Innovatief Actieprogramma Groningen 2014-2017 programmadocument 4 november 2014 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding ......................................................................................... 4 1.1 Aanleiding ......................................................................................................................................... 4 1.2 Vervolg in IAG4 ............................................................................................................................... 4 Hoofdstuk 2 Inhoud programma ....................................................................... 5 2.1 Aanpak .............................................................................................................................................. 5 2.2 Financiering ...................................................................................................................................... 5 2.3 Indicatoren........................................................................................................................................ 6 Hoofdstuk 3 Thema's IAG.................................................................................. 7 3.1 Inleiding ............................................................................................................................................ 7 3.2 Healthy Ageing ............................................................................................................................... 7 3.2.1 Algemeen 3.2.2 Aanpak en doel 3.2.3 Doelgroep 3.2.4 Criteria voor de selectie van de projecten 3.2.5 Verwachte resultaten 3.2.6 Budget 3.3 Energie ........................................................................................................................................... 10 3.3.1 Algemeen 3.3.2 Aanpak en doel 3.3.3 Doelgroep 3.3.4 Criteria voor de selectie van de projecten 3.3.5 Verwachte resultaten 3.3.6 Budget 3.4 Bio-economie ................................................................................................................................ 14 3.4.1 Algemeen 3.4.2 Aanpak en doel 3.4.3 Doelgroep 3.4.4 Criteria voor de selectie van de projecten 3.4.5 Verwachte resultaten 3.4.6 Budget 3.5 Transsectorale Innovatie ........................................................................................................... 17 3.5.1 Algemeen 3.5.2 Aanpak en doel 3.5.3 Doelgroep 3.5.4 Criteria voor de selectie van de projecten 3.5.5 Verwachte resultaten 3.5.6 Budget 2 Hoofdstuk 4 Organisatiestructuur .................................................................. 19 4.1 Inleiding .......................................................................................................................................... 20 4.2. Organisatiestructuur .................................................................................................................... 20 4.2.1 Organisatieprincipes 4.2.2 Beheers- en betalingsautoriteit 4.2.3 Stuurgroep 4.2.4 Programmamanagement en -secretariaat Hoofdstuk 5 Organisatie projectprocedure .................................................... 24 5.1 Inleiding .......................................................................................................................................... 24 5.2 Organisatie projectprocedure ....................................................................................................... 24 Hoofdstuk 6 Toetsingskader............................................................................. 28 6.1 Inleding ........................................................................................................................................... 28 6.2 Criteria ............................................................................................................................................ 28 3 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Al sinds 2005 voert de provincie Groningen het Innovatief Actieprogramma Groningen (IAG) uit. Dit economische stimuleringsprogramma is opgebouwd rond verschillende inhoudelijke thema’s waarvoor externe partijen een subsidieaanvraag kunnen indienen. De aanvragen betreffen clusterprojecten waarbij veelal sprake is van samenwerking tussen MKB-bedrijven en kennisinstellingen en waarin gezamenlijk iets nieuws/innovatiefs wordt ontwikkeld. Voor IAG1 is indertijd rechtstreeks in Brussel Europese subsidie aangevraagd met daarnaast cofinanciering van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) en de provincie Groningen. IAG-1 is medio 2009 succesvol afgerond. Het IAG2 kende een looptijd van 2008 tot 2012 en is gefinancierd door de provincie Groningen en het SNN (rijks- en Europese middelen). Het lopende programma IAG3 is eveneens gefinancierd door het SNN (€ 2 mln.) en de provincie (€ 2 mln.). IAG3 is gestart eind 2010 en sinds september 2012 zijn de beschikbare middelen volledig belegd in 25 innovatieprojecten. Formele afronding van dit programma wordt begin 2015 voorzien. Zoals aangekondigd in het provinciale beleidsdocument "Economisch Actieprogramma Groningen 2012-2015” zal met IAG4 in 2014 een vervolg worden gegeven aan het IAG. 1.2 Vervolg met IAG4 IAG is de afgelopen jaren een waardevol instrument gebleken om innovatie in de regio aan te jagen. Een grote hoeveelheid regionale MKB-bedrijven heeft de afgelopen jaren van het programma geprofiteerd. In evaluaties, waaronder een uitgebreid onderzoek van een student Economische Geografie van de Rijksuniversiteit Groningen, zijn de positieve resultaten en waardering voor het IAG bevestigd. Gezien het succes en enthousiasme dat de uitvoering van de eerste drie IAG-programma's heeft losgemaakt, is het een logische stap om het programma een vervolg te geven. Met IAG4 bestaat wederom de mogelijkheid om door middel van ondersteuning van projecten bij te dragen aan de ontwikkeling en realisatie van innovaties bij het regionale MKB. Het bij IAG betrokken netwerk van overheden, intermediaire organisaties en bedrijfsleven kan daarmee zijn sturende functie behouden. Het opstellen van een nieuw IAG is geen exclusieve verantwoordelijkheid van de provincie, er zijn ook andere overheden, intermediaire organisaties en het bedrijfsleven bij betrokken. Dit om kennis in te brengen en om draagvlak te creëren. Bovendien is daarmee invulling gegeven aan de gedachte dat de uitvoering van een dergelijk IAG niet op zichzelf staat, maar ook een katalysator moet zijn voor andere ontwikkelingen in de regio. Juist daarvoor zijn die andere partijen nodig. SNN heeft voor de uitvoering van het IAG4 een bijdrage beschikbaar gesteld van € 3,465 mln. De provincie Groningen ondersteunt dit programma met een bijdrage van € 2,7 mln. 4 2. Inhoud programma 2.1 Aanpak Doel van het IAG is een bijdrage te leveren aan de innovatiekracht van de provincie Groningen. Dit gebeurt door kennisoverdracht, -ontwikkeling en -toepassing te stimuleren. Uitgangspunt voor ondersteuning van projecten zijn de vier maatschappelijke uitdagingen die zich sterk laten voelen in Noord-Nederland en die centraal staan binnen de Noordelijke Innovatie Agenda: • Gezondheid, demografie en welzijn; • Voedselzekerheid, duurzame landbouw en bio-economie; • Zekere, schone en efficiënte energie; • Schone, veilige watervoorziening). In het Economisch Actieprogramma Groningen verantwoordt de provincie zijn meerjarige inzet op economische terrein. Als provincie hebben we hierin een viertal thematische beleidsprioriteiten gesteld. Deze thema's zijn voor Groningen dusdanig van belang dat wij deze met nadruk willen ondersteunen. Met de uitvoering van het IAG wordt een bijdrage geleverd aan de invulling van de maatschappelijke thema's. IAG4 is op basis van het voorgaande opgebouwd rond de volgende thema’s: • Healthy Ageing; • Bio-Economie; • Energie; • Trans-sectorale Innovatie (stuwend MKB). Deze thema's worden in dit programmadocument inhoudelijk nader uitgewerkt. De IAGmiddelen zullen in algemene zin worden ingezet op: • Stimulering van op technologie en innovatie gerichte MKB-bedrijven om het groeipotentieel van deze bedrijven in de regio te vergroten; • Stimuleren van spin offs van kennisinstellingen; • Stimulering van op technologie en innovatie georiënteerde (internationale) netwerken om de concurrentiekracht van de regio te vergroten; De gekozen methodiek wordt gekenmerkt door: • Clustering tussen bedrijven en tussen bedrijven en kennisinstellingen; • Ondersteuning van innovatieve, kleinschalige pilotprojecten; • Ondersteuning van projecten met een hoog ambitieniveau. Als we het hebben over het aanjagen van innovatie bij bedrijven en de afstand tot de markt, kennen we (onder meer vanuit de staatssteunkaders) het volgende spectrum: fundamenteel onderzoek industrieel onderzoek experimentele ontwikkeling bedrijfsinvesteringen/markt Met IAG4 zetten we in op projecten die zich bevinden op het snijvlak van industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. De projecten betreffen bedrijfsinitiatieven die wat verder van de markt staan, maar die wel potentie in zich dragen. Voor dit soort initiatieven is het voor bedrijven vaak lastig om financiering te vinden. Hierdoor ontstaat er een lacune die door verschillende partijen wordt gesignaleerd en waarin veel goede ideeën van bedrijven stranden. Dit wordt versterkt doordat banken en participatiebedrijven de laatste jaren minder risico willen lopen en dichter naar de markt opereren en bedrijven het zich vaak niet kunnen permitteren om in deze prille fase veel geld en tijd te steken. 