Bijlage 2: Nota Meedoen mogelijk maken

Meedoen mogelijk maken
Een gezamenlijke opdracht en aanpak
Gemeente Eindhoven en samenwerkende particuliere instellingen
Eindhoven, augustus 2014
Inhoud
De aanleiding en de opdracht................................................................................................ 3
Samenvatting en voorstellen ................................................................................................. 4
De inhoud van de nota .......................................................................................................... 5
Het kader............................................................................................................................... 6
Wat is armoede (in Nederland)? ........................................................................................ 6
Hoe wordt armoede bestreden?......................................................................................... 7
Preventief ....................................................................................................................... 7
Beschikbaar stellen van middelen .................................................................................. 7
Jeugd en armoede............................................................................................................. 8
Rapport Kinderombudsman............................................................................................ 8
Het kind pakket .............................................................................................................10
Beschrijving van de aanpak in Eindhoven ............................................................................14
Wat gebeurt er preventief?................................................................................................14
Het verstrekken van middelen...........................................................................................15
Wat doet de gemeente? (via de Meedoenregeling) .......................................................15
Wat beogen en doen Leergeld, het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds?..........15
Aantal kinderen in armoede in Eindhoven ............................................................................19
De omvang van de “doelgroep”.........................................................................................19
De omvang van de Meedoenregeling ...............................................................................19
De “omvang” van leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds ..................................20
Het zwemonderricht .............................................................................................................22
Meerjarenperspectief............................................................................................................25
Concrete aanbevelingen.......................................................................................................28
Meedoen mogelijk maken
Pagina 2
De aanleiding en de opdracht
De stichtingen Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds willen actief een vangnet
zijn om – als voorliggende voorzieningen niet toereikend blijken te zijn- kinderen van 4 tot 18
jaar in staat te stellen deel te nemen aan voor kinderen gewenste sociaal-maatschappelijke,
sportieve en/of culturele activiteiten. De ondersteuning die geleverd wordt is mogelijk omdat
de drie instellingen mogen rekenen op een jaarlijkse subsidie van de gemeente Eindhoven,
maar ook op donaties van allerlei marktpartijen.
In het regulier overleg van de drie stichtingen met wethouder Scholten (22-01-2014) is een
aantal onderwerpen besproken die aanleiding hebben gegeven met voorstellen te komen om
de verbondenheid en de verwevenheid van gemeente en de drie instellingen nader te verkennen en te integreren in het gemeentelijke beleid van armoedebestrijding.
De opdracht die vanuit het overleg werd meegegeven bevatte onder meer de volgende aandachtspunten c.q. vragen:
1. Kunnen we gezamenlijk komen tot een meerjarenbeleidsplan c.q. een meerjarenbegroting
waarin vraag (groei) en aanbod (middelen) op elkaar kunnen worden afgestemd?
2. Kunnen we in het beleidsplan een koppeling leggen tussen de voorliggende voorzieningen die de gemeente aanbiedt en de hulpverlening door de drie instellingen?
3. Kunnen we zicht krijgen op het aantal kinderen dat de gemeente bereikt met de voorliggende voorzieningen, het aantal kinderen dat een beroep doet en zal doen op Leergeld,
Jeugdsportfonds en/of Jeugdcultuurfonds, de eventuele dubbeltellingen daarin en het
aantal kinderen dat niet bereikt wordt?
4. Kan de uitvoering van de voorliggende voorziening van de gemeente (de Meedoenbijdrage) zo worden ingericht dat het participatie doel (meedoen) daadwerkelijk kan worden bereikt? De vervolgvraag is dan: Welk effect heeft dat dan of kan dat hebben op de
uitvoering van de hulpverlening door leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds?
5. Welke mogelijkheden zijn er om via additionele of geoormerkte subsidie de continuïteit
van de backoffice van de drie instellingen te waarborgen. Dan kan aan geïnteresseerde
marktpartijen de garantie worden gegeven dat al hun te doneren gelden voor nagenoeg
100% ook daadwerkelijk te goede komt aan de kinderen.
Deze nota is tot stand gekomen in nauw overleg tussen ambtelijk betrokkenen van de gemeente (gecoördineerd door de heer Heinz Faber, beleidsmedewerker jeugd / sector Mens
en Maatschappij) en de drie stichtingen (gecoördineerd door de heer Sjef Wolfs).
Meedoen mogelijk maken
Pagina 3
•
Samenvatting en voorstellen
1.
Bestrijden van armoede is een maatschappelijke opdracht met een primaire taak van de
gemeente en een aanvullende taak van particuliere instanties
2.
Bestrijden van armoede bestaat uit een preventieve en een materiële component
3.
Wij (gemeente en particuliere instellingen) moeten er voor zorgen dat
• kinderen in armoede geholpen worden
• er sprake is van een integrale aanpak
• het aanbod compleet is
• middelen besteed worden aan waarvoor ze bedoeld zijn
4.
De signalerende taak van Leergeld (JSF en JCF) moet een aspect zijn van de preventieve armoedebestrijding. De “WIJ”-teams spelen hierin een belangrijke rol. Er moet
sprake zijn van wederzijdse communicatie.
5.
De voorlichtende taak van Leergeld (JSF en JCF) dient vooral om ouders te informeren
over bestaande voorliggende voorzieningen en de mogelijkheden om ook van andere
bronnen gebruik te maken
6.
Het aanbod van de materiële hulpverlening aan jeugdigen via de particuliere instellingen
moet aansluiten bij c.q. aanvullend zijn op de Meedoenregeling.
7.
De Meedoenregeling en de particuliere instellingen moeten samen zodanig zijn dat een
realistisch kindpakket haalbaar is
8.
De uitvoering van de Meedoenregeling moet voor de kinderen zodanig zijn dat de middelen die beschikbaar worden gesteld daadwerkelijk worden besteed aan waarvoor ze
bedoeld zijn.
9.
Het streven van de gemeente en de particuliere instellingen is er op gericht om alle kinderen die in de doelgroep vallen (gezinsinkomen / bijstandsnorm + 20%) daadwerkelijk
te bereiken.
10. De subsidie van de gemeente aan de particuliere instellingen wordt gebaseerd op 50%
van de middelen die nodig zijn om aanvragen te honoreren. Dat betekent dat de instellingen voor de overige 50% een inspanningsverplichting hebben om via fundraising geld
bij diverse marktpartijen te werven.
11. De kosten van de backoffice wordt aan de subsidie toegevoegd. Daardoor kunnen de
instellingen aan marktpartijen de garantie geven dat alle donaties voor 100% ten goede
komen aan de kinderen.
Meedoen mogelijk maken
Pagina 4
12. Het is gewenst dat er een overleg komt tussen Leergeld en de gemeente Eindhoven
over de aanpak van het zwemonderricht bij de doelgroep.
De inhoud van de nota
Hoewel de nota sterk is gericht op de uitvoerende werkzaamheden c.q. de directe materiële
hulpverlening hebben we gemeend de opdracht in een breder kader te plaatsen.
De eerste twee paragrafen zijn zeer summier gehouden en omvatten enkele hoofdlijnen en
kenmerkende kaders:
• Wat is armoede (in Nederland), wat is daarvan de omvang en welk toekomstperspectief
wordt geduid?
• Hoe wordt armoede bestreden, zowel preventief als via materiële hulpverlening?.
In de paragraaf die volgt wordt het kindpakket beschreven, alsmede wat het “meedoen” per
het kind gemiddeld kost.
