COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HOOGHEEMRADEN COMMISSIE ALGEMEEN BESTUUR TKN (A) SKK 3 APRIL 2014 Onderwerp: Toelichting op onderzoeksresultaten onderwaterdrainage en de mogelijke gevolgtrekkingen Nummer: 806123 In D&H: In Cie: ing. W.J.M. Heijkers (030) 634 58 10 In AB: Portefeuillehouder: 25 februari 2014 BMZ SKK Steller: Telefoonnummer: Afdeling: P&A Kromwijk Dit onderwerp wordt geagendeerd ter kennisneming ter consultering ter advisering Het college van dijkgraaf en hoogheemraden heeft in de vergadering van 25 februari 2014 besloten kennis te nemen van de toelichting op onderzoeksresultaten onderwaterdrainage en de mogelijke gevolgtrekkingen en deze ter kennisneming aan te bieden aan de commissie SKK. Korte inhoudelijke omschrijving: Verscheidene collegeleden hebben kenbaar gemaakt behoefte te hebben aan informatie over de onderzoeksresultaten onderwaterdrainage, bij voorkeur in de vorm van een memo dat met de andere ZuidHollandse waterschappen is opgesteld. Door tijdsgebrek is het niet gelukt om er een gezamenlijke memo van te maken, maar de voorliggende tekst is wel onze input voor het gezamenlijke verhaal. In dit memo worden naast de feiten (op basis van wetenschappelijke onderzoek) ook de mogelijke beleidsmatige gevolgtrekkingen en dwarsverbanden met andere trajecten in beeld gebracht. Algemeen Het probleem in het veenweidegebied is de bodemdaling door veenoxidatie. De belangrijkste daarvan afgeleide problemen zijn: I. Versnipperd waterbeheer; II. Uit- & afspoeling nutriënten; III. Uitstoot van broeikasemissies; IV. Verzakking van woningen, wegen, riolering e.d.; V. Verdroging van natuurgebieden; VI. Hoge renovatie-, beheer-, en onderhoudskosten voor hoogwatervoorzieningen en de rest van het watersysteem; VII. Reliëfverschillen, aantasting van het landschap et cetera. Hoewel in de loop van de tijd tal van voorstellen zijn ontwikkeld die een oplossing zouden moeten kunnen bieden is er slechts één die daadwerkelijk in staat lijkt te zijn om het probleem aan te pakken: onderwaterdrainage (hierna te noemen: OWD). Bijkomend voordeel is dat het ook gunstig lijkt te zijn voor de agrarische bedrijfsvoering en een alternatief vormt voor hoge oppervlaktewaterpeilen in veenweidegebied. De laatste jaren zijn er vele onderzoeken uitgevoerd naar nut/noodzaak, voor- en nadelen en zin/onzin van de aanleg van OWD. Zwart-wit gesteld zijn de onderzoeksresultaten positief, hoewel er enkele aspecten zijn die nader onderzoek verdienen en zorgen oproepen. Dit memo bevat de resultaten van 10 jaar onderzoek, de voor- en nadelen en de nader uit te zoeken aspecten. Ook worden de lopende ontwikkelingen geschetst. Het doel van dit memo is om de bestuurders van ons waterschap op objectieve wijze inzicht te bieden in de kosten en baten van OWD, zodat op termijn beleid- en regelgeving kan worden ontwikkeld om e.e.a. voor het waterschap in goede banen te leiden. 752292 -1- Het memo is thematisch opgebouwd en de volgende thema’s worden belicht: A. Achtergrond; B. Onderwaterdrainage: baten & kosten op basis van het meest recente onderzoek; C. Relatie met beleids-, ontwikkelings- & innovatietrajecten; D. Conclusies; E. Geraadpleegde literatuur. Thema 1 en 2 concentreren zich op de feiten op basis van jarenlang onderzoek. Thema 3 en 4 geven een doorkijk naar de toekomstige mogelijkheden op het vlak van beleidsontwikkeling, innovatie en relaties met andere trajecten.. 