Woord.nl - Mediafonds

#16
maart
2014
cultuur en media
Woord.nl
Met bijdragen van Pieter Steinz, Bert Kommerij, Jeroen van Kan,
Maartje Smits, Bente Hamel, James Cridland, Erik Jan Harmens,
Gawie Keyser, Kevin Toma en anderen
609#16 – een uitgave van het Mediafonds
2
Eendracht maakt macht
Dries Muus
4
De gouden dagen
Pieter Steinz
6
Tijdloze delicatessen
Bente Hamel – column
7
Weg uit het reservaat
Jeroen van Kan 9
De oren wassen
Kevin Toma – column
10
Echt Gebeurd
Nina Polak
12
Zelf wandelen
door de ether
Maartje Smits
14
Hoorspelhaat
Bert Kommerij
21
Gelispel in de nacht
Erik Jan Harmens – column
26
Een douche voor de ziel
Sam de Jong – column
19
Een nieuwe radiodefinitie
James Cridland
24
28
Luisteren
naar de dingen
Koen Kleijn
Mediafonds
Mededelingen
16
Het archief als zender Marjolein van Trigt
22
Gevaarlijke stemmen
Gawie Keyser
27
Een soort sadisme
Edzard Mik – column
29
Bekroonde
programma’s
De Nieuwe Reporter
Een selectie van artikelen uit 609 wordt doorgeplaatst op
De Nieuwe Reporter, teneinde de lezer gelegenheid geven te
reageren en debat op te wekken. Wij nodigen u uit te reageren
op alle artikelen in dit blad.
Er moet meer mislukken van Marc Schmidt lokte reactie uit.
‘Te veel Nederlandse documentaires zijn onverdraaglijk braaf
omdat Nederlanders voornamelijk oog hebben voor de inhoud
en niet voor filmische concepten. We zullen een spannende
mislukking moeten verkiezen boven een aanvaardbare maar
saaie film,’ schrijft Schmidt. Daarop antwoordt ‘Jochem’: ‘Juiste
observaties. Ik vrees dat het ontbreken van een discussie over
beeldinhoudelijke keuzes niet alleen voor documentairefilms
geldt, maar ook voor beeldende kunst. Waarom dat is, wordt
me ook na dit stuk niet duidelijk. Dat kan niet alleen komen
door voorzichtigheid voor het halen van een deadline met
een acceptabel resultaat, dat ligt ook aan de fora en de angst
voor een zogenaamd elitair gesprek over beeldanalyse.’ Marc
Schmidt reageerde: ‘de beeldende kunst heeft zo haar eigen
problemen: enerzijds een hardnekkige erfenis uit de jaren
’60 en ’70 die de verhalende elementen uit het zintuigelijke
kunstwerk zelf heeft losgesneden. Herkenbaarheid is voor deze
dogmatische conceptualisten taboe. Een doodlopende weg.
Anderzijds de luchtbel van de kunsthandel. Maar dit alles staat
tenminste ter discussie. Er zijn Nederlandse kunsttijdschriften,
er wordt zo nu en dan een opinieartikel in een dagblad gepubliceerd, etc. En al worden deze discussies misschien niet op
de best denkbare manier gevoerd, het lijkt mij een heerlijkheid
vergeleken bij de intellectuele stilte die in Nederland rondom
documentaire (en film in het algemeen) heerst’.
Reacties naar: www.denieuwereporter.nl
Coverbeeld: De presentatoren van Radiolab, op de voorkant Jad Abumrad en op de achterkant Robert Krulwich. Foto: Marco Antonio
Europe in 8 bits, Javier Polo (2013)
Woorden, woorden, woorden
Het is een wijdverbreid misverstand dat we in een beeldcultuur
zouden leven. Er is nog nooit zoveel gepraat, geluisterd, geschreven, gelezen, verzonden en ontvangen als vandaag de dag. Die
enorme hoeveelheid woorden en klanken zegt natuurlijk nog niets
over de kwaliteit. Maar er is goed nieuws. In een klein hoekje van de
mediawereld waar artistieke kwaliteit en zelfs een zekere diepgang
niet bij voorbaat verdacht zijn, hebben de publieke omroepen, het
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en het Mediafonds elkaar
nu gevonden om samen het platform Woord.nl te lanceren. Voor
luisteraars die verrast willen worden en die het waarderen dat een
enkel woord hele werelden kan oproepen; werelden die in een
beeld al helemaal geregisseerd zijn – en daardoor veel minder aan
de verbeelding overlaten.
Het project heeft een lange aanloop gehad. Al in 2009 organiseerde het fonds de conferentie Woord.nl om aandacht te vragen
voor de benarde positie van serieus gesproken woord op de reguliere zenders, die steeds strenger geformatteerd werden (en worden) zodat er voor kunst nauwelijks meer plaats is. We hebben het
dan over documentaires en drama (‘hoorspelen’). Maar ook poëzie
en experimenten met geluid en ruimte zoals stadswandelingen,
of het spel met de krakende en zuchtende geluiden van ons zwaar
door historie beladen gebouw dat Cilia Erens ter gelegenheid van
de ingebruikneming maakte horen bij de audio-ervaringen die een
beter lot verdienen.
Het Mediafonds koos niet voor de klaagzang maar voor het
alternatief. Voor het eerst in zijn bestaan investeerde het niet
alleen in inhoud maar ook in software en hardware, in de techniek
van het platform dat iedereen thuis – via laptop en andere schermen – of elders – via telefoon en oortjes – in staat stelt om zelf te
kiezen wanneer, wat en hoe je wilt luisteren. Naar gesprekken, naar
Illustratie: Milo
audiodrama, naar poëzie, naar echtgebeurde verhalen, naar alles
wat er te ontdekken valt in en door de taal.
De aanloop verliep na de al genoemde conferentie langs een voor
ongeduldige types zoals ondergetekende tergende reeks expertmeetings, interimrapporten, aanbestedingen, notities, presentaties,
evaluaties en vergaderingen, vergaderingen, vergaderingen waarin
taal niet zozeer gevierd maar eerder mishandeld werd. Maar zoals
dat gaat: het is vergeten op de dag dat het schip te water wordt gelaten en het avontuur van de vaart begint. (Merk op hoe makkelijk je
in woorden van de ene scène naar de andere kunt schakelen; in een
speelfilm waren we nu al honderdduizenden euro’s kwijt).
Om in de nautische vergelijkingen te blijven: het kabinet van
VVD en PvdA heeft een ijsberg klaargezet waar het Mediafonds op
1 januari 2017 tegenaan dient te botsen. Wij proberen nog altijd
dat te voorkomen. Maar wat er ook gebeurt: tot die tijd speelt ons
scheepsorkest met volle inzet en zo welluidend mogelijk. Natuurlijk
omdat het daartoe verplicht is. Maar ook en vooral omdat die
muziek de moeite waard is. Hulde aan iedereen die in het kader
van Woord.nl daarbij helpt: de NPO, Beeld en Geluid, de omroepen.
Wat zou het mooi zijn als we samen het fundament gelegd hebben
voor een kleine audio-renaissance, waaruit binnenkort de 21steeeuwse pendant van Under Milk Wood ontspruit, of een stroom
van echtgebeurde verhalen die luisteraars elkaar vertellen… Dit
nummer van 609 biedt, onder meer, een aantal beschouwingen
over de rol van tekst en geluid, van omroep en kunst en staat
daarmee nog steeds in dienst van de gedachte die ruim 25 jaar
geleden leidde tot de oprichting van het fonds: het verbinden van
de werelden – in beleidstaal: de domeinen – van cultuur en media.
Hans Maarten van den Brink, directeur Mediafonds
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 1
Eendracht
maakt macht
Het platform Woord.nl vormt een combinatie van
zorgvuldig geselecteerd archiefmateriaal en
nieuwe artistieke producties, bedoeld voor de echte
luisteraars. Door Dries Muus
In oktober 2009 bracht het Mediafonds
bezorgde liefhebbers van het gesproken
woord bij elkaar. Programmamakers, luisteraars en sommige omroepbazen waren het
erover eens dat verhalende radio – niet op
actualiteit gericht – bedreigd werd. Nu is er
Woord.nl: een initiatief van de Nederlandse
Publieke Omroep (NPO), het Nederlands
Instituut voor Beeld en Geluid en het
Mediafonds, ontwikkeld en uitgevoerd door
de VPRO. Een platform voor verhalende
radio, met historische én nieuwe verhalen.
Niet een archief, maar een zender.
Volgens Van den Brand heeft Woord.nl
grote toegevoegde waarde: ‘Het is fijn om
alle verhalende radio op één plek te hebben,
zowel oude als nieuw geproduceerde content. Vanuit de archiefzijde is het sowieso
makkelijk: er is heel veel wat een keer is
uitgezonden bij de publieke omroep. Dat
ligt dan wel opgeslagen in een archief maar
daar kun je niet echt bij. Het is geen luisterplek. Er zijn verder wel veel podcasts en
sites van omroepen. Maar dat is allemaal
versnipperd.’
De gezamenlijkheid
Het is niet verwonderlijk dat de VPRO
de uitvoerende rol heeft: de VPRO heeft
een reputatie op het gebied van verhalende radio, bijvoorbeeld in de vorm van
documentaires en marathoninterviews.
Remy van den Brand is eindredacteur van
Woord.nl. Er is een vijfkoppige redactie
die de radioprogramma’s samenstelt, de
inhoud bepaalt, beoordeelt wat er actief
wordt uitgelicht op de voorpagina, en kiest
welke labels daaraan worden gegeven.
Van den Brand: ‘Heel kort gezegd ga ik
over de inhoud. Voorheen was ik programmamaker. Ik deed de eindredactie van
Studio Idzerda. Dat is overleden. Helaas.
Zoals meerdere programma’s. Dat is ook
een van de redenen voor het ontstaan van
Woord.nl. Woord.nl is een zender, maar
ook een plek waar je zelf bepaalt wat je
luistert. Het is een combinatie van zenden
en zelf uitzoeken. Je kunt zelf kiezen, je
kunt suggesties van de redactie opvolgen,
je kunt je door het systeem laten verrassen.
Je kunt eindeloos door blijven luisteren als
je dat wilt.’
Syb Groeneveld is hoofd Nieuwe Media
van het Mediafonds, en liaison tussen de
verschillende partijen. Groeneveld: ‘We
hebben de invulling gezamenlijk verzorgd.
Voor ons stond van het begin af aan vast
dat het platform meer moest zijn dan een
groot, overzichtelijk archief. Radiomakers
krijgen steeds minder plek om hun werk
te plaatsen. Er zijn minder timeslots voor
radiodocumentaires. Dat heeft erg veel te
maken met herprofilering van de zenders.
Vaak zijn de meer verhalende producties
ook duurder. Maar wij wilden die rijke traditie niet laten verdwijnen en ook ruimte
bieden voor experiment.’
Ook Erik van Hengstum heeft een coördinerende functie bij Woord.nl, maar dan
vanuit de NPO, waar hij manager Innovatie
is. Van Hengstum: ‘Met name in het begin
was belangrijk om te bepalen: wat wordt het
precies, hoe gaan we het aanpakken. Daar is
dit het resultaat van. Een zelfstandige portal, met een duidelijke link naar een radioprogramma op Radio 1.’ In dat programma,
Woord, staat verhalende radio vijf uur lang
2 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
centraal: van twee tot zeven uur ’s nachts.
Het hele project is voor een groot deel
learning by doing, zegt Van Hengstum: ‘We
moeten geleidelijk aan ontdekken hoe dit
werkt. Daar is veel overleg voor nodig. Er
is een andere werkwijze dan voor andere
sites. Doorgaans maken omroepen programmasites, er staat een programmatitel
bovenaan, de omroep bouwt en onderhoudt de sites. Nu is het echt iets van de
gezamenlijkheid. Elke partij heeft net iets
andere belangen, maar uiteindelijk willen
we allemaal hetzelfde: een succesvol platform opzetten, en leren van deze manier
van audio presenteren.’ Van Hengstum zorgt
ervoor dat de opgedane kennis van Woord.
nl gebruikt wordt voor de audioportfolio
binnen de NPO.
Waken voor pluriformiteit is een meer
algemene taak. Van Hengstum: ‘Daarom is
er een redactieraad ingericht waarin meerdere omroepen zijn vertegenwoordigd.
Deze raad zorgt dat het niet één bepaalde
kant opgaat. Dat is belangrijk, maar in zo’n
verkennende fase staat dat nog niet altijd
op de voorgrond. Je bent vooral bezig met
vragen: welk materiaal is beschikbaar? Hoe
gaan we dit presenteren?’
Duurzaam en simpel
Welk materiaal is beschikbaar? – die vraag
is vaak het startschot voor de specialisten
van Beeld en Geluid, de derde partner. Hans
van der Windt, curator Collecties: ‘Binnen
de kaders van Woord.nl zoeken wij naar
parallellen in het verleden. Vaak bepaalde
radiomakers of series. Wij proberen vervolgens om content van die maker aan te
bieden. Iets kan thematisch interessant zijn.
In de aanloop naar de Winterspelen is een
van de thema’s bijvoorbeeld ‘In de kou’. Dan
zoeken we naar items uit het verleden die
daar bij passen.’
Elk programma roept weer nieuwe associaties op. Bij de specialisten van Beeld
en Geluid, en als het goed is ook bij de luisteraar: ‘Het is de bedoeling dat de luisteraar
kan blijven doorklikken. Van maker naar
maker, van omroep naar omroep.’
De komst van Woord.nl is ook een
goede aanleiding om oude programma’s te
digitaliseren. Hoorspelen. Documentaires.
Van den Brand: ‘Die staan soms niet eens
op DAT-bandjes, maar op nog veel oudere
banden. Wij zoeken ook in de archieven van
Beeld en Geluid. Soms zijn er series die niet
compleet zijn. Luisteraars die fan waren
hebben misschien cassettebandjes op zolder liggen. Daar moet je dan naar op zoek.’
Van der Windt verwacht dat Woord.nl
aan zal slaan bij het publiek, ‘dat sowieso’,
maar hij heeft één verwachting die belangrijker is dan alle andere. ‘Er wordt nu heel
Open Woorden
Eind 2013 begon het Mediafonds met de Open Woordenregeling voor mooie, nieuwe, onafhankelijke, toegankelijke
en ongecoördineerde verhalende radio. Aanleiding was het
veranderende radiolandschap, dat steeds minder ruimte biedt
voor verhalende radio. Programma’s als Plots, Studio Idzerda
en De Avonden zijn van de radio verdwenen.
Onafhankelijke radiomakers kunnen via deze regeling subsidie
krijgen voor kleine producties, variërend van radiodocumentaires tot reisverslagen, van poëzie en bijzondere interviews
tot hoorspelen, van gesproken cartoons tot radioboeken.
Open Woorden geeft makers de mogelijkheid om in een
periode van maximaal vier maanden kleine, maar kwalitatief
hoogwaardige verhalende radioproducties te realiseren,
met een begroting van maximaal 8.000 euro en een duur van
maximaal twintig minuten. Dit bedrag maakt het mogelijk om
alle bij de productie betrokken professionals een redelijke
vergoeding te betalen.
Gerealiseerde producties zijn onder een open contentlicentie beschikbaar voor het nieuwe audioplatform
Woord.nl. Uit twintig aanvragen zijn inmiddels tien voorstellen geselecteerd.
Een voorbeeld daarvan is Vetplant Liefde van maker Bente
Hamel. Dit verrassende, suspense-volle radioverhaal gaat over
mensen die in een innige relatie met een vetplant belanden.
Het zal in april voor het eerst te beluisteren zijn op Woord.nl.
veel materiaal online gedistribueerd. Mijn
verwachting is dat het materiaal nu ook
online blijft. Vaak zijn het tijdelijke publicaties – een programma verdwijnt, dus
ook de website verdwijnt langzaam. Of de
omroepwebsite wordt vernieuwd, en dan
verdwijnt er wéér een deel van de uitzendingen. Daar kan Woord.nl verandering in
brengen.’ Dat is een ontwikkeling die ook
door makers zal worden toegejuicht. Van
der Windt: ‘Veel makers hebben voor verschillende omroepen gewerkt. Die willen
heel graag dat hun eigen werk op één plek
terug te vinden is. Vaak staat er maar een
klein deel online, omdat de omroep nog niet
is gefuseerd of omdat de website nog niet is
vernieuwd. Woord.nl kan ervoor zorgen dat
werk duurzaam, en simpel, terugvindbaar
is.’
Technologie
Geert-Jan Strengholt is projectmanager
Digitaal bij de VPRO en nu tweeënhalf jaar
betrokken bij Woord.nl. Hij houdt zich namens de VPRO bezig met de technologie
en met de grote lijnen. ‘In eerste instantie
wilden we een service ontwikkelen die de
radiocollectie uit het archief doorzoekbaar
Een maand later brengt Hard//Hoofd De Dubbelganger naar
Woord.nl. Een waargebeurd verhaal over twee mannen die
op dezelfde dag, in dezelfde stad, met exact dezelfde naam
worden geboren. Naar verwachting zal Open Woorden het
platform voeden met zo’n twintig producties per jaar.
De regeling richt zich op onafhankelijke makers. Bijzonder aan
de regeling is dat de makers rechtstreeks bij het Mediafonds
aankloppen. Het fonds besluit binnen drie weken na indiening
over toe- of afwijzing.
Makers van Open Woorden bieden hun producties aan de
redactie van Woord.nl aan. De redactie neemt binnen twee
weken een besluit of het de productie geschikt acht voor
plaatsing op Woord.nl. Na publicatie heeft Woord.nl twee
weken exclusiviteit. Hierna komt het werk onder een open
content licentie en kan de maker zijn verhaal bijvoorbeeld ook
op SoundCloud kwijt. Om een werk onder een open content
licentie te kunnen publiceren moeten makers in principe over
alle auteurs- en naburige rechten beschikken en die bijvoorbeeld niet overgedragen hebben aan een collectieve rechtenorganisatie zoals Buma/Stemra of Lira. Zo is toegankelijkheid
voor het publiek tot deze publiek gefinancierde producties
gegarandeerd.
Informatie over Creative Commons-licenties is te vinden op
creativecommons.nl/wie-zijn-we/bumapilot/.
Op de website van het Mediafonds staat een overzicht van alle
ondersteunde Open Woorden projecten.
Neem voor meer informatie contact op met Syb Groeneveld,
[email protected].
en afspeelbaar kon aanbieden. Op basis
daarvan kwamen er prototypes van applicaties die het publiek kan gebruiken.’ Aan zo’n
omvangrijk project zitten bijzondere eisen
vast. ‘Er is geavanceerde technologie nodig,
bijvoorbeeld op het gebied van zoeken. Bij
audio worden er ook nog eens speciale
eisen gesteld aan metadatering.’ En dan is
er nog de uitdaging van wat Strengholt ‘de
nieuwe technologische wegen’ noemt: ‘Er
komen steeds meer diensten bij, waardoor
je audio op allerlei manieren kunt beluisteren. We hebben Woord.nl zodanig vormgegeven dat het op mobiele telefoon, tablet
en computer dezelfde ervaring oplevert.’
De bedoeling is dat je Woord.nl er overal bij
kunt pakken – ook onderweg. ‘Er zijn veel
mensen die dagelijks in de trein of auto
zitten. Forenzen die liever naar een mooi
verhaal luisteren dan naar de zoveelste update van het laatste nieuws. Die bieden we
nu een groot platform met oude en nieuwe
radioverhalen, lange interviews, minidocumentaires van één minuut en radioboeken.
Dat is echt vrij uniek. Je ziet dat er hier en
daar projecten ontstaan rond uitsluiting van
archieven. Maar die hebben niet die combinatie met recent en nieuw.’
De voor de hand liggende vergelijking met
Uitzending Gemist wordt dan ook door
alle betrokkenen verworpen. Strengholt:
‘Woord.nl is een levende omgeving – het
archief wordt weer actueel in de context
van de nieuwe radioverhalen.’
Woord.nl zal nadrukkelijk ook een
plek zijn voor nieuwe audioproducties.
Radiomakers kunnen hun verhalende werk
– losse producties, maar ook series met
meerdere afleveringen – nu ook via Woord.
nl aanbieden. Het Mediafonds heeft daar
een speciale regeling voor geïntroduceerd,
getiteld Open woorden [zie kader].
Woord.nl is, kortom, een heel nieuwe
manier van luisteren. ‘We richten ons op
mensen die spannende dingen willen horen.
Natuurlijk proberen we het zo goed mogelijk aan te bieden. Daarom willen we ook
heel graag commentaar horen,’ besluit Van
den Brand. ‘Alle suggesties zijn welkom.’
Dries Muus is journalist. Hij was redacteur van
VPRO’s literaire radioprogramma Duizend Woorden
en medewerker van De Avonden.
