het gaat om de partners die in het Veiligheidshuis participeren. Een
aantal organisaties participeert in alle Veiligheidshuizen: Gemeente, Politie, Openbaar Ministerie,
Raad voor de Kinderbescherming, Reclasseringsorganisaties en Welzijnsorganisaties.
-98-
Uitgangspunten, spelregels en checklist
voor VO- en VSO-scholen en SWV'en passend onderwijs om een doorlopend leertraject te
realiseren bij plaatsing van een leerling in een JJI of instelling voor JeugdzorgPlus.
Uitgangspunten:
De schoolbesturen die gezamenlijk dit samenwerkingsverband vormen hebben besloten
dat als een leerling is ingeschreven in het onderwijs, de school van inschrijving
verantwoordelijk is voor een doorlopend leertraject, ongeacht hoe dit traject wordt
vormgegeven. De plaatsing in een JJI/ JeugdzorgPlus wordt vanuit dit perspectief
beschouwd als een onderdeel van een doorlopend onderwijstraject.
- Het samenwerkingsverband heeft afspraken gemaakt over de terugplaatsing van
leerlingen uit geslotenheid met de scholen verbonden aan JJI en JeugdzorgPlus,
overeenkomstig artikel 40, lid 16 WEC.
Spelregels:
Bij het vaststellen van de 'spelregels' gaat het om het vastleggen van de afspraken tussen de
V(S)O-school en de school in de gesloten instelling enerzijds, en de verhouding van de
V(S)O-school tot het samenwerkingsverband anderzijds. In het eerste geval moet duidelijk
zijn welke functionarissen (mentor, zorgcoördinator, Commissie van Begeleiding, directie)
welke rol en taken hebben ten aanzien van de spelregels. Het gaat hierbij tevens om de
bevoegdheden: wie bepaalt wat? Wie communiceert vervolgens met de instellingsschool
over wat? Wie is het eerste aanspreekpunt voor deze school?
Bij de verhouding van de school tot het samenwerkingsverband is het essentieel dat het
primair de school is waar de (eerste) verantwoordelijkheid ligt. Het SWV komt slechts in
actie als spelregels niet worden nageleefd en/of er sprake is van stagnatie.
Het moet ook duidelijk zijn wie binnen het samenwerkingsverband welke bevoegdheden
heeft. Het systeem moet sluitend zijn. Scholen die zich niet aan de 'spelregels' houden
worden door het samenwerkingsverband aangesproken.
Een dergelijke werkwijze vraagt om een functionaris van het SWV die dit spel (zakelijk)
kan spelen. Een bestuurlijk akkoord op de spelregels is een randvoorwaarde.
Het is van groot belang dat er bestuurlijke bereidheid is om de verantwoordelijkheid voor en
betrokkenheid bij de (formeel uitgeschreven) leerling in de instellingsschool als
uitgangspunt voor het handelen te nemen, en tegelijkertijd een sluitende aanpak voor te
staan waarin het samenwerkingsverband een specifieke rol heeft.
-99-
Spelregels op het niveau van de school van herkomst:
- de school blijft (mede)verantwoordelijk voor de leerloopbaan van de leerling op de
instellingsschool;
- de school maakt duidelijk of de leerling na afloop van het verblijf kan terugkeren;
- de school van herkomst draagt (tijdig) relevante informatie over de leerloopbaan van de
leerling en zijn functioneren op school over;
- de school maakt afspraken met de instellingsschool over de wijze waarop zij tijdens het
verblijf van de leerling betrokken blijft.
Spelregels op het niveau van het samenwerkingsverband:
- het samenwerkingsverband is aanspreekbaar op het realiseren en naleven van de
spelregels die op het niveau van de school zijn gemaakt, en zoals die zijn opgenomen in
het ondersteuningsplan;
- het samenwerkingsverband is aanspreekbaar indien (rechtstreekse) (her)plaatsing van
leerlingen uit geslotenheid naar een V(S)O-school stagneert: het oordeel van het SWV is
hierbij bindend;
- het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor het realiseren van een passende
plek voor elke leerling;
- het samenwerkingsverband maakt inzichtelijk op welke wijze de aanspreekbaarheid
wordt geoperationaliseerd.
Checklist
Op het niveau van de school:
Wie is in de school betrokken bij (de consequenties van) de plaatsing van de leerling op een
school in een gesloten setting? Wie heeft daarbij welke bevoegdheden? Wat is er voor nodig
om de verantwoordelijkheid van de school in deze situatie waar te maken? Wie is
verantwoordelijk voor de overdracht van informatie naar de instellingsschool? Wie is
verantwoordelijk voor het maken van afspraken over de betrokkenheid tijdens het verblijf?
