Operationeel Programma Grensregio VlaanderenNederland 2014-2020 10 April 2014 1 Inhoudstafel ___________________________________________________________________ 1. Bijdrage Operationeel Programma aan Europe2020 ................................................................... 4 1.1 Strategie van het OP om bij te dragen aan het realiseren van de EU2020-strategie ............... 4 1.2 Verantwoording van de allocatie van financiële middelen ...................................................... 16 2. Prioritaire assen .......................................................................................................................... 18 2.A Beschrijving van de prioritaire assen ...................................................................................... 18 2.B Beschrijving van de prioritaire as voor Technische Bijstand ................................................... 60 3. Financiële tabel van het programma .......................................................................................... 62 4. Integrale aanpak van territoriale ontwikkeling ............................................................................ 65 5. Uitvoeringsbepalingen voor het samenwerkingsprogramma ..................................................... 67 5.1 Identificatie van de relevante autoriteiten en instanties .......................................................... 67 5.2 Betrokkenheid van partners ...................................................................................................... 73 6. Coördinatie tussen de fondsen ................................................................................................... 75 7. Vermindering van de administratieve lasten van begunstigden ................................................. 76 8. Horizontale principes .................................................................................................................. 77 9. Bijlagen ....................................................................................................................................... 79 2 CCI Titel Versie Eerste jaar Laatste jaar Subsidiabel vanaf Subsidiabel tot ECbesluitnummer EC besluitdatum Programma besluitnummer Programma besluitdatum Datum inwerkingtreding programma NUTS-regios in het programmagebied <wordt door EC ingevuld> OP Interreg Vlaanderen-Nederland 2014-2020 1 2014 2020 01-01-2014 31-12-2023 <wordt door EC ingevuld> <wordt door EC ingevuld> <duiding besluit MA> <invullen datum MA> <wordt door EC ingevuld> BE21 Provincie Antwerpen BE22 Provincie Limburg (BE) BE23 Provincie Oost-Vlaanderen BE24 Provincie Vlaams-Brabant BE25 Provincie West-Vlaanderen NL34 Provincie Zeeland NL41 Provincie Noord-Brabant NL42 Provincie Limburg (NL) 3 1. Bijdrage Operationeel Programma aan Europe2020 1.1 Strategie van het OP om bij te dragen aan het realiseren van de EU2020-strategie 1.1.1 Beschrijving van de wijze waarop het OP gaat bijdragen aan het realiseren van de EU2020-strategie en het bereiken van economische, sociale en territoriale cohesie Behoeften en uitdagingen voor de Grensregio Vlaanderen-Nederland Het programma omvat alle grensgebieden en aangrenzende gebieden uit het voorgaande Interreg IVA-programma voor de Grensregio Vlaanderen-Nederland. Daarmee is er continuïteit met het huidige programma en vormt de Grensregio een coherent gebied met voor beide zijden van de grens kansen om als regio op Europees niveau impact te kunnen hebben. Vlaanderen: Nederland: Brugge, Oostende, Diksmuide, Tielt, Roeselare, Kortrijk, Eeklo, Gent, Oudenaarde, Aalst, Dendermonde, Sint-Niklaas, Mechelen, Antwerpen, Turnhout, Hasselt, Maaseik, Tongeren, Leuven. Zeeuws-Vlaanderen, Overig Zeeland, West-Noord-Brabant, Midden-Noord-Brabant, Noordoost-Noord-Brabant, Zuidoost-Noord-Brabant, Noord-Limburg, Midden-Limburg, Zuid-Limburg De Grensregio Vlaanderen-Nederland is centraal gelegen in het hart van Noordwest-Europa. De regio kent veel variatie in de economie, in geografische kenmerken en in sociale aspecten. De actuele omstandigheden stellen de regio voor uitdagingen en bieden kansen. Zo is het door haar ligging voor de grensregio essentieel om zich niet op te sluiten binnen de eigen grenzen. Het Interreg-programma Vlaanderen-Nederland wordt daarom beter aangesloten op de economische netwerken van nabij het programmagebied gelegen economische centra. Daar waar dit een meerwaarde biedt voor de grensregio, worden belangrijke partners zoals bijvoorbeeld Groot-Rijnmond en de Drechtsteden in de Vlaams-Nederlandse Delta betrokken in de samenwerking. Als gevolg van de hoge welvaart is concurreren op kostprijs van arbeid niet goed mogelijk. Toenemende concurrentie uit binnen- en buitenland stelt daarom de Grensregio voor een grote uitdaging. De sterke vertegenwoordiging van hoogwaardige technologische bedrijven maakt de regio relatief conjunctuurgevoelig. In deze tijden van economische crisis is daarbij de investeringsbereidheid en investeringsvermogen van ondernemers minder dan in tijden van voorspoed. De aanwezigheid van kennisinstellingen verschilt sterk binnen de grensregio, evenals de economische specialisatie en de aanwezigheid van trekkende, grote bedrijven. 4 Het versterken van de concurrentiekracht is de eerst aangewezen route om deze uitdaging aan te pakken. De uitgangspositie voor het doorzetten van innovatie in de Grensregio is goed. Op het gebied van menselijk kapitaal behoren Vlamingen tot de hoogst geschoolde arbeidskrachten in Europa, terwijl ook in Zuid-Nederland het basisniveau goed is en daar veel wordt gewerkt aan permanente vorming van werknemers die actief zijn in het arbeidsproces. Op diverse terreinen telt de Grensregio daarbij (wereldwijd) vooroplopende bedrijven en de kennisinfrastructuur (zowel publiek als privaat) is daarbij goed ontwikkeld. Door succesvol (beter dan de concurrentie) in te spelen op toenemende behoeften (bijvoorbeeld aan zorg en duurzaamheid, zie hierna) ontstaan enorme marktmogelijkheden, ook (en misschien juist vooral) buiten de regio zelf. Voor een dergelijk succesvol ondernemerschap vormt innovatie de basis, het realiseren van creatieve oplossingen voor de behoeften van markt en maatschappij. MKB/KMO’s spelen daarbij een belangrijke rol: deze vormen meer dan 99,7% van het bedrijvenbestand en bieden een baan aan ruim 65% van de arbeidsbevolking. Het belang van grote bedrijven mag echter ook niet onderschat worden. Ondernemersklimaat en vestigingsklimaat zijn fundamenten voor innovatie in de regio. Een tweede uitdaging ligt op het gebied van duurzaamheid. De Grensregio behoort tot de meest dichtbevolkte gebieden in de wereld. Gecombineerd met een sterke industrialisatie en een zeer intensieve landbouw leidt dit tot zware milieubelasting en druk op de biodiversiteit. Zowel in België als 1 in Nederland resteert nog 10% tot 20% van de oorspronkelijk aanwezige soorten Ook is de verkeersintensiteit hoog. Het energiegebruik en de daaraan gerelateerde CO 2-emissie en andere broeikasgassen zijn hoog, evenals het verbruik van grondstoffen en de daarbij horende productie van afval. Diverse milieumaatregelen en (technologische) innovaties hebben de milieubelasting (per eenheid product, maar ook op veel terreinen absoluut) de afgelopen jaren al enigszins teruggebracht, maar verdere ontkoppeling tussen economische groei en duurzaamheid is noodzakelijk om internationaal afgesproken emissiedoelstellingen te halen en het leefklimaat te verbeteren. Dit is in lijn 2 met de biodiversiteitsstrategie 2020 van de Europese Commissie . Met name door het herstellen van natuur en door het handhaven / herstellen van ecosystemen en ecosysteemdiensten, verbetert de balans tussen ecologie en economische vitaliteit in de Grensregio. Ten derde doet zich de uitdaging voor aanbod en vraag op de arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen. De vraagzijde verandert onder andere door nieuwe economische ontwikkelingen, waarbij vraag naar nieuwe functies, nieuwe competenties, nieuwe opleidingen ontstaat. De aanbodzijde verandert onder andere door vergrijzing, waardoor het economisch actieve gedeelte van de beroepsbevolking afneemt, maar ook door vergroening en verkleuring van de bevolking in bepaalde delen van het programmagebied. De werkloosheid in de gehele regio is relatief laag, maar in het stedelijke Antwerpen duidelijk hoger dan elders (cijfers 2011). De relatief hoge conjunctuurgevoeligheid uit zich echter ook in oplopende werkloosheidscijfers aan weerszijden van de grens. De komende jaren zullen vacatures in vele sectoren vrijvallen, met als opgave te zorgen voor voldoende passend opgeleid personeel en te investeren in arbeidsbesparende technieken om de productiecapaciteit op peil te houden. De invulling van vacatures in de technische beroepen en in de zorg vormt hierbij de grootste uitdaging. 1 De zogenaamde MAS-index, mean species abundance (CBS / PBL, Biodiversiteit in Europa regionaal vergeleken, 2012) 2 De biodiversiteitsstrategie van de EU voor de periode tot 2020, Europese Unie (COM(2011) 244) 5 De grens is zelfs na ruim twintig jaar vrij verkeer van personen en goederen en ondanks het feit dat sprake is van één taalgebied nog een echte grens: de grensoverschrijdende infrastructuur is duidelijk voor verbetering vatbaar en, minder fysiek, de arbeidsmarkt is in grote mate nog nationaal bepaald, met slechts zeer geringe instrumenten of mechanismen tot afstemming van de arbeidsmarkt. Aanpak behoeften en uitdagingen voor de Grensregio Vlaanderen-Nederland De Grensregio kiest er met dit operationeel programma vooral voor om de gezamenlijke uitdagingen aan te pakken en kansen te benutten, zonder daarbij de specifieke sub-regionale belangen uit het oog te verliezen. Uit de analyse van de situatie van het programmagebied (zie integrale gebiedsanalyse in bijlage 1) komt duidelijk naar voren dat de uitdagingen voor de Grensregio in de eerste plaats liggen op verbetering van de concurrentiekracht, verhoging van de duurzaamheid en betere werking van de arbeidsmarkt. Innovatie is een centraal thema in de strategie van het programma om aan deze uitdagingen het hoofd te bieden. Op de gebieden energie, (duurzame) logistiek, life sciences en gezondheid, agrofood, biobased economy, (duurzame) chemie en materialen en nano- en micro-elektronica heeft de regio een goede uitgangspositie voor verdere versterking van het concurrentievermogen. Deze sectoren spelen bovendien op meerdere plekken in de grensregio, bieden ruim marktpotentieel en sluiten aan bij de maatschappelijke uitdagingen die de Europese Commissie heeft geduid. Belangrijke motoren van de economie (logistiek, procesindustrie) zijn in sterke mate afhankelijk van fossiele grondstoffen hetgeen ze afhankelijk maakt van import en van de olieprijs. Alternatieven zijn van groot belang. Beleidsmatig is er aandacht voor (duurzame) energie en efficiënte energiebenutting, waarbij ook bij het bedrijfsleven en de overheid zelf nog veel potentie ligt. Als tweede thema kiest de Grensregio daarom voor ‘koolstofarme economie’, met ook hier weer veel aandacht voor onderzoek en innovatie, maar ook met oog voor demonstratiemogelijkheden van CO2-arme technologieën. De hoge milieudruk wordt door het programma op twee manieren aangepakt: enerzijds door de bescherming en versterking van milieu en natuur en anderzijds door de verlaging van de belasting op het leefmilieu door een meer efficiënte omgang met hulpbronnen. Op de terreinen water en afval loopt de Grensregio voorop in Europa. Deze sterke positie dient verder te worden ontwikkeld en te worden benut op andere milieuterreinen. Daartoe valt verdere innovatie (en versterking van de concurrentiepositie) ten aanzien van omgang met hulpbronnen binnen het programma. Duurzaamheid ontwikkelt zich met bedrijvigheid tot een economische drager. Flankerend aan deze economische insteek op duurzaamheid en milieu, richt het programma zich op het beschermen en herstellen van de biodiversiteit, bodembescherming en –herstel en het bevorderen van ecosysteemdiensten. Tot slot biedt het programma ruimte voor de aanpak van uitdagingen op de arbeidsmarkt in de Grensregio, met aandacht voor arbeidsmobiliteit en training om arbeidsmarktknelpunten aan beide zijden van de grens op te lossen zoals het tekort aan specifieke technische geschoolde krachten en de aansluiting van het arbeidspotentieel bij innovatieve economische ontwikkelingen. 6 De Europese en nationale context voor de grensregio Europa 2020 is de EU-strategie die slimme, duurzame en inclusieve groei stimuleert. De EU2020strategie geldt als uitgangspunt voor dit grensoverschrijdend programma. 3 Centraal in de Europese strategie staan drie prioriteiten, die elkaar versterken : - Slimme groei: voor een op kennis en innovatie gebaseerde economie; - Duurzame groei: voor een groenere, competitievere economie waarin efficiënter met hulpbronnen wordt omgesprongen; - Inclusieve groei: voor een economie met veel werkgelegenheid en sociale en territoriale cohesie. Tabel A schetst hoe de Europese doelstellingen zijn vertaald naar Nederland en België in de afzonderlijke Nationale Hervormingsprogramma’s (NHP) en welke uitdagingen nog moeten worden gerealiseerd. Europa Doel EU2020 Doelstelling Nederland België Huidige Nationale Huidige Nationale situatie doelstelling situatie doelstelling (2011) (2011) Aandeel van het BBP dat wordt geïnvesteerd in onderzoek en 3% 2,04% 2,5% 2,19% 3% ontwikkeling Daling van uitstoot broeikasgassen -/- 20% ten opzichte van 2005 Aandeel van het energieverbruik dat komt uit hernieuwbare bronnen Stijging van de energie-efficiëntie - 8% (tov 2005) -/- 20% - 7% (tov 2005) -/- 15% 20% 4,3% 14% 5,1% 13% + 20% + 7,7% + 16% + 3% + 18% 75% 75,9% 80% 67,3% 73,2% < 10% 9,1% < 8% 12,3% 9,5% 40% 41,1% > 45% 42,6% 47% Aandeel bevolking in de leeftijdsgroep van 20 tot 64 jaar met een baan Aandeel van voortijdige schoolverlaters Aandeel van de groep in leeftijdscategorie 30-34 jaar dat tertiair onderwijs heeft voltooid Vermindering van het aantal mensen in de EU waarvoor -/- 20 miljoen armoede of uitsluiting dreigt mensen + 65.000 -/- 93.000 (tov 2008) + 77.000 -/- 380.000 (tov 2008) Tabel A Hoofddoelstellingen Europe2020 en toepassing in Nederland en België4 3 COM(2010) 2020 definitief, 3 maart 2010 4 Bron: position papers van de Europese Commissie voor Nederland en België (november 2012) en Nationaal Hervormingsprogramma’s Nederland en België (april 2013) 7 Verder heeft de Europese Commissie position papers opgesteld, met daarin voor elk land prioriteiten uitgewerkt voor de ontwikkeling van de programma’s voor de periode 2014-2020 in overeenstemming met de landenspecifieke uitdagingen. Nederland De Europese Commissie onderscheidt de volgende prioritaire aandachtspunten voor Nederland voor de programmeringsperiode 2014-2020: innovatievriendelijke bedrijfsomgeving, de arbeidsparticipatie verhogen via een betere werkgelegenheid en sociale integratie, een meer milieuvriendelijke en hulpbronefficiënte economie. Door zijn geografische ligging is Nederland sterk afhankelijk van samenwerking en contacten met rechtstreekse of regionale buurlanden. Om de problemen in tal van ontwikkelingsgebieden op een doeltreffende manier op te lossen en mogelijkheden te grijpen, moet grensoverschrijdend worden samengewerkt. Grensoverschrijdende maatregelen zijn toepasbaar voor innovatie en voor investeringen in een milieuvriendelijke en hulpbronefficiënte economie. Zo kunnen op transnationaal niveau maatregelen worden gecoördineerd, die erop zijn gericht de concurrentiekracht en het milieu te verbeteren (voornamelijk op het gebied van waterbeheer). Ook samenwerking op het gebied van arbeidsmarktintegratie en arbeidsparticipatie en grensoverschrijdende zorgverlening is relevant. België / Vlaanderen Voor België gelden volgens de Europese Commissie de volgende prioritaire aandachtspunten: versnellen van de overgang naar een kennisintensieve economie en verminderen van inputkosten, stimuleren van werkgelegenheid door gerichte activering en scholing, meer intergewestelijke samenwerking en de actieve inclusie van kwetsbare groepen, verminderen van de uitstoot van broeikasgassen en vergroten van de energie-efficiëntie van de economie en het aandeel van hernieuwbare energie. Bij de aanpak van deze uitdagingen spelen grensoverschrijdende aspecten een grote rol en moet dus zoveel mogelijk worden gestreefd naar synergie door Europese territoriale samenwerking. Grensoverschrijdende acties zouden gericht moeten zijn op het bevorderen van bedrijfsinvesteringen in onderzoek en innovatie, product- en dienstenontwikkeling, technologie-overdracht, sociale innovatie en toepassingen voor overheidsdiensten, netwerken, clusters, open innovatie door middel van slimme specialisatie en het verwijderen van belemmeringen voor arbeidsmobiliteit. Aansluiting bij relevant beleid in Vlaanderen en Nederland Zowel in het Vlaamse als het Nederlandse regeringsbeleid staan innovatie en duurzaamheid centraal. Vlaanderen wil tegen 2020 uitmunten als een economisch innovatieve, duurzame en sociaal warme 5 samenleving . Hieraan liggen het programma “Vlaanderen In Actie” (VIA) en het Nieuw Industrieel Beleid (NIB) ten grondslag. Er zijn vier pijlers: Economie, Innovatie, Sociaal en Infrastructuur. De 5 Vlaanderen in Actie; Regeerakkoord van de Vlaamse Regering 2009-2014 8 Slimme specialisatiestrategie (S3) voor Vlaanderen is de overkoepelende visie die bovengenoemde transformatie inpast in het Europese cohesie- en innovatiebeleid. 