Z NST D Ruimtelijke onderbouwing Ten behoeve van het besluit tot afwijken van het bestemmingsplan krachtens artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het project het bouwen van een `Bio-energiecentrale' op de locatie Pascalstraat, tussen de Gouw en het Pascalcollege, te Zaandam. Dossiernummer: 020140672 Sector Omgevingsvergunningen Afdeling Juridische Procedures Omgevingsrecht Augustus 2014 1 Augustus 2014 INHOUDSOPGAVE Overzichtskaart plangebied en omgeving 4 Geometrische plaatsbepaling 5 § 1. Inleiding 6 § 2. Bevoegd gezag en procedure 7 § 3. Beleidsregels Afwijken van bestemmingsplannen en beheersverordeningen Wabo Zaanstad 2010 8 § 4. Ruimtelijke aspecten § 5. Maatschappelijk draagvlak van het project 10 § 6. Stedenbouwkundige en welstandelijke aspecten 12 § 7. Watertoets 16 § 8. Milieuaspecten 16 § 9. Monumenten en archeologie 21 9 § 10. Grondexploitatie 21 § 11. Overleg met de provincie en andere betrokken bestuursorganen 21 § 12. Zienswijzen en betrokkenheid omwonenden 22 § 13. Uitvoerbaarheid 22 2 § 14. Conclusie 22 Bijlage 1: Uittreksel bestemmingsplan 23 Bijlage 2: Nieuwe situatie 24 Bijlage 3: Quick scan natuurwaarden 24 Bijlage 4: Stikstofdepositieberekening Bijlage 5: Onderzoek Luchtkwaliteit Bijlage 6: Geluidsonderzoek 3 Z NST D Overzichtskaart plangebied en omgeving 4 Ligg ing p lang e bied in omg eving Z NS T D Geometrische plaatsbepaling 5 Sp ov t l a ar \ Pasnls\c á X=117116.7066 Y=496448.2909 X=117108.3093 Y=496414.3050 schaal 1 : 1000 op te richten bio-energiecentrale (niet van meten) Zaandam, 05-08-14 § 1. Inleiding Omschnjving van het project Het project betreft het bouwen van een bio-energiecentrale aan de Pascalstraat, tussen de Gouw en het Pascalcollege, te Zaandam. Het onderhavige project is het vervolg op de op 10 oktober 2013 tussen 22 partijen, onder regie van de gemeente Zaanstad, gesloten samenwerkingsovereenkomst 'open en slim energienet Zaanstad'. Daarbij hebben partijen als ZMC, Goglio, Tate & Lyle, Verkade, Forbo en de woningcorporaties afgesproken dat in breed verband onderzocht zal worden of een grootschalig warmtenet in de gemeente kan worden gerealiseerd waarmee restwarmte die afkomstig is van verschillende lokale bedrijven kan worden gebruikt ter verwarming van bestaande utiliteitsgebouwen en woningen. Omdat de nieuwbouw van het ZMC niet op het grotere netwerk kon wachten is de bio energiecentrale ontwikkeld, een met houtsnippers gestookte energiecentrale, die later als backup bedrijf zijn functie in het restwarmtenet kan vervullen. Met dit eerste project kan worden aangehaakt bij de nieuwbouw van het ZMC Het onderhavige project is het eerste project — als onderdeel van het grootschalig warmtenet - voor warmtelevering aan potentiële afnemers in de omgeving van de Pascalstraat, vanuit een nieuw te bouwen bio-energie centrale. Bio Forte heeft het daartoe als trekker van dit project het voornemen om aan de Pascalstraat te Zaandam een bio-energiecentrale te realiseren. De centrale is bedoeld als warmtevoorziening voor het ZMC, de Zorgboulevard, het Pascal college, het Zaans Lyceum, Oostergouw van Evean en de flat de IJdoorn van Rochdale op basis van biomassa. Het energienet kan van daaruit doorgroeien naar een grootschalig netwerk waarbij vraag en aanbod met elkaar worden verbonden middels ondergrondse infrastructuur en contractuele afspraken. Bio Forte,s na realisatie als energiebedrijf verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Bio Forte heeft in overleg met de gemeente het plan gemaakt om op deze locatie een bio-energiecentrale te realiseren. De bio-energiecentrale heeft een vermogen van 2,5 MWth (thermisch) plus ca. 150 kWe (elektrisch) en een gasketel als back-up en piekvoorziening met een vermogen van 4 MWth. De te realiseren inrichting betreft dus een installatie voor de productie van elektriciteit en warmte uit houtsnippers. Op jaarbasis wordt ca. 3200 ton houtsnippers aangevoerd met walking floor vrachtauto's en uit de vrachtwagen "gedraaid'. De snippers worden gestort in een inpandige en bovengrondse storthal, van waaruit het in het gebouw wordt getransporteerd en verdeeld over twee biomassagestookte ketels en een biomassagestookte vuurhaard die gekoppeld is aan een eenheid voor elekctriciteitsopwekking (Organic Rankine Cycle). De vrijkomende warmte (max 2,5 MW) wordt via een aan te leggen warmtenet getransporteerd naar grote gebouwen in de directe omgeving. Het gaat daarbij waarschijnlijk om het ZMC, de zorgboulevard bij het ZMC, woongebouw de IJdoorn, 2 scholen en het verpleeghuis Oostergouw. De vrijkomende elektriciteit (max. 160 kW) wordt aan het openbare elektriciteitsnet geleverd. De vrijkomende as (ca. 44 ton per jaar) wordt afgevoerd en toegepast in de wegenbouw. Met de installatie wordt jaarlijks ca. 900.000 m3 aardgas bespaard, hetgeen overeenkomt met ruim 1600 ton CO2 (meer dan 12,3 miljoen autokilometers per jaar bij 130 gr 002/kilometer). De bio-energiecentrale is een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer waarvoor op grond van het Activiteitenbesluit een meldingsplicht geldt. Ligging van het project Het plangebied omvat een deel van een groen perceel gelegen aan de Pascalstraat bij het Burgemeester in 't Veldpark. Bij de keuze van de locatie is gezocht naar een logische ligging nabij de beoogde afnerners van de bio-energiecentrale en het tracé van het toekomstige grote open en slimme energienet Zaanstad. Het nutsgebouw moet goed bereikbaar zijn en ingepast moeten kunnen worden in zijn omgeving. Drie locaties zijn ovemogen: 1. Als onderdeel van het gebouwencomplex van het ZMC op grond van het ZMC 2. Op grond aan de overzijde van de Bernhardweg, nabij de brandweercentrale 6 3. In de strook tussen de Gouw en het Pascalcollege Er is gekozen voor de locatie tussen de Gouw en het Pascalcollege. Deze locatie ligt goed in het toekomstige netwerk voor het grote slimme energienet. De bereikbaarheid via de Pascalstraat is goed. Het gebouw kan net als de andere gebouwde maatschappelijke voorzieningen aan de Koningin Julianaweg als zelfstandig element in het groen worden vormgegeven. Het fietspad en de oever van de Gouw kunnen in tact blijven en mooier en veiliger worden als het bosplantsoen langs de Gouw mede wordt aangepakt. Nu is er sprake van ruigte en onverzorgde bosschage. De bomen, die voor de nutsvoorziening worden gekapt, zullen worden vervangen. De andere locaties zijn afgevallen omdat er op de grond van het ZMC al ruimte voor een ander nutsgebouw (pharmafilterinstallatie) moest worden gereserveerd. De locatie op het voormalig sportcomplex bij de brandweergarage bleek ongunstig wat betreft het tracé voor het energienetwerk en niet rendabel in verband met de lengte van de leidingen. § 2. Bevoegd gezag en procedure Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage is het college van Burgemeester en wethouders van Zaanstad het bevoegd gezag om op de omgevingsvergunning te beslissen. Het onderhavige project is getoetst aan het bestemmingplan. Bestemmingsplan Het desbetreffende perceel is gelegen in het gebied waarvoor het bestemmingsplan (Rosmolenwijk' geldt en heeft daarin de bestemming Park' ex artikel 14 van de planregels. Het bouwen van een biomassacentrale is in strijd met de bestemming `Park'. De gronden op de plankaart aangewezen voor 'Park' zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. voetpaden; c. watergangen en waterpartijen; d. speelvoorzieningen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming, worden gebouwd. Een bio-energiecentrale behoort past niet de doeleindenomschrijving. Het bestemmingsplan bevat geen bepalingen op grond waarvan met toepassing van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 1 0 het onderhavige project gerealiseerd kan worden. Het onderhavige project kan voorts niet worden gerealiseerd met toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub a, onder 2°, aangezien het niet past in de in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, aangewezen categorie gevallen. Uit het voorgaande vloeit voort dat voor de onderhavige gewenste ontwikkeling een procedure tot afwijking van het bestemmingplan ex artikel 2.1.2, lid 1 sub a, onder 3° gevoerd dient te worden. Krachtens artikel 2.12 eerste lid, sub a, onder 3° van de Wabo kan het bevoegd gezag — in het onderhavige geval — het college van burgemeester en wethouders, ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een besluit nemen tot afwijken van een bestemmingsplan. Het besluit dient een goede ruimtelijke onderbouwing van het project te bevatten. Voor het onderhavige plan wordt voldaan aan de eisen die gesteld worden in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) juncto artikel 3.1.2, 3.1.6 en 3.3.1, eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening. In de onderhavige ruimtelijke onderbouwing worden alle relevante aspecten behandeld die in bovengenoemde artikelen zijn opgenomen als voorwaarden van een goede ruimtelijke onderbouwing. Procedure Op de voorbereiding van een besluit tot afwijken van het bestemmingsplan op basis van artikel 2.12 eerste lid, sub a, onder 3° van de Wabo is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing 7 (de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure). § 3. Beleidsregels Afwijken van bestemmingsplannen en beheersverordeningen Wabo Zaanstad 2010 Raadsbeleid / Verklaring van qeen bedenkingen Artikel 6.5 van het Bor bepaalt: 1. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, wordt de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, 0 onder 3 , van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft. 2. De verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening. 3. De gemeenteraad kan categorieën van gevallen aanwijzen waarvoor deze verklaring niet is vereist. Bij besluit van 2 december 2010 (geregistreerd onder nummer Z/2010/358180), laatst gewijzigd op 23 januari 2014 en in werking getreden op 24 januari 2014 (geregistreerd onder nummer 2014/9982), heeft de raad haar beleid inzake het afwijken van bestemmingsplannen en beheersverordeningen vastgesteld. De raad heeft besloten: 1. De volgende categorieën van gevallen aan te wijzen waarvoor op grond van artikel 6.5. derde lid Besluit omgevingsrecht een 'verklaring van geen bedenkingen' niet is vereist: a) Aanvragen die passen binnen ter visie liggende ontwerpbestemmingsplannen; b) Aanvragen die passen binnen door de raad vastgesteld beleid, een stedenbouwkundige visie, een masterplan of een gebiedsvisie; c) Aanvragen waarvoor met een omschreven doel grond van de gemeente is afgenomen maar de planologische regeling nog niet aan dat doel is aangepast en het (bouw)plan past binnen dat omschreven doel. 2. De volgende categorieën van gevallen aan te wijzen waarvoor op grond van artikel 6.5. eerste lid Besluit omgevingsrecht een 'verklaring van geen bedenkingen' wel is vereist: a) Het realiseren van meer dan 50 woningen, m.u.v. de gevallen die betrekking hebben op onder 1 genoemde aanvragen; b) Het realiseren van meer dan 5.000 m2 bvo aan kantoorruimte, dienstverlening, bedrijfsruimte, horeca, commerciële ruimte, maatschappelijke en recreatieve voorzieningen of een combinatie daarvan, m.u.v. de gevallen die betrekking hebben op de in onder 1 genoemde aanvragen. c) Het bouwen, verbouwen of slopen van objecten gelegen in een beschermd stads- of dorpsgezicht, voor zover hiervoor een afwijking van het bestemmingsplan nodig is. 3. Alle overige categorieën van gevallen wijst de gemeenteraad aan als categorieën waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist, tenzij de raad zelf aangeeft, op basis van de ter kennis gebrachte aanvragen, dat een aanvraag anderszins politiek gevoelig is. Het onderhavige project valt onder de categorie 3 en dat betekent dat een 'verklaring van geen bedenkingen' niet is vereist, tenzij de raad zelf aangeeft, op basis van de ter kennis gebrachte aanvraag, dat de aanvraag anderszins politiek gevoelig is. Beleid college van B&W Bij besluit van 27 oktober 2010 onder nummer Z/2010/348720 heeft het college het beleid vastgesteld inzake het afwijken van bestemmingsplannen en beheerverordeningen. 