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 3
De gouden dagen
Bonita Avenue, een deel van de cast: Jeroen Spitzenberger, Georgina Verbaan en Waldemar Torenstra. Foto: Lilian van Rooij
Ontworstelt het Nederlandse hoorspel zich aan zijn oubollige imago? Buitenlandse
voorbeelden laten zien dat het een volwaardig literair genre kan zijn. Door Pieter Steinz
‘I love old radio stories,’ zegt de voice-over
in Radio Days (1987), Woody Allens terugblik op de gouden dagen van de radio. En
dus komen die oude radioverhalen in al hun
glorie een filmlang voorbij. Om te beginnen
de avonturen van The Lone Ranger, The
Shadow en The Masked Avenger (‘Beware
evildoers, wherever you are!’). Daarna de
onwaarschijnlijke sportverslagen van Bill
Kern en de spionagehoorspelen van Biff
Baxter; en als kers op de taart Orson Welles’
radiobewerking van de sciencefictionroman The War of the Worlds.
Gasexplosies op Mars
Welles’ hoorspel verpest een vrolijk avondje
van de eeuwig ongetrouwde tante Bea. Het
is 30 oktober 1938 en ze is eindelijk mee uit
gevraagd – door een schijnbaar ideale partij.
Maar wanneer over de autoradio het bericht
komt dat er in New Jersey Marsbewoners
zijn geland, vlucht de begeerlijke vrijgezel
uit zijn auto en moet tante Bea op haar
mooiste hakken alleen naar huis.
Tante Bea’s date was niet de enige die
zich een beroerte schrok. Toen nietsvermoedende radioluisteraars tijdens een zapmoment in een populair NBS-programma
overschakelden naar de CBS-uitzending
van Welles, hoorden ze hoe een vrolijk
dansmuziekje werd onderbroken door het
nieuws dat een ‘meteoriet’ was ingeslagen
bij het plaatsje Grovers Mill in New Jersey.
Niet veel later volgde een angstaanjagend
ooggetuigenverslag van het opengaan van
de meteoriet en van de allesverwoestende
opmars van octopusachtige monsters met
drievoetige gevechtsmachines naar New
York. De meeste luisteraars tussen Grovers
Mill en New York City waren toen al niet
meer thuis. Ze waren de straat op gevlucht
met natte doeken voor hun gezicht tegen de
giftige ‘Zwarte Rook’ die de machines van
Mars uitbraakten. Ze bestormden politiebureaus met verzoeken om evacuatie. Ze zochten steun in kerken en in kroegen, en organiseerden daar zelfs burgermilities om de
Marsmannetjes tegen te houden. Weinigen
hoorden nog hoe na een uurtje hoorspel de
sonore stem van Orson Welles verklaarde
dat het gruwelijke toekomstvisioen een
vroege Halloween-grap was geweest.
Kapotgecheckt
‘The night that panicked America’ wordt
die gedenkwaardige zondagavond genoemd. De laatste tijd worden daar flink
wat vraagtekens bij gezet. Het blijkt dat
de paniek nogal is overdreven door de
Amerikaanse kranten, die hun concurrent
(de radio) graag in diskrediet brachten als
nieuwsbron. Slechts een kleine drie miljoen
4 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
Amerikanen luisterden en ongeveer twintig
procent daarvan geloofde wat Welles hun
voorschotelde; bijna niemand ging de straat
op. Jammer, weer een goed verhaal kapotgecheckt. Maar het doet allemaal niets af
aan de kracht van het hoorspel van Welles,
die de veertig jaar oude sciencefictionklassieker van zijn bijna-naamgenoot H.G.
Wells verrassend nieuw leven gaf en zo
het hoorspel der hoorspelen produceerde.
Een symbolische markering van de hoogtijdagen van de verhalende radio in de jaren
twintig en dertig.
Sprong in het heelal
De Nederlandse hoorspelgeschiedenis,
die in 1924 begon met het historiespel Het
turfschip van Breda van Avro-coryfee
Willem Vogt, heeft geen opschudding van
dit formaat opgeleverd. En dat terwijl een
van de beroemdste hoorspelseries, Sprong
in het heelal (een vertaling van de BBCserie Journey into Space, 1953-1956) zich
ook omstandig met Marsmannetjes bezighield. Het dichtst dat Hilversum bij een
hoorspelrel kwam was in 2008, toen het
satirische nieuwsprogramma Binnenland
1 (‘het ene oor in, het andere oor uit’) een
aflevering liet onderbreken door het bericht
van de dood van Paul McCartney. Hoewel
het programma overduidelijk een parodie
was – met krankzinnige interviews (‘Wat
doet de NS?’ ‘NS zet bussen in’), voxpopjes en muziek van alle Beatles behalve
McCartney – waren er toch veel luisteraars
in verwarring gebracht, om niet te zeggen geschokt. Programmamakers Ronald
Snijders en Fedor van Eldijk zijn er nog
steeds van overtuigd dat ze na één seizoen
moesten stoppen omdat de netcoördinator
not amused was.
Binnenland 1 rekte de grenzen van het
genre op, ook door aan de vooravond van
Dodenherdenking een ‘live-verslag’ van een
stille tocht voor Goede tijden slechte tijden
te brengen (inclusief rouwkransen van
IKEA en Joop van den Ende, twee minuten
stilte en The Last Post). Dat mocht ook wel,
want het Nederlandse hoorspel had een
slechte naam; sterker nog, was een synoniem voor oubolligheid. Nog maar twintig
jaar geleden was het begrip ‘hoorspelkern’
(radiocoryfeeën van alle gezindten die samen de hoorspelen in Nederland opnamen)
genoeg voor gegniffel en flauwe grappen; de
grintbak (waarin lopen op een tuinpad werd
nagebootst) gold als het hilarisch symbool
voor de gedateerdheid van radiodrama. En
altijd kwam iemand wel aanzetten met ‘Ina,
kindje’, de legendarische catchphrase van
Nederlands succesrijkste hoorspel Paul
Vlaanderen, naar de Britse Paul Templemysteries van Francis Durbridge die vanaf
1938 in dertig series werden uitgezonden.
Radiodrama
In Groot-Brittannië werd wat minder minachtend tegen het hoorspel aangekeken.
Misschien omdat men daar in de jaren
dertig begon met het dramatiseren van de
grote toneelschrijvers: Shakespeare, Ibsen,
Strindberg, Tsjechov, de oude Grieken. In
1941 stelde de BBC zelfs een dichter van
naam aan om radiodrama te schrijven:
Louis MacNeice, die binnen tien jaar meer
dan honderd hoorspelen over literaire en
culturele onderwerpen maakte, waaronder een zesdelige bewerking van Goethes
Faust. Zijn pionierswerk werd voortgezet.
In de jaren vijftig en zestig bloeide het oorspronkelijke radiodrama; de carrières van
beroemde dramaturgen en toneelschrijvers
als Tom Stoppard, Joe Orton en Anthony
Minghella begonnen bij de BBC, net als de
successen van dichter Brendan Behan en
schrijfster Angela Carter. De legendarische
filmkomedie Alfie (1966), met Michael
Caine, en de tv-series over de Londense
advocaat Rumpole, naar scenario’s van
John Mortimer, hadden hun oorsprong op
de radio. De in Parijs wonende absurdist
Samuel Beckett schreef een groot aantal
mini-toneelstukken, waarvan All That
Fall (1957) en Embers (1959) tot de BBCradiocanon zijn gaan behoren.
Opdrachten Radiodrama
Met de Opdrachten Radiodrama willen
het Mediafonds en het Nederlands
Letterenfonds schrijftalent voor het
medium radio interesseren en de
totstandkoming van kwalitatief hoogstaand drama daarvoor stimuleren.
Zo willen de fondsen ook het publieksbereik voor literaire teksten in de vorm
van audiodrama vergroten en radio als
podium voor dit soort drama onder
de aandacht brengen. Zes schrijvers
krijgen opdracht een hoorspel van 30
minuten te schrijven, dat door een
radiomaker verklankt zal worden en geproduceerd zal worden voor Radio 1 en
Woord.nl. Begin 2015 zijn de resultaten
te beluisteren. De fondsen zijn ervan
overtuigd dat deze opdrachtregeling
een kwaliteitsimpuls zal betekenen
voor het Nederlandstalig hoorspel.
Zelf heb ik goede herinneringen aan The
Day of the Triffids, een BBC-bewerking van
de sciencefictionroman van John Wyndham
die begin jaren zeventig in een Nederlandse
versie werd uitgezonden. Bloedspannend,
geheimzinnig en bovenal sfeervol, wat nog
werd versterkt doordat de afleveringen na
kinderbedtijd werden uitgezonden en dus
met het oor aan de transistor onder de dekens beluisterd moesten worden. Luisteren
naar een boek, mits goed bewerkt tot hoorspel, was nóg indrukwekkender dan zelf het
boek lezen, misschien omdat het je deed
denken aan de tijd dat je door je ouders
werd voorgelezen.
The Day of the Triffids was overigens
een ervaring die voor mij maar één keer
door een hoorspel geëvenaard werd – zij
het in minder romantische omstandigheden – en dat was toen in de Engelse les op
de middelbare school een bandopname van
het 35 jaar oude Under Milk Wood werd afgespeeld. Dylan Thomas’ Play for Voices,
over het barokke leven in een Welsh vissersdorp, had als belangrijkste troeven de
taal van de dichter en de stem van Richard
Burton, die net daarvoor bij de schooljeugd
bekend was geworden omdat hij de stem
van de verteller had ingesproken in Jeff
Wayne’s muzikale hoorspelbewerking van
The War of the Worlds (1978). Ik denk dat
het de eerste keer was dat mijn klasgenoten
en ik met moderne Britse poëzie werden
geconfronteerd, en de wetenschap dat
Thomas’ meesterwerk in 1954 live in première was gegaan voor miljoenen Britten,
maakte de kennismaking nog bijzonderder.
Doorsnee
Het was niet allemaal Shakespeare, Beckett
en Dylan Thomas wat de klok sloeg bij de
BBC; zoals ook in ons andere buurland
Duitsland de grote literaire projecten van
radioschrijvers als Heiner Müller en Peter
Handke niet opkonden tegen populaire
soaps en detectiveseries. Hoewel de programmadirecteuren zich lang hadden verzet
tegen het verschijnsel soap opera, dat op
de Amerikaanse radio mateloos populair
was, werd in Engeland op 29 mei 1950 de
pilot uitgezonden van The Archers, een
feuilleton over een dorpje in de Midlands.
Vanaf 1 januari 1951 zijn meer dan 17.200
afleveringen gemaakt; het is sinds een paar
jaar officieel de langstlopende soap ter wereld. Vergelijk dat eens met de populairste
radiostrip op de Nederlandse radio, het
door Annie M.G. Schmidt geschreven In
Holland staat een huis, beter bekend als
‘De familie Doorsnee’. De enigszins gedateerde komedie liep van oktober 1952 tot
april 1958, en werd slechts twee keer per
maand uitgezonden.
Zoals gezegd, ook het Nederlandse
hoorspel is volwassen geworden. Vooral
doordat het terug is gegaan naar de bron
die onuitputtelijk is gebleken voor radiobewerking: de literatuur. Een doorbraak
waren de 475 afleveringen van de NTRhoorspelbewerking van Het Bureau, die
in 2005 en 2006 werden uitgezonden. De
bestseller van J.J. Voskuil, een ‘soap voor
intellectuelen’, leende zich door de vele
scherpe dialogen goed voor de radio en
werd in partjes van veertien minuten dagelijks uitgezonden. Op een incourante tijd helaas (kwart voor een ’s nachts), maar in een
tijd van podcasts en Uitzending gemist,
was dat geen belemmerende factor meer.
Na Het Bureau volgden op dezelfde tijd en
dezelfde zender (Radio 1) onder meer 440
afleveringen van de avonturen van Heer
Bommel en Tom Poes, naar de boeken van
Marten Toonder. En op dit moment loopt,
op een wekelijkse basis, het hoorspel dat is
gemaakt naar de bestseller Bonita Avenue
van Peter Buwalda. Een puur literaire roman, opgediend in twintig delen van een
half uur. En over veertig jaar ongetwijfeld
voer voor nostalgie – net als de radioverhalen uit de jeugd van Woody Allen.
Pieter Steinz is directeur van het Nederlands
Letterenfonds.
{
{
{
{
{
{
Orson Welles’ The War of the Worlds is te
beluisteren op YouTube.
Voorbeelden van Binnenland 1 zijn te vinden
op www.npo.nl/binnenland-1 en in het
gelijknamige boek, uitg. De Harmonie, 2009.
De sprong in het heelal verscheen als
luisterboek bij uitgeverij Rubinstein.
De dag van de Triffids: archive.org/details/
DeTriffids.
Het Bureau is in zijn geheel te
beluisteren: archive.org/details/
JJVoskuil-20052006-hetBureau
Bonita Avenue iedere vrijdag na midder­nacht
te horen op Radio 1; oude afleve­ringen op
programma.ntr.nl/10594/bonitaavenue.
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 5
Bente Hamel Tijdloze delicatessen
COLUMN
Geplas van riemen in het water. Piepende dollen. Een
roeiboot komt langzaam dichterbij. Er schreeuwt een
vogel. Dan: een harde knal. Knappend hout, knisperende vlammen. Het geluid van een groot vuur.
Nee, dit is geen uitzending van National
Geographic, dit is wat ik hoor terwijl ik loop door een
mistig Amsterdam-Oost. Ik heb mijn handen diep in
mijn zakken, hoofdtelefoon op. Op de iPod speelt
Reptiles and Wildfire van Gregory Whitehead.
Gregory Whitehead is een in New York wonende
geluidskunstenaar, schrijver en maker van tientallen radio plays, documentary essays, castaways and
acoustic adventures, zoals hij ze zelf omschrijft. Een
collega tipte me om hem eens te beluisteren, een
jaar of tien geleden. Sindsdien grijp ik naar Whitehead
als ik zin heb in Slow Radio. Dat wil zeggen: radio als
delicatesse, gemaakt met zorg en smaak. Radio die
zich niet meteen prijsgeeft. Radio waar je lang op wilt
zuigen.
Ik dobber in de roeiboot. Ik ben in een moeras,
omringd door vlammen. Er is een bosbrand. Een
man, type ranger, zit ook in de boot. Hij spreekt met
gedempte stem, vertelt dat hij eens ‘s nachts op deze
plek was, hoe zwart alles was, er was niets behalve de
gloed van het vuur op de oevers. Plotseling zag hij een
paar meter van de boot, grotendeels verborgen onder
de oppervlakte, een alligator. Hij en het beest keken
elkaar aan. In de oogbol van de alligator weerspiegelden de vlammen, alsof er daarbinnen ook een vuur
woedde. ‘His eyes were blazing with fire.’
Harde knip. Een sensuele vrouwenstem begint te
spreken. Dubbelzinnige teksten die nu eens afkomstig
lijken uit een padvindersgids, dan weer uit de Playboy.
‘I feel the flow of the everglades inside my grassy
organs, soaking wet and on fire... Wet grass burns
slowly, but the rest of me is ready to give it up.’
Behalve soft porno op onverwachte locaties (luister ook naar The Pleasure of Ruins) gaat het in de
duistere wereld van Whitehead veel over dood,
samenzweringen en missende lichaamsdelen. Zoals
in King Hammer, een verzonnen documentaire over
een hedgefund manager die aankondigt een grote
schenking te willen doen aan een eliteschool nabij
Boston. Hij zal de cheque persoonlijk per parachute
komen overhandigen, maar valt ten overstaan van
de verzamelde gasten te pletter op het schoolgazon.
Tot ieders ontsteltenis mist zijn hoofd. In The Bone
Trade volgen we Walter Scully, handelaar in ‘corporeal
memorabilia’, oftewel lichaamsdelen van beroemdheden. ‘Think about how excited people get about
owning an autograph, say a Judy Garland autograph.
Then imagine the excitement if you could own the
hand that wrote that autograph!’
Gregory Whitehead is zo ongeveer wat je krijgt als je
Werner Herzogs fabuleerlust kruist met de mystieke
rariteitenkabinetten van David Lynch. Zijn verzinsels
6 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
zijn zo verleidelijk dat je ze wilt geloven, nooit weet je
precies waar de feiten ophouden en de fictie begint.
Whiteheads universum heeft een volstrekt eigen
logica, soms niet te volgen, hoewel dat verrassend
genoeg niet stoort. Misschien komt het doordat
Whiteheads ‘earplays’ zo morbide en komisch zijn,
doordat zijn taal wemelt van de grappige vondsten, en
doordat zijn personages balanceren op de grens van
gestoordheid en genialiteit. Misschien ook doordat
het, hoe langer je luistert, altijd wel duidelijk wordt
waar Whitehead heen wil. Ja Gregory, natuurlijk zijn
de natte wereld van het moeras en de droge hitte van
een bosbrand het perfecte liefdeskoppel. Natuurlijk
laat je ze samensmelten in een broeierige vrouwenstem. Logisch.
Radio is een fantastische machine. Geluidsgolven
zijn uitermate geschikt voor het oproepen van verhalen, van het imaginaire. Misschien komt het door de
beperktheid van geluid, de afwezigheid van beelden,
waardoor er meer ruimte open blijft voor de verbeelding. De kracht van radio schuilt in haar bescheidenheid, en dat weet Whitehead. Hij tovert een complete
wereld tevoorschijn met een paar geluiden en een
enkele stem.
De mist wordt dunner, een waterig zonnetje
schijnt op de stoeptegels. De moerasvogels roepen,
het vuur knapt en ik hoor stoom hoog fluitend
ontsnappen uit een nat stuk hout. De vrouwenstem
vraagt: ‘What’s this reptile inside my head?’
Waar vind je als Nederlandse luisteraar Slow Radio à la
Whitehead? Je moet steeds beter zoeken om dit soort
luisterervaringen tegen te komen op de Nederlandse
radio. Het is geen straf om te snoepen van de prachtig
gemaakte podcasts uit Amerika, en dat is iets wat
steeds meer liefhebbers doen. Maar ondertussen
wordt de verhalende radio op de Nederlandse zenders
steeds schaarser. En dat vind ik een gemis. Ik mis de
verbeelding op onze zenders, ik mis de stem die je
meeneemt, het tijdloze verhaal.
Laat Woord.nl een plek zijn waar de Nederlandse
Gregory Whiteheads floreren. Want wij willen ook in
een wankel bootje het moeras in. Laat ons het vuur
zien razen in het oog van de alligator. En toon ons de
raadselachtige, magische plek die de wereld is.
Bente Hamel maakt radio, soundwalks en installaties. Ze werkt
aan Vetplant Liefde, een kort radioverhaal over mens en plant in
onderlinge verstrengeling.
www.bentehamel.nl
www.radiomakersdesmet.nl
{
Het werk van Gregory Whitehead wordt frequent uitgezonden bij BBC, NPR en vele andere radiostations.
www.gregorywhitehead.net
www.ubuweb.com/sound/whitehead
Ziener van Bente Hamel, 2009. Foto: Bente Hamel
Weg uit het reservaat
Het komt maar zelden voor dat een romanauteur een scenario voor een televisie- of
radiodrama schrijft. Kunnen ze het niet of worden ze niet gevraagd? En hoe zit het
met de dichters? Door Jeroen van Kan
Wie een boek schrijft kan doorgaans rekenen op een uitnodiging van een cultureel
radio- of televisieprogramma, maar zelden
wordt een auteur gevraagd een hoorspel te
schrijven, of een dramaserie te bedenken
voor televisie, of zelfs verzocht iets te
schrijven om voor te lezen in een uitzending. Radio, televisie en literatuur hebben
weliswaar een relatie met elkaar, maar die
is zelden zonder problemen. Het gelukkigste huwelijk dat literatuur en omroep ooit
hebben kunnen sluiten was waarschijnlijk
dat met Annie M.G. Schmidt. Een groot deel
van het werk dat Schmidt schreef was bestemd voor radio of televisie. Ze kón geen
onheldere zin schrijven, en ook geen stroef
lopende dialogen. Annie M.G. Schmidt
vormt een uitzondering. Een toneeltekst
kan wel wat opgeblazen taal verdragen,
geconditioneerd als we zijn door de klassieken, maar een tekst die is geschreven voor
radio of televisie valt onmiddellijk door de
mand als de schrijver ervan al te zeer op z’n
literaire trommeltje heeft willen roffelen.
De stille kracht van Couperus, Max
Havelaar van Multatuli, Merijntje Gijsen
van De Jong, Bij nader inzien van Voskuil:
ooit hadden we een traditie in grote dramaproducties die waren gebaseerd op klassieke Nederlandse romans. Die traditie is
helaas ter ziele. Dat zoveel televisiedrama
niet is gebaseerd op een roman, maar op een
Bomans schreef veel van zijn korte teksten
voor radio en televisie (wat hem volgens
sommigen heeft afgehouden van het echte
werk), Simon Carmiggelt schreef zijn cursiefjes voor de krant, maar las ze ook voor
op televisie.
