Scheikunde Pulsar VWO hoofdstuk 4 Reacties met zoutoplossingen uitwerkingen www.uitwerkingensite.nl Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 4 ■■ 4 ■■ 4.1 Zouten in water 1 Ga op herhaling in hoofdstuk 1 als je deze vraag niet vlot kunt maken! Reacties met zoutoplossingen 7 + + 4 Indampen is het omgekeerde van oplossen. De reactievergelijking voor indampen is dan ook omgekeerd. Dus links van de pijl de ionen, rechts van de pijl het vaste zout. Boven de pijl zet je wat je doet: verwarmen. 5 negatief ion SO42Cl¯ CH3COO¯ PO43- verhouding formule 2:1 1:3 1:2 3:2 Na+2SO42Fe3+Cl¯ 3 Ca2+(CH3COO¯ )2 Zn2+3(PO43-)2 8 3+ 2 Na (aq) + ¯ 3+ Fe Cl 3(s) 2+ 2SO4 (aq) ¯ Fe (aq) + 3 Cl (aq) ¯ Ca (CH3COO )2(s) ¯ 2 CH3COO (aq) 2+ Ca (aq) + + ¯ + ¯ In de oplossing komen vrije ionen voor: deeltjes met een lading, die naar de positieve of negatieve elektrode kunnen bewegen. © Noordhoff Uitgevers bv ¯ aantal gram zout 45 … volume 150 mL 1000 mL … x 150 = 45 x 1000 … = 45000 : 150 = 300 gram d In tabel 45B staat dat er 359 gram keukenzout oplost. o e Tabel 45B geldt bij 298 K = 25 C. Sjoerd kan kouder water gebruikt hebben. Bovendien is een theelepel geen nauwkeurig instrument. Hij kan per schep ook 4,5 of 5,5 g keukenzout hebben opgelost. 9 Je moet aangeven welke deeltjes zich, behalve water, in de oplossing bevinden. Denk aan de verhoudingen tussen de aantallen deeltjes. a Na (aq) + OH(aq) + 2+ ¯ b Ca (aq) + 2 NO3 (aq) + c In hoofdstuk 1 is dit ook aan bod geweest. Kijk in het overzicht! + Na (aq) + Cl (aq) c 9 scheppen zout = 45 gram zout. Er lost dus 45 gram zout op in 150 mL water. De eerste drie zouten lossen goed op in water. In tabel 45A staat een g. + Denk eraan: bij oplossen staat het vaste zout links en de losse ionen rechts van de reactiepijl. b Na Cl (s) 6 a Gebruik tabel 45A (Binas) voor vragen over de oplosbaarheid van zouten. Wat weet je van de oplosbaarheid van alle natriumzouten? + 2Na 2SO4 (s) 2- a Na Cl (s) Indien nodig komen er dus alleen maar haken om de samengestelde ionen. b In hoofdstuk 1 en in bron 1 van deze paragraaf komt dit aan bod. + 2 Na (aq) + CO3 (aq) 2+ 2Mg (aq) + CO3 (aq) Natriumcarbonaat lost goed op, magnesiumcarbonaat matig en calciumcarbonaat lost slecht op in water. De oplossing van natriumcarbonaat zal de stroom dus goed geleiden. Magnesiumcarbonaat lost matig op, de oplossing bevat weinig vrije ionen en de stroomgeleiding zal minder zijn dan in de eerste oplossing. Calciumcarbonaat lost slecht op. Er zullen zeer weinig ionen in het water terecht komen en deze 'oplossing' zal niet of nauwelijks de stroom geleiden. Ga op herhaling in hoofdstuk 1 als je deze vraag niet vlot kunt maken! positief ion Na+ Fe3+ Ca2+ Zn2+ 2- 2- c Hoe beter een zout oplost, hoe meer vrije ionen in de oplossing voorkomen. A is dus zeker fout. De juiste notatie van een bromide-ion is Br (B valt dus af). Verder ontstaan de zinkionen en de bromide-ionen in de verhouding 1:2. Antwoord D is dus juist. – + b Na 2CO3 (s) 2+ 2Mg CO3 (s) Er ontstaan (vrije) ionen, opgelost in water. 3 2- a Na en CO3 : dus Na 2CO3 2+ 22+ 2Mg en CO3 : Mg CO3 2+ 22+ 2Ca en CO3 : Ca CO3 Als een zout oplost in water, komen de ionen los van elkaar in het water. 2 Zie paragraaf 4 van hoofdstuk 1. Zorg dat je de ionen goed kent. 3- c 3 K (aq) + PO4 (aq) 3+ 2- d 2 Al (aq) + 3 SO4 (aq) 31 Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 4 10 1 keukenzout 2 smaakstof, conserveermiddel, gladheidsbestrijding. 3 ondiepe bekkens worden gevuld met zeewater. De zon zorgt voor verdamping van het water. Het zout blijft over. 4 De oplossingen worden steeds geconcentreerder. 5 De bodem is van ander materiaal, om oplossen en weglekken te voorkomen. + ¯ + Na (aq) + Cl (aq) 12 Denk eraan: bij oplossen staat het vaste zout links en de losse ionen rechts van de reactiepijl. 