5 In het verleden is het IAG dan ook specifiek als 'kraamkamer' in het leven geroepen om innovatieve ideeën, die bij bedrijven op de plank liggen en die nog de nodige risico's en hobbels kennen op weg naar de markt, verder te helpen. Het IAG en ook de vergelijkbare programma's in onze buurprovincies hebben op dit terrein de afgelopen jaren een sterke en gewaardeerde positie opgebouwd. 2.2 Financiering Naast de € 3,465 mln. die door het SNN is toegekend wordt als cofinanciering een bedrag van € 2,7 mln. door de provincie ingebracht. Op projectniveau dienen de projectpartners minimaal 50% van de kosten voor eigen rekening te nemen. Dat betekent dat de omvang van het totale programma minimaal € 12 mln. bedraagt. Voor de uitvoeringskosten van het programma wordt € 395.000 geraamd. Met 3% is dit in lijn met de voorgaande IAGprogramma's en bescheiden in vergelijk met andere (vergelijkbare) programma's. Per thema is de hoogte van het subsidiebudget verschillend, hierbij is vooral gekeken naar het verwachte aanbod van projecten (absorptievermogen). Deze budgetten zijn niet in beton gegoten. Indien gewenst kan hier gedurende het programma in geschoven worden. De financiële tabel van het programma is als volgt opgebouwd: financiering thema Energie Healthy Ageing Bio-economie Trans-sectorale Innovatie subtotaal uitvoeringskosten Totaal Totaal € 3.200.000 € 3.200.000 € 2.300.000 € 2.840.000 € 11.540.000 € 395.000 € 11.935.000 SNN € 900.000 € 900.000 € 650.000 € 795.000 € 3.245.000 € 220.000 € 3.465.000 Provincie Groningen € 700.000 € 700.000 € 500.000 € 625.000 € 2.525.000 € 175.000 € 2.700.000 projectpartners (privaat/publiek) € € € € € 1.600.000 1.600.000 1.150.000 1.420.000 5.770.000 0 € 5.770.000 2.3 Indicatoren De onderstaande tabel bevat output- en resultaatindicatoren die zijn gekoppeld aan het IAG4. Projectindieners zullen worden gevraagd om hun doelstellingen vooraf te kwantificeren met behulp van deze indicatoren. Tussentijds en achteraf wordt de mate van realisatie gemeten. In de tabel zijn voor alle indicatoren streefwaarden opgenomen die gelden op programmaniveau en die via de projecten zullen moeten worden gerealiseerd. Het bepalen van de streefwaarden geschiedt uiteraard op basis van schatting aan de hand van specifieke uitgangspunten. Er is met name gekeken naar de ervaring bij eerdere IAGprogramma's. Deze cijfers vormen een belangrijke basis voor de raming van streefwaarden voor het IAG4. Output- en resultaatindicatoren Aantal R&D projecten R&D investeringen – privaat R&D investeringen – publiek Uitgelokte private vervolginvesteringen Aantal ondersteunde MKB-bedrijven Aantal samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en kennis-/research instellingen Aantal gecreëerde directe arbeidsplaatsen (in FTE) Streefwaarde 2017 35 € 4,1 mln. € 1,7 mln. € 1,5 mln. 70 23 70 6 3. Thema's IAG4 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk zijn de vier IAG-thema's nader beschreven. Naast een algemene omschrijving is aangeven wat de doelgroep is, aan welke criteria de projecten moeten voldoen, de verwachte resultaten en het beschikbare budget. 3.2 Healthy Ageing 3.2.1 Algemeen Belangrijke opgaven waar we in Europa en Nederland voor staan, zijn het versterken van de concurrentiekracht bij toenemende globalisering en het omgaan met stijgende zorgkosten als gevolg van demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing, ontgroening en bevolkingskrimp. Healthy Ageing kan voor onze regio de concurrentiekracht versterken door maatschappelijke opgave op het gebied van gezondheid op te pakken. De bevolking wordt gemiddeld steeds ouder. Uit de vergrijzing vloeit een toename van chronische ziekten voort. Deze leiden, samen met toenemende technologische mogelijkheden, welvaart en consumenteneisen, tot een forse stijging van zorguitgaven en een groeiend beslag op de beroepsbevolking. Eén van de grootste uitdagingen is de zorg toegankelijk, kwalitatief hoogwaardig en betaalbaar te houden. Daartoe zou men niet alleen langer maar vooral gezonder, dat wil zeggen langer zonder beperkingen en chronische aandoeningen, moeten kunnen leven. Dit vergt naast fundamentele doorbraken in kennis (over de oorzaken van veroudering, de rol van genen, voeding, leefstijl en werkomstandigheden), nieuwe producten en diensten op het gebied van preventie, vroegtijdige diagnostiek, op het individu toegepaste zorg/geneesmiddelen, zelfmanagement en medische technologie om langer zelfstandig te functioneren. Groningen heeft een sterke positie om doorbraken te realiseren en tegelijkertijd innovaties en economische spin-off te genereren. Op deze wijze wordt economische ontwikkeling gekoppeld aan een majeure maatschappelijke opgave: hoe behouden we de hoge kwaliteit van onze gezondheidszorg en maken we de zorguitgaven beheersbaar, optimaliseren we de levenskwaliteit van de ouder wordende mens en stimuleren we bedrijvigheid en innovatie Een belangrijk aspect van Healthy Ageing is preventie. De huidige gezondheidszorg wordt voornamelijk gedreven door ‘het repareren van al ontstane schade’. Meer tools waarmee preventie kan worden bewerkstelligd dienen tot ontwikkeling te komen. Preventie moet hierbij breed worden geïnterpreteerd: namelijk met focus op zowel primaire preventie (het voorkomen van aandoeningen), secundaire preventie (het in een vroeg stadium van ziekte ingrijpen waarmee volledig herstel kan worden bereikt) als tertiaire preventie (het zodanig ingrijpen bij een al ontwikkelde aandoening dat daarmee verdere uitbreiding kan worden voorkomen). 3.2.2 Aanpak en doel Met IAG4 richten we ons op het versterken van bestaande en ondersteunen van nieuwe bedrijvigheid op het gebied van Healthy Ageing. Dit doen we door samenwerking tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en kennisinstellingen te stimuleren. Door deze samenwerking ontstaan sub-clusters onder de paraplu van het Healthy Ageing Network Noord-Nederland. Deze clusters dragen bij aan de economische structuurversterking in onze regio. Het IAG richt zich met name op niches waar Groningen sterk in is en die marktpotentie hebben. Mogelijkheden worden gezien op het gebied van geneesmiddelenontwikkeling 7 (inclusief targeting/delivery), biomarkers, imaging, gezonde voeding (gewichtsbeheersing, hart- en vaatgezondheid en zoutreductie), op gezondheid gerichte zelfmetingen en medische technologie (lenzen, orthopedische hulpmiddelen, hulpmiddelen op het gebied van transplantatie en cardiovasculaire tools). Inbreng van kennis en kunde vanuit de sensortechnologie, de hoogwaardige materiaalkennis (bijv. polymeren/ nanotechnologie) en de creatieve industrie kan een belangrijke toegevoegde waarde hebben. Het IAG draagt bij aan het regionaal verankeren van innovatieve bedrijven, sterke kennisposities en clusters en het ontwikkelen van nieuwe product-marktcombinaties. Ook draagt het IAG bij aan het tot economische waarde brengen van kennis van RUG, UMCG en Hanzehogeschool door nieuwe producten/diensten te ontwikkelen voor bestaande bedrijven en nieuwe, spin-off bedrijven van de kennisinstellingen. Het IAG sluit daarbij aan bij perspectiefrijke ontwikkelingen rondom o.a. de Healthy Ageing Campus Netherlands en het Zernike Science Park. Doel is om met het IAG de bedrijvigheid binnen het thema Healthy Ageing te stimuleren, om daarmee het cluster te versterken. Dit doel kan verwezenlijkt worden door: • Structuurversterkende activiteiten ten behoeve van de samenwerking tussen ondernemingen (MKB) en/of kennisinstellingen; • Ondersteuning van regionale en (inter)nationale consortiumvorming ter stimulering van kennis- en productontwikkeling; • Bevorderen spin-offs uit kennisinstellingen of bestaande bedrijven; • Het identificeren en ontwikkelen van nieuwe product/marktcombinaties voortbouwend op de bestaande noordelijke kennis rond het thema Healthy Ageing. 