De nadruk van de notitie ligt op de beschrijving van de situatie in Eindhoven. Daar beschrijven we de aanpak van de gemeente (meedoenregeling) en de aanpak van de drie samenwerkende instellingen (leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds): aantallen, prognoses, meerjarenperspectief.
In de laatste paragraaf komen we met concrete voorstellen waarmee we antwoord willen
geven op de in de opdracht geformuleerde aandachtspunten en vragen.
Meedoen mogelijk maken
Pagina 5
Het kader
Wat is armoede (in Nederland)?
Armoede is een heel hardnekkige sociale kwestie die al heel lang bestaat.
De Europese Unie heeft een definitie c.q. omschrijving vastgesteld: "Armoede is een situatie
waarin sprake is van onvoldoende materiële, culturele en sociale middelen, waardoor mensen zijn uitgesloten van een levensstandaard die in de samenleving waarin men woont als
minimaal wordt gezien."
Opvallend aan deze definitie is dat ze niet alleen duidt op materiële middelen, maar ook op
sociale en culturele middelen. Met geld alleen los je het probleem dus niet op.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)
presenteren in een gezamenlijke publicatie 1de meest actuele gegevens over armoede in
Nederland. De ontwikkeling van het armoedepercentage wordt beschreven voor de totale
bevolking en de belangrijkste risicogroepen. Ook de spreiding van armoede over gemeenten
en de mate waarin mensen zelf aangeven armoede te ervaren, komen aan bod
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hanteert als definitie van armoede het bijstandsniveau van de jaren ’70 gecorrigeerd met de inflatie van nu. Volgens het CBS ben je
arm als je als alleenstaande netto minder te besteden hebt dan 990 euro en voor een echtpaar met twee kinderen minder dan 1850 euro.
Het SCP hanteert bij de armoededefinitie het ‘niet-veel-maar-toereikend criterium’. Daarbij
wordt gekeken naar de uitgaven voor voedsel, kleding, wonen en sociale participatie.
Het CBS bespreekt de kans op armoede aan de hand van de lage-inkomensgrens. Deze
grens vertegenwoordigt een vast koopkrachtbedrag en wordt jaarlijks alleen aangepast voor
de prijsontwikkeling.
Het niet-veel-maar-toereikend-criterium van het SCP ligt 50 (alleenstaande) tot 110 euro
(paar met twee kinderen) hoger dan de lage-inkomensgrens die het CBS hanteert.
Acht op de tien huishoudens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens gaven in 2012
aan onvoldoende geld te hebben voor uitgaven op het vlak van voeding, kleding, woninginrichting en vakantie. In dat jaar had 11 procent van de huishoudens met een laag inkomen
een achterstand in de betaling van huur of hypotheek
Enkele opvallende zaken in de publicatie van het CBS-SCP:
De kans op armoede is het hoogst bij eenoudergezinnen, alleenstaanden tot 65 jaar, nietwesterse huishoudens en bijstandontvangers. Bij al deze groepen nam het armoedepercentage in 2012 flink toe.
De armoede onder kinderen is sterk toegenomen.
“Sinds 2007 zijn er ruim 100 duizend arme kinderen bijgekomen, waardoor het aantal 0-17-jarigen beneden
het niet-veel-maar-toereikend criterium in 2012 is opgelopen tot 384 duizend (11,4 procent van alle kinderen, +3,4 procentpunt). Eén op de drie armen is jonger dan 18 jaar.
1
Armoedesignalement 2013 / 03-12-2013 / SCP-CBS
Meedoen mogelijk maken
Pagina 6
„Door de crisis zien we nu een steeds grotere groep mensen aankloppen die het nooit had verwacht dat zij onder
de streep zouden komen door een ontslag of een faillissement. Maar ook echtscheidingen spelen een belangrijke
rol. Een alleenstaande moeder moet soms meer dan vier dagen werken om rond te kunnen komen en dat lukt
niet altijd. Dit is de groep die wij nieuwe armen noemen. Extra schrijnend is dat deze mensen vaak de weg niet
weten om hulp te kunnen vragen, en de schijn ophouden voor kinderen en anderen.”
Hoe wordt armoede bestreden?
Preventief
Het valt buiten het kader van deze nota om uitvoerig stil te staan bij het preventief armoedebeleid. Door allerlei groeperingen, deskundigen en adviesorganen zijn vele notities geschreven en aanbevelingen gedaan om armoede vooral ook preventief te bestrijden. De meest
actuele en in het oog springende uitgangspunten:
het tegengaan van armoede en uitsluiting wordt steeds meer gericht op het doorbreken van
afhankelijkheid en het bevorderen van participatie en zelfredzaamheid.
Gemeentelijke diensten en maatschappelijke organisaties moeten ook waar het de preventie
betreft samen werken en komen tot een integraal beleid.
Beschikbaar stellen van middelen
Daar waar preventie nog niet tot het gewenste resultaat heeft geleid of maar ten dele en de
armoede actueel voelbaar is moet concrete hulp geboden worden in de vorm van het beschikbaar stellen van geld en/of goederen.
Pleisters plakken is niet het primaire doel, maar het helpt wel.
Meedoen mogelijk maken
Pagina 7
Jeugd en armoede
Rapport Kinderombudsman
Op 25 juni 2013 heeft de kinderombudsman een rapport gepubliceerd (nummer KOM4
/2013) getiteld “Kinderen in armoede in Nederland”.
Kinderen hebben rechten. Deze zijn onder meer vastgelegd in het VN-verdrag inzake de Rechten van
het Kind. De rechten gelden voor iedereen onder de 18 jaar. De Kinderombudsman controleert of de
overheid de kinderrechten in Nederland naleeft. Hij doet dit ook bij organisaties in het onderwijs, de
kinderopvang, de jeugdzorg en de gezondheidszorg.
In het rapport wordt uitvoerig een analyse gemaakt van de situatie in Nederland. We willen
op enkele in het kader van deze nota relevante conclusies en aanbevelingen wijzen.
Uit het voorwoord:
“We moeten niet vergeten dat armoede diepe littekens achterlaat bij kinderen”.
“Opgroeien in armoede mag geen stempel drukken op de rest van je leven. We zijn
het aan deze kinderen verplicht om hen een beter perspectief te bieden”.
Conclusies:
Kinderen
• Armoede heeft grote gevolgen voor kinderen
• Opgroeien in een gezin met weinig geld isoleert jongeren
• Armoede is nog steeds een groot taboe in Nederland
• Kinderen hebben inventieve oplossingen
Professionals
• Toegang tot hulp en ondersteuning is nodig
• Voor kinderen in armoede maakt het verschil in welke gemeente je opgroeit
• Scholen houden te weinig rekening met armoedeproblematiek bij het vragen van bijdragen
van ouders
Gemeenten
• Visie en doelstellingen ontbreken bij voorzieningen voor kinderen in armoede
o Wet en gemeenten richten zich te veel op de groep “uitkeringsgerechtigden” en vergeten
de nieuwe groepen (zzp-ers, werklozen, mensen met schulden)
o Gemeente hebben veelal geen beleidsdoelen opgesteld waaraan de effecten van de voorzieningen worden getoetst.
• Gemeenten verschillen sterk in voorzieningen voor kinderen in armoede
• Samenhangende aanpak ontbreekt voor het verbeteren van de leefsituatie van kinderen in
armoede
o Meer samenhang gewenst tussen beleidsafdelingen
o Meer samenhang nodig met lokale organisaties
• Weinig gemeenten weten of kinderen in armoede de voor hen bedoelde voorzieningen goed
gebruiken
• Kinderen hebben onvoldoende stem in het ontwerpen en uitvoeren van op hen gericht beleid.