1. Achtergrond Het principe van OWD OWD is een type drainage-systeem waarbij m.b.v. vrij ondiep aangelegde drains (bij voorkeur tussen de 30 en 60cm-mv; dit om negatieve consequenties voor de waterkwaliteit te voorkomen) op vrij korte afstand (bij voorkeur tussen de 4 en 6m) niet alleen water wordt afgevoerd van het betreffende systeem (de klassieke functie van drainage), maar in de zomer ook water wordt gesubinfiltreerd vanuit de drains in de bodem. Als zodanig zakt de grondwaterstand minder ver weg eind zomer en wordt de veenoxidatie beperkt. Vanwege deze gecombineerde functie is het beheer & onderhoud ook vrij eenvoudig geregeld, omdat het switchen tussen draineren en subinfilteren ‘automatisch’ verstopping van de drainbuizen voorkomt. Aanlegkosten De aanlegkosten op dit moment tussen de 1700-2000 euro/ha. De verwachting is dat bij grootschalige aanleg qua organisatorische aanpak (in termen van slim aanbesteden en in een keer grote gebieden voorzien van OWD) deze kosten (aanzienlijk) kunnen dalen. Het waterschap zou hierbij een faciliterende rol kunnen spelen, richting individuele agrariërs en agrarische natuurverenigingen. Grootschalige OWD Proeven Op dit moment wordt er gewerkt aan een tweetal grootschalige proeven met als doel binnen nu en enkele jaren de regionale effecten, voor zowel agrariërs als waterbeheerders, beter in beeld te brengen. De provincies Zuid-Holland en Utrecht nemen hierbij het voortouw, in samenwerking met diverse waterschappen en de LTO. De rol van het waterschap is met name advisering en organisatie van de monitoring. Indien dit laatste facet extra geld gaat kosten t.o.v. de reguliere monitoringinspanning zullen de provincies deze kosten dragen. In organisatorische zin neemt bij het Utrechtse deel de in peilgebied Zegveld-Noord opererende agrarische natuurvereniging een regierol op zich. Via die weg kan o.a. het bij Aanlegkosten genoemde voordeel door slim aanbesteden van de aanleg worden gehaald. De bijdrage voor aanleg bedraagt bij de Zuid-Hollandse regeling 50% vanuit de provincie Zuid-Holland, de andere helft dienen de agrariërs zelf op te brengen. Door de provincie Utrecht wordt uitgezocht of het mogelijk is om de provinciale bijdrage te verhogen, uiteraard zonder dat daardoor overtreding van de wetgeving plaatsvindt. De proeven zullen zeer waarschijnlijk van 2014 t/m 2018 lopen, met de noodzakelijke monitoring en tussenevaluaties en een eindrapportage na afloop. Deze planning sluit aan bij de planning van het GLB. 2. Onderwaterdrainage: baten & Kosten op basis van het meest recente onderzoek Deze paragraaf gaat uit van de meest actuele kennis, opgedaan middels monitoring op diverse proeflocaties (zie Van den Akker e.a. (2013) voor meer informatie) en modelonderzoek (idem), waarbij de gebruikte modellen zijn gekalibreerd aan de hand van de middels monitoring verzamelde data. Per deelsysteem wordt aangegeven of OWD een gunstig effect heeft op het betreffende systeem met een +, waarbij tevens wordt aangegeven of de informatie is gebaseerd op monitoring, modellering of beide. 752292 -2- Deelsysteem Kennis op basis van modellen Kennis op basis van monitoring A. Freatische Grondwaterstand (in termen van minder hoog in natte tijden, minder laag in droge tijden) + + B. Maaivelddaling (in termen van het reduceren van deze daling) + + C. Oppervlaktewaterkwaliteit(in termen van het verbeteren ervan) +/0 +/0 D. Emissie van broeikasgassen (in termen van het reduceren van deze emissie) + Nvt E. Watervraag (in termen van een toename in de watervraag, uitgaande van traditioneel peilbeheer) - - F. Wateroverlast (in termen van het vergroten van de kans op wateroverlast, uitgaande van traditioneel peilbeheer) -/0 -/0 G. Draagkracht (in termen van het vergroten ervan) + + H. Agrarische bedrijfsvoering & opbrengst (in termen van verbetering resp. verhoging) + + I. Nivellering van maaiveldverschillen + + J. Effecten op natuurgebieden + + Ad. A: OWD doet wat we verwachten: door de drainerende werking wordt in natte tijden de grondwaterstand ‘afgetopt’, met minder afvoer over maaiveld tot gevolg, het mechanisme dat in de