Kippetje
Het veertiende kippetje
behoort niet tot het
beste werk van
Arnon Grunberg
oorspronkelijk scenario, zegt wel iets over
hoe het scenarioschrijven als discipline volwassen is geworden, maar het is wel een
discipline buiten de literatuur. Je schrijft
scenario’s of je schrijft romans. Maria Goos
moet haar eerste roman nog publiceren,
Arnon Grunberg zijn eerste televisiedrama
nog schrijven. Er is nog een andere literaire
discipline: die van de voordracht. Godfried
Het komt eigenlijk zelden voor dat een
schrijver een scenario voor een televisiedrama schrijft, of voor een hoorspel.
Meestal wordt gekozen voor het bewerken
van een roman of het inschakelen van een
scenarist. Niet geheel zonder reden misschien, want het gaat vaak mis - de getalenteerde romancier is zelden even bedreven
in het schrijven van een scenario voor een
radio- of televisiedrama. Het scenario voor
Het veertiende kippetje behoort niet tot het
beste werk van Arnon Grunberg.
Deel van de oorzaak is een gebrek
aan traditie. Geen van de toneelteksten
die Hermans, Reve en Mulisch schreven
behoren tot hun beste werk. Vlaanderen
had Hugo Claus, heeft Tom Lanoye, maar
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 7
Arnon Grunberg en
Wim Noordhoek tijdens
De Avonden.
Foto: Paul Weijenberg
wie had en heeft Nederland? Voor radio en
televisie geldt hetzelfde. Het Bureau van
Voskuil, Bonita Avenue van Buwalda, het
werden weliswaar hoorspelen, maar het
waren niet de auteurs zelf die de boeken
bewerkten. Schrijvers die zelf een hoorspel
schrijven, het is hoogst zeldzaam.
Het is een gemis dat literatuur zelden nog wordt bewerkt voor televisie.
Literatuur is teruggedrongen op het terrein
van het hoorspel. Een prachtig terrein,
daar niet van, maar toch blijft het spijtig
dat recente romans als (ik noem er maar
een paar) Euforie van Christiaan Weijts, De
vernietiging van Prosper Morèl van Jamal
Ouariachi en IJstijd van Maartje Wortel niet
voor televisie worden bewerkt. Natuurlijk,
er is veel geld mee gemoeid, de teksten
moeten in de vorm van het nieuwe medium
worden geslagen en ook dat is een lang en
geldverslindend proces, maar dat maakt het
niet minder betreurenswaardig. Vooral ook
jammer omdat een schrijver van romans
ons vaak op een andere manier in de spiegel
laat kijken dan een scenarist.
De langste traditie in het schrijvers
oorspronkelijk werk laten leveren ten
behoeve van de radio heeft de VPRO. Die
omroep zond, op instigatie van programmamaker Wim Noordhoek, achtereenvolgens
Pandemonium, Music Hall en Voetlicht
uit, programma’s waarin schrijvers voordroegen uit speciaal voor de gelegenheid geschreven werk. Remco Campert,
Maarten Biesheuvel, Johnny van Doorn,
recenter Thomas Verbogt, Arnon Grunberg,
Gerbrand Bakker, Ester Naomi Perquin, ze
leverden allemaal korte verhalen voor (één
van) de drie programma’s. Wegens krimp
van het culturele speelveld is ook in die
traditie de klad gekomen, maar gelukkig is
voordracht aanmerkelijk minder prijzig dan
hoorspel of televisiedrama.
Kruidentuin
Een genre dat er bekaaid afkomt is de
poëzie. De publieke omroep heeft nauwelijks een gouden periode gekend als het
gaat om voordragende dichters. Natuurlijk
waren er programma’s die iets probeerden
te betekenen. In de jaren vijftig en zestig
de VPRO met Dichters van deze tijd,
later Garmt Stuiveling bij de VARA met
Boekenwijsheid. Er was poëzie in te beluisteren, maar de geest van de jaren zestig was
nog niet gaan waaien: één van de afleveringen bevat een gesprek met de Vlaamse dichteres Julia Tulkens over ‘de inspirerende invloed van de kruidentuin van haar man’ op
haar werk. Criticus Hans Gomperts maakte
een hele reeks interviews met Nederlandse
schrijvers, getiteld Literaire ontmoetingen.
Tien gasten, twee dichters, althans, als je
definitie van een dichter heel scherp is.
Claus, Elsschot, Reve, Vestdijk, ook die
werden door Gomperts geïnterviewd. Ook
dichters, zou je kunnen zeggen, maar dan
is Mulisch ook een dichter, en Carmiggelt
ook.
Tot de nieuwe programmering van
Radio 1 zijn intrede deed hield de EO er
een sympathieke traditie op na: de Dichter
bij de Dag. De rubriek was alleen geschikt
voor dichters die snel konden dichten en
gewend waren niet al te hermetisch werk
voort te brengen, maar niettemin een mooi
initiatief. Ooit bestond er ook een Levende
Dichtersalmanak, in het helaas verdwenen
radioprogramma De Avonden, als pendant
van het intussen ook opgedoekte televisieprogramma De Dode Dichtersalmanak, dat
werd gemaakt door Hans Keller (de man
8 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
die voor literatuur op televisie meer heeft
betekend dan de paus voor overbevolking).
Ook voor de dichter wordt het speelveld
dus aanmerkelijk kleiner.
Zolder
Veel opnamen uit de archieven zijn verdwenen, maar ook nu valt er nog van alles te
redden. Er waren programmamakers die de
archieven niet vertrouwden en alles zelf bewaarden. Wat te denken van het gesprek dat
H.U. Jessurun d’Oliveira voerde met Gerrit
Achterberg (gepubliceerd in de bundel
Scheppen riep hij gaat van Au). De magneetband met het gesprek ligt op zijn zolder
stof te vergaren, en dat terwijl opnamen van
Achterberg nogal zeldzaam zijn.
Misschien ligt de toekomst bij Woord.
nl, het nieuwe gesproken-woordvehikel van
de publieke omroep en het Mediafonds, niet
alleen gezegend met een gelijknamige website, maar ook met een bijna gelijknamig
radioprogramma, natuurlijk wegens niet
passend in de dagprogrammering van één
van de zes zenders uitgezonden in de nacht.
Zou dat niet beter kunnen? Reserveer
een mooi daluur naar keuze voor voorlezende schrijvers en dichters. Mediafonds,
Letterenfonds, smeedt een alliantie. Nu
de meeste literaire tijdschriften ook al in
doodsnood verkeren, zou het heel fijn zijn
als ergens bij de publieke omroep een wak
in de programmering geslagen kan worden
waarin schrijvers en dichters, als een soort
overwinterende watervogels, de komst van
een nieuwe lente af kunnen wachten.
Jeroen van Kan is journalist. Hij was presentator van
het VPRO-programma De Avonden en redacteur
van de literaire tijdschriften De Tweede Ronde
en Tirade.
Kevin Toma De oren wassen
COLUMN
Hondsmoeilijk is het, om secuur naar filmgeluid te
luisteren. Zelfs wanneer je film keurig netjes als een
audiovisueel medium beschouwt, blijft het lastig om
verder te kijken dan zaken als camerawerk, montage,
belichting en kleurgebruik. Hoezeer je ook je best wilt
doen, steeds weer laat je je door de beelden meeslepen.
Het oor blijkt voortdurend passiever, minder scherp
en minder sceptisch dan het oog. En zelfs wanneer je
bewust je oren extra spitst, blijft het ene filmgeluid nog
altijd makkelijker onder de radar dan het andere.
Het gesproken woord is zo’n ondergeschoven
kindje. De precieze werking van de dialoog – niet
zozeer wat er gezegd wordt, maar hóe het gezegd
wordt, op welk moment, op welke toon, in samenspraak met welke beelden en geluiden – gaat al snel
volledig aan de aandacht voorbij. Dat komt misschien
vooral doordat dialoog vaak alleen maar inhoudelijk
lijkt mee lijkt te tellen, als een verbale container van
de plot: wie wie is, wat er moet gebeuren, dát is waar
de dialoog om draait. Het enige wat hoogstens nog
meeweegt, is of de acteurs haar geloofwaardig of
‘levensecht’ oplepelen. Verder kun je je blik beter op
andere dingen richten, op zaken die duidelijk tot het
cinematografische instrumentarium behoren, en niet
als restjes theater kunnen worden afgedaan.
Geen wonder dat filmcritici, ikzelf incluis, het
gesproken woord vaak links laten liggen, behalve als
de dialoog opmerkelijk authentiek of geïmproviseerd
aanvoelt, of juist veel te houterig klinkt. En dan zit
je als recensent ook nog eens met dat hardnekkig
visuele idioom. Ondoenlijk om het voortdurend over
een toeschouwer-toehoorder te hebben, om steeds
om het cliché heen te schrijven dat je films vooral kijkt
en ziet, en daarna pas luistert. Teksten zouden er veel
te taai en prekerig van worden.
Smoesjes, natuurlijk, om niet verder te hoeven
kijken (en luisteren) dan je neus lang is. Alleen al de
timing van een filmdialoog kan net zo weloverwogen
zijn als het camerawerk of de montage, en verdient
dus in principe net zoveel belangstelling. Bovendien
moet de betekenisvolle interactie tussen het gesproken woord en de andere middelen die de cineast ter
beschikking staan, niet worden onderschat – zeker
niet door filmcritici en -wetenschappers. ‘Veel van
de manieren waarop een verhaal wordt gecommuniceerd, empathie wordt gewekt, thema’s worden
overgebracht en beelden worden geïnterpreteerd,
komt voort uit de wisselwerking tussen woord en
beeld,’ schrijft filmtheoreticus Sarah Kozloff in haar
boek Overhearing Film Dialogue (2000). ‘Door de rol
van woorden te negeren, is men te veel waarde gaan
hechten aan wat toeschouwers puur op basis van de
beelden en de montage begrijpen.’
Je hoeft er maar een simpele scène bij te halen
om te zien (sic) dat Kozloff gelijk heeft. In Man on Fire
(Tony Scott, 2004) wordt voormalig CIA-agent Creasy
(Denzel Washington) de bodyguard van de tienjarige
Pita (Dakota Fanning): elke dag rijdt hij haar naar
school, dwars door de gevaarlijke chaos van Mexico
City. Tijdens hun eerste rit gaat Pita naast Creasy
zitten en probeert ze vriendschap met hem te sluiten.
Tony Scott wordt altijd omschreven als een man van
visueel vuurwerk, en ook de autorit-scène uit Man on
Fire is een messcherp gemonteerde opeenvolging
van beelden: het gesprek in de auto wordt op soms
collage-achtige wijze afgewisseld met flitsen van
verkeerslichten, auto’s, ramenwassers, voetgangers,
enzovoort. Gemakkelijk om in dat tumult de dialoog
uit het oog/oor te verliezen, maar bij herhaald luisteren/kijken blijkt Scott juist die dialoog als uitgangspunt voor de montage te nemen.
Als de twee nog redelijk vriendelijk met elkaar
praten, duren de afgewisselde close-ups van Pita en
Creasy net zo lang als hun zinnen: ‘Was je ongelukkig als kind?’, vraagt Pita. ‘Ongelukkig zijn, Pita dat
is een staat van bewustzijn die ik me niet eens meer
herinner,’ antwoordt Creasy, en van het eerste tot
het laatste woord is hij in close-up in beeld. Vanaf
dat moment reageert hij steeds afstandelijker op wat
Pita zegt en duren de shots ook alsmaar korter, tot
ze worden afgekapt nog voordat Creasy of Pita is uitgepraat. En terwijl aan het begin van het gesprek de
akoestische intimiteit van de autocabine overheerst,
dringen na verloop van tijd steeds meer agressieve
buitengeluiden de geluidsband binnen – scheurende
banden, autoclaxons, een ramenwasser die op de
motorkap van de auto springt.
De dialoog, de opdringerige buitenwereld en
de montage schuren langs elkaar, tot de scène zijn
climax bereikt: Pita stapt boos uit, gaat achterin zitten
en zegt niets meer. En pas dan zet componist Harry
Gregson-Williams zijn muziek in: droefgeestige violen
die bij Pita’s vraag (‘Was je ongelukkig?’) zeker te sentimenteel zouden hebben geklonken, maar nu de stilte
tussen de personages tragischer maken. Creasy, denk
je bovendien, is echt een heel eenzame man.
De betekenis van de scène kun je makkelijk tot een
plotbeschrijving reduceren: Pita en Creasy zitten in
de auto, en hij wijst haar vriendschappelijke avances
bruut af. Voor die conclusie zou je alleen maar naar de
dialoog hoeven luisteren. Maar pas als je aan de hand
van de dialoog de kluwen van beelden en geluiden
ontrafelt, kun je begrijpen waaraan het fragment zijn
emotionele effect en zeggingskracht ontleent.
Natuurlijk is er in de meeste filmrecensies en
-besprekingen geen plek voor zulke gedetailleerde
analyses. Natuurlijk wil je als bioscoopbezoeker
onbezorgd een filmpje kunnen pakken, zonder de
constructie achter het kunstwerk bloot te leggen.
Niettemin is het gezond om af en toe zo’n scène (of
een hele film) uit elkaar te pluizen en jezelf, als al dan
niet professioneel filmliefhebber, de oren te wassen.
Je staart je al snel genoeg weer doof op het beeld.
Kevin Toma is freelance filmjournalist voor de Volkskrant en
filmcolumnist voor de Gelderlander. Daarnaast maakt hij als
componist/pianist muziek bij zwijgende films.
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 9
kerrode kelder van theatercafé Toomler,
onder het Amsterdamse Hilton-hotel, krijgen vertellers elke twee weken de kans om
mooie, grappige of bijzondere verhalen te
vertellen die ze zelf hebben meegemaakt.
Het is een initiatief van cabaretiers Paulien
Cornelisse en Micha Wertheim.
Op een nevelige zondagmiddag is het
diepe, lage Toomler tot aan de deur gevuld
met publiek aan ronde tafeltjes. Het is er
warm, over het hele plafond hangen rode
lampjes, klassieke nachtclubsfeer, alleen de
rook ontbreekt. De toeschouwers hebben
strookjes papier uitgereikt gekregen met
daarop een vraag. ‘Ik had ontslag moeten
nemen toen... (vul in).’ Het thema van deze
editie: werk. Als de antwoorden zijn opgehaald klinkt de piano en begint de show.
Paulien Cornelisse leidt op het kleine
podium in de hoek de middag in. Ze begint
met een disclaimer: niet alle vertellers die
we zullen zien hebben podiumervaring,
voor sommigen van hen is het eng. Of we
lief publiek willen zijn. Dat willen we wel.
De verhalen, niet de show
Echt
Gebeurd
Paulien Cornelisse tijdens een van de Echt Gebeurd middagen in Toomler. Foto: Eva Boeter
Ook in Nederland is live storytelling snel populair
aan het worden. Alle reden om de verhalen ook
via media te verspreiden. Door Nina Polak
De Amerikaanse dichter George Dawes
Green is zich altijd de zomeravonden blijven
herinneren van zijn jeugd in het zuidelijke
Georgia; met vrienden zat hij op de veranda
en terwijl er motten op het licht van de
lantaarn afkwamen vertelden ze elkaar verhalen. Uit die nostalgie kwam in 1997 The
Moth voort, een in New York gebaseerde
groep die zich wijdt aan de kunst van het
verhalen vertellen. Inmiddels organiseren
ze door de hele VS razend populaire liveshows, waar amateurs en professionals hun
waargebeurde verhalen mogen vertellen.
De podcasts worden wereldwijd beluisterd.
The Moth zorgde ervoor, zo schreef
de New York Times een paar jaar geleden, dat ‘storytelling’ een florerend genre
werd, waarin ook schrijvers, dichters,
acteurs en komieken hun ei kwijt kunnen.
Gelijksoortige evenementen schoten in alle
grote Amerikaanse steden als paddenstoelen uit de grond.
Toomler
Sinds 2008 heeft Nederland met Echt gebeurd een vergelijkbaar podium; in de don-
10 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
Het niveau van de vertellers varieert inderdaad erg. Het blijkt nog niet zo makkelijk te
zijn de spanning goed te verdelen. Vooral
tegen het einde van sommige verhalen voel
je in de zaal een soort anticipatie groeien.
Het gaat hier volgens de organisatoren dan
wel niet om punchlines, zoals bij stand up
comedy, maar een sterk einde lijkt een belangrijk element. Niet alle sprekers blinken
daarin uit. Maar het publiek is uitermate
welwillend, blijft aandachtig luisteren en
klapt steeds bewonderend. Een enkele
spreekster – met een zeer persoonlijk
verhaal – lijkt haast opgelucht als ze het
podium weer af mag.
Dat niet iedereen de show steelt hoort
erbij. Het publiek komt voor echte verhalen, niet voor show. ‘Je hoort het verhaal
zoals de verteller dat zelf wil vertellen,’ zegt
Cornelisse over de meerwaarde van deze
opzet. ‘Het is een nieuwe ‘theater’-vorm
(theater tussen heel veel aanhalingstekens)
waar veel mensen in terecht kunnen, dat
vind ik er mooi aan. Bij stand-up comedy
tref je nauwelijks vrouwen aan. Wij hebben
juist veel vrouwelijke vertellers. Of mensen
die nog niet goed Nederlands spreken. Of
heel oude vertellers: de oudste was 91 en
vertelde over zijn ervaringen in Sobibor.’
Ook de aard en toon van de verhalen
verschillen. Dan weer lijkt een spreker erop
uit zijn gehoor aan het lachen te maken,
dan weer is er geen ironie te bespeuren.
Wertheim en Cornelisse, die de vertellers
van tevoren begeleiden, proberen ervoor
te zorgen dat het geen cabaret wordt.
Cornelisse: ‘Wat we bijvoorbeeld verbieden
is dat vertellers de microfoon uit de stan-
daard halen, want dan kan er zo’n macho
stand-up sfeertje ontstaan. We hebben vertellers gehad die te veel grappen maakten,
dat werkt niet goed bij Echt gebeurd. Het
publiek voelt dat dat minder echt is.
Er zijn natuurlijk verhalen die grappig
zijn, maar we vinden het ook heel goed als
er ongrappige, mooie of – excusez le mot –
‘heftige’ verhalen verteld worden.’
Eerlijkheid
Tussen de bedrijven door leest Cornelisse
de anonieme briefjes voor die opgehaald
zijn uit het publiek. ‘Ik had ontslag moeten nemen toen ik het nog leuk had met
mijn baas’; ‘Ik had ontslag moeten nemen
voordat ik ontslagen werd bij snackbar ’t
Haantje’: ‘..toen ik gedwongen werd te roddelen over mijn collega’s.’ Simpel, maar het
werkt: er wordt gegniffeld, ge-oóoh’t en
-aàah’t en het versterkt de sfeer van collectieve openhartigheid.
Zulke eerlijkheid is een belangrijk onderdeel van een goed verhaal. ‘Een verhaal
is vaak het beste als iemand het over zichzelf heeft,’ zegt Cornelisse. ‘Verder moet er
in het verhaal iets gebeuren waardoor de
verteller anders naar zichzelf is gaan kijken.
Hij vervult meestal geen heldenrol – nuanceert die in elk geval. Het zijn immers de
verschillende kanten die een verhaal interessant maken. James Bond, de held, zou
ik een saaie verteller vinden – tenzij hij iets
zou vertellen over waarom hij de noodzaak
voelt gevaarlijke dingen te doen, of over de
grootste blunder die hij ooit maakte bij een
vrouw.’
Of het daarentegen allemaal écht gebeurd moet zijn, is weer een ander verhaal.
Cornelisse: ‘In Amerika, bij The Moth, zeggen ze zoiets als: “true stories, as perceived
by the person who tells them”. Ik denk wel
dat een echt verhaal aan kracht wint en dat
je het toch merkt als het nep is. Maar we
hebben geen fact checking department.’
Bitterballen
Halverwege de avond, daarin onderscheidt
Echt gebeurd zich van The Moth, wordt de
openhartigheid op de spits gedreven: een
speciale gast leest voor uit zijn oude tienerdagboek, zoals bij elke editie. Gezeten
aan een bureautje reciteert hij passages
die in detail zijn ontkiemende seksualiteit
beschrijven; te aandoenlijk om gênant te
zijn. Het publiek is volkomen geamuseerd.
De beste vertellers lijken voor het einde
bewaard te zijn. Als een van de laatsten
krijgt onderzoeksjournalist Linda Polman
de microfoon en vertelt een strak, geestig en
goed getimed verhaal over hoe ze eens een
ijskoude winter doorbracht in een slecht
verwarmd caravannetje, schrijvend, genietend van de eenzaamheid, maar langzaam
Live Storytelling
Storytelling geniet groeiende populariteit
en voorstellingen zijn overal te vinden,
maar net als stand-up comedy en de pub
quiz zijn de initiatieven vaak tijdelijk.