8 Uitgangspunt van de Wro is dat voorziene ruimtelijke ontwikkeling voor de komende tien jaar in een bestemmingsplan wordt vastgelegd. Zaanstad hanteert een stringent beleid ten aanzien van het toepassen van de bevoegdheid om besluiten tot afwijking van bestemmingsplannen en beheersverordeningen te nemen. Alleen in uitzonderingssituaties wanneer een project ruimtelijk wenselijk en toelaatbaar is, kan worden afgeweken van het geldende beleid. De uitgangspunten die verwoord zijn in de Actualisatienotitie 2006 blijven ook onder de Wabo van belang. De beleidsregels gelden als aanvulling op het algemene uitgangspunt dat bij de besluitvorming voldaan moet worden aan wet- en regelgeving. De beleidsregels voor besluitvorming over het afwijken van bestemmingsplannen en beheersverordeningen, artikel 2.12 eerste lid, sub a, onder 3° Wabo, luiden als volgt: 1. Een omgevingsvergunning is mogelijk voor (bouw)plannen ten behoeve van woningbouw, bedrijfsdoeleinden als bedoeld in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering zoals die luidt op het moment van indiening van de desbetreffende aanvraag, verenigings-, sport- en recreatiedoeleinden en het algemeen belang, mits andere belangen zich niet tegen deze plannen verzetten. 2. De gemeente werkt mee met (bouw)plannen waarvoor de aanvrager in het verleden met een omschreven doel grond van de gemeente heeft afgenomen, de planologische regeling nog niet aan dit doel is aangepast en het (bouw)plan past binnen die doelstelling. 3. De gemeente kan, ten behoeve van het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing, van de aanvrager verlangen dat hij of zij daar gegevens toe aanlevert of kan hiervoor geheel of gedeeltelijk kosten in rekening brengen bij de aanvrager. De gemeente behoudt zich het recht voor om haar medewerking aan het desbetreffende besluit tot afwijking van bestemmingsplan of beheersverordening alsnog te weigeren, indien een aanvrager verzuimt de gevraagde gegevens aan te leveren. Het onderhavige project past in de beleidsregel onder punt 1 aangezien hier sprake is van bedrijfsdoeleinden. Het gevraagde is overigens niet in strijd met gemeentelijk beleid. § 4. Ruimtelijke (beleids)aspecten De desbetreffende locatie maakt op diverse bestuurlijke niveaus deel uit van verschillende plannen van planologische aard. In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Hierin schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd: de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. In het Energieakkoord voor Duurzame Groei (rijksbeleid) wordt de bevordering van gebruik van restwarmte in Nederland benoemd als belangrijke ontwikkeling. Als gevolg van dit akkoord werkt het ministerie van Economische zaken aan een warmtevisie voor Nederland. 9 Het onderhavige project is niet in strijd met de hierboven vermelde rijksuitgangspunten. • Provinciale ruimteliike verordening Provinciale Staten stellen ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de provincie een of meer structuurvisies vast. Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Structuurvisie 2040 en de bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening (hierna: PRV) vastgesteld waarin het provinciale beleid en de provinciale belangen nader geconcretiseerd zijn. Op 3 februari 2014 hebben Provinciale Staten de provinciale ruimtelijke verordening opnieuw vastgesteld. Deze vaststelling betreft een beleidsarme wijziging ten opzichte van de eerder vastgestelde verordening op 21 juni 2010. Dit houdt in dat de verordening geen nieuw beleid bevat. Op 8 maart 2014 is de verordening in werking getreden. Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening richt de verordening zich op de inhoud van bestemmingsplannen en van omgevingsvergunningen waarbij met toepassing-van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3 0 , van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, omtrent de daarbij behorende toelichting of onderbouwing, alsmede omtrent de inhoud van beheersverordeningen. In de PRV wordt het gebied waarin het onderhavige project is gelegen aangewezen als Bestaand bebouwd gebied'. Het onderhavige plan is niet in strijd met het voor dit gebied bepaalde in de PRV. • Provinciaal milieubeleid In september 2012 is vanuit de Provincie Noord-Holland, samen met de gemeenten Amstelveen, Aalsmeer en Zaanstad een traject gestart om regionale ontwikkelingen op het gebied van warmtenetwerken binnen de Metropoolregio Amsterdam te versnellen. Dit moet medio oktober 2014 leiden tot een samenwerkingsovereenkomst met 30 partijen in de regio om middels een programmatische aanpak de realisatie van warmtenetwerken te versnellen. Belangrijke drijfveer was het besef dat een warmtenetwerk de basis vormt voor verduurzaming van de gebouwde omgeving. Aanbevolen is om door te gaan met de ontwikkeling van een regionaal warmtenetwerk waarbij Zaanstad uiteindelijk aansluit op het Amsterdamse (metropolitane) warmtenetwerk en op deze wijze haar geografische scope vergroot. Hierbij maakt Zaanstad zoveel mogelijk gebruik van haar eigen restwarmte en biomassa. De Zaanse aanpak om te komen tot een open en slim energienetwerk past in de visie van de Provincie Noord-Holland om te komen tot regionale warmtenetwerken. De Provincie Noord-Holland hecht daarom grote waarde aan de ontwikkelingen in Zaanstad. • Structuurvisie De gemeenteraad stelt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer structuurvisies vast. De structuuivisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. De gemeenteraad kan ook voor aspecten van het gemeentelijk ruimtelijk beleid een structuurvisie vaststellen. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van die aspecten. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. De gemeenteraad kan irt samenwerking met de raden van aangrenzende gemeenten voor een gebied behorende tot het grondgebied van de betrokken gemeenten een structuurvisie vaststellen. Op 7 juni 2012 is door de gemeenteraad de structuurvisie Zichtbaar Zaans' vastgesteld, die op 10 oktober 2012 in werking is getreden. In de ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans' is het gebied rond de onderhavige locatie getypeerde als Recreatie gebied (binnenstedelijk), met het profiel: Parken. 10 Naast de parken vallen ook de begraafplaatsen en volkstuinen binnen dit profiel. Samen vormen ze een belangrijk onderdeel van het groenblauwe netwerk in de stad. De nadruk ligt hier op de gebruikswaarde en de beleving van grootschalig groen in de stad. Het gebruik van deze locatie voor een bio-energiecentrale kan goed worden ingepast in dit profiel. Van belang is dat de inpassing en uitvoering van het gebouw in samenhang is ontworpen met het gebruik van het park. • Inteqraal Klimaatprogramma Zaanstad 2010-2020 en onderdeel Routekaart Zaanstad Klimaatneutraal Klimaatneutraal Zaanstad De gemeente Zaanstad heeft de ambitie om klimaatneutraal te zijn. De kern van de opgave is om de gebruikte energie lokaal, duurzaam en betaalbaar op te wekken. De haalbaarheid hiervan is op verzoek van de raad onderzocht. Het onderzoek is uitgewerkt in de Routekaart Zaanstad Klimaatneutraal dat onderdeel is van het Integraal Klimaatprogramma 2010-2020. De afgelopen jaren zijn diverse stappen gezet om dit in uitvoering te brengen. Het open en slim energienet Zaanstad is daarvan een voorbeeld. 2011&2014: Realisatiestrategie open en slim energienet De haalbaarheid van een warmte- en koudenetwerk in Zaanstad is in 2011 onderzocht. In het onderzoek worden vooral kansen gezien voor een warmtenetwerk gevoed met restwarmte, biomassa en geothermie. In het onderzoek is geadviseerd om de haalbaarheid verder te onderzoeken in een nauwkeurigere financiële haalbaarheidsstudie en stap voor stap het netwerk via lokale kansen te verzilveren. Dit advies is door B&W in 2011 vastgesteld als te volgen strategie. Tevens is vastgesteld dat Zaanstad hierin de regie zal nemen. Samenwerkingsovereenkomst open en slim energienet; de gebieden en focus ZMC Op 10 oktober ji. hebben 22 partijen onder regie van de gemeente Zaanstad de samenwerkingsovereenkomst 'open en slim energienet Zaanstad' getekend. Er is daarmee een breed draagvlak om de ontwikkeling van het net in gezamenlijkheid verder uit te werken. De afgelopen maanden is hard gewerkt aan de eerste contouren van het net en wordt duidelijk waar uitdagingen en kansen liggen. Een grote kans op dit moment is de aansluiting van de nieuwbouw van het Zaans Medisch Centrum (ZMC) en haar omgeving, als launching customer' en eerste stap op het te realiseren net, waar nu de focus op warmte-uitwisseling ligt. Het net kan van daaruit doorgroeien naar een grootschalig netwerk waarbij vraag en aanbod met elkaar wordt verbonden middels ondergrondse infrastructuur en contractuele afspraken. De allereerste lokale kans vanuit de regierol van de gemeente is de realisatie van een biomassacentrale met netwerk in de nabijheid van de nieuwbouw van het ZMC. § 5. Maatschappelijk draagvlak van het project BAM, als exploitant van het ZMC, EVEAN, Multi-Vorm, Rochdale en OVO Zaanstad hebben positief gereageerd op het voornemen om een biomassa centrale te realiseren en zijn bereid om proposities serieus te overwegen mits deze minimaal kostenneutraal is. Zaam /Pascal College en de bewonersvereniging IJdoorn staan positief kritisch tegenover de realisatie van de biomassa centrale. Tijdens de voorbereiding van het project (maart 2014) is met de scholen in de omgeving (Zaam / Pascal College) en de bewonersvereniging van de IJdoorn gesproken. Zorgen van de scholen en van de bewonersvereniging over vervoersbewegingen en luchtkwaliteit, zijn serieus meegenomen in het plan. Bij de situering van het gebouw is rekening gehouden met de vervoersbewegingen. Uit een digitale rijcurvensimulatie blijkt dat het transport op eigen terrein afgewikkeld kan worden. De truck met oplegger hoeft niet op de rijweg van de Pascalstraat te manoeuvreren. Het transport van de grondstof houtsnippers blijft beperkt tot gemiddeld 2 vrachtwagens per week. Uit de vormvrije MER blijkt dat de emissie gering is. Na het gesprek in maart heeft de bewonerscommissie van de IJdoorn in haar nieuwsbrief aandacht besteed aan het plan. Met de bewonersvereniging van de flat de IJdoorn is het plan juli 2014 opnieuw 11 besproken. Voor het draagvlak onder de bewoners is belangrijk dat hun verhuurder (Rochdale) de lagere kosten van de warmtelevering doorberekent naar de huur en geen hogere huur vraagt voor een gunstiger energielabel. § 6. Stedenbouwkundige aspecten Liqginq en begrenzing van het project Het plangebied omvat een deel van een groen perceel gelegen aan de Pascalstraat en de watergang de Gouw in Zaandam. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Pascalstraat, aan de oostzijde door het terrein van het Pascal College. Aan de zuid- en westzijde wordt het plangebied begrensd door het Burgemeester in 't Veldpark, waarlangs de Gouw ligt. Het plangebied bestaat momenteel uit bosschages. •r" ' • - • j 1,..:-2...- ....,...;,‘._,—,.... Zaan r-=''''' 'si ' r•I''S "" ""--:— ..': ' d t.- • ,— ' .-t. l'i .: h., md - \ , . '::.."-- :\ ',.• ' •••• ' ''\ -'.'>< ■""" :. \ .' • 1"- •........*:01511"ratotrd t '-'-‘, ...,,, ,->,\ -, • -7. ,. ? .t 0-g.,* \ S-.. - ••:.4. .3›... i•-•‘ .,- ''' ,- ''' • • \' ' • • d'r; --r .., '''' TP1'.' ■ D ' - ' 7.".