6 Nederland zet zich in voor een duurzame en vernieuwende economie . Met focus op toekomstgerichte groei en oog voor de internationale positie van bedrijven en belemmeringen voor ondernemers is versterking van het groeivermogen van de Nederlandse economie een kernpunt in het regeerakkoord. Hierbij geeft het Nederlandse topsectorenbeleid de specialisaties aan, verbijzonderd op regionaal niveau in de S3 voor Zuid-Nederland. Voor Zuid-Nederland betekenen deze keuzes dat extra ingezet wordt op innovatie in (crossovers van) de clusters high-tech systems and materials, chemie en agrofood – waar die laatste nauw verwant is aan een biobased economy. Beide landen besteden veel aandacht in het beleid aan verduurzaming, energietransitie en milieubescherming. De arbeidsmarkt, op het snijvlak van sociale dimensie (inclusie, demografie van vergrijzing en ontgroening) en economische impact (beschikbaarheid van voldoende en juist geschoold personeel) staat in beide lidstaten eveneens hoog op de agenda. Het Vlaamse en Nederlandse regeringsbeleid vertonen daarmee belangrijke parallellen. SWOT-analyse van het grensgebied STERKTES Centrale ligging in Noordwest- Europa Gemeenschappelijke taal Hoog opleidingsniveau van de bevolking in gedeelte regio ZWAKTES Gebrekkige aansluiting van onderwijs bij Sterk ontwikkelde havenactiviteiten als centrum voor multimodale infrastructuur Sterke economie met hoog BRP per inwoner en lage werkloosheid Sterke industriële sector, met relatieve 6 specialisatie in (petro-) chemie, hightech industrie (micro-elektronica) en textiel Goede publieke kennispositie (microelektronica, life sciences), met name op hightech gebied aansluitend bij industrie en hoog aantal banen in O&I Aansluitende beleidsvisies in Vlaanderen en Nederland vraag bedrijfsleven (met name tekort aan technisch geschoold personeel) Beperkte arbeidsmobiliteit binnen en tussen Nederland en Vlaanderen Grensoverschrijdende infrastructuur (wegen, rail) suboptimaal; wegen congestiegevoelig Hoog loon(kosten)niveau Relatief kleine dienstensector (financiële diensten en ICT) Hoge energie-intensiteit Hoge milieudruk Beperkte samenwerking tussen NL en Vlaanderen op bedrijfs- en beleidsniveau Regeringsverklaring, 13 november 2012 9 KANSEN (Verdere) verhoging opleidingsniveau Uitbouw van de havenposities Innovatie, bijvoorbeeld door combinatie van sterktes uit NL en Vlaanderen (onder andere logistiek, micro/nanoelectronica, chemie/materialen) en door crossovers tussen sectoren Combinatie sterktes met maatschappelijke uitdagingen (milieu, healthy ageing): bijvoorbeeld biobased economy, duurzame energie, healthcare BEDREIGINGEN Vergrijzing en ontgroening van de bevolking Economische crisis en wegvallen investeringscapaciteit Opkomst regio’s buiten Europa en op peil houden concurrentiekracht Afhankelijkheid van fossiele grondstoffen Afhankelijkheid van niet-hernieuwbare energiebronnen Verdere verslechtering milieusituatie Tabel B SWOT-analyse van het grensgebied bron: Gebiedsanalyse Grensregio Vlaanderen-Nederland (Technopolis, 2013) Samenhang tussen Europese, nationale en regionale beleidsopgaven en strategieën De uitdagingen zoals die op Europees niveau worden onderscheiden, doen zich ook in sterke mate gelden in de Grensregio Vlaanderen-Nederland. De verwezenlijking van de EU2020-doelen vraagt om nationale en regionale bijdragen. In haar position papers voor Nederland en België heeft de Europese Commissie financieringsprioriteiten geformuleerd voor de beleidsinzet van beide lidstaten. In het kader van de Nationale Hervormingsprogramma’s, met inbegrip van het Vlaamse Hervormingsprogramma, geven de lidstaten invulling aan de landenspecifieke aanbevelingen en de doelen van de EU2020strategie. De voor Nederland en België geformuleerde prioriteiten zijn zeker ook van toepassing op de Grensregio Vlaanderen-Nederland. De selectie van thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten zoals opgenomen in het OP sluit rechtstreeks aan bij de Europese doelen voor de periode tot 2020 en, in het verlengde daarvan, bij de prioriteiten uit de position papers en de landenspecifieke aanbevelingen. Daarnaast geldt dat de programmastrategie direct aansluit bij de uitkomsten van de gebiedsanalyse en SWOT-analyse, zoals die hiervoor samenvattend zijn beschreven. De programmastrategie is gericht op uitdagingen en kansen die naar voren zijn gekomen uit de analyse van de actuele situatie van het Vlaams-Nederlandse grensgebied. Door de keuze voor die investeringsprioriteiten, die enerzijds passen binnen de inhoudelijke kaders zoals geformuleerd op Europees en nationaal niveau en anderzijds direct relevant zijn voor de Grensregio Vlaanderen-Nederland, is het programma gelijk gericht met de Europese EU2020strategie. De resultaten van alle te selecteren projecten dragen bij aan de realisatie van de EU2020strategie, zoals de Europese uitdagingen zich in de Grensregio manifesteren. Binnen de (budgettaire) capaciteiten van het programma kiest de Grensregio niet voor grootschalige uitrol of het wegwerken van knelpunten op het vlak van multimodale ontsluitingsinfrastructuur, maar wordt ingezet op het initiëren en stimuleren om ontwikkeling in de gewenste richtingen aan te wakkeren. 10 1.1.2 Verantwoording van de keuze van de thematische doelstellingen en bijbehorende investeringsprioriteiten Bestuurlijk gedragen selectie en keuzes Op basis van de kansen en behoeften, zoals hiervoor en in de gebiedsanalyse geschetst, hebben de programmapartners in de Grensregio Vlaanderen-Nederland vier thematische doelstellingen geselecteerd, met daaronder negen verschillende investeringsprioriteiten. De keuze is breed gedragen door de deelnemende provincies en beide lidstaten. Tabel 1 onderbouwt per investeringsprioriteit waarom deze investeringsprioriteit van belang is voor het OP. Met de focus op specifieke grensoverschrijdende componenten van de geselecteerde investeringsprioriteiten zal het programma complementair zijn aan andere Europese programma’s, in het bijzonder de (regionale) operationele programma’s voor de andere Europese fondsen onder het Gemeenschappelijk Strategisch Kader. 11 Tabel 1: Gekozen thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten Thematische doelstelling Investeringsprioriteit Onderbouwing van de keuze van thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten Thematische doelstelling 1: 1a Verbetering van de infrastructuur voor • Europa beveelt versnelling van de overgang naar een meer kennisintensieve economie aan. • Europa uit als punten van zorg de lage private O&O uitgaven van het bedrijfsleven en beschikbaarheid van Versterking van onderzoek, onderzoek en innovatie (O&I) en van de technologische ontwikkeling capaciteiten voor de ontwikkeling van en innovatie topprestaties op dit gebied, en bevordering financiering voor risicovolle innovatieprojecten. • van kenniscentra, met name van die van Europees belang In Nationale en Vlaamse Hervormingsprogramma’s (NHP) inzet op verhoging aandeel BBP besteed aan onderzoek en ontwikkeling. • Belang van versterken van kansrijke sectoren zoals geïdentificeerd in de Slimme specialisatiestrategieën, en crossovers. 1b Bevordering van bedrijfsinvesteringen in O&I, en het ontwikkelen van verbanden en • De onderbouwing onder 1a is onverkort van toepassing op 1b, met aanvulling: • Innovatie-Unie daagt lidstaten uit in O&I-beleid meer nadruk te leggen op het zoeken van (innovatieve) synergieën tussen bedrijven, O&I-centra en oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen, met betrokkenheid van bedrijfsleven en specifiek hoger onderwijs, in het bijzonder de ontwikkeling van producten en diensten, de overdracht van technologie, sociale KMO/MKB (Small Business Act). • Europa vraagt in haar position papers aandacht voor het stimuleren van de band tussen wetenschap en bedrijfsleven (NL), en voor stimulans aan de concurrentie in de retailsector (B). innovatie en toepassingen voor overheidsdiensten, de stimulering van de vraag, het opzetten van netwerken, clusters en open innovatie door middel van slimme specialisatie, ondersteuning van technologisch en toegepast onderzoek, proefopstellingen, maatregelen voor snelle product-validatie, geavanceerde productiecapaciteit en eerste productie in sleuteltechnologieën en verspreiding van universeel inzetbare technologieën 12 Thematische doelstelling Investeringsprioriteit Thematische doelstelling 4: 4b Het bevorderen van energie-efficiëntie en Steun voor de overgang het gebruik van hernieuwbare energie in naar een koolstofarme bedrijven Onderbouwing van de keuze van thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten • Kyoto-doelstellingen. • Vermindering uitstoot broeikasgassen, verhoging energie-efficiëntie economie en verhogen aandeel energie afkomstig uit hernieuwbare bronnen zijn prioritaire aandachtspunten in beide landenspecifieke economie in alle aanbevelingen. • bedrijfstakken Doelstelling van België / Nederland vanuit Europa 2020 strategie om tegen 2020 CO2 reductie met 15% / 20% te realiseren, energie-efficiëntie met 18% / 16% te doen toenemen en aandeel hernieuwbare energie te verwerven van 13% / 14% van de totale energie. 4c Het ondersteunen van energie-efficiëntie en • het gebruik van hernieuwbare energie in openbare infrastructuur, waaronder De onderbouwing onder investeringsprioriteit 4b is onverkort van toepassing op investeringsprioriteit 4c, met verbijzondering: • openbare gebouwen en in de Deze investeringsprioriteit richt zich – binnen voornoemde motivering – op doelgroep openbare infrastructuur en de woningbouwsector. Daarbij vervult de overheid een voorbeeldrol. woningbouwsector 4f Promotie van onderzoek, innovatie en • adoptie van CO2-arme technologieën De onderbouwing onder investeringsprioriteit 4b is onverkort van toepassing op investeringsprioriteit 4f, met verbijzondering: • Deze investeringsprioriteit richt zich – binnen voornoemde motivering– op onderzoek, innovatie en adoptie van CO2-arme technologieën, door ontwikkeling van nieuwe technologieën en demonstratieprojecten voor eerste toepassing. 13 Thematische doelstelling Investeringsprioriteit Thematische doelstelling 6: 6d Het beschermen en herstellen van de Bescherming van het milieu biodiversiteit, bodembescherming en – en bevordering van efficiënte herstel en het bevorderen van omgang met hulpbronnen ecosysteemdiensten (met inbegrip van Onderbouwing van de keuze van thematische doelstellingen enf investeringsprioriteiten • Kerninitiatief ‘Efficiënte omgang met hulpbronnen’ onder de EU2020-strategie en de Europese biodiversiteitsstrategie 2020. Ecologische rijkdommen dienen te worden beschermd en de milieueffecten van het gebruik van hulpbronnen te worden beperkt. • Natura 2000 en groene infrastructuur) Grensregio Vlaanderen-Nederland kent specifieke problemen met betrekking tot onder andere luchtkwaliteit, geluidsoverlast en waterkwaliteit. • Biodiversiteit en milieu staan onder druk in de gebieden met hoge concentratie aan economische activiteiten. 6f Het bevorderen van innovatieve • technologieën voor het verbeteren van milieubescherming en het efficiënt omgaan technologieën en innovaties van belang • met hulpbronnen in de afvalsector, de Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen is belangrijk voor het behoud en versterken van bedrijvigheid. Aandachtspunten zijn efficiënt gebruik van grondstoffen, reductie van de afvalproductie en de watersector, bodembescherming of om luchtvervuiling te verminderen Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen in beide position papers prioritair. Daarvoor zijn nieuwe daaraan verbonden milieudruk • Betrokkenheid MKB/KMO’s bij zoeken naar innovatieve toepassingen voor van hulpbronnenefficiëntie blijft achter (Flash Eurobarometer enquête 2012) 6g Het ondersteunen van de industriële • transitie naar een resource-efficiënte economie en het bevorderen van groene Doelstelling verminderen van energiegebruik door nastreven van minstens 20% meer energie-efficiëntie: nationale doelstelling Nederland 16%, voor België 18%. • groei Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen in beide position papers prioritair. Daarvoor zijn nieuwe technologieën en innovaties van belang • Betrokkenheid MKB/KMO’s bij zoeken naar innovatieve toepassingen voor hulpbronefficiëntie blijft achter (Flash Eurobarometer enquête 2012) 14 Thematische doelstelling Investeringsprioriteit Thematische doelstelling 8: 8e Onderbouwing van de keuze van thematische doelstellingen enf investeringsprioriteiten Integratie van grensoverschrijdende • Europees kerninitiatief “Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen” Bevordering van arbeidsmarkten, met inbegrip van • Aansluiting bij Nationale en Vlaamse Hervormingsprogramma’s: verhogen aandeel in de leeftijdscategorie werkgelegenheid en grensoverschrijdende mobiliteit, ondersteuning van gezamenlijke lokale arbeidsmobiliteit werkgelegenheidsinitiatieven en gezamenlijke opleiding 20-64 aan het werk • Knelpunten op gebied van arbeidsmobiliteit, tekort aan technisch geschoold personeel, sluiting grote werkgevers • Aansluiting bij Nederlands Techniekpact • Kansen in grensoverschrijdend ontsluiten vacatures, beschikbaarheid juiste opleidingen en -faciliteiten en grensoverschrijdende erkenning competenties. 15 Per thematische doelstelling en voor Technische Bijstand worden afzonderlijke prioritaire assen benoemd, wat leidt tot een OP dat bestaat uit vijf prioritaire assen: → Prioritaire as 1 Slimme groei → Prioritaire as 2 Duurzame groei – energie → Prioritaire as 3 Duurzame groei – milieu en hulpbronnen → Prioritaire as 4 Inclusieve groei → Prioritaire as 5 Technische bijstand 1.2 Verantwoording van de allocatie van financiële middelen Prioritaire as Thematische Investeringsprioriteit 1. Slimme groei EFRO-bijdrage (in €) doelstelling 1. Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie 1a € 61.030.234,08 (40%) 1b 2. Duurzame groei 4. Steun voor de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken – energie 4b € 33.3566.628,75 (22%) 4c 4f 3. Duurzame groei – milieu en 6. Bescherming van het milieu en bevordering van efficiënte omgang met hulpbronnen hulpbronnen € 33.566.628,75 (22%) 6d 6f 6g 4. Inclusieve groei 8. Bevordering van werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit 8e 5. Technische Bijstand niet van toepassing € 15.257.588,52 (10%) € 9.154.535,11 (6%) Deze verdeling is tot stand gekomen op basis van de volgende punten: o de duiding van noden en kansen in de gebiedsanalyse, o evenwichtige benadering van innovatie en duurzaamheid in aansluiting op de position papers van de Europese Commissie voor België en Nederland, o de investeringsprioriteiten onder thematische doelstellingen 4 en 6 (met uitzondering van 6d) kennen een sterke innovatie-gerichte inhoud, waarmee het aandeel voor innovatie dus effectief beduidend groter is dan enkel de financiële allocatie naar thematische doelstelling 1, o relatief geringere ruimte voor milieu/natuur, echter wel fysieke projecten die gemiddeld grotere omvang zullen hebben, o gering budget voor arbeidsmarktmaatregelen om beperkt en additioneel plaats te bieden aan initiatieven die versterking bieden voor de arbeidsmarkt, o technische bijstand conform maximum uit de regelgeving. 16 Tabel 2: Overzicht van de programma-investeringsstrategie NB: Tabel wordt automatisch gegenereerd door het SFC op basis van de ingevoerde informatie in de andere onderdelen van het OP. Prioritaire as Thematische Investerings- doelstelling prioriteit Specifieke Resultaatindicatoren doelstellingen in EFRO-bijdrage Aandeel van de steun van de Europese (in €) Unie aan het Operationeel Programma overeenstemming (per fonds) met investerings- EFRO ENI IPA (par. 1.2) (par. 1.2) (par. 1.2) prioriteiten Op basis van invoer (par. 1.1) (par. 1.1) (hoofdstuk 2) (hoofdstuk 2) (par 1.2) in SFC (par.1.1) 17 2. Prioritaire assen 2.A Beschrijving van de prioritaire assen 2.A.0 Verantwoording van het dekken van twee thematische doelstellingen in één prioriteit Niet van toepassing. 18 Prioritaire as 1 Thema 1: Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie ID Titel Prioritaire as 1 Slimme groei De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van financiële instrumenten De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door moddel van financiële instrumenten opgezet op niveau van de Europese Unie De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van door de gemeenschap geleide locale ontwikkeling ESF: De gehele prioriteit is gericht op sociale innovatie of transnationale samenwerking, of beide NVT Fonds EFRO NVT NVT NVT 19 2.A.1 (1) Investeringsprioriteit 1.1 Investeringsprioriteit 1A Verbetering van de infrastructuur voor onderzoek en innovatie (O&I) en van de capaciteiten voor de ontwikkeling van topprestaties op dit gebied, en bevordering van kenniscentra, met name van die van Europees belang. Basis voor de berekening van de Europese steun Totaal subsidiabele kosten Specifieke doelstelling 7 Stimulering van industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling door uitbreiding van de onderzoeksinfrastructuur bij private en publieke kennisinstellingen en door het leggen van verbindingen tussen kennisinstellingen. Beoogd resultaat De Grensregio heeft sterke uitgangspunten om door middel van innovatie de economische concurrentiepositie te verbeteren. Aangrijpingspunten voor grensoverschrijdende ontwikkeling zijn benoemd in de valorisatie van de sterke kennispositie. Kansen zijn gelegen in de beschikbaarheid van onderzoeksfaciliteiten die mede toegankelijk zijn voor het bedrijfsleven, in vraaggerichte clusters van kennisinstellingen en in de stap tot innovatieve ontwikkeling van producten / diensten / processen. Deze investeringsprioriteit richt zich primair op de dimensie van de kennisinstellingen. Door te investeren in faciliteiten en samenwerking, gericht op de behoeften van het bedrijfsleven, worden meer en betere randvoorwaarden gecreëerd voor daadwerkelijke innovaties in het 8 bedrijfsleven. Hierbij richt het programma zich sterk op betrokkenheid van MKB/KMO en sluit het programma aan bij de Slimme specialisatiestrategieën voor Zuid-Nederland en Vlaanderen, inclusief het NIB. Resultaatindicatoren ID Indicator Meeteenheid Basiswaarde Basisjaar Streefwaarde Bron (2023) RI 1 O&O-uitgaven in de percentage 0.36% 2009 0,44% publieke sector Rapporteringsfrequentie Regional tweejaarlijks Innovation Scoreboard (Eurostat) Tabel 3.1: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 1.1 7 Categorisering volgens terminologie van de Europese Commissie (fundamenteel onderzoek / industrieel onderzoek / experimentele ontwikkeling) in Verordening (EG) 800/2008. 