Amsterdam kent een Storytelling Festival,
dat in november vorig jaar met succes
werd gehouden. De makers Tjitske Mussche
en Maartje Duin organiseren voor de
Stichting Grenzeloos Geluid ‘luisteravonden’ waar bijzondere radioproducties uit
binnen- en buitenland in een theaterzaal
worden gepresenteerd, de laatste edities
in samenwerking met theater De Brakke
Grond in Amsterdam. Ook werken zij samen
met de Belgische tak van de internationale
radiogemeenschap In the dark. Bijzonder
zijn de Mezrab-avonden van de Iraanse
verteller Sahand Sahebdivani. Hij organiseert maandelijks in Pakhuis Wilhelmina in
Amsterdam zowel een Nederlandse als een
Engelse verhalenavond en heeft tegenwoordig ook een True stories-avond.
doordraaiend door zuurstofgebrek omdat
de luchtgaten van de caravan dichtvroren.
Polman is een vaker geziene gast bij
Echt gebeurd; dat is merkbaar, ze vertelt
ervaren. ‘Inderdaad,’ zegt ze desgevraagd,
‘als journalist versta je als het goed is het
vak van het verhalen vertellen, weet je hoe
je een spanningsboog aanbrengt, dat soort
dingen. Maar ik geloof dat ieder mensenleven bomvol zit met goede verhalen en ik heb
hier eigenlijk nog nooit een slechte verteller
gehoord.’
Zelf vindt ze het vooral leuk om ‘op dat
podium te staan in zo’n klein rotzaaltje, in
zo’n donkere kelder, zo dicht bij het publiek
dat daar bitterballen en nacho’s zit te eten.
Je ziet meteen het effect van wat je vertelt.
Ik geef veel lezingen en Echt gebeurd leent
zich er heel goed voor om veilig het publiek
te leren aanvoelen. Het voordeel hier is
namelijk dat iedereen je een warm hart
toedraagt, je kunt haast niet stuk als je daar
staat, iedereen wacht handenwrijvend op je
verhaal. Ik zou eigenlijk iedereen aanraden
het eens te proberen.’
Luisteren
Ook Cornelisse denkt dat er bij Echt gebeurd anders geluisterd wordt dan op
andere plekken. ‘Ik heb het idee dat het
publiek aandachtiger is en minder verwachtingen vooraf heeft. We zeggen van tevoren
ook altijd dat niet iedereen vertelervaring
heeft, dus dat het eng kan zijn. Dat maakt de
luisteraars empathischer, denk ik. Er hangt
In het kader van de lancering van Woord.nl vindt een speciale aflevering
plaats van Echt Gebeurd op zondag 9
maart om 16.00 in Toomler, Amsterdam,
getiteld Tussen de Regels - Verhalen achter
de verhalen. Soms gaan verhalen met ons
op de loop. Je schrijft een verhaal en een
week later overkomt het je zelf. Je ontmoet
een schrijver en een paar jaar later lees
je jezelf terug in een roman. Je bent psychiater en iemand vertelt je een persoonlijk
verhaal dat je nooit had mogen weten. Je
bent journalist die over het nieuws schrijft,
maar plots ben je zelf nieuws. Tussen de
Regels gaat over de verhalen die in het
verhaal zelf niet voor komen, maar die door
een verhaal bestaan.
Reserveren en aanmelden (van harte
uitgenodigd) via echtgebeurd.net.
meestal een heel softe sfeer. Maar mensen
zijn ook heel erg lachbereid.’
Dat er blijkbaar veel interesse bestaat
voor live vertellen – de zaal zit haast altijd
vol – heeft volgens Cornelisse onder meer
te maken met het zeer goed georganiseerde
The Moth. ‘Daardoor is het bij mensen op de
radar gekomen. Als ze het niet zo professioneel hadden opgezet was het niet zo groot
geworden. Verder denk ik dat mensen in
deze tijd, zonder het altijd door te hebben,
overvoerd worden met media en meningen.
Luisteren naar een verhaal is misschien gewoon waar ze behoefte aan hebben, juist nu
je verder zo gebombardeerd wordt door een
snelle, gemonteerde werkelijkheid.
Het sterkste verhaal wat Cornelisse ooit
gehoord heeft bij Echt gebeurd? ‘Moeilijk,
de verhalen zijn heel verschillend. Ons
redactielid Eva Maria Staal heeft een
prachtig verhaal verteld over hoe ze bijna
op halflegale wijze een Chinese baby had
geadopteerd, recht uit de handen van ouders die Nederland uitgezet zouden worden.
We hebben ook eens een verhaal gehad van
iemand die in een Amerikaanse cel per ongeluk terecht kwam bij een gevaarlijke gek
die al jaren geïsoleerd zat. Maar ik kan ook
genieten van lichtere verhalen: een man die
groepsleider was op een busreis naar Praag,
of de jongen die zonder rijbewijs op de lijst
kwam voor Mokum Mobiel.’
Nina Polak is journalist. Ze schrijft onder meer voor
De Correspondent en De Groene Amsterdammer.
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 11
Illustratie: Milo
Zelf wandelen door de ether
Maartje Smits luistert zes uur per week naar podcasts, maar nooit naar radio.
Sinds ik een klein jaar geleden werd
gevraagd te spreken op een avond over
radiokritiek en het ontbreken daarvan,
worstel ik met de vraag waarom ik geen
Nederlandse radio luister. Iets ‘niet-doen’ is
alleen een probleem als je het eigenlijk wél
wilt. Denk aan niet snoepen, niet drinken,
niet in slaap vallen tijdens een lezing. Naar
een scherp interview of een absurd hoor­
spel luisteren vind ik een fijne bezigheid,
en mijn iPod staat vol met dit soort audio­
producties, maar naar de radio luister ik
bijna nooit.
Moeras
Stel je het internet voor zonder zoekmachines. Een almaar uitdijend moeras waar je,
als je niet weet waar je naartoe wilt, gemakkelijk in weg kunt zakken. Je dwaalt door
gebieden waarvan je het bestaan niet had
kunnen vermoeden, en in eerste instantie
is dat nog warm en comfortabel, maar hoe
dieper je naar beneden wordt gezogen, hoe
benauwender de overdaad aan pagina’s aanvoelt. Verlamd door de eindeloosheid kun je
alleen nog maar apathisch doorklikken. Zo
ervaar ik radio. Als ik denk aan alle interviews, audiodocumentaires en reportages
die dagelijks door de ether suizen, word ik
gek. Panisch schakel ik tussen frequenties
op zoek naar dat ene gesprek dat ik niet mag
missen. Het overweldigende aanbod aan
radioprogramma’s geeft me het gevoel dat
ik de realiteit niet bij kan benen.
Gelukkig zijn er podcasts.
Podcasts
Podcasts zijn audiofragmenten die je kunt
downloaden. Op de meeste podcasts kun
je je gratis abonneren waardoor je iedere
12 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
week automatisch een nieuwe aflevering
ontvangt, als een tijdschrift in audio. Zo
heeft ook elke podcast zijn eigen lay-out,
een vaste structuur en zijn eigen niche. De
podcasts die ik gedurende de week beluister
vormen samen een gevarieerd menu. Iedere
dag heb ik de keuze uit mediakritiek, reportages, analyses van het nieuws, een serie
lezingen over bijvoorbeeld microbiologie,
maar ook hoorspelen, documentaires, voorgelezen fictie en interviews met schrijvers,
boekbesprekingen. Gemiddeld beluister ik
wekelijks zes uur aan podcasts, voornamelijk tijdens het hardlopen, maar ook wel op
de fiets, ’s avonds in bed of tijdens de afwas.
Het grote voordeel van audio is dat je
tegelijkertijd nog iets anders kunt doen.
Dat is ook de valkuil. Het betekent dat de
luisteraar nooit al zijn aandacht hoeft te
geven. Ik denk dat ik mij daarom vaak zo
verloren voel als ik ergens binnenkom waar
de radio aan staat. Ik val halverwege in een
programma dat zonder mij vertrokken is en
ook zonder mij verder kan, net zoals ook ik
verder ga met mijn dagelijkse bezigheden
terwijl de radio op de achtergrond speelt.
Het klinkt egocentrisch, maar ik heb graag
het gevoel dat ik belangrijk ben als luisteraar. Niet omdat ik mezelf zo interessant
vind, maar omdat het programma alleen
dán urgentie heeft. Het moet voor de uitzending noodzakelijk zijn dat ze beluisterd
wordt, ik moet het gevoel hebben dat ik iets
mis als ik even wegloop. Dit heeft alles te
maken met concentratie.
Live-gevoel
Het grote verschil tussen podcasts en de
meeste radioprogramma’s is dat podcasts
niet live zijn. Wat hierdoor verloren gaat
aan actualiteit compenseert de podcast met
precisie en duiding. De onvoorspelbaarheid die een live-uitzending zo spannend
maakt, werkt in de meeste podcasts zelfs
storend. Elke aflevering is zeer nauwkeurig
gemonteerd, waardoor audio opeens veel
belangrijker wordt. Elke stilte, iedere aarzeling is bewust, want die had immers ook
weggeknipt kunnen worden. Dit dwingt de
luisteraar om op te letten. En dit is precies
de reden waarom maar weinig radioprogramma’s automatisch ook als podcast
kunnen worden aangeboden. Een podcast
beluister ik op een door mij gekozen moment, van het begin tot het einde. Ik verwacht daarom eenzelfde concentratie in de
opbouw, spanningsboog en compositie van
het fragment waarnaar ik luister.
In veel sterke podcasts zoals Love +
Radio, 99% invisible, The Truth en The
Memory Palace is instrumentale audio even
belangrijk als gesproken tekst. Hierdoor
wordt de audio driedimensionaal. Het
verhaal wordt verteld vanaf verschillende
sporen die de gesproken tekst niet alleen
inkleuren maar vaak zelfs meevoeren en
overstemmen. Andere podcasts zijn soberder, maar juist sterk in hun expertise. De
Fiction Podcast waarin Deborah Treisman,
fictieredacteur van The New Yorker, samen
met een schrijver een kort verhaal dat deze
schrijver heeft voorgelezen analyseert, is zo
leerzaam en interessant dat ik regelmatig
stop met waar ik mee bezig ben. Een goede
podcast eist dat.
De enige podcasts die wél een livegevoel geven, zijn voor een publiek opgenomen. Denk aan The Moth waarin net als
in het Nederlandse Echt Gebeurd mensen
waargebeurde verhalen vertellen voor een
publiek. In zijn Lovecast geeft Dan Savage
liefdes- en seksadvies aan mensen die vragen op zijn voicemail hebben ingesproken.
Hier werken de live-opnames wel, zoals ook
goede live-concerten een mindere geluidskwaliteit hebben dan studioalbums maar
wel interessanter zijn om naar te luisteren.
Soundwalks
Als je niet weet waar je naar moet luisteren
hoor je niets. Dan dwaal je, net als ik, apathisch door de ether, en als niemand je bij
de hand neemt, zal je uiteindelijk omkeren
en weglopen.
Eind jaren zestig initieerde de Canadese
componist en onderzoeker R. Murray
Schafer het World Soundscape Project om
mensen bewuster te maken van de geluiden
in hun omgeving. Je moet luisteren naar
je omgeving om de akoestische kwaliteit
ervan te waarderen. Daarom organiseerde
Murray Schafer soundwalks. Tijdens lange
wandelingen werden omgevingsgeluiden
opgenomen en in kaart gebracht. Dit inspireerde kunstenaars en componisten tot het
schrijven van composities die als wandelingen moesten worden uitgevoerd.
ik heb graag het gevoel
dat ik belangrijk ben
als luisteraar
In Nederland had het project een parallel
in de fantastische hoorspelen van Willem
de Ridder. In de nacht van 10 januari 1978
nodigde hij luisteraars uit om ‘te veranderen van een passieve luisteraar naar
een actieve deelnemer’. De Doodsangst
escapade was, net als het later uitgezonden
hoorspel Grote Oto Derby, een speurtocht
waarbij luisteraars werden opgeroepen
om in het holst van de nacht in de auto te
stappen. Overgeleverd aan de opdrachten
die Willem hun via de autoradio toefluisterde reden er die nacht duizenden mensen
naar Woudrichem, waar zij de instructie
kregen de auto te verlaten en zich met een
veerpontje te laten over zetten naar slot
Loevestein waar de puzzeltocht ten einde
kwam.
Wereldwijd worden er ieder jaar nog steeds
nieuwe soundwalks georganiseerd, maar
tegenwoordig brengen mensen misschien
wel meer tijd door in de virtuele wereld
dan in de buitenlucht. De Soundwwwalks
van geluidskunstenaar Bernhard Garnicnig
zijn live geluidsperformances, waarbij het
publiek een audiotour krijgt langs YouTubekanalen, vertaalwebsites, online radio en
internetsynthesizers. Net als tijdens de
traditionele soundwalk word je door de
componist meegevoerd langs plekken die
tot het virtuele publieke domein behoren en
die je al eerder zou kunnen hebben bezocht.
Je wordt je bewust van de akoestische
kwaliteiten van het internet.
Verkeersleider
Hoewel ik houd van de Nederlandse taal
luister ik vooral Britse en Amerikaanse
podcasts. Behalve enkele hoorspelen, de
Marathoninterviews en sommige afleveringen van Plots, vind ik weinig wat kan tippen
aan het Engelstalige aanbod. Ik weet echter
ook niet zeker waar ik moet zoeken. Mijn
zoekacties zijn te vergelijken met een middag struinen over de rommelmarkt, iedere
mooie vondst lijkt een toevalstreffer. Er
zijn geen vaste onderdelen die ik aan mijn
weekmenu van podcasts kan toevoegen. Ik
mis een curator of een gids die me de weg
kan wijzen, voor ik de radio voorgoed de
rug toekeer.
Radio en luisteraar kunnen niet zonder
elkaar, maar soms moeten beide partijen
daar even aan herinnerd worden. In de
eerste plaats kan dat door programma’s te
maken van uitzonderlijke kwaliteit, programma’s die vragen om een actieve luisteraar, uitzendingen waar je geen seconde van
wilt missen of afleveringen waarvan je niets
hoeft te missen omdat je zelf kiest wanneer
ze worden afgespeeld. Daarna is het slechts
een kwestie van logistiek. Met een goede
verkeersleider komt iedere boodschap uiteindelijk wel op de plaats van bestemming.
Op hun websites presenteren National
Public Radio en de BBC een mooi overzicht
van hun beste radioprogramma’s, compleet
met beschrijvingen en tijdsduur. Zo kan de
radioluisteraar, net als de podcastluisteraar,
zelf kiezen wanneer hij wat luistert, zonder
te laveren tussen websites van verschillende programma’s. Ook Woord.nl toont
schatten van de Nederlandse radio die ik
nooit in mijn eentje gevonden zou hebben
omdat ik niet wist dat ik ze zocht. Het geeft
me de handvatten die nodig zijn om zelf een
weg te vinden door dat moeras.
Woord.nl gaat de radio naar de voorgrond duwen en van luisteren weer een actieve, individuele keuze maken. Dit past bij
deze tijd. Eigenlijk is het gek dat de website
nu pas online komt, terwijl televisie deze
stap allang gemaakt heeft. We zitten niet
meer collectief aan de radio gekluisterd
voor dat éne hoorspel, maar abonneren
ons op podcasts die we ieder via onze eigen koptelefoon beluisteren wanneer dat
ons uitkomt. Het is minder gezellig, maar
wel praktisch. Misschien wilde radio wel
gewoon te gezellig zijn, misschien wilde
het medium niet geloven dat de meesten
van ons het grootste deel van de dag alleen
(willen) zijn.
Maartje Smits is dichter, kunstenaar en adjuncthoofdredacteur van hard//hoofd, online tijdschrift
over kunst en journalistiek.
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 13
Bert Kommerij over hoorspelhaat
Beeld uit het MediaMe-project van Bert Kommerij. Links Francesco Sambo, rechts Bert Kommerij
Ik klopte er op, ik haalde het uit elka
Zodra een hoorspel uitgezonden wordt
op de radio staat er in de krant: ‘Het hoorspel is terug! Een revival!’
Journalisten vinden het leuk om te schrijven dat het hoorspel terug is. Dan wordt na enige tijd weer een hoorspel uitgezonden en staat er in de krant:
‘Het hoorspel is terug! Een revival!’
Het heeft iets dementerends. De lezer
wordt iedere keer weer blij gemaakt met
hetzelfde nieuws. Er is geen traditie.
Of inmiddels wel dus, met al die revivals. Toch, een ontwikkeling heeft
het hoorspel in Nederland nauwelijks
doorgemaakt.
Als hoorspelmaker moet je hier niet mismoedig van worden, maar er je voordeel
mee doen.
Het gebrek aan traditie betekent dat je
vrij bent. Met de codes die er zijn kan
gespeeld worden. Alles is mogelijk, mits
goed uitgevoerd.
Het eerste hoorspel dat ik hoorde kwam
uit Duitsland. Een vriend gaf me een
cassette.
Ik draaide Schatten/Landschaft mit
Argonauten van Heiner Goebbels grijs.
Begin jaren negentig. Teksten van Heiner
Müller en Edgar Allen Poe.
Ik wist niet wat ik hoorde, zo mooi. Een
collage van stemmen, straatopnames en
muziek kwam op en verdween in een
aantrekkelijk sound design. Een enorme
vrijheid schalde mij tegemoet.
Ik dacht, als dit een hoorspel is, dan ben
ik vanaf nu hoorspelmaker. Alleen tekst,
muziek en geluid was voor mij genoeg.
Een onzichtbaar publiek.
Het werd mijn baan.
Wist ik veel.
Ik probeerde het genre op allerlei manieren uit. Onder het motto: met fictie kan
je dingen laten horen die in ‘de realiteit’
niet mogelijk zijn of genegeerd worden
klopte ik het hoorspel uit, zette het op de
kop, ik sloeg erop, keerde het binnenstebuiten, haalde het uit elkaar, en voegde
er uiteindelijk foto’s en filmpjes aan toe.
(Dank je internet.) Het onderwerp kon van alles zijn. Een
achttienjarige Amerikaanse tiener verslaafd aan Flickr, een oude straatfotograaf uit Den Haag, een gewoon, gemiddeld gezin, een nietszeggend plantsoen
aan de rand van de Jordaan, een klein
bedrijf tijdens een reorganisatie.
14 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
Allemaal ogenschijnlijk onbelangrijke
zaken, die ik op een voetstuk plaatste.
Spot erop. Inzoomen. Het werd mijn specialiteit. En we noemen het een hoorspel.
Je moet het breed zien.
‘Wat doe jij?’
‘Ik maak hoorspelen.’
‘Oh, Paul Vlaanderen!’ Dat hoorde ik vaak. Zo vaak dat het me
begon te irriteren. Ik had nog nooit een
echte Paul Vlaanderen gehoord, maar
ik begreep, er is wel degelijk een hoorspeltraditie en die heet Paul Vlaanderen.
Door de AVRO uit Engeland gehaald,
waar hij Paul Temple heette. Mysteries.
Detective. Razend populair in de jaren
zestig. Bel Paul Vlaanderen en het komt
goed, was de slogan. Pelpinda’s.
Hoe dan ook, voor Radio 5 maakte ik
een serie waar Paul Vlaanderen uit het
jaar 1963 wakker werd in 2011. Voor de
research kocht ik op Marktplaats drieduizend oude hoorspelen van een verzamelaar uit Zutphen, waaronder alle Paul
Vlaanderens.
Het viel mee. Of, het had erger gekund.
Pauls vrouw Ina Kindje klonk verrassend
Links Luciana Urtiga, rechts Bert Kommerij
ar en zette er foto’s en filmpjes bij
wulps, de telefoonscènes met Charlie, de
butler, hadden iets realistisch en de nep
die je eraan afhoorde was oprecht. Zo ging ik van Paul Vlaanderen houden. Verdwaald en huilend liet ik hem door
een wereld lopen die hij niet kende. Op de vraag: ‘Hoe keer ik terug naar het
jaar 1963?’ kreeg hij geen antwoord.
Sommige mensen haten het hoorspel.
Je komt ze tegen op internet. Ze hebben
het hoorspel ontdekt en reageren zich af.
‘Sodemieter op met je kuthoorspel!’
De hoorspelhaat hoort bij de huidige
kunsthaat. Iets wat niet direct economisch nut heeft of wat niet meteen begrepen wordt door de mondige massa,
moet eerst ter verantwoording worden
geroepen en daarna geëlimineerd.
Uit betrouwbare bron heb ik vernomen
dat de leiding van Radio 1 helemaal
niet blij is met het nieuwe wekelijkse
hoorspelhalfuur.
‘Hoe moeten we dat dan onderbreken als
er een nieuwsflits is?’
Heel belangrijk.
‘Het hoort niet thuis op de zender,’ zegt de
coördinator. Fictie en nieuws gaan niet
samen. De mensen zouden er van in de
war raken.
Andere zenders smijten de deur dicht
voor het genre. Voegt niets toe.
Het wekelijkse hoorspeluur op de zondagmiddag op Radio 4 zou eigenlijk weer
terug moeten komen, met veel nieuw
hedendaags werk.
En dan niet alleen monsterseries en
boekbewerkingen, maar vooral ook
nieuw werk. Genoeg makers die zich
aan vernieuwende radio zouden willen
wagen. Zonder gezwollen stemmen.