• 1-1 l ..--7. ,.".■::Z' ›' itr,"0,11. ‘ V,-,L7'; , •, • t.i.": . '',...‘ ,s,‘J-r, '' . ZAANDAM { 1 • ‘.11'.1 1: i % Gf ''' 4.•' ‘ ‘‘. ' \-. '' 1■' ■ ..•': .... • '' ',...„- Situering bio-energiecentrale tussen de Gouw en het Pascalcollege 12 ZNS T D Toekomstige situatie De te realiseren inrichting betreft een installatie voor de productie van elektriciteit en warmte uit houtsnippers. Op jaarbasis wordt ca. 3200 ton houtsnippers aangevoerd met vrachtauto's. De snippers worden gestort in een inpandige en bovengrondse storthal, van waaruit ze in het gebouw worden getransporteerd en verdeeld over twee biomassagestookte ketels en een biomassagestookte vuurhaard die gekoppeld is aan een eenheid voor elektriciteitsopwekking. Het ketelhuis met een diepte van zo'n 31 meter en een breedte van circa 15 meter wordt geheel uitgevoerd in beton en voorzien van een gasbeton dak op een hoogte van 6 meter. Alleen het zuidelijk gedeelte van het gebouw — achterin - is niet voorzien van een dak omdat daar de hogere installatie-onderdelen worden geplaatst die ook buiten kunnen staan. Buffervaten en filterinstallatie krijgen een maximale hoogte van zo'n 10 meter. De schoorsteen krijgt een hoogte van 20 meter. Aan de noordgevel van de centrale, gelegen aan de Pascalstraat, komen twee grote deuren: een roldeur ter plaatse van de storthal en daarnaast een dubbele deur als entree van het gebouw nodig om de ascontainer af te kunnen voeren. Tevens dient deze deur als ingang van het gebouw. Aanzicht van plangebied vanuit het noordwesten vanaf de Pascalstraat 13 ZNST D Afbeelding bouwwerk in zijn omgeving Stedenbouwkundiqe inpassinq De beoogde locatie betreft een deel van het Burgemeester In 't Veldpark. Vanuit stedenbouwkundig opzicht betreft het perceel een hoekje van het park dat functioneel gezien minder van belang is. Het realiseren van de gevraagde functie is daarom vanuit stedenbouwkundig oogpunt heel goed mogelijk. Daarbij is het van belang dat de locatie een groene uitstraling behoudt en dat de inpassing en uitvoering van het gebouw in samenhang is ontworpen met het gebruik van het park ter plaatse. Een groene uitstraling kan tevens worden bereikt door de duurzame functie van het gebouw zichtbaar te maken. Voorts blijft de Gouw voorzien van een bepaalde breedte aan groen. Hiervoor is de breedte aangehouden tussen het water en het aanwezige voetpad (met behoud van de daar aanwezige bomen); Op de projectlocatie zijn veel bomen aanwezig. Deze bomen, waaronder enkele waardevolle, zullen gekapt worden. Bomen die ten behoeve van het bouwplan moeten verdwijnen zullen op andere locaties in de directe omgeving worden herplant. Voor het kappen zal separaat een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Warmtenet Via een ondergronds warmtenet wordt warmte gedistribueerd naar de aangesloten afnemers. In onderstaand figuur is het warmtenet weergegeven. 14 De onderdoorgang van de Gouw wordt door middel een gestuurde boring gerealiseerd, te beginnen ca. 60 meter ten oosten van de Gouw nabij het ketelhuis, eindigend ca. 75 meter ten westen van de Gouw. De bovenkant van de leiding dient in het midden van de Gouw ca. 3,5 meter onder NAP te liggen. Daarmee wordt een dekking op de bodem van ca. 1 meter gerealiseerd. Met het Hoogheemraadschap Noorderkwartier is hierover vooroverleg gevoerd. Voor de aanleg geldt een apart vergunningentraject waarvoor de aanvraag ingediend moet worden bij het Hoogheemraadschap. Verkeersontsluitinq/-situatie Het terrein van de bio-energiecentrale wordt ontsloten op de Pascalstraat. Er zullen gemiddeld twee vrachtwagens per week komen om de houtsnippers die als grondstof dienen, aanvoeren. Het terrein is zo ingericht, dat de truck met oplegger niet op de Pascalstraat hoeft te manoeuvreren. De vrachtwagen kan zonder of met één keer steken het gebouw bereiken. Als de vrachtwagen één keer steekt zal de cabine met een deel over het trottoir scheren. Ook zonder steken zal de vrachtwagen, door de brede toegangsdeuren in het gebouw, met een beperkt deel van de cabine over het trottoir scheren. Aangezien dit slechts een klein deel betreft en het aantal keren dat de vrachtwagens grondstof komen aanvoeren beperkt is, is dit verkeerskundig acceptabel. Rijcurve simulatie 15 Parkeren In artikel 2.5.30 lid 1 van de Bouvwerordening Zaanstad 2008, op 11 maart 2010 in werking getreden, wordt bepaald dat, indien de omvang of de bestemming van een bouwwerk daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het bouwwerk, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. In de, door de raad op 18 februari 2010 vastgestelde 'Parkeernota', laatst gewijzigd 4 april 2013, worden hiervoor regels gesteld. Op het terrein worden drie gemarkeerde parkeervakken aangelegd. Een bio-energiecentrale is een dermate specifieke voorziening dat hiervoor in de Parkeernota geen parkeereis is opgenomen. In de centrale is niet permanent personeel aanwezig, en de locatie wordt, buiten het lossen van de biomassa, alleen incidenteel bezocht voor onderhoud en dergelijke. In dergelijke gevallen zullen er 1, hooguit 2, personenauto's geparkeerd staan. De omvang en de bestemming van het gebouw geven dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat de 3 parkeerplaatsen op eigen terrein niet toereikend zullen zijn. Het onderhavige bouwplan voldoet daarmee aan de voorschriften van artikel 2.5.30 lid 1 in samenhang met het beleid zoals vastgesteld in de 'Parkeernota'. § 7. Watertoets Artikel 3.1.6, lid 1 sub b Bro stelt verplicht dat in de ruimtelijke onderbouwing een beschrijving wordt opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Bij beschouwing van de consequenties van het plan voor de waterhuishouding zijn de volgende items van belang: - be-invioedt het plan een kering of dijk, - worden er sloten gedempt of sloten verlegd, - is de toename van verhard oppervlakte (daken en openbare weg) meer dan 800 m 2 en, - beïnvloedt het plan het onderhoud van watergangen. Voor de bouw van de bio-energiecentrale hoeft geen oppervlaktewater te worden gedempt of verlegd. Nabij de centrale ligt geen kering of dijk. Voor een toename van verhard-oppervlakte (daken en verhardingen) van meer dan 800 m2 wordt door het Hoogheemraadschap compensatie vereist. De toename van verhard-oppervlakte is iets meer dan 800 m2. Met de initiatiefnemer is afgesproken dat de hemelwaterafvoeren (van daken en verharding) moeten lozen in de grond. De afvoer van neerslag naar oppervlaktewater wordt hiermee vertraagd en daardoor wordt de waterhuishouding door de bouw van de bio-energiecentrale niet extra belast. Door het kiezen van deze oplossing is het niet noodzakelijk compenserend oppervlaktewater te graven en is hiervoor geen wateNergunning van het Hoogheemraadschap nodig. § 8. Milieuaspecten Gemeentelijk (milieu)beleid Ruimtelijke Milieuvisie Zaanstad De ruimtelijke milieuvisie is op 24 september 2009 vastgesteld door de gemeenteraad. De raad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 klimaatneutraal is en dat het aantal milieubelaste woningen van 60.000 in 2007 wordt teruggebracht naar 30.000 in 2020. Het klimaatbeleid wordt verder uitgewerkt in het Integraal Klimaatprogramma Zaanstad 2010-2020. 16 Milieueffectrapportaqe (MER) De Wet milieubeheer kent een aantal regels waaraan getoetst wordt of een milieueffectrapportage een verplicht onderdeel is van een project. In het Besluit milieueffectrapportage komt een biomassacentrale als activiteit voor in zowel onderdeel C als in onderdeel D: - onderdeel C 22.1: in dit geval betreft het te toetsen vermogen van de biomassa centrale van 2,5 MWth (megawatt thermisch) en ligt daarmee onder de drempelwaarde in kolom 2 van 300 MWth. - onderdeel D 22.1: in dit geval betreft het te toetsen vermogen van de biomassa centrale van 2,5 MWth (megawatt thermisch) en ligt daarmee onder de drempelwaarde in kolom 2 van 200 MWth. Ingevolge hiervan moet voor het besluit op deze aanvraag een vormvrije m.e.r worden opgesteld.. Hieronder volgt in het kader van deze vormvrije m.e.r puntsgewijs de beoordeling van de verschillende milieuaspecten: Geluid Het bureau Stroop raadgevende ingenieurs bv heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de melding in het kader van het Activiteitenbesluit. De inrichting zal worden gerealiseerd aan de Pascalstraat te Zaandam. Het terrein wordt aan de noordzijde begrenst door de Pascalstraat, aan de westkant door (een pad langs) de rivier de Gouw en aan de westkant door een sportterrein. De meest nabijgelegen geluidgevoelige bestemmingen zijn: • het Zaans Medisch Centrum (ZMC), in westelijke richting aan de overzijde van de Gouw. De afstand tot de terreingrens van de biomassacentrale bedraagt circa 80 m. Dit betreft de huidige situatie. In de toekomst zal er nieuwbouw van het ZMC plaatsvinden in westelijke richting. Deze bevindt zich verder van de biomassacentrale dan de gehanteerde beoordelingspunten. Hier zal de geluidbelasting altijd lager zijn dan in dit rapport is berekend, • het Pascal College, in oostelijke richting aan de overzijde van het sportterrein. De afstand tot de terreingrens van de biomassacentrale is ook ongeveer 80 m. Het doel van het onderzoek was de geluidbelasting, als gevolg van de inrichting, inzichtelijk te maken aan de hand van de representatieve bedrijfssituatie. De geluidbelasting ten gevolge van de inrichting is getoetst aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit. Uit de rapportage blijkt dat voor zowel de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) als de maximale geluidniveaus (LAmax) ruimschoots wordt voldaan aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit. Indirecte hinder De geluidbelasting vanwege indirecte hinder is beoordeeld volgens de Circulaire inzake geluidhinder veroorzaakt door wegverkeer van en naar de inrichting en levert geen belemmeringen op. Conclusie Het milieuaspect geluid vormt geen belemmering voor de afgifte van de omgevingsvergunning. Geur Geuroverlast als gevolg van de emissie van verbrandingsgassen kan hoofdzakelijk ontstaan door onvolledige verbranding wanneer de installatie wordt opgestart. Dat vindt tweemaal per week plaats en duurt maximaal 30 minuten. Hierdoor worden roetdeeltjes en geurcomponenten uitgestoten. Om geuroverlast te voorkomen is de installatie uitgerust met een elektrostatisch filter die de stof en roetdeeltjes uit de verbrandingsgassen afvangt. Door de verbrandingsgassen op een hoogte van 20 meter te emitteren vindt er tevens een verdunning van de verbrandingsgassen plaats die ook de geurcomponenten verdunnen, waardoor geen geuroverlast wordt verwacht. 