Grote verschillen in profiel van uitvallers en switchers Studie-uitvallers en studieswitchers verschillen op verschillende vlakken significant van elkaar. Dit blijkt uit onderzoek wat Qompas heeft uitgevoerd naar aanleiding van het afstudeeronderzoek van Leonie Roetert Steenbruggen, masterstudente van de Rijksuniversiteit Groningen. Roetert Steenbruggen onderzocht het verband tussen het aantal afgeronde stappen van studiekeuzetrajecten en studiesucces. Binnen haar doelgroep van tweedejaarsstudenten maakte zij een onderscheid tussen voortzetters, switchers en uitvallers. Met haar resultaten kon Qompas in een apart onderzoek vaststellen of er algemene verschillen in het interesse- en competentieprofiel bestaan tussen voortzetters, switchers en uitvallers. De persoonlijkheids- en competentie gerelateerde constructen van uitvallers en switchers werden afgezet tegen die van voortzetters. Dit geeft de volgende resultaten: Top-15 afwijkende interesses, competenties van studenten die gestopt zijn met hun studie (uitvallers) in vergelijking met studenten die vasthouden aan hun eerste studiekeuze (voortzetters). ++++ of ‒ ‒ ‒ ‒ zeer duidelijk afwijkend +++ of ‒ ‒ ‒ duidelijk afwijkend ++ of ‒ ‒ afwijkend + of ‒ enigszins afwijkend 1. Nauwkeurig (persoonseigenschappen en competenties) ‒‒‒ 2. Gestructureerdheid (persoonseigenschappen en competenties) ‒‒‒ 3. Scherpzinnig slim (persoonseigenschappen en competenties) ‒‒ 4. Cijfers (persoonseigenschappen en competenties) ‒‒ 5. Abstract denkniveau en intelligentie (persoonseigenschappen en competenties) ‒‒ 6. Organisatievermogen (persoonseigenschappen en competenties) ‒‒ 7. Doorzettingsvermogen (persoonseigenschappen en competenties) ‒‒ 8. Uitblinker (persoonseigenschappen en competenties) ‒‒ 9. Bedrijfskunde (studiegerelateerde competenties/interesses) ‒‒ 10. Wetenschappelijke oriëntatie (algemene oriëntatie) ‒‒ 11. Streber, eerzuchtig (persoonseigenschappen en competenties) ‒ 12. Probleemoplossend, slim, creatief (persoonseigenschappen en competenties) ‒ 13. Financieel, economie en econometrie (studiegerelateerde competenties/interesses) ‒ 14. Gamma oriëntatie (algemene oriëntatie) ‒ 15. Filosofie en levensbeschouwing (studiegerelateerde competenties/interesses) ‒ Hoewel de top-15 geen constructen bevat die zeer duidelijk afwijkend zijn, zien we in de lijst wel een groot aantal constructen met duidelijk afwijkend en afwijkende scores. In vergelijking scoren de uitvallers duidelijk het laagst op de constructen ‘nauwkeurigheid’ en ‘gestructureerdheid’. In de top-15 zien we ook verschillende constructen die gerelateerd zijn aan cognitieve vermogens. Voorbeelden zijn scherpzinnigheid, abstractievermogen, probleemoplossend vermogen en wetenschappelijke oriëntatie. Uitvallers hebben gemiddeld ook minder gevoel voor getallen (zie vierde plaats). Een verschil in doorzettingsvermogen komt op de zevende plaats. Deze resultaten wijzen naar een voorzichtige conclusie dat een deel van de uitvallers in cognitief opzicht wellicht niet geschikt blijkt voor het volgen van een opleiding binnen het hoger onderwijs. Welke opleiding dat is lijkt hierbij dan irrelevant. In de top-15 zien staan ook drie studiegerelateerde constructen waarbij ‘Bedrijfskunde’ op de negende plaats komt voor Financieel, economie en econometrie (dertiende plaats) en Filosofie en levensbeschouwing (vijftiende plaats). Top-15 afwijkende interesses, competenties van studenten die in de loop van hun opleiding op een andere studie zijn overgestapt (switchers) in