3.2.3 Doelgroep • Innoverende (MKB-)bedrijven met als aandachtsgebied medische technologie, life sciences, gezonde voeding en ehealth; • Kennisinstellingen. 3.2.4 Criteria voor de selectie van de projecten De algemene selectiecriteria, die gehanteerd zullen worden bij het beoordelen van de projectvoorstellen zijn: • Projecten zijn innovatief en dragen bij aan nieuwe producten, processen, diensten of toepassingen; • Er moet altijd sprake zijn van een samenwerkingsverband bestaand uit minimaal twee partijen, waarbij in ieder geval één van de betrokken partijen een Gronings MKBbedrijf is; • Per project bedraagt de minimale bijdrage vanuit het IAG € 50.000,- en de maximale bijdrage € 150.000,-; • Een project kan een bijdrage uit het IAG ontvangen van maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten van het project. • Projecten moeten gecofinancierd worden door private partijen (uitgangspunt is minimaal 25% van de totale subsidiabele kosten); • Projecten kennen een experimenteel karakter en dragen bij aan het intensief gebruik of het nieuw ontwikkelen van kennis; • Projecten moeten zicht bieden op economische spin-off in termen van nieuwe economische activiteit en/of werkgelegenheid; • De effecten van projecten moeten overwegend neerslaan in de provincie Groningen; • De projectpartijen moeten bereid zijn om de projectresultaten met andere partijen te delen (demonstratie). 8 3.2.5 Verwachte resultaten • Bijdrage aan het ontstaan van nieuwe technologie in de regio; • Verbetering marktkansen voor bedrijven in één van de domeinen van het Healthy Ageing Cluster (medische technologie, life sciences, gezonde voeding, ehealth) • Meer bedrijven en kenniscentra die zich begeven in partnerschappen; • Valorisatie van (fundamentele) kennis. 3.2.6 Budget De beschikbare subsidie voor dit thema is € 1.600.000. Het budget is als volgt opgebouwd: • Bijdrage van het SNN: € 900.000 • Bijdrage van de provincie Groningen: € 700.000 De bijdrage van projectpartners (publiek/privaat) bedraagt minimaal € 1.600.000 9 3.3 Energie 3.3.1 Algemeen De noodzaak tot het verduurzamen van onze energievoorziening blijft onverminderd groot. Door kleiner wordende fossiele energievoorraden, grotere energiebehoefte en klimaatverandering is de overstap naar een duurzaam, betrouwbaar, veilig en schoon energiesysteem noodzakelijk. Om dit mogelijk te maken is een integrale benadering noodzakelijk. Er dient niet alleen efficiënter met energie te worden omgegaan (besparing) of meer duurzame energie te worden geproduceerd. De uitdaging is juist om invulling te geven aan een innovatief en flexibel energiesysteem dat on-balansen kan opvangen, energie kan opslaan, tijdelijke piekproductie kan omzetten in andere energiedragers of energie-gerelateerde-producten en slim kan sturen op vraag en aanbod van verschillende (duurzame) energiedragers op decentraal vs. centraal niveau. We noemen dit het 'energiesysteem 2.0'. Het realiseren van deze opgave levert uitdagingen op voor nieuwe en innovatieve bedrijven, alsmede voor de gevestigde energieproducenten en gebruikers. In het verlengde hiervan is er een grote behoefte aan kenniscreatie, onderzoek en het opleiden van mensen. Op bovengenoemde terreinen heeft Groningen een aantal sterke troeven in handen om stappen te zetten. In Groningen wordt op grote schaal energie geproduceerd. Het Slochteren-veld voorziet Nederland in (een groot deel van) haar aardgasbehoefte. Daarnaast wordt in de Eemshaven 1/3 van de binnenlandse elektriciteits-consumptie geproduceerd. Er is tevens een energie-intensieve industrie bij het chemiecluster in Delfzijl. De havens liggen goed gesitueerd voor de aanvoer van biomassa, maar ook voor het ontwikkelen van off-shore windenergie parken. Het landelijke karakter van de provincie levert kansen voor het inpassen van duurzame energieproductie zoals (on-shore) windenergie, of het gebruiken van agrarische producten voor het produceren van bio-energie. Kleine gemeenschappen maken het mogelijk om succesvolle energie-coöperaties op te zetten. Een sterk kenniscluster, verenigd in de Energy Academy en Energy-colleges richt zich op kenniscreatie en uitvoeren van innovaties in het huidige energiesysteem. Powermatching City Hoogkerk is een voorbeeld van hoe op lokale schaal nieuwe energietechnieken in huishoudens worden toegepast, onderzocht, uitgeprobeerd en verder ontwikkeld. De volgende stap is het verder ontwikkelen van het 'energiesysteem 2.0'. Daarbij is het net zo belangrijk duurzame energiebronnen en technologie te ontwikkelen, als randvoorwaarden zoals een 'level-playing-field' en andere wet- en regelgeving. Ook het opleiden van de juiste mensen en kennisontwikkeling horen hier bij. 3.3.2 Aanpak en doel Binnen dit IAG4 willen we innovatieve samenwerkingsprojecten ondersteunen die ingaan op de volgende ontwikkelingen: A. Systeemfunctie Gas - Power-to-gas & gas-to -energy & power-to-products - Small-scale LNG en bio-LNG; infrastructurele oplossingen, om- en/of verbouw van LNG aangedreven voer- en vaartuigen - Syngas- en Groen Gas productie en/of invoeding - Gastechnologie B. Smart Grids/ Smart energiesysteem (met het doel het aandeel energiebesparing en duurzame energie te vergroten) 10 - Vernieuwende producten en diensten - Fysieke infrastructuur (slimme apparaten en energienetwerken) - Opslag van energie - Conversie van energie in andere energiedragers - Gebruik van reststromen; zoals warmte. C. Bio-energie - Bioraffinage - Chemische en biotechnologische conversietechnologieën A. Systeemfunctie gas Binnen het thema 'systeemfunctie gas' zijn we op zoek naar projecten waarin gas (van fossiele en/of duurzame bron) wordt ingezet voor een systeemverandering. Gas als transitiebrandstof kan een rol spelen in het vergroenen van vervoer en industriële activiteiten. Hiermee sluit dit thema nauw aan bij het landelijke topsectorenbeleid, de TKI-Gas. Het IAG richt zich op 4 specifieke richtingen: Power to Gas - ketenoplossingen Power to Gas (P2G) heeft de potentie een belangrijke schakel te worden in de energietransitie. Doordat er meer capaciteit aan duurzame energiebronnen wordt gerealiseerd, denk hierbij aan zonnepanelen en wind op land en zee, ontstaan er op zonnige en/of winderige dagen pieken in het duurzame energieaanbod. P2G is een methode om van elektriciteit waterstof te maken, door middel van elektrolyse. Waterstof kan als opslagmedium worden gebruikt, is een basisgrondstof voor de chemische industrie, maar kan ook verder worden verwerkt tot methaan en in het gasnet worden bijgemengd. Het IAG richt zich op projecten die (onderdelen van) de P2G-keten realiseren; zoals conversiestappen, power-to-product toepassingen, opslag en distributie van producten uit de P2G-keten, methaniseringsstappen, toepassen van (duurzame) energiebronnen etc. Small scale LNG Liquefied Natural Gas (LNG) heeft de potentie een belangrijke transitiebrandstof te worden voor scheepvaart en (zwaar)wegtransport. Het is een schone, stille en betrouwbaar alternatief voor stookolie en diesels. Transitie naar LNG biedt kansen voor de regionale (scheeps-)bouw, kennisontwikkeling en kenniscreatie op het gebied van bio-LNG. Hiervoor is het nodig technieken beter beschikbaar te krijgen, firstmovers te ondersteunen en LNG-tank-infrastructuur te ontwikkelen. Het IAG richt zich op projecten die een toegevoegde waarde hebben in het ontwikkelen van LNG-tankinfrastructuur of het toepassen van LNG in het vervoerssysteem (innovaties in om- en verbouw van huidige motoren). Daarnaast wordt het op innovatieve wijze produceren van (bio)LNG ondersteund. Syngas en Groengas productie en/of invoeding Door verwerking van (bio-)restmaterialen kan syngas geproduceerd worden. Tevens kan uit bestaande bedrijfsprocessen 'rest'gassen worden gebruikt. Het inzetten van deze gassen voor het vervangen van fossiel aardgas gebruik levert milieuvoordelen op. Het produceren en distribueren van syngassen vormt een belangrijke ontwikkelopgave. In ons agrarisch achterland ligt veel potentie voor het produceren van groen gas uit biobased materialen. Vernieuwende technieken kunnen voor verhoogde efficiëntie zorgen. Het IAG richt zich op projecten die productie, invoeding en/of gebruik van syngas en/of groen gas vergroten. 