Wie bepaalt of de leerling kan terugkeren? Wie communiceert wat met de instellingsschool,
ouders en leerling?
Op het niveau van het samenwerkingsverband:
Zijn de spelregels op de individuele scholen bekend? Zijn de spelregels bestuurlijk
bekrachtigd? Is geregeld wie binnen het samenwerkingsverband toeziet op naleving van
deze spelregels? Wie monitort de acties die hieruit voortvloeien? Hoe communiceert het
samenwerkingsverband de spelregels met de scholen in geslotenheid?
-100-
BIJLAGE 13
VERKLARING VAN BEGRIPPEN
Bekostiging van onderwijs bij residentiële instellingen
Jongeren die vanwege ernstige problematiek ter behandeling worden opgenomen in een
(semi-)residentiele instelling 61 kunnen op grond van de regeling 'plaatsbekostiging'
onderwijs volgen op scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.
De term plaatsbekostigd onderwijs wordt algemeen gebruikt voor de bekostiging van
leerlingen die onderwijs volgen in het kader van behandeling. Echter, de financieringsbron
voor dit onderwijs kan verschillend zijn; deze is afhankelijk van de instelling waar een
jongere verblijft.
Bij de invoering van de Wet leerlinggebonden financiering (in 2003) kreeg het speciaal
onderwijs de mogelijkheid om bekostiging aan te vragen voor onderwijs aan deze groep
leerlingen. In de Wet op de expertisecentra (artikel 71c) is bepaald dat daarbij sprake moet
zijn van een samenwerkingsovereenkomst tussen (het bevoegd gezag van) de school voor
speciaal onderwijs en de residentiële instelling. De (V)SO-school ontvangt voor de
residentiële leerling de (V)SO-bekostiging die aan de orde is op de betreffende school,
meestal cluster 4, soms cluster 3, 2 of 1.
Er zijn ongeveer 120 scholen voor speciaal onderwijs die een samenwerkingsovereenkomst
hebben met een of meer residentiële instellingen. In de samenwerkingsovereenkomst staan
afspraken op het niveau van management en bestuur. De in het kader van deze afspraken
bekostigde plaatsen kunnen worden bezet door leerlingen, zonder dat het
samenwerkingsverband (SWV) voor deze leerlingen een toelaatbaarheidsverklaring
(voorheen indicatie van de CvI) heeft afgegeven.
Met ingang van schooljaar 2008/2009 geldt een andere bekostigingssystematiek voor
leerlingen die afkomstig zijn uit een residentiële instelling. Omdat het volgens het
ministerie van OCW in de praktijk lastig is vooraf een goede inschatting te maken van het
aantal benodigde plaatsen, wordt de bekostiging geharmoniseerd: net als bij de reguliere
bekostigingssystematiek geldt de teldatum van 1 oktober (of 16 januari, in geval van groei).
De bekostiging wordt gebaseerd op het aantal leerlingen dat op de teldatum afkomstig is uit
een residentiële instelling waarmee de school een samenwerkingsovereenkomst heeft.
Ook hier ontvangen residentiële leerlingen op een cluster 4-school een cluster 4-bekostiging
en cluster 3-leerlingen een cluster 3-bekostiging. Vanaf 1 augustus 2014 is dit vergelijkbaar
met categorie 1-, 2- of 3-bekostiging.
61
Onder (semi-)residentiële instelling wordt verstaan een instelling voor gehandicaptenzorg,
jeugdhulpverlening, jeugdgezondheidszorg of een justitiële jeugdinrichting. Hierna wordt voor de
leesbaarheid alleen residentiële instelling gebruikt, waar ook semi-plaatsbekostigd bedoeld kan zijn.
-101-
In deze werkwijzer gaat het om onderwijs als onderdeel van de behandeling, met
gezamenlijke handelingsplannen, inhoudelijke en organisatorische afstemming van het
dagprogramma en het onderwijs, inzet van personeel, taakverdeling en verdeling van
verantwoordelijkheden. Hier zijn behandeling of opvang en onderwijs vanuit één plan
noodzakelijk, vanwege de aard of de duur van de behandeling of opvang. Dit
plaatsbekostigd onderwijs wordt beëindigd als naar de mening van de behandelaar
(in overleg met de onderwijsinstelling) de jeugdige weer onderwijs kan volgen buiten de
context van de behandeling.