Aanbevelingen:
1. Het is van groot belang dat gemeenten een armoedebeleid ontwikkelen dat specifiek gericht is op
kinderen, gezien het feit dat 1 op de 9 kinderen in armoede leeft.
Daarom wordt gemeenten aanbevolen zich ook actief te richten op het voorzien in andere basisbehoeften van deze groep dan enkel de sportieve en/of culturele participatie.
Meedoen mogelijk maken
Pagina 8
2. Ontwikkel een visie met een integrale aanpak van armoede onder kinderen.
• Samenhangend aanpak van de verschillende beleidsafdelingen
• Specifieke aandacht voor kinderen die al langer dan twee jaar onder de armoedegrens leven
• Ook kinderen van nieuwe groepen opnemen in het beleid
3. Verbeter de toegankelijkheid van voorzieningen en maak een aanvraag indienen eenvoudig.
4. Betrek kinderen vroegtijdig bij het beschikbaar maken van voorzieningen.
5. Stel een kind pakket samen, waarvan de onderdelen rechtstreeks ten goede komen aan kinderen
zelf.
Het kind pakket bevat ten minste
• vouchers voor basisbenodigdheden zoals een stel winterkleren en zomerkleren
• lessen voor een basiszwemdiploma,
• een bibliotheekpasje tot 18 jaar,
• toegang tot lokaal openbaar vervoer
• deelname aan een wekelijkse activiteit ter ontspanning of sportieve / culturele ontwikkeling.
6. Organiseer een compleet aanbod voor kinderen in armoede. De Kinderombudsman roept gemeenten hiervoor op hun beleid in te richten met behulp van publiek-private samenwerking.
7. Zowel Rijksoverheid, als de gemeentelijke overheden wordt aanbevolen het armoedebeleid gericht
op kinderen, te monitoren.
8. De Rijksoverheid dient de gemeenten gericht aan te sporen en aan te spreken, gezien haar verplichting voortvloeiend uit het Kinderrechtenverdrag.
Samenvattend:
Ook wij (gemeente en particuliere instellingen) moeten er voor zorgen dat
• kinderen in armoede geholpen worden
• er sprake is van een integrale aanpak
• het aanbod compleet is
• middelen besteed worden aan waarvoor ze bedoeld zijn
VOLKSKRANT / 04-03-2014
Meedoen mogelijk maken
Pagina 9
Het kind pakket
Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) heeft berekend dat één kind gemiddeld 17%
van het besteedbaar (gezins)inkomen kost. Twee kinderen kosten gemiddeld 26% van het
inkomen, drie kinderen 33% en vier kinderen 40%. Voor de bepaling van het besteedbaar
(gezin)inkomen, worden alle inkomstenbronnen meegenomen, dus ook vakantiegeld,
kinderbijslag en dergelijke.
Nibud
Om tot een meer gedetailleerd inzicht te komen welke kostenposten toegeschreven kunnen /
moeten worden aan een kind hebben we het Nibud geraadpleegd 2. We krijgen dan wel inzicht in de kostensoorten, maar de bedragen die daarmee gemoeid zijn ontbreken of zijn
nogal variabel of vormen een onderdeel van de algemene kosten van het gezin (woonlasten
b.v.).
Kostenposten die wat meer specifiek toebedeeld worden aan een kind zijn:
• Telefoon en internet
o Een mobiele telefoon is niet meer weg te denken uit het leven van kinderen van 12 jaar
en ouder
o Kinderen en scholieren zijn vaak enthousiaste computeraars en internetters. Ze gebruiken internet voor chatten, muziek en films downloaden en om gewoon te mailen en
te surfen. Voor school gebruiken ze internet als informatiebron voor werkstukken of
huiswerk
• Televisie
Te denken valt aan het abonnement op een kinderpakket
• Contributies en abonnementen
Niet alleen de contributie maar ook daaraan te relateren kostenposten zoals kleding, attributen, extra verenigingsactiviteiten e.d.
• Vervoer
o Te denken valt aan het hebben van een fiets en/of een OV-chipkaart
o Speciale aandacht voor de groep kinderen (16 -17 jaar) die hun (veelal MBO) studie
niet in hun woonplaats kunnen volgen, maar daarvoor naar een andere plaats moet
reizen. Zij krijgen pas als ze 18 jaar zijn een gratis OV-kaart. Daarvoor komen de reiskosten voor eigen rekening (manco in de wet).
• Vrije tijd en ontspanning
• Kleding en schoenen
• Vakantie en uitstapjes
• Voeding
• Zakgeld
• Persoonlijke verzorging
• Huisdier
• Schoolkosten
o Basisonderwijs:
ouderbijdrage, schoolreisje, schoolkamp
o Voortgezet onderwijs
2
Geldwijzer kinderen / maart 2013 / Nibud, Utrecht
Meedoen mogelijk maken
Pagina 10
-
Ouderbijdrage, schoolspullen (schrijfgerei, tas, mappen, enz.)
Uitstapjes en werkweken
Buitenschoolse activiteiten
Eten en drinken op school
Samenvattend komt het Nibud tot de gemiddelde kosten van een kind per maand.
Bij een minimum inkomen kan/moet voor 1 kind worden uitgegaan van € 240,-- tot € 290, per maand c.q. € 2.880,-- tot € 3.480,-- per jaar. Hierbij moet worden aangetekend dat Rijk
en Gemeente extra tegemoetkomingen kennen om de kosten van kinderen te bestrijden (b.v.
de kinderbijslag, het kind gebonden budget, fiscale maatregelen, gemeentelijke regelingen)
Wat vergoedt Leergeld (c.a.) zoal?
Meedoen het adagium van Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds. Leergeld registreert ook voor Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds alle aangevraagde voorzieningen
met de daarbij behorende bedragen. Hieronder een overzicht van de meest voorkomende
voorzieningen die worden aangevraagd en welk bedrag gemiddeld met die voorziening is
gemoeid. Omdat aanvragen voor een bepaalde voorziening in principe maar één keer per
jaar kunnen worden ingediend zijn onderstaande bedragen op jaarbasis
activiteit
Sport
Cultuur
Onderwijs
Welzijn
voorziening
Contributie en kleding
Contributie muziek- dansschool
ouderbijdrage
Schoolreis en -kamp
Schoolreis 1 x p drie jaar
Aanvullende schoolbenodigdheden
Fiets ( 1x per 3 jaar)
ICT-materialen / sociale media / 1 x
per 3 jaar
Scouting / buitenschoolse activiteiten / wijk- en buurt
Leren zwemmen (2 seizoenen)
4-12 jaar
€ 30,-€ 40,--
12-18 jaar
€ 250,-- (*)
€ 450,-- (**)
€ 75,-€ 120,-€ 150,-- (***)
€ 50,-€ 150,--
€ 50,-€ 50,--
€ 75,-€ 180,-- (****)
Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds hanteren bij hun goedkeuringen onder
meer de volgende criteria:
• Sport of cultuur (niet beide)
• Schoolreis: 1 x per drie jaar
• Zwemlessen: vanaf de leeftijd van 6 jaar
Kanttekeningen bij het overzicht
(*) Kosten sportclub
Er zijn nogal verschillen bij de verschillende sporten. Voor het voetballen betaalt men voor
een kind gemiddeld € 140,00 aan contributie en € 100,00 aan schoenen en kleding. Bij de
vechtsporten ligt het totaalbedrag op ongeveer € 350,-- Bijzondere verenigingsactiviteiten
(toernooien, kampioenschappen e.d. zijn buiten beschouwing gelaten)
Meedoen mogelijk maken
Pagina 11
(**) Kosten muziek- en dansscholen
Het door het Jeugdcultuurfonds te vergoeden bedrag (maximaal € 450,--) is vaak niet dekkend. De kosten voor het volgen van lessen bij b.v. het Centrum voor de Kunsten liggen gemiddeld hoger, zeker als er nog sprake is van de huur van muziekinstrumenten, of bij talentontwikkeling.