vergelijking met studenten die vasthouden aan hun eerste studiekeuze (voortzetters). ++++ of ‒ ‒ ‒ ‒ zeer duidelijk afwijkend +++ of ‒ ‒ ‒ duidelijk afwijkend ++ of ‒ ‒ afwijkend + of ‒ enigszins afwijkend p of n fractioneel (p)ositief of (n)egatief 1. Nauwkeurig (persoonseigenschappen en competenties) ‒ 2. Praktisch, handig (persoonseigenschappen en competenties) + 3. Technisch inzicht (persoonseigenschappen en competenties) p 4. Techniek studies (studiegerelateerde competenties/interesses) p 5. Luchtvaart (studiegerelateerde competenties/interesses) p 6. Muzikaliteit (persoonseigenschappen en competenties) p 7. Beroepsgerichte oriëntatie (algemene oriëntatie) p 8. Doorzettingsvermogen (persoonseigenschappen en competenties) n 9. Stressbestendig (persoonseigenschappen en competenties) p 10. Onderwijs en lerarenopleidingen (studiegerelateerde competenties/interesses) n 11. Leiderschapskwaliteiten (persoonseigenschappen en competenties) p 12. Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid (persoonseigenschappen en competenties) p 13. n Financieel, economie en econometrie (studiegerelateerde competenties/interesses) 14. Communicatie studies (studiegerelateerde competenties/interesses) n 15. n Hotel en toerisme (studiegerelateerde competenties/interesses) Opvallend genoeg zijn er weinig significante verschillen te vinden in profielkenmerken tussen switchers en voortzetters. Binnen de doelgroep studieswitchers bevinden zich zowel de switchers waarvoor de gekozen studie te hoog gegrepen was of omgekeerd juist te weinig uitdaging bood. Ook bij de studieswitchers wordt op het construct ‘nauwkeurigheid’ het grootste verschil waargenomen in vergelijking met de voortzetters, maar het verschil is slechts enigszins afwijkend en niet duidelijk afwijkend. Switchers scoren wat hoger op het construct ‘Praktisch, handig’ wat samen met het construct op de zevende plaats (beroepsgerichte oriëntatie) kan wijzen op de doelgroep vwo’ers waarvoor het hbo geschikter is dan de universiteit. Voor de overige constructen zijn de afwijkingen niet significant. Enigszins opvallend is dat switchers zowel wat hoger scoren op het construct ‘technisch inzicht’ als op het construct ‘techniek studies’. Voorspelbaarheid uitval of switchgedrag Uitvallers laten zich op basis van relatief eenvoudige constructen veel makkelijker voorspellen dan switchers. Op intelligentie, gestructureerdheid en nauwkeurigheid blijken de verschillen tussen uitvallers en voortzetters het grootst. Op basis van algemene kenmerken valt niet of te nauwelijks te voorspellen of iemand van studie gaat switchen. Eerder deed Qompas onderzoek naar de voorspelbaarheid van studieswitchen. Dat blijkt heel goed mogelijk met het door Qompas ontwikkelde risicoprofiel. Het risicoprofiel verschilt per studie en is gebaseerd op 65 verschillende kenmerken van scholier en studie. Scholieren die een studie kozen met het hoogste risicoprofiel bleken in 90% van de gevallen van studie te switchen, terwijl dat ‘slechts’ voor 10% geldt van scholieren die een studie kozen met het laagste risicoprofiel. Voor meer informatie over de mogelijkheden en inzet van het “Risicoprofiel” kunt u contact opnemen met drs. Boris P.A. Eustatia ([email protected]) of drs. Jeike C. Wink via email ([email protected]) of per telefoon +31 (0)71 581 55 81. De onderzoeksresultaten van Leonie Roetert Steenbruggen over de relatie tussen het aantal afgeronde stappen van studiekeuzetrajecten en studiesucces worden na de zomer bekend gemaakt.
© Copyright 2024 ExpyDoc