winter wateroverlast veroorzaakt. In de zomer zakt de grondwaterstand door de subinfiltratie van water door de drains minder diep weg. Ad. B: Omdat in de zomer de grondwaterstand ver wegzakt, primair onder invloed van het neerslagtekort, wordt dan vaak het zgn. maagdelijke veen aangesneden, dat wil zeggen: veen dat nog nooit in contact is geweest met zuurstof. Het is met name dit veen dat primair oxideert en aldus maaivelddaling veroorzaakt. Door de grondwaterstand zo min mogelijk te laten wegzakken in de zomer kan dit worden voorkomen en het is juist dit wat OWD bewerkstelligt. Ad. C: Omdat OWD zorgt voor het aftoppen van de grondwaterstand in natte omstandigheden wordt maaivelddrainage en de daarmee gepaard gaande afspoeling van nutriënten richting oppervlaktewater voorkomen. Daarnaast komen er, door de reductie in veenoxidatie, minder nutriënten vrij, zodat er minder nutriënten beschikbaar zijn voor uit- en afspoeling. De conclusie van Alterra-rapport 2354 (primair op basis van modelberekeningen) is dat OWD een kansrijke KRW maatregel is. Uit de evaluatie van de pilot in de Krimpenerwaard (Van den Akker e.a. (2013; in voorbereiding)) valt ook te concluderen dat OWD kan helpen om de waterkwaliteit te verbeteren. Zeker een droog jaar als 1976 komt er goed uit. Het blijft echter altijd maatwerk, omdat bij een deel van de andere proeven de effecten eerder neutraal lijken te zijn. Een wat hoger slootpeil levert al snel betere resultaten. De combinatie van een iets hoger oppervlaktewaterpeil gecombineerd met OWD kan dus een betere waterkwaliteit opleveren. Bedenk verder dat in een droog jaar de boeren een wat hoger peil mogelijk als positief zullen zien, mits goed gecommuniceerd door het 752292 -3- waterschap. Zeker ook op de langere termijn brengt OWD door de beperking van de maaivelddaling voordelen (of beter gezegd voorkomt/beperkt verslechtering van de waterkwaliteit). Ad. D: Het Nederlandse veenweidegebied stoot aanzienlijke hoeveelheden broeikasgas uit en levert daarmee een flinke bijdrage aan het klimaatprobleem. De totale uitstoot is ¼ van de uitstoot door alle personenauto’s in Nederland. De afbraak (mineralisatie, oxidatie) van het veen veroorzaakt immers niet alleen maaivelddaling, maar ook een grote emissie van CO2 en in mindere mate van N2O. Eén mm maaivelddaling komt overeen met een emissie van 2,26 ton CO2 per hectare (Van den Akker e.a. (2013; in voorbereiding)). Bij de proefpercelen Keulevaart en de Krimpenerwaard wordt dan bij toepassing van onderwaterdrains de jaarlijkse CO2 emissie per hectare met 6,8 tot 13,5 ton/ha/j verlaagd. Bij het proefperceel Demmeriksekade is dit zelfs 11,3 tot 18,1 ton/ha/j. Ad. E: Uit alle berekeningen blijkt dat OWD in combinatie met traditioneel peilbeheer (= star in termen van mogelijke peilfluctuaties, omslagmoment tussen winter- en zomerpeil en niet anticiperend op meteorologische en hydrologische condities) leidt tot een flinke toename van de watervraag. Echter OWD in combinatie met een meer dynamische vorm van peilbeheer zorgt er weer voor dat deze toename flink teruggedrongen kan worden. Omdat een meer dynamische vorm van peilbeheer mogelijk ook noodzakelijk is om beter te kunnen anticiperen op wateroverlast en omdat de technologische ontwikkelingen het tegenwoordig toelaten, is de verwachting dat dit een realistische manier is de toename in de watervraag te minimaliseren. Dit kan, in combinatie met op watertekort (en wateroverlast) anticiperende agrariërs (zie de OWD en Sturen met Water paragraaf in deze memo), zorgen voor een meer duurzaam beheerde polder. Ad. F: De diverse OWD onderzoeken spreken elkaar op dit vlak enigszins tegen. Bij het ene onderzoek lijkt de kans op wateroverlast nagenoeg gelijk te blijven, bij het andere lijkt er gedurende