(***)Schoolkosten
In principe is het volgen van onderwijs gratis (wettelijk vastgelegd), maar de praktijk laat zien
dat gezinnen / kinderen geconfronteerd worden met hoge extra veelal niet vermijdbare kosten.
Leergeld vergoedt in principe geen opleidingskosten. Van een aantal kostensoorten is de
grens tussen specifieke opleidingskosten en kosten die daarbuiten vallen moeilijk te leggen
(huur kluisje, ID-kaart, introductieweek, excursie e.d.).
Zeer duur zijn de schoolreizen. Scholen steken elkaar de loef af met vaak nauwelijks aan het
onderwijs gerelateerde reizen die formeel vaak niet verplicht zijn, maar waarbij de kanttekening op zijn plaats is dat misschien wel juist de kinderen uit de doelgroep “arm” zo’n reisje
meer “nodig” hebben.
(****)Zwemmen
We verwijzen t.a.v. het vergoeden van zwemlessen naar een aparte paragraaf.
Meedoen mogelijk maken
Pagina 12
Meedoen mogelijk maken
Pagina 13
Beschrijving van de aanpak in Eindhoven
Wat gebeurt er preventief?
In Eindhoven zijn sinds eind 2012 de eerste WIJteams actief om ondersteuning te geven aan
bewoners die dat nodig hebben. De verwachting is dat in 2015 een stedelijk dekkend netwerk aanwezig is van WIJteams.
Kenmerkend voor de aanpak is onder meer dat men probeert de mensen zelf aan de slag te
laten gaan met het oplossen van hun problemen door hen te wijzen op de mogelijkheden die
er zijn en hen daarin te begeleiden.
“Voorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn, zoals werk, onderwijs, cultuur, sport, ontmoeting en
ontspanning. Deze zijn belangrijk omdat ze er voor zorgen dat mensen zich kunnen ontwikkelen, voor
zichzelf kunnen zorgen en stevig in het leven kunnen staan”.
“En ook de informele zorg, zorg via vrijwilligers, moet goed geregeld zijn. Eindhoven heeft heel veel
vrijwilligers(organisaties) en buurtinitiatieven. Maar het moet voor bewoners wel duidelijk zijn wie die
vrijwilligers(organisaties) en buurtinitiatieven zijn. En wat zij voor iemand kunnen doen.”
De WIJteams kunnen dus (en moeten) een belangrijke rol spelen bij de preventieve armoedebestrijding (en bij de materiële hulpverlening / zie verderop).
We beperken ons (in deze notitie) echter tot de kinderen.
WIJteams moeten naast allerlei andere taken ouders ook wijzen op de eventuele mogelijkheid om zich te wenden tot Leergeld. De teams kunnen ook actief optreden als intermediair
van het Jeugdsportfonds en/of het Jeugdcultuurfonds door aanvragen in te dienen bij deze
twee instellingen
De signalerende taak van Leergeld (JSF en JCF) en de WIJteams 3 zou ook een aspect
moeten zijn van de preventieve armoedebestrijding. De intermediairs van Leergeld komen in
de gezinnen, hebben ogen en oren open, en stellen een verslag op van hun waarnemingen.
Naast de registratie van de hulpvragen en alle daarbij horende relevante gegevens levert het
verslag ook vaak gegevens op die interessant kunnen zijn voor andere betrokkenen bij dat
gezin of voor beleidsmakers (gemeente, scholen, verenigingen e.d.). Ook de WIJteams spelen hierin een belangrijke rol. Meer dan voorheen moeten relevante signalen - met in achtneming van de privacy - ook gecommuniceerd worden met de WIJteams. Omgekeerd kunnen deze teams ook actief zijn in het signaleren naar Leergeld (uiteraard met toestemming
van het betreffende gezin). De WIJteams kunnen Leergeld vragen naar een bepaald gezin te
gaan.
De voorlichtende taak van Leergeld (JSF en JCF) dient vooral om ouders te informeren
over voorliggende voorzieningen en de mogelijkheden om van andere bronnen gebruik te
maken
3
De gemeente Eindhoven zet zwaar in om een stedelijk dekkend netwerk in te richten van de WIJteams
Meedoen mogelijk maken
Pagina 14
Het verstrekken van middelen
Wat doet de gemeente? (via de Meedoenregeling)
De gemeente Eindhoven heeft in 2010 de Meedoenregeling ingevoerd. Deze kwam in plaats
van toen geldende aparte regelingen, zoals de reductieregeling, de schoolkostenregeling,
het technologiefonds, enz. Met de Meedoenregeling beoogde de gemeente alle voorgaande
regelingen in elkaar te schuiven en de administratieve last sterk terug te dringen.
De regeling is bedoeld voor zowel jeugdigen als ouderen (inclusief 65-plussers). Voor de
verschillende leeftijdsgroepen worden op jaarbasis middelen (geld) beschikbaar gesteld. De
ouder moet via het invullen van een aanvraagformulier kenbaar maken gebruik te willen maken van de regeling. Na toetsing (inkomenstoets) wordt bepaald of men wel of niet in aanmerking komt. Het geld wordt gefaseerd of (voor wat betreft de jeugd) in één keer (in de
maand augustus) beschikbaar gesteld. De ouder kan er vrijelijk over beschikken. In het achtergrondverhaal bij de regeling wordt weliswaar aangegeven waarvoor de middelen eigenlijk
bedoeld zijn, maar er vindt geen enkele controle plaats op de concrete besteding: noch of
het geld bestemd voor de jeugd ook bij de groep terecht komt, noch of het geld besteed
wordt aan meedoen-activiteiten.
De inkomensgrens om in aanmerking te komen voor de regeling is over 2014 voor een alleenstaande ouder € 1.462,91 (de zgn. 120%-norm van het bijstandsniveau)/ inclusief vakantiegeld. Voor een gezin is het bedrag € 1.625,45.
De meedoen bijdrage per gezinslid per jaar (we beperken ons tot de jeugdigen):
Leeftijd op 1 januari 2014)
0 tot 4 jaar
4 tot 12 jaar
12 tot 18 jaar
€ 186,-€ 254,-€ 483,--
Wat beogen en doen Leergeld, het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds?
In Eindhoven zijn drie particuliere stichtingen die zich actief inzetten om hulp te bieden aan 4
tot 18 jarigen die in de knel dreigen te komen:
De Stichting Leergeld Eindhoven / opgericht in 1998
De Stichting Jeugdsportfonds Eindhoven / opgericht in 2008
De Stichting Jeugdcultuurfonds Eindhoven / opgericht in 2009
In een matrix hierna worden enkele aspecten van deze instellingen met elkaar vergeleken,
waardoor overeenkomsten een verschillen (op hoofdlijnen) duidelijk worden gemaakt:
• Hoofddoel
• Beoogde effecten
• Doelgroep
• Wie kan een aanvraag indien?
• Hoe wordt de aanvraag behandeld?
• Maximaal uit te keren bedragen
• We ontvangt de bijdrage?