11 Gastechnologieën De ontwikkeling van het thema 'systeemfunctie gas', maar ook van de rol van gas in het thema Smart Grids/Smart Energiesystemen (zie hieronder) kan niet zonder de ondersteuning van nieuwe en innovatieve gastechnologieën. Bij de opwekking en opwerking, behandeling, comprimeren, invoeden etc. van gas liggen verschillende kansen. Het effectiever, goedkoper, veiliger en sneller behandelen van gas in netten, ketels, etc. ontwikkelt zich ook in hoog tempo. Het IAG richt zich op projecten die technologische vernieuwing in gasbehandeling en gebruik realiseren. B. Smart Grids/Smart Energiesystemen Slimme energienetten zijn een antwoord op de toenemende decentrale (duurzame) energieproductie. De uitdaging is om een net te ontwikkelen dat de lokale vraag en aanbod afstemt op het energienet. Door dit slim in te richten kan flexibel worden ingespeeld op vraag en aanbod, geswitcht tussen verschillende energiedragers en of energie tijdelijk opgeslagen. Deze opgave geldt voor energiestromen van 'huishoudelijk' tot industrieel en 'landelijk' niveau en biedt kansen voor nieuwe producten en diensten. Het IAG richt zich op projecten die een bijdrage leveren aan het bouwen van slimme netten, door bijvoorbeeld nieuwe producten en diensten als intelligente warmtewisselaars, pompen, verbrandingsketels of brandstofcellen, opslagsystemen, sensoren en software te ontwikkelen. Ook de combinatie met nieuwe technologieën zoals elektrisch vervoer vallen hieronder. Met name het integreren van diverse oplossing in een werkend systeem is van belang. Daarom zijn ook nieuwe producten op het gebied van datamanagement en (energie)communicatie belangrijk. Dit alles met het doel om het aandeel energiebesparing en duurzame energieproductie te vergroten. Hiermee sluit dit thema nauw aan bij het landelijke topsectorenbeleid, de TKI-Switch 2 Smart Grids. C. Bio-energie In de energiesector nemen hernieuwbare biomassa en biologische reststromen, als alternatieve duurzame brandstof, een prominente plaats in. Deze plaats zal komende jaren onder invloed van de klimaatdoelstellingen, de evenwichtige brandstofmix en de daarmee samenhangende voorzieningszekerheid verder aan belang winnen. Biomassa als bron voor energieopwekking is een zeer breed onderwerp. Een beperking van de scope is dan ook gewenst. In het IAG worden vormen van biomassa voor energie die concurreren met voedselvoorziening uitgesloten. Het gaat wel om het 'tot waarde brengen' van maatschappelijk verantwoorde biomassa en biologische reststromen: de zogenoemde tweede generatie duurzame energieopwekking. Verder heeft duurzame energieopwekking in de vorm van gas en/of elektriciteit voor het gebruik in bedrijven of huishoudingen de voorkeur. Voorbeelden van opwekking van duurzame energie uit biomassa zijn: 1. Vergistingsinstallaties en processen 2. Productie van syngas uit houtafval en andere biomassa 3. Torrefactie: verkoling van houtafval en andere biomassa 4. Omzetting van biogas naar groen gas, dat in het net geïnjecteerd kan worden. 5. Technieken die op verschillende wijze biomassa omzetten in nieuwe energie vorm (thermolyse, pyrolyse, vergassing, vergisting, etc.) Binnen dit thema is er een nadrukkelijk link met het thema Bio-Economie. Meer en meer is van belang om hoge toegevoegde waarde uit biomassa te halen. Energietoepassing komt na bijvoorbeeld toepassing in chemie en farmacie. Binnen het IAG is een scheiding 12 aangebracht tussen deze projecten. Alleen projecten gericht op het produceren van energiedragers vallen onder dit hoofdstuk 3.3.3 Doelgroep • Innoverende (MKB-)bedrijven met als aandachtsgebied energie en meer specifiek die zich bezighouden met de thema's systeemfunctie Gas, Smart Grids/Smart energiesysteem en/of Bio-energie • Kennisinstellingen. 3.3.4 Criteria voor de selectie van de projecten De algemene selectiecriteria, die gehanteerd zullen worden bij het beoordelen van de projectvoorstellen zijn: • Projecten zijn innovatief en dragen bij aan nieuwe producten, processen, diensten of toepassingen; • Er moet altijd sprake zijn van een samenwerkingsverband bestaand uit minimaal twee partijen, waarbij in ieder geval één van de betrokken partijen een Gronings MKBbedrijf is; • Per project bedraagt de minimale bijdrage vanuit het IAG € 50.000,- en de maximale bijdrage € 150.000,-; • Een project kan een bijdrage uit het IAG ontvangen van maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten van het project. • Projecten moeten gecofinancierd worden door private partijen (uitgangspunt is minimaal 25% van de totale subsidiabele kosten); • Projecten kennen een experimenteel karakter en dragen bij aan het intensief gebruik of het nieuw ontwikkelen van kennis; • Projecten moeten zicht bieden op economische spin-off in termen van nieuwe economische activiteit en/of werkgelegenheid; • De effecten van projecten moeten overwegend neerslaan in de provincie Groningen; • De projectpartijen moeten bereid zijn om de projectresultaten met andere partijen te delen (demonstratie). 3.3.5 Verwachte resultaten • Bijdrage aan het ontstaan van nieuwe technologie in de regio; • Verbetering marktkansen voor bedrijven die opereren in één van de volgende domeinen binnen het thema Energie: systeemfunctie Gas, Smart Grids/Smart energiesysteem en/of Bio-energie; • Meer bedrijven en kenniscentra die zich begeven in partnerschappen; • Valorisatie van (fundamentele) kennis. 3.3.6 Budget De beschikbare subsidie voor dit thema is € 1.600.000. Het budget is als volgt opgebouwd: • Bijdrage van het SNN: € 900.000 • Bijdrage van de provincie Groningen: € 700.000 De bijdrage van projectpartners (publiek/privaat) bedraagt minimaal € 1.600.000 13 3.4 Bio-economie 3.4.1 Algemeen Van oudsher gebruiken wij als mensen gewassen en de opbrengsten uit zee- en zoetwater om ons en onze dieren te voeden. Wij hebben ook geleerd om van vezels, papier en kleding te maken. Sinds een eeuw is een groot deel van onze economie echter gebaseerd op én afhankelijk geworden van de petrochemie (olie en gas). Niet alleen om onze energiebehoefte te dekken maar ook om velerlei producten gebaseerd op plastic te kunnen maken (o.m. kunstvezels voor kleding). Het wordt steeds duidelijker dat de voorraad rendabele olie en gas eindig is. Wij moeten dus - bijtijds - de overstap gaan maken naar andere en bij voorkeur duurzame grondstoffen. De eerste stappen in dit lang geleidelijke maar ook zeer ingrijpende proces zijn al gezet. Zoals ook verwoord in het economisch beleidsprogramma van de provincie Groningen streven we naar een Biobased Economy (BBE). Vraag is hoe wij als regio deze 'transitie' gaan inzetten en effectief werken aan valorisatie. Korte toelichting Grondstoffen die op land (en in water) door levende organismen worden geproduceerd kunnen worden gebruikt voor food (voeding) en/of feed (voeder voor dieren). Deze hele voortbrengingsketen kan worden samengevat onder de term AgroFood. Zoals gezegd gebeurt dit al sinds mensenheugenis en op steeds hoogwaardiger niveau. Als dezelfde groene grondstoffen (en de bestaande groene reststromen) worden ingezet voor niet-voedingsdoeleinden ('non food') dan heet het met een moderne term Biobased Economy. Een deel van deze BBE productie bestaat al heel lang (papier, katoen, kaarsen, etc.); echter een ander deel van de oorspronkelijke activiteiten is vanaf honderd jaar geleden overgestapt op goedkopere petrochemische grondstoffen (kunstvezels, plastic producten, e.d.). Dit deel van de economie kan binnen afzienbare tijd dus niet meer gebaseerd zijn op petrochemische grondstoffen en zal de stap terug moeten zetten naar herwinbare (groene) grondstoffen. Samen vormen AgroFood en BBE de nieuwe bio-economie, een economie gebaseerd op herwinbare grondstoffen en zonder reststromen waarbij vele industriële sectoren (primaire landbouw, agribusiness, energie, chemie, farmacie, etc.) veel meer met elkaar verweven zullen zijn dan nu het geval is. Vanwege deze verwevenheid van sectoren is het handig om de koepelterm bio-economie voor dit thema te gaan gebruiken. Voor het thema Bioeconomie is de inzet gericht op alle (cross-sectorale) initiatieven die bijdragen aan de transformatie van onze economie richting een economie die gebaseerd is op het gebruik van biomassa in plaats van fossiele grondstoffen. De provincie Groningen heeft een uitstekende uitgangspositie om de slag te maken naar een Bio-economie: 1. Groningen beschikt over uitgebreid landbouwareaal voor productie van gewassen als suikerbiet, aardappel en graan. 