korte tijd toch een verhoogde kans op hogere peilen te zijn, die echter al na korte tijd weer naar het reguliere peil terugzakken. Beide onderzoeken wijzen richting een meer dynamische vorm van peilbeheer om hierop te kunnen anticiperen op zodanige wijze dat het niet tot problemen leidt. Deze aanpak is ook in lijn met de deelstrategie Slimmer Sturen, als onderdeel van onze Wateropgave Wateroverlast Implementatiestrategie (WW-IS). Ad. G: Agrariërs hebben met name in het begin van het groeiseizoen behoefte aan voldoende draagkracht om met machines, maar ook het vee op het land te kunnen. Uit alle onderzoeken waarin dit facet is meegenomen blijkt dat deze draagkracht ook daadwerkelijk verbetert. Ad. H: Met name vanwege de draagkrachtvoordelen, maar ook door de verhoogde bodemtemperatuur wordt de agrarische bedrijfsvoering verbeterd door OWD en neemt ook de opbrengst toe. Verder blijkt uit enquêtes onder agrariërs dat ook de grasmat verbetert en de botanische kwaliteit toeneemt. De daarmee gepaard gaande bodemstructuur verbetering biedt mogelijk ook voordelen bij het tegengaan van bodemdaling. Ad. I: Nivellering van maaiveldverschillen: Recent onderzoek door Alterra laat zien dat de strategische aanleg van OWD op landbouwpercelen om te compenseren voor niet-optimale droogleggingscondities niet alleen zorgt voor verbeterde landbouwomstandigheden, maar ook een bijdrage levert aan de nivellering van de maaiveldverschillen, zonder dat daarvoor de gehele polder hoeft te worden voorzien van OWD. Immers: percelen met de juiste droogleggingcondities worden in dit geval niet voorzien van OWD, laaggegelegen delen wel en op termijn zullen deze dus qua maaiveld ‘naar elkaar toe groeien’. Tevens laat dit onderzoek zien dat de waterkwaliteit hierdoor verbetert en dat er geen negatieve consequenties voor de kans op wateroverlast zijn. Ad. J: Effecten op natuurgebieden: ook natuurgebieden in het veenweidegebied, denk o.a. aan de TOPgebieden Schraallanden langs de Meije en De Haak, hebben te lijden onder wegzijging door lager gelegen landbouwgebieden. Omdat natuurgebieden in de regel veel natter zijn dan landbouwgebieden zal in de natuurgebieden de maaivelddaling (zeer) klein zijn en in de omliggende landbouwgebieden vrij groot. Dit blijkt ook uit metingen en berekeningen. Wanneer we in staat zijn om met OWD ook de maaivelddaling in landbouwgebieden te verkleinen zal dit de wegzijging uit natuurgebieden doen afnemen. 752292 -4- 3. Relatie met beleids-, ontwikkelings- & innovatietrajecten OWD & het beheer van ons watersysteem Renovatie, beheer en onderhoud van hoogwatervoorzieningen (HWVZ’s) is een enorme kostenpost voor het waterschap. De noodzaak om deze acties uit te voeren wordt veroorzaakt doordat de omliggende landbouwgebieden zakken t.g.v. veenoxidatie. Daar komen de HWVZ’s steeds hoger in het landschap te liggen en worden ook de beheerkosten steeds duurder. Door de daling van het maaiveld in het omliggende landbouwgebied af te remmen dalen aldus ook de kosten aan de HWVZ’s. OWD is daarvoor de aangewezen matregel. Een KBA analyse is uitgevoerd om de doelmatigheid van dit idee te toetsen. Hierbij is niet alleen gekeken naar de afname van de HWVZ-kosten, maar naar de kosten van het waterbeheer als geheel. Als vervolgactiviteit op dit onderzoek heeft D&H besloten om nader onderzoek te laten verrichten. Dit onderzoek zal in 2014 worden uitgevoerd, waarna we in 2015 aan de slag kunnen met beleidsontwikkeling. OWD & ‘Sturen Met Water’ Dat de watervraag door OWD toeneemt is een feit, evenals het gegeven dat tijdelijk hogere waterstanden worden bereikt door de aanwezigheid ervan. Echter uit modelsimulaties blijkt ook dat met anticiperend, dynamisch peilbeheer deze negatieve effecten (voor een belangrijk deel) teniet