8 In het hele Operationeel Programma wordt ‘MKB/KMO’ gebruikt conform de Europese definitie (2003/361/EG). 20 2.A.2.1 (1) Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies) Het programma zet in op het grensoverschrijdend versterken en uitbouwen van de onderzoeks- en kennisinfrastructuur. Hierbij gaat het met name om de uitbreiding of oprichting van kenniscentra en het creëren van gedeelde (‘open access’) onderzoeksfaciliteiten. Hierbij gaat prioriteit uit naar projecten die bijdragen aan een verdere ontwikkeling en versterking van de sectoren die in de Zuid-Nederlandse en Vlaamse Slimme specialisatiestrategieën, inclusief het NIB, zijn aangeduid als belangrijke economische sectoren, en cross-sectorale verbindingen daartussen. Het programma zet in op projecten die vraaggericht zijn, oftewel projecten die nauw aansluiten op actuele behoeften van het bedrijfsleven. Beoogd wordt dat ondernemingen dan ook direct en actief betrokken zullen zijn bij de projectuitvoering. Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: vraaggerichte samenwerking tussen technologische centra aan beide zijden van de grens bouwen en exploiteren van gedeelde onderzoeksinfrastructuur proeftuinen / living labs grensoverschrijdende kennisnetwerken en kennisplatforms door samenwerking van kennisinstellingen onderling open innovatienetwerken en open innovatie onderzoeksprogramma’s Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Publieke kennisinstellingen → Private kennisinstellingen 9 → Intermediaire organisaties 2.A.2.2 (1) Gidsprincipes voor de selectie van operaties Selectieprocedure: Het programma hanteert een getrapt systeem voor projectselectie. Als eerste stap worden open oproepen voor projectaanmeldingen gelanceerd. Projectaanmeldingen die prioritair bevonden worden, kunnen vervolgens uitgewerkt worden tot volwaardige projectaanvragen waaraan goedkeuring verleend kan worden. Zowel projectaanmelding als projectaanvraag worden getoetst aan de hand van drie soorten selectiecriteria, die per aanmeldingsoproep aangepast kunnen worden: → Ontvankelijkheidscriteria (o.a. gebaseerd op de horizontale principes en op artikel 12 van de verordening (EU) 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad): aanvragen of aanmeldingen die hieraan niet voldoen, worden niet verder in behandeling genomen. 9 Zoals de Innovatiecentra, regionale / provinciale ontwikkelingsmaatschappijen, etc. 21 → Technische criteria: projecten dienen binnen de programmaregelgeving te passen. → Inhoudelijke criteria: hiermee wordt sturing gegeven aan het programma. Ook dient er sprake te zijn van een geïntegreerde uitvoering van het project en structurering van de samenwerking. Selectiecriteria Voor deze specifieke doelstelling gelden een aantal gidsprincipes. Gidsprincipes werken sterk richtinggevend, maar hebben niet de status van ontvankelijkheidscriteria. → Projecten stimuleren industrieel onderzoek en/of experimentele ontwikkeling. → Projecten sluiten aan op de Slimme specialisatiestrategieën van Zuid-Nederland en Vlaanderen, inclusief het NIB → De investeringen dragen bij aan de creatie van complementaire grensoverschrijdende meerwaarde. → Investeringen kunnen bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van investeringsprioriteiten 1b, 4f en 6f. 2.A.2.3 (1) Beoogd gebruik van financiële instrumenten De Grensregio Vlaanderen-Nederland wil de stimulansen uit het OP vormgeven door de inzet van subsidies. 2.A.2.4 (1) Beoogd gebruik van majeure projecten De Grensregio Vlaanderen-Nederland beoogt geen gebruik te maken van majeure projecten. 2.A.2.5 (1) ID Outputindicatoren Outputindicator Meeteenheid Streefwaarde Gegevensbron Frequentie eigen registratie op jaarlijks (2023) CI Aantal 42 kennisinstellingen dat aantal 75 basis van opgave deelneemt in begunstigden grensoverschrijdende onderzoeksprojecten m2 1.500 m2 PSI Oppervlakte ingerichte 1 of verbeterde basis van opgave onderzoeksinfrastructuur begunstigden aantal 20 eigen registratie op PSI Aantal nieuwe of 2 verbeterde proeftuin- eigen registratie op basis van opgave faciliteiten begunstigden jaarlijks jaarlijks Tabel 4.1: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 1.1 22 2.A.1 (2) Investeringsprioriteit 1.2 Investeringsprioriteit 1B Bevordering van bedrijfsinvesteringen in O&I, en het ontwikkelen van verbanden en synergieën tussen bedrijven, O&I-centra en hoger onderwijs, in het bijzonder de ontwikkeling van producten en diensten, de overdracht van technologie, sociale innovatie en toepassingen voor overheidsdiensten, de stimulering van de vraag, het opzetten van netwerken, clusters en open innovatie door middel van slimme specialisatie, ondersteuning van technologisch en toegepast onderzoek, proefopstellingen, maatregelen voor snelle product-validatie, geavanceerde productiecapaciteit en eerste productie in sleuteltechnologieën en verspreiding van universeel inzetbare technologieën. Basis voor de berekening van de Europese steun Totaal subsidiabele kosten Specifieke doelstelling Innovatie van producten / diensten / toepassingen / processen, in de vorm van industrieel onderzoek 10 en experimentele ontwikkeling , door samenwerking tussen bedrijven onderling en van bedrijven met O&I-centra en kennisinstellingen. Beoogd resultaat In aanvulling op investeringsprioriteit 1.1 richt het programma zich met deze investeringsprioriteit op de dimensies van innovatie die gelegen zijn bij initiatieven in het bedrijfsleven. De gebiedsanalyse duidt op de sterke positie van de Grensregio door de aanwezigheid van veel kennisinstellingen en 11 bedrijfsleven. De tussentijdse evaluatie wijst uit dat innovatieve interdisciplinaire projecten in (publiek-private) samenwerking het meest effectief zijn in het versterken van de economische structuur in de Grensregio. Door stimulansen beschikbaar te stellen voor innovatieclusters wordt op deze conclusie voortgebouwd. Door steun aan – primair – daadwerkelijke ontwikkelprojecten door ondernemingen, draagt het programma direct bij aan meer valorisatie van kennis door innovatie van nieuwe producten / diensten / toepassingen / processen en versterkt zo het bedrijfsleven in de Grensregio. 10 Categorisering volgens terminologie van de Europese Commissie (fundamenteel onderzoek / industrieel onderzoek / experimentele ontwikkeling) in Verordening (EG) 800/2008. 11 Ecorys / IDEA Consult, 25 oktober 2011 23 Resultaatindicatoren ID Indicator Meeteenheid Basiswaarde Basisjaar RI 2 Percentage percentage 68% 2010 Streefwaarde Bron (2023) 71% Rapporteringsfrequentie Regional MKB/KMO dat Innovation product- of Scoreboard procesinnovaties (Eurostat) tweejaarlijks introduceert Tabel 3.2: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 1.2 2.A.2.1. (2) Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies) Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: kennisvouchers waarmee ondernemers kennis inkopen bij kennisinstellingen marktgerichte samenwerking in innovatietrajecten / ontwikkeling van nieuwe producten – diensten – toepassingen – processen verkenningen naar haalbaarheid en nieuwe product-markt-combinaties bij samenwerkende MKB/KMO’s opzet van vraaggerichte innovatieclusters, bestaande uit samenwerking van bedrijfsleven, kennisinstellingen en (semi-)overheid Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Bedrijven, in het bijzonder MKB/KMO → Intermediaire organisaties → Kennisinstellingen 2.A.2.2 (2) Gidsprincipes voor de selectie van operaties Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria Voor deze specifieke doelstelling gelden een aantal gidsprincipes. Gidsprincipes werken sterk richtinggevend, maar hebben niet de status van ontvankelijkheidscriteria. → Projecten omvatten industrieel onderzoek en/of experimentele ontwikkeling. → Projecten omvatten samenwerking van MKB/KMO onderling en/of met andere ondernemingen en/of met kennis- en onderzoeksinstellingen → Projecten sluiten aan op de Slimme specialisatiestrategieën van Zuid-Nederland en Vlaanderen, inclusief het NIB. 24 2.A.2.3 (2) Beoogd gebruik van financiële instrumenten De Grensregio Vlaanderen-Nederland wil de stimulansen uit het OP vormgeven door de inzet van subsidies. 2.A.2.4 (2) Beoogd gebruik van majeure projecten De Grensregio Vlaanderen-Nederland beoogt geen gebruik te maken van majeure projecten. 2.A.2.5 (2) ID Outputindicatoren Outputindicator Meeteenheid Streefwaarde Gegevensbron (2023) CI 1 Aantal ondernemingen dat steun aantal 1.570 ontvangt CI 2 Aantal ondernemingen dat subsidie opgaven begunstigden aantal 630 ontvangt CI 4 Aantal ondernemingen dat niet- Private financiering als cofinanciering eigen registratie op basis van opgave begunstigden aantal 940 financiële steun ontvangt CI 6 eigen registratie op basis van eigen registratie op basis van opgave begunstigden euro € 7.875.000 voor publieke steun (subsidie) aan eigen registratie op basis van opgave begunstigden bedrijven CI 26 Aantal bedrijven dat samenwerkt met aantal 470 ondersteunde kennisinstellingen CI 27 Private investeringen als eigen registratie op basis van opgave begunstigden euro € 5.500.000 cofinanciering van publieke steun aan eigen registratie op basis van opgave begunstigden O&O-projecten CI 28 Aantal ondernemingen dat wordt aantal 80 ondersteund in introductie van nieuwe eigen registratie op basis van opgave begunstigden producten (nieuw op de markt) CI 29 Aantal ondernemingen dat wordt aantal 160 ondersteund in introductie van nieuwe eigen registratie op basis van opgave begunstigden producten (nieuw voor onderneming) CI 41 Aantal ondernemingen dat deelneemt aantal 1.100 in grensoverschrijdende eigen registratie op basis van opgave begunstigden onderzoeksprojecten PSI 3 Aantal ondersteunde aantal 45 innovatiegerichte eigen registratie op basis van opgave begunstigden samenwerkingstrajecten tussen ondernemingen onderling PSI 4 Aantal ondersteunde demonstraties aantal 120 en pilots PSI Aantal KMO/MKB-ondernemingen dat 12 steun ontvangt eigen registratie op basis van opgave begunstigden aantal 1.260 eigen registratie op basis van opgaven begunstigden Tabel 4.2: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 1.2 25 2.A.3 (prioriteit 1) Prestatiekader Prioritaire as Indicator type Indicator ID Indicator (implementatiestap, financieel, output of resultaat) Meeteenheid Mijlpaal 2018 Financieel doel (2023) Databron 1 output PI 1 Aantal kennisinstellingen (1A) en ondernemingen (1B) dat deelneemt in afgeronde grensoverschrijdende onderzoeksprojecten (conform CI 41 + CI 42) aantal 60 1.175 eigen registratie op basis van opgave begunstigden 1 key implementation step PI 1 Aantal kennisinstellingen (1A) en ondernemingen (1B) dat deelneemt in gestarte grensoverschrijdende onderzoeksprojecten (conform CI 41 + CI 42) aantal 145 1.175 eigen registratie op basis van opgave begunstigden 1 financieel PI 7 (SFC) Bedrag aan gecertificeerde uitgaven van begunstigden, zoals opgenomen in betaalaanvragen aan de Europese Commissie euro 23.191.488,95 122.060.468,17 SFC / eigen registratie Toelichting relevantie (indien van toepassing) De gehele prioritaire as 1 is gericht op innovatiegerichte samenwerking. Deze indicator dekt, met de optelling van CI 41 + CI 42 alle acties. De gehele prioritaire as 1 is gericht op innovatiegerichte samenwerking. Deze indicator dekt, met de optelling van CI 41 + CI 42 alle acties. Geeft goede uiting aan voortgang van het programma en aan de multiplier. Tabel 5.1 Prestatiekader 26 2.A.4 (prioriteit 1) Categorisering Dimensie 1 – beleidsterrein van de interventie Tabel 6.1 prioritaire as code bedrag 1 056 1 057 Investeringen in infrastructuur, capaciteit en uitrusting voor kmo’s die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie Investeringen in infrastructuur, capaciteit en uitrusting voor grote bedrijven die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie 1 058 Infrastructuur voor onderzoek en innovatie (met overheidssteun) 1 059 1 060 1 061 1 062 Onderzoek en innovatie in particuliere onderzoekscentra, met inbegrip van netwerkvorming Technologieoverdrachten samenwerking tussen universiteiten en bedrijvendie voornamelijk ten goede komen aan kmo’s. 1 063 Clusterondersteuning en bedrijvennetwerken die voornamelijk ten goede komen aan kmo’s. 1 064 1 067 Infrastructuur voor onderzoek en innovatie (particulier, met inbegrip van wetenschapsparken) Onderzoek en innovatie in openbare onderzoekscentra en kenniscentra, met inbegrip van netwerkvorming Onderzoeks- en innovatieprocessen in kmo’s (met inbegrip van voucherprogramma’s, processen, design , diensten en sociale innovatie) Zakelijke ontwikkeling van kmo’s ondersteuning van ondernemerschap en incubatie (met inbegrip van ondersteuning voor spin-offs en spin-outs) prioritaire as code 01 € 4.577.267,56 € 4.577.267,56 € 6.103.023,41 € 4.577.267,56 € 6.103.023,41 € 3.051.511,70 bedrag Niet-terugvorderbare steun prioritaire as code Tabel 9.1 € 12.206.046.82 € 61.030.234,08 Dimensie 3 – territoriale dimensie Tabel 8.1 1 € 1.525.755,85 € 12.206.046.82 Dimensie 2 – vorm van de steun Tabel 7.1 1 € 6.103.023,41 07 bedrag Grensoverschrijdende samenwerking (cross-border, Interreg A) € 61.030.234,08 Dimensie 6 – territoriale uitvoeringsmechanismen prioritaire as code 1 bedrag niet van toepassing 2.A.5 (prioriteit 1) Gebruik van technische bijstand in de prioriteit Niet van toepassing. 27 Prioritaire as 2 Thema 4: Steun voor de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken ID Titel Prioriaire as 2 Duurzame groei – energie De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van financiële instrumenten De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door moddel van financiële instrumenten opgezet op niveau van de Europese Unie De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van door de gemeenschap geleide locale ontwikkeling ESF: De gehele prioriteit is gericht op sociale innovatie of transnationale samenwerking, of beide NVT Fonds EFRO NVT NVT NVT 28 2.A.1 (3) Investeringsprioriteit 2.1 Investeringsprioriteit 4B Het bevorderen van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in bedrijven. Basis voor de berekening van de Europese steun Totaal subsidiabele kosten Specifieke doelstelling Het bevorderen van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in bedrijven, door demonstratie van toepassingsmogelijkheden van innovatieve maatregelen en technieken. Beoogd resultaat 12 Uit de cijfers ten aanzien van de Europa2020-indicatoren blijkt dat beide lidstaten vooralsnog achter blijven bij de doelstellingen. Innovatieve technieken kunnen de overgang naar een koolstofarme economie bevorderen. In de programmaperiode 2007-2013 is vanuit verschillende programma’s 13 (waaronder EFRO-programma’s ) steun verleend aan innovatie van nieuwe technologieën voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Naast het voortzetten van steun voor innovatie (zie investeringsprioriteiten 2.3 en 3.2) biedt het programma steun aan eerste toepassing. Het programma zet echter niet in op financiering van grootschalige uitrol, enerzijds omdat het programmabudget daarvoor te gering is en anderzijds omdat er voor dergelijke investeringen andere financieringsmogelijkheden bestaan. Het programma zet daarom in op stimulering, op sensibilisering en op demonstratie. Activiteiten waarmee de bekendheid met technieken en de toepassingsmogelijkheden toeneemt, om daarmee de bereidheid tot investeringen in uitrol van de technieken te verhogen. De programmapartners delen de overtuiging dat bij een hogere bekendheid met koolstofarme technologieën, meer maatregelen daadwerkelijk zullen worden geïmplementeerd in de vorm van uitrol van koolstofarme technieken. Door het uitlokken van meer investeringen, daalt het energieverbruik van fossiele bronnen en stijgt het verbruiksaandeel van hernieuwbare energie in bedrijfsgebouwen. Daardoor zal de emissie van koolstofdioxide dalen. Resultaatindicatoren ID RI 3 Indicator Meeteenheid Basiswaarde 1,63 Basis Streefwaarde jaar (2023) 2010 1,68 Bron Rapporteringsfrequentie energieverbruik toe/mdw= World data komen per medewerker ton olie-equivalent Energy iedere 10 jaar per medewerker Council beschikbaar, in 2020 weer Tabel 3.3: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 2.1 12 Zie hoofdstuk 1. 13 Zie de tussentijdse evaluatie (Ecorys / IDEA Consult, 25 oktober 2011) en bijvoorbeeld getijdeenergie (OP Zuid-Nederland 2007-2013). 29 2.A.2.1 (3) Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies) Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: investeringen voor kleinschalige demonstraties, pilotprojecten van toepassing van energieefficiënte en/of hernieuwbare energie-technologieën in bedrijven stimuleren van energieclustering, oftewel alle vormen van samenwerking tussen bedrijven om de uitwisseling van energie en reststromen te stimuleren inzicht bieden aan ondernemers in de mogelijkheden voor de uitvoering van energiebesparende maatregelen en het bieden van begeleiding bij implementatie van aanpassingen kennismakingstrajecten met nieuwe technologieën voor MKB/KMO haalbaarheidsonderzoeken voor MKB/KMO inzake omschakeling naar het gebruik van hernieuwbare energiebronnen Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Bedrijven, in het bijzonder MKB/KMO → Overheden → Intermediaire organisaties 2.A.2.2 (3) Gidsprincipes voor de selectie van operaties Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria Voor deze specifieke doelstelling gelden een aantal gidsprincipes. Gidsprincipes werken sterk richtinggevend, maar hebben niet de status van ontvankelijkheidscriteria. → Projecten omvatten demonstraties in bedrijven. → Projecten zijn gericht op energie-efficiëntie en/of hernieuwbare energie. → Projecten omvatten toepassingsmogelijkheden van innovatieve maatregelen en technieken. 2.A.2.3 (3) Beoogd gebruik van financiële instrumenten De Grensregio Vlaanderen-Nederland wil de stimulansen uit het OP vormgeven door de inzet van subsidies. 