2. Er is een stevige verwerkende agrofood - én non foodindustrie. 3. Een sterk energiecluster maar ook een creatief cluster dat een bijdrage kan leveren. 4. Een chemiecluster in Delfzijl en Eemshaven met bijbehorende geëquipeerde havens. 5. Uitstekende kennisinfrastructuur (RUG, Hanze, Noorderpoort, etc.). 6. Goede infrastructuur en logistiek. 14 3.4.2 Aanpak en doel In Groningen zijn aansprekende grote bedrijven actief zowel op AgroFood als BBE-terrein die onder meer aardappels en suikerbieten verwerken. Samen met een flink aantal innovatieve MKB-bedrijven vormen zij de motor voor ontwikkeling van de Bio-economie in Groningen. Algemeen doel van het IAG is een bijdrage te leveren aan de innovatie- en valorisatiekracht van de provincie. Gelet op de fase waarin de ontwikkeling van de bioeconomie zich bevindt, wordt bij dit thema de focus gelegd bij: • samenwerking tussen bedrijven en tussen bedrijven en kennisinstellingen; • ondersteuning kleinschalige, risicovolle pilotprojecten; • ondersteuning projecten met een hoog ambitieniveau; • crossing border projecten. Projecten die uiteenlopende sectoren en clusters bijeen brengen, daarbij mag het ook gaan om (grensoverschrijdende) samenwerkingsprojecten; • stimulering uitbouw kenniscluster bio-economie. Het is van belang om de sterke positie van Noord-Nederland voor onderwijs, onderzoek naar en toepassing van innovatie op het gebied van Agro Food en BBE te kunnen uitbouwen. Het gaat dus niet alleen om genereren van kennis, maar ook om het laten stromen van kennis en goede matches met andere kennis kunnen maken. De Bio-economie bestaat uit twee deelgebieden: AgroFood en BBE. Voor beide geldt dat projecten die raken aan beide deelgebieden de voorkeur hebben boven projecten die alleen binnen hun eigen gebied opereren. Binnen Agro-Food zijn er ondersteuningsmogelijkheden voor innovatieve projecten op het gebied van: • ‘Meer met minder’: duurzame innovatieve voedselsystemen. Het gaat o.a. om efficiëntieslagen, valorisatie van reststromen/mest en markt- en keteninnovaties. • Hogere toegevoegde waarde: waarbij binnen dit thema de innovatiefocus ligt op grondstofflexibiliteit, eiwitinnovaties en verpak- en bewaartechnologie. • Internationaal leiderschap: export van producten en geïntegreerde systeemoplossingen. Binnen de Biobased Economy zijn er ondersteuningsmogelijkheden voor innovatieve projecten op het gebied van: • bouwen met eiwitten en koolhydraten. • groene bouwblokken voor chemie. • nieuwe toepassingen van vezels en biopolymeren. Het onderdeel 'bio-energie' van de BBE valt onder het thema Energie. Het gaat bij Bioenergie om BBE-projecten waarbij de toepassing voor energie dominant is. 3.4.3 Doelgroep • Innoverende (MKB-)bedrijven met als aandachtsgebied Bio-economie; • Kennisinstellingen. 15 3.4.4 Criteria voor de selectie van de projecten De algemene selectiecriteria, die gehanteerd zullen worden bij het beoordelen van de projectvoorstellen zijn: • Projecten zijn innovatief en dragen bij aan nieuwe producten, processen, diensten of toepassingen; • Er moet altijd sprake zijn van een samenwerkingsverband bestaand uit minimaal twee partijen, waarbij in ieder geval één van de betrokken partijen een Gronings MKBbedrijf is; • Per project bedraagt de minimale bijdrage vanuit het IAG € 50.000,- en de maximale bijdrage € 150.000,-; • Een project kan een bijdrage uit het IAG ontvangen van maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten van het project. • Projecten moeten gecofinancierd worden door private partijen (uitgangspunt is minimaal 25% van de totale subsidiabele kosten); • Projecten kennen een experimenteel karakter en dragen bij aan het intensief gebruik of het nieuw ontwikkelen van kennis; • Projecten moeten zicht bieden op economische spin-off in termen van nieuwe economische activiteit en/of werkgelegenheid; • De effecten van projecten moeten overwegend neerslaan in de provincie Groningen; • De projectpartijen moeten bereid zijn om de projectresultaten met andere partijen te delen (demonstratie). 3.4.5 Verwachte resultaten • Bijdrage aan het ontstaan van nieuwe technologie in de regio; • Verbetering marktkansen voor bedrijven in één of beide domeinen van de BioEconomie (agro-food en biobased economy); • Meer bedrijven en kenniscentra die zich begeven in partnerschappen; • Valorisatie van (fundamentele) kennis. 3.4.6 Budget De beschikbare subsidie voor dit thema is € 1.150.000. Het budget is als volgt opgebouwd: • Bijdrage van het SNN: € 650.000 • Bijdrage van de provincie Groningen: € 500.000 De bijdrage van projectpartners (publiek/privaat) bedraagt minimaal € 1.150.000 16 3.5 Trans-sectorale Innovatie 3.5.1 Algemeen Het Midden en Klein Bedrijf (MKB) neemt in Groningen een substantieel deel van de werkgelegenheid voor haar rekening en is daarmee de banenmotor van de marktsector. Het is dus van groot belang ons in te zetten voor de vergroting van de productiviteit, het innovatief vermogen en de export van het MKB. Ook willen wij een duurzame en maatschappelijk verantwoorde bedrijfsvoering in het MKB bevorderen. Het relatief kleinschalige karakter van het Groningse MKB kan positief doorwerken in flexibiliteit, inventiviteit en betrokkenheid, maar heeft als handicaps: vaak minder mogelijkheden voor zelfstandige R&D, voor markt- en productinnovaties en voor export. Om een groter deel van het Groningse MKB de omschakeling naar de kenniseconomie te laten maken, moet het innovatieve vermogen worden versterkt, de export worden gestimuleerd en het opleidingsniveau worden verhoogd. Daarbij moeten ook onze kennisinstellingen een belangrijke rol spelen, onder andere door actief mee te werken aan een betere valorisatie van de beschikbare kennis. Ook zouden er juist vanuit de kennisinstellingen zelf extra bedrijfsmatige spin-off kunnen ontstaan. Het MKB is vertegenwoordigd in alle sectoren van de Groningse economie, ook in de lokaal verzorgende bedrijfsklassen, zoals de detailhandel en de persoonlijke diensten. Deze verzorgende bedrijfsklassen zijn van lokaal maatschappelijk belang, maar hun belang voor de economische structuurversterking van de provincie is beperkt. Bij dit thema richten wij ons dan ook in het bijzonder op structuurversterkende MKB bedrijven. Hiermee worden in dit kader bedrijven bedoeld die: - zich richten op innovatieve ontwikkelingen; - zorgen voor nieuwe werkgelegenheid en - nu of naar verwachting in de toekomst een substantieel deel van hun omzet halen van buiten de provincie. 3.5.2 Aanpak en doel Een goede strategie om méér te halen uit sterkten en hen tegelijk meer concurrentiebestendig te maken is om ze met elkaar te verbinden en te zoeken naar synergie daartussen. Combinaties van sterkten zijn moeilijker te kopiëren in ander regio's, omdat de kans dat precies dezelfde combinatie elders voorkomt klein is. Een tweede voordeel is dat er zo verbindingen ontstaan tussen verschillende economische sectoren, wat tot een wederzijds stimulering van innovatie en bedrijvigheid leidt. Binnen het IAG thema Trans-sectorale Innovatie wordt niet gekozen voor een enkele specifieke sector, maar voor verbindingen tussen sectoren. Bij innovatie is het van belang over sectorgrenzen heen te kijken en nieuwe verrassende combinaties te stimuleren. Grenzen tussen sectoren vervagen door nieuwe technologieën en bedrijven leveren steeds vaker branche-overstijgende producten en diensten leveren. We zetten bij dit thema vooral in op crossovers tussen sectoren en technologieën. Er wordt veel verwacht van innovaties die over de grenzen van eigen sectoren of thema’s heen gaan. Innovaties staan niet op zichzelf, maar ontwikkelingen, productvernieuwingen en innovatieprocessen raken steeds meer met elkaar verweven. De combinatie van expertise en ervaringen vanuit verschillende sectoren en productgroepen levert meerwaarde op, bij de ontwikkeling en ook de