17 Conclusie Het milieuaspect geur vormt geen belemmering voor de afgifte van de omgevingsvergunning. Luchtkwaliteit Er is een onderzoeksrapport opgesteld door Procede Biomass BV. Het rapport is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd. Uit het onderzoek blijkt, dat zowel de bijdrage van fijn stof PM 1° als die van stikstof oxiden NO x ten opzichte van de huidige gehalten op de te beschermen objecten Pascal College, de IJdoorn flat noordwest hoek en de Zorgboulevard oostkant marginaal zijn. Bij de verbranding van hout ontstaan met name tijdens het opstarten van het verbrandingsproces roetdeeltjes in de verbrandingsgassen. Daarnaast wordt ook fijn stof PM 1° geëmitteerd. De roetdeeltjes worden door elektrostatische filters afgevangen. Omdat het verbrandingsproces geheel is afgestemd op de verbranding van houtsnippers is de emissie van fijn stof PM 1° gering. In het onderzoeksrapport is hierover het volgende geschreven: • de bijdrage aan fijn stof PM 1° bedraagt max 0,14 pg/m3 in een straal van 100 meter rondom de centrale. Daarmee komt de totale belasting aan fijn stof PM 1° op circa 22,61 pg/m3 op de lJdoornflat en 22,57 pg/m3 op het Pascalcollege en 22,53 pg/m3 op de oostzijde van de Zorgboulevard, hetgeen ten opzichte van het wettelijk maximum van 40 pg/m3 een acceptabele belasting betekent. De andere gevoelige objecten waaronder het ZMC liggen verder weg van de emissiebron waardoor de belasting aan fijn stof PM 1° nog lager ligt. Vanwege de aanwezigheid van gebonden stikstof in het hout komen er stikstofoxiden NO x vrij. Volgens het Activiteitenbesluit dient de emissie bij een vermogen tussen de 0,4 MW en 1 MW minder dan 300 mg/m 3 te zijn. Vanwege de kleinschaligheid van de installatie en de daarmee gepaard gaande geringe NO N-uitstoot, zijn reductiemaatregelen niet nodig. In het onderzoeksrapport is hierover het volgende geschreven: • de bijdrage aan stikstof oxiden NO x bedraagt max 0,011 pg/m3 in een straal van 100 meter rondom de centrale. Daarmee komt de totale belasting aan stikstof oxiden NO, op circa 26,14 pg/m3 bij de IJdoornflat en op 26,13 op het Pascalcollege en de Zorgboulevard, hetgeen ten opzichte van het wettelijk maximum van 40 pg/m3 een acceptabele belasting betekent. De andere gevoelige objecten waaronder het ZMC liggen verder weg van de emissiebron waardoor de belasting aan stikstof oxiden NO x nog lager ligt. Vanwege de kleinschaligheid van de installatie en de daarmee gepaard gaande geringe NON-uitstoot, zijn reductiemaatregelen niet nodig. Koolstofdioxide (CO 2) • Tijdens het verbrandingsproces komt ook CO 2 vrij. De planten en bomen die als brandstof worden gebruikt, hebben deze hoeveelheid tijdens de groei uit de atmosfeer gehaald. Hierdoor komt per saldo dus geen extra 00 2 in de atmosfeer (duurzame vorm van energieopwekking). Conclusie Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de afgifte van de omgevingsvergunning. Natuurbescherminqswet / Flora- en faunawet In de gemeente Zaanstad bevindt zich een aantal natuurgebieden (Natura 2000 gebieden), die, in het kader van de Natuurbeschermingswet '98, zijn aangewezen als beschermd natuurgebied. De bescherming beoogt de instandhouding van flora en fauna en de specifieke leefgebieden. Bijvoorbeeld door het voorkomen of terugdringen van stikstofdeposities op natuurgebieden die al een hoge stikstofbelasting hebben. Of het voorkomen van lichthinder of een te hoge geluidbelasting in gebieden waar dieren leven die daar gevoelig voor zijn. Wanneer er negatieve effecten zijn op het beschermde natuurgebied is een verklaring van geen bedenkingen noodzakelijk. De Flora en Faunawet beoogde de specifieke bescherming van een aantal soorten. 18 Het adviesbureau HSRO heeft een onderzoek uitgevoerd naar de belasting van de emissies van de biomassacentrale op de natuurwaarden in het 'Oostzanerveld', liperveld, Varkensland, Oostzanetveld & Twiske', 'Polder Westzaan"Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder'. Uit de toets van de gebiedsbescherming blijkt het volgende: aan de hand van een voortoets t.a.v. stikstofdepositie op Natura 2000 gebieden 'llperveld, Verkensland, Oostzanerveld & Twiske', 'Polder Westzaan' Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder is geen significante bijdrage aan Stikstofoxiden, NO3 + HNO3 berekend. De 0,05 mol/ha/jaar contour ligt op ten hoogste circa 1000 meter vanaf de inrichting. Op circa 1.000 meter ten oosten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied 'llperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske'. Belangrijke nadelige milieugevolgen ten aanzien van de depositie van stikstofoxiden op de Natura 2000 gebieden kunnen worden uitgesloten. Flora en Fauna. Het adviesbureau HSRO heeft een quick scan uitgevoerd ten aanzien van de soortenbeschermingter plaatse van de te bebouwen locatie. Geconcludeerd kan worden dat met inachtneming van de algemene zorgplicht, een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet niet nodig is. Belangrijke nadelige milieugevolgen ten aanzien van de flora- en faunawetten worden met het voorbehoud ten aanzien van de zorgplicht uitgesloten. Het plangebied maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het voornemen heeft door zijn aard en omvang geen invioed op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Vanuit het provinciale natuurbeleid is er daarom geen bezwaar tegen de voorgenomen ingreep. Een nadere beoordeling is niet nodig. Conclusie Het milieuaspect flora- en fauna vormt daardoor geen belemmering voor de afgifte van de omgevingsvergunning. De rapporten worden als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd. Externe veiiqheid De opslag van, het vervoer van en/of handelingen met gevaarlijke stoffen brengen binnen hun invioedgebied risico's met zich mee. Het gaat om risicovolle bedrijven, risicovolle installaties zoals o.a. windturbines en transportroutes voor gevaarlijke stoffen, over de weg, het Noordzeekanaal en hoge druk aardgastransportleidingen. Voorts kent Zaanstad een veiligheid- en een beperkingengebied als gevolg vliegtuigbewegingen. ln de bio-energiecentrale is nauwelijks personeel aanwezig. Om die reden is de bioenergiecentrale geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object, zodat verantwoording in het kader van de externe veiligheid niet aan de orde is. Conclusie Het aspect van de externe veiligheid vormt geen belemmering voor de afgifte van de omgevingsvergunning. Bovencirondse Hooqspanninqsleidingen Uit statistisch onderzoek is gebleken dat kinderen die lange tijd op korte afstand van de hoogspanningleidingen wonen als gevolg van de elektromagnetische straling een verhoogd gezondheidsrisico lopen. De gemeente Zaanstad heeft op 05-02-2004 het beleid hoogspanningsleidingen en UMTS-antennes vastgesteld. Bij de toetsing van het project aan het gemeentelijke beleid voor bovengrondse hoogspanningleidingen blijkt, dat het project niet ligt in de strook van 2 x 119 meter onder de hoogspanningsleidingen, gemeten vanuit het midden van het hoogspanningstracé. 19 Conclusie Het aspect van elektromagnetische straling afkomstig van hoogspanningsleidingen vormt geen belemmering voor de afgifte van de omgevingsvergunning. UMTS- en GSM antennes Hoewel het nog steeds een punt van een maatschappelijke discussie is en het tot op heden niet bewezen is dat de straling van antennes voor het netwerk van mobiele telefoons gezondheidsschade toebrengt aan de gebruikers, is dit aspect toch getoetst. Uit onderzoek is gebleken, dat het bouwproject niet in strijd wordt gebouwd met de regels (in het horizontale vlak 3 meter en in de overige richtingen op 0,5 meter tussen een UMTS of GSM antenne en een of meerdere woningen). Conclusie De elektromagnetische straling afkomstig van UMTS- en GSM antennes vormt geen belemmering voor de afgifte van een omgevingsvergunning. Milieueffectrapportaqe (MER) Voor dit project is een vormvrije mer-beoordeling noodzakelijk. Deze ruimtelijke onderbouwing moet als zodanig worden beschouwd. Goede ruimtelijke ordeninq in relatie tot milieuaspecten Voor de beoordeling van de ruimtelijke inpassing van het project is de handreiking `Bedrijven en milieuzonering' gebruikt. Deze handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk is uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Deze handreiking geeft richtafstanden voor de ruimte die moet worden aangehouden tussen bedrijven en gevoelige bestemmingen van derden. Deze richtafstand is afhankelijk van de omgeving waarin zich milieugevoelige objecten bevinden. In het algemeen geldt dat de richtafstand tot een gevoelige bestemming in een `rustige woonomgeving' groter moet zijn dan tot een gevoelige bestemming in `gemengd gebied'. De omgeving van de biomassacentrale wordt beschouwd als een gemengd gebied / een gebied met functiemenging. De locatie ligt op de bestemming P van Park en ligt ingeklemd tussen Maatschappelijke doeleinden waaronder scholen, ziekenhuis ZMC en water. Een biomassacentrale met de uit 2008 gedateerde sbi-code 35 B2 valt onder de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder milieucategorie 3.2, waarvoor de richtafstanden zijn: geur 50 meter, stof 50 meter, geluid 100 meter en veiligheid 30 meter, tot milieugevoelige objecten zoals in dit geval het Pascal college, de zorgboulevard van het ziekenhuis en de woningen in de flat IJdoorn aan de Zuiderzee. De kleinste afstand tussen de biomassacentrale en het milieugevoelige object is maatgevend voor de beoordeling van de inpasbaarheid van de biomassacentrale op de voorgenomen locatie. De kleinste afstand is die tussen de biomassacentrale en het Pascal college en bedraagt circa 86 meter. Hiermee wordt niet voldaan aan de richtafstand uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten van 100 meter voor het aspect geluid. De projectlocatie kan worden beschouwd als een gebied met functiemenging. In een gebied met functiemenging is het volgens de methodiek in paragraaf 2.3 van de handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk van het VNG, gerechtvaardigd de grootste richtafstand van 100 meter voor geluid voor een gemengd gebied met één afstandstap te verminderen naar 50 meter. Dit omdat het achtergrondgeluid niveau in een gebied met functiemenging hoger is. De milieugevoelige objecten liggen op grotere afstand dan 50 meter. Voorts is in het kader van de vormvrije m.e.r. onderzoek verricht naar de geluid-, geur- en stofbelasting. Met het akoestische onderzoek van het bureau Stroop raadgevende ingenieurs bv, is eveneens aangetoond dat de grootste aan te houden afstand iq. de geluidbelasting, op zowel de gevels van het 20 Pascal college als op het ZMC onder de maximaal toegestane normen blijft van het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer. § 9. Monumenten en archeologie In het onderhavige geval is er geen sprake van een monument. Voorts zijn in het geldende bestemmingsplan zijn geen voorwaarden met betrekking tot archeologie opgenomen. § 10. Grondexploitatie Een doel van de Wro (inclusief de Grondexploitatiewet (Grex)) is dat gemeenten meer regie en sturing krijgen op de ruimtelijke ontwikkelingen in de stad (ook voor gebieden zónder gemeentelijk grondbezit). De nieuwe wetgeving verplicht om de kosten die de gemeente maakt ten behoeve van die ontwikkeling te koppelen aan de ruimtelijke doelstellingen en te verhalen op diegene die de ontwikkeling tot stand brengt. Het gaat hierbij om zowel fysieke kosten (uitvoeringskosten) als ontwikkelingskosten (planvoorbereidingsen planbegeleidingskosten). Bovenplanse kosten en kosten voor ruimtelijke ontwikkelingen worden verankerd in een structuurvisie. Bij een bestemmingsplan dan wel een besluit tot afwijking van het bestemmingsplan/de beheersverordening (als onderdeel omgevingsvergunning) hoort een exploitatieplan of overeenkomst. Het kostenverhaal wordt geëffectueerd met een overeenkomst (anterieur of posterieur). De gemeente Zaanstad hanteert de lijn dat alleen een besluit tot afwijking van het bestemmingsplan/de beheersverordening op grond van artikel 2.12 eerste lid, sub a, onder 3 0 Wabo wordt genomen, indien de aanvrager vooraf met het college (voorbereid door afdeling Grondzaken) een anterieure overeenkomst heeft gesloten. Ook kan een besluit op grond van artikel 2.12 eerste lid, sub a, onder 3° Wabo worden genomen, indien kostenverhaal in het kader van de Grondexploitatiewet niet aan de orde is. Ten behoeve van het besluit tot afwijken van het bestemmingsplan hoeft geen (anterieure) overeenkomst te worden gesloten, nu kostenverhaal in het kader van de Grondexploitatiewet niet aan de orde is. Het project heeft namelijk geen ingrijpende infrastructurele gevolgen. De gemeente zal de grond ten behoeve van het project in erfpacht uitgeven. § 