• Waar haalt de stichting haar inkomsten vandaan?
Meedoen mogelijk maken
Pagina 15
• De organisatie
Uit het overzicht blijkt dat de drie instellingen in feite hetzelfde beogen, in grote lijnen hetzelfde doen, maar in het beschikbaar stellen van middelen van elkaar verschillen wat betreft de
voorzieningensoort (sport, cultuur, welzijn en onderwijs) en wat betreft de hoogte van de bedragen die men beschikbaar stelt.
Conclusie:
Gemeente en de drie instellingen streven –wat betreft de jeugd- hetzelfde doel na c.q. liggen
in elkaars verlengde, waarbij Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds aanvullend
(willen) zijn op wat de gemeente doet: voorziening versus laatste vangnet.
Meedoen mogelijk maken
Pagina 16
Leergeld
Jeugdsportfonds
Jeugdcultuurfonds
Hoofdoel
Voor schoolgaande kinderen – die om
financiële redenen niet metr leeftijdsgenoten kunnen meedoen aan schoolseen buitenschoolse activiteiten- de financiële belemmering helpen op te lossen
die meedoen in de weg staat en wel op
zodanige wijze dat de dreiging van sociaal isolement/uitsluiting wordt verminderd dan wel wordt voorkomen
Ieder kind moet kunnen sporten en
iedereen moet kunnen meedoen
Alle kinderen in Nederland moeten zich
kunnen ontwikkelen in minstens één
kunstdiscipline. Het fonds richt zich op
het slechten van de financiële barrières
voor kinderen in achterstandsposities.
Beoogde effecten
• Meedoen vergroot de horizon van
kinderen
• Zij maken sociale contacten, leren
teamgeest, zich handhaven in een
groep, leren winnen en verliezen
• Als kinderen worden buitengesloten
komen niet alleen zij ernstig tekort
maar zal de maatschappij daar later
duur “leergeld” voor betalen.
Sport
• levert een belangrijke bijdrage aan de
samenleving
• Is goed voor je ontwikkeling
• Is leuk om te doen
• Verbroedert
• Stimuleert sociale integratie
Kunsteducatie
• Leidt tot meer zelfvertrouwen
• Levert toenemend concentratievermogen op
• Vergroot sociale vaardigheden
• Draagt bij aan toenemend zelfbewustzijn
Biedt oog voor eigen kansen
Doelgroep
Kinderen van 4 tot 18 jaar
Het scheppen van mogelijkheden voor
kinderen van 4 tot 18 jaar van financieel
minder draagkrachtige ouders om deel
te nemen aan sportactiviteiten
Kinderen en jongeren in de leeftijd van
4 tot en met 18 jaar die om financiële
redenen geen lid kunnen worden van
een toneelclub of lessen kunnen volgen
aan een muziekschool of andere instelling voor actieve kunstbeoefening
Aanvrager
In principe kan iedereen een aanvraag
doen, dus ook de ouders of de kinderen
zelf, maar ook alle professionals
rondom kind en gezin
Hoe?
1. De aanvraag komt binnen bij de
coördinator van Leergeld.
2. Deze stuurt een intermediair op
huisbezoek, of (als het vervolgaanvraag betreft ) oordeelt of huisbezoek
opnieuw nodig is
Een beroep op het fonds kan uitsluitend worden gedaan door een intermediair /
een persoon die professioneel betrokken is bij de opvoeding, begeleiding of
scholing van het kind.
• Identiek aanvraagsysteem JSF en JCF
• De aanvraag komt binnen bij de consulent.
• Deze verwerkt alles in een volledig geautomatiseerd en gedigitaliseerd systeem.
Leergeld is veruit de belangrijkste aanvrager (intermediair) voor zowel JSF (96%)
Leergeld
Doel van het huisbezoek:
• Beschrijven situatie
• Inkomensgegevens nagaan
• Nagaan of er gebruik wordt gemaakt van alle voorliggende voorzieningen en hierin adviseren en
bijstaan
• Eventueel verwijzen naar andere
mogelijke hulpverleners, of andere
voorzieningen
• De concrete hulpvragen formuleren en ouders verzoeken daar de
nodige onderliggende gegevens
voor aan te reiken
3. Opstellen dossier en advies door
intermediair
Jeugdsportfonds
Jeugdcultuurfonds
als JCF (86%)
Maximaal bedrag
Geen maximum (ervaringsgegeven:
gemiddeld plm. € 75,00 per aanvraag)
Ontvanger
In principe rechtstreeks aan leverancier,
school, club, enz. of in natura (fiets /
computer)
Inkomsten
Afhankelijk van sponsoren: Particulieren, Bedrijven, Organisaties, Gemeente
Organisatie
Gezamenlijke backoffice: Odysseuslaan 2, 5631JM Eindhoven
• 2 parttimers (Coördinator Leergeld en consulent JSF / JCF / samen 0,84 fte) + vrijwilligers
• 10 Intermediairs (aangestuurd door de coördinator): allemaal vrijwilligers
Besturen: geheel bestaand uit vrijwilligers
Meedoen mogelijk maken
€ 225,00 per kind per jaar
€ 450,00 per kind per jaar
Het geld gaat rechtstreeks naar de instellingen of personen die de kunsteducatie
of de sport verzorgen.
Pagina 18
Aantal kinderen in armoede in Eindhoven
De omvang van de “doelgroep”
Het aantal kinderen In Eindhoven dat in de komende jaren gebruik zou kunnen maken van
de “Meedoen-regeling”, alsmede voor eventuele ondersteuning door Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds.
(De cijfers hieronder zijn aangeleverd door Marja Vissers / gemeente Eindhoven / 11-02-2014)
Aantal 4-17 jarigen
12,2 % armoede
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
30.509
30.532
30.683
30.652
30.730
30.759
30.816
3.722
3.725
3.743
3.740
3.749
3.753
3.760
Informatie vanuit de gemeente (Marja Vissers):
“Uit het RIO (Regionaal Inkomensonderzoek) van het CBS komen de volgende cijfers.
4
Aantal minderjarige kinderen in een huishouden met een laag inkomen:
2009: 4500 (11,8% van alle minderjarige kinderen)
2010: 4500 (11,7% van alle minderjarige kinderen)
2011: 4700 (12,2% van alle minderjarige kinderen); dit zijn de meest recente cijfers. Ze zijn eind 2013 gepubliceerd. Cijfers over 2012 komen pas eind dit jaar.
Er zijn meerdere 'armoedegrenzen'. Hier is uitgegaan van: inkomen onder lage-inkomensgrens. De lageinkomensgrens weerspiegelt een vast koopkrachtbedrag in de tijd. De grens is afgeleid van het bijstandsniveau
voor een alleenstaande in 1979, toen deze in koopkracht het hoogst was. Voor meerpersoonshuishoudens is
deze grens met behulp van equivalentiefactoren aangepast aan omvang en samenstelling van het huishouden.
Omdat de lage-inkomensgrens alleen voor prijsontwikkeling wordt geïndexeerd, is dit criterium geschikt voor
vergelijkingen in de tijd.”
Conclusie:
Volgens de gegevens van de gemeente Eindhoven blijft het aantal kinderen in de doelgroep
(armoede) de komende jaren nagenoeg gelijk.
Wij willen daar toch de kanttekening bij plaatsen dat naar onze mening de effecten van de
inkomensval als gevolg van de economische crisis van de laatste jaren in deze cijfers niet
zijn meegenomen en dat onze realistische verwachting is dat het aantal kinderen zal toenemen.