Gaat niet gebeuren. Geeft niet.
Nu hebben we Woord.nl op internet.
Radio heet daar audio.
Maar ook dat geeft niet.
Hoorspelen, portretten, marathoninterviews, documentaires, etc. Het is een
zeer gecoördineerd media-aanbod, met
zoekmachine. En de mogelijkheid beelden toe te voegen en te delen. Creative
Commons. Kortom. Een levendig reservaat, klaar voor de toekomst. Een uitdijend archief waar ook nieuwe producties
kunnen ontstaan en waar de maker
centraal staat. Een droomstation. Radio
zoals het hoort. Geen van bovenaf opgelegde playlists,
geen onnavolgbare zendercoördinatoren
en marktaandeeleisen etc etc. Met echte zendtijd in de nacht. Mooier kan niet.
Mijn vaste baan zit er inmiddels op. Ik
ben uitgehoorspeld. Voor Woord.nl ga
ik mij bekwamen in het luisterboek, met
hoorspelelementen. Thema erotiek. Als er iets erotisch is, dan is het radio. Het zit tussen je oren. Eerst wilde ik De Sade in zijn geheel
voorlezen, maar daar wacht ik nog mee.
(Zoekt producent.)
Ik verzin iets anders. Au revoir Hilversum. Hello Woord.nl!
Bert Kommerij is programmamaker/schrijver/
regisseur/voice-over en voorzitter van de
Stichting Grenzeloos Geluid. Hij werkte van
januari 2000 tot april 2014 bij de NTR. www.bertkommerijmedia.wordpress.com
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 15
Het archief als zender
Digitalisering maakt de online ontsluiting van archieven en databases mogelijk.
Collecties hebben geen fysieke grenzen meer. Moet daarom de gebruiker meer
betalen? Door Marjolein van Trigt
In 2005 werd het idee voor Beelden voor de
Toekomst geboren. Het grootste digitaliseringsproject van Europa ging op 1 juli 2007
van start. Als het dit jaar wordt afgesloten
zijn de 91.183 uur video, 22.086 uur film,
98.734 uur audio en 2,5 miljoen foto’s uit
de archieven van het Nederlands Instituut
voor Beeld en Geluid, EYE Film Instituut
Nederland en het Nationaal Archief gerestaureerd, geconserveerd en gedigitaliseerd.
Het Ministerie van OCW en het consortium van archieven geloofden dat het
immense project zichzelf zou terugverdienen. Op online platforms als ED*IT, Dutch
Footage en Ximon konden de beoogde
doelgroepen (respectievelijk het onderwijs,
commerciële partijen en het brede publiek)
tegen betaling gebruikmaken van het digitale aanbod.
YouTube
Eveneens in 2005 lanceerden drie jongens
vanuit een garage in het Amerikaanse
San Mateo een gratis online videodienst,
YouTube, die binnen twee jaar ook tot de
Nederlandse huiskamers en klaslokalen
was doorgedrongen. Beelden voor de
Toekomst leverde een schat aan audiovisueel materiaal op, dat anders grotendeels
verloren zou zijn gegaan, maar het terugverdienmodel dat aan de basis stond van
het digitaliseringsproject werd in 2010
noodgedwongen losgelaten. De bereidheid om te betalen voor beeld en met name
geluid bleek veel geringer dan men in 2005
voorzag.
Er zijn partijen die wel het volle pond
betalen, zoals buitenlandse commerciële
zenders op zoek naar bijzondere oorlogsbeelden. Maar slechts een klein deel van het
archief is zo uniek dat het een hoge marktwaarde vertegenwoordigt. Het grootste
deel van de collectie is bovendien niet in het
bezit van de archieven en kan niet zonder
licenties worden ontsloten. Het achterhalen
van de rechten is zo arbeidsintensief, dat de
kosten onmogelijk op de consument kunnen worden verhaald.
Tom de Smet, hoofd Collecties en
Beschrijving van het Nederlands Instituut
voor Beeld en Geluid: ‘In plaats van interactie te zoeken met alles en iedereen kiezen
16 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
we nu voor partnerships met communities,
uitgeverijen, de zakelijke markt en andere
erfgoedinstellingen. Het is onze missie om
ons materiaal in een gepaste context naar
buiten te brengen. Waar de collectie wordt
beheerd, zal de consument worst wezen.
Neem WikiMedia Commons. Tik je daar
‘Mother’s Day’ in, dan krijg je een filmpje uit
1925 te zien over moederdag. Je moet alleen
weten waar je moet klikken om te zien dat
de bron Sound & Vision is.’
Het verdienmodel achter zulke partnerships is beperkt. In het beste geval worden
de gemaakte kosten gedekt. Beeld en Geluid
werkt bijvoorbeeld samen met Aangepast
Lezen om de hoorspelen in de collectie beschikbaar te maken voor blinden en slechtzienden. ‘We zien dat als een onderdeel van
onze maatschappelijke taak,’ stelt De Smet.
‘Dan kun je daar toch niet het volle pond
gaan vragen? Tegelijkertijd moeten we vergoeding voor de rechthebbenden regelen,
want ook dat is onze verantwoordelijkheid.’
Openbaar maken
Dat een collectie, eenmaal gedigitaliseerd,
Het nieuwe publiekscentrum van het Nationaal Archief. Foto’s: Anne Reitsma
geld op zal brengen blijkt dus te makkelijk
gedacht. En bewaren is duur, ook van digitale bestanden. Walter Swagemakers,
senior projectleider Collecties bij EYE: ‘Een
filmblik kon je op de plank laten liggen, mits
gekoeld en droog bewaard. Digitale media
worden op servers opgeslagen, continu gemonitord, er moet overal een back-up van
zijn en om de zoveel jaar vindt er datamigratie plaats naar de volgende generatie tapes
en software. Door betere beeldkwaliteit
worden de data steeds zwaarder.’ De collectie analoge films blijft bovendien bewaard.
Zo kan er altijd worden teruggegrepen op de
analoge masters.
Volgens Swagemakers is niet de schijfruimte, maar het managen en het openbaar
maken van content het meest kostbaar. Net
als Beeld en Geluid is EYE is veel tijd kwijt
met het toestemming vragen voor openbaarmaking aan rechthebbenden. Is het dan
niet beter niet zelf te zenden, maar gewoon
te wachten tot de vraag zich aandient?
‘We werken al vraaggericht,’ antwoordt
Swagemakers. ‘De bestanden met een hoge
resolutie bewaren we in deep storage. Voor
het internet gebruiken we goedkopere afgeleiden van die bestanden. De consument
moet nu eenmaal kunnen browsen in je col-
lectie. Anders weet hij niet waar hij naar op
zoek is.’ Een bestand in hoge resolutie kan
on demand worden geleverd.
Inkomsten
Samenwerkingen, partnerships, Europese
projecten, museum- en filmbezoek, verkoop
van films en fragmenten, zaalverhuur en
zakelijke evenementen. Het zijn voor EYE
en Beeld en Geluid de belangrijkste manieren om inkomsten te genereren. Beide
participeren in Europeana.eu, het Europese
portal voor cultureel erfgoed. Audio, video
en tekst worden er als open data aangeboden, beschikbaar voor wie het wil (her-)
gebruiken. Europa vergoedt de helft van de
projectkosten.
EYE brengt het liefst zo veel mogelijk
materiaal gratis openbaar, bijvoorbeeld op
openbeelden.nl en op filminnederland.nl,
een platform over de Nederlandse filmgeschiedenis. Maar als cultuurproducerende
instelling wordt EYE mede afgerekend
op het aandeel eigen inkomsten. Om die
reden is het een tegenvaller dat het het
video on demand-platform Ximon.nl per
29 januari 2014 is gestopt. De oorspronkelijke initiatiefnemers, waaronder EYE,
onderzoeken hoe de catalogus van Ximon
voor het publiek toegankelijk kan blijven.
Swagemakers vindt een abonnementsvorm,
bijvoorbeeld via de bibliotheek, nog steeds
het meest veelbelovende model voor het
aanbieden van culturele content aan
consumenten.
De Smet van Beeld en Geluid is er zeker
van dat consumenten steeds meer bereid
zullen zijn om te betalen voor beeldmateriaal van hoge kwaliteit, zeker als het in
pakketten wordt aangeboden. Dat Ximon
het niet heeft gered, is volgens hem onder
andere een kwestie van schaalgrootte. ‘Het
Nederlands heeft met een taalgebied van
22 miljoen een heel beperkte afzetmarkt.
Er is een groeiend aanbod aan nationale
en internationale VOD-aanbieders. De erfgoedinstellingen zouden gezamenlijk, met
de rechthebbenden en liefst op internationaal niveau, met hen rond de tafel moeten
gaan zitten.’
Knippen en plakken
Hans van Keulen is conservator en teamleider Uitvoerende kunsten binnen Bijzondere
Collecties van de UvA. Volgens hem is het
gevaarlijk om te focussen op datgene wat
commercieel het meest interessant is.
‘Er is veel gedigitaliseerd in de afgelopen
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 17
tien jaar, maar vooral datgene dat altijd al
beschreven en redelijk toegankelijk was.
Nu de fondsen opdrogen, blijven de achterstanden en de bijzonderheden liggen. Voor
audiobronnen is het extra lastig om fondsen te vinden. Gebruikers zijn al helemaal
niet gewend om voor geluid te betalen.’
Als voorbeeld noemt Van Keulen audioopnamen uit de collectie van het Theater
Instituut Nederland, gemaakt door Theater
Klank en Beeld. ‘Bijna niemand wil daar nog
uren naar luisteren. Daar zou je dus extracten van moeten knippen en plakken, maar
daar is geen geld voor. Daardoor missen, in
het spectrum van de theatergeschiedenis,
de jaren vijftig tot en met zeventig.’
Van Keulen spreekt uit hoofde van de
kleinere organisaties, die veel audio en video in het archief bewaren, maar financieel
niet in staat zijn om alles zelf te digitaliseren. ‘We zouden de audiovisuele collecties
kunnen overdragen aan Beeld en Geluid,’
zegt hij. ‘Bij veel kleine instellingen bestaat
daar echter weerstand tegen. Waar je voorheen als onderzoeker in je eigen bibliotheek
naar een VHS kon kijken, moet je dan een
dure viewingruimte bij Beeld en Geluid
huren om de digitale versie te bekijken.’
Volgens De Smet is dat een achterhaald
beeld. ‘Onderzoekers kunnen veelal gratis
in de viewingruimtes terecht. Voor gedigitaliseerd materiaal hoeven ze de deur niet
eens meer uit.’
Auteursrecht
Gevraagd naar het belangrijkste struikelblok voor het ontsluiten van archieven,
noemt iedereen het auteursrecht, dat niet
aansluit bij de eenentwintigste eeuw. Er
is een oplossing: er zou een uitzondering
moeten komen op het auteursrecht voor
non-profit- en erfgoedinstellingen. ‘Houd
per digitaliseringsproject een vast bedrag
achter voor rechthebbenden. Spreek af
dat de rechten daarmee zijn afgekocht,’
stelt Van Keulen voor. ‘Het is zo jammer om
miljoenen te investeren in digitalisering en
er vervolgens bijna niets mee te kunnen.’
Er geldt al een uitzondering op het
auteursrecht voor bibliotheken en musea.
EYE zou graag zien dat er een meer algemene uitzondering voor archieven en musea komt, die ook online ontsluiting van de
collectie mogelijk maakt. Dat zou moeten
worden gezien als een verlengstuk van de
fysieke bibliotheek, waar bezoekers de gedigitaliseerde beeldcatalogus kunnen raadplegen. Het besluit van het Rijksmuseum
om de hele collectie in hoge resolutie online
te zetten wordt door meerdere geïnterviewden aangehaald als het ultieme voorbeeld
van hoe een collectie zich tegenwoordig uitstrekt voorbij de fysieke grenzen. Maar het
Rijksmuseum heeft met zijn oude collectie
dan ook geen last van het auteursrecht.
Publiek-private samenwerking
Om kwesties rond het auteursrecht te
omzeilen, richt de Koninklijke Bibliotheek
zich bij de digitalisering van de collectie op
werken van vóór 1870. Al vanaf de jaren
negentig is de KB betrokken bij verschillende digitaliseringsprojecten. Hiermee is
onder meer Het Geheugen van Nederland
gerealiseerd, een beeldbank van gedigitaliseerd erfgoed. ‘Metamorfoze’, het nationale
programma voor conservering van papieren
erfgoed, wordt gefinancierd door het ministerie van OCW. De ambities van de KB zijn
flink: alles voor en over Nederland wordt
gedigitaliseerd. Dat zijn ongeveer 720 miljoen pagina’s. Ongeveer tien procent is nu
gerealiseerd.
Google Books digitaliseert de collectie
van 1700 tot 1870. Het Brits-Amerikaanse
bedrijf ProQuest maakt de digitalisering
van oudere en unieke materialen mogelijk.
Beide bedrijven bieden hun diensten gratis
aan, al maakt hoofd Marketing en Diensten
Mireille Kok van de KB daar meteen een
kanttekening bij. ‘We moeten de collectie
voorbereiden voordat het naar Google
kan. Daar hebben we een heel distributiesysteem voor opgezet, dat ook mankracht
kost.’
Door de publiek-private samenwerkingen is de KB in de positie om al het digitale materiaal gratis aan alle Nederlanders
beschikbaar te stellen. ‘Het zou mooi
zijn als de creatieve industrie er nieuwe
producten of diensten mee kan creëren,’
zegt Kok. ‘Daarvoor kunnen ze wat ons
betreft wel geld vragen.’ De KB levert ook
gedigitaliseerde collecties en metadata aan
Europeana.eu. Zelf ‘zenden’ doet de bibliotheek minder. ‘We concentreren ons op het
leveren van de basisvoorziening. Dat is al
een enorme stap.’ Samen met partners,
zoals de universiteitsbibliotheken ontwikkelt de KB diensten voor de wetenschap.
Op Delpher.nl staan ongeveer 30 miljoen
doorzoekbare pagina’s aan gedigitaliseerde
kranten, boeken en tijdschriften. Gratis,
want tot stand gebracht met publiek geld.
Born digital
De digitalisering van grote delen van het
Nationaal Archief staat nog in de kinderschoenen, al zijn ook hier de ambities groot.
Samen met de regionaal-historische centra
startte het NA recent een programma om
tien procent van de Rijkscollectie te digitaliseren, met name de meest geraadpleegde
archieven.
‘De archieven die door de ministeries
worden overgebracht zijn nu nog hybride,’
vertelt Irene Gerrits, directeur Collectie en
Publiek van het Nationaal Archief, ‘maar
18 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
vanaf 2016 produceren de beleidsdepartementen geen papieren archief meer. Alles
is vanaf dan born digital archiefmateriaal.’
Het NA vraagt geld voor digitale scans.
Gerrits: ‘Met scanning on demand leveren
we een service. Vanwege de aard van het
materiaal, dat vaak kwetsbaar en daardoor
lastig te ontsluiten is, is er soms meer onderzoek nodig, maar de tijd die dat kost
berekenen we slechts ten dele door aan de
aanvragers. We proberen kostendekkend
te werken, maar als iemand een aanvraag
doet voor één archiefstuk, scannen we
meteen de hele doos. Voor ons is dat een
investering, waarvan andere klanten kunnen gebruikmaken.’
Krenten uit de pap
Mocht de politiek de erfgoedinstellingen
in de toekomst ooit dwingen volledig zelfbedruipend te worden, dan heeft De Smet
heeft nog wel een voorstel: ‘Je kunt best
snoeien in het collectiebeleid. Dan is de
collectie niet langer vlakdekkend, maar wel
representatief. Maar dan moet de wettelijke
taak van al die instellingen wel opnieuw
worden bekeken. Zijn we als maatschappij
bereid om bewust lacunes in ons erfgoed te
laten ontstaan? Dan zou er, in combinatie
met partnerships en de toegenomen bereidheid van consumenten om te betalen voor
content, een kostendekkende situatie kunnen ontstaan.’
‘Je kunt businessmodellen ontwikkelen voor bepaalde gebundelde collecties,’
zegt Keller, vicevoorzitter van Kennisland.
Kennisland experimenteert samen met de
erfgoedinstellingen met nieuwe vormen van
online toegankelijkheid. ‘Musea doen dat al
veel langer. Niemand koopt een totale museumcatalogus, maar voor een mooie tentoonstellingscatalogus is genoeg interesse.’
‘Een archief bevat dingen die op de
markt hebben gefaald. Het zijn boeken die
niet meer worden uitgegeven, films die niet
meer worden vertoond, beelden die niet
meer op de televisie te zien zijn. Waarom
niet? Omdat er niet genoeg vraag naar is.
Dat een archief opeens digitaal beschikbaar
is, wil niet zeggen dat het daardoor wel
commercieel rendabel wordt.’
Keller zoekt samen met de instellingen
de krenten uit de pap en bedenkt nieuwe
manieren om die voor het voetlicht te brengen. Een groot deel van de fotocollectie van
het Nationaal Archief kreeg in het kader van
Beelden voor de Toekomst bijvoorbeeld een
tweede leven op Wikipedia. Daardoor werden ze 17.000 keer meer gezien dan wanneer de beelden alleen op de eigen website
waren vertoond.
Marjolein van Trigt is freelance journalist en
schrijfster. Ze schrijft over film, nieuwe media en
culturele trends.
Een nieuwe
radiodefinitie
Beeld uit Charlie bit my
finger. Bron: YouTube
Over de langzame maar onvermijdelijke dood van het uitzendschema.
Door James Cridland
Technologie heeft de neiging de dingen
grondig op zijn kop te zetten. Bij ‘een boodschap doen’ denken we niet meer automatisch aan een snelle wandeling naar de winkelstraat: de komst van internet-shopping
maakt dat het veel handiger is om je web
browser te openen of je mobiele telefoon,
en je boodschap online te doen. Bestaande
winkels moeten hun aanbod dus veranderen
of, helaas, de deuren sluiten.
Vroeger was een grote platenverzameling een gewaardeerd bezit. Nu heb je voor
tien euro per maand toegang tot zo ongeveer elk stuk muziek dat je kunt bedenken.
Muziekverzamelaars zijn nu muziekcuratoren, uitgevers van playlists. Ze helpen
anderen bij het ontdekken van nieuwe
songs en nieuwe artiesten. Platenzaken
worden zeldzaam en raken steeds verder
gespecialiseerd. Voorheen vereiste goede
fotografie allerlei specialistische apparatuur, veel oefening, en daarna veel tijd, inspanning én chemicaliën. Digitale fotografie
en beeldbewerking brachten verandering in
de workflow van de fotograaf. Het digitaal
verzenden van die foto’s verandert hun
waarde. De aanhouding van Justin Bieber
ging vergezeld van smartphonekiekjes en
-filmpjes, die direct over de hele wereld
werden verspreid.
Zo verandert technologie ook de
omroep, de zenders en het zenden zelf.
Het internet maakt van ons allemaal een
broadcaster, en nogal wat van ons verdie-
nen nog geld ook met onze content. Zo’n
YouTube-videootje als ‘Charlie bit my finger – again!’ is meer dan 648 miljoen keer
gezien en zou de maker meer dan 185.000
euro hebben opgeleverd. Wie de clip ziet
weet dat het geheim niet zit in de ambachtelijke productie op hoog technisch niveau.
Het geheim zit ‘m in de inhoud, die op een
menselijk niveau aanspreekt en, meer dan
ooit, in het aanmoedigen van mensen om die
inhoud tot zich te nemen. Het oude model
van radio omvatte de functies van bibliothecaris, poortwachter en zender tegelijk.
Radiostations bepaalden wat er uitgezonden zou worden, wie dat zou uitzenden en
wanneer, en vaak beheerden ze ook nog
de zendapparatuur zelf. Technologie heeft
radio echter volkomen op zijn kop gezet.
Ondergang van het uitzendschema
Het uitzendschema begint langzaamaan uit
te sterven. Nog altijd luistert de overgrote
meerderheid van de luisteraars live, maar
on-demand content heeft onmiskenbaar
vaste voet aan de grond gekregen. De producers van Radiolab, een programma gemaakt
door WNYC voor de Amerikaanse publieke
radio, zeggen dat de meerderheid van hun
1,8 miljoen luisteraars- het programma
hoort via een podcast. Je kunt je zelfs afvragen of de luisteraars eigenlijk wel weten dat
het een radioprogramma ís: Radiolab wordt
automatisch gedownload naar hun draagbare media player of hun mobiele telefoon en
zij luisteren ernaar wanneer het ze uitkomt.
De BBC maakt via de BBC iPlayer service alle radio-output beschikbaar tot zeven
dagen na de uitzending,. De omroep bericht
dat in november vorig jaar 17 procent van
al hun online-luisteraars niet live luisterden, maar die on-demand programmering
gebruikten. De BBC is inmiddels begonnen
haar programma’s langer te bewaren. Van
In Our Time, een discussieprogramma over
onderwerpen variërend van Robin Hood tot
pseudotoevalsgetallen, zijn alle uitzendingen op de BBC website gearchiveerd. Het
interviewprogramma Desert Island Discs
is ook in zijn geheel gearchiveerd: meer dan
1500 programma’s, van 1942 tot vandaag.