11. Overleg met de provincie en andere betrokken bestuursorganen Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wabo wordt het toenmalige projectbesluit (oud artikel 3.10 Wro) in gewijzigde vorm in de Wabo opgenomen, onder artikel 2.12, lid 1 sub a 3°. In de procedurebepalingen artikel 6.18 Bor, is bepaald dat ontwerp-omgevingsvergunningen die zien op het afwijken van een bestemmingsplan dienen te worden toegezonden aan provinciale en andere diensten, ten behoeve van overleg, zoals in artikel 3.11 de Bro is voorgeschreven. Provincie De provincie heeft bij besluit van 8 mei 2012, onder nummer 2012-17090, beleidsregels opgesteld inzake de gevallen waarin niet langer noodzakelijk is om vooroverleg te plegen met de provincie over de in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, uitwerkingsplannen en (oud) projectbesluiten (door de provincie gezamenlijk aangeduid als "bestemmingsplannen"). Het college heeft conform dit beleid getoetst of het onderhavige besluit in aanmerking komt voor vooroverleg met de provincie. Dit is niet het geval omdat het project niet één van de gevallen betreft waarvoor is voorgeschreven dat vooroverleg is vereist. Rijk Het Rijk is per 1 januari 2012 gestopt met het vooraf toetsen van nieuwe gemeentelijke bestemmingsplannen en ruimtelijke plannen van de provincies op strijdigheid met nationale belangen zoals 21 milieuregels. Het ministerie van Defensie, het ministerie van EL&I (Energie) en Rijkswaterstaat blijven de plannen wel beoordelen op hun eigen directe belangen. Het onderhavige project raakt de hierboven genoemde belangen niet zodat er geen sprake is van noodzaak tot (voor)overleg. Hoogheemraadschap Sinds april 2012 heeft het hoogheemraadschap de digitale toets in werking. Op de site `www.de watertoets.n1' wordt zichtbaar of een ruimtelijk plan raakt aan belangen van HHNK (watersysteem, waterkering, persleiding enz.). 1ndien daartoe aanleiding is, wordt contact opgenomen met het hoogheemraadschap..Aanvrager heeft contact met het Hoogheemraadschap over het aanleggen van de leiding onder de Gouw. § 12. Zienswijzen en betrokkenheid omwonenden 1n deze paragraaf worden de uitkomsten aangegeven van het met toepassing van artikel 3:2 Awb verrichte onderzoek en een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de totstandkoming van het besluit zijn betrokken. Zoals onder paragraaf 5 is aangegeven heeft de aanvrager contact over het bouwplan met de scholen uit de directe omgeving en met de bewonersvereniging. Een besluit tot afwijken van het bestemmingsplan of beheersverordening wordt voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Awb (Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure). Van het ontwerp-besluit wordt kennisgegeven in het Zaans Stadsblad en in de Staatscourant. Ten aanzien van het ontwerp-besluit kan een ieder gedurende de inzagetermijn mondeling of schriftelijk een zienswijze indienen bij het college. De vastgestelde ruimtelijke onderbouwing wordt samen met het ontwerp-besluit ter inzage gelegd. § 13. Uitvoerbaarheid Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat de (economische) uitvoerbaarheid van het project op problemen zou stuiten dan wel onmogelijk zou zijn. Aan een aantal grotere klanten (BAM, Rochdale, Evean) zijn concrete prijsaanbiedingen gedaan. Er zijn besprekingen gaande over de af te sluiten contracten. Voorts zal subsidie aangevraagd worden op grond van de Rijkssubsidieregeling Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie. Voor deze subsidieregeling is van overheidswege 3,5 miljard Euro beschikbaar tot en met 18 december 2014, volgens het wie het eerst komt, het eerst maalt' principe. Om een beroep te kunnen doen op deze subsidie is een afgegeven omgevingsvergunning een vereiste. § 14. Conclusie Het project `de bouw van een bio-energiecentrale' is een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling. 22 Bijlage 1: Uittreksel bestemmingsplan 23 inhoud van de voorschriften Versie september 2006 Hoofdstuk I Inleidende bepalingen Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Begripsbepalingen Wijze van meten Anti-dubbeltelbepaling 3 3 9 11 Hoofdstuk II Bestemmingen en gebruik 13 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikei 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 13 15 17 18 19 21 22 24 26 27 29 30 31 32 33 34 35 37 38 Woondoeleinden (W) Woon- en Detailhandeisdoeleinden (WD) Woonwagens (WW) Tuinen (D Erven (E) Garages en Bergplaatsen Gemengde Doeleinden (GD) Horecadoeleinden (H) Maatschappelijke Doeleinden (M) Bedrijfsdoeleinden (B) Park (P) Groenvoorzieningen (GR) Verkeersdoeleinden (V) Verblijfsdoeleinden (VD) Verblijfsdoeleinden groen (VDg) Water Primair Leidingen Archeologisch waardevol gebied (AW) Incidenteel Archeologisch waardevol gebied Hoofdstuk III Algemene bepalingen 39 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artike127 Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 Hoogteaanduidingen Algemene vrijsteHingsbevoegdheden Gebruik van gronden en bouwwerken Algemene procedurevoorschriften Overgangsbepaling ten aanzien van gebruik Overgangsbepaling ten aanzien van bouwwerken Beperkingengebied Schiphol Strafbepaling Bijlagen Titel Bijlagen: 1. Lijst van bedrijfstypen. 2. Staat van Horeca-activiteiten. Gemeente Zaansted Bestemmingsplan Rostnolenwijk Voorschriften Hoofdstuk II Bestemmingen en gebruik Artikel 14 Park (P) Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Park (P) zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. voetpaden; c. watergangen en waterpartijen. d. speelvoorzieningen Bow~oorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3. Voor het bouwen als bedoeld in lid 2, geiden de volgende bepalingen: a. het bebouwingspercentage mag niet meer dan 10% bedragen; 4. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan aangegeven op de plankaart dan wel in artikel 23 "Hoogteaanduidingen". Gemeente Zaanstad Bestemmingspfan Rosrnalenwiik Voorschriften 29 ZNSTD Bijlage 2: Nieuwe situatie 24 ZNS TD Bijlage 3: Quick scan natuurwaarden 25 QU1CKSCAN NATIMRWAARDEN Pascalstraat ongenummerd, Zaandam Concept Mei 2014 HSRO, Afferden QUICKSCAN NATUURWAARDEN Pascalstraat ongenummerd, Zaandam Concept COLOFON Datum: Mei 2014 Versie: 1.1-20140522 Status: Concept Door HSRO ir. J.A. van Mil Hoogstraat 1 6654 BA Afferden tel: 0487-542906 fax: 0487-542905 www.hsro.ni In opdracht van: BioForte BV De heer H. Langevoort Vlierstraat 111 7544 GG Enschede tel: 033-2586511 www.bioforte.ni tKIHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Doel van het onderzoek 1.3 Leeswijzer 2 WETTELIJK KADER 2.1 Flora- en Faunawet 2.2 Ecologische Hoofdstructuur 2.3 Natuurbeschermingswet 1998 3 HUIDIGE SITUATIE EN HET VOORNEMEN 3.1 Locatie 3.2 Het voornemen 4 ONDERZOEKSMETHODE 4.1 Soortenbescherming 4.2 Gebiedsbescherming 5 NATUURWAARDEN 5.1 Flora 5.2 Vogels 5.3 Zoogdieren 5.4 Reptielen, amfibieën en vissen 5.5 Overige beschermde soorten 6 BEOORDELING SOORTENBESCHERMING 6.1 Flora- en faunawet 6.2 Vogels 6.3 Vleermuizen 6.4 Overige soortgroepen 6.5 Uitwerking algemene zorgplicht 7 BEOORDELING GEBIEDSBESCHERMING 7.1 Ecologische Hoofdstructuur 7.2 Natuurbeschermingswet 1998 8 SAMENVATTING & CONCLUSIE 8.1 Soortenbescherming 8.2 Gebiedsbeschemiing 8.3 Algemene aanbevelingen LITERATUUR BIJLAGEN Bijlage 1: Curriculum vitae ir. J.A. van Mil Bijlage 2: Checklist en toelichting natuurvriendelijke maatregelen aan gebouwen Bijlage 3: Brochure Vleermuisvriendelijk bouwen 7 7 7 7 8 8 9 10 12 12 12 15 15 15 16 16 16 16 17 17 18 18 18 18 18 18 20 20 20 21 21 21 22 23 24 24 25 37 5 (71 901' Z alsiaA 1.1 Aanleiding De initiatiefnemer heeft het voornemen om aan de Pascalstraat te Zaandam een biomassacentrale te realiseren. Hiervoor zal de bestaande bosbegroeiing verwijderd dienen te worden. Naar aanleiding deze ontwikkeling is, in het kader van de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur, onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten en de effecten van het voornemen op beschermde gebieden. Aangezien de geplande werkzaamheden mogelijk invloed kunnen hebben op beschermde soorten en gebieden, is dit onderzoek noodzakelijk om indien nodig ontheffing aan te vragen. Dit onderzoek is uitgevoerd door ir. J.A. van Mil. (zie bijlage 1) werkzaam bij HSRO. 1.2 Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is om, door middel van een veldonderzoek en een aanvullend bronnenonderzoek, vast te stellen of er wettelijk beschermde flora- en faunasoorten in het plangebied voorkomen en welke beschermde natuurgebieden in de omgeving van het plangebied zijn gesitueerd. Vervolgens wordt nagegaan wat de effecten van de voorgenomen plannen hierop zullen zijn en hoe deze effecten zich verhouden tot de (inter-) nationale natuurwetgeving. Indien er beschermde soorten in het plangebied voorkomen, wordt tenslotte geadviseerd op welke wijze hiervoor beschermende maatregelen noodzakelijk zijn en op welke wijze deze kunnen worden gerealiseerd. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het wettelijke kader van dit onderzoek beschreven. Hierna volgt in hoofdstuk 3 een beschrijving van de onderzoekslocatie en het voornemen. Hoofdstuk 4 beschrijft de onderzoeksmethode. Hoofdstuk 5 geeft een overzicht van de huidige natuurwaarden aan de hand van veld- en bronnenonderzoek. Hoofdstuk 6 en 7 beoordelen het voornemen aan de uitvoerbaarheid binnen respectievelijk de soorten- en gebiedsbescherming. Hoofdstuk 8 geeft een samenvatting en een eindconclusie. Versie 1.1-20140522 Concept 7 2 WETTELIJK KADER 2.1 Flora- en Faunawet De Flora- en Faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van soorten. In de Flora- en faunawet is onder andere het soortbeschermingsdeel van de Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd en het CITESverdrag. 2.1.1 Doelstelling Flora- en Faunawet De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van alle in het wild levende planten- en diersoorten. In deze wet zijn voor zo'n 1000 van de 40.000 in Nederland voorkomende plant- en diersoorten verbodsbepalingen opgenomen. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische Zaken (EZ) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten. 2.1.2 Zorgplicht In de Flora- en faunawet is een algemene zorgplicht opgenomen. Dit houd in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, en voor hun directe leefomgeving. (Artikel 2, lid 1). ledereen, die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, is verplicht dergelijk handelen achterwege te laten. Deze verplichting geldt voor zover dit in alle redelijkheid kan worden verwacht. Hiervoor moeten dan wel alle maatregelen worden genomen die redelijkerwijs kunnen worden verwacht, om de gevolgen te voorkomen of deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. (Artikel 2, lid 2). De zorgplicht geldt altijd en voor alle plant- en diersoorten. Dit geldt ook voor niet beschermde soorten en in het geval dat er ontheffing of vrijstelling van de Flora- en faunawet is verleend. De zorgplicht betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood. Als dit noodzakelijk is dient het lijden zo beperkt mogelijk te zijn. 2.1.3 Ontheffingsplicht Soms is het onvermijdelijk door activiteiten een beschermde soort of leefgebied van een beschermde soort wordt aangetast. De consequentie is dat vooraf moet worden bekeken of een vrijstelling geldt, of dat een ontheffing moet worden aangevraagd. 