Een andere vorm van plaatsbekostigd onderwijs vindt plaats op locaties waar jeugdigen
moeten verblijven krachtens rechterlijke uitspraken, zoals jeugdgevangenissen (Justitiële
Jeugdinrichtingen, de JJI’s), gesloten jeugdinrichtingen (de GJI’s) en bijzondere
opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). Jeugdigen kunnen uitsluitend
binnen de muren van deze instellingen onderwijs volgen. Ze mogen niet naar buiten. Dit
onderwijs houdt op als de tijd die de jongere krachtens de uitspraak van de rechter in die
instelling moet doorbrengen, verstreken is.
De hierboven genoemde bekostigingssystematiek is met de komst van Passend onderwijs
op 1 augustus 2014 gewijzigd: de gelden zijn overgegaan naar de SWV'en. Deze wijziging
geldt echter níet voor scholen die het onderwijs verzorgen in de justitiële jeugdinrichtingen
(JJI's).
JJI's ontvangen bijzondere bekostiging voor residentiële plaatsen die op de teldatum niet
bezet zijn. In verband met problemen bij het plaatsen van jongeren vanuit een justitiële
jeugdinrichting op een school voor regulier onderwijs, kan vanaf 1 augustus 2014 bij het
verlaten van de JJI een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) worden afgegeven voor deze
jongeren. Deze TLV is één jaar geldig en kan door de ouders of voogd worden aangevraagd
bij het samenwerkingsverband. Hiermee is plaatsing op een school voor cluster 4 mogelijk.
Als na een jaar nog steeds sprake is van ernstige (gedrags)problematiek, moet opnieuw een
TLV aangevraagd worden bij het samenwerkingsverband. De gesloten instellingen JJI en
GJI vallen wat de bekostiging betreft buiten het kader van het samenwerkingsverband. Het
Rijk stelt een aantal plaatsen per instelling vast en die plaatsen worden rechtstreeks door het
Rijk bekostigd.
De samenwerkingsverbanden krijgen met de residentiële leerlingen te maken, zowel tijdens
hun verblijf op de school bij de instelling, als op het moment dat ze ontslagen worden uit de
instelling en onder de zorgplicht van het samenwerkingsverband gaan vallen. Dan geldt in
principe de benadering dat bezien wordt of de leerling ondersteuning nodig heeft en zo ja,
wat de nadere invulling daarvan moet zijn.
-102-
Zorgplicht voor scholen
Schoolbesturen hebben vanaf 1 augustus 2014 zorgplicht. Zorgplicht betekent dat scholen
ervoor moeten zorgen dat iedere leerling die op hun school zit, of die zich bij hun school
aanmeldt, een passende onderwijsplek binnen het samenwerkingsverband krijgt.
Bij de uitvoering van de zorgplicht moet het schoolbestuur eerst kijken wat de school zelf
kan doen. Vindt de school dat een leerling het beste naar een andere school binnen het
samenwerkingsverband kan gaan, dan moet deze school zelf zorgen voor een goede plek
voor die leerling.
Zorgplicht bij plaatsbekostigd onderwijs
De (V)SO-school waar de leerling staat ingeschreven heeft een zorgplicht. Dat betekent dat
aan het eind van de behandeling een plek op een andere school moet worden geboden. Als
de leerling ook na de plaatsing nog is aangewezen op (V)SO, dan moet een
toelaatbaarheidsverklaring (TLV) worden aangevraagd door de (V)SO-school waar de
leerling staat ingeschreven (verbonden aan de instelling).
Indien de (V)SO-school de ouders en leerling een specifieke school heeft geadviseerd en de
ouders melden hun kind aan bij die school, dan heeft die school de zorgplicht.
De aanvraag van de TLV moet worden gedaan bij het samenwerkingsverband van de school
waar de leerling vóór de plaatsing in de residentiële instelling stond ingeschreven. Indien de
leerling nog niet op een andere school ingeschreven heeft gestaan (er sprake is van een
'eerste aanmelding'), dan moet het samenwerkingsverband van de (V)SO-school bij de
residentiële instelling de TLV afgeven.
Een leerling kan rechtstreeks worden aangemeld bij een (V)SO-school die alleen
samenwerkt met een residentiële instelling en geen externe plaatsen heeft. Ouders hebben
namelijk de vrijheid om hun kind aan te melden bij de school van hun voorkeur. Als ouders
hun kind aanmelden bij de school, dan geldt de zorgplicht; ook als de school samenwerkt
met een residentiële instelling. De zorgplicht geldt niet wanneer de school geen
plaatsingsruimte heeft.
In het ondersteuningsprofiel geeft de school aan welke ondersteuning zij biedt. Indien een
integraal programma (onderwijs en zorg) kenmerkend is voor het onderwijs op de school,
kan dat ook worden opgenomen. Als een leerling zonder indicatie voor zorg wordt
aangemeld, zal de school naar verwachting meestal geen passend aanbod kunnen doen. De
school moet dan wel een andere passende plek vinden, in overleg met de ouders.