De omvang van de Meedoenregeling
Opgave: Martijn Schoeman, Stafadviseur IO, Sector Zorg en Inkomen / 13-02-2014
Leeftijdsgroepen
0-4
4-12
12-18
4-18
doelgroep partners(**)
Aantallen (*)/ realisatie
2012
2013
780
903
1.945
2.139
1.456
1.589
3.401
3.728
prognose
2014
993
2.353
1.748
bedragen
2014
€ 184.698
€ 597.408
€ 844.284
4.101
€ 1.441.692
(*) Aantal kinderen dat valt binnen de definitie van de armoedegrens in Eindhoven (12,2 %)
(**) De 4 – 18 jarigen die in aanmerking kunnen komen voor hulp door Leergeld, Jeugdsportfonds
en/of Jeugdcultuurfonds
4
Bedoeld zijn de kinderen van 0 tot 17 jaar
De “omvang” van leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds
Overzicht van het aantal gehonoreerde aanvragen
2010
2011
2012
2013
Leergeld
1600
1750
1900
2000
Jeugdsportfonds Jeugdcultuurfonds
425
170
606
195
736
223
774
230 (*)
Totaal
2195
2551
2859
3004
(*) vanaf 1 november geen nieuwe aanvragen meer in behandeling genomen door het ontbreken van middelen.
Per kind kunnen meerdere aanvragen goedgekeurd worden en per gezin kunnen meerdere kinderen
in aanmerking komen. In onderstaande grafiek hebben we de ontwikkeling aangeven van het aantal
gezinnen, kinderen en hulpvragen vanaf 2010 zoals die door Leergeld zijn geregistreerd. Daarbij dient
de kanttekening dat Leergeld (in 2013) voor 96% sportaanvragen die daarvoor in aanmerking komen
als intermediair doorsluist naar het Jeugdsportfonds en voor 86% (in 2013) naar het Jeugdcultuurfonds. In de jaren 2010, 2011 en 2012 lagen deze percentages tot maximaal 10% lager. Het werkelijke aantal gezinnen en kinderen ligt dus iets hoger als we de niet door Leergeld verzorgde aanvragen
zouden meenemen
Procentuele toenames in vergelijking met het jaar ervoor:
2010
2011
2012
2013
aantal gezinnen
40%
36%
20%
18%
aantal kinderen
42%
12%
33%
19%
Aantal hulpvragen
49%
25%
18%
2% (*)
(*)Waarom beperkte stijging hulpvragen in 2013?
• Screening vooraf: hulpvragen worden niet opgenomen in het registratiesysteem als van te voren al kan worden ingeschat dat ze zullen worden afgewezen (vallend buiten de criteria die worden gehanteerd)
• Meer dan voorheen wordt rekening gehouden met de Meedoenbijdrage vanuit de gemeente en wordt aan de
ouders duidelijk gemaakt dat ze vanuit die regeling b.v. de kosten van de ouderbijdrage moeten betalen
Meedoen mogelijk maken
Pagina 20
Let op:
Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds helpen ook kinderen-in-armoede die buiten
de doelgroep van de gemeente vallen c.q. die niet vallen onder de Meedoenregeling.
De “Meedoen-regeling” geldt namelijk voor de ongeveer 3.700 kinderen waarvan het gezin
valt binnen de door de gemeente te hanteren “financiële regelingen die speciaal bedoeld zijn
voor mensen met een laag inkomen” waarbij wordt uitgegaan van de 120%-norm.
Er zijn echter ook gezinnen (en dus ook kinderen) die buiten deze regeling vallen en waarbij
vast te stellen valt dat ook zij binnen de door de gemeente te hanteren normen vallen (120%norm), zoals gezinnen die in de schuldhulpsanering zitten, die nog niet in de schuldhulpsanering zitten maar wat betreft het besteedbaar inkomen vergelijkbaar zijn, gezinnen die van het
een op het andere moment geen inkomen meer hebben( werklozen, Zzp-ers zonder werk),
enz.
Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds hanteren als norm c.q. als uitgangspunt of
het betrokken kind de dupe is of dreigt te worden van het lage besteedbaar gezinsinkomen.
Een en ander betekent dat de doelgroep van Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuuurfonds meer kinderen omvat dan de doelgroep voor de Meedoen-bijdrage.
Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds registreren niet of het betrokken gezin wel of niet
gebruik maakt of kan maken van de meedoen-regeling. De intermediairs (huisbezoekers)
van leergeld vragen hier wel naar en leggen dit ook vast in het verslag van het huisbezoek.
De intermediairs van leergeld informeren (indien relevant) de ouder over de Meedoenregeling en vertellen de ouder hoe men een aanvraag kan doen. Leergeld probeert ouders ook
duidelijk te maken dat men pas een beroep op leergeld kan doen als de middelen van de
Meedoenregeling ontoereikend blijken te zijn. Bij het beoordelen van een aanvraag speelt de
Meedoenregeling een rol, zij het slechts zijdelings omdat de besteding van de gelden die via
de regeling verstrekt worden volledig vrij is. Als ouders besluiten de gelden een andere besteding te geven dreigen de kinderen daardoor alsnog de dupe te worden en is het dus nog
niet mogelijk om de sportclub, of het schoolreisje of de scouting te betalen.
Harde cijfers over het aantal kinderen dat gebruik maakt van de Meedoenregeling en tevens
een beroep doet op Leergeld, Jeugdsportfonds en/of het Jeugdcultuurfonds zijn niet te geven.
Op grond van een steekproef (100 dossiers) trekken we voorzichtig de conclusie dat ongeveer 85% van de kinderen die door Leergeld of het Jeugdsportfonds of het Jeugdcultuurfonds geholpen worden ook gebruik maken van de Meedoenregeling.
Een en ander zou kunnen betekenen dat als de gelden (die via Meedoenregeling voor jeugdigen beschikbaar worden gesteld) besteed moeten worden aan vastgelegde mogelijkheden
(zie de paragraaf over de Meedoenregeling in deze nota) het beroep op Leergeld of Jeugdsportfonds of Jeugdcultuurfonds enigszins zal afnemen.
Maar ook nu een kanttekening. Het bedrag dat beschikbaar wordt gesteld via de Meedoenregeling is beperkt (respectievelijk € 254,-- voor de 4-12 jarigen en € 483,00 voor de 12 tot
18 jarigen).
De contributie en kleding/attributen voor een voetbalclub bedraagt ongeveer € 250,-- / voor
een vechtsport al snel € 350,--; deelname aan de dansschool ongeveer € 450,--.
Zie ook het zogenaamde kind pakket in deze nota. Zelfs als het beschikbare bedrag wordt
besteed aan een specifieke meedoen-activiteit (b.v. sport) zullen gewenste meedoenactiviteiten in een andere sector (b.v. onderwijs) toch aan de orde komen bij één van de drie
stichtingen.
Meedoen mogelijk maken
Pagina 21
Conclusies:
De Meedoenregeling - ook als die wat betreft de uitvoering wordt aangepast - zal wel enig
maar niet erg veel effect hebben op het aantal aanvragen dat zal worden ingediend bij Leergeld, Jeugdsportfonds en/of het Jeugdcultuurfonds
De potentiele doelgroep van leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuuurfonds.
Deze omvat in ieder geval de kinderen die onder de Meedoenregeling vallen (3.700).
Daar bovenop komen de kinderen uit gezinnen die wat betreft het besteedbaar inkomen in
dezelfde omstandigheden verkeren als de kinderen uit de groep van de Meedoenregeling
maar die voor die regeling niet in aanmerking komen, zoals gezinnen in de schuldhulpsanering, werklozen, ZZp-ers zonder werk, enz..