Podcasts en archiefsites als die van
de BBC veranderen de manier waarop
radio wordt gemaakt, althans volgens de
mensen die radio maken. De programma’s
van Radiolab worden gemonteerd en geproduceerd voor herhaald beluisteren. De
producenten zeggen dat het weinig zin zou
hebben zo veel tijd en moeite te besteden
aan de programma’s als ze maar één keer
zouden worden uitgezonden – en dan zouden verdwijnen.
Robert Krulwich, een van de twee presentatoren van Radiolab, zei in 2011 tegen
de New York Times: ‘Tot tien jaar geleden
verdwenen programma’s altijd na de uitzending.’ Een show werd gemaakt, hopelijk
door een heleboel mensen gehoord, en
ging dan in rook op. Zijn co-presentator
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 19
Jad Abumrad voegde er aan toe: ‘Waarom
zou je daar al die tijd aan besteden?’ Door
radiocontent minder vluchtig te maken
wordt deze interessanter voor websites die
gesproken woord archiveren.
Het microschema
Als je denkt aan een programmaschema
dan denk je gewoonlijk aan opeenvolgende
programma’s van een uur. Daarin worden
echter kleinere items samen geprogrammeerd om tot één uur te komen, en het is
dat onderliggende schema, die lijst van losse
programma-elementen, die een andere visie
op programmeren biedt. Binnen muziekradiozenders verdwijnen zulke schema’s het
snelst. In Pandora, een muziekservice in
de VS, bijvoorbeeld. Met een aandeel van
8% in de radiomarkt is het duidelijk dat
muziekliefhebbers in opstand komen tegen
lineaire, schematisch geprogrammeerde
muziekradio. Voor Pandora-luisteraars is
de skip-knop een integraal onderdeel van
hun muzikale ervaring. Sommigen noemen
het luisteren naar traditionele muziekradio
zoiets als ‘luisteren naar iemand anders’
iPod’, met het extra nadeel dat je niet snel
kan doorspoelen naar het volgende liedje.
Ook voor het gesproken woord heeft dat in
de praktijk consequenties.
De Infinite Player van National Public
Radio is een interessant experiment van de
publieke radio-omroep in de VS: neem losse
verhalen uit de output van NPR en behandel
ze net zo als Pandora zijn muziektracks behandelt. Luisteraars kunnen de verhalen die
ze interessant vinden ‘liken’; de player treedt
op als zender en kiest automatisch verhalen
die passen bij het profiel van de luisteraar.
Die worden dan achter elkaar, non-stop
afgespeeld – als bij een radiozender. Dat is
mogelijk omdat NPR-nieuwsprogramma’s
in microschema’s worden gepresenteerd.
Elk afzonderlijk item staat op zichzelf en
wordt in het NPR-systeem als apart verhaal
opgeslagen, met bijbehorende metadata. Het
gebruik van gesproken-woord content wordt
erdoor getransformeerd. De programmamakers weten nu zeker dat de luisteraars ook
het begin van het stuk zullen horen; luisteraars krijgen de garantie dat ze geen content
krijgen aangereikt waar ze niet op zitten te
wachten. Tenminste: als ze dat zo willen. Ook
de BBC experimenteert met ‘chapterisation’
– ‘verhoofdstukking’, zoals ze het daar noemen – al is hun werk vooral beperkt tot het
redigeren van programma’s na uitzending.
Luisteraars kunnen afzonderlijke interviews
uit nieuwsprogramma’s selecteren, of stukken van programma’s overslaan en doorklikken naar specifieke onderdelen.
Oude en nieuwe broadcasters maken
daarnaast gebruik van de Britse service
Audioboo, om kortere, hapklare brokken
Radiodays Europe
James Cridland is nauw betrokken bij
Radiodays Europe, de grootste internationale conferentie over radio, dit jaar in
Dublin. Vorig jaar trok de conferentie 1200
deelnemers uit 50 landen. De conferentie
behandelt een enorm veld aan onderwerpen, van nieuwe programma­formats tot
digitale uitdagingen en innovaties.
De line-up in Dublin omvat onder andere
een key-note speech van Helen Boaden,
directeur radio van de BBC. Verkoop van
radiozendtijd daalt, het aantal radioluisteruren daalt, met name onder 15- tot
30-jarigen – en dat is alleen de top van de ijsberg. Paul Johnson (adjunct-hoofdredacteur
vanThe Guardian) belicht de onthullingen
van Edward Snowden in The Guardian, die
leidden tot ernstige politieke druk, en intimiderende bezoekjes van geheime diensten.
van gesproken-woord programmering te
maken. Als er geen vast schema is, dat moet
worden gevuld, dan kunnen programma’s
net zo lang of kort zijn als de broadcaster wil
– ze hoeven niet in een kunstmatige vorm te
worden geforceerd. Met gedetailleerde metadata, die de stukken audio vergezelt, is het
mogelijk om zeer persoonlijke gesprokenwoord diensten te bouwen, die in staat zijn
om traditionele radiostations te vervangen.
Op die manier worden archiefwebsites zelf
zenders, en niet alleen maar conservatoren,
bewakers en bibliothecarissen.
Gesproken woord: de toekomst
De toekomst van radio is volgens sommigen
ongewis. De meeste mensen kijken daarbij
echter vooral naar muziekradio. Cijfers tonen aan dat het luisteren naar muziekradio
wordt bedreigd door diensten als Spotify,
Deezer en YouTube, zeker bij de jongere luisteraar. Muziekradio zal dan ook een belangrijke catharsis doormaken. Bijvoorbeeld:
Pure, een producent van radio-ontvangers
in Groot Brittannië, voegt een extra ‘feature’
aan muziekradio toe. Luisteraars kunnen –
wanneer ze maar willen – een knop indrukken om meer te ontdekken over een song die
ze horen. Als de luisteraar dat wil dan kan
hij of zij doorgaan en het complete oeuvre
van de muzikant ontdekken, via Pure’s eigen
abonnementendienst, allemaal op hetzelfde
device. De relatie van de luisteraar met de
radiozender verandert daardoor ingrijpend;
als ze een nieuwe track horen, dan is het nu
mogelijk dat ze het station belonen door…
ervan weg te lopen.
Muziekradiozenders zijn de laatste
twintig jaar bezig geweest met een geleidelijke erosie van de verantwoordelijkheden en het belang van de presentator.
Muziek is op zichzelf makkelijk te vinden
en te programmeren – computeralgoritmes
kunnen tegenwoordig (Pandora bewijst
20 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
Cridland zelf presenteert The World’s
Greatest Radio Apps: hoe kunnen mobiele telefoons en tablets in een nieuwe
radio-ervaring voorzien? Welke omroepen
hebben het voortouw, hoe past radio
zich aan? Chris Bannon, Vice President
van WNYC, New York vertegenwoordigt
‘Radio Lab’, met vier miljoen luisteraars
live en viereneenhalf miljoen via podcast
één van de meest succesvolle publieke
radioprogramma’s in de VS. WNYC gebruikt
een breed scala aan nieuwe digitale middelen, waaronder verschillende apps. Ook
Catherine Burns en Sarah Austen Jenness
van The Moth zijn in Dublin aanwezig, en te
beluisteren.
Radiodays Europe, Dublin, 23-25 maart.
www.radiodayseurope.com
het) bij de meeste muziekstations het
‘Hoofd Muziekprogrammering’ volkomen
overbodig maken. Muziek is makkelijk.
Presentatoren van muziekprogramma’s niet.
Die zijn ‘onbetrouwbaar’, praten te veel, ze
zitten de muziek als het ware in de weg.
De Amerikaanse radioconsultant
Valerie Geller maakt in haar boeken en
haar trainingen echter duidelijk dat – wat
het format ook is – publiek wordt veroverd
door krachtige persoonlijkheden en storytelling. Krachtige radio, zegt zij, wordt bereikt door risico, originaliteit en creativiteit.
Voor Geller is de ‘gastheer’ – de mens – de
belangrijkste factor van de toekomst van
de radio. En dat brengt ons onvermijdelijk
terug naar het gesproken woord, in plaats
van de muziek. De technologie en de functie­
omschrijving zullen veranderen, maar de
positie van de radioprogrammamaker als
meester-verhalenverteller zal nog altijd zeer
belangrijk blijven.
Het herdefiniëren van radio is cruciaal
voor de toekomst van het medium en de
komst van een dienst als Woord.nl is dan
ook prachtig. Op die manier kunnen veel
verhalen worden ontsloten. Als ze vergezeld gaan van overvloedige data, en als ze
in handige formats en tijdsblokken worden
gegoten, hebben audioplatforms de kans om
radio opnieuw te definiëren en luisteraars
én zenders een weg te bieden naar nieuwe,
oorbetoverende audio.
James Cridland is een ‘radio futurologist’. Hij werkte
voor de BBC en Virgin Radio, en runt media.info, een
media-informatie site.
{
{
{
{
Charlie bit my finger: Devon Glenn, How Much Money
Do YouTube Stars Make?, mei 2013, socialtimes.com.
Pandora: Jacob Siegal, Pandora market share
grows in the wake of the iTunes Radio launch, 5
november 2013, news.yahoo.com.
Valerie Geller: Beyond Powerful Radio: A
Commun­ic­ator’s Guide to the Internet Age.
Elsevier/Focal Press.
Interview Krulwich en Abumrad: New York Times,
7 April 2011.
Erik Jan Harmens Gelispel in de nacht
COLUMN
Ik ben nogal druk met van alles, pieker veel en ben
voortdurend vervuld van sterke gevoelens van melancholie. Om die reden heb ik vaak moeite met slapen,
of zoals Van Dale het definieert: met het komen tot
een ‘toestand van algehele rust, waarbij de zintuigen
niet werken en het bewustzijn ophoudt’. JC Bloem
schreef zijn beroemde regels: ‘Denkend aan de dood
kan ik niet slapen,/En niet slapend denk ik aan de
dood’, maar aan het onvermijdelijke einde denk ik dan
weer helemaal niet als het donker is geworden en ik
gestrekt lig te wachten tot mijn oogleden dichtvallen.
Wel aan de aangifte omzetbelasting over het vierde
kwartaal die ik nog moet indienen. En ook over zeer
specifieke zaken die een literair schrijver kunnen
kwellen.
horen. Als je heel erg je best doet kun je een aantal
woorden verstaan, maar lang niet alles. Als ik er voor
mijn doen vroeg inlig beginnen we met Met het oog
op morgen. Het is jammer dat Eva Jinek daar vertrokken is als presentator, want haar stem op lispelstand
bracht me weliswaar niet in slaap maar wel in een
algeheel aangename staat. Er waren nachten bij dat
ze na twaalf uur, als haar programma allang afgelopen
was, in mijn beleving gewoon doorpraatte, ineens in
persoon aan mijn bed gezeten, met een hand teder op
mijn dij gelegen, onverstaanbare woorden sprekend
tot ik niet meer dacht aan mijn omzetbelasting en niet
meer dacht aan teksten in dichtbundels op titel- of
strofehoogte, maar mijn ogen gesloten hield zonder
te knijpen en wegzakte in een weldadige waas.
Zo is er een bevriende collega die binnenkort debuteert bij een toonaangevende uitgeverij en mij naar
mijn mening vroeg over hoe zijn wijdlopige dichtwerk
nou eigenlijk zou moeten worden gelayout. Meer
specifiek was zijn vraag of in een poëziebundel bij een
tekst die meerdere pagina’s beslaat, de regels op de
volgende bladzijde op ‘titelhoogte’ of op ‘strofehoogte’ moeten doorlopen. Natuurlijk heeft u geen idee
waar ik het nu over heb, maar het gaat nu even om
het effect dat die vraag op mij heeft. Ik ben onmiddellijk bang dat ik mijn vriend het verkeerde advies geef
en dan straks mede-verantwoordelijk ben voor een of
ander échec. Daarbij is belangrijk dat ik een keuze heb
tussen A en B en daar zoveel stress over krijg dat ik
dan maar B kies, terwijl ik wéét dat het A is (en dan is
het dus ook A).
Overdag weet ik heel goed dat ik niet alleen ben.
Aan dat besef word ik voortdurend herinnerd,
bijvoorbeeld als, terwijl ik net lekker aan het schrijven
ben aan mijn roman, de postbode aanbelt om weer
een pakket af te leveren voor de buren, die graag
telewinkelen maar niet de moeite nemen thuis te
blijven om de bezorger op te wachten. Ook word
ik wekelijks opgebeld door goede doelen, aanbieders van goedkope energie en de uitbater van het
schaatsbaantje bij mij om de hoek, die achterstallige
contributie komt opeisen, terwijl ik nooit schaats –
maar als inwoner van het dorp waar ik woon moét je
het schaatsbaantje financieel ondersteunen, anders
word je niet geholpen bij de bakker en voeren ze je
hondje vergiftigde worst. De hele dag door sta ik zo
in contact met anderen, maar als de nacht is gevallen
twijfel ik er wel eens aan: of ik niet alleen op de wereld
ben, of niet iedereen in rook is opgegaan, of ik niet als
enige ben overgebleven.
Vervuld van dit soort over elkaar heen tollende
gedachtenopeenvolgingen kan ik natuurlijk niet inslapen. Vroeger stapte ik dan uit bed en maakte ik warme
melk met daarbij zo’n grote bel cognac dat zelfs een
olifant ervan tegen de vlakte zou slaan, mocht ie erin
slagen het breekbare glaasje heelhuids onder de slurf
te krijgen. Die spreekwoordelijke emmer dronk ik dan
in één keer leeg en na een korte incubatieperiode
tolde ik zo mijn mandje in. Maar ik drink al een tijd
geen alcohol meer en om nou helemaal uit bed te
stappen voor een glas warme melk, dat is me dan
weer te veel moeite.
Dus dan heb ik een andere oplossing: ik tast op mijn
nachtkastje naar de wekkerradio en druk de ‘sleep’knop in. Vroeger heette die knop nog ‘snooze’. Waar
het om gaat is dat als je die knop indrukt, de radio 59
minuten lang aan blijft staan en dan vanzelf uitgaat,
ervan uitgaande dat je dan inmiddels bent ingeslapen.
Er zijn nachten bij dat ik die knop drie of vier keer
opnieuw moet indrukken. Omdat ik ook niet langs de snelweg woon, heb ik de
radio nodig om er zeker van te zijn dat dat allemaal
maar inbeelding is. Ik luister naar Met het oog op
morgen en hoor Eva Jinek, of tegenwoordig dan Chris
Kijne of Lucella Carasso, en het maakt niet uit wat ze
zeggen – ze kunnen net zo goed een uur lang namen
uit het telefoonboek voorlezen. Als ik maar weet: jullie
zijn er nog. En dus ben ík er nog. Want ieder mens
bestaat bij de gratie van de anderen. Erik Jan Harmens is dichter en romanschrijver.
Bij Lebowski Publishers verscheen onlangs zijn vierde
poëziebundel Open mond.
Mijn radio staat standaard afgestemd op Radio 1, maar
het volume staat zo laag afgesteld dat je de stemmen
van de mensen die met elkaar praten nauwelijks kunt
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 21
Gevaarlijke stemmen
Ted Williams. Foto: Doral Chenoweth III /AP/Reporters
Wat maakt radio tot een ‘theater van de geest’? Door Gawie Keyser
Wereldroem wachtte drie jaar geleden op
de dakloze drugsverslaafde Ted Williams
– dankzij zijn stem. Deze 57-jarige exmilitair zwierf jarenlang door de straten
van Columbus, Ohio, waar hij een bestaan
bijeenschraapte als bedelaar bij verkeerslichten. Toen een plaatselijke videoverslaggever op een dag een filmpje van Williams
maakte waarin hij ogenschijnlijk in ruil voor
wat geld een radiojingle reciteerde, veranderde zijn hele leven in een klap. Zijn stem
werd een viral fenomeen; over de hele wereld werd het stukje video bekeken waarin
Williams, onverzorgd, met woest haar, zijdezacht sprak, haast verleidelijk: ‘When you’re
listening to nothing but the best of oldies,
you’re listening to Magic 98,9… ’ Binnen de
kortste keren bevond Williams zich voor het
voetlicht; hij werd uitgenodigd bij alle talkshows van de Amerikaanse networks; kreeg
een baantje als stem-personality in een
reclame voor een pastamerk, en verzorgde
de voice-over voor een film over daklozen.
Williams werd een visuele-media celebrity,
maar zijn faam dankte hij aan zijn nieuwe
status als ‘de man met de gouden stem’.
Een stem is beeld
Het verhaal van Ted Williams illustreert dat
de stem vooral ook beeld betekent. Met zijn
intonatie in loepzuivere bariton vertelt hij
in interviews dat hij een grote liefde voor
radio heeft, dat het medium een ‘theater van
de geest’ is. Het zijn clichés – meer dan een
stem is Williams zeker niet – maar ze tonen
wel aan dat radio een visueel medium kan
zijn door de unieke eigenschappen van de
stem. De stem heeft iets wezenlijks, dat de
luisteraar in het onderbewustzijn raakt. Dat
is de reden waarom mensen over de hele
wereld in de ban raakten van Williams. Het
is alsof de stem poorten opent naar ruimten
die de grenzen tussen droom en werkelijkheid doen verdwijnen. De stem brengt je in
22 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
een soort hypnose of een staat van zijn die
nodig is om beelden te creëren daar waar ze
niet daadwerkelijk bestaan.
Stemmen zijn als geesten in het verhaal, zoals de mysterieuze verteller in Lars
von Triers film Europa (1991) die nooit de
vertelling betreedt, nooit zichtbaar wordt,
maar ze zijn cruciaal in het maken en sturen van de betekenis van beelden die, ook
al gaat het in dit geval om een film, zelf door
de luisteraar-kijker worden gefabriceerd.
De stem, die van Max von Sydow, is een aanwezigheid, een hersenschim in Von Triers
vreemde verhaal over een Amerikaanse
conducteur die dienst doet bij een spoorlijn in het naoorlogse Duitsland. En we
luisteren, gevangen door de stem: ‘Every
time you hear my voice, with every word
and every number, you will enter into a still
deeper layer, open, relaxed and receptive.
I shall now count from one to ten.’ Het is
een film, maar het visuele is slechts de op-
pervlakte. Het auditieve graaft nog dieper,
nog verder in de geest van wie kijkt.
Een trance, dat is het. Zie het beeld van
iemand die in de ban van de stem luistert
naar auditieve fictie. Deze luisteraar beweegt niet, een en al concentratie, ogen
gericht op iets in de verte wat alleen hij of
zij kan zien.
The Fall of the City
De beroemdste en meest onvergetelijke
radiostem is die van Orson Welles. In de
jaren dertig maakte Welles voor CBS Radio
een serie hoorspelen gebaseerd op literaire
klassiekers onder de titel The Mercury
Theatre On Air, met als hoogtepunt een
bewerking van H.G. Wells’ The War of the
Worlds uitgezonden op 30 oktober 1938.
De realistische stijl die dit legendarische
media-event kenmerkte leidde tot paniek
in de straten doordat mensen dachten
dat het allemaal echt was. Maar Welles
vestigde zijn reputatie een jaar eerder al
met The Fall of the City gebaseerd op een
stuk van Archibald MacLeish, geschreven
in vrije verzen. Het verhaal gaat over een
verslaggever, Welles, die het gebeuren op
een plein in een niet nader genoemde stad
beschrijft waar een menigte zich verzamelt
in afwachting van de komst van een dictator. Het is een spannend werk waarin plot
afhankelijk lijkt van soundscapes, maar in
werkelijkheid is de stem van Welles álles.
Welles was een fysiek grote man met
een stem die erbij paste, maar in The Fall
of the City zit de hypnotische kracht van
zijn vertelling of verslaggeving in de wijze
waarop intonatie en uitspraak ‘klein’ worden. Stil, maar helder hoorbaar. Ieder
woord, iedere zin zichtbaar als lichtstralen
in het donker. De stem maakt beelden die
alleen voor het geestesoog bestaan. De
trilling in de stem reflecteert en stuurt de
psychologie van de luisteraar. Al luisterend
word je onzeker, ogenschijnlijk in je eentje
getransporteerd naar dat plein in de stad die
vallen gaat en waar chaos heerst.
De spanning stijgt
De stem als tegenwoordige-tijdverteller
neemt niet alleen waar, hij versmelt met wie
luistert. Hij staat duidelijk alleen ergens in
de stad met zijn microfoon, maar toch is hij
ín de huiskamer naast ons, de luisteraars.