2.A.2.4 (3) Beoogd gebruik van majeure projecten De Grensregio Vlaanderen-Nederland beoogt geen gebruik te maken van majeure projecten. 30 2.A.2.5 (3) Outputindicatoren ID Outputindicator Meeteenheid CI 1 Aantal ondernemingen dat aantal Streefwaarde Gegevensbron (2023) 140 steun ontvangt CI 2 Aantal ondernemingen dat opgaven begunstigden aantal 15 subsidie ontvangt CI 4 Aantal ondernemingen dat niet- Private financiering als eigen registratie op basis van opgave begunstigden aantal 125 financiële steun ontvangt CI 6 eigen registratie op basis van eigen registratie op basis van opgave begunstigden euro € 375.000 cofinanciering voor publieke eigen registratie op basis van opgave begunstigden steun (subsidie) aan bedrijven PSI 4 Aantal ondersteunde aantal 55 demonstraties en pilots eigen registratie op basis van opgave begunstigden gericht op energiebesparing in bedrijfsgebouwen PSI 6 Aantal organisaties dat in een aantal 1.375 demonstratie / pilot kennis eigen registratie op basis van opgave begunstigden neemt van nieuwe technieken gericht op energie-efficiëntie en gebruik van hernieuwbare energie (bedrijven) PSI Aantal MKB-ondernemingen 12 dat steun ontvangt aantal 115 eigen registratie op basis van opgaven begunstigden Tabel 4.3: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 2.1 31 2.A.1 (4) Investeringsprioriteit 2.2 Investeringsprioriteit 4C Het bevorderen van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in openbare infrastructuur, waaronder openbare gebouwen en in de woningbouwsector. Basis voor de berekening van de Europese steun Totaal subsidiabele kosten Specifieke doelstelling Het bevorderen van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in openbare infrastructuur en woningbouwsector, door demonstratie van toepassingsmogelijkheden van innovatieve maatregelen en technieken. Beoogd resultaat 14 Uit de cijfers ten aanzien van de Europa2020-indicatoren blijkt dat beide lidstaten vooralsnog achter blijven bij de doelstellingen. Innovatieve technieken kunnen de overgang naar een koolstofarme economie bevorderen. In de programmaperiode 2007-2013 is vanuit verschillende programma’s 15 (waaronder EFRO-programma’s ) steun verleend aan innovatie van nieuwe technologieën voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Naast het voortzetten van steun voor innovatie (zie investeringsprioriteiten 2.3 en 3.2) biedt het programma steun aan eerste toepassing. Het programma zet echter niet in op financiering van grootschalige uitrol, enerzijds omdat het programmabudget daarvoor te gering is en anderzijds omdat er voor dergelijke investeringen andere financieringsmogelijkheden bestaan. Het programma zet daarom in op stimulering, op sensibilisering en op demonstratie. Activiteiten waarmee de bekendheid met technieken en de toepassingsmogelijkheden toeneemt, om daarmee de bereidheid tot investeringen in uitrol van de technieken te verhogen. De programmapartners delen de overtuiging dat bij een hogere bekendheid met koolstofarme technologieën, meer maatregelen daadwerkelijk zullen worden geïmplementeerd in de vorm van uitrol van koolstofarme technieken. Door het uitlokken van meer investeringen, daalt het energieverbruik van fossiele bronnen en stijgt het verbruiksaandeel van hernieuwbare energie in openbare gebouwen en woningen. Daardoor zal de emissie van koolstofdioxide dalen. 14 Zie hoofdstuk 1. 15 Zie de tussentijdse evaluatie (Ecorys / IDEA Consult, 25 oktober 2011) en bijvoorbeeld getijdeenergie (OP Zuid-Nederland 2007-2013). 32 Resultaatindicatoren ID Indicator Meeteenheid Basiswaarde Basisjaar RI 3 energieverbruik per toe/mdw= 1,63 2010 medewerker Streefwaarde Bron (2023) 1,68 Rapporteringsfrequentie World data komen ton olie- Energy iedere 10 jaar equivalent Council beschikbaar, in per 2020 weer medewerker Tabel 3.4: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 2.2 2.A.2.1 (4) Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies) Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: investeringen voor kleinschalige demonstraties, pilotprojecten van toepassing van energieefficiënte en/of hernieuwbare energie-technologieën in openbare infrastructuur inzicht bieden aan eigenaren in de mogelijkheden voor de uitvoering van energiebesparende maatregelen en het bieden van begeleiding bij implementatie van aanpassingen kennismakingstrajecten met nieuwe technologieën voor eigenaren en/of gebruikers haalbaarheidsonderzoeken inzake omschakeling naar het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in openbare infrastructuur opleidingstrajecten voor MKB/KMO uit de woningbouwsector rond energie-efficiënt bouwen en verbouwen met nieuwe technieken en materialen Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Overheden → Intermediaire organisaties 2.A.2.2 (4) Gidsprincipes voor de selectie van operaties Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria Voor deze specifieke doelstelling gelden een aantal gidsprincipes. Gidsprincipes werken sterk richtinggevend, maar hebben niet de status van ontvankelijkheidscriteria. → Projecten omvatten demonstraties in openbare infrastructuur, waaronder openbare gebouwen en in de woningbouwsector. → Projecten zijn gericht op energie-efficiëntie en/of hernieuwbare energie. → Projecten omvatten toepassingsmogelijkheden van innovatieve maatregelen en technieken. 33 2.A.2.3 (4) Beoogd gebruik van financiële instrumenten De Grensregio Vlaanderen-Nederland wil de stimulansen uit het OP vormgeven door de inzet van subsidies. 2.A.2.4 (4) Beoogd gebruik van majeure projecten De Grensregio Vlaanderen-Nederland beoogt geen gebruik te maken van majeure projecten. 2.A.2.5 (4) ID Outputindicatoren Outputindicator16 Meeteenheid Streefwaarde Gegevensbron (2023) PSI 4 Aantal ondersteunde aantal 55 demonstraties en pilots gericht eigen registratie op basis van opgave begunstigden op energiebesparing in publieke gebouwen PSI 6 Aantal organisaties dat in een aantal demonstratie / pilot kennis 1.375 eigen registratie op basis van opgave begunstigden neemt van nieuwe technieken gericht op energie-efficiëntie en gebruik van hernieuwbare energie (publieke organisaties Tabel 4.4: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 2.2 16 Nota bene: bij investeringsprioriteit 4C zijn geen gemeenschappelijke outputindicatoren gedefinieerd, waardoor deze ook niet onderscheiden kunnen worden. 34 2.A.1 (5) Investeringsprioriteit 2.3 Investeringsprioriteit 4F Bevordering van onderzoek, innovatie en adoptie van CO2-arme technologieën. Basis voor de berekening van de Europese steun Totaal subsidiabele kosten Specifieke doelstelling Innovatie van koolstofarme producten / diensten / toepassingen / processen, door industrieel 17 onderzoek en experimentele ontwikkeling , door samenwerking tussen bedrijven onderling en van bedrijven met O&I-centra en kennisinstellingen en door vroege implementatie van innovatieve koolstofarme technologieën. Beoogd resultaat 18 Uit de cijfers ten aanzien van de Europa2020-indicatoren blijkt dat investeringen in de toepassing van koolstofarme technologieën achter blijven bij de doelstellingen in beide lidstaten. Innovatieve technieken kunnen de overgang naar een koolstofarme economie bevorderen. Het programma zet niet in op financiering van uitrol, enerzijds omdat het programmabudget daarvoor te gering is en anderzijds omdat er voor dergelijke investeringen andere financieringsmogelijkheden bestaan. Het programma zet daarom in op stimulering, op sensibilisering en op demonstratie. Activiteiten waarmee de bekendheid met technieken en de toepassingsmogelijkheden toeneemt, om daarmee de bereidheid tot investeringen in uitrol van de technieken te verhogen. Bij een hogere adoptie van koolstofarme technologieën zullen meer maatregelen daadwerkelijk worden geïmplementeerd door uitrol van koolstofarme technieken. Daardoor zal de emissie van koolstofdioxide dalen. In deze investeringsprioriteit richt het programma zich op onderzoek naar de ‘schaalbaarheid’ van innovatieve technologieën; onderzoek naar het kunnen toepassen van innovatieve technologieën op grotere schaal. Deze investeringsprioriteit is een verbijzondering ten opzichte van investeringsprioriteit 1b; beide hebben een nadrukkelijke focus op innovatie en het bedrijfsleven, waarbij deze investeringsprioriteit zich in het bijzonder richt op innovaties ten aanzien van koolstofarme technologieën. 17 18 Categorisering volgens terminologie van de Europese Commissie (fundamenteel onderzoek / industrieel onderzoek / experimentele ontwikkeling) in Verordening (EG) 800/2008. Zie hoofdstuk 1. 35 Resultaatindicatoren ID Indicator Meeteenheid Basiswaarde Basisjaar RI 2 Percentage percentage 68% 2010 Streefwaarde Bron (2023) 71% Rapporteringsfrequentie Regional MKB/KMO dat Innovation product- of Scoreboar procesinnovaties d introduceert (Eurostat) tweejaarlijks Tabel 3.5: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 2.3 2.A.2.1 (5) Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies) Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: marktgerichte samenwerking in innovatietrajecten / ontwikkeling van nieuwe producten – diensten – toepassingen – processen gericht op koolstofarme technologieën onderzoeken naar haalbaarheid en toepassingsmogelijkheden van innovatieve technologieën die bijdragen aan vermindering van CO2-uitstoot (onder meer door verhoging van energieefficiëntie, hernieuwbare energie en CO2–afvang en –opslag) inventarisatie van effectieve toepassing van energiebesparende technieken en uitwisselen van leereffecten onderzoeken naar haalbaarheid en mogelijkheden van emissiearme binnenstedelijke distributie en mobiliteit verkenningen naar haalbaarheid en nieuwe product-markt-combinaties voor koolstofarme technologieën bij samenwerkende MKB/KMO’s opzet van vraaggerichte innovatieclusters voor koolstofarme technologieën, bestaande uit samenwerking van bedrijfsleven, kennisinstellingen en (semi-)overheid Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Bedrijven, in het bijzonder MKB/KMO → Kennisinstellingen → (Semi-) overheden 2.A.2.2 (5) Gidsprincipes voor de selectie van operaties Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria Voor deze specifieke doelstelling gelden een aantal gidsprincipes. Gidsprincipes werken sterk richtinggevend, maar hebben niet de status van ontvankelijkheidscriteria. 36 → Projecten omvatten industrieel onderzoek en/of experimentele ontwikkeling. → Projecten omvatten samenwerking van MKB/KMO onderling en/of met andere ondernemingen en/of kennis- en onderzoeksinstellingen. → Projecten zijn gericht op koolstofarme technieken / producten / processen / diensten / toepassingen. 2.A.2.3 (5) Beoogd gebruik van financiële instrumenten De Grensregio Vlaanderen-Nederland wil de stimulansen uit het OP vormgeven door de inzet van subsidies. 2.A.2.4 (5) Beoogd gebruik van majeure projecten De Grensregio Vlaanderen-Nederland beoogt geen gebruik te maken van majeure projecten. 2.A.2.5 (5) ID Outputindicatoren Outputindicator Meeteenheid Streefwaarde Gegevensbron (2023) CI 1 Aantal ondernemingen dat steun aantal 575 ontvangt CI 2 Aantal ondernemingen dat subsidie opgaven begunstigden aantal 230 ontvangt CI 4 Aantal ondernemingen dat niet- Private financiering als eigen registratie op basis van opgave begunstigden aantal 345 financiële steun ontvangt CI 6 eigen registratie op basis van eigen registratie op basis van opgave begunstigden euro eigen registratie op basis van € 2.875.000 cofinanciering voor publieke steun opgave begunstigden (subsidie) aan bedrijven CI 26 Aantal bedrijven dat samenwerkt aantal eigen registratie op basis van 175 met ondersteunde opgave begunstigden kennisinstellingen CI 27 Private investeringen als euro eigen registratie op basis van € 2.000.000 cofinanciering van publieke steun opgave begunstigden aan O&O-projecten CI 28 Aantal ondernemingen dat wordt aantal ondersteund in introductie van eigen registratie op basis van 30 opgave begunstigden nieuwe producten (nieuw op de markt) CI 29 Aantal ondernemingen dat wordt aantal ondersteund in introductie van eigen registratie op basis van 60 opgave begunstigden nieuwe producten (nieuw voor onderneming) CI 41 Aantal ondernemingen dat aantal eigen registratie op basis van 400 deelneemt in grensoverschrijdende opgave begunstigden onderzoeksprojecten PSI 3 Aantal ondersteunde innovatiegerichte aantal eigen registratie op basis van 15 opgave begunstigden samenwerkingstrajecten tussen ondernemingen onderling gericht 37 ID Outputindicator Meeteenheid Streefwaarde Gegevensbron (2023) op energie-efficiëntie en gebruik hernieuwbare energie PSI 4 Aantal ondersteunde aantal eigen registratie op basis van 45 demonstraties en pilots gericht op opgave begunstigden koolstofarme technologieën PSI Aantal MKB-ondernemingen dat 12 steun ontvangt aantal 1.460 eigen registratie op basis van opgaven begunstigden Tabel 4.5: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 2.3 38 2.A.3 (prioriteit 2) Prestatiekader Prioritaire as Indicator type Indicator ID Indicator (implementatiestap, financieel, output of resultaat) Meeteenheid Mijlpaal 2018 Financieel doel (2023) Databron 2 output PI 2 Aantal ondernemingen dat steun ontvangt in afgeronde projecten (conform CI 1) aantal 35 715 eigen registratie op basis van opgave begunstigden 2 key implementation step PI 2 Aantal ondernemingen dat steun ontvangt in gestarte projecten (conform CI 1) aantal 90 715 eigen registratie op basis van opgave begunstigden 2 key implementation step PI 3 Aantal ondersteunde demonstraties / pilots in gestarte projecten gericht op het bevorderen van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie (conform PSI 4) aantal 20 155 eigen registratie op basis van opgave begunstigden 2 financieel PI 7 (SFC) Bedrag aan gecertificeerde uitgaven van begunstigden, zoals opgenomen in betaalaanvragen aan de Europese Commissie euro 12.755.319,00 67.133.257,49 SFC / eigen registratie Toelichting relevantie (indien van toepassing) IP’s 4B en 4F zijn geheel gericht op bedrijven. Enerzijds demonstratie / eerste toepassing, anderzijds innovatie. Indicator CI 1 dekt alle projecten in deze twee IP’s. IP’s 4B en 4F zijn geheel gericht op bedrijven. Enerzijds demonstratie / eerste toepassing, anderzijds innovatie. Indicator CI 1 dekt alle projecten in deze twee IP’s. IP’s 4B, 4C en 4F richten zich op demonstratie van nieuwe technieken door middel van eerste toepassing of pilots. Het bereik van deze acties wordt goed weergegeven door PSI 4 te nemen. Geeft goede uiting aan voortgang van het programma en aan de multiplier. Tabel 5.2 Prestatiekader 39 2.A.4 (prioriteit 2) Categorisering Dimensie 1 – beleidsterrein van de interventie Tabel 6.2 prioritaire as code 2 013 2 065 2 068 bedrag Renovatie ten behoeve van energie-efficiëntie van openbare infrastructuur, demonstratieprojecten en ondersteunende maatregelen Infrastructuur voor onderzoek en innovatie, overdracht van technologie en samenwerking in ondernemingen die zich toeleggen op de koolstofarme economie en op weerbaarheid tegen de klimaatverandering Energie-efficiëntie en demonstratieprojecten in kmo’s en ondersteunende maatregelen prioritaire as code 01 bedrag Niet-terugvorderbare steun prioritaire as code Tabel 9.2 € 11.183.790,40 € 33.566.628,75 Dimensie 3 – territoriale dimensie Tabel 8.2 2 € 11.199.047,95 Dimensie 2 – vorm van de steun Tabel 7.2 2 € 11.183.790,40 07 bedrag Grensoverschrijdende samenwerking (cross-border, Interreg A) € 33.566.628,75 Dimensie 6 – territoriale uitvoeringsmechanismen prioritaire as code 2 bedrag niet van toepassing 2.A.5 (prioriteit 2) Gebruik van technische bijstand in de prioriteit Niet van toepassing. 40 Prioritaire as 3 Thema 6: Bescherming van het milieu en bevordering van efficiënte omgang met hulpbronnen ID Titel Prioriteit 3 Duurzame groei – milieu en hulpbronnen De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van financiële instrumenten De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door moddel van financiële instrumenten opgezet op niveau van de Europese Unie De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van door de gemeenschap geleide locale ontwikkeling ESF: De gehele prioriteit is gericht op sociale innovatie of transnationale samenwerking, of beide NVT Fonds EFRO NVT NVT NVT 41 2.A.1 (6) Investeringsprioriteit 3.1 Investeringsprioriteit 6D Het beschermen en herstellen van de biodiversiteit, bodembescherming en –herstel en het bevorderen van ecosysteemdiensten (met inbegrip van Natura 2000 en groene infrastructuur). Basis voor de berekening van de Europese steun Totaal subsidiabele kosten Specifieke doelstelling Het beschermen en herstellen van de biodiversiteit, bodembescherming en –herstel en het bevorderen van ecosysteemdiensten, door gezamenlijke aanpak van milieuproblematieken in de economisch intensief benutte Grensregio. Beoogd resultaat 19 De biodiversiteit staat sterk onder druk ; verbetering van de natuur vormt een tegenwicht tegen de zeer intensieve economische benutting van de Grensregio. Met name door het herstellen van natuur en door het handhaven / herstellen van ecosystemen en ecosysteemdiensten, verbetert de balans tussen ecologie en economische vitaliteit in de Grensregio. Resultaatindicatoren ID Indicator Meeteenheid Basiswaarde Basisjaar Streefwaarde Bron (2023) RI 5 Biodiversiteitswaarde MSA-index zowel NL als score B in categorie gelijk blijven volgens PBL 10-20% van waarde (NL) 2010 minimaal Rapporteringsfrequentie PBL (NL) t.o.v. 2010 Tabel 3.6: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 3.1 2.A.2.1 (6) Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies) Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: herstel van groene infrastructuur 20 herstel van aangetaste ecosystemen toename van biodiversiteit, dan wel preventie van biodiversiteitsverlies grensoverschrijdend beheer van terreinen, water- en bodemkwaliteit pilotprojecten inzake nieuwe modellen van publiek-private samenwerking in natuurbeheer 19 Zie hoofdstuk 1 20 In aansluiting op de prioriteiten die de lidstaten in hun strategisch kader (2014) stellen 42 Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Organisaties voor natuur- en waterbeheer → Publiek-private samenwerkingsverbanden → (Semi-) overheden → Land- en bosbouwers 2.A.2.2 (6) Gidsprincipes voor de selectie van operaties Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria Voor deze specifieke doelstelling gelden een aantal gidsprincipes. Gidsprincipes werken sterk richtinggevend, maar hebben niet de status van ontvankelijkheidscriteria. → Projecten omvatten gezamenlijke aanpak van natuur- / milieuproblematiek. → Projecten dragen bij aan de balans tussen ecologie en economie in de intensief benutte Grensregio. 