Als plaatsing bij een instelling wordt beëindigd moet de leerling naar een andere reguliere of
speciale school. Dat traject gaat in principe hetzelfde als bij het aflopen van een TLV. Dat
betekent dat de leerling op de (V)SO-school kan blijven tot een nieuwe school is gevonden.
De ervaring tot nog toe leert, dat het vaak een moeizaam proces is om leerlingen terug te
plaatsen. Hierdoor kan een situatie ontstaan dat de school vol raakt en er geen
plaatsingsruimte meer is. 62
62
Bron: OCW.
-103-
Leerbaarheidsonderzoek
Leerbaarheidsonderzoek is een respectvolle professionele methode om de individuele
theorie van een kind met ernstige en complexe gedragsregulatieproblematiek te leren
kennen. Belangrijk uitgangspunt is dat gekeken wordt naar de behoeften van een kind, in
plaats van naar de 'tekortkomingen'. Het gaat er met andere woorden om dat in kaart wordt
gebracht wat een kind nodig heeft om weer in ontwikkeling te komen (leerbaar te worden).
Het leerbaarheidsmodel van Hedy van Loon is een praktijkgerichte vertaling van het
gedachtegoed uit de school van Fop Verheij over psychiatrie in de klas en adaptief
behandelen op school. 63
In mei 2008 verscheen werkwijzer 2, Passend onderwijs en passende zorg voor álle
leerlingen! De leerbaarheid van gedragsmoeilijke leerlingen in het (voortgezet) speciaal
onderwijs. Dit boekje is geschreven naar aanleiding van twee OC+-projecten rond
leerbaarheidsonderzoeken en -arrangementen (2006-2008) in de Rotterdamse regio.
In 2013, met passend onderwijs en ingrijpende veranderingen in de AWBZ in het verschiet,
heeft OC+ geëvalueerd hoe het met het leerbaarheidsonderzoek en de
leerbaarheidsarrangementen staat. Een verslag van deze evaluatie is opgenomen in
werkwijzer 6, Mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen. Een handreiking voor
samenwerkingsverbanden en scholen.
Beide werkwijzers zijn te vinden op de website www.onderwijsconsulenten.nl.
Ontwikkelingsperspectief (OPP)
De Wet kwaliteit (V)SO verplicht (V)SO-scholen om voor elke leerling een
ontwikkelingsperspectief (OPP) vast te stellen. Hierin staat wat het verwachte
uitstroomniveau is en welke onderwijsdoelen een leerling zal kunnen halen. Door het
instroomniveau en het verwachte uitstroomniveau te verbinden ontstaat een prognose of
ontwikkelingslijn. Het OPP biedt de leraar een handvat om het onderwijs planmatig en
doelgericht vorm te geven en is een geschikt instrument voor afstemming en communicatie
tussen school, ouders en leerling.
Met behulp van het leerlingvolgsysteem kan de school vaststellen of de leerling zich
volgens de verwachtingen ontwikkelt. Zo nodig kan een leraar op tijd ingrijpen. Als de
leerling zich beter ontwikkelt dan verwacht, stelt de school zijn doelen bij. De school
evalueert het OPP jaarlijks met de ouders en stelt het waar nodig bij. Daarbij kijkt de school
altijd of de leerling terug kan stromen naar het regulier onderwijs.
63
Adaptief behandelen op school, E.C. van Doorn & F. Verheij, Uitgeverij Van Gorcum, en
Ontwikkeling & Leren - Psychiatrie op school, F. Verheij & E.C. van Doorn, Uitgeverij Van
Gorcum.
-104-
De school neemt het OPP van de leerling op in het onderwijskundig rapport zodra de
leerling het speciaal onderwijs (SO) verlaat. Dit vormt het schooladvies van het SO aan het
vervolgonderwijs.
In het voortgezet onderwijs krijgt het OPP een andere betekenis. De leerling zit dan immers
al in een bepaald profiel. Voor leerlingen in het arbeidsmarktgerichte profiel richt het OPP
zich vooral op de mogelijkheden om een baan te vinden en te behouden. Leerlingen in het
profiel vervolgonderwijs vervolgen na de onderbouw hun onderwijs in een van de
schoolsoorten VMBO, HAVO of VWO. Het OPP van deze leerlingen richt zich vooral op
de mogelijkheden van een vervolgopleiding of doorstroom naar de arbeidsmarkt.