2.1.4 Beschermingsniveau's Op 23 februari 2005 is het "besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging artikel 75 van de flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen"(AMvB artikel 75) in werking getreden. Hierin zijn de soorten verdeeld in 3 beschermingsniveaus die de flora- en faunawet vereenvoudigen: 1 - algemene soorten: algemene vrijstelling of ontheffing / lichte toets; 2- Overige soorten: Vrijstelling met gedragscode of ontheffing lichte toets; en 3 - Soorten, genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 AMvB: Vrijstelling met gedragscode of ontheffing / uitgebreide toets. Versie 1.1-20140522 8 Als de werkzaamheden vallen onder reguliere werkzaamheden en/of ruimtelijke ontwikkeling, geldt in enkele gevallen een vrijstelling. Bij deze vrijstellingsregeling zijn 2 criteria belangrijk: De zeldzaamheid van de aangetroffen soort en de ingrijpendheid van de werkzaamheden. Hoe zeldzamer de soort en hoe ingrijpender de activiteit, hoe strikter de regeling. 2.1.4 Broedvogels Alle inheemse broedvogels zijn wettelijk beschermd en worden in de nieuwe opzet van de Flora- en Faunawet apart behandeld. Het verstoren van broedende vogels en jongen, of het vernielen van nesten en eieren tijdens de broedperiode is verboden. Het voorkomen van een overtreding is gemakkelijk door de werkzaamheden buiten de broedperiode uit te voeren. Omdat de broedperiode niet voor iedere soort gelijk is, is geen vaste tijdsperiode aan te geven. Op het moment dat beschermde inheemse broedvogels bezig zijn met hun broedproces, mogen er geen verstorende werkzaamheden of activiteiten plaatsvinden, dus ongeacht de periode van het jaar. Daarnaast is het ook mogelijk de nestgelegenheid (nest en nestlocatie) buiten de broedtijd te verwijderen. Indien het niet mogelijk is om buiten de broedperiode het nest te verwijderen, is een ontheffing noodzakelijk en zal de uitgebreide toets worden toegepast (zie beschermingsniveau 3). De nesten van een 16-tal vogelsoorten zijn jaarrond beschermd: huismus, steenuil, sperwer, ransuil, kerkuil, boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart., havik, ooievaar, oehoe, roek, slechtvalk, wespendief en zwarte wouw. Het betreffen soorten uit de beschermingscategorieën 1 t/ r, 4 van de aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen (Dienst Regelingen, 25 augustus 2009). De nesten van deze vogels worden bijvoorbeeld buiten het broedseizoen gebruikt als vaste rust- en verblijfsplaats of zijn zeer honkvast en zijn niet in staat een nieuw nest te maken. De vogels die tot de 5de beschermingscategorie behoren zijn niet het gehele jaar beschermd, ondanks dat de soorten ieder jaar terugkeren naar dezelfde nestgelegenheid. Enkele voorbeelden van deze vogelsoorten zijn: spechtensoorten, huiszwaluw, boerenzwaluw, ekster, bosuil, torenvalk en holenbroeders, zoals koolmees, boomkruiper en bonte vliegenvanger. Verwacht wordt dat deze soorten flexibel genoeg zijn om zich ergens anders te vestigen zodra hun nestgelegenheid verdwijnt. Op voorwaarde dat er een geschikt habitat in de buurt is. Ohtheffingen op verbodsbepalingen ten aanzien van vogelsoorfen waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkelingen vallen niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. Dergelijke maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan, kunnen vooraf door Dienst Regelingen worden goedgekeurd middels een ontheffingsaanvraag. 2.2 Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is het beoogde samenhangende netwerk van kwalitiatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen in Nederland. Dit wordt gerealiseerd door vergroting van natuurgebieden, ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden, aangepast agrarisch(-natuur) beheer en aanleg van ecologische verbindingszones. Vergroting en verbinding dragen bij aan het oplossen van problemen op het vlak van verdroging, vermesting en versnippering. Het doel is te komen tot duurzame populaties van kwetsbare plant- en diersoorten. De ambitie is om in 2018 de beoogde omvang van de EHS gerealiseerd te hebben. Versie 1.1-20140522 9 22.1 'Nee, tenzir-benadering De totstandkoming van de EHS verloopt via de sporen: bescherming en ontwikkeling. De bescherming van de EHS wordt vormgegeven door de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging binnen de EHS niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van een groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast moet het bevoegd gezag erop toezien dat hier door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht. Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken zal de provincie de te behouden wezenlijke kenmerken en waarden per gebied specificeren. Nadat er vastgesteld is dat wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, volgt de beoordeling of een ontwikkeling van groot openbaar belang is door het bevoegd gezag. Bij de beoordeling worden de volgende uitgangspunten crehanteerd: Stap 1: Alleen belangen die op langere termijn nog steeds aanwezig zijn, kunnen van groot openbaar belang zijn; Stap 2: Bij groot openbaar belang gaat het niet om belangen van één of enkele individuen. Door gelijktijdig met een initiatief in de EHS mitigerende maatregelen te nemen kan het mogelijk zijn om significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden te voorkomen. Naast mitigerende maatregelen dient bij aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden door een bestemmingsplanwijziging de resterende schade te worden gecompenseerd. 2.3 Natuurbeschermingswet 1998 Per 1 oktober 2005 is de Europese wet- en regelgeving (de Habitat- en Vogelrichtlijn en diverse internationale verdragen) in de Nederlandse wetgeving opgenomen. Deze vernieuwde natuurbeschermingswet 1998 ziet toe op de bescherming van specifiek aangewezen gebieden en soorten ten behoeve van specifieke instandhoudingsdoelen. Deze doelen worden vastgelegd in de aanwijzingsbesluiten van deze zogenaamde Natura 2000aebieden. 2.3.1 Vergunningsplicht Vanaf 1 oktober 2005 is een Natuurbeschermingswetsvergunning (artikel 19d) verplicht voor alle nieuwe projecten en handelingen die, gelet op de instandhoudingsdoelen: de kwaliteit (behoud en/op versterking) en de omvang van (behoud en/of uitbreiding) de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het gebied kunnen verslechteren, een verstorend effect kunnen hebben op de geschiktheid en/of draagkracht van het leefgebied van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen; de natuurlijke kenmerken van het gebied kunnen aantasten. Voor elk plan dat gelet op de instandhoudingsdoelen: de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het gebied kunnen verslechteren; een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. is binnen de Natuurbeschermingswet een goedkeuringsbesluit nodig (artikel 19j). Versie 1.1-20140522 10 2.3.2 ADC-criteria Als de voorgenomen activiteiten de natuurlijke kenmerken van een gebied significant aantasten, kan het bevoegd gezag alleen toestemming verlenen indien voldaan is aan de zogenoemde ADC-voorwaarden (art. 19g, 19h en 19k van de NB-wet) Deze criteria geven aan dat bij mogelijke significante gevolgen alleen vergunning verleend kan worden: (A) bij ontbreken van alternatieve oplossingen voor het project of andere handelingen; (D) om dwingende redenen van groot openbaar belang en; (C) met het voorschrift verbonden aan de vergunning dat de initiatiefnemer cornpenserende maatregelen vooraf en tijd treft. De compenserende maatregelen moeten hierbij worden gezien als een uiterste, omdat dit vaak niet tot volledig herstel van de natuur leidt. Versie 1.1-20140522 Concept 11 HUIDIGE SITUATIE EN HET VOORNEMEN 3.1 Locatie Het plangebied omvat een deel van het bosperceel aan Pascalstraat te Zaandam, gemeente Zaanstad. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Pascalstraat en de rijksweg a7, aan de oostzijde door het terrein van het Pascal College. Aan de zuid- en westzijde wordt het plangebied begrens door het Burgemeester in 't Veldpark. Het plangebied bestaat momenteel uit bos bestaande uit onder andere populier, plataan, esdoorn en els met een ondergroei van onder andere zevenblad, grote brandnetel en fluitekruid. (zie kaft en figuur 3.2 en 3.3). Tabel 3.1: Objectgegevens 3.2 Provincie Noord Holland Gemeente Zaanstad Plaats Zaandam Co6rdinaten X:117.160 / Y:496.420 Het voornemen De initiatiefnemer heeft het voornemen om het bestaande bos te kappen en op de vrijgekomen locatie een biomassacentrale te realiseren ten behoeve van de warmtevoorziening van het ZMC, de Zorgboulevard, het Pascal College, het Zaans lyceum, de Oostergouw en de Evean en een Rochdale flat. De biomassa centrale heeft een vermogen van 2,3 MWth (thermisch) plus circa 150 kW (electrisch) en een gasketel als backup en piekvoorziening met een vermogen van 6 MWth. (zie figuur 3.4) 10.1g. 't • Zaan * ZAANDAM Figuur 3.1: Locatie Versie 1.1-20140522 t . 'e. , \i 1-,-., .\--- '1-,5<':x x-'•:‘," -) \%.-' .--'-: •414' oft ,„,---c. .,. • 11.... -, •..'<'''' • t'',' ..,-iii. so C9 . retf:::•* .-',, 410- 12 Figuur 3.2: Aanzicht van plangebied vanuit het zuiden vanuit het Burgemeester in 't Veldpark Figuur 3.3: Aanzicht van plangebied vanuit het noordwesten vanaf de Pascalstraat Versie 1 1-20140522 Concept 13 Figuur 3.4: Schets van het voornemen (PM wordt vervangend door de inrichtingsschets) Versie 1 1-20140522 Concept 14 4.1 Soortenbescherming Op 19 mei 2014 is het plangebied onderzocht op het voorkomen van beschermde plant- en diersoorten. Soorten zijn genoteerd aan de hand van zicht- en geluidswaarnemingen. Het plangebied is onderzocht op sporen (wissels, haren, graafsporen, uitwerpselen etc.) om de aanwezigheid niet direct-waargenomen soorten te kunnen vaststellen. Hiernaast is op basis van de aanwezige biotopen, biotoopkwaliteit en verspreidingsgegevens (zie literatuurlijst) beoordeeld welke beschermde soorten in het plangebied aanwezig kunnen zijn. Bij elk inventariserend onderzoek (veldonderzoek en de verspreidingsgegevens uit een bronnenonderzoek) zullen, ongeacht de expertise van de uitvoerders, vertegenwoordigers van enkele soortgroepen op de waarnemingslijsten ontbreken. De intentie van dit type onderzoek ligt echter niet zozeer in de volledigheid aan soorten, maar in de inschatting van het ecologisch potentieel van de onderzoekslocatie en het (mogelijk) voorkomen van beschermde en/of bedreigde soorten. 4.2 Gebiedsbescherming 4.2.1 Ecologische Hoofdstructuur ln het kader van het EHS-beleid is onderzocht of de onderzoekslocatie in of nabij een beschermd gebied is gesitueerd. Op basis van 'expert judgement` is beoordeeld of door het voornemen de wezenlijke kenmerken en waarden van dit deel van de EHS significant worden aangetast. 4.2.2 Natuurbeschermingswet 1998 In het kader van de Natuurbeschermingswet is onderzocht of de onderzoekslocatie in of nabij een door de Natuurbeschermingswet beschermd Natura 2000-gebied is gesitueerd. Op basis van 'expert judgement' is beoordeeld of het voornemen een significant effect heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden. Versie 1 1-20140522 Concept 15 NATUURWAARDEN 5.1 Flora Tijdens het veldbezoek zijn geen in het kader van de Flora- en faunawet beschermde plantensoorten aangetroffen. Het plangebied bestaat vrijwel geheel uit bos met onder andere populier (Populus x canadensis), plataan (Platanus x hybride), esdoorn (Acer pseudoplatanus) en els (Alnus glutinosa) met een weinig bijzondere ondergroei van onder andere zevenblad (Aegopodium podagraria), grote brandnetel (Urtica dioica) en fluitekruid (Anthriscus sylvestris). Gezien deze situatie en de beschikbare verspreidingsgegevens 1 " kan de aanwezigheid van strikt beschermde vaatplanten in het plangebied worden uitgesloten. 