13 Er ontstaat een nieuwe, vaste stof. Het is dus een chemische reactie. 14 – 15 – 16 In tabel 45A is te vinden welke zouten goed, matig en slecht oplosbaar zijn. Als er ionen aanwezig zijn die samen een matig of slecht oplosbaar zout opleveren, zal een neerslag ontstaan. 17 Maak een tabel met de aanwezige ionen en ga na of er een slecht oplosbaar zout kan ontstaan. Na Cl (s) + ¯ 4.2 Zoutoplossingen bij elkaar ¯ 11 + ■■ ¯ Na (aq) + Cl (aq) + ¯ K (aq) + NO3 (aq) a Na Cl (s) + ¯ K NO3 (s) 2+ Zn 2+ Ba b Cl g g SO4 g s 2- Er treedt dus een reactie op: er ontstaat een neerslag van bariumsulfaat. 18 Gebruik altijd tabel 45A (Binas) voor dit soort vragen. Let goed op de betekenis van de letters g, m en s. 2+ ¯ a calciumchloride bestaat uit Ca en Cl en is volgens tabel 45A goed oplosbaar. b magnesiumcarbonaat bestaat uit Mg is matig oplosbaar. c Gebruik de grafiek die je bij onderdeel b gemaakt hebt! c bariumfosfaat bestaat uit Ba slecht oplosbaar. 36,5 g NaCl(s) en 42 g KNO3(s) d Je moet dan schatten hoe de grafiek verder doorloopt. 19 Gezien het verloop van de grafiek tot 40°C zal er meer kaliumnitraat oplossen dan natriumchloride. + ¯ + ¯ 32 Als je afkoelt tot 0 °C is 50 g kaliumnitraat en 2 gram natriumchloride uitgekristalliseerd. Het percentage verontreiniging is dan 2 x 100% = 4,0 % 50 Je kunt dus het beste afkoelen tot 20 graden. © Noordhoff Uitgevers bv 3- en PO4 en is Gebruik altijd tabel 45A (Binas) voor dit soort vragen. Let goed op de betekenis van de letters g, m en s. b Als je deze ionsoorten samen in water brengt, zal er niets gebeuren. Ze blijven in oplossing. K NO3 (s) f Als je afkoelt tot 20 °C, is (62-26 =) 36 gram kaliumnitraat en 1 gram natriumchloride uitgekristalliseerd. Het percentage verontreiniging is dan 1 x 100% = 2,8% 36 2- en CO3 en a Als je deze ionsoorten samen in water brengt, zal er een neerslag ontstaan van het slecht oplosbare zinkfosfaat. e Uitkristalliseren is het omgekeerde van oplossen.De vergelijking zal dus het omgekeerde van die bij a moeten zijn. K (aq) + NO3 (aq) 2+ 2+ c Als je deze ionsoorten samen in water brengt, zal er niets gebeuren. Ze blijven in oplossing. 20 2+ 2- Magnesiumsulfide, Mg S en calciumhydroxide, 2+ ¯ Ca (OH )2 21 a SO4 Cu 2+ Na + 2- OH g g -- Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 4 stap 3: Ca (aq) + CO3 (aq) Ca CO3 (s) 2+ b SO4 2- OH Cu 2+ g s Na + g g -- 25 a Mg en Cl + b K en PO4 2+ stap 2: Ca + NH4 PO4 3- + SO4 2- PO4 Pb + K g s g g 3- SO4 g g OH s g 2- g Cl g g g g PO4 2+ Cu + Na 2+ Mg + K 24 SO4 g g g g OH s g s g 2- 2+ 26 stap 2: Cl g g g g 2+ Ca (aq) + Na (aq) Cl (aq) g g © Noordhoff Uitgevers bv 3- 2+ Pb + K g s g + 3- 2+ 33(PO4 )2(s) ¯ stap 1: Pb (aq) en NO3 (aq) + K (aq) en I (aq) stap 2: NO3 g g 2+ I s g stap 3: Pb (aq) + 2 I(aq) Pb I2(s) 2+ PO4 s g s g 3- 2+ 27 – ■■ 4.3 Het maken van een zout 28 Zie bron 9. Je moet twee oplossingen bij elkaar voegen: in de ene moeten bariumionen voorkomen en in de andere sulfaationen. stap 1: Ca (aq) en Cl(aq); Na (aq) en CO3 (aq) 2+ PO4 s g stap 3: 3 Pb (aq) + 2 PO4 (aq) → Pb 3- c De gegevens van koperchloride, koperfosfaat, magnesiumsulfaat en magnesiumhydroxide ontbreken nog. d NO3 g g 2+ Denk bij stap 3 aan de juiste coëfficiënten: je moet de reactievergelijking kloppend maken. 