2.A.2.3 (6) Beoogd gebruik van financiële instrumenten De Grensregio Vlaanderen-Nederland wil de stimulansen uit het OP vormgeven door de inzet van subsidies. 2.A.2.4 (6) Beoogd gebruik van majeure projecten De Grensregio Vlaanderen-Nederland beoogt geen gebruik te maken van majeure projecten. 2.A.2.5 (6) ID Outputindicatoren Outputindicator Meeteenheid Streefwaarde Gegevensbron (2023) CI 23 Aantal hectare groene hectare 30 infrastructuur ondersteund in streven naar eigen registratie op basis van opgave begunstigden betere conservatiestatus PSI 5 Aantal bedreigde dier- en aantal plantensoorten waarvoor 20 eigen registratie op basis van opgave begunstigden beschermende maatregelen zijn ondersteund Tabel 4.6: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 3.1 43 2.A.1 (7) Investeringsprioriteit 3.2 Investeringsprioriteit 6F Het bevorderen van innovatieve technologieën voor het verbeteren van milieubescherming en het efficiënt omgaan met hulpbronnen in de afvalsector, de watersector, bodembescherming of om luchtvervuiling te verminderen. Basis voor de berekening van de Europese steun Totaal subsidiabele kosten Specifieke doelstelling Innovatie van producten / diensten / toepassingen / processen voor het verbeteren van milieubescherming en het efficiënt omgaan met hulpbronnen, door industrieel onderzoek en 21 experimentele ontwikkeling , door samenwerking tussen bedrijven onderling en van bedrijven met O&I-centra en kennisinstellingen. Beoogd resultaat Duurzaam gebruik van hulpbronnen vormt een belangrijke voorwaarde voor het behouden en versterken van bedrijvigheid. Innovatieve technieken kunnen hulpbron-efficiëntie bevorderen. Het programma zet niet in op financiering van uitrol, enerzijds omdat het programmabudget daarvoor te gering is en anderzijds omdat er voor dergelijke investeringen andere financieringsmogelijkheden bestaan. Het programma zet daarom in op stimulering, op sensibilisering en op demonstratie. Activiteiten waarmee de bekendheid met technieken en de toepassingsmogelijkheden toeneemt, om daarmee de bereidheid tot investeringen in uitrol van de technieken te verhogen. Net als onder thematische doelstelling 4 maakt het programma hier onderscheid tussen ontwikkeling en innovatie enerzijds en het investeren in uitrol anderzijds. Deze investeringsprioriteit omvat de dimensie ontwikkeling en innovatie. Door middel van onderzoek en ontwikkeling, demonstraties en pilotprojecten worden meer innovatieve technologieën ontwikkeld. Beoogd wordt dat daarmee meer maatregelen daadwerkelijk worden geïmplementeerd en dat daardoor de omgang met hulpbronnen meer efficiënt zal worden. Deze investeringsprioriteit is een verbijzondering ten opzichte van investeringsprioriteit 1b; beide hebben een nadrukkelijke focus op innovatie en het bedrijfsleven, waarbij deze investeringsprioriteit zich in het bijzonder richt op innovaties ten aanzien van efficiënte omgang met hulpbronnen. 21 Categorisering volgens terminologie van de Europese Commissie (fundamenteel onderzoek / industrieel onderzoek / experimentele ontwikkeling) in Verordening (EG) 800/2008. 44 Resultaatindicatoren ID Indicator Meeteenheid Basiswaarde Basisjaar RI 2 Percentage percentage 68% 2010 Streefwaar Bron de (2023) 71% Rapporteringsfrequentie Regional MKB/KMO dat Innovation product- of Scoreboar procesinnovaties d introduceert (Eurostat) tweejaarlijks Tabel 3.7: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 3.2 2.A.2.1 (7) Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies) Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: marktgerichte samenwerking in innovatietrajecten / ontwikkeling van nieuwe producten – diensten – toepassingen – processen gericht op meer efficiënte omgang met hulpbronnen onderzoeken naar haalbaarheid en toepassingsmogelijkheden (demonstratie) van innovatieve technologieën die bijdragen aan meer efficiënte omgang met hulpbronnen inventarisatie van effectieve toepassing van technieken voor een meer efficiënte omgang met hulpbronnen en uitwisselen van leereffecten (bijvoorbeeld valorisatie van reststromen) verkenningen naar haalbaarheid en nieuwe product-markt-combinaties voor hulpbronefficiënte technologieën bij samenwerkende MKB/KMO’s inzichtelijk maken (onderzoek, advies) van mogelijkheden tot verbetering in resourceefficiëntie bij bedrijven opzet van vraaggerichte innovatieclusters voor meer efficiënte omgang met hulpbronnen, bestaande uit samenwerking van bedrijfsleven, kennisinstellingen en (semi-)overheid Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Bedrijven, in het bijzonder KMO/MKB → (semi-) Overheden → Kennisinstellingen → Organisaties voor natuur- en waterbeheer 2.A.2.2 (7) Gidsprincipes voor de selectie van operaties Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria Voor deze specifieke doelstelling gelden een aantal gidsprincipes. Gidsprincipes werken sterk richtinggevend, maar hebben niet de status van ontvankelijkheidscriteria. → Projecten omvatten industrieel onderzoek en/of experimentele ontwikkeling. 45 → Projecten omvatten samenwerking van MKB/KMO onderling en/of met andere ondernemingen en/of kennis- en onderzoeksinstellingen. → Projecten zijn gericht op het verbeteren van milieubescherming en/of efficiënte omgang met hulpbronnen. 2.A.2.3 (7) Beoogd gebruik van financiële instrumenten De Grensregio Vlaanderen-Nederland wil de stimulansen uit het OP vormgeven door de inzet van subsidies. 2.A.2.4 (7) Beoogd gebruik van majeure projecten De Grensregio Vlaanderen-Nederland beoogt geen gebruik te maken van majeure projecten. 2.A.2.5 (7) ID Outputindicatoren Outputindicator Meeteenheid Streefwaarde Gegevensbron (2023) CI 1 Aantal ondernemingen dat aantal 575 steun ontvangt CI 2 Aantal ondernemingen dat opgaven begunstigden aantal 230 subsidie ontvangt CI 4 Aantal ondernemingen dat niet- Private financiering als eigen registratie op basis van opgave begunstigden aantal 345 financiële steun ontvangt CI 6 eigen registratie op basis van eigen registratie op basis van opgave begunstigden euro eigen registratie op basis van € 2.875.000 cofinanciering voor publieke opgave begunstigden steun (subsidie) aan bedrijven CI 26 Aantal bedrijven dat aantal eigen registratie op basis van 175 samenwerkt met ondersteunde opgave begunstigden kennisinstellingen CI 27 Private investeringen als euro eigen registratie op basis van € 2.000.000 cofinanciering van publieke opgave begunstigden steun aan O&O-projecten CI 28 Aantal ondernemingen dat aantal wordt ondersteund in introductie eigen registratie op basis van 30 opgave begunstigden van nieuwe producten (nieuw op de markt) CI 29 Aantal ondernemingen dat aantal wordt ondersteund in introductie eigen registratie op basis van 60 opgave begunstigden van nieuwe producten (nieuw voor onderneming) CI 41 Aantal ondernemingen dat aantal 400 deelneemt in eigen registratie op basis van opgave begunstigden grensoverschrijdende onderzoeksprojecten PSI 3 Aantal ondersteunde innovatiegerichte aantal 15 eigen registratie op basis van opgave begunstigden samenwerkingstrajecten tussen ondernemingen 46 ID Outputindicator Meeteenheid Streefwaarde Gegevensbron (2023) onderling gericht op efficiënt gebruik van hulpbronnen PSI 4 Aantal ondersteunde aantal 45 demonstraties en pilots gericht eigen registratie op basis van opgave begunstigden op efficiënte omgang met hulpbronnen PSI Aantal MKB-ondernemingen dat 12 steun ontvangt aantal 460 eigen registratie op basis van opgaven begunstigden Tabel 4.7: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 3.2 47 2.A.1 (8) Investeringsprioriteit 3.3 Investeringsprioriteit 6G Het ondersteunen van de industriële transitie naar een hulpbron-efficiënte economie en het bevorderen van groene groei. Basis voor de berekening van de Europese steun Totaal subsidiabele kosten Specifieke doelstelling Het bevorderen van efficiënte omgang met hulpbronnen in het (industriële) bedrijfsleven door het stimuleren van aanpassing van bedrijfsprocessen. Beoogd resultaat Duurzaam gebruik van hulpbronnen vormt een belangrijke voorwaarde voor het behouden en versterken van bedrijvigheid. Net als bij energiebesparende maatregelen (thematische doelstelling 4) kan worden gesteld dat investeringen in maatregelen voor meer efficiënte omgang met hulpbronnen achter blijven bij de doelstellingen in beide lidstaten (position papers van de Europese Commissie 22 voor België en Nederland ). Innovatieve technieken kunnen hulpbron-efficiëntie bevorderen. Het programma zet niet in op financiering van uitrol, enerzijds omdat het programmabudget daarvoor te gering is en anderzijds omdat er voor dergelijke investeringen andere financieringsmogelijkheden bestaan. Het programma zet daarom in op stimulering, op sensibilisering en op demonstratie. Activiteiten waarmee de bekendheid met technieken en de toepassingsmogelijkheden toeneemt, om daarmee de bereidheid tot investeringen in uitrol van de technieken te verhogen. Net als onder thematische doelstelling 4 maakt het programma hier onderscheid tussen ontwikkeling en innovatie enerzijds en het investeren in toepassing anderzijds. In aanvulling op investeringsprioriteit 3.2 (6f) richt het programma zich in deze investeringsprioriteit op investeringen in eerste toepassing bij bedrijven van innovatieve, bovenwettelijke technologieën die de omgang met hulpbronnen meer efficiënt maken. Beoogd wordt dat nieuw ontwikkelde technieken meer worden toegepast. Daartoe dient het bedrijfsleven, en daarbinnen nadruk op MKB/KMO, als eerste aangrijpingspunt. In deze investeringsprioriteit richt het programma zich aanverwant ook op verbetering van de bewustwording van ondernemers. Hun houding, zowel ten aanzien van besparingsmogelijkheden binnen bestaande processen als hun investeringsbereidheid in toepassing van nieuwe technieken, moet worden verbeterd. Door middel van demonstraties, pilotprojecten en ondersteunende campagnes worden ondernemers in aanraking gebracht met nut en noodzaak. Hun investeringsbereidheid stijgt, door beter bewustzijn van de toepassingsmogelijkheden in de bedrijfsprocessen en –gebouwen. Door het doen van meer investeringen, neemt de efficiëntie van bedrijfsprocessen in de omgang met hulpbronnen toe. 22 Zie hoofdstuk 1. 48 Resultaatindicatoren ID Indicator Meeteenheid Basiswaarde Basisjaar RI 4 Grondstof- euro/kg 2,19 2008 Streefwaarde Bron (2023) 2,78 Rapporteringsfrequentie Eurostat Tweejaarlijks productiviteit Tabel 3.8: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 3.3 2.A.2.1 (8) Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies) Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: investeringen voor kleinschalige demonstraties, pilotprojecten van hulpbron-efficiënte technologieën in bedrijven inzicht bieden aan ondernemers in de mogelijkheden en haalbaarheid voor de uitvoering van maatregelen ter bevordering van efficiënte omgang met hulpbronnen en het bieden van begeleiding bij implementatie van aanpassingen kennismakingstrajecten met nieuwe technologieën voor MKB/KMO Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Bedrijven, in het bijzonder KMO/MKB → Kennisinstellingen → Intermediaire organisaties → (Semi-) overheden 2.A.2.2 (8) Gidsprincipes voor de selectie van operaties Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria Voor deze specifieke doelstelling gelden een aantal gidsprincipes. Gidsprincipes werken sterk richtinggevend, maar hebben niet de status van ontvankelijkheidscriteria. → Projecten omvatten demonstraties in bedrijven. → Projecten zijn gericht op het verbeteren van milieubescherming en/of efficiënte omgang met hulpbronnen. → Projecten omvatten toepassingsmogelijkheden van innovatieve maatregelen en technieken. 2.A.2.3 (8) Beoogd gebruik van financiële instrumenten De Grensregio Vlaanderen-Nederland wil de stimulansen uit het OP vormgeven door de inzet van subsidies. 49 2.A.2.4 (8) Beoogd gebruik van majeure projecten De Grensregio Vlaanderen-Nederland beoogt geen gebruik te maken van majeure projecten. 2.A.2.5 (8) Outputindicatoren ID Outputindicator Meeteenheid CI 1 Aantal ondernemingen dat aantal Streefwaarde Gegevensbron (2023) 140 steun ontvangt CI 2 Aantal ondernemingen dat opgaven begunstigden aantal 15 subsidie ontvangt CI 4 Aantal ondernemingen dat niet- Private financiering als eigen registratie op basis van opgave begunstigden aantal 125 financiële steun ontvangt CI 6 eigen registratie op basis van eigen registratie op basis van opgave begunstigden euro € 375.000 cofinanciering voor publieke eigen registratie op basis van opgave begunstigden steun (subsidie) aan bedrijven PSI 4 Aantal ondersteunde aantal 55 demonstraties en pilots eigen registratie op basis van opgave begunstigden gericht op efficiënte omgang met hulpbronnen in het (industriële) bedrijfsleven PSI 6 Aantal organisaties dat in een aantal 1.375 demonstratie / pilot kennis eigen registratie op basis van opgave begunstigden neemt van nieuwe technieken gericht op efficiënte omgang met hulpbronnen (bedrijven) PSI Aantal MKB-ondernemingen 12 dat steun ontvangt aantal 115 eigen registratie op basis van opgaven begunstigden Tabel 4.8: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 3.3 50 2.A.3 (prioriteit 3) Prestatiekader Prioritaire as Indicator type Indicator ID Indicator (implementatiestap, financieel, output of resultaat) Meeteenheid Mijlpaal 2018 Financieel doel (2023) 2 30 3 key implementation step PI 4 Aantal hectare groene infrastructuur in gestarte projecten ondersteund in het streven naar betere conservatiestatus (conform CI 23) hectare 3 output PI 5 Aantal ondernemingen dat steun ontvangt in afgeronde projecten (conform CI 1) aantal 3 key implementation step PI 5 Aantal ondernemingen dat steun ontvangt in gestarte projecten (conform CI 1) aantal 3 financieel PI 7 (SFC) Bedrag aan gecertificeerde uitgaven van begunstigden, zoals opgenomen in betaalaanvragen aan de Europese Commissie euro Databron Toelichting relevantie (indien van toepassing) eigen Deze indicator dekt IP registratie 6D, waarin op basis van investeringen in opgave natuur zijn voorzien. begunstigde IP’s 6F en 6G zijn geheel gericht op bedrijven. Enerzijds innovatie, anderzijds demonstratie / eerste toepassing. Indicator CI 1 dekt alle projecten in deze twee IP’s. 90 715 eigen IP’s 6F en 6G zijn registratie geheel gericht op op basis van bedrijven. Enerzijds opgave innovatie, anderzijds begunstigde demonstratie / eerste toepassing. Indicator CI 1 dekt alle projecten in deze twee IP’s. 12.755.319,00 67.133.257,49 SFC / eigen Geeft goede uiting registratie aan voortgang van het programma en aan de multiplier. 35 715 eigen registratie op basis van opgave begunstigde Tabel 5.3 Prestatiekader 51 2.A.4 (prioriteit 3) Categorisering Dimensie 1 – beleidsterrein van de interventie Tabel 6.3 prioritaire as code 3 056 3 057 3 060 3 061 3 062 3 064 3 069 3 085 bedrag Investeringen in infrastructuur, capaciteit en uitrusting voor kmo’s die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie Investeringen in infrastructuur, capaciteit en uitrusting voor grote bedrijven die rechtstreeks verband houden metonderzoek en innovatie Onderzoeks en innovatiea in openbare onderzoekscentra en kenniscentra met inbegrip van netwerkvorming Onderzoek en innovatie in particuliere onderzoekscentra, met inbegrip van netwerkvorming. Technologieoverdracht en samenwerking tussen universiteiten enondernemingen die voornamelijk ten goede komen aan kmo’s Onderzoeks- en innovatieprocessen in kmo’s (met inbegrip vanvoucherprogramma’s, processen, design , diensten en sociale innovatie) Ondersteuning van milieuvriendelijke productieprocessen en efficiënt gebruik van hulpbronnen in kmo’s Bescherming en verbetering van biodiversiteit, natuurbescherming en groene infrastructuur prioritaire as code 01 € 1.525.755,85 € 1.525.755,85 € 3.570.268,69 € 11.183.790,40 € 11.183.790,40 bedrag Niet-terugvorderbare steun prioritaire as code Tabel 9.3 € 1.525.755,85 € 33.566.628,75 Dimensie 3 – territoriale dimensie Tabel 8.3 3 € 1.525.755,85 Dimensie 2 – vorm van de steun Tabel 7.3 3 € 1.525.755,85 07 bedrag Grensoverschrijdende samenwerking (cross-border, Interreg A) € 33.566.628,75 Dimensie 6 – territoriale uitvoeringsmechanismen prioritaire as code 3 bedrag niet van toepassing 2.A.5 (prioriteit 3) Gebruik van technische bijstand in de prioriteit Niet van toepassing. 