kunnen worden gedaan. Praktijkervaring op de voormalige proefboerderij Zegveld wijst verder uit dat anticiperen van de boer, door b.v. de conservering van water begin van de lente, ertoe kan leiden dat wanneer het echt droog wordt er nog voldoende water voor de gewassen overblijft. Met andere woorden: de agrariër is in staat zijn eigen zelfvoorzienendheid te verhogen door de inzet van OWD, zeker wanneer deze OWD is aangesloten op een regelbare verzameldrain en wanneer waterschap en agrariër ook samen afstemmen. Dit nieuwe samenwerkingsconcept noemen we tegenwoordig Sturen met Water (kernproject van de Stuurgroep Groene Hart) en de mogelijkheden en onmogelijkheden zullen de komende jaren worden onderzocht door een consortium van partijen. OWD & Wateropgave Wateroverlast Implementatiestrategie Als gezegd komt uit diverse onderzoeken naar voren dat OWD mogelijk leidt tot hogere waterstanden bij veel neerslag, met name omdat de snelheid van de grondwaterafvoer toeneemt. Daar staat tegenover dat de hoeveelheid maaivelddrainage afneemt, waardoor andere onderzoeken weer suggereren dat het netto effect op piekafvoeren nagenoeg nul is. Hoe het ook moge zijn, er moet beter worden onderzocht hoe de effecten van OWD op de regionale schaal doorwerken, door zowel te rekenen met een dynamisch hydrologisch model als met een hydraulisch model. Deze combinatie is nog niet eerder op deze ruimteschaal ingezet. De afdeling P&A zet zich ervoor in om deze aspecten nader te onderzoeken. E.e.a. zal worden meegenomen in de Wateropgave Wateroverlast Implementatiestrategie, het traject in welke we samen met interne en externe partners op zoek zijn naar doelmatige maatregelen om in de (nabije) toekomst wateroverlast (zoveel mogelijk) te voorkomen. OWD & Deltaprogramma Zoetwater Binnen het Deltaprogramma zal met het NHI (een landsdekkend hydrologisch model) en het Deltamodel (een set aan effectmodules) worden bepaald wat de watervraag is, nu en na een eventuele klimaatverandering (conform de KNMI 2006 Scenario’s*). Ook zullen er tal van maatregelen worden doorgerekend. Tevens zal, op specifiek verzoek van de regio West, worden bepaald wat de effecten van grootschalige aanleg van OWD zijn. Daarbij zal 50% van het veenweidegebied worden voorzien van OWD, in combinatie met traditioneel peilbeheer. Helaas is er geen ruimte voor een berekening met OWD in combinatie met dynamisch peilbeheer, vandaar dat P&A ook getallen zal genereren die inzicht bieden daarin, maar dan gebruikmakende van ons eigen hydrologisch rekeninstrumentarium HYDROMEDAH. *: NB: De nieuwe scenario’s die waren gepland voor 2012 oorspronkelijk komen pas op zijn vroegst in de lente van 2014 uit, te laat voor het Deltaprogramma. Past OWD bij het principe van grote peilgebieden? ODW gaat mogelijk extra renderen wanneer men uitgaat van een dynamisch peilbeheer rondom de drains. Wanneer je als waterschappen strak vast houd aan een specifiek (lees: traditioneel) waterpeilniveau in een bepaald peilgebied, betekent 'Sturen met Water' meer peilgebieden (lees: kleinere peilgebieden). Dit betekent feitelijk dat het waterschap veel meer kleine peilgebieden met verschillend peilen (met mogelijk 752292 -5- meer watervraag) moet gaan beheren, een situatie die met OWD alleen maar lastiger wordt. Het wordt (mogelijk) anders wanneer niet een specifiek peilniveau wordt afgesproken, maar er wordt gestuurd op een bepaalde range (bijvoorbeeld tussen de 40-70 cm). Dit betekent dat voordat drogere periodes ontstaan, waterschappen eigenhandig het waterpeil op kunnen zetten naar -40 cm en daarna voor een droge periode een buffer kunnen aanleggen die in een 'watertekort' periode natuurlijk kan dalen tot -70cm. Heeft de waterbeheerder weer voldoende water tot haar beschikking dan vult ze weer