implementatie van innovatieve toepassingen. Specifiek wordt bij dit thema aandacht gevraagd voor de Creatieve Industrie. Creatieve sectoren zoals design, media, mode, gaming en architectuur kunnen als vliegwiel dienen 17 voor allerhande innovatieprocessen in andere bedrijfstakken, vooral daar waar het gaat om het vertalen van technische en economische kennis naar innovatieve producten en diensten. Klassieke innovatie vraagt vaak een lange adem. In eerste instantie ligt hierbij de focus op het vergaren van voldoende kennis. Pas hierna wordt de kennis omgezet in producten en diensten. Dit proces vraagt hoge investeringskosten en een lange doorlooptijd. De creatieve industrie innoveert daarentegen voornamelijk door gebruik te maken van “evidence-based design”. Via het testen van toepassingen in een zo realistisch mogelijke omgeving (living labs) komen innovaties tot stand. Een koppeling van beide werkwijzen zou een belangrijke stap voorwaarts kunnen zijn in het versterken van de innovatieve kracht van een sector. Door de creatieve sector in een veel eerder stadium te betrekken bij de productontwikkeling kan de doorlooptijd worden verkort en de focus op de toepasbaarheid van kennis worden vergroot. Om aan economische slagkracht te winnen en een bijdrage te leveren aan de versterking van de economische structuur in onze provincie richten we ons op innovatie, het verhogen van het opleidingsniveau en exportbevordering/internationalisering voor het structuurversterkende MKB. Doel is het stimuleren van sector-overschrijdende projecten waarmee de innovatie in Noord-Nederland wordt bevorderd. Subdoelen daarbij zijn: • nieuwe producten en diensten ontwikkelen; • valorisatie van kennis; • sterke(re) netwerken; • verbetering en vernieuwing van bedrijfsprocessen; Dit doel kan verwezenlijkt worden door onder meer: • Sector-overschrijdende activiteiten ten behoeve van de samenwerking tussen structuurversterkende MKB-ondernemingen en kennisinstellingen; • Bevorderen spin-offs uit kennisinstellingen/bestaande bedrijven; • Inzet van bedrijven uit de Creatieve Industrie bij het innovatieproces; • Stimuleren en uitbouwen van duurzame (sector-overschrijdende) samenwerkingsprojecten. 3.5.3 Doelgroep • Structuurversterkende MKB-bedrijven (inclusief de Creatieve Industrie) • Kennisinstellingen 3.5.4 Criteria voor de selectie van de projecten De algemene selectiecriteria, die gehanteerd zullen worden bij het beoordelen van de projectvoorstellen zijn: • Projecten zijn innovatief en dragen bij aan nieuwe producten, processen, diensten of toepassingen; • Er moet altijd sprake zijn van een samenwerkingsverband bestaand uit minimaal twee partijen, waarbij in ieder geval één van de betrokken partijen een Gronings MKBbedrijf is; • Per project bedraagt de minimale bijdrage vanuit het IAG € 50.000,- en de maximale bijdrage € 150.000,-; • Een project kan een bijdrage uit het IAG ontvangen van maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten van het project. • Projecten moeten gecofinancierd worden door private partijen (uitgangspunt is minimaal 25% van de totale subsidiabele kosten); • Projecten kennen een experimenteel karakter en dragen bij aan het intensief gebruik of het nieuw ontwikkelen van kennis; 18 • • • Projecten moeten zicht bieden op economische spin-off in termen van nieuwe economische activiteit en/of werkgelegenheid; De effecten van projecten moeten overwegend neerslaan in de provincie Groningen; De projectpartijen moeten bereid zijn om de projectresultaten met andere partijen te delen (demonstratie). Naast de algemene criteria zijn de volgende voor dit thema specifieke criteria van toepassing. • Bij projecten dient sprake te zijn van kruisbestuiving tussen sectoren, waarbij dit in het samenwerkingsverband nadrukkelijk tot uiting moet komen. 3.5.5 Verwachte resultaten • Meer structuurversterkende MKB-bedrijven en kenniscentra die zich begeven in sector-overschrijdende partnerschappen; • Toename van aantal (hightech) starters; • Bijdrage aan het ontstaan van nieuwe sleuteltechnologieën in de regio; 3.5.6 Budget De beschikbare subsidie voor dit thema is € 1.420.000. Het budget is als volgt opgebouwd: • Bijdrage van het SNN: € 795.000 • Bijdrage van de provincie Groningen: € 625.000 De bijdrage van projectpartners (publiek/privaat) bedraagt minimaal € 1.420.000 19 Hoofdstuk 4 Organisatiestructuur 4.1 Inleiding Voor een succesvolle uitvoering van het IAG is het inrichten van een adequate en effectieve organisatie van het toezicht, management en controle essentieel. De implementatie van een systeem van management, controle en toezicht is de verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit (Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen). Onderstaand volgt een beschrijving van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen bij het IAG4. De Provincie vervult de rol van beheersautoriteit (afdeling ECP), de betalingsautoriteit is eveneens ondergebracht bij de provincie (afdeling F&C). 4.2. Organisatiestructuur 4.2.1 Organisatieprincipes De belangrijkste organisatieprincipes zijn: • De scheiding van functies tussen de beheers- en de betaalautoriteit en de verbonden verantwoordelijkheden; • Een structuur waarin toezicht (stuurgroep) en de implementatie en controle door het programmamanagement onder verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit (de provincie Groningen) zijn gescheiden. 4.2.2 Beheers- en betalingsautoriteit Het Provinciebestuur (Gedeputeerde Staten) is aangewezen als eindverantwoordelijke voor de doeltreffendheid en deugdelijkheid van de uitvoering en het beheer, controle en het toezicht op de voortgang en uitvoering van het IAG4. Dit betekent dat de Provincie zowel financieel als inhoudelijk de eindverantwoordelijkheid draagt. Beheersautoriteit De taken en verantwoordelijkheden van de Provincie Groningen uit hoofde van haar functie als beheersautoriteit omvatten de volgende elementen: Algemene taken • Algemeen toezicht op het programma en bewaking van de inhoud en voortgang, op basis van advies en rapportage van het programmamanagement; • Contact onderhouden met het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN). Besluitvorming over projecten • Het afgeven van de beschikking op basis van het zwaarwegende advies van de Stuurgroep. • GS informeren de Stuurgroep over genomen besluiten. Controle en beheer • Toezicht houden op de uitvoering van het programma evenals het laten doorvoeren van aanpassingen op verzoek van het SNN, de Stuurgroep of op basis van advies en rapportage van het programmamanagement; • Vaststellen van het door het programmamanagement opgestelde eindverslag over de uitvoering; • Nakomen van de rapportageverplichtingen volgens de daarvoor geldende termijnen. De rapportageverplichtingen betreffen: 20 1. Goedkeuren en verzenden van de periodieke voortgangsrapportages, die door het programmamanagement worden opgesteld met inbegrip van de financiële verslaglegging en rapportages; 2. Goedkeuren en verzenden van het eindverslag na consultatie van de Stuurgroep. Het eindverslag wordt feitelijk door het programmamanagement opgesteld. De beheersautoriteit draagt er zorg voor dat het eindverslag - indien vereist voorzien van controleverklaring- uiterlijk drie maanden na afloop van de programmaperiode bij het SNN wordt ingediend. Betalingsautoriteit De afdeling Financiën en Control (F&C) van de provincie Groningen is aangewezen als betalingsautoriteit. De betalingsautoriteit is verantwoordelijk voor het certificeren van voorschotaanvragen en het ontvangen en doorbetalen van voorschotten van het SNN en de Provincie aan de projectuitvoerders. F&C is verantwoordelijk voor het totale betalingsverkeer met de eindbegunstigden. De taken van de betalingsautoriteit worden conform de functiescheiding (autorisatie, certificering, opdracht geven tot betaling en administratie) uitgevoerd. 