23 a en b Alle natrium- en kaliumzouten zijn goed oplosbaar. Ook de resultaten van opgaven 21 en 22 kunnen we meenemen. Cu + Na 2+ Mg + K 2- ¯ stap 2: e 2+ ¯ 2+ d Alle kaliumzouten zijn goed oplosbaar. Het neerslag kan dus geen kaliumchloride zijn. + 2+ 2+ c stap 1: Pb (aq) en NO3 (aq) + 3K (aq) en PO4 (aq) g K 2- stap 3: Er is geen sprake van een chemische reactie en dus kun je geen reactievergelijking opstellen. g 2+ 2+ stap 2: Er is geen combinatie die een slecht oplosbaar zout oplevert! K Mg 2- stap 3: Ca (aq) + SO3 (aq) → Ca SO3 (s) 3- 2+ SO3 s g b stap 1: Cu (aq) en Cl (aq) 2+ 2Fe (aq) en SO4 (aq) Cl Mg ¯ Cl g g 2+ c 2- Bij dit type opgaven is het verstandig om een tabel of een lijstje te maken van alle aanwezige ionsoorten. Vervolgens ga je na of er een neerslag mogelijk is. Gebruik hierbij steeds tabel 45A. Bij dit type opgaven is het verstandig om een tabel of een lijstje te maken van alle aanwezige ionsoorten. Vervolgens ga je na of er een neerslag mogelijk is. Gebruik hierbij steeds tabel 45A. 2+ 2+ a stap 1: Ca (aq) en Cl (aq) + 2NH4 (aq) en SO3 (aq) c Er vindt een neerslagreactie plaats, waarbij de koperionen en de hydroxide-ionen samen een neerslag van koperhydroxide vormen. 22 2- 2- 29 Zie bron 10. 2- CO3 (aq) s g Je moet twee oplossingen samenvoegen, die een neerslag vormen. De bariumionen en chlorideionen moeten in de oplossing achterblijven. 33 Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 4 De carbonaationen kunnen komen uit een oplossing van natriumcarbonaat. Daarna kun je de suspensie filtreren. Het filtraat is de oplossing van bariumchloride. Door het filtraat in te dampen ontstaat bariumchloride. 30 NO3 g g 2+ Zie bron 11. Mg + Na ¯ CO3 s g 2- kwik, cadmium, lood en zilver. Mg (aq) + CO3 (aq) → Mg CO3 (s) 2+ 31 32 Je kunt loodionen verwijderen door een oplossing van een zout toe te voegen, waarvan het negatieve ion een neerslag vormt met loodionen, bijvoorbeeld sulfaat of fosfaat. Omdat je een oplossing moet toevoegen, kun je het beste een natrium- of kaliumzout toevoegen, dus bijvoorbeeld natriumsulfaat of natriumfosfaat. Door de suspensie te filtreren kun je dan het loodhoudende neerslag verwijderen. 2- NO3 g g 2+ Pb + Na ¯ SO4 s g 2- Zie bron 13. Pb (aq) + SO4 (aq) → Pb SO4 (s) 2+ Ba + K c Zoals alle natrium- en kaliumzouten zijn ook natrium- en kaliumfosfaat goed oplosbare fosfaten. d Een natrium- en kaliumzout geven nooit een neerslag waarbij de natrium- of kaliumionen betrokken zijn. e Een oplossing van zinknitraat en van natriumfosfaat zijn geschikt. NO3 g g 2+ Zn + Na ¯ PO4 s g 3- 2+ 33(PO4 )2(s) 35 Zorg ervoor dat je met goed oplosbare stoffen begint. I magnesiumcarbonaat De magnesiumionen kunnen komen uit een oplossing van magnesiumnitraat. © Noordhoff Uitgevers bv NO3 g g 2+ ¯ CrO4 s g 2- 2+ 36 2- 2+ 2- Zorg ervoor dat het negatieve ion van het natriumzout en het positieve ion van het nitraat een slecht oplosbare stof kunnen vormen. Je kunt ook uit tabel 45A een slecht oplosbare stof kiezen. Kies geen giftige of dure stoffen. a Een goedkope en onschadelijke stof is het slecht oplosbare calciumcarbonaat. Voor de calciumionen gebruik je een oplossing van calciumnitraat. Voor de carbonaationen gebruik je een oplossing van natriumcarbonaat. b NO3 g g 2+ Ca + Na ¯ CO3 s g 2- Ca (aq) + CO3 (aq) → Ca CO3 (s) 2+ 2- 2+ 2- c Er is sprake van een suspensie. Ga na wat de vaste stof is en welke deeltjes er in de vloeistof voorkomen. – 34 2- 3- 3 Zn (aq) + 2 PO4 (aq) → Zn 2+ 2+ Ba (aq) + CrO4 (aq) → Ba CrO4 (s) Je kunt een oplossing van zinknitraat gebruiken. Ook zinkethanoaat, zinksulfaat, zinkchloride en zinkbromide zijn goed oplosbaar. b Een nitraat geeft nooit een neerslag met een ander positief ion. 2- III bariumchromaat De bariumionen kunnen komen uit een oplossing van bariumnitraat. De chromaationen kunnen komen uit een oplossing van kaliumchromaat. Je moet nu terugredeneren. Zinkfosfaat is slecht oplosbaar in water. Je moet met twee oplossingen beginnen. a Het is het handigste om te werken met oplossingen waarvan de andere ionen geen ongewenste neerslagen opleveren. Daarom werken we vaak met nitraten. Zie tabel 45A. 34 2- II loodsulfaat De loodionen kunnen komen uit een oplossing van loodnitraat. De sulfaationen kunnen komen uit een oplossing van natriumsulfaat. 