aan. Het voordeel: de sponswerking van het veen werkt alleen als het veen nog wat vochtig is en niet volledig uitgedroogd. Dus al voor de droogte intreedt. Veehouders hebben geen moeite met een hoog waterpeil in deze periode en het waterschap moet in het kader van de bodemdaling water beschikbaar hebben. Anders bevorderen ze zelf de bodemdaling. Een range in het te handhaven waterpeil maakt het systeem robuuster, creëert ruimte om te bufferen, reduceert de bodemdaling en maakt dus zelfs grotere peilgebieden mogelijk. In die zin kan OWD ook worden gezien als een alternatief voor onderbemalingen, mits bepaalde agrariërs dan wel een beperktere drooglegging gaan accepteren. Dat laatste ligt natuurlijk zeer gevoelig in het veenweidegebied, maar is wel een meer realistische manier van omgaan met oppervlaktewaterpeilen. Hier ligt een belangrijke, met name communicatieve taak voor de waterschappen: het besef doen doorklinken en laten groeien dat hogere oppervlaktewaterpeilen niet per definitie verslechtering, maar wellicht zelfs veel verbetering met zich meebrengen. Beheer&Onderhoud van OWD Uit praktijkervaring bij bepaalde agrariërs die al langer met OWD werken blijkt dat juist de wijzigende rol van OWD (dan weer drainerend, dan weer subinfiltrerend) ervoor zorgt dat de drains watervoerend blijven. Kortom: de specifieke aard van het systeem zorgt ervoor dat het beheer&onderhoud (zeer) arbeidsextensief is. Nader onderzoek (via de grootschalige proeven bij voorkeur) is nodig om er zeker van te zijn dat dit ook daadwerkelijk regionaal werkt. Hoe Verder: OWD & De rol van de waterschappen nu & in de toekomst Een zeer belangrijke opgave die de waterschappen in het vooruitzicht hebben is de vraag hoe we zodanige sturing aan de ruimtelijke allocatie van OWD kunnen geven dat we ook in de toekomst ons peilbeheer op voldoende zorgvuldige en doelmatige wijze kunnen uitvoeren en juridisch kunnen formaliseren middels peilbesluiten. Een meer dynamische vorm van peilbeheer komt daar zeker van pas, en ook de wens om vooral grote peilgebieden te creëren hoeft hier niet mee te concurreren. In de toekomst worden de verschillen in maaiveldhoogte en de noodzaak tot een aangepast peilbeheer steeds groter. Door gerichte toepassing van OWD zouden gebieden met de grootste maaivelddaling kunnen worden afgeremd, zodat de verschillen in hoogte juist kleiner worden in plaats van groter. Het grote voordeel van OWD is dat dit niet ten koste zou gaan van een economische bedrijfsvoering. De verwachting is dat berekeningen op korte termijn en de resultaten van de grootschalige proeven op middenlange termijn (2016-2018) ons gaan voorzien van de noodzakelijke informatie. Een gezamenlijke beleidsmatig afwegingskader is aanbevelenswaardig en zal in Zuid-Hollands verband ook worden opgezet. Rijnland en HDSR zullen hierin het voortouw nemen en met de relevante partijen afstemmen. 4. Conclusies Het moge duidelijk zijn dat er vele voordelen verbonden zijn aan het verminderen van de bodemdaling in het veenweidegebied. Echter er zijn ook nadelen verbonden aan OWD als middel hiertoe. We kunnen ons ook de vraag stellen: is er een alternatief? Een van de ideeën is het structureel verhogen van de oppervlaktewaterstand. Echter een dergelijke maatregel zal op groot verzet stuiten vanuit de agrarische gemeenschap en schaadt in het algemeen een belangrijk economisch belang binnen het veenweidegebied. Daarnaast is het zo dat veenoxidatie eind van de zomer plaatsvindt en dan kunnen de peilen nog zo hoog zijn, maar uiteindelijk zorgt het neerslagtekort er toch wel voor dat grondwaterstand ver uitzakt. Het is nagenoeg onmogelijk om hier tegenop te ‘subinfiltreren’ zonder OWD. Derhalve is dit geen alternatief, mede 752292 -6- omdat ook hogere oppervlaktewaterpeilen