5.2 Vogels In en om het plangebied zijn tijdens het veldbezoek alleen merel (Turdus merula), winterkoninkje (Troglodytes troglodytes), vink (Fringilla coelebs), koolmees (Parus major), kauw (Corvus monedula), zwarte kraai (Corvus corone), kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus), tjiftjaf (Phylloscopus collybita) en ekster (Pica pica) waargenomen. Hiervan is met zekerheid een broedgeval van ekster vastgesteld. Gezien de locatie en de huidige situatie worden enkel algemene soorten als roodborst (Erithacus rubecula), turkse tortel (Streptopelia decaocto), houtduif (Columba palumbus), fitis (Phylloscopus trochilus) en heggenmus (Prunella modularis) in en om het plangebied verwacht. Tijdens het veldbezoek zijn geen nesten of aanwijzingen van verblijf van vogelsoorten met een jaarrond beschermd nest aangetroffen. Gezien de locatie midden, de beschikbare verspreidingsgegevens''', de eisen van de betreffende soorten en het gebruik van plangebied worden deze ook niet verwacht. 5.3 Zoogdieren In het plangebied zijn tijdens het veldbezoek geen zoogdiersoorten waargenomen. Naar verwachting zullen enkel algemeen beschermde zoogdiersoorten in het plangebied verblijven. Mogelijk komen onder andere de algemeen beschermde zoogdiersoorten: mol (Talpa europea), aardmuis (Microtus agrestis), veldmuis (Microtus arvalis), bosmuis (Apodemus sylvaticus), bunzing (Mustela putorius), wezel (Mustela nivalis) en egel (Erinaceus europeus) in en om het plangebied voor. Het voorkomen van zoogdieren, waarvoor geen vrijstelling geld, is tijdens het veldbezoek niet vastgesteld en op basis van het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van verblijfindicatie en/of op basis van verspreidingsgegevens 6' 78 " ook niét waarschijnlijk. Tevens is plangebied beoordeeld op de geschiktheid als vleermuishabitat. Er zijn tijdens het veldbezoek geen aanwijzingen gevonden dat het te kappen bos geschikt is of gebruikt wordt als verblijfsplaats voor vleermuizen. Het plangebied is mogelijk wel geschikt als foerageergebied voor verschillende vleermuissoorten 1012&13, waaronder bcrewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en laatvlieger (Eptesicus serotinus). 1 Telmee.n12014 2 Waarnem ing.n12014 3 Sovon 2014 4 Telmee.n12014 5 Waarneming.n12014 6 Zoogdiervereninging 2014a 7 Zoogdiervereninging 2014b 8 Telmee.n12014 9 Waarneming.n12014 10 Dietz et al 2011 11 Zoogdiervereninging 2014b 12 Telmee.n12014 13 Waarneming.n12014 Versie 1.1-20140522 16 5.4 Reptielen, amfibieën en vissen Reptielen en amfibieën zijn tijdens het veldbezoek niet waargenomen. Voor reptielen en vissen is het perceel ongeschikt, omdat deze soorten specifieke eisen stellen aan het habitat. Mogelijk gebruiken een aantal algemeen beschermde amfibiesoorten 14,15&16, zoals gewone pad (Bufo bufo), het plangebied als onderdeel van het landhabitat. 5.5 Overige beschermde soorten Voor alle overige soorten geldt dat het plangebied niet van belang is als leefgebied. Er komen geen bijzondere habitats voor die voor libellen, vlinders, kreeftachtigen of voor weekdieren van betekenis zijn17,1819&20. Er zijn geen aanwijzingen dat er hier duurzame populaties van ecologische waardevolle soorten voorkomen. 14 Ravon, 2014 15 Telmee.nI2014 16 Waarneming.nI 2014 17 Vlinderstichting 2014 18 Bos et al 2006 19 Telmee.nI2014 20 Waarneming.nI2014 Versie 1.1-20140522 17 BEOORDELING SOORTENBESCHERMING 6.1 Flora- en faunawet In het kader van de voorgenomen plannen zijn gedurende het broedseizoen overtredingen ten aanzien van broedvogels mogelijk. Voor de overige soortgroepen, waar onder vleermuizen, zijn door het ontbreken van geschikt habitat en/of verblijfsindicatie, de aard van de ingreep of door een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling, geen overtreding te verwachten ten aanzien van de Flora- en Faunawet. 6.2 Vogels Binnen de Flora- en Faunawet genieten alle vogelsoorten een strenge wettelijke bescherming. Voor schade aan vogels kan slechts onder strenge voorwaarden ontheffing, laat staan vrijstelling verkregen worden. Deze bescherming is voor alle soorten gelijk, van de zeer algemene soorten tot de zeer zeldzame. Tijdens het veldbezoek zijn geen nesten of verblijfsindicatie van jaarrond beschermde vogelsoorten aangetroffen. Een ontheffing, ten aanzien van deze vogelsoorten, hoeft dan ook niet te worden aangevraagd. Voor de overige te verwachten broedvogels geldt dat, indien de sloopwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, er geen overtredingen plaats zullen vinden met betrekking tot broedvogels. In de Flora- en Faunawet wordt geen vaste periode gehanteerd voor de broedperiode. Omdat de broedperiode niet voor iedere soort gelijk is, is geen vaste tijdsperiode aan te geven. Op het moment dat beschermde inheemse broedvogels bezig zijn met hun broedproces, mogen er geen verstorende werkzaamheden of activiteiten plaatsvinden, dus ongeacht de periode van het jaar. Geldend is de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen. Het (laten) uitvoeren van een controle op de aanwezigheid van een broedgeval voor aanvang van de werkzaamheden, kan eveneens voorkomen dat er onnodige vertraging van de plannen en verstoring van broedvogels plaatsvindt. 6.3 Vleermuizen Het plangebied wordt mogelijk door vleermuizen gebruikt als foerageergebied. Deze functie zal door het voornemen nauwelijks worden aangetast. Door de beperkte omvang blijft voldoende foerageergebied behouden. Hiernaast worden er door het voornemen geen verblijfplaatsen of vliegroutes aangetast. Een ontheffing is niet nodig. 6.4 Overige soortgroepen Van de overige soortgroepen worden er door het ontbreken van geschikt habitat en/of verblijfsindicatie, de aard van de ingreep of door een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling, geen soorten verwacht waarvoor een overtreding te verwachten is ten aanzien van de Floraen Faunawet. 6.5 Uitwerking algemene zorgplicht Voor de te verwachten grondgebonden zoogdieren en amfibieën geldt een algehele vrijstelling van de Flora- en Faunawet met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkelingen en herinrichting die plaats zullen vinden in het plangebied. Het is echter wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor alle aanwezige plant- en diersoorten en al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen (zie paragraaf 2.1.2). Dit betekent dat tijdens de werkzaamheden rekening dient te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van algemene soorten als egel, bosmuis, veldmuis, huisspitsmuis en gewone pad. Versie 1.1-20140522 18 Aanwezige dieren dienen de gelegenheid te krijgen om het terrein zelfstandig te verlaten. Indien deze dieren of planten het terrein niet zelfstandig kunnen verlaten dienen deze te worden verplaatst naar geschikt habitat buiten de ingreep. Dergelijke werkzaamheden dienen bij voorkeur niet plaats te vinden tijdens de winterperiode. Versie 1.1-20140522 Concept 19 BEOORDELING GEBIEDSBESCHERMING 7.1 Ecologische Hoofdstructuur Het plangebied maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (zie figuur 7.1). Het voornemen heeft door zijn locatie, aard en omvang geen negatieve invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Vanuit het provinciale natuurbeleid is er daarom geen bezwaar tegen de voorgenomen ingreep. Een nadere beoordeling is niet nodig. o plangebied *111111111~ amo, Figuur 7.1: Ecologische Hoofdstructuur (bron: Provincie Noord-Holland 7.2 Natuurbeschermingswet 1998 Het plangebied is omringd door drie Natura 2000-gebieden welke beschermd zijn door de Natuurbeschermingswet 1998. Op circa 977 meter ten oosten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied 'llperveld, Verkensland, Oostzanerjeld & Twiske', op circa 2.300 meter ten westen van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan' en op circa 2.100 meter ten noorden is het Natura 2000-gebied 'Wormer- en Jisperveld & Klaverpolder' gesitueerd. Deze Natura 2000-gebieden zijn onder andere aangewezen door het voorkomen van de habiattypen H4010B vochtige heide (laagveengebied) en H7140B overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden). Deze habitattypen zijn als zeer gevoelig voor stikstofdepositie te klassificeren (van Dobben, Bobbink, Bal & van Hinsberg, 2012) Gelet op de toename van lokale verbrandingsproducten naar de lucht is onderzoek naar de effecten van een mogelijke toename stikstofdepositie op de beschermde habitattypen van deze Natura 2000-gebieden nodig. Geadviseerd wordt om een Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 uit te voeren. Verste 1 1-20140522 20 8 SAMENVATTING & CONCLUSIE 8.1 Soortenbescherming De Flora- en Faunawet is een soortbeschermingswet. De wet draait niet om het beschermen van individuele organismen, maar om de duurzame instandhouding van soorten. Indien voldoende voorzorgsmaatregelen worden genomen lijkt -het voornemen uitvoerbaar binnen de Flora- en Faunawet. In het plangebied komen alleen algemeen beschermde flora- en faunasoorten voor. Deze soorten genieten een algemene vrijstelling (soorten van tabel 1 van de AmvB art. 75 bij de Flora en Faunawet) van de verbodsbepalingen art. 8 tot en met 12als gevolg van schade door ruimtelijke ontwikkelingen en projecten. Voor deze soorten is geen ontheffing vereist. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met de algemene zorgplicht en de aanbevelingen voor de uitvoering. Voor vogels kan worden vastgesteld dat schade aan nesten, holen, eieren en verontrusting van individuen door de nodige voorzorgsmaatregelen kan worden voorkomen. Voor vogels zal enkel een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet noodzakelijk zijn indien het voornemen schade toebrengt aan vaste broed-, rust- en verblijfsplaatsen. Geadviseerd wordt, om het uitvoeren van de werkzaamheden uit te stellen tot het einde van de broedperiode. Omdat de broedperiode niet voor iedere soort gelijk is, is geen vaste tijdsperiode aan te geven. Op het moment dat beschermde inheemse broedvogels bezig zijn met hun broedproces, mogen er geen verstorende werkzaamheden of activiteiten plaatsvinden, dus ongeacht de periode van het jaar. Het (laten) uitvoeren van een controle op de aanwezigheid van een broedgeval voor de aanvang van de werkzaamheden, kan eveneens voorkomen dat er onnodige vertraging van de plannen en verstoring van broedvogels plaatsvindt. Tevens wordt aangeraden om eventuele kap- en bouwwerkzaamheden geleidelijk uit te voeren. Op deze wijze wordt dieren de gelegenheid geboden uit te wijken. Met inachtneming van de algemene zorgplicht, is een ontheffing in het kader van de Floraen Faunawet niet nodig. 8.2 Gebiedsbescherming 8.2.1 Ecologische Hoofdstructuur Het plangebied maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Het voornemen héeft door zijn aard en omvang geen invloed op de wezenlijke kehmerken en waarden van de EHS. Vanuit het provinciale natuurbeleid is er daarom geen bezwaar tegen de voorgenomen ingreep. Een nadere beoordeling is niet nodig. 8.2.2 Natuurbeschermingswet 1998 Met de inwerking treding van de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 in oktober 2005 is de Europese wet- en regelgeving volledig in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De Natuurbeschermingswet ziet toe op de bescherming van specifiek aangewezen gebieden ten behoeve van specifieke instandhoudingsdoelen. Het plangebied is omringd door drie Natura 2000-gebieden welke beschermd zijn door de Natuurbeschermingswet 1998. Op circa 977 meter ten oosten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied 'Ilperveld, Verkensland, Oostzanerveld & Twiske', op circa 2.300 meter ten westen van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan' en op circa 2.100 meter ten noorden is het Natura 2000-gebied 'Wormer- en Jisperveld & Klaverpolder' gesitueerd. Deze Natura 2000-gebieden zijn onder andere aangewezen door het voorkomen van de habiattypen H4010B vochtige heide (laagveengebied) en H7140B overgangs- en Versie 1.1-20140522 21 trilvenen (veenmosrietlanden). Deze habitattypen zijn als zeer gevoelig voor stikstofdepositie te klassificeren (van Dobben, Bobbink, Bal & van Hinsberg, 2012) Gelet op de toename van lokale verbrandingsproducten naar de lucht is onderzoek naar de effecten van een mogelijke toename stikstofdepositie op de beschermde habitattypen van deze Natura 2000-gebieden nodig. Geadviseerd wordt om een Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 uit te voeren. 