1 Indampen: het volume neemt hierdoor af. 2 door een zoutoplossing toe te voegen waarmee de meeste opgeloste zouten een neerslag vormen. De resterende oplossing kan worden afgeschonken en weggespoeld. 33 2+ De vaste stof is calciumcarbonaat. Om die te verwijderen, moet je de suspensie filtreren. Het residu (de stof in het filter) is dan calciumcarbonaat. In het filtraat zitten de natriumionen en de nitraationen. Om vast natriumnitraat te maken, moet je de oplossing indampen. Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 4 37 a Metalen zijn zelf niet in water oplosbaar. We hebben het hierbij altijd over zouten, waarbij het positieve ion afgeleid is van een zwaar metaal. Ca b Drie lichte metalen: natrium, kalium, magnesium. Drie zware metalen: lood, kwik en zilver. 38 Bij dit type opgaven is het verstandig om een tabel of een lijstje te maken van alle aanwezige ionsoorten. Vervolgens ga je na of er een neerslag mogelijk is. Gebruik hierbij steeds tabel 45A. 2+ 2+ reactievergelijking na filtratie 3 Ca2+(aq) + 2 PO43-(aq) → Ca2+3(PO43- )2(s) X +(aq), NO3¯ (aq) Fe + Na 2- 2- 2+ + 2- ¯ c De resterende ionen, Na en X , komen zeker in het filtraat voor. 39 + 2+ ¯ 2+ Ca + Na vόόr de reactie reactievergelijking na filtratie Ca 2+(aq), X¯ (aq) 2 Na+(aq) + CO32-(aq) Ca 2+(aq) + CO32-(aq) → Ca2+CO32-(s) Na +(aq), X¯ (aq) © Noordhoff Uitgevers bv Na +(aq), X¯ (aq) Helaas zijn de ionen van de zware metalen (kwik, zilver, lood) het best in staat om met negatieve ionen een neerslag te vormen. Een oplossing van zilvernitraat is geschikt, maar duur. Je kunt daarom ook een loodnitraatoplossing gebruiken. c Indampen kost energie. Als je een aantal geschikte oplossingen hebt toegevoegd, bevat het water weinig gevaarlijke ionen meer en kan het water worden weggespoeld. Je moet dan wel heel zeker weten dat er geen gevaarlijke stoffen in zitten! ■■ 4.4 Ionsoorten aantonen 43 Gebruik altijd tabel 65B van Binas voor de kleuren van chemicaliën. Als de stof of de ionsoort er niet in staat, mag je aannemen dat die kleurloos is. Oplossingen met Cu kleur. 44 II calciumfosfaat is een onschadelijk, slecht oplosbaar zout. Je kunt dus een oplossing van een calciumzout gebruiken, bijvoorbeeld calciumnitraat. Calciumchloride mag ook. na filtratie Fe 3+(aq) + PO43-(aq) → Fe3+PO43-(s) b Om negatieve ionen te verwijderen, moet je zoeken naar een geschikt positief ion. Calciumcarbonaat is een onschadelijk, slecht oplosbaar zout. Je kunt dus een oplossing van natriumcarbonaat toevoegen. 2- reactievergelijking Fe 3+(aq), X¯ (aq), 3 Na+(aq)+ PO43-(aq) 2- 40 Zoek een zoutoplossing, die samen met de calciumionen een neerslag vormt. Probeer een zout te vinden dat zelf niet giftig is. 2+ Zoek in tabel 45A in de rij van Ca naar een geschikt negatief ion. Daar moet dus een s (of eventueel een m) staan! 3Hetzelfde kun je doen in de kolom van PO4 en in 3+ de rij van Fe . CO3 s g vόόr de reactie In de kolom onder carbonaat, CO3 , en fosfaat, 3PO4 , staat vaak een s. Een oplossing van natriumcarbonaat is dus geschikt om ionen van zware metalen neer te slaan. c Na is minder giftig dan Pb . Het X zat al in het water en zit er nog steeds in. In totaal is het water nu minder giftig door het verwijderen van de loodionen. I 3- 42 a Kijk goed in tabel 45A. Waar staat vaak een s? Om positieve ionen te verwijderen, moet je zoeken naar een geschikt negatief ion. b Voor ieder verwijderd loodion komen twee natriumionen terug. (De ladingen moeten elkaar + blijven compenseren: 2 x Na heeft dezelfde lading als 2+ 1 x Pb .) + PO4 s g – 41 ¯ a De resterende ionen, Na en X , komen zeker in het filtraat voor. Als je teveel natriumsulfaat hebt 2gebruikt, zitten er ook nog SO4 ionen in. - III ijzer(III)fosfaat is slecht oplosbaar. Je kunt dus een oplossing van natriumfosfaat gebruiken. Natronloog kan ook. b Pb (aq) + SO4 (aq) → Pb SO4 (s) 2+ NO3 X+(aq) , PO43-(aq) Ca2+(aq) + 2 NO3¯ (aq) 3+ Pb + Na 3- vόόr de reactie a In het oppervlaktewater zitten natuurlijk ook negatieve ionen. Er is alleen niets over gegeven. SO4 s g PO4 s 2+ ionen hebben een blauwe Sommige ionen zijn kleurloos en doen niet mee aan neerslagreacties. Ze zijn dan lastig aan te tonen. 