4.2.3 Stuurgroep Voor de uitvoering van het IAG wordt een Stuurgroep ingesteld. De Stuurgroep adviseert aan GS over de inzet van de IAG-middelen. Het toetsingskader wordt door de Stuurgroep gehanteerd bij de beoordeling van projecten. De Stuurgroep brengt een zwaarwegend advies uit aan de Provincie. Verantwoordelijkheden • De Stuurgroep heeft een toezichthoudende en adviserende rol binnen het IAG. Taken • Adviseren over het goedkeuren en aanpassen van het programma; • De Stuurgroep geeft inzake de toekenning van middelen aan de ingediende projecten een zwaarwegend advies aan GS. Op basis van dit advies zal GS een besluit nemen. Controle en beheer • Periodiek wordt nagegaan of vooruitgang is geboekt met de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van het programma. Indien daarvoor aanleiding is kan de Stuurgroep adviseren om te schuiven tussen de budgetten van de vier verschillende thema's. Verschuivingen tussen budgetten van meer dan 25% (van de omvang van het budget van het betreffende thema) dienen ter goedkeuring te worden voorgelegd aan GS en het SNN. • Minimaal één keer per jaar worden de controlebevindingen van het programmamanagement aan de orde gesteld in de Stuurgroep. De Stuurgroep zal bestaan uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, intermediaire organisaties, kennisinstellingen en overheid. Voor elk thema zal hierbij nadrukkelijk gezocht worden naar een onafhankelijke inhoudelijke expert. Adviesrol stuurgroepleden Ter ondersteuning van de werkzaamheden binnen het IAG worden deze experts voor de vier onderdelen (Bio-economie, Healthy Ageing, Energie en Trans-sectorale Innovatie) gevraagd om als adviseurs op te treden. De experts kunnen worden ingeschakeld door het programmamanagement of de projectverwervers om te adviseren over de projecten die passen binnen het thema waarop zij deskundig zijn. Op basis van hun adviezen kunnen 21 projecten, in overleg met de indiener, eventueel nog worden bijgesteld. Het advies van de deskundige wordt opgenomen in de advisering door het programmamanagement aan de Stuurgroep. 4.2.4 Programmamanagement en -secretariaat Bij de opzet en implementatie van de uitvoeringsstructuur voor het programma zal gebruik worden gemaakt van de kennis die aanwezig is bij zowel de eigen provinciale organisatie als bij de Uitvoeringsorganisatie-SNN. Het programmamanagement is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken van de uitvoering, in het bijzonder de begeleiding, bewaking en controle op de uitvoering van de projecten en fungeert in die hoedanigheid als aanspreekpunt voor de projectverwervers en de projectuitvoerders. Het programmamanagement wordt daarbij ondersteund door het programmasecretariaat. Programmamanagement Verantwoordelijkheid • Realisering van de doelstellingen van het programma door stimulering projectontwikkeling, monitoring van de projectuitvoering en een goed financieel beheer van het programma. Voorbereiding en beoordeling van projecten • Per thema zijn projectverwervers aangewezen die organisaties bijstaan bij het voorbereiden van aanvragen voor een IAG-subsidie. De projectverwervers zijn primair verantwoordelijk voor de voorbereiding van projecten en een eerste toetsing aan de voorwaarden van het IAG; Thema Bio-Economie Healthy Ageing/Life Sciences Energie Trans-sectorale Innovatie Projectverwervers Pieter Jan Bouwmeister en Ronald Vlonk Ronald Vlonk, Frank Mennega en Irma de Jeer Dirk Koppert en Barbara Huneman Ronald Vlonk en Peter Schouwstra Indien gewenst kunnen ook andere projectverwervers bij het programma worden betrokken. • Het programmamanagement is verantwoordelijk voor de uiteindelijke projectintake en beoordeling (zowel inhoudelijk als financieel). Gebaseerd op de selectiecriteria zullen de aanvragen worden beoordeeld en zal een advies worden voorbereid voor de Stuurgroep dat zowel de inhoud als de financiën van het project behandelt. Monitoring, onderzoek en betalingsverkeer • Het monitoren van de financiële en fysieke voortgang van het programma; • Het monitoren van de toepassing van relevante regelgeving; • Regelen van het betalingsverkeer met de eindbegunstigden (opdracht tot betaling/invordering). De coördinatie van betalingsstromen, in het bijzonder de afwikkeling van voorschotten en betalingen met de eindbegunstigden, vindt plaats door F&C. Daardoor wordt een functionele scheiding gerealiseerd tussen het programmamanagement en degene die de daadwerkelijke betalingsactiviteiten verricht; • Controle van de betalingen door eindbegunstigden en verstrekken van voorschotten aan eindbegunstigden op basis hiervan; • Controle op de eindbetalingen en rapportage van de betalingen en andere financiële verplichtingen. 22 Rapportage, verantwoording en controle • Het opstellen van preadviezen bij projectvoorstellen ten behoeve van vergaderingen van de Stuurgroep • Adviseren over eventuele programmawijzigingen; • Het voeren van een deugdelijk financieel beheer en een deugdelijke administratieve vastlegging van de projecten en het programma. Het betreft: o opstellen van projectdossiers en zorg dragen voor overige controleerbare vastleggingen met geldende bewaartermijnen; o opstellen van rapportages ten behoeve van de Stuurgroep, GS en het SNN. • Het gevraagd en ongevraagd verstrekken van informatie aan de Stuurgroep en de beheersautoriteit over alle aspecten van de uitvoering van het programma die de genoemde partijen of het programmamanagement zelf van belang achten voor de beoordeling van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering van het programma; • Het bewaken van de voortgang van de individuele projecten. Het betreft onder meer: 1. er zorg voor dragen dat eindbegunstigden binnen de in de toezegging gestelde termijnen aan hun rapportageverplichtingen voldoen en aan de gestelde inhoudelijke en financiële voorwaarden; 2. het controleren van de ingediende voortgangsrapportages per project; 3. bezoeken afleggen bij de eindbegunstigden/uitvoerders om de voortgang van de projecten te zien; 4. voorlichten van eindbegunstigden over de relevante wet- en regelgeving en controleren dat zij deze naleven. Communicatie en publiciteit • Nakomen van de door SNN en provincie Groningen gestelde verplichtingen op het gebied van voorlichting en publiciteit; • Bevorderen en monitoren van de verspreiding en demonstratie van projectresultaten. Programmasecretariaat Het secretariaat ondersteunt de Stuurgroep en het programmamanagement op de volgende wijze: 1. De projectuitvoerder dient een aanvraag voor subsidie in bij het secretariaat. Het secretariaat zorgt voor een adequate registratie en bewaakt de in de voorwaarden genoemde termijnen. 2. Het secretariaat verzorgt de correspondentie met de subsidieaanvrager. 3. Voorbereiden van de beschikking die door de beheersautoriteit wordt afgegeven. 4. Na besluitvorming door de beheersautoriteit maakt het secretariaat de projectaanvrager bekend met de voorwaarden wat betreft de implementatie van zijn project, verplichte voortgangsrapportages en andere relevante regelgeving. 5. Het secretariaat bereidt de vergaderingen van de Stuurgroep voor (agenda, notulering en verslagen). 6. Het secretariaat coördineert de communicatie rondom het programma. 23 Hoofdstuk 5 Organisatie projectprocedure 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke stappen een project doorlopen moet. In paragraaf 5.2 worden de stappen schematisch weergegeven, vervolgens wordt per stap aangegeven welke acties ondernomen moeten worden en wie daarbij betrokken zijn. 5.2 Organisatie projectprocedure De aanvraag voor honorering van een actieplan dient een procedure te doorlopen. Deze procedure is eerst schematisch weergegeven en vervolgens per stap nader beschreven. Projectindieners stappen 1 Projectaanvraag Ontvangstbevestiging Terugkoppeling over kwaliteit of volledigheid voorstel 2 Beoordeling aanvraag 3 Stuurgroep 4 5 6 en 7 8 Beschikking Beheersautoriteit Uitvoering, tussenrapportages Uitbetaling voorschotten Projecteindverslag Subsidieafrekening Programmaeindverslag 24 Stap 1 Projectaanvraag Wie Wat Projectaanvrager Projectaanvraag indienen bij het secretariaat van het IAG. De formele indiening vindt bij voorkeur plaats na voorbereidend overleg door de indiener met een van de projectverwervers (zie stap 2). De projectaanvraag dient te voldoen aan bepaalde vormvereisten die staan vermeld op het formulier ‘Aanvraagformulier’ (zie bijlage B 'Voorwaarden en formulieren' IAG4). Secretariaat Aanvraag Bij de subsidieaanvraag hoort minimaal een aanvraagbrief, een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier een inhoudelijk en financieel onderbouwd projectplan (waarin helder en duidelijk de kostensoorten zijn te onderscheiden), inhoudelijke indicatoren en overige door het programmamanagement te bepalen bescheiden. Zorgt voor registratie in het provinciaal post- en archiefsysteem en maakt een projectdossier aan. Het secretariaat