We kennen het aantal van deze groep kinderen niet. Tot op heden zijn die kinderen niet
apart geregistreerd door Leergeld, JSF en JCF. Een voorzichtige inschatting bij de gegevens
over 2013 geeft aan dat er in dat jaar voor ongeveer 400 kinderen uit deze groep een hulpaanvraag vis ingediend. Meer dan waarschijnlijk is die groep (afgaande op allerlei publicaties in de media) vele malen groter.
Interessant en van belang is de vraag hoe Leergeld, JSF en JCF met name ook die groep
kinderen kan bereiken.
Overleg hierover met b.v. de WIJteams zal belangrijk zijn, omdat de generalisten van deze
teams direct ook contact hebben met gezinnen die niet in de Meedoenregeling vallen
Conclusie:
De potentiele doelgroep van Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds omvat in ieder
geval de 3700 kinderen die onder de Meedoenregeling vallen, aangevuld met een X-aantal
kinderen die in een gezin wonen met vergelijkbare omstandigheden als de gezinnen die wel
in aanmerking komen voor de Meedoenregeling.
Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds kunnen ook voor deze groep een belangrijke rol spelen.
Het zwemonderricht
Het leren zwemmen wordt (door ouders) in Nederland gezien als van groot maatschappelijke
belang. Door het wegvallen van het schoolzwemmen moeten de kosten van het leren
zwemmen in principe door de ouders, ook die uit de armoede-doelgroep worden betaald.
Enkele jaren geleden heeft het Jeugdsportfonds Eindhoven besloten aan de vele vragen om
in aanmerking te komen voor een vergoeding voor het zwemonderricht tegemoet te komen
en besloten onder de volgende voorwaarden verzoeken uit de doelgroep van het
Jeugdsportfonds te honoreren:
• Het leren zwemmen moest gebeuren in verenigingsverband, om het meedoen-adagium
van het Jeugdsportfonds te kunnen handhaven.
• Alleen voor kinderen vanaf 6 jaar konden aanvragen worden ingediend.
• De vergoeding bedroeg maximaal € 225,00 per jaar en ging niet verder dan het behalen
van de volledige zwemvaardigheid (diploma A en B)
In het jaar 2013 heeft het Jeugdsportfonds in totaal 127 aanvragen voor zwemonderricht
gehonoreerd voor een totaalbedrag van € 17.360,-- , dat is € 140,-- gemiddeld per aanvraag
Meedoen mogelijk maken
Pagina 22
per jaar. In veel gevallen werd na 1 jaar voor een vervolgjaar (geheel of deels) weer een verzoek ingediend.
Via de zgn. Meedoen-bijdrage stelt de gemeente Eindhoven kinderen vanaf 8 jaar in staat
het zwemvaardigheidsdiploma A te halen. De kinderen die voldoen aan de criteria (leeftijd en
in aanmerking komen voor de Meedoenregeling) kunnen daarvoor worden aangemeld bij
één van de twee gemeentelijke zwembaden. Het afgelopen jaar hebben daar ongeveer 240
kinderen gebruik van gemaakt. De gemeente betaalt daarvoor een bedrag van € 200,00 per
kind. De zwembaden bieden na het behalen van het A-diploma de mogelijkheid om - voor
eigen rekening - verder te gaan voor diploma B, of eventueel meer. Van deze mogelijkheid
wordt veelal om financiële redenen nauwelijks gebruik gemaakt.
Kanttekeningen bij de 2 regelingen
• Het leren zwemmen in verenigingsverband is gemiddeld goedkoper.
• Er is weinig sprake van het deelnemen aan verenigingsactiviteiten na het behalen van het
zwemdiploma.
• Het zwemonderricht via de Meedoenregeling van de gemeente gebeurt door professionele instructeurs, terwijl bij de verenigingen veelal sprake is van vrijwilligers (dat verklaart
ook grotendeels het verschil in kosten).
• Het zwemonderricht via de Meedoenregeling kan pas vanaf de leeftijd van 8 jaar; ouders
willen liever dat hun kinderen eerder zwemles krijgen; liefst al bij 4 en 5 jaar.
• Het Jeugdsportfonds Eindhoven heeft gekozen voor de leeftijd vanaf 6 jaar, omdat onderzoek heeft aangetoond dat de duur van het onderricht bij kinderen beneden de 6 jaar
doorgaans langer is.
Het leren zwemmen zelf is onderricht c.q. opleiding; Leergeld en Jeugdsportfonds vergoeden
in principe geen opleidingskosten, maar zijn gericht op activiteiten van kinderen waarin duidelijk sprake is van sociaal meedoen.
Van de andere kant stelt het kunnen zwemmen (naast het veiligheidsaspect) kinderen in
staat op een relatief goedkope manier recreatief met anderen om te gaan.
Landelijk zijn er nogal verschillen in het omgaan met het zwemonderricht bij zowel de lokale
stichtingen Leergeld als bij de lokale Stichtingen van het Jeugdsportfonds. Er is veel druk
vanuit de gemeenten (al dan niet via extra financiering) bij de hierboven genoemde lokale
stichtingen om het zwemonderricht voor vergoeding in aanmerking te laten komen.
De huidige situatie in Eindhoven is onbevredigend.
• Dat het Jeugdsportfonds het zwemonderricht voor vergoeding in aanmerking laat komen
is eigenlijk niet juist. Het uitgangspunt bij een vergoeding door het Jeugdsportfonds meedoen in verenigingsverband- is nauwelijks van toepassing bij het zwemonderricht.
• De gemeente laat het zwemonderricht deels ook liggen door vergoedingen erg te beperken:
o vanaf 8 jaar
o alleen kinderen binnen de Meedoenregeling
o alleen diploma A).
Meedoen mogelijk maken
Pagina 23
Het bestuur van het Jeugdsportfonds Eindhoven heeft in haar vergadering van januari 2014
aangegeven te willen stoppen met het goedkeuren van aanvragen voor zwemonderricht. Het
bestuur vindt deze activiteit niet vallen onder sport.
Het bestuur van Leergeld beraadt zich nog op de gevolgen van het standpunt van het
Jeugdportfonds. Men deelt de mening van het Jeugdsportfonds maar vindt anderzijds het
maatschappelijke belang van het leren zwemmen erg groot. Bovendien concludeert het bestuur dat als tegemoet wordt gekomen aan de verzoeken voor zwemonderricht de leeftijd
vanaf 6 jaar moet worden aangehouden (ouders willen liefst vanaf 4 of 5 jaar daarmee starten)
De huidige middelen van Leergeld zijn niet toereikend om met handhaving van alle andere
toewijzingen het zwemonderricht te vergoeden.
Het is gewenst het vraagstuk van het zwemonderricht in samenhang met de Meedoenregeling separaat te bespreken in een overleg van Leergeld met de gemeente (wethouder).
Enkele cijfers:
Vanuit de Meedoenregeling is in 2013 een vergoeding gegeven (rechtstreeks aan de zwembaden) van € 48.000,-- ; 240 kinderen hebben van deze regeling gebruikt gemaakt. Per kind
dus een bijdrage van € 200,00. (leeftijd vanaf 8 jaar)
Via het Jeugdsportfonds is in 2013 aan zwemverenigingen een vergoeding betaald van €
16.287,67 waarmee 127 kinderen zwemonderricht konden krijgen (leeftijd vanaf 6 jaar); gemiddelde bijdrage van (afgerond) € 130.00. Daarbij moet worden aangetekend dat de aanvragen golden voor diploma A en B en dat (als het onderricht niet binnen een jaar was afgerond) een vervolgaanvraag kon worden ingediend.