35 Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 4 45 Je werkt vaak met neerslagreacties. Wanneer treedt een neerslagreactie op? 52 Een neerslagreactie verloopt in een oplossing. Je moet dus eerst een heldere oplossing hebben, anders is de vorming van een vaste stof niet waar te nemen. Een andere reden is dat het zout oplosbaar kan zijn en de verontreiniging niet. Je kunt dan meteen zien of de verontreiniging aanwezig is. Je moet een oplossing van een zout bedenken, waarvan het positieve of negatieve ion slechts met één van beide ionen een neerslag geeft. Gebruik tabel 45A en vergelijk twee kolommen of rijen met elkaar. chloride- of carbonaationen Een oplossing van calciumnitraat is geschikt. Kijk of er een neerslag ontstaat. Als dat zo is, bevatte de oplossing carbonaationen. 2+ 46 a Cu (aq) b In tabel 65B komen vaste stoffen en opgeloste ionen door elkaar voor. Kijk goed naar de fase voordat je een keuze maakt . Ca Na (aq), K (aq), NO3(aq), enzovoort 48 Cl + Ba 2+ Cl g ¯ SO4 s 2- 2- 2+ 2- c Het maakt niet uit of je bariumchloride of bariumnitraat gebruikt. Beide zouten zijn immers oplosbaar. De negatieve ionen zijn hier niet van invloed. + Gebruik tabel 45A bij deze vraag. Natriumcarbonaat is goed oplosbaar in water. Calciumcarbonaat is slecht oplosbaar in water. Bij het toevoegen van water ontstaat in het ene geval dus een heldere oplossing en in het andere geval een suspensie. 51 – © Noordhoff Uitgevers bv 2+ Ag s + reactievergelijking Ag+(aq) + Cl¯ (aq) → Ag+Cl¯ (s) 2+ SO4 g 2- PO4 s 3- vóór de reactie reactievergelijking SO42- of PO43Cu2+ + 2 NO3¯ 3 Cu2+(aq) + 2 PO43-(aq) → Cu2+3(PO43-)2(s) natriumfosfaat of calciumchloride Een oplossing van natriumcarbonaat is geschikt. Die geeft alleen met een oplossing van calciumchloride een neerslag. Probeer bij dit soort opgaven de eigenschappen van de stof en van de verontreiniging in kaart te brengen. CO3 b Zuiver natriumchloride lost geheel op. Als er een stof naar de bodem zakt, is het natriumchloride in dit geval dus verontreinigd met zand. 36 reactievergelijking Ca2+(aq) + CO32-(aq) → Ca2+CO32-(s) + a Natriumchloride lost goed op in water, zand lost niet op in water. Het zand zal naar de bodem zakken. 50 Zn g ¯ Cu d Dat is niet goed mogelijk. Alleen Hg en Ag geven + een neerslag met chloride-ionen. Maar Hg geeft 2+ ook met SO4 een neerslag. Ag kan ook voor problemen zorgen, omdat Ag2SO4 matig oplosbaar is. 49 2- sulfaat- of fosfaationen Een oplossing van kopernitraat is geschikt. Als je die toevoegt aan een oplossing met sulfaationen ontstaat er geen neerslag. Als er fosfaationen zijn, ontstaat er wel een neerslag. b Ba (aq) + SO4 (aq) → Ba SO4 (s) 2+ CO3 s vóór de reactie Zn2+ of Ag+ Na+ + Cl¯ Gebruik weer tabel 45A bij deze vraag. a - zink- of zilvernitraat Een oplossing van natriumchloride is geschikt. Kijk weer of er een neerslag ontstaat. Als dat zo is, bevatte de oplossing zilverionen. Die ionen mogen dus niet voorkomen in tabel 65B. + Cl g vόόr de reactie Cl- of CO32Ca2+ + 2 NO3- De volgende opgeloste ionen zijn volgens tabel 3+ 2+ 65B blauw: Cr (aq) en Cu (aq).We hebben geen zekerheid. Er zijn twee mogelijkheden. Bovendien is tabel 65B niet volledig. Er zijn misschien nog meer ionen die een blauwe kleur geven. 2c Geel zijn: CrO4 (aq), I3 (aq). 