stuurt de subsidieaanvrager binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag een ontvangstbevestiging. Het secretariaat beoordeelt of de aanvraag volledig is ingevuld. Indien de aanvraag volledig is wordt een ontvangstbevestiging gestuurd waarin aangegeven is dat de aanvraag in behandeling wordt genomen. Indien de aanvraag niet volledig is, wordt een ontvangstbevestiging verzonden waarin aangegeven wordt dat de aanvraagprocedure (tijdelijk) bevroren is en de subsidieaanvrager in de gelegenheid wordt gesteld deze alsnog aan te vullen. Stap 2 Beoordeling Wie Projectverwerver Wat De aanvrager neemt contact op met een van de projectverwervers. De projectverwerver verzorgt de eerste beoordeling: past het project binnen het programma en past het binnen het beleid van de provincie. Bij de projectbeoordeling dient de projectverwerver gebruik te maken van de deskundigheid van de leden van de Stuurgroep. Programmamanagement Het programmamanagement is verantwoordelijk voor de uiteindelijke projectintake en beoordeling (zowel op inhoud als financieel). Gebaseerd op het toetsingskader zullen de aanvragen worden beoordeeld en zal een advies worden voorbereid voor de Stuurgroep dat zowel de inhoud, financiën als subsidie-technische aspecten van het project behandelt. Stap 3 Behandeling door Stuurgroep Wie Wat Programmamanagement De projectmanager stelt het preadvies aan de Stuurgroep op. Het advies gaat zowel in op de inhoud van het project als de financiële begroting. Stuurgroep De Stuurgroep geeft op basis van het preadvies van het programmamanagement een zwaarwegend advies aan de beheersautoriteit over de formele aanvraag. 25 Stap 4 Beschikking Wie Beheersautoriteit Wat Het programmamanagement stelt namens de beheersautoriteit de beschikking op. Deze bestaat uit eisen ten aanzien van de uitvoering, rapportage en andere relevante regelgeving die nageleefd dienen te worden. De beschikking wordt verstuurd door de provincie in haar functie als beheersautoriteit. Stap 5 Uitvoering, voortgangsrapportages Wie Wat Projectindiener De projectindiener/eindbegunstigde is verantwoordelijk voor de uitvoering van het project in overeenstemming met het ingediende projectvoorstel. Tijdens de looptijd van het project stelt de eindbegunstigde twee keer per jaar een voortgangsrapportage op (zie bijlage D uit "Voorwaarden en formulieren IAG4"). Daarnaast wordt het programmamanagement tussentijds geïnformeerd als er zich onvoorziene omstandigheden voordoen die de voortgang van het project in de voorgestelde vorm ernstig belemmeren. Als een dergelijke situatie zich voordoet doet de projectindiener een voorstel om de voorgenomen resultaten alsnog te bereiken. Programmamanagement Tijdens de uitvoering is het programmamanagement verantwoordelijk voor het volgen van de voortgang van de projecten, door middel van het analyseren van de voortgangsverslagen, gesprekken met de projectleiders, etc. Het programmamanagement stelt conform de getelde eisen een rapportage op programmaniveau op voor het SNN. Op basis van onder meer de voortgangsrapportages geeft het programmamanagement opdracht tot het verstrekken van voorschotten (voor meer informatie hierover zie bijlage A uit "Voorwaarden en formulieren IAG4" ). Stap 6 Project (eind)verslag Wie Wat Projectindiener De projectindiener dient binnen drie maanden na de einddatum (zoals opgenomen in de beschikking) van het project een volledige, naar daadwerkelijke uitgaven en inkomsten gespecificeerde en naar waarheid ondertekende einddeclaratie in, voorzien van een financieel en inhoudelijk eindverslag, waaruit tevens blijkt dat aan alle subsidievoorwaarden is voldaan en die is voorzien van een verzoek tot definitieve vaststelling van de subsidie. De einddeclaratie is voorzien van een controleverklaring van een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. De projectindiener/eindbegunstigde is verplicht alle medewerking te verlenen aan evaluatieonderzoeken en fysieke en financiële controles door de provincie Groningen en het SNN en door deze instanties aangewezen derden. Zij hebben het recht om (onaangekondigd) ter plaatse de rechtmatige besteding van de provinciale en SNN-bijdrage te controleren, de administratie in te zien en daarvan kopieën te maken. De aanvrager verleent derhalve hiertoe het toegangsrecht aan betrokken instanties en hun 26 vertegenwoordigers. Programmamanagement Het programmamanagement kan op schriftelijk verzoek van de subsidieaanvrager toestaan, dat de indiening van de einddeclaratie na genoemde drie maanden, doch in elk geval binnen zes maanden na de einddatum van het project, plaatsvindt. Binnen drie maanden na ontvangst van de (eind)declaratie en het projecteindverslag en alle daarbij horende door het programmamanagement te bepalen informatie, adviseert het programmamanagement aan GS over het vast te stellen subsidiebedrag. Stap 7 Vaststelling definitieve subsidie Programmamanagement Het subsidiebedrag wordt binnen drie maanden na ontvangst van de (eind)declaratie en alle daarbij horende door het programmamanagement te bepalen informatie vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Het subsidiebedrag is nooit hoger dan het bedrag van de subsidieverlening. Indien de projectuitvoerder de totale subsidiabele kosten niet heeft gerealiseerd, vindt naar rato van het IAG-aandeel in de totale subsidiabele projectkosten (percentage genoemd in de beschikking) een verlaging van de subsidie plaats. Uitbetaling van de vastgestelde subsidie vindt plaats onder verrekening van de uitbetaalde voorschotten. De subsidie wordt formeel wanneer het SNN de einddeclaratie van het IAG heeft goedgekeurd. Indien de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie tussentijds of bij de einddeclaratie niet kan worden aangetoond c.q. gebleken is dat op grond van onjuiste en/of onvolledige informatie ten onrechte subsidie is verleend, zal onmiddellijk terugbetaling van reeds verstrekte voorschotten worden gevorderd. Stap 8 Programma eindverslag Wie Wat Programmamanagement Het programmamanagement maakt het programma eindverslag op basis van de projecteindverslagen. Het verslag heeft een inhoudelijke en een financiële component. Stuurgroep De Stuurgroep beoordeelt het eindverslag. Beheersautoriteit De beheersinstantie is eindverantwoordelijke voor het programma en moet in die hoedanigheid haar goedkeuring geven aan het eindverslag. Betalingsautoriteit Als betalingsautoriteit toetst de provincie de financiële component van het eindverslag. Beheersautoriteit Na goedkeuring verzendt de beheersautoriteit het eindverslag naar het SNN. 27 Hoofdstuk 6 Toetsingskader 6.1 Inleiding Het IAG-programma vormt de basis voor de afzonderlijke projecten die in dit kader gefinancierd zullen worden. Om projecten te kunnen beoordelen zijn toetsingscriteria noodzakelijk. Dergelijke criteria hebben betrekking op beleid en regelgeving. 6.2 Criteria De selectie- en prioriteitscriteria zijn genoemd bij de verschillende thema's. Zij vormen de basis voor een keuze van projecten die het meeste tegemoetkomen aan de doelstellingen van het programma. Kortheidshalve wordt verwezen naar hoofdstuk 3 waar per thema de algemene en specifieke criteria en de verwachte resultaten zijn genoemd. Staatssteun Alle overheidssteun die wordt verleend in het kader van dit programma moet in overeenstemming zijn met de staatssteunregels die van toepassing zijn op het moment dat de overheidssteun wordt verleend. Subsidiabele kosten Kosten die gemaakt worden vanaf de indiening van de subsidieaanvraag zijn in principe subsidiabel. Bepalend voor de subsidietoekenning is de besluitvorming door GS. Alleen kosten die rechtstreeks toe te rekenen zijn aan en onlosmakelijk verbonden zijn met het project komen voor steun in aanmerking. Ten aanzien van de voor subsidie in aanmerking komende kosten en de berekeningswijze van deze kosten zijn nadere regels gesteld. In het algemeen geldt voor de in de aanvraag opgenomen kostensoorten dat: - de berekening doorzichtig en verifieerbaar moet zijn (voor loonkosten bijvoorbeeld zal een toegankelijke en controleerbare urenregistratie van gedeclareerde uren moeten worden bijgehouden); - zij doelmatig zijn en rechtstreeks toe te rekenen zijn aan het desbetreffende project en de opgevoerde kosten reëel zijn. Verdere voorwaarden zijn te vinden in het document 'Voorwaarden en formulieren IAG4'. 28
© Copyright 2025 ExpyDoc