Hij is deel van de verhaalwerkelijkheid,
maar net als wij apart van de personages,
die gevangen zijn in hun plaats in het geheel. Wanneer de bewoners van de stad
wild schreeuwen, ‘de stad is gevallen, dit is
de eeuw van de overheerser’, is het effect
onmiddellijk. De stem die tegelijk dichtbij
als ver weg is, daar in de stad en hier naast
ons, draagt angst en wanhoop over. De stem
schetst op subjectieve en objectieve wijze.
Een ijzeren figuur komt de stad binnen, een
mens in een soort stalen pak. Nu is het stil,
er is alleen de stem die beschrijft. Zinnen
in staccato. Ongeordende woorden, opeens
onbegrensd door het lyrisch vrije vers. De
stem breekt verder op, wordt nog kleiner
als de spanning stijgt wanneer de figuur
het vizier van zijn helm opent. De stem,
kwetsbaar: ‘There’s no one, no one at all.’
De shock van de leegte echoot in de stem
en ook in het hoofd van de luisteraar. Dan
verandert de stem. De onzekerheid is weg,
de toon is aanzienlijk lager. Nu geen observatie meer, maar commentaar, angstig,
verdoemend en didactisch. ‘The people invent their oppressors, they wish to be free
of their freedom.’
Nog dieper drijft Welles met zijn stem
het bewustzijn binnen met zijn Dracula uit
hetzelfde jaar, een stuk dat als vele andere
die zouden volgen de benaming ‘first person singular’ kreeg. Dat verwijst naar de
grammaticale term, maar meer nog gaat
het om een specifieke radiovorm waarin
authenticiteit en onmiddellijkheid centraal
staan, een literair-auditieve versie van de
achttiende-eeuwse realistische roman. De
stem is almachtig en betrouwbaar en draagt
alle betekenis in zich, van interpunctie tot
stijlfiguur. Welles’ monsterjager Van Helsing
en de anderen worden in het verhaal vervuld
van angst door de stem van Dracula. Door
het praten met een zwaar Oost-Europees
accent brengt hij Lucy in vervoering, verleidt hij haar, zijn stem brengt de dood.
Welles’ radio-Dracula blijft ongeëvenaard,
en de reden hiervoor ligt verborgen in de
mysterieuze kwaliteiten van de stem.
Buchenwald
Met werken als deze voor Mercury
bracht Welles een mediarevolutie teweeg.
Niemand snapte de relatie tussen stem en
radio beter dan hij. In zijn Welles-biografie
uit 2003 merkt Peter Conrad op dat Welles
het medium aanvankelijk gebruikte als een
podium voor politieke redevoering. Maar al
gauw ging het veel verder dan dat. Conrad:
‘Radio was voor hem een psychologisch
arglistig medium. De stem alleen al, resonerend vanuit een lichaam dat altijd onzichtbaar blijft, was als een geest die fluisterde
in het oor van de luisteraar.’
Met zijn stem als ‘aanwezigheid’ legde
Welles het fundament voor de klassieke
vorm van radioverslaggeving zoals die in
de jaren daarna in de oorlog verder werd
ontwikkeld door onder anderen Edward
R. Murrow voor CBS. Murrow had net als
Welles door dat de stem het ijkpunt vormt.
De stem is ter plaatse, even geruststellend
als ontregelend. Murrow was een van de
eerste journalisten die Buchenwald binnengingen. Zijn stem: ‘I pray you to believe
what I have said about Buchenwald. I have
reported what I saw and heard, but only
part of it. For most of it I have no words....
If I’ve offended you by this rather mild account of Buchenwald, I’m not in the least
sorry.’ De stem, die zelfs in de stilte klinkt
(‘I have no words’) vertelt de waarheid. De
stem beschrijft levensgevaarlijke situaties,
maar de stem brengt ook hoop. Het ondenkbare wordt hanteerbaar doordat de stem
visualiseert. Maar in dat laatste schuilen
nachtmerries.
Tussen grondlegger Orson Welles en
volgelingen als Murrow en moderne stemmen als Ted Williams ligt een kloof: Welles
was een genie dat met zijn stem de cultuur
veranderde, Williams is een zwerver met
een bovennatuurlijk mooi klinkende stem.
Maar gemeen hebben ze de magie van een
stem die mensen uit alle lagen van de bevolking raakt. Welles bereidde de weg voor
beroemde stemmen die in de massamedia
tot leven kwamen: Mel Blanc, die in de cartoons van Warner Bros. iedereen speelde,
van Bugs Bunny tot Foghorn Leghorn,
Casey Casem, Shaggy in Scooby Doo, maar
meer nog decennia lang de stem van de Top
40 in Amerika; Garrison Keillor die radio
op eigenzinnige wijze opnieuw uitvond met
ironische sketches vol bitterzoete humor en
fijnzinnig politiek commentaar in A Prairie
Home Companion.
Netwerk van pijpen
Stemmen als deze dringen door tot gemeenschap én individu. Toen zwerver Williams
internationaal beroemd werd, kwam dat
niet alleen door het internet. Zelfs al was er
geen internet, maar slechts radio, dan nog
zou Williams ‘viraal’ zijn gegaan, om het
anglicisme te gebruiken. Dat dekt wel de
lading: infectie op grote schaal. De stem, geruststellend, betrouwbaar, brengt in eerste
instantie de belofte van een gemeenschappelijke ervaring. Bertold Brecht voorspelde
begin jaren dertig dat radio een platform
voor ‘echte, sociale communicatie’ zou
bieden, bijna als een ‘netwerk van pijpen’
dat mensen verbindt. Hier staat tegenover
dat de stem gevaarlijk is, de stem heeft een
spookachtig karakter (Welles), de stem
spreekt tot de mens, tot zijn diepste angst,
ironisch genoeg als een afluisteraar die alles
wil weten en uiteindelijk ook alles weet van
wie luistert. De stem is een potente entiteit
die beelden creëert die zich op willekeurige
wijze vermenigvuldigen; weerstand bieden
tegen de stem die alle grenzen met de voeten treedt, heeft uiteindelijk geen zin. I shall
now count from one to ten.
Gawie Keyser schrijft over film en cultuur in
De Groene Amsterdammer. Ook verzorgt hij
filmrubrieken voor het radioprogramma
OBA Live van HUMAN.
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 23
Luisteren
naar de dingen
en die haalden dan ook spectaculaire bezoekcijfers, maar ik denk dat de meeste
Nederlanders toen eigenlijk maar één keer
in hun leven oog in oog stonden met het
reëel bestaande kunstwerk, en dat was dan
nog vaak tijdens de verplichte schoolreis.
Het kunstbezit bestond, maar je zag het zelden in levenden lijve. Openbaar Kunstbezit
hing dan ook bescheiden foto’s van kunstwerken in de trein, één per compartiment,
met titel en verblijfplaats erbij. Dáár zag
je Jasper Johns’ Untitled, daar hing ook
Barnett Newman’s Who’s afraid of Red,
Yellow and Blue. De boodschap was: wij
tonen u het plaatje, maar dat is surrogaat
voor de ware beleving. Daarvoor moet u
naar het museum. Daar kunt u het ervaren,
inclusief de geur en de glans, inclusief de
zaal, de andere bezoekers.
Verheffing
Sutton Hoo helm, 7e eeuw, Suffolk, Engeland. © The Trustees of the British Museum
Radio is een uitstekend medium voor het tonen van
beeldende kunst. Door Koen Kleijn
Zelden hoorde ik zulke verhelderende gesprekken over hedendaagse kunstwerken
als tussen kunstenaars en de radioverslaggevers van het onvolprezen programma
De Avonden, met Gijsbert van der Wal als
glanzend exempel. ‘Wat zien wij?’, vraagt de
verslaggever, staand in het atelier. De kunstenaar neemt de luisteraar vervolgens mee
door het werk, of beter: door het werken
aan het werk. Hij vertelt hoe het in elkaar
zit, niet hoe het er uitziet. ‘s Luisteraars oren
zetten vervolgens de hersens in gang: dat is,
letterlijk, ver-beeld-ing.
Openbaar Kunstbezit
Die praktijk heeft een lange, fraaie traditie. In 1956 richtte de beeldhouwer Jobs
Wertheim (1898-1977), een overlevende
van Theresienstadt, de stichting Openbaar
Kunstbezit op. In 1957 begon die stichting
aan een radiocursus die al gauw erg populair werd. De formule was simpel: op de radio bespraken deskundigen een kunstwerk,
oud of nieuw. De abonnees ontvingen tevo-
ren een losbladig pakketje met daarin een
afbeelding in kleur, en extra tekst; tijdens
de uitzending nam je het plaatje op schoot,
later kon je alles nog ‘s nalezen. De pakketjes konden in stemmige blauwe ringbanden
worden gedaan en vormden zo, op den duur,
een kunst-encylopedie. Tienduizenden
Nederlanders hadden zo’n blok van blauwe
banden in de boekenkast. Trouw namen zij
nieuwe edities af, ook toen het programma,
vanaf 1963, op de televisie verscheen. Dat
was immers maar een kleine verbetering,
want de televisie was nog zwart-wit.
Dat Openbaar Kunstbezit zo populair was had te maken met het feit dat
Nederland toen veel groter was. Mensen uit
Groningen of Heerlen stapten niet zomaar
in de trein voor ‘een dagje Amsterdam’,
zoals zij dat nu doen, en mensen die zich
toen nog onbekommerd ‘arbeiders’ of
‘kleine middenstand’ noemden liepen niet
zomaar een museum binnen. Voor een grote
Rembrandt- of Van Gogh-tentoonstelling
met nationaal belang kwamen ze graag,
24 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
Jobs Wertheim stamde uit een beroemd
Amsterdams geslacht van bankiers en filantropen. Zijn grootvader was A.C. Wertheim,
een van de stichters van het Concertgebouw
en lid (het enige joodse) van het comité dat
de herbouw van de Stadsschouwburg financierde. Na zijn verschrikkelijke oorlogstijd
zette Jobs Wertheim zich in voor de verbreiding van kunst en cultuur onder de bevolking, vermoedelijk met het hoge motief dat
een beter opgevoede, breder georiënteerde
samenleving zich minder gauw aan barbarij
zou overgeven. Dat was een gedachte die nu
wel door politici van rechtse snit schamper
wordt afgedaan als een streven naar ‘verheffing’ in de zin van schoolse rode betutteling, maar het ideaal was veel verhevener
dan dat, en zo werd het ook gevoeld. De
populariteit van Openbaar Kunstbezit was
er een bewijs van; ze wijst natuurlijk ook op
de hemeltergende saaiheid van het leven,
het verlangen naar verandering en kleur,
en met de nog zo gezeglijke attitude van de
Nederlander, die gewend was zijn mond te
houden als de hoogleraar sprak. Ik denk
echter dat ook het medium zelf een cruciale rol speelde. Het gesproken woord op de
radio was toen, misschien wel meer dan nu,
de katalysator van verbeelding. Die functie
is ondanks de komst van de televisie, en het
beeldenbombardement dat ons nu elk uur
van de dag wakker houdt, nog altijd intact.
Koreaanse dakpan
In 2010 werd de relatie tussen woord en
beeld op een briljante en stoutmoedige manier belicht door het British Museum in de
serie programma’s A History of the World in
100 Objects. Dat leek op Museumschatten,
gepresenteerd door Henk van Os: een bevlogen directeur bespreekt in vijftien minuten
één van de miljoenen curieuze voorwerpen
uit zijn collectie. In honderd afleveringen
kwam zo twee miljoen jaar menselijke cultuurgeschiedenis voorbij, van een stenen
werktuig (een bijl kon je het niet noemen)
uit Tanzania (1,8 miljoen jaar oud) tot een
creditcard. Alles zat erbij: een gravure van
Dürer; een zestiende-eeuwse verentooi
uit Hawaii; een Koreaanse dakpan uit de
achtste eeuw; een vijfduizend jaar oude bijl
van jade uit de Italiaanse alpen, gevonden
in Canterbury; een Huastec godenbeeldje;
een Soedanese houten trommel in de vorm
van een buffel, enzovoorts. Er was één
belangrijk verschil met Museumschatten:
A History of the World was gemaakt voor
radio, namelijk BBC Radio 4.
In plaats van fraai belichte close-ups
van zachtjes ronddraaiende voorwerpen
met pinkelende barokmuziek was er alleen
maar de stem van Neil MacGregor. Je kon
natuurlijk de website erbij halen en het
plaatje bekijken, maar au fond moest je
je toch het hele ding voorstellen, verbeelden. MacGregor was een virtuoos in het
verwoorden van wat hij zag. Hij beschreef
bijvoorbeeld de Steen van Rosette (aan de
hand waarvan Champollion het hiërogliefenschrift ontcijferde) als een saai brok
graniet ‘ongeveer zo groot als één van de
grote koffers op wieltjes, waar je mensen
op luchthavens mee ziet zeulen’.
Het was niet alleen MacGregor, die je
hoorde. Waar nodig zette hij uitgelezen
hulp in. Een Soedanese journaliste besprak
die houten trommel, die de heel wrede
geschiedenis van haar land belichaamde.
In de uitzending over een zevende-eeuwse
Angelsaksische helm, gevonden in het
dorp Sutton Hoo, kwam de dichter (en
Nobelprijswinnaar) Seamus Heaney
aan het woord, de vertaler van Beowulf.
Heaney kende de helm, besprak een stukje
uit Beowulf, en vergeleek hem vervolgens
met de helmen van de brandweermannen
die zich op 11 september 2001 zo onderscheiden hadden. Toen Dürers afbeelding
van een neushoorn aan bod kwam, sprak
MacGregor met de neushoornbewaker
van de dierentuin van Chester; voor de
bespreking van een Duitse spotprent
uit de Reformatie, waarin Luther wordt
verheerlijkt en de Paus en de Keizer voor
paal worden gezet, nodigde MacGregor Ian
Hislop uit, de vrolijke hoofdredacteur van
het satirische weekblad Private Eye (en bekend panellid van Have I got News for You).
Een gok
Bij dat soort star power en deze brede
armslag, waar het om cultuurgeschiedenis gaat, staat een Nederlander altijd een
beetje bedremmeld. Het is onmiskenbaar
zo dat de gemiddelde Brit een sterkere
belangstelling voor het verleden heeft
dan de gemiddelde Nederlander, of lie-
Jobs Wertheim biedt mevrouw G. van Willemswaard een kunstwerk aan als honderdduizendste inschrijfster
op de cursus van Openbaar Kunstbezit. Foto: ANP
ver: dat in Groot-Brittannië het verleden
sterker leeft dan in Nederland. Wij doen
een inhaalslag – drie boeken tegelijk over
Willem I, II en III – maar voor zo iemand
als William Hague, de huidige Minister van
Buitenlandse Zaken, die tijdens zijn oppositiejaren ook nog tijd had om een voortreffelijke biografie van William Pitt de Jongere
(1759-1806) te schrijven, daarvoor hebben
wij in Nederland geen vergelijk. Kent u een
minister of een kamerlid dat ooit zoiets
schreef? Een wethouder?
A History of the World was een gok die
prachtig uitpakte. Het programma werd een
uitzonderlijk succes voor BBC Radio, en het
Museum. Zelfs toen er later een dik boek
van gemaakt werd bleef het visuele aspect,
de foto’s, discreet op de achtergrond. A
History of the World was radio op zijn radioost – niet de ogen, maar de oren hadden
het primaat, en bleken een krachtiger rol
in de ‘verbeelding’ te spelen dan je zou vermoeden. De stemmen gaven het ongeziene
voorwerp massa, diepte, en glans.
Zou dat in Nederland niet kunnen?
Het Nederlandse equivalent is er, in boekvorm: De geschiedenis van Nederland in
100 voorwerpen, door Gijs van der Ham,
conservator van het Rijksmuseum. Vorig
jaar maakte de NTR ter gelegenheid van de
heropening een éénmalige documentaire
met dezelfde titel, waarin vijf voorwerpen
werden belicht. Daar bleef het bij. Pogingen
om een langere radioserie te maken strandden op het voor de hand liggende argument:
‘Dat moet je dan toch eigenlijk op televisie
doen, niet waar?’
beeld overschat. Neem Museumschatten.
Wijlen mijn grootmoeder mocht er graag naar
kijken. Dat vond ik leuk, omdat ik wel eens
een aflevering voor Van Os had geresearched
en uitgeschreven. Daar trok hij zich bij de
opnames overigens heel weinig van aan,
vertrouwend op zijn improvisatievermogen
en op het charisma dat hij met hectoliters
tegelijk over het vaderland uitgoot. Als ik
mijn oma vroeg waar de bevlogen museumdirecteur het zoal over gehad had, dan zei
ze dat niet te weten: ze had alleen naar hem
geluisterd. ‘En o, en hij vertelt het allemaal zo
fijn….’ Ze had er de ogen bij gesloten.
Het effect van Van Os’ stem heb ik later
nog geregeld gedemonstreerd gezien. Voor de
tentoonstelling De Weg naar de hemel in de
Nieuwe Kerk te Amsterdam – over relieken en
reliekhouders – had Van Os zelf de audiotour
ingesproken. Dat was al even losjes en gemakkelijk gedaan als bij zijn Museumschatten. Je
hoorde de kunsthistoricus in je oor alsof hij
naast je stond en je zachtjes meenam op zijn
hoogstpersoonlijke kijkroute. En als hij zei ‘…
en als u zich nou omdraait, en even naar die andere vitrine kijkt…’ dan draaide de bezoeker
zich stante pede om. Als betoverd. En botste
tegen een bezoeker op die geen audiotour
genomen had.
De luisteraar doolt immers rond in een
andere wereld dan de jouwe, een wereld
met een eigen geluid, eigen stemmen, eigen
verbeelding. Gedwee volgen ze de betovering, glazig staren ze je aan: ‘Wat moet dat
daar, in mijn cocon?’
Koen Kleijn is kunsthistoricus en journalist.
{
Ogen gesloten
Niet waar, dus. De mogelijkheid tot verbeelding wordt onderschat; de waarde van het
De afleveringen van History of the World zijn
op www.bbc.co.uk/podcasts/series/ahow te
beluisteren en als podcast te downloaden.
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 25
Sam de Jong Een douche voor de ziel
COLUMN
Toni Servillo in La Grande Bellezza, 2013
Mijn eerste poging om een speelfilm te schrijven
strandde vorig jaar in Los Angeles. Koortsachtig ijlend
van een reinigende sappenkuur die mij was aanbevolen door een Amerikaanse collega. Maar ik geloofde
niet meer in mijn plan. De producent die juichend
langs de zijlijn stond kon dat niet veranderen. Een
enthousiasteling die – terwijl hij mij in zijn gehuurde
cabrio locaties liet zien voor ‘onze’ film – bleef
herhalen: ‘Sammy, your movie is getting fucking made
man!’. Mooi niet. Negentig minuten is lang en Los
Angeles heet. Werken ging niet.
Terug in Amsterdam vond ik dat ik krankzinnig was
geweest. Een film schrijven over vreemde mensen in
een onbekend land. Onmogelijk. Ik vond mijn draai
hier weer en kwam op het spoor van een aantal
intrigerende verhalen. Ik maakte een korte film met
een negenjarige hoofdpersoon die mij inspireerde.
Een jongetje dat tijdens het draaien de set stil legde
om mij onder vier ogen te vertellen dat hij een
oogje had op mijn vriendinnetje. Als ik niet op zou
passen, zou ze aan het eind van de draaidag de zijne
zijn. Geïntrigeerd begon ik een langere lengte uit te
werken. Het voelde goed. Ik had het gevoel dat ik iets
bijzonders te pakken had. Het leven van deze jongen
is ingewikkeld en het drama duidelijk. Daardoor
kreeg ik grip op de vertelling. Ik kon het overzien.
Getroebleerde jongen, problematisch gezin, drugs
verslaafde vader, werkeloze moeder. Drama, en dat
dichtbij huis, in Amsterdam.
Toen ging ik samen met een vriend naar La grande
bellezza. ‘Grote thema’s’ zei hij na het zien van de
film, ‘dat doen we nooit in Nederland’. Ik moest even
nadenken over wat hij precies bedoelde. Vagelijk
begreep ik het. Hij vond de film ‘een douche voor zijn
ziel’, een interessante verwoording van de belevenis.
Het bleef door mijn hoofd spoken. Was mijn scenario
een douche voor de ziel te noemen? Nee. Zeker niet.
Het gaat over mensen in de lagere sociale klassen.
Vaak in het nauw gedreven. Een film over mensen
die weinig controle hebben over hun eigen gedrag.
Weinig zelfreflectie kennen. Ze boden structuren en
verhalen waar ik tot dan toe altijd door gefascineerd
was geweest, maar die ineens te veilig voelden.
Helemaal niet dichtbij maar juist ver weg en daardoor
26 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
op overzichtelijke afstand. Makkelijker te overzien
en daardoor eenvoudiger te beschrijven. Probeer
maar eens een monoloog van Jep Gambardella [de
hoofdpersoon in La grande bellezza, red.] op papier te
zetten. Dat is heel wat ingewikkelder dan scheldende
pubers. Natuurlijk kan alles relevant zijn maar ergens
bekroop mij een beangstigende gedachte. De film
waar ik aan schrijf, ken ik al. Op een of andere manier
geeft de thematiek ervan mij weinig uitdaging. Ging
het schrijven daarom zo makkelijk?