47 2+ 53 2- PO4 g 3- Ca s 2+ vóór de reactie reactievergelijking 3 Na+ + PO43- of Ca2+ + 2 Cl¯ 2 Na+ + CO32- Ca2+(aq) + CO32-(aq) → Ca2+CO32-(s) Gebruik tabel 45A. Zoek naar verschillen tussen de negatieve ionen en maak daarvan gebruik. Voeg iets toe dat met één van beide ionenvan de verontreiniging een neerslag vormt. Let ook op de oplosbaarheid van de zouten. Calciumchloride is misschien verontreinigd met calciumcarbonaat Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 4 Je moet altijd eerst water toe te voegen om vrije ionen te krijgen. Als dan de verontreiniging niet oplost, ben je meteen klaar. Calciumchloride lost wel op in water, calciumcarbonaat niet. Als je water toevoegt en er is calciumcarbonaat aanwezig, ontstaat een suspensie. geen neerslag. Je weet nu of het wel of geen bariumnitraat is. Natriumsulfaat is misschien verontreinigd met natriumcarbonaat Beide zouten zijn oplosbaar in water. Er moet dus een heldere oplossing ontstaan. Voeg een zoutoplossing toe, waarbij wel een neerslag ontstaat met carbonaat (indien aanwezig) en niet met sulfaat. In de kolom van sulfaat moet dus een g staan en in de kolom van carbonaat een s. 2+ 2+ 2+ Dus geschikt: Fe , Zn , Cu . Om problemen te voorkomen gebruik je steeds het nitraat. – Voeg aan de derde buis met de beginoplossing een beetje kaliumchromaat-oplossing toe. Als de buis een zilvernitraatoplossing bevat, ontstaat er een rood neerslag. Als het een loodnitraat-oplossing is, ontstaat een geel neerslag. Stel dat je een oplossing van kopernitraat gebruikt. Als er carbonaat aanwezig is, zal er een blauw neerslag ontstaan vóór de reactie 2 Na+ SO42- en eventueel CO32-, Cu2+ + 2 NO3 54 reactievergelijking Cu2+(aq) + CO32-(aq) Cu2+CO32-(s) Zilvernitraat en loodnitraat lijken erg op elkaar. Maar de kleur van het neerslag kan uitkomst bieden. Zo is loodchromaat geel en zilverchromaat rood. NaCl BaSO4 AgNO3 Ba(NO3)2 Pb(NO3)2 CuSO4 water g s g g g g, blauw AgNO3 oplossing s - g g g - - - s, geel g s, geel - - - s, rood - s, geel - KI oplossing K2CrO4 oplossing De reactievergelijkingen: Ag (aq) + Cl (aq) → Ag Cl (s) wit + ¯ + ¯ Ag (aq) + I (aq) → Ag I (s) geel 2+ ¯ 2+ ¯ Pb (aq) + 2 I (aq) → Pb I 2(s) geel + 222 Ag (aq) + CrO4 (aq) → Ag2CrO4 (s) rood 2+ 22+ 2Pb (aq) + CrO4 (aq) → Pb CrO4 (s) geel + Kijk eerst of alle stoffen wel oplosbaar zijn in water. Zoek dan een oplossing die met één of twee van de oplossingen een neerslag geeft en met de rest niet. Dat kan op verschillende manieren! Gebruik ook tabel 65B. – Voeg water toe. Als enige lost BaSO4 niet op. Je weet nu of het wel of geen bariumsulfaat is. Kopersulfaat is als enige blauw, dus dat weet je ook direct. Je doet daar verder geen proeven meer mee. – Verdeel de ontstane oplossing over 4 reageerbuizen. Je hebt nu nog vier zouten over: NaCl AgNO3 Ba(NO3)2 Pb(NO3)2 Slechts in één van die zouten zit Cl als negatief ion. Hoe toon je Cl ionen aan? – Voeg aan één van die buizen een beetje zilvernitraatoplossing toe. Alleen een NaCl oplossing zal een neerslag geven. Je weet nu of het wel of geen NaCl is. 55 ¯ + ¯ Nu moet je dus aan het goochelen met tabel 45A en tabel 65B tegelijk. – Komen de beginoplossingen voor in tabel 65B? – Welke slecht oplosbare stoffen in tabel 65B zijn geel? – Met welke oplossing kun je geen neerslag maken? Er zijn vele antwoorden mogelijk op deze vraag. Begin maar bij de gele stof. Dat kan een neerslag zijn van zilverjodide. Dat kun je maken uit twee kleurloze oplossingen: zilvernitraatoplossing en kaliumjodide-oplossing. Een zilvernitraatoplossing geeft met een oplossing van natriumchloride een wit neerslag van zilverchloride. In het derde bekerglas moet je iets stoppen dat nooit een neerslag kan opleveren. Een mooi voorbeeld is natriumnitraat. In tabelvorm: Je hebt nu nog drie mogelijkheden: AgNO3 Ba(NO3)2 Pb(NO3)2 Alleen bariumnitraat geeft geen neerslag met kaliumjodide. – Voeg een KI oplossing toe aan de volgende reageerbuis met de oplossing. Als er bariumnitraatoplossing in zit, ontstaat er © Noordhoff Uitgevers bv toevoegen bekerglas 1 zilvernitraat- natriumoplossing chlorideoplossing wit neerslag Ag+Cl¯ + bekerglas 2 kaliumjodideoplossing geel neerslag Ag+I¯ bekerglas 3 natriumnitraatoplossing geen neerslag 56 a In tabel 65B komt Na (aq) niet voor. Dus kleurloos. 