52 Prioritaire as 4 Thema 8: Bevordering van werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit ID Titel Prioriteit 4 Inclusieve groei De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van financiële instrumenten De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door moddel van financiële instrumenten opgezet op niveau van de Europese Unie De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van door de gemeenschap geleide locale ontwikkeling ESF: De gehele prioriteit is gericht op sociale innovatie of transnationale samenwerking, of beide NVT Fonds EFRO NVT NVT NVT 53 2.A.1 (9) Investeringsprioriteit 4.1 Investeringsprioriteit 8E Bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit door integratie van grensoverschrijdende arbeidsmarkten, met inbegrip van grensoverschrijdende mobiliteit, gezamenlijke lokale werkgelegenheidsinitiatieven, informatie- en adviesdiensten en gezamenlijke opleiding. Basis voor de berekening van de Europese steun Totaal subsidiabele kosten Specifieke doelstelling Verbetering van de aansluiting tussen aanbod en vraag op de arbeidsmarkt in de Grensregio, om zo het arbeidspotentieel beter te benutten. Beoogd resultaat Op de arbeidsmarkt in de Grensregio is de mismatch tussen arbeidsaanbod en arbeidsvraag het grootste knelpunt. Dit manifesteert zich met name in tekorten aan juist (technisch) geschoold personeel om bestaande en nieuwe sectoren te bemensen. Daarnaast vormt de grens een belemmering in de werking van de regionale arbeidsmarkt. De combinatie van demografische ontwikkelingen (vergrijzing, ontgroening, en in bepaalde delen van het programmagebied ook verkleuring en vergroening) met economische ontwikkelingen biedt zowel noodzaak als kansen tot gezamenlijke acties. Het programma zet in op vermindering van deze knelpunten en richt zich dus op projecten om het arbeidspotentieel te ontwikkelen en benutten en om de arbeidsvraag aan weerszijden van de grens (kwalitatief en kwantitatief) beter te ontsluiten voor de beroepsbevolking. Resultaatindicatoren ID Indicator Meeteenheid Basiswaarde Basisjaar Streefwaarde Bron (2023) RI 6 aantal grensarbeiders aantal 42.500 2012 53.125 Rapporteringsfrequentie SVB / statistieken zijn Bureau jaarlijks te Belgische raadplegen; in Zaken ieder geval ten tijde van de tussentijdse evaluatie en bij het opmaken van het eindverslag (2023) 54 RI 7 Percentage Percentage 1,8% 2013 1,7% Eurostat- Jaarlijks te openstaande data onder raadplegen vacatures labour market (LFS) Tabel 3.9: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 4.1 2.A.2.1 (9) Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies) Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: samenwerking tussen bemiddelende instanties onder meer gericht op betere grensoverschrijdende ontsluiting van informatie over vacatures – gezamenlijke arbeidspools, vacatureloketten en promoten opportuniteiten verhogen van in- en uitstroom van technische opleidingen / beroepen projecten gericht op grensoverschrijdend wederzijdse erkenning van kwalificaties creëren van samenwerking tussen onderwijsinstellingen / onderwijsfaciliteiten gericht op verbinding van (beroeps-) onderwijs met arbeidsmarkt stimuleren van kennisuitwisseling door alle betrokken partijen (overheden, opleiders, brancheorganisaties, werkgevers) ontwikkeling van grensoverschrijdende programma’s (curricula) en faciliteiten voor opleidingen passend bij de uitdagingen in bestaande sectoren en nieuwe economische richtingen Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → (intermediaire) arbeidsmarktinstellingen → (semi-) overheden → onderwijsinstellingen → branche-organisaties → MKB/KMO 2.A.2.2 (9) Gidsprincipes voor de selectie van operaties Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria Voor deze specifieke doelstelling gelden een aantal gidsprincipes. Gidsprincipes werken sterk richtinggevend, maar hebben niet de status van ontvankelijkheidscriteria. → Projecten dragen bij aan de verbetering van de aansluiting tussen aanbod en vraag op de arbeidsmarkt in de Grensregio. → De voorkeur gaat uit naar initiatieven die aansluiten op de sectoren uit de Slimme specialisatiestrategieën van Zuid-Nederland en Vlaanderen, inclusief het NIB. 55 2.A.2.3 (9) Beoogd gebruik van financiële instrumenten De Grensregio Vlaanderen-Nederland wil de stimulansen uit het OP vormgeven door de inzet van subsidies. 2.A.2.4 (9) Beoogd gebruik van majeure projecten De Grensregio Vlaanderen-Nederland beoogt geen gebruik te maken van majeure projecten. 2.A.2.5 (9) ID Outputindicatoren Outputindicator Meeteenheid Streefwaarde Gegevensbron (2023) CI 44 Aantal deelnemers in aantal 450 gezamenlijke projecten eigen registratie op basis van opgave begunstigden gericht op lokale werkgelegenheid en training PSI 7 Aantal initiatieven gericht op aantal 15 aantal 15 opleidingen, stages, e.d. PSI 8 Aantal overheidsorganisaties eigen registratie op basis van opgave begunstigden dat deelneemt aan eigen registratie op basis van opgave begunstigden ondersteunde samenwerkingen gericht op de grensoverschrijdende samenwerking van de arbeidsmarkt PSI 9 Aantal opleidingsinstellingen aantal 15 dat deelneemt aan eigen registratie op basis van opgave begunstigden ondersteunde samenwerkingen gericht op de grensoverschrijdende samenwerking van de arbeidsmarkt PSI Aantal werkgevers dat 10 deelneemt aan ondersteunde aantal 50 eigen registratie op basis van opgave begunstigden samenwerkingen gericht op de grensoverschrijdende samenwerking van de arbeidsmarkt PSI Aantal brancheorganisaties 11 dat deelneemt aan aantal 15 eigen registratie op basis van opgave begunstigden ondersteunde samenwerkingen gericht op de grensoverschrijdende samenwerking van de arbeidsmarkt Tabel 4.9: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 4.1 56 57 2.A.3 (prioriteit 4) Prestatiekader Prioritaire as Indicator type Indicator ID Indicator (implementatiestap, financieel, output of resultaat) Meeteenheid Mijlpaal 2018 Financieel doel (2023) Databron 4 output PI 6 Aantal deelnemers in gezamenlijke initiatieven (afgeronde projecten) voor werkgelegenheid (conform CI 44) aantal 25 450 eigen registratie op basis van opgave begunstigden 4 key implementation step PI 6 Aantal deelnemers in gezamenlijke initiatieven (gestarte projecten) voor werkgelegenheid (conform CI 44) aantal 55 450 eigen registratie op basis van opgave begunstigden 4 financieel PI 7 (SFC) Bedrag aan gecertificeerde uitgaven van begunstigden, zoals opgenomen in betaalaanvragen aan de Europese Commissie euro 5.797.872,24 30.515.117,04 SFC / eigen registratie Toelichting relevantie (indien van toepassing) IP 8E richt zich op zowel de aanbod- als de vraagzijde van de arbeidsmarkt. Deze CI 44 dekt beide dimensies af door algemeen weer te geven hoeveel deelnemers in initiatieven zijn betrokken. IP 8E richt zich op zowel de aanbod- als de vraagzijde van de arbeidsmarkt. Deze CI 44 dekt beide dimensies af door algemeen weer te geven hoeveel deelnemers in initiatieven zijn betrokken. Geeft goede uiting aan voortgang van het programma en aan de multiplier. Tabel 5.4 Prestatiekader 58 2.A.4 (prioriteit 4) Categorisering Dimensie 1 – beleidsterrein van de interventie Tabel 6.4 prioritaire as code 4 050 4 102 4 108 4 118 bedrag Onderwijsinfrastructuur voor beroepsonderwijs, opleidingen en volwassenenonderwijs Toegang tot werkgelegenheid voor werkzoekenden en niet-actieven, met inbegrip van langdurig werklozen en personen die ver van de arbeidsmarkt af staan, mede door middel van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven en ondersteuning van de arbeidsmobiliteit Modernisering van de arbeidsmarktinstellingen zoals openbare en particuliere diensten voor arbeidsvoorziening en het beter inspelen op de behoeften van de arbeidsmarkt, waaronder door acties voor transnationale arbeidsmobiliteit alsmede door mobiliteitsregelingen en betere samenwerking tussen instellingen en relevante belanghebbenden Verbetering van de arbeidsmarktrelevantie van de onderwijs- en opleidingsstelsels, vergemakkelijking van de aansluiting tussen onderwijs en werk en versterking van beroepsonderwijs- en beroepsopleidingssystemen en de kwaliteit ervan, onder meer door mechanismen voor het anticiperen op vaardigheden, aanpassing van leerplannen en invoering en ontwikkeling van stelsels van leren op de werkplek, waaronder stelsels voor duaal leren en stelsels voor leerlingschap prioritaire as code 01 € 6.103.023,41 bedrag Niet-terugvorderbare steun prioritaire as code Tabel 9.4 € 3.051.511,70 € 15.257.558,52 Dimensie 3 – territoriale dimensie Tabel 8.4 4 € 3.051.511,70 Dimensie 2 – vorm van de steun Tabel 7.4 4 € 3.051.511,70 07 bedrag Grensoverschrijdende samenwerking (cross-border, Interreg A) € 15.257.558,52 Dimensie 6 – territoriale uitvoeringsmechanismen prioritaire as code 4 bedrag niet van toepassing 2.A.5 (prioriteit 4) Gebruik van technische bijstand in de prioriteit Niet van toepassing. 59 Prioritaire as 5 2.B ID Titel Beschrijving van de prioritaire as voor Technische Bijstand Prioritaire as 5 Technische bijstand Fonds EFRO Basis voor de berekening van de Europese steun Totaal subsidiabele kosten 2.B.1. Specifieke doelstelling en beoogd resultaat ID Titel TB Technische bijstand Speciefieke doelstelling Verantwoorde en efficiënte uitvoering van het programma Grensregio Vlaanderen-Nederland. Beoogd resultaat 2.B.2 Lijst van resultaatindicatoren NIET VAN TOEPASSING Tabel 10 (niet van toepassing) 2.B.3 Te ondersteunen projecten en hun verwachte bijdrage aan de specifieke doelstelling 2.B.3.1: Beschrijving van de te ondersteunen projecten en hun verwachte bijdrage aan de specifieke doelstellingen Voorziene activiteiten Deze prioriteit richt zich hoofdzakelijk op de beheersmatige activiteiten die in het kader van het programmamanagement moeten worden uitgevoerd. Hieronder valt: Voorbereiding programma Inhoudelijk, financieel en administratief beheer programma Projectwerving en –begeleiding Ontwikkeling/aanschaf programmamonitoringsysteem; Ondersteuning van de bestuurlijke structuur Studie, onderzoek en evaluatie Promotie, informatievoorziening en publiciteit Controle en audit van het programma Netwerkvorming 60 Afhandeling van klachten Doelgroep: Beheersautoriteit Auditautoriteit Certificeringsautoriteit Gemeenschappelijk secretariaat Programmapartners 2.B.3.2: Output indicatoren die naar verwachting bijdragen aan de resultaten ID Outputindicator Meeteenheid PSI aantal promotie- en publiciteit aantal 13 activiteiten Streefwaarde Gegevensbron (2023) 25 eigen registratie, ook op basis opgave programmapartners (Aantal activiteiten gericht op promotie en publiciteit van het programma) PSI aantal onderzoeken, studies en 14 evaluaties aantal 4 eigen registratie aantal 20 eigen registratie aantal 60 eigen registratie (aantal onderzoeken, studies evaluaties, etc. dat op (deel)programmaniveau wordt uitgevoerd ten behoeve van een efficiënte werking van het programma) PSI Aantal gecreëerde 15 arbeidsplaatsen PSI Aantal goedgekeurde projecten 16 Tabel 11: Overzicht outputindicatoren Technische Bijstand 2.B.4 (prioriteit 5) Categorisering Dimensie 1 – beleidsterrein van de interventie Tabel 12 prioritaire as code bedrag 5 120 TB - voorbereiding, uitvoering, toezicht en inspectie € 6.103.023,41 5 121 TB - evaluatie en studies € 1.525.755,85 5 122 TB - informatie en communicatie € 1.525.755,85 Dimensie 2 – vorm van de steun Tabel 13 prioritaire as code 5 01 bedrag Niet-terugvorderbare steun Dimensie 3 – territoriale dimensie Tabel 14 prioritaire as code 5 € 9.154.535,11 07 bedrag Grensoverschrijdende samenwerking (cross-border, Interreg A) € 9.154.535,11 61 3. FINANCIERINGSPLAN VAN HET PROGRAMMA 3.1 Tabel jaartranches FONDS EFRO TOTAAL 2014 7.567.866,00 (4,96%) 2015 11.050.109,51 (7,24%) 2016 15.780.256,79 (10,34%) 2017 28.672.632,79 (18,79%) 2018 29.246.085,51 (19,17%) 2019 29.831.007,19 (19,55%) 2020 30.427.627,42 (19,94%) 7.567.866,00 11.050.109,51 15.780.256,79 28.672.632,79 29.246.085,51 29.831.007,19 30.427.627,42 TOTAAL 152.575.585,21 152.575.585,21 Tabel 15 62 3.2.A Financieel plan naar prioriteit, inclusief nationale cofinanciering Fonds Prioritaire as Prioritaire as 1 Prioritaire as 2 Prioritaire as 3 Prioritaire as 4 Prioritaire as 5 Totaal Basis voor de berekening van de bijdrage van de Unie EFRO TSK IPA nvt ENI nvt EFRO TSK IPA ENI EFRO TSK IPA Europese bijdrage (a) Nationale bijdrage (b) = (c) + (d) Indicatieve verdeling nationale bijdrage Nationale publieke bijdrage Nationale private bijdrage Totale bijdrage (e) = (a) + (b) Ter informatie Bijdragen van derden landen 61.030.234,08 61.030.234,08 40.890.256,84 20.139.977,25 122.060.468,17 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 33.566.628,75 33.566.628,75 22.489.641,26 11.076.987,49 67.133.257,49 nvt 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 nvt 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 33.566.628,75 33.566.628,75 25.398.749,08 8.167.879,66 67.133.257,49 nvt 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 ENI nvt 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 EFRO TSK 15.257.558,52 15.257.558,52 14.799.831,77 457.726,76 30.515.117,04 IPA nvt 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 ENI nvt 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 EFRO TSK 9.154.535,11 9.154.535,11 9.154.535,11 0,00 18.309.070,23 IPA nvt 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 ENI nvt 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 152.575.585,21 152.575.585,21 112.733.014,06 39.842.571,15 305.151.170,42 Totaal alle fondsen Cofinancieringspercentage (f) = (a) / (e) EIB bijdrage 50% 0,00 0,00 50% 0,00 0,00 50% 0,00 0,00 50% 0,00 0,00 50% 0,00 0,00 50% 0,00 0,00 Tabel 16 63 3.2.B Specificatie naar prioritaire as en thematische doelstelling Prioritaire as Thematische Europese bijdrage doelstelling Nationale Totale financiering cofinanciering 1 1 € 61.030.234,08 2 4 € 33.566.628,75 3 6 € 33.566.628,75 4 8 € 15.257.558,52 € 61.030.234,08 € 122.060.468,17 € 33.566.628,75 € 67.133.257,49 € 33.566.628,75 € 67.133.257,49 € 15.257.558,52 € 30.515.117,04 € 9.154.535,11 € 18.309.070,23 € 152.575.585,21 € 305.151.170,42 (40%) (22%) (22%) (10%) 5 TB € 9.154.535,11 (6%) Totaal € 152.575.585,21 Tabel 17 Prioritaire Deel as Bijdrage allocatie 1 (TD1) 0% 0,00 2 (TD4) 22% € 7.384.607,44 3 (TD6) 11% € 3.444.607,44 4 (TD8) 0% 0,00 5 (TB) 0% 0,00 Tabel 18: Indicatief bedrag bijdrage aan doelstellingen klimaatverandering 64 4. INTEGRALE AANPAK VAN TERRITORIALE ONTWIKKELING Binnen het OP Grensregio Vlaanderen-Nederland is de focus gericht op het benutten van de kansen en het aanpakken van de gezamenlijke uitdagingen in het programmagebied, zonder daarbij de specifieke sub-regionale belangen uit het oog te verliezen. Uit de analyse van de situatie van het programmagebied komt duidelijk naar voren dat de uitdagingen voor de Grensregio in de eerste plaats liggen op verbetering van de concurrentiekracht, verhoging van de duurzaamheid en betere werking van de arbeidsmarkt. Innovatie is een centraal thema in de strategie van het OP om aan deze uitdagingen het hoofd te bieden. Op de gebieden energie, (duurzame) logistiek, life sciences en gezondheid, agrofood, (duurzame) chemie en materialen, biobased economy en nano- en micro-elektronica heeft de regio een goede uitgangspositie voor verdere versterking van het concurrentievermogen. Deze sectoren spelen bovendien op meerdere plekken in de grensregio een rol en bieden ruim marktpotentieel. Daarnaast kiest de Grensregio voor het thema ‘koolstofarme economie’, met daarbij eveneens veel aandacht voor onderzoek en innovatie, alsook voor de demonstratiemogelijkheden van CO 2-arme technologieën. De Grensregio pakt met het OP de hoge milieudruk aan, enerzijds door de bescherming en versterking van milieu en natuur en anderzijds door de verlaging van de belasting op het leefmilieu door een meer efficiënte omgang met hulpbronnen. Verder biedt het programma ruimte voor de aanpak van uitdagingen op de arbeidsmarkt in de Grensregio. De aandacht gaat uit naar arbeidsmobiliteit en training om arbeidsmarktknelpunten aan beide zijden van de grens op te lossen zoals het tekort aan specifieke technische geschoolde krachten en de aansluiting van het arbeidspotentieel bij innovatieve economische ontwikkelingen. 4.1. Indien van toepassing, voor grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s, de aanpak van het gebruik van gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsinstrumenten en principes voor het identificeren van gebieden waar deze worden geïmplementeerd In het Operationeel Programma Grensregio Vlaanderen-Nederland is geen gebruik van ‘CLLD’ voorzien, derhalve is deze paragraaf is niet van toepassing. 4.2. Indien van toepassing, de regelingen voor duurzame stedelijke ontwikkeling Deze paragraaf is niet van toepassing voor het Operationeel Programma Grensregio VlaanderenNederland. FONDS EFRO INDICATIEF BEDRAG NIET VAN TOEPASSING Tabel 19: indicatief bedrag bijdrage aan duurzame stedelijke ontwikkeling 4.3. Indien van toepassing, de aanpak van het gebruik van ITI anders dan die voor duurzame stedelijke ontwikkeling, en de indicatieve bijdragen van iedere prioriteit In het Operationeel Programma Grensregio Vlaanderen-Nederland is geen gebruik van ‘ITI’ voorzien, derhalve is deze paragraaf is niet van toepassing. 65 Prioriteit Indicatieve financiële allocatie (Europese bijdrage) (EUR) Prioriteit 1 niet van toepassing Prioriteit 2 niet van toepassing Prioriteit 3 niet van toepassing Prioriteit 4 niet van toepassing Prioriteit 5 niet van toepassing Totaal niet van toepassing Tabel 20. De indicatieve financiële allocatie voor een ITI, anders dan die voor duurzame stedelijke ontwikkeling 4.4. Waar lidstaten en regio’s die participeren in macro-regionale en zeebekkenstrategieën, de bijdrage van de geplande projecten aan zulke strategieën, geschikt voor de noden van het programmagebied zoals geïdentificeerd door de relevante lidstaten en indien van toepassing met in acht name van strategisch belangrijke projecten zoals geïdentificeerd in de genoemde strategieën Grensregio Vlaanderen-Nederland participeert niet in macro-regionale en zeebekkenstrategieën. Derhalve is deze paragraaf niet van toepassing voor het Operationeel Programma Grensregio Vlaanderen-Nederland. 4.4.1 De bijdrage van het ETC-programma aan de geplande interventies onder macroregionale en zeebekkenstrategieën, met in acht name van, indien van toepassing, strategische belangrijke projecten geïdentificeerd in de respectievelijke strategieën Niet van toepassing (zie paragraaf 4.4). 