Meedoen mogelijk maken
Pagina 24
Meerjarenperspectief
Op de volgende bladzijden zijn voor Leergeld-JSF en JCF de berekeningen opgenomen voor
de conceptbegrotingen voor de jaren 2015 tot en met 2019.
Uitgangspunten:
aanvragen
kinderen
bedrag
Inspanningsverplichting: er wordt uitgegaan van een gemiddelde groei van het aantal aanvragen per
jaar met 5 tot 10%
uiteindelijke is er sprake van een groei naar 50% tot 55% van de totale doelgroep (kinderen in armoede).
JSF gemiddeld € 200,00 per aanvraag
JCF gemiddeld € 350,-- per aanvraag
Leergeld gemiddeld € 50,-- per aanvraag
backoffice
groei van 0,8 fte naar 1 fte / gemiddeld 15% van de totale omzet voor de back-office-activiteiten;
uitgangspunt is dat de kosten van de backoffice onderdeel uitmaken van de subsidie van de gemeente en een onderdeel (doeluitkering) is van de subsidie aan de afzonderlijke stichtingen.
subsidie 1
Uitgangspunt: de gemeente subsidieert 50% van aanvragen / exclusief de backoffice
subsidie 2
inclusief backoffice
donaties
inspanningsverplichting van het bestuur om via marktpartijen de begrote bedragen te ontvangen
Het subsidiebedrag over 2014:
Jeugdsportfonds
Jeugdcultuurfonds
Leergeld
Totaal
In Euro’s (€ )
100.000,-50.000,-30.000,-180.000,--
• De beoogde subsidie groeit in 5 jaar van € 172.000,-- in 2014 naar € 237.625,-- in
2019
• De subsidie voor de backoffice wordt daaraan additioneel toegevoegd:
van € 65.000, --(in 2014) naar € 70.000,-- (in 2019)
• De totale subsidie gaat van € 237.000,-- in 2014 naar € 307.625,-- in 2019
Meedoen mogelijk maken
Pagina 25
2014
JSF
aanvragen
cliënten
800
JCF
Leergeld
JSF
240
2000
850
2016
JCF
Leergeld
JSF
250
2200
900
JCF
Leergeld
265
2400
Totaal
3040
3300
3565
kinderen
1520
1650
1783
bedrag
€ 160.000
totaal
backoffice
kosten
2015
€ 100.000
€ 25.658
€ 7.697
€ 31.645
€ 185.658
8,39%
€ 91.697
€ 80.000
€ 42.000
€ 7.500
24,04%
13,04%
7,89%
€ 33.000
€ 25.372
23,08%
12,35%
€ 195.500 € 95.000 € 143.000
€ 172.000
€ 85.000 € 43.750
€ 7.471
€ 34.158
7,45%
22,16%
14,26%
€ 205.372
433.500
€ 50.000
€ 120.000
€ 67.000
14,72%
€ 131.645
€ 92.750
€ 392.750
€ 66.000
409.000
exclusief backoffice
€ 25.500
€ 65.000
13,82%
€ 180.000
€ 367.500
15,20%
TOTALEN
€ 170.000 € 87.500 € 110.000
€ 344.000
totaal
percentages
€ 84.000
€ 100.221
€ 154.158
459.750
€ 55.000
€ 90.000
€ 183.750
€ 46.375
€ 60.000
€ 196.375
subsidie
inclusief backoffice
€ 105.658
€ 49.697
€ 81.645
€ 237.000
donaties
€ 80.000
€ 42.000
€ 172.000
€ 110.500 € 51.250
€ 88.000
€ 115.372
€ 249.750
€ 50.000
€ 85.000 € 43.750
€ 183.750
€ 53.846
€ 94.158
€ 263.375
€ 55.000
€ 90.000
€ 46.375
€ 196.375
€ 60.000
2017
JSF
aanvragen
cliënten
950
280
2018
Leergeld
2600
2019
JSF
JCF
Leergeld
JSF
JCF
Leergeld
1000
300
2800
1050
315
3100
Totaal
3830
4100
4465
kinderen
1915
2050
2233
bedrag
€ 190.000
totaal
€ 98.000 € 130.000
€ 200.000 € 105.000
€ 418.000
backoffice
kosten
JCF
€ 25.300
totaal
€ 7.457
11,75%
7,07%
€ 35.243
€ 25.244
21,33%
11,21%
€ 95.000
inclusief backoffice
€ 120.300
€ 49.000
€ 36.183
€ 24.692
6,73%
20,54%
10,52%
€ 100.000
€ 209.000
€ 37.900
6,30%
19,65%
12,96%
€ 176.183
€ 234.692 € 117.658
514.000
€ 65.000
€ 7.408
€ 70.000
€ 225.244 € 112.573
486.000
exclusief backoffice
€ 7.573
13,42%
€ 215.300 € 105.457 € 165.243
€ 155.000
€ 475.250
€ 69.000
13,85%
Eindtotalen
€ 210.000 € 110.250
€ 445.000
€ 68.000
percentages
€ 140.000
€ 192.900
545.250
€ 52.500
€ 70.000
€ 105.000
€ 222.500
€ 55.125
€ 77.500
€ 237.625
subsidie
donaties
€ 56.457
€ 125.244
€ 277.000
€ 95.000
€ 49.000
€ 209.000
Meedoen mogelijk maken
€ 100.243
€ 60.073
€ 106.183
€ 129.692
€ 291.500
€ 65.000
€ 100.000
€ 52.500
€ 222.500
Pagina 27
€ 62.533
€ 115.400
€ 307.625
€ 70.000
€ 105.000
€ 55.125
€ 237.625
€ 77.500
Concrete aanbevelingen
De gemeente heeft de primaire taak bij de bestrijding van de armoede (ook die bij de jeugd),
zowel preventief als wat betreft het verstrekken van middelen.
Voor wat betreft de armoedebestrijding bij de jeugd moet de taak van Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds gezien worden als aanvullend c.q. als een laatste vangnetconstructie, zowel preventief (signalerend en informerend) als wat betreft het verstrekken van
middelen.
Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds zijn weliswaar volledig autonoom in hun
handelen, maar zij verplichten zich met die gemeentelijke instanties -die armoedebestrijding
bij de jeugd tot taak hebben- tot wederzijdse communicatie, waarbij het accent ligt op adviseren, signaleren en informeren.
De gemeente maakt door middel van een subsidieverordening het werk van Leergeld,
Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds mogelijk door:
• De backoffice van de drie instellingen apart te financieren
• Het verstrekken van middelen aan cliënten voor 50% te financieren
• In de verordening op te nemen dat de gemeente voor wat betreft de accountsverklaringen akkoord gaat met de landelijk geconsolideerde jaarrekeningen van de instellingen
waarvoor consolidatie landelijk plaatsvindt..
De gemeente past de Meedoenregeling zodanig aan dat gelden bestemd voor de kinderen
ook daadwerkelijk aan de kinderen besteed worden en voor het doel waarvoor ze worden
verstrekt.
Leergeld, Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds zullen bij hun beleid in het verstrekken van
aanvullende middelen rekening houden met de besteding van de middelen die voor de kinderen via de Meedoenregeling is ingezet en dit registreren en vastleggen in hun jaarrekeningen.
.
Pagina 28