37 Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 4 + b In de vlam veroorzaakt Na een gele kleur. + c Het zout in de (overkokende) pan bevat Na en + Cl. Het Na veroorzaakt de vlamkleuring. 38 © Noordhoff Uitgevers bv Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 4 ■■ 4.5 Zorgvuldig omgaan met afval 57 Op de foto zijn duidelijke verschillen te zien. Er is misschien wel een verband tussen de waardigheid van het ion en de hoeveelheid neerslag. 58 Leerlingenpracticum is leerzamer en leuker dan demonstratieproeven. Je leert ook verschillende vaardigheden. 59 Maximaal Aanvaarde Concentratie 60 Bedenk vooraf hoeveel zilverionen gebonden worden door elk van deze drie ionsoorten. a Als je willekeurige hoeveelheden neemt, is geen enkele conclusie mogelijk. De oplossing met de meeste ionen zal ongetwijfeld het meeste neerslag opleveren. Om ‘eerlijk’ te kunnen vergelijken moet je dus beginnen met evenveel ionen. 3 d Natriumhydroxide: 2 mg per m lucht. 3 Zilvernitraat: 0,01 mg per m lucht. 3 zinkchloride: 1 mg per m lucht. e Zouten hebben in het algemeen een lage MACwaarde. Vaak is de MAC-waarde niet eens vermeld, behalve bij zouten van zware metalen. De MAC-waarden hebben voor zouten in het algemeen weinig zin. Zoutdampen zullen nauwelijks voorkomen. Andere wijzen van opnama door het lichaam zijn veel gevaarlijker (via mond of huid). 63 a 1) Bij het practicum werken we vrij weinig met vaste zouten en zo min mogelijk met zouten van zware metalen. Meestal werken we met kleine hoeveelheden van verdunde oplossingen. 2) De MAC-waarde geldt bij langdurige blootstelling, dus veel minder voor een practicum van één of twee uur. b Ag (aq) + Cl (aq) Ag Cl (s) + 2+ 22 Ag (aq) + CO3 (aq) Ag 2CO3 (s) + 3+ 33 Ag (aq) + PO4 (aq) Ag 3PO4 (s) + - + c De drie natriumzouten zijn vrij onschuldig. Zilvernitraat bevat het zware metaal zilver, in de vorm + van Ag . Het is giftig. d Op de foto is te zien dat er meer zilverfosfaat ontstaat dan zilverchloride. Bij de neerslagvorming van zilverzouten is er een verband tussen de waardigheid van het (negatieve) ion en de hoeveelheid neerslag die ontstaat. Hoe groter de ionlading hoe meer neerslag ontstaat. 61 a – Je hebt nog meer van het dure zware metaal zilver nodig. – De proef is langdurig. Je moet een paar oplossingen bij elkaar doen en daarna een tijd wachten. Je leert daarbij weinig (nieuwe) vaardigheden. 62 b – c – b De MAC-waarde is pas van betekenis bij langdurige blootstelling (werkweek van 40 uur, werkperiode van acht uur). Op school is dat niet aan de orde. - Lees eerst goed de kop van tabel 97A om te weten te komen wat die tabel aangeeft. Denk eraan: de MAC-waarde heeft een eenheid. 64 a Als het afval gesorteerd wordt (zouten, oplosmiddelen, metalen, glas) kan het gemakkelijker verwerkt en misschien gerecycled worden. Ook kunnen tussen verschillende chemicaliën ongewenste reacties optreden. b Zilverresten kunnen weer omgezet worden in zilver. Zilver is een giftig zwaar metaal en de prijs ervan is hoog. Onverstandig om het weg te gooien! ■■ Op weg naar het proefwerk 1 – 2 – 3 Denk aan de vaste aanpak: ionen inventariseren, met behulp van tabel 45A nagaan of er een slecht oplosbaar zout kan ontstaan, reactievergelijking opstellen. Denk aan de coëfficiënten in