De wet zegt niet wat precies in dit onderwijskundig rapport moet staan. In het speciaal
onderwijs is in ieder geval het OPP opgenomen.
Zorgtraject / zorgpad bij Herlaarhof
Een zorgtraject is een combinatie van een diagnostiektraject en een behandeltraject binnen
een zorgpad. Zorgtrajecten geven exact aan wat er wordt gedaan, door wie, en hoe lang een
traject duurt. In het diagnostiek- en behandeltraject is gezocht naar een verdere ordening.
Bij beide is onderscheid gemaakt in enkelvoudige problematiek en complexe problematiek.
Enkelvoudig wil zeggen: er is sprake van één kindeigen probleem, bijvoorbeeld ASS of
ADHD. Voor de duidelijkheid: in enkelvoudige zorgpaden kunnen kinderen met complexe
(kindeigen) problemen zitten.
Complexe trajecten zijn er in drie vormen: Complex 1: er is sprake van kindeigen
comorbide problematiek, dus twee of meer problemen (bijvoorbeeld dyslexie en ADHD).
Complex 2: er is sprake van gezinsproblematiek in combinatie met één kindeigen probleem,
bijvoorbeeld ASS of ADHD.
Complex 3 wil zeggen: er is sprake van comorbide problematiek bij het kind in combinatie
met gezinsproblematiek. In principe valt iedere cliënt in een zorgpad. Maar voor degenen
die in complex 3 vallen is geen vastgelegd zorgpad te maken; bij deze cliënten gaat het om
maatwerk.
In de klinische en dagklinische zorg van Herlaarhof komen doorgaans alleen de complexe
zorgtrajecten voor. In welke mate welke trajecten voorkomen, vraagt nader onderzoek.
-105-
BIJLAGE 14
AB('er)
ACT
ADHD
ASS
AWBZ
BAO
BOPZ
CCE
CvB
CvI
GJI
HAVO
IB('er)
IL
JJI
LGF
MBO
OC(+)
OCW
OKR
OOGO
OPP
PAB
PCL
PO
PRO
REC
RT('er)
SB(A)O
SO
SOSO
SVH
SWV('en)
TAB
TLV
VMBO
VO
VSO
VWO
VWS
WEC
WJZ
WLZ
WMO
WSNS
GEBRUIKTE AFKORTINGEN
Ambulante begeleiding/ambulant begeleider
Advies consultatie team
Attention Deficit Hyperactivity Disorder
Autismespectrumstoornis
Algemene wet bijzondere ziektekosten
Basisonderwijs
Bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen
Centrum voor consultatie en expertise
Commissie van begeleiding
Commissie voor de indicatiestelling
Gesloten jeugdinstelling
Hoger algemeen voortgezet onderwijs
Interne begeleiding/intern begeleider
Individuele leerroute
Justitiële jeugdinrichting
(Regeling) Leerlinggebonden financiering
Middelbaar beroepsonderwijs
Onderwijsconsulent(en)(+)
(Minister(ie) van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderwijskundig rapport
Op overeenstemming gericht overleg
Ontwikkelingsperspectief
Preventieve ambulante begeleiding
Permanente commissie leerlingenzorg
Primair onderwijs
Praktijkonderwijs
Regionaal expertisecentrum
Remedial teaching/remedial teacher
Speciaal basisonderwijs
Speciaal onderwijs
Stichting ondersteuning scholen en ouders
School van herkomst
Samenwerkingsverband(en)
Terugplaatsings ambulante begeleiding
Toelaatbaarheidsverklaring
Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
Voortgezet onderwijs
Voortgezet speciaal onderwijs
Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
(Minister(ie) van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wet op de expertisecentra
Wet op de jeugdzorg
Wet langdurige zorg
Wet maatschappelijke ondersteuning
Weer samen naar school
-106-
werkwijzer 7, een projectbeschrijving van
onderwijsconsulenten+
Van school naar school!
Succesvolle aanpak van de doorplaatsingsproblematiek
na onderwijs in het kader van behandeling
Drs. Mieke Verhoeven
Publicatie | SOSO/Onderwijsconsulenten, Den Haag
Vormgeving | Ontwerpwerk, Den Haag
Uitgave | 2014
Exemplaren van deze publicatie kunnen uitsluitend schriftelijk
(per e-mail) besteld worden bij Onderwijsconsulenten.
Zie voor meer informatie: www.onderwijsconsulenten.nl
Postbus 19521 | 2500 CM Den Haag | T 070 312 28 87
E [email protected] | www.onderwijsconsulenten.nl
3092.1019 Omslag Werkwijzer 7_wt.indd 1
28-07-14 15:03