Karl Ove Knausgaard schrijft in zijn A man in love dat
hij helemaal gek werd van alle fictie op aarde. Zoveel
verzonnen boeken en verhalen. Fantasieën. Hij kwam
tot de conclusie dat hij alleen zichzelf enigszins kende.
Hij besloot zijn hele leven in detail te beschrijven in
zes delen. Dat is zo mooi en bijzonder geworden dat
je er duizelig van wordt. Zoveel detail en liefde. In La
grande bellezza herken ik eenzelfde soort precisie.
Eenzelfde drang. Het zijn kunstwerken die heel erg
dichtbij komen, zonder dat ze klein, introvert of
navelstaarderig worden. Ze gaan over existentialistische vraagstukken. Dat is wat die vriend bedoelde met
grote thema’s. Het zijn onderzoeken naar zingeving
in hedonistische tijden. Tijden waarin niks meer zeker
is en veel mensen verloren ronddolen. Ik merk om
mij heen dat deze werken veel mensen diep raken. Ze
bespreken iets wat we nog niet kunnen verwoorden,
een wereld die alleen in beelden en sferen te vangen
is. In het geval van cinema is dat het hoogst haalbare.
De creatie van een nieuwe wereld die schuil gaat
achter het beeld en geluid. Een wereld die we alleen
voelen en waar we moeilijk over kunnen praten. Ik
weet niet goed welke kant ik op ga. Het plan dat ik heb
liggen is goed, maar het geeft mij persoonlijk weinig
antwoorden. Het daagt me geestelijk niet uit. Er is
veel meer aan de hand en daar moet ik naar toe. Het
is eng en groots om daar aan te gaan staan maar ik
voel me er tot aangetrokken. Er is nu in Nederland een
belangrijke film te maken, dat weet ik wel. Een film die
nog nooit gemaakt is. Er hangt iets in de lucht waar
grote behoefte aan is. Hopelijk durf ik hier naar op
zoek te gaan. Zo niet, dan zijn er met mij vele anderen.
Sam de Jong is scenarioschrijver en regisseur. Momenteel schrijft
hij aan zijn debuutfilm. www.samdejong.com
Edzard Mik Een soort sadisme
COLUMN
Afgelopen kerstvakantie zag ik met mijn dochter van
elf de animatiefilm Frozen. Een jonge prinses moest
haar kleinere zusje afwijzen en zich opsluiten in haar
kamer, omdat alles wat ze aanraakte, veranderde in
ijs. Toen ze koningin werd, kon ze niets anders doen
dan het kasteel uitvluchten en hoog in de bergen een
ijskasteel voor zichzelf scheppen. Haar zusje, door
haar in een driftaanval aangeraakt, veranderde ondertussen in een ijsklomp, en moest al bevriezende naar
de koningin op zoek. De afwijzing, de eenzaamheid
van de zusjes, de IJskoningin die alleen in isolement
zichzelf kon zijn en haar krachten kon laten gelden en
de dreiging van de meest claustrofobische dood die
zich maar laat voorstellen – mijn dochter was geraakt,
en ik niet minder.
Fantasiefilms spelen in op angsten die ieder kind
heeft, alleen zijn verhaal en personages niet aan de
ons omringende werkelijkheid ontleend. Nederlandse
realistische films doen dat wel, met nogal dubieuze
overgave, vind ik. Het is mogelijk dat ik een door allergie vertekend beeld heb – ik sta niet voor mijzelf in
– maar ik heb de indruk dat kinderfilms, Nederlandse
kinderfilms, net als Nederlandse kinderboeken, nogal
eens worden volgestouwd met actuele problematiek zoals echtscheiding, zelfmoord en verslaving.
Een beetje kinderfilm lijkt het niet zonder spuit en
touw en geschreeuw te kunnen stellen. Er hoeft
niets verzonnen te worden, het leven draagt de
nachtmerries op een presenteerblaadje aan. Net
als bij reality-tv komt het vooral aan op adequate
montage en spelersregie. Mijn dochter heeft ook
Kauwboy gezien. Ze was er erg over te spreken. Ik
begreep dat het een grensgeval is, de film biedt net
wat meer dan realisme, alleen moest het wel weer
op z’n Nederlands echt grimmig worden. Je ziet dat
fenomeen ook bij jeugdboeken, bij B-boeken (tot
twaalf jaar) begint het al, maar bij C-boeken is het één
en al rauw drama. Zelfs paardenboeken lijken in de
verdrukking, verdorie!
Het is de vraag of je kinderen wel daarmee zou
moeten voeren. Misschien valt al dat leed niet door
hen te verteren. Misschien zouden filmmakers eens bij
zichzelf te rade moeten gaan of het een perversiteit is
die hen aanzet tot rauw realisme, een soort sadisme
om kinderen hun eigen onbehagen betaald te zetten,
of een misplaatst heroïsme, zo van: weg met de hypocrisie, ik druk kinderen met hun neus op de feiten, ik
geef ze de ultieme opvoeding.
Toch denk ik dat de heftigheid van dat geserveerde
leed niet het werkelijke probleem is. Hoe heftig dat
leed ook is, het is niet heftiger dan wat je in fantasiefilms ziet of wat al eeuwen in mythen en sprookjes
aan kinderen wordt verteld. Bambi’s moeder gaat
dood (wat kan er erger zijn?), grootmoeder verdwijnt
in een wolvenbuik, kwaadaardige stiefmoeders zorgen
voor eeuwige slaap en vermoorde vaders moeten
gewroken worden.
Het genre Nederlands realisme dankt zijn populariteit
aan dat schijnbare samenvallen met de werkelijkheid.
Voor kinderen is het een feest der herkenning. Ze
zijn niet blind, ze hebben allang gezien dat het leven
geen zoete droom is – hun ouders zijn gescheiden,
een klasgenoot heeft zelfmoord gepleegd, de oudere
broer is verslaafd, een vriendinnetje heeft in het
ene huis een depressieve vader, in het andere twee
moeders, waarvan er een borstkanker heeft, en
het Jeugdjournaal heeft daar nog eens een schepje
bovenop gedaan met een item over een scholier in
South Dakota die klasgenoten heeft afgeknald.
Dat weergeven lijkt van bescheidenheid te
getuigen, alsof er niets wordt toegevoegd, niets
wordt verdraaid of uit de duim gezogen. Realisme lijkt
een nauwkeurige weergave van de werkelijkheid, zo
nauwkeurig dat er tussen die werkelijkheid en de verbeelding ervan geen ruimte meer lijkt te zitten. Maar
het is evenzeer een constructie als elk ander genre, en
dus fictie, één van de ontelbare mogelijkheden om de
verbeelding vorm te geven. Je ziet het er niet meteen
aan af, het doet zich als ‘natuurlijk’ voor, maar het
is een geraffineerde leugen, die doorgaans een plat
moralisme aan het zicht onttrekt.
Realisme is verre van pretentieloos. De pretentie
is dat het problemen bespreekbaar maakt en kinderen
een handvat biedt voor de omgang ermee. Heimelijk
heeft het een therapeutisch oogmerk, en eigenlijk
kun je dat ook zeggen van veel televisieprogramma’s
en populaire boeken: de verbeelding is niet vrij maar
geknecht, er is een therapeutische begeleiding van de
wieg tot het graf.
De veronderstelling is dat we niet meer weten hoe
het leven op eigen schouders te nemen. We schijnen
het zelf niet meer te redden maar moeten permanent
geholpen worden bij de verwerking van alles wat ons
overkomt en ons als persoonlijk onrecht of krenking
eigenlijk niet had mógen overkomen. Ook daarin is
het genre dubbelzinnig: de werkelijkheid lijkt serieus
genomen te worden maar wordt eigenlijk afgewezen.
Het roept: dit is de werkelijkheid, er is niets anders
mogelijk dan wat er is. En wat er is, deugt van geen
kanten en had er niet mogen zijn.
Dat is naargeestig en beklemmend. Je kunt je
afvragen of het kinderen niet tekort doet. Wat de
werkelijkheid is, maken we immers zelf uit. Waarom
zouden er geen wonderen bestaan, geen uitzonderingen of onverwachte scenario’s? Er zijn zoveel werkelijkheden als we er kunnen verzinnen, onze vrijheid
ligt in het spel daarmee, moedwillige beperking zou
je daarom als kindermishandeling kunnen opvatten.
Zelfs de flauwste Disneyfilm is genereuzer naar het
kind dan het rauwe realisme van veel Nederlandse
kinderfilms.
Edzard Mik is schrijver en journalist.
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 27
Mediafonds Mededelingen
Woord.nl
Op maandag 3 maart lanceren de VPRO,
NPO, Instituut voor Beeld en Geluid en het
Mediafonds het platform voor verhalende
radio Woord.nl. Met bijdragen van Hermineke
van Bockxmeer, directeur Media en Creatieve
Industrie van het ministerie van OCW en
vertellers/sprekers als Paulien Cornelisse &
Chris Bajema en Maartje Smits. Vincent Bijlo
presenteert de middag.
Ter ere van de lancering zijn er verschillende bijeenkomsten voor makers en publiek.
In samenwerking met AVROTROS en het
Nederlands Letterenfonds organiseert het
Mediafonds op dinsdag 4 maart om 16.00 uur
een bijeenkomst over audiodrama in het nieuwe Vondelparkpaviljoen. Poetry International
presenteert in het kader van Woord.nl op
4 maart om 20.30 uur een programma over
poëzie in de Schouwburg in Rotterdam. Ook
is er op zondag 9 maart om 16.00 een speciale
editie van Echt gebeurd (zie p. 11)
Om de ontwikkeling en productie van
bijzondere nieuwe audiocontent te stimuleren
heeft het fonds twee regelingen in het leven
geroepen, waarvan de output op Woord.nl te
beluisteren zal zijn. Dat zijn de Open Woorden
regeling, zie p. 3 en een opdrachtregeling met
het Nederlands Letterenfonds, zie p. 5.
Nu of Nooit!2
In december 2013 zijn in EYE zes nieuwe korte
jeugdfilms in première gegaan die voortkomen
uit de regeling Nu of Nooit!:
Alles mag – scenario: Maarten van Voornveld,
Chiel van der Wolf en Steven Wouterlood; regie:
Steven Wouterlood (Stetz Film / VPRO)
De jongen die dacht dat hij goed was zoals hij
was – scenario: Roslin Prager; regie: Tami Ravid
(IDTV Drama / KRO)
Munya in mij – scenario: Fiona van Heemstra;
regie: Mascha Halberstad (Viking Film / VPRO)
Salãm – scenario: Floor Paul; regie: Johan
Timmers (IJswater Film / KRO)
Wachten op Marissa – scenario: Zoubaid Sheik
Joesoef; regie: Rolf van Eijk (Dutch Mountain
Movies / NTR)
Johnny Bakru – scenario: The Drama Queens;
regie: Ineke Houtman (Revolver / VPRO)
Tessa Boerman presenteerde de middag.
De films zijn in de kerstvakantie uitgezonden
op Zapp en inmiddels te zien op www.zapp.nl/
bios/films.
Nu of Nooit! 3
Zapp en het Mediafonds hebben na twee
succesvolle lichtingen besloten een derde
editie van Nu of Nooit! te organiseren. Voor
dit stimuleringsproject voor de ontwikkeling
en realisering van cultureel divers jeugddrama
voor kinderen van 8 tot 12 jaar wordt gezocht
naar toegankelijke, filmische en op originele
wijze vertelde verhalen, die geworteld zijn in
de hedendaagse, multiculturele samenleving.
De beoordeling gebeurt op basis van artistieke
kwaliteit én cultureel divers karakter. Deadline
voor indienen voor ontwikkelingssubsidie is 4
juni. Op 6 mei organiseert het fonds een feedback dag, waar makers input op hun project
kunnen krijgen van onafhankelijke professionals. Zie voor meer informatie onze website.
Documentaire bijeenkomst
Half mei organiseert het fonds een debat over
vernieuwing binnen de documentaire. In de 609
is in de afgelopen jaren regelmatig aandacht
besteed aan dit onderwerp. Vragen die dan aan
de orde komen zijn: is er sprake van een grote
eenvormigheid van de Nederlandse documentaire? Zo ja, wat zijn daarvan de oorzaken, en
hoe kan deze worden doorbroken?
Gezocht wordt naar eigentijdse, urgente verhalen, die verteld worden middels een krachtige
beeldtaal. De deadline is 11 maart.
Kids & Docs workshop
De Kids & Docs workshop, onder leiding van
documentairemaker Coco Schrijber, is in de afrondingsfase. In maart leveren acht filmmakers
de voor acht verschillende omroepen ontwikkelde filmplannen voor jeugddocumentaires in
ter beoordeling van het fonds:
Reber Dosky – HUMAN
Niki Padidar – NTR
Zoeteke Lugthart – AVRO
Eef Hilgers – IKON
Arianne Hintz – KRO
Sjoerd Niekamp – NCRV
Margot Schaap – VPRO
Wendelien Voogd – EO
De plannen die productiesubsidie ontvangen
zullen in het najaar op Cinekid en IDFA in
première gaan en vervolgens op televisie
uitgezonden worden. Kids & Docs is een
samenwerkingsproject van IDFA, Cinekid en het
Mediafonds.
Kort! 14
Medio januari selecteerde een gezamenlijke
commissie van het Nederlands Filmfonds,
het Mediafonds en de NTR uit 101 inzendingen de volgende tien projecten voor
productiesubsidie:
Das Wad – scenario en regie: Rob Lücker.
Producent: Hazazah Pictures.
Der Kaiser – scenario: Sammy Reynaert; regie:
Eché Janga. Producent: Lemming Film.
In The Pit – scenario en regie: Nima Mohaghegh.
Producent: Habbekrats.
Kuthond – scenario: Jolein Laarman; regie:
Mees Peijnenburg. Producent: Pupkin Film.
Leeg – scenario: Gustaaf Peek; regie:
Flynn von Kleist. Producent: Waterland Film.
Loodvrij – scenario en regie: Dennis van de Ven.
Producent: Electric Zoo.
Malaguti Phantom – scenario en regie:
Sam de Jong. Producent: 100% Halal.
P – scenario: Saskia Diesing; regie:
Aaron Rookus. Producent: VENFILM.
Spotters – scenario: Don Duyns; regie:
Wim van der Aar. Producent: IJswater Films.
Salto Mortale (animatie) – scenario:
Rudi Brekelmans; regie: Frodo Kuipers.
Producent: il Luster Films.
Sandberg@Mediafonds
In januari is een nieuwe editie van de masterclass begonnen die het Mediafonds samen met
het Sandberg Instituut organiseert. Dit jaar is
de titel en het onderwerp: Quantified reality:
een verhaal tussen data, macht en werkelijkheid. Zijn onafhankelijke mediamakers nog in
de positie om de steeds in urgentie groeiende
kwesties als transparantie, privacy, big data etc.
in een nieuw kader te plaatsen en voorrang te
geven boven politiek en economie? Of kunnen
zij als relatief kleine partijen onmogelijk op
tegen de persvoorlichters en de zee van informatie? Op welke manieren kunnen zij inzicht,
tolerantie, begrip, menselijkheid onderkennen?
Wat is het antwoord van de afgeluisterden op
de NSA? Wordt het open web geslotener? Met
een aanzet van deze vragen gaan de teams van
makers, journalisten en ontwerpers aan de slag
met input van gastdocenten. Op donderdag 5
juni presenteren de teams hun projecten in het
Tolhuis.
Point Taken
Tijdens Cinedans, op zaterdag 15 maart, gaan in
EYE drie nieuwe dansfilms in première onder de
vlag van het project Point Taken.
Ik ben de enige – choreografie: Toer van Schayk;
regie: Barbara Makkinga. Producent: Interakt.
The Mirror – choreografie: Guy Weizman;
regie: Gijs Kerbosch. Producent: 100 % Halal.
Zwemmen of Verzuipen – choreografie:
Jaakko Toivonen; regie: Michiel Vaanhold.
Producent: BosBros.
Point Taken is een samenwerkingsproject van
het Fonds Podiumkunsten en het Mediafonds
in samenwerking met Cinedans en de NTR.
One Night Stand X
Afgelopen december zijn 86 plannen ingediend
in het kader van de tiende editie van One Night
Stand. Eind februari heeft een gezamenlijke
commissie van het Mediafonds, het Nederlands
Filmfonds en de omroepen aan 12 projecten
ontwikkelingssubsidie toegekend.
De Oversteek VIII
Het Mediafonds, het Nederlands Filmfonds en
de omroepen slaan voor de achtste keer hun
handen ineen voor De Oversteek. Dit project
is bedoeld voor beginnende regisseurs die
werken aan hun eerste of tweede speelfilm.
28 609 – cultuur en media maart 2014 Mediafonds
Over het fonds
Het Mediafonds stimuleert de totstand­
koming van cultureel media-aanbod via radio,
televisie en internet voor de landelijke en
regionale publieke media-instellingen. Het
fonds verstrekt productiesubsidies en maakt
de ontwikkeling mogelijk van veelbelovende
programmaconcepten. Naast de beoordeling
van ingediende subsidieverzoeken,
organiseert het Mediafonds activiteiten op
het gebied van kwaliteits­verbetering en
talent­ontwikkeling. Voorbeelden daarvan
zijn het uitreiken van prijzen, het (mede)
organiseren van masterclasses, workshops
en conferenties, het uit­geven van publicaties
en het evalueren van programma’s waaraan
subsidie is verstrekt.
Subsidie aanvragen
Informatie over subsidieregelingen is te
vinden op onze website. Daar staat informatie
over inleverdata, criteria en budgetten plus
alle handleidingen en aanvraagformulieren.
Informatie over het Gamefonds en
TAX-videoclipfonds is te vinden op
www.gamefonds.nl en
www.videoclipfonds.nl.
Mediafonds.nl
Op de website van het Mediafonds is veel
informatie beschikbaar in tekst, beeld en
geluid.
Volg het Mediafonds op Twitter @Mediafonds
Bekroonde programma’s
Congo Business Case
HUMAN
Filmplan en regie: Hans Bouma
FIPA - Festival International de Programmes Audiovisuels (Biarritz,
Frankrijk, januari 2014)
FIPA d’Or Grand reportage et Investigation
Kids & Docs: Geluiden voor Mazin
EO / Hollandse Helden
Filmplan en regie: Ingrid Kamerling
Picture This... Film Festival (Calgary, Canada februari 2014)
Best Short Documentary
Blinde Liefde
Omroep Brabant / ErnstMedia
Filmplan en regie: Jenny van den Broeke
Austin Film Festival (Austin, Texas, Verenigde Staten, oktober 2013)
• Jury Award Documentary Short
Girls, Boys & Me
Filmplan: Xander de Boer
IDFA (Amsterdam, november 2013)
• Mediafondsprijs Documentaire 2013: Best Result IDFA-Mediafonds
Workshop
Kids & Docs: Lydia Blijft
KRO
Filmplan en regie: Eline Schellekens
IDFA (Amsterdam, november 2013)
• Mediafondsprijs Kids & Docs 2013
Ik ben een meisje!
NCRV / Hollandse Helden
Filmplan en regie: Susan Koenen
Picture This... Film Festival (Calgary, Canada februari 2014)
• Dodie Spittal award
• Education Award
Colofon
Een uitgave van het Mediafonds
Stimuleringsfonds Nederlandse
Culturele Mediaproducties
ISSN-nummer 1878-4992
Jaargang 6 nummer 16, maart 2014
Herengracht 609
1017 CE Amsterdam
T 020 623 39 01
F 020 625 74 56
[email protected]
www.mediafonds.nl
Samenstelling en redactie:
Titia Vuyk en Koen Kleijn
Beeldresearch: Rosetta Senese
Ontwerp: Mannschaft
Drukwerk: Calff & Meischke,
Amsterdam
Disclaimer:
De uitgever van 609 heeft zijn best
gedaan alle rechthebbenden op
hier gepubliceerd beeldmateriaal te
achterhalen.
Alle in dit blad gepubliceerde
artikelen zijn geschreven op
persoonlijke titel. Zij zijn niet de
weerslag van de opvattingen van
bestuur, staf of adviseurs van het
Mediafonds.
Dit tijdschrift wordt u op verzoek
kostenloos toegestuurd.
Gelieve daartoe een e-mail te sturen
aan: [email protected]
Nu of Nooit: De maan van Anouar
NTR / IJswater Films
Scenario: Amarins Romkema; regie: Michiel van Jaarsveld
Children’s Film Festival Seattle (Seattle, Verenigde Staten, februari 2014)
• Special Jury Prize for a Child Actor in a Short Film: Pedram Paraster
De genoemde producties zijn
met steun van het Mediafonds tot
stand gekomen. We streven naar
een zo volledig mogelijke opgave.
Informatie over prijzen graag
mailen naar: [email protected]
Mediafonds maart 2014 609 – cultuur en media 29