de vergelijking. a stap 1 en 2: a De MAC-waarde staat in kolom II: de maximaal 3 aanvaarde concentratie, uitgedrukt in mg per m lucht. b Bij inademen: arts waarschuwen. Bij inslikken: melk laten drinken, braken opwekken, naar het ziekenhuis vervoeren. Bij contact met huid/ogen: verontreinigde kleren uittrekken, arts waarschuwen. c De MAC-waarde staat in kolom II: voor 3 kwikverbindingen bedraagt die 0,05 mg per m lucht. © Noordhoff Uitgevers bv Cl g g 2+ Ba + Na PO4 s g 3- stap 3: 3 Ba (aq) + 2 PO4 (aq) Ba 2+ b stap 1 en 2: + K 2+ Mg 3- OH g s 2+ 33(PO4 )2(s) Cl g g stap 3: Mg (aq) + 2 OH(aq) Mg (OH)2(s) 2+ 2+ 39 Pulsar – Chemie vwo bovenbouw deel 1 Uitwerkingen Hoofdstuk 4 c stap 1 en 2: + Na 2+ Cu CH3COO g g Cl g g 6 a Je moet nu terugredeneren. Je moet ijzer(II)oxalaat maken. Met welke oplossingen moet je beginnen? Denk eraan dat je geen tweede neerslag laat ontstaan. stap 3: Er treedt geen neerslagreactie op. d stap 1 en 2: Fe + K 2+ NO3 g g Je zou kunnen beginnen met een oplossing van + 2natriumoxalaat, Na2 C2O4 en ijzer(II)nitraat, 2+ Fe (NO3 )2. 2C2O4 NO3 + Na g g 2+ Fe s g 2- S s g stap 3: Fe (aq) + S (aq) Fe S (s) 2+ 4 2- 2+ 2- Je moet dus naar verschillen zoeken tussen fosfaat en nitraat. Gebruik tabel 45A. Denk eraan dat pokon een vaste stof is. b In kokend water lost meer ijzer(II)oxalaat op dan in koud water. Bij afkoelen zal dus een deel van het opgeloste ijzer(II)oxalaat uitkristalliseren. – Water toevoegen aan een kleine hoeveelheid pokon. Probeer alles op te lossen of schenk, na lang schudden, de oplossing af. – Voeg een oplossing toe van calciumnitraat. Als er ammoniumnitraat in zit, gebeurt er niets. Als er sprake is van ammoniumfosfaat, zal er een neerslag ontstaan. c Als er 18,4 mg oplost in 250 mL, dan zal er 4 x 18,4 mg = 73,6 mg oplossen in 1000 mL. + NH4 2+ Ca NO3 g g PO4 g s 3- 3 Ca (aq) + 2 PO4 (aq) Ca 2+ 3- 2+ 33(PO4 )2(s) 5 a In Rijnwater komen de volgende ionen voor: 3+ 2Na (aq), Cl(aq), SO4 (aq), NO3(aq), PO4 (aq), 3+ Fe (aq). b Gebruik tabel 45A en controleer met welke ionen de loodionen een neerslag kunnen geven. Nitraat geeft nooit neerslagen. Er kan loodchloride, loodsulfaat en loodfosfaat ontstaan. 2+ 2+ Pb (aq) + 2 Cl (aq) Pb Cl2(s) 2+ 22+ 2Pb (aq) + SO4 (aq) Pb SO4 (s) 2+ 32+ 33 Pb (aq) + 2 PO4 (aq) Pb 3(PO4 )2(s) c De chloride-, sulfaat- en fosfaationen zijn vervangen door nitraationen. Als dat niet zou gebeuren, zou er een tekort aan negatieve ionen zijn. De oplossing zou dan positief geladen zijn en dat is niet mogelijk. Het Rijnwater bevat nu zelfs meer ionen, omdat voor elk fosfaation drie nitraationen terugkomen vanwege de lading. Voor elk neergeslagen sulfaation komen twee nitraationen terug. d Het water is misschien wel giftiger geworden. De drie verdwenen ionsoorten staan niet als giftig in tabel 97. Nitraationen zijn ook niet onschuldig. 40 e Ga na wat bepalend is voor het geleidingsvermogen van een oplossing. In Rijnwater komen meer ionen voor dan in leidingwater. Rijnwater geleidt dus het best de elektrische stroom. © Noordhoff Uitgevers bv 7 a 1) Voor de kleur rood werd kwiksulfide (vermiljoen) gebruikt en geen realgar. 2) Op alle pagina’s was het restje realgar tussen het pararealgear gelijk. Het is onwaarschijnlijk dat alle pagina’s in dezelfde mate aan zonlicht blootgesteld waren. 2+ 2- b vermiljoen = kwiksulfide = Hg S (s) loodwit = basisch loodcarbonaat. 2+ 2Loodcarbonaat = Pb CO3 (s) 2+ (Basisch loodcarbonaat is opgebouwd uit Pb , 2 OH en CO3 . 2+ 2De formule is Pb 2(OH)2CO3 (s)). c Arseenverbindingen zijn zeer giftig. De MAC3 waarde is 0,03 mg per m lucht. Kwikverbindingen zijn zeer giftig. De MAC-waarde 3 is 0,05 mg per m lucht. Voor loodverbindingen geldt hetzelfde. De MAC3 waarde is 0,15 mg per m lucht.
© Copyright 2024 ExpyDoc