66 5. UITVOERINGSBEPALINGEN VOOR HET SAMENWERKINGSPROGRAMMA 5.1 Identificatie van de relevante autoriteiten en instanties Tabel 21: Identificatie en contactgegevens van de relevante autoriteiten en instanties autoriteit/instantie naam van de autoriteit/instantie hoofd van de autoriteit/instantie Beheersautoriteit Provincie Antwerpen – Departement Peter Bellens Welzijn, Economie en Plattelandsbeleid Gedeputeerde Koningin Elisabethlei 22 B-2018 Antwerpen Certificeringsautoriteit Provinciebedrijf Oost-Vlaanderen Geert Versnick Gouvernementstraat 1 Gedeputeerde B-9000 Gent Auditautoriteit Vlaamse Gemeenschap – Vlaamse Tony Mortier Auditautoriteit voor de Europese Inspecteur van Financiën Structuurfondsen Vlaamse Auditautoriteit Rozenstraat 4 B-1000 Brussel Tabel 22 De instantie waaraan betalingen door de EC zullen gebeuren O DE BEHEERSAUTORITEIT X DE CERTIFICERINGSAUTORITEIT Tabel 23: Identificatie van de autoriteit die controle- en audittaken uitvoert autoriteit/instantie naam van de autoriteit/instantie hoofd van de autoriteit/instantie Instantie(s) die Eerstelijnscontroleur wordt aangeduid Eerstelijnscontroleur wordt controletaken uitvoeren via overheidsopdracht aangeduid via overheidsopdracht Instantie(s) die audits Vlaamse Gemeenschap – Afdeling Dirk De Rijck uitvoeren Inspectie en Ondersteuning Afdelingshoofd Ellipsgebouw Koning Albert II-laan 35 bus 12 B-1030 Brussel Auditdienst Rijk – Ministerie van Ruud van As Financiën – Cluster Economische Auditmanager Zaken/Algemene Zaken 2 Bezuidenhoutseweg 73 NL-2594 AC Den Haag 5.1.2 Procedure voor het opzetten van het gemeenschappelijk secretariaat Voor de uitvoering van het Operationeel Programma en de ondersteuning van de verschillende autoriteiten wordt gebruik gemaakt van het Gemeenschappelijk Secretariaat Interreg VlaanderenNederland, zoals in de huidige periode 2007-2013. Dit Gemeenschappelijk Secretariaat is gevestigd te Antwerpen, als grootste, meest centrale en via (grensoverschrijdend) openbaar vervoer best bereikbare stad in het programmagebied. Het Gemeenschappelijk secretariaat maakt onderdeel uit van het Autonoom Provincie Bedrijf Programmasecretariaat Europese Structuurfondsen (APB PSES). 67 Het Gemeenschappelijk Secretariaat is operationeel sinds 2007. Het team is ervaren, en goed geëquipeerd om op een correcte en doeltreffende wijze uitvoering te geven aan het programma. Voor de bestaffing van het Gemeenschappelijk Secretariaat wordt dan ook maximaal op continuering van de huidige dienstverbanden ingezet. Nieuwe aanwervingen gebeuren in beginsel via de Provincie Antwerpen. De programmapartners hebben grondig nagedacht over de werking van het Gemeenschappelijk Secretariaat. In de vooropgestelde werkprocessen wordt een efficiënte, professionele en objectieve toetsing van projecten nagestreefd en via de introductie van regionale projectadviseurs wordt in begeleiding en regionaal maatwerk voorzien. Binnen het Gemeenschappelijk Secretariaat wordt extra expertise opgebouwd die het mogelijk moet maken om een op innovatie en bedrijfsparticipatie gericht programma correct, efficiënt en effectief tot uitvoering te brengen. Er wordt geïnvesteerd in een solide projectmanagementsysteem, wat zowel voor de begunstigden als secretariaat, partners als autoriteiten voordelen (administratieve vereenvoudiging) oplevert. 5.1.3 Beknopte beschrijving van het beheers- en controlesysteem Functies van de Beheersautoriteit Op basis van artikel 125, lid 2 van de verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad is de beheersautoriteit ten aanzien van het beheer van het Operationeel Programma verantwoordelijk voor volgende taken: a) de werkzaamheden van het Comité van Toezicht ondersteunen en dat comité alle informatie verstrekken die het nodig heeft om zijn taken te verrichten, in het bijzonder gegevens over de vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het operationele programma, financiële gegevens en gegevens over indicatoren en mijlpalen; b) de jaarverslagen en het eindverslag over de uitvoering opstellen en, na goedkeuring door het Comité van Toezicht, bij de Commissie indienen; c) aan de intermediaire instanties en begunstigden informatie ter beschikking stellen die van belang is voor de uitvoering van hun taken, respectievelijk voor de uitvoering van concrete acties; d) een systeem opzetten voor de vastlegging en opslag in gecomputeriseerde vorm van de voor toezicht, evaluatie, financieel beheer, verificatie en audit vereiste gegevens over elke concrete actie, in voorkomend geval met inbegrip van gegevens over individuele deelnemers aan concrete acties; e) waarborgen dat de onder d) bedoelde gegevens worden verzameld en in het systeem worden opgeslagen en bewaard. Op basis van artikel 125, lid 3 moet de beheersautoriteit ten aanzien van de selectie van concrete acties: a) passende selectieprocedures en -criteria opstellen en na goedkeuring toepassen, die: i. ervoor zorgen dat concrete acties bijdragen tot het verwezenlijken van de specifieke doelstellingen en resultaten van de relevante prioritaire assen; ii. niet-discriminerend en transparant zijn; iii. rekening houden met de algemene beginselen in de artikelen 7 en 8 van de verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad; b) waarborgen dat een geselecteerde concrete actie binnen het toepassingsgebied van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling valt en kan worden toebedeeld aan een categorie steunverlening die in de prioritaire as of assen van het operationele programma is vastgesteld; 68 c) waarborgen dat de begunstigde een document ontvangt waarin de voorwaarden voor steun voor elke concrete actie zijn vermeld, met inbegrip van de specifieke vereisten betreffende de producten of diensten die in het kader van de concrete actie moeten worden geleverd, het financieringsplan en de uitvoeringstermijn; d) zich er vóór goedkeuring van de concrete actie van vergewissen dat de begunstigde voldoende administratieve, financiële en operationele capaciteit heeft om aan de in punt c) bedoelde voorwaarden te voldoen; e) zich er, als de concrete actie is begonnen vóór de indiening van een financieringsaanvraag bij de beheersautoriteit, van vergewissen dat voldaan is aan het toepasselijk recht dat relevant is voor de concrete actie; f) waarborgen dat voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling geselecteerde concrete acties geen activiteiten omvatten die deel hebben uitgemaakt van een concrete actie ten aanzien waarvan een terugvorderingsprocedure overeenkomstig artikel 71 heeft of zou moeten hebben gelopen na verplaatsing van een productieactiviteit binnen het programmagebied; g) bepalen aan welke categorieën steunverlening de uitgave van een concrete actie moet worden toegewezen. Voor de uitvoering van hierboven vernoemde taken en verantwoordelijkheden wordt de beheersautoriteit ondersteund door het Gemeenschappelijk Secretariaat overeenkomstig artikel 23 lid 2 van de verordening (EU) 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad. Binnen dit Gemeenschappelijk Secretariaat zal er een duidelijke functiescheiding zijn tussen langs de ene kant de personen verantwoordelijk voor projectacquisitie en begeleiding bij projectontwikkeling en langs de andere kant de personen verantwoordelijk voor projectbeoordeling en onafhankelijke advisering van het Comité van Toezicht. Voor de projectacquisitie zal gewerkt worden met aanmeldingsoproepen. Het Gemeenschappelijk Secretariaat stelt een indicatief werkprogramma voor de ganse programmaperiode op met betrekking tot deze aanmeldingsoproepen. De concrete aanmeldingsoproepen zijn tijdens het programma te bepalen door de programmapartners, op advies van het Gemeenschappelijk Secretariaat. Voor elke aanmeldingsoproep zijn volgende aspecten steeds duidelijk omschreven: a) prioritaire as en/of investeringsprioriteit van het Operationeel Programma waarvoor aanmeldingen kunnen worden ingediend b) voorwaarden c) indicatief budget van de aanmeldingsoproep d) looptijd van de aanmeldingsoproep Elke aanmeldingsoproep zal via het online projectmanagementsysteem (PMS) verlopen. Bij het verstrijken van de deadline beoordeelt het Gemeenschappelijk Secretariaat de ontvangen aanmeldingen zowel op de algemene criteria, als op de specifieke criteria van de aanmeldingsoproep. Voor elke aanmelding die voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria, formuleert het Gemeenschappelijk Secretariaat een gemotiveerd advies. De programmapartners nemen daarop een gemotiveerd besluit, waarbij de ontvankelijke aanmeldingen worden geoormerkt als ‘prioritair’ of ‘niet prioritair’. De prioritair geachte aanmeldingen worden daarop door de indieners uitgewerkt tot een volledige projectaanvraag. De ingediende projectaanvragen worden door het Gemeenschappelijk Secretariaat beoordeeld aan de hand van de ontvankelijkheids-, inhoudelijke en financiële criteria en deze formuleert op basis daarvan 69 een advies aan het Comité van Toezicht. Het Comité van Toezicht beslist daarop over de goedkeuring van de projectaanvraag. Indien een projectaanvraag in strijd is met de programmaregelgeving, kan het niet door het Comité van Toezicht worden goedgekeurd. De beheersautoriteit is verantwoordelijk om een wettelijke overeenkomst met het project tot stand te brengen. Het Gemeenschappelijk Secretariaat volgt de inhoudelijke en financiële projectuitvoering op en rapporteert aan het Comité van Toezicht hierover. Op basis van artikel 25, lid 4 van verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad moet de beheersautoriteit ten aanzien van het financiële beheer en de controle van het operationele programma: a) verifiëren of de medegefinancierde producten en diensten zijn geleverd en of de door de begunstigden gedeclareerde uitgaven door hen zijn betaald en voldoen aan het toepasselijke recht van de Unie en de lidstaten, aan het operationele programma en aan de voorwaarden voor de steun voor de concrete actie; b) ervoor zorgen dat de begunstigden die betrokken zijn bij de uitvoering van concrete acties die op basis van werkelijk gemaakte subsidiabele kosten worden vergoed, hetzij een afzonderlijk boekhoudsysteem, hetzij een passende boekhoudkundige code gebruiken voor alle transacties die op een concrete actie betrekking hebben; c) doeltreffende en evenredige fraudepreventiemaatregelen nemen op basis van de vastgestelde risico’s; d) procedures instellen om te garanderen dat alle documenten met betrekking tot uitgaven en audits die nodig zijn om voor een toereikend controlespoor te zorgen, worden bijgehouden overeenkomstig artikel 76, onder g); e) de beheersverklaring en de jaarlijkse samenvatting opstellen. Voor de uitvoering van bovenvernoemde taken zal de beheersautoriteit een extern controleur inschakelen ter ondersteuning van de financiële cel van het Gemeenschappelijk Secretariaat. De projectuitvoerders hebben de mogelijkheid hun uitgaven te declareren via het projectmanagementsysteem (PMS). Functies van de Certificeringsautoriteit (art. 126 verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad; art. 24 verordening (EU) 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad) De certificeringsautoriteit van het OP zal volgende taken uitvoeren: a) betalingsaanvragen opstellen en bij de Commissie indienen en certificeren dat deze aanvragen op betrouwbare boekhoudsystemen gebaseerd zijn, door controleerbare ondersteunende documenten worden gestaafd en aan verificaties door de beheersautoriteit zijn onderworpen; b) de jaarrekeningen opstellen; c) certificeren dat de jaarrekeningen volledig, nauwkeurig en waarachtig zijn en dat de in de rekeningen opgenomen uitgaven in overeenstemming zijn met het toepasselijk recht en zijn gedaan voor concrete acties die zijn geselecteerd aan de hand van de voor het operationele programma geldende criteria voor financiering, die in overeenstemming zijn met de voorschriften van de Unie en van de lidstaten; d) waarborgen dat er een systeem is waarin de boekhoudkundige gegevens voor elke concrete actie in gecomputeriseerde vorm worden opgeslagen en bewaard en dat alle gegevens ondersteunt die nodig zijn voor de opstelling van betalingsaanvragen en rekeningen, met inbegrip van gegevens 70 over te innen bedragen, geïnde bedragen en bedragen die zijn geschrapt naar aanleiding van de volledige of gedeeltelijke intrekking van de bijdrage voor een concrete actie of operationeel programma; e) er, met het oog op de opstelling en indiening van betalingsaanvragen, op toezien dat zij van de beheersautoriteit toereikende informatie krijgt over de procedures die zijn gevolgd en de verificaties die zijn verricht in verband met de uitgaven; f) bij de opstelling en indiening van betalingsaanvragen rekening houden met de resultaten van alle audits die door of onder verantwoordelijkheid van de auditautoriteit zijn verricht; g) boekhoudkundige gegevens in gecomputeriseerde vorm bijhouden over de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven en de overheidsbijdrage die hiervoor aan de begunstigden is betaald; h) een boekhouding bijhouden van de te innen bedragen en van de bedragen die worden geschrapt naar aanleiding van de volledige of gedeeltelijke intrekking van de bijdrage voor een concrete actie. Geïnde bedragen worden vóór de afsluiting van het operationele programma teruggestort in de algemene begroting van de Unie door ze in mindering te brengen op de volgende uitgavenstaat. Hiervoor zal de Certificeringsautoriteit gebruik maken van het projectmanagementsysteem (PMS). Functies van de Auditautoriteit (art.l 127 verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad; art. 25 verordening (EU) 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad) a) De auditautoriteit waarborgt dat er audits worden uitgevoerd op de behoorlijke werking van de beheers- en controlesystemen van het operationele programma en op een passende steekproef van concrete acties op basis van de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven. De gedeclareerde uitgaven zullen worden onderworpen aan een audit op basis van een representatieve steekproef en bij wijze van algemene regel van statistische steekproefmethodes. Een niet-statistische steekproef methode kan gebruikt worden op basis van het professionele oordeel van de auditautoriteit in naar behoren gerechtvaardigde gevallen overeenkomstig de internationale audit standaarden en in ieder geval wanneer het aantal concrete acties voor een rekening jaar onvoldoende is om statistische methodes te gebruiken. In dergelijke gevallen zal de grootte van de steekproef voldoende zijn om de auditautoriteit toe te laten een geldig auditoordeel op te maken. De niet-statistische steekproefmethode zal minimum 5% van de concrete acties omvatten waarvoor uitgaaven zijn gedeclareerd aan de Commissie tijdens een boekjaar en 10% van de uitgaven die zijn gedeclareerd aan de Commissie tijdens het boekjaar. b) Als audits worden uitgevoerd door een andere instantie dan de auditautoriteit, waarborgt de auditautoriteit dat die instantie de vereiste functionele onafhankelijkheid heeft. c) De auditautoriteit ziet erop toe dat bij de auditwerkzaamheden rekening wordt gehouden met internationaal aanvaarde auditnormen. d) De auditautoriteit stelt binnen acht maanden na de vaststelling van een operationeel programma een auditstrategie op voor het uitvoeren van audits. In de auditstrategie worden de auditmethodologie, de steekproefmethode voor audits van concrete acties en de planning van audits voor het lopende en de twee volgende boekjaren vastgesteld. De auditstrategie wordt van 2016 tot en met 2024 jaarlijks bijgewerkt. Op verzoek verstrekt de auditautoriteit de auditstrategie aan de Commissie. e) De auditautoriteit stelt het volgende op: i. een auditoordeel overeenkomstig artikel 59 (5) (b) van het Financieel Reglement; 71 ii. een controleverslag met de belangrijkste bevindingen van de audits, met inbegrip van geconstateerde tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen en de voorgestelde en uitgevoerde corrigerende maatregelen.. Voor de uitvoering van de hierboven vernoemde taken wordt de auditautoriteit ondersteund door de Groep van Auditoren, overeenkomstig art. 25 lid 2 van verordening (EU) 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad. De Groep van Auditoren is samengesteld uit de auditautoriteit en vertegenwoordigers van elke lidstaat. De managementutoriteit, certificeringsautoriteit en het Gemeenschappelijk Secretariaat nemen deel als waarnemer. Audits op concrete acties van de Nederlandse partners zullen worden uitgevoerd door de Nederlandse vertegenwoordiger in de Groep van Auditoren en de audits op concrete acties in Vlaanderen zullen in hoofdzaak door de Vlaamse vertegenwoordiger in de Groep van Auditoren. In beide gevallen gebeurt dit in opdracht en onder toezicht van de auditautoriteit. Het Comité van Toezicht (art. 49 verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad; art. 12 verordening (EU) 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad) a) Het Comité van Toezicht selecteert concrete acties. b) Het Comité van Toezicht evalueert de uitvoering van het programma en de vooruitgang die geboekt is met de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Daarbij kijkt het naar de financiële gegevens en de voortgang in het behalen van de streefwaardes van de verschillende output- en resultaatsindicatoren. c) Het Comité van Toezicht doet onderzoek naar alle vraagstukken die van invloed zijn op de prestaties van het programma, met inbegrip van de conclusies van de evaluaties van de prestaties. d) Het Comité van Toezicht wordt geraadpleegd en brengt, indien het dit geschikt acht, advies uit over door de beheersautoriteit voorgestelde wijzigingen van het programma. e) Het Comité van Toezicht kan ten behoeve van de beheersautoriteit opmerkingen maken over de uitvoering en evaluatie van het programma, met inbegrip van maatregelen om de administratieve last voor de begunstigden te verminderen. Het Comité houdt toezicht op de maatregelen die naar aanleiding van zijn opmerkingen worden genomen. 