de watervraag zullen doen toenemen, evenals de kans op wateroverlast. Een ander veel gehoord idee is het onder water zetten van het veenweidegebied, waardoor wonen en werken nagenoeg onmogelijk wordt. Ook zal een dergelijke maatregel op veel maatschappelijke weerstand stuiten. Ook dit is dus geen alternatief, zeker niet gegeven het huidige economische klimaat, maar vooral ook het belang van het veenweidegebied binnen Nederland. Concluderend kunnen we voorzichtig stellen dat er vooralsnog geen alternatief is voor OWD indien we daadwerkelijk willen werken aan het terugdringen van de bodemdaling. Waar en bij wie de kosten en baten (moeten) komen te liggen is voer voor verder onderzoek. Verder geldt: I. OWD lijkt, op de toename van de watervraag in combinatie met traditioneel peilbeheer na, niet te conflicteren met de waterschapsdoelstellingen; II. OWD biedt perspectief voor het veenweidegebied, maar is géén wondermiddel; III. OWD is zeker wel een oplossing om voor de korte tot middenlange termijn de bodemdaling te beperken. Het is tevens vooralsnog ook de enige oplossing; IV. OWD dient per definitie in een breder kader te worden beschouwd, omdat het niet alleen raakt aan waterschapsbelangen, maar ook aan die van de agrariërs, van medeoverheden, en aan de klimaatproblematiek; V. OWD is en blijft gebiedsgericht maatwerk, waarbij met name de integratie ervan in het Sturen met Water concept veelbelovend lijkt om het daadwerkelijk tot volle wasdom qua integraal doelbereik te laten komen. Stel de grootschalige proeven brengen niet veel nieuwe, negatieve aspecten rondom OWD aan het licht dan kunnen de waterschappen daar op een aantal wijzen op anticiperen: (1): Belemmerende regelgeving (b.v. Keur) aanpassen. NB: De aanleg van OWD is op dit moment vergunningplichting binnen het veengebied van HDSR; (2): Op OWD afgestemd peilbeheer initiëren, waarbij ook gericht wordt gestuurd op de ruimtelijke aanleg in relatie tot peilbeheer, zodanig dat dit peilbeheer praktisch uitvoerbaar blijft; (3): Inzet van een stimuleringsregeling (het GLB lijkt op dit vlak kansen te bieden en past ook goed in de tijdsplanning); (4): Het zelf aanleggen van OWD i.h.k.v. watergebiedsplannen e.d. Samengevat: 1. OWD heeft potentieel grote meerwaarde voor zowel waterschap als agrariër als de natuurontwikkeling binnen ons beheergebied. 2. Het onderzoek laat zien dat er wel mogelijk negatieve implicaties zijn voor met name de watervraag, die echter oplosbaar zijn middels de inzet van dynamisch peilbeheer, een vorm van peilbeheer die ook gunstig is in relatie tot onze KRW- en Wateropgave Wateroverlast-doelen. 3. We gaan samen met onze gebiedspartners verder met onderzoek doen naar de effecten van OWD middels grootschalige proeven en het Sturen met Water-programma van het VIC. 752292 -7- Geraadpleegde Literatuur Hoving, I.E., G. André, J.J.H. van den Akker en M. Pleijter (2008) Hydrologische en landbouwkundige effecten van gebruik “onderwaterdrains”op veengrond. Alterra-rapport 102. Akker, J.J.H. van den, R. Hendriks, I. Hoving en M. Pleijter (2010) Toepassing van onderwaterdrains in veenweidegebieden. Effecten op maaivelddaling, broeikasgasemissies en water; In: Landschap 2010-3, blz. 137-149. R.F.A. Hendriks en J.J.H. van den Akker (2012) Effecten van onderwaterdrains op de waterkwaliteit in veenweiden; Modelberekeningen met SWAP-ANIMO voor veenweide-eenheden naar veranderingen van de fosfor-, stikstof- en sulfaatbelasting van het oppervlaktewater bij toepassing van onderwaterdrains in het westelijke veenweidegebied. Alterra-rapport 2354. R.F.A. Hendriks, J.J.H. van den Akker, K. van Houwelingen, J. van Kleef, M. Pleijter en A. van den Toorn (2013) Pilot onderwaterdrains Utrecht. Alterra-rapport 2479. 752292 -8-
© Copyright 2024 ExpyDoc