5.1.4 Verdeling van aansprakelijkheden onder de deelnemende lidstaten in geval van financiële correcties opgelegd door BA of EC Voor zover overeenkomstig artikel 143 van verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad ten onrechte betaalde bedragen worden teruggevorderd, dan zal de Lidstaat op wiens grondgebied de eerstverantwoordelijke begunstigde is gevestigd, de certificeringsautoriteit ondersteunen om de ten onrechte betaalde bedragen terug te vorderen. Dit geldt eveneens voor terugvorderingen bij projectpartners van buiten het programmagebied maar nog op het grondgebied van Vlaanderen of Nederland. Voor wat betreft financiële correcties bij projectpartners buiten Vlaanderen of Nederland, wordt voorafgaand aan de goedkeuring van projecten met betrokkenheid van dergelijke projectpartners in samenspraak met de programmapartners bepaald welke partij de certificeringsautoriteit ondersteunt bij de eventuele terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen aan deze projectpartners. 5.1.5 Gebruik van de euro 72 NVT 5.2 Betrokkenheid van partners 5.2.1 Rol van de verschillende partners in de voorbereiding, uitvoering, monitoring en evaluatie van het samenwerkingsprogramma 1) Rol van de partners in het voorbereidingsproces In november 2011 is door het Comité van Toezicht van het Interreg IV Grensregio VlaanderenNederland programma beslist om te starten met de voorbereidingen van het nieuwe programma. Leden van de beheersautoriteit en het gemeenschappelijk secretariaat hebben sindsdien, in nauw overleg met de betrokken lidstaten en de overige programmapartners, de nodige stappen gezet om te komen tot een gedragen OP. Op twee verschillende momenten zijn de partners waarnaar verwezen wordt in artikel 5 van Verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad betrokken in het voorbereidingsproces van het nieuwe programma. In eerste instantie is dit gebeurd via een brede stakeholdersbevraging, georganiseerd in Antwerpen op 28 november 2012. Een substantieel deel van de deelnemers hieraan – begunstigden onder het lopende programma en andere geïnteresseerde partijen – betrof partners zoals bedoeld in voornoemd artikel. Aan hen werd, tijdens workshops, gevraagd hoe zij concreet invulling zouden geven aan de tot dan toe geselecteerde thema’s innovatie, CO2-reductie en milieu. Deze input is vervolgens gebruikt bij het uitwerken van de strategie. In de loop van 2013 werd een tweede consultatieronde georganiseerd die meer de diepte in ging. Na goedkeuring door de Stuurgroep op 12 juni 2013 werd aan een beperkt aantal (koepel)organisaties uit beide lidstaten een voorlopige versie van het programma – bestaande uit de gebiedsanalyse en de hoofdstukken 1, 2 en 8 – voorgelegd. Voor de lokale besturen werden VVSG en VNG aangeschreven, voor de economische en sociale partners SERV en SER, voor de milieuorganisaties de Minaraad en het Netwerk van Natuur- en Milieufederaties, voor de ngo’s enkel de Verenigde Verenigingen - bij gebrek aan Nederlandse tegenhanger - en voor de gelijke kanseninstanties het Team Gelijke Kansen in Vlaanderen van de Vlaamse Gemeenschap en het College voor de rechten van de mens in Nederland. Om te verzekeren dat alle organisaties op de hoogte waren van de adviesvraag werd deze, na telefonisch overleg en een vooraankondiging per mail, zowel via een officiële brief van de beheersautoriteit aan de hoofden van de betreffende organisaties bezorgd als via mail aan de contactpersonen. De adviesronde liep van 24 juni 2013 tot 31 juli 2013, maar de antwoordtermijn werd voor een aantal organisaties verlengd. Met SERV werd een aangepaste procedure afgesproken: zij worden geraadpleegd door de Vlaamse overheid na goedkeuring van het definitieve OP door de Stuurgroep 73 Grensregio Vlaanderen-Nederland en voor indiening ervan door Vlaanderen bij de Commissie. Een 23 aantal andere organisaties liet weten geen advies te zullen opleveren . Uit de bevraging bleek dat de strategie in ruime mate gedragen wordt door het maatschappelijk middenveld. Niettemin leverde de partnerschapsbevraging enkele interessante adviezen op, op basis waarvan de programmadocumenten aangepast werden. Zo is in de gebiedsanalyse de milieusituatie op de terreinen water en afval genuanceerd en is aandacht voor regionale/lokale initiatieven rond hernieuwbare energie toegevoegd. Verder is in de strategie getracht om de belangrijkste economische sectoren evenwichtiger te benoemen door meer nadruk te leggen op de sector ‘hightech systems & materials’ en de crossovers met lifesciences en agrofood. 2) Rol van de partners bij de uitvoering van het programma De partners waarnaar verwezen wordt in artikel 5, zullen uitgenodigd worden om zitting te nemen in het Comité van Toezicht van het nieuwe programma. In die hoedanigheid zullen zij betrokken zijn bij de uitvoering, monitoring en evaluatie van het programma. 23 Voor een gedetailleerd overzicht van de geconsulteerde partners, zie hfst 9.3 74 6. COÖRDINATIE TUSSEN DE FONDSEN Op basis van de kansen en behoeften zoals geschetst in de gebiedsanalyse, hebben de programmapartners in de Grensregio Vlaanderen-Nederland vier thematische doelstellingen geselecteerd. De resultaten van alle te selecteren projecten dragen bij aan de realisatie van de Europa 2020-strategie, zoals de Europese uitdagingen zich in de Grensregio manifesteren. Binnen de (budgettaire) capaciteiten van het programma wordt ingezet op het initiëren en stimuleren om ontwikkeling in de gewenste richtingen aan te wakkeren. Met de focus op specifieke grensoverschrijdende componenten van de geselecteerde investeringsprioriteiten is het programma in beginsel complementair aan andere programma’s van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI), in het bijzonder de (regionale) operationele programma’s voor EFRO en ELFPO. Ook hier geldt evenwel dat op veel beleidsgebieden meer dan één EU-instrument middelen kan verschaffen ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. De Grensregio erkent het belang om de complementariteit tussen de verschillende EU-instrumenten op nationaal en regionaal niveau in kaart te brengen en te benutten, zowel in de plannings- als in de uitvoeringsfase. Door verschillende structuren en werkwijzen wordt hier invulling aan gegeven: o De lidstaten België en Nederland voorzien in structuren voor coördinatie tussen de fondsen, zoals beschreven in hun respectieve partnerschapsovereenkomsten; o De lidstaten staan eveneens in voor de coördinatie met nationale instrumenten en zien erop toe dat het programma additioneel is aan hun eigen beleid. o De programmapartners zijn ook betrokken bij andere ESI-programma’s in hun gebied. De vertegenwoordigers van deze programmapartners verzorgen binnen hun organisaties verspreiding van informatie en de borging van complementariteit; o Naast de ESI-programma’s is overlap mogelijk met de communautaire programma’s. Gezien de thematische keuzes in het OP, zal deze overlap zich vooral voordoen ten aanzien van Horizon2020 en Life+. Vanuit de Grensregio zullen alle oproepen tot projectvoorstellen worden bezorgd aan de nationale contactpunten van deze programma’s in België en Nederland. Wanneer een oproep raakt aan een ander communautaire programma, zal deze ook aan het contactpunt van dat programma worden bezorgd. 75 7. VERMINDERING VAN DE ADMINISTRATIEVE LASTEN VAN BEGUNSTIGDEN Om haar doelstellingen te bereiken, moet het programma de betrokkenheid van bedrijven verhogen. Om de administratieve belasting van deze begunstigden te verlichten, zal het programma investeren in de verdere verduidelijking van het staatssteunkader en inkomstenkader. Bovendien zal het programma investeren in het minimaliseren van de administratieve druk bij het aanvraag- en uitvoeringsproces, met extra aandacht voor deze begunstigden en zal onder meer bijkomend geïnvesteerd worden in communicatie en begeleiding voor deze begunstigden. Geïnvesteerd wordt eveneens in de ontwikkeling van een digitaal projectmanagementsysteem waarbij de primaire focus ligt op gebruiksgemak voor de begunstigden en waarbij de communicatie tussen begunstigden onderling en tussen begunstigden en programma-autoriteiten zal vergemakkelijkt worden. De suggesties uit de midterm evaluatie van het Interreg IV-programma Vlaanderen-Nederland voor de vereenvoudiging en verduidelijking van de programmadocumenten worden meegenomen bij de vormgeving van de nieuwe programmadocumenten. Ten slotte worden ook stappen ondernomen om de projectcyclus te stroomlijnen. De werkdruk voor projectaanvragers zal hierdoor dalen en doorlooptijden zullen korter worden. 76 8. HORIZONTALE PRINCIPES 8.1 Duurzame ontwikkeling Bevordering van duurzame ontwikkeling is een doelstelling die maatschappelijk breed wordt gedragen en ondersteund. Ook in de uitvoering van het programma komt dit met nadruk terug. Het programma is erop ingericht om duurzame ontwikkeling ook daadwerkelijk te stimuleren en mogelijk te maken. Het programma draagt in volle breedte bij aan het streven naar duurzame ontwikkeling. De prioritaire as ‘Duurzame groei – energie’ heeft als uiteindelijk doel de klimaatsverandering te verzachten. Binnen de prioritaire as ‘Duurzame groei – milieu en hulpbronnen’, richt de eerste gekozen investeringsprioriteit zich specifiek op milieubescherming. De resterende twee investeringsprioriteiten dragen bij aan een efficiënte omgang met hulpbronnen en vergroening van de economie. Duurzame ontwikkeling vormt een horizontaal principe waaraan ieder project binnen het programma getoetst zal worden. In de eerste plaats is duurzame ontwikkeling een ontvankelijkheidscriterium bij de projectselectie. Projectvoorstellen kunnen enkel goedgekeurd worden binnen het programma indien de projectdoelstellingen en activiteiten niet strijdig zijn met de principes van duurzame ontwikkeling. In de projectaanvraag dienen projectindieners aan te geven op welke manier het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. Deze bijdrage wordt meegenomen bij de inhoudelijke projectbeoordeling. Tijdens de projectuitvoering dienen de projectuitvoerders over de bijdrage aan duurzame ontwikkeling te rapporteren. De invulling van dit principe zal bij elke projectoproep herbekeken worden en indien wenselijk, zullen oproepspecifieke criteria geformuleerd worden. 8.2 Gelijke kansen en anti-discriminatie Het gelijkekansenprincipe is grondwettelijk verankerd en verder uitgewerkt andere wetten en regelgeving. Zowel in Vlaanderen als in Nederland wordt een actief gelijkekansenbeleid gevoerd. Toegang tot het programma - en dan met name tot de programmafinanciering – is gegarandeerd voor iedereen, ongeacht geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Op basis van de geselecteerde investeringsprioriteiten kunnen geen specifieke doelgroepen geïdentificeerd worden die risico lopen gediscrimineerd te worden. Per projectoproep zal dit herbekeken worden en indien wenselijk, zullen oproepspecifieke criteria geformuleerd worden. Gelijke kansen en antidiscriminatie vormen een ontvankelijkheidscriterium bij de projectselectie. Projectvoorstellen kunnen enkel goedgekeurd worden binnen het programma indien de projectdoelstellingen en activiteiten niet strijdig zijn met het gelijkekansen- en antidiscriminatieprincipe. 77 Bij de projectaanvraag dienen projectindieners aan te geven op welke manier het project bijdraagt aan het gelijkekansen- en anti-discriminatieprincipe. Indien van toepassing, wordt deze bijdrage meegenomen bij de inhoudelijke projectbeoordeling. Tijdens de projectuitvoering dienen de projectuitvoerders over de bijdrage aan het gelijkekansen- en anti-discriminatieprincipe te rapporteren. 8.3 Gelijkheid van man en vrouw De gelijkheid van man en vrouw is één van de grondbeginselen van het Gemeenschapsrecht en is als dusdanig een algemeen aanvaard en breed ondersteund principe binnen de grensregio. Dit principe geldt binnen alle prioritaire assen van het programma. Projecten die strijdig zijn met het gelijkheidsbeginsel man-vrouw kunnen niet goedgekeurd worden binnen het programma. Het beginsel vormt immers een ontvankelijkheidscriterium bij de projectselectie. Bij de projectaanvraag dienen projectindieners aan te geven op welke manier het project bijdraagt aan de gelijkheid tussen man en vrouw. Deze bijdrage wordt meegenomen bij de inhoudelijke projectbeoordeling. Tijdens de projectuitvoering dienen de projectuitvoerders over de bijdrage aan de gelijkheid van man en vrouw te rapporteren. De invulling van dit principe zal bij elke projectoproep herbekeken worden en indien wenselijk, zullen oproepspecifieke criteria geformuleerd worden. 78 9. SEPARATE ONDERDELEN (ALS BIJLAGEN PRESENTEREN) 9.1 Lijst van grote projecten niet van toepassing Tabel 24: lijst van grote projecten 9.2 Performance framework Wordt automatisch gegenereerd. Tabel 25: prestatiekader 9.3 Lijst van relevante partners betrokken in de voorbereiding van het programma Organisaties ingeschreven voor het stakeholdersevent: 4D Area & City Advocatenkantoor Van Renterghem Agentschap Ondernemen AGRO Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden in België APB De Warande ARCADIS Nederland BV Ateron BB Projecten Benelux Bion Food & Agriculture Bloesemlint BOM Bosgroep Zuid Nederland BSBR BureauBuiten Centrum Duurzaam Bouwen en Wonen CNV Belastingservices Cubiss De Innovatiefabriek BV De Wingerd Demos vzw Dethon DOW Benelux Ecopower cvba Eindhoven ERAC EURES Maas-Rijn ACLVB AG VESPA Agentschap voor Natuur en Bos AGSO AnSem NV Aquafin NV Architect BNA stedenbouwkundige Avans Hogeschool Beeldvang Bio Base Europe Pilot Plant BIQE Boerenbond Bosbeheer en Europese projecten Brainport Development N.V Bureau More CCBT Cipal Confederatie Bouw De Hoop Terneuzen bv De Kringwinkel Hageland vzw Deloitte Departement Waterbeleid Dijkgraaf DSP Valley vzw EGTS Linieland van Waas en Hulst Enviro+ Euregio Scheldemond Europarlement 79 Europese Commissie EVO FISCH Ft Innovations bv Gemeente Beek Gemeente Bergen op Zoom Gemeente Bronckhorst Gemeente Goes Gemeente Heuvelland Gemeente Knokke-Heist Gemeente Leudal Gemeente Middelkerke Gemeente Nederweert Gemeente Roermond Gemeente Sittard-Geleen Gemeente Terneuzen Gemeente Valkenburg Gemeente Venlo Gemeente Waalwijk GGD Zeeland en West Brabant GPB Proefbedrijf Veehouderij Hezelburcht Consultancy B.V. Hogeschool Zuyd Idea Consult ILV associatie Midwest Impuls Innotek Innovatiecentrum Limburg Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid Interleuven IOK IVR Schelde-Kempen KAHO Sint-Lieven Kamer van Koophandel Limburg Kamer van Koophandel Zuidwest-Nederland Kempen Research & Development Kenniscentrum Vlaamse Steden Kleinkunstcup KU Leuven Landelijke Gilden LNE LSEC Leaders In Security Marohi Meetingleuven Natuurpunt Neerpelt NuTeC NV Industriebank LIOF Euryconsult.eu FEDERPLAST.BE Flanders' PlasticVision V.Z.W. Gemeente Baarle-Nassau Gemeente Beek Gemeente Breda Gemeente Eindhoven Gemeente Heerlen Gemeente Hulst Gemeente Lanaken Gemeente Maastricht Gemeente Middelkerke Gemeente Noord-Beveland Gemeente Schouwen-Duiveland Gemeente Steenbergen Gemeente Tilburg Gemeente Veere Gemeente Venray Gemeente Weert Ghent Bio-Energy Valley vzw Haute Equipe Hogere Zeevaartschool Antwerpen I-Cleantech Vlaanderen vzw IGS Schelde-Landschapspark IMEC Inagro Innovatiecentrum Innovatiesteunpunt voor land- en tuinbouw Intercommunale Leiedal INTERREG Deutschland-Nederland IOK Afvalbeheer JUSBOX Kamer van Koophandel Kamer van Koophandel Oost-Vlaanderen KATHO Kenniscentrum Sociaal Europa vzw KH Leuven KOMOSIE vzw KU Leuven Research & Development LLTB Logistiek Platform Limburg/POM Limburg Maastricht University Matrimoniogroep NanoHouse Nederlands Consulaat-generaal NL RNT nv De Scheepvaart OAZ subsidieadvies 80 Open Manufacturing Campus Turnhout PC Fruit PIVA provinciaal onderwijs Antwerpen Plasticvision Plattelandscentrum Meetjesland vzw POM Oost-Vlaanderen Proefcentrum Groenteteelt Oost-Vlaanderen Promint Provincie Limburg Provincie Oost-Vlaanderen Provincie Vlaams Brabant Provincie West-Vlaanderen Provincie Zeeland Qmineral bvba Regionaal Landschap de Voorkempen vzw Regionaal Landschap Meetjesland vzw Rescoop REWIN Rlkm RWB S.E.O. vzw Oostende SCALDA SIRRIS Sociale Innovatie Stad Antwerpen Stad Brugge Stad Gent Stad Leuven Stadsbestuur Herentals Steunpunt Groene Zorg vzw Stichting CrossRoads Stichting TanteLouise-Vivensis Syntens Thomas More Toegankelijkheidsbureau vzw Topsport Limburg Trias-subsidie Universiteit Gent Universiteit Maastricht UZ Leuven Vereniging Natuurmonumenten Vito NV Vlaamse Overheid - Departement LNE VMSW Voka - Kamer van Koophandel Kempen Vrijetijdshuis Brabant VVV Altena Biesbosch Vzw Herita Organisatie Duurzame Energie PCS Plantijn Hogeschool Platform Zorglandschap Limburg POM limburg POM West-Vlaanderen Proefcentrum Hoogstraten Provincie Antwerpen Provincie Noord-Brabant Provincie Oost-Vlaanderen Provincie Vlaams-Brabant Provincie Zeeland Provincie Zuid-Holland Regio-Achterhoek Regionaal Landschap Kempen en Maasland Regionale Milieudienst West-Brabant RESOC Rijkswaterstaat Zeeland Rurant vzw RWTH Aachen Samenwerkingsverband Regio Eindhoven SER Brabant SIVV SPK Stad Blankenberge Stad Dilsen-Stokkem Stad Hasselt Stad Mechelen Starters Lift Stichting Curamus Stichting Het Zeeuwse Landschap SVB Syntens TNO Healthy Living Toerisme Vlaanderen TPA vzw Universiteit Antwerpen Universiteit Hasselt UWV Werkbedrijf VDAB Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten Vlaams Instituut voor Mobiliteit VLM VNG VOM vzw VVD Terneuzen Vzw De Regenboog Vzw Infopol 81 Vzw Jessa Ziekenhuis Vzw PIBO-Campus Watering De Dommelvallei Waterschap Brabantse Delta Waterschap Roer en Overmaas te Sittard WaterstofNet vzw Westtoer WSD Groep Boxtel Zeeland Seaports ZLTO Vzw Kempens Landschap Wageningen UR Waterschap Aa en Maas Waterschap Peel en Maasvallei Waterschap Scheldestromen Waterwegen en Zeekanaal NV West-Vlaamse Intercommunale Zeeland Port Promotion Council Zet Zuyd Hogeschool Organisaties gecontacteerd tijdens zomer 2013: VVVSG SERV Minaraad Verenigde Verenigingen DAR – Team Gelijke kansen in Vlaanderen 9.4 Vereniging van Nederlandse Gemeenten SER Koepel van Nederlandse milieufederaties / College voor de Rechten van de Mens Deelname van derde landen via ENI en IPA NVT ANNEXES (als separate bestanden te uploaden in SFC) conceptrapport van de ex-ante-evaluatie inclusief samenvatting (verplicht) Schriftelijke bevestiging van instemming met inhoud OP (verplicht) Kaart van het programmagebied (indien van toepassing; zie kaart in hoofdstuk 1) 82
© Copyright 2024 ExpyDoc