8.3 Algemene aanbevelingen De directe omgeving is potentieel geschikt als leefgebied voor huismus, gierzwaluw, huiszwaluw en verschillende vleermuissoorten. Deze soorten staan onder druk door steeds verder afnemende broedgelegenheid. Met geringe inspanningen kan de nieuwbouw mogelijkheden bieden voor de vestiging van verschillende soorten. Door het plaatsen van bijvoorbeeld nestkasten (mussenflat), speciale dakpannen, vogelvides, (inbouw) vleermuiskasten of maatwerk kan een positieve impuls worden gegeven aan de lokale populaties. Vogelbescherming Nederland heeft een unieke checklist (zie bijlage 2) ontwikkeld, waarmee iedere bouwonderneming zijn projecten en de directe omgeving natuurvriendelijker kan maken. Door middel van het beantwoorden van enkele ja/nee vragen, kunnen eenvoudige maatregelen worden toegepast die goed zijn voor stadsnatuur en in het speciaal voor vogels. De Zoogdiervereniging heeft de brochure 'Vleermuisvriendelijk Bouwen' (zie bijlage 3) ontwikkeld met daarin handvatten waarmee bij het ontwerp, bouw en renoveren van gebouwen eenvoudig rekening kan worden gehouden met verblijfplaatsen van vleermuizen Versie 1 1-20140522 Concept 22 Bijlsma, R.G., E Hustings en K.C.J. Camphuysen. 2001. Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). GMB Uitgeverij/KNNV Uitgeverij, Haarlem/Utrecht. Bos, E, Bosveld, M., Groenendijk, D. et. al. 2006 Dagvlinders van Nederland, Nederlandse Fauna deel 7. Zeist, KNNV uitgeverij. Diepenbeek, A. 2000 Veldgids Diersporen.'S-Graveland, Vereniging Natuurmonumenten. Dietz,C., Helversen, 0. von, Nill, D. 2011 Vleermuizen, Alle soorten van Europa en Noordwest-Afrika. Tirion Natuur, De Fontein I Tirion Uitgevers B.V. Utrecht. Dobben H.E van, Bobbink, R., Bal, D., Hinsberg, A. van. 2012 Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000. Alterra-rapport 2397, Alterra Wageningen UR, Wageningen. Expertisecentrum LNV. (Bal, D., Beije, H.M., Fellinger, M., Haveman, R., van Opstal, A.J.M.F, van Zadelhoff, F.J. 2001 Handboek Natuurdoeltypen, tweede geheel herziene editie; Rapport Expertisecentrum LNV nr 2001/020 Wageningen. Jonsson, L. 1998 Complete gids Vogels van Nederland. 'S-Graveland, Vereniging Natuurrnonumenten. Lange, R., Van Winden, A., Twisk, P., De Laender, J., Speer., C. 1986 Zoogdieren van de Benelux. Herkenning en onderzoek. Jeugdbondsuitgeverij., Amsterdam. Lange, R., Twisk, P., Van Winden, A., Van Diepenbeek, A. 2004 Zoogdieren van West-Europa. KNNV uitgeverij, Utrecht. Ministerie van Economische zaken 2014 Basis informatie natuurwetgeving, www.rijksoverheid.nl/ministeries/ez. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2003. Ondernemen en de Flora- en Faunawet. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005-A. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Meijden, R. van der, 1996 Heukels Flora van Nederland, 22e druk. WoltersNoordhoff, Groningen. Ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ, 2006 Nota Ruimte, Ruimte voor ontwikkeling, deel 4. Naturalis. 2014 Nederlands www.nederlandsesoorten.nl . soortenregister, overzicht van de Nederlandse biodiversiteit. Provincie Gelderland 2014 Gegevens gebiedsbescherming, www.gelderland.nl . Ravon 2014 Soortgegevens reptielen, amfibieën en vissen, www.ravon.nl . SOVON Vogelonderzoek Nederland. 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000.Nederlandse fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij en European invertebrate Survey Nederland, Leiden. Sovon 2014, Soortgegevens broedvogels, www.sovon.nl . Telmee.nl 2014, Verspreidingsgegevens van landelijke PGO's en vrijwilligers, www.telmee.nl . Vlinderstichting 2014, Soortgegevens vlinders en libellen, www.vlinderstichting.nl . Waarneming.nl 2014, Waarnemingen van vrijwilligers, www.waarneming.nl Zoogdiervereniging 2014a, Soortgegevens zoogdieren, www.zoogdiervereniging.nl . Zoogdiervereniging 2014b, Versrpeidingsgegevens zoogdieren, www.zoogdieratlas.nl . Versie 1 1-20140522 23 BULAGEN Bijlage 1: Curriculum vitae ir. J.A. van Mil Naam: Geboortedatum: E-mail: Ir. JA. van Mil 08 Septem ber 1980 [email protected] Werkervaring 2004 - beden: OpIeidjg 2001 - 2003: Adviseur natuur en landschap bij HSRO Stedenbouw en Ruimtelijke Ontwikkeling,Afferden. Werkzaamheden bestaan uit onder andere: Toetsingen aan natuurwetgeving, Aanvragen ontheffingen en vergunningen. Veldinventarisaties, Onderzoek en analyse van inventarisatiegegevens, Opstellen van beheer-, beplantings- en inrichtingsplannen, Opstellen van Milieueffectrapportages. Studie Bos en Natuurbeheer, Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Wageningen Specialisatie: Dierecologie Afstudeeropdracht: Shaping coexistence: Twenty years of population interactions between roe (Capreolus capreolus L.) and red (Cervus elaphus L.) deer. In samenwerking met Wageningen Universiteit en Researchcentrum en Staatsbosbeheer Afstudeeropdracht: The vertebrate scavenger assemblage of roe deer carcasses in southeast Norway. In samenwerking met I.J.M Teurlings MSc, Extern PhD-student, Resource Ecology Group, Wageningen Universiteit en Researchcentrum en het Noors Instituut voor Natuur Onderzoek (NINA). 1997 - 2001: Studie Bos en Natuurbeheer, IAH Larenstein, Velp Specialisatie: Natuur en landschapstechniek Afstudeeropdracht: Restoring the balance: The possibilities of expanding the current grazing area and initiating new grazing areas in the Lake Pape Nature Area and the Sventaja River Valley, Rucava, Letland. Onderzoek naar de mogelijkheden voor uitbreiding van het begrazingsproject in opdracht van WWF-Latvia, Riga, Letland en Flaxfield Nature Consultancy, Wavreille, België Afstudeeropdracht: Stimulating Eco-Tourism: An infrastructure for eco-tourism in the Rucava municipality, Latvia; The aim of this project was to setup trails and promote the available tourism infrastructure of the Rucava municipality. Onderzoek naar een een infrastructuur voor ecotoerisme in de Gemeente Rucava, Letland in opdracht van WWF-Latvia, Riga, Letland en Flaxfield Nature Consultancy, Wavreille, België Stage: NUON water Gelderland, Velp: FSC-bos beoordeling en beheerplan . Stage: Het Brabants Landschap, Haaren: Natuurontwikkelingsplan voor de ecologische verbindingszone tussen de Vloeiweide en de Pannenhoef te Zundert. Stage: Groenland Beheer BV, Leersum, The Netherlands; Natuurontwikkelingsplan voor de Maasuiterwaarden bij Maasbommel. Cursussen 2011 2012 Overige activiteiten 2013 - heden: 2012 - heden: 2010 2009 2008 - heden: 2007 - heden: 2003 - 2005: 2003 - 2004: Versie 1.1-20140522 Workshop Quickscan natuur Wabo, georganiseerd door Bomenstichting en VOFF. Cursus herkenning ottersporen, georganiseerd door het Meetnet Bever-Otter van de Zoogdiervereniging Lid Werkgroep kleine marterachtigen, Zoogdiervereniging. Regioco&dinator Caltura, Bever en Otter werkgroep, Zoogdiervereniging. Veldwerk (veldcontrole van de vogel-radar) in Smola Wind Farm voor het BirdWind project, een onderzoek naar vogelvriendelijke uitgangspunten voor nieuwe windfarms, in opdracht van dr R.E May, Norsk Institutt for Naturforskning. Veldwerk in Parque Natural de Monesinho, Bragança, Portugal voor het project: Ecogeography of roe deer (Capreolus capreolus): relation with other ungulates in sympatry Voor R.T Torres, University of Aveiro en het Noors Instituut voor Natuur Onderzoek (NINA). Vrijwilliger voor het Netwerk Vleermuizen en Steenmarters in gebouwen (NVSG) van de Provincie Noord-Brabant in samenwerking met de Zoogdiervereniging VZZ en het Codirdinatiepunt Landschapsbeheer (CL). Onderzoek naar het gedrag van kraaiachtigen op een beperkte voedselbron als onderdeel van het project: Linking lynx predation on roe deer to the ecosystem: Scavengers and antiscavenging strategy. In samenwerking met I.J.M Teurlings MSc, Extern PhD-student, Resource Ecology Group, Wageningen Universiteit en Researchcentrum en het Noors Instituut voor Natuur Onderzoek (NINA). Vrijwilliger Weidevogelbescherming, Agrarische Natuurvereniging 'De Beerse Overlaet. Adviseur Natuur en Landschap, bewonersvereninging 'Zanderover'. Lid Ravon. Lid Zoogdiervereniging. Concept 24 Bijlage 2: Checklist en toelichting natuurvriendelijke maatregelen aan gebouwen Checklist Natuurvriendelijke maatregelen aan gebouwen )2, Vogelbescherming NEDERLAND Versie 1.1-20140522 Concept 25 Colofon Uitgave Vogelbescherming Nederland, 2009 Teksten en afbeeldingen Jip Louwe Kooijmans Vogelbesche ming Nederland in samenwerking met Martin van Dijkhuizen BAM utiliteitsbouw regio Utrecht Vormgeving Edwin van de Laar Grafisch Ontwerpbureau. Breda - Fotografie Martin Hierck (huismus)Jip Louwe Kooijmans (stad). Robbert Snep (achterzijde) Versie 1.1-20140522 Concept 26 Checklist:Natuurvriendelijke maatregelen aan gebouwen 1.1 Het gebouw is twee verdiepingen hoog of meer. JA NEE Er is een bakstenen gevel op ncordelij<e of obstelijke nchting. JA NEE Er JA NEE Het gebouw voorzien van spouwmuren zoncier spouwmuurvulling. JA NEE Ruimte van de spouw is minimaal 2crr JA. NEE Rond het debouw staan bomen fof worden homen aangeplant JA NEE JA NEE JA NEE Het gebouw heeh rulten op de onderste v er verdiepingen JA NEE Op sommige plaatsen wordt door het glas een dooroang gesuggereerd Bv waar twee • tegenover elkaar geplaatst • waat , open ruirnte afschermt. JA NEE JA NEE .-ijeaanvliegroute !,,'- voor de gevell. Het art ■ ,00rd op bovenstaanoe vragen is x JA 1.2 !- • rtwoord np de bovenstaan vragen is 3x JA 1.3 Nes.otenen neststenen voor nestgelegenheid voor vleermuiz., n oit Jntwerp buiten tle nde mu , el bestaat voor een Het antwoord op bovenstaande vragen is 2x JA gr ne gevel of gevelturn 2.1 Het antwoord op bovenstaande vragen n glasmarkenng 411■11.10/4111.1.1220 3.1 De omgevIng van net gebouu pestaat [of zal gaan hestaanj uit open grond, zoals een ' , en parkeerplaats. Het antwoord op bovensto... 3.2 vraag is JA haffopen rn - ,tenen Het gebouw is minimaal 30 meter hoog JA NEE Het gebouw heeft voldoende 7itplaatsen voor vogels, zoals vensterhanken, leidingen of JA NEE JA NEE JA NEE schoorstenen Ibijvoorbeeld een industrieel complex of centrale). De omgevinq van het gebouw oestaa' landbouwgrond of open water. Het antwoord op b . ■■ staande vragen is 3x JA .1 nestkast voor siechtvalk Onder het oeho.uw is een parkeerlaraae or kelde• Hat antwoord op bovenstaande vraag is JA overwinteringsruirnte voor vleermuizen Versie 1 1-20140522 27 Daken 1 Het gebouw heek een helleno lak met dakpar nen JA NEE Het antwoord op bovenstaandevraag is JA Vogelvide Het antwoord op deze vraag is NEF 5.2 > ga naar vraan 61 Het gebouw heeft eer hellend dak met dakpar nen Vogelvide valt bLAten de technische mogelijkheden. de directe omgeving is struikgewas of een begroeide gevel of een hearoeide schotting Het antwoord op bovenstaande vragen is 3x JA 5.3 JA NEE JA NEE JA NEF dakpannen vour huismus dak heeft een pannendak me een hellingspercentage van45.° of ~neer Er is een dakhelling op noordelijke of oostelijke richting. •• JA NEE JA NEE JA NEE JA NEE JA NEE JA NEE JA NEE Het artwoord op bovenstaande vragen is 3x JA ■■■ dakpannen voor gierzwaluw 6.1 heef: een plat da Het antwoord op bovensta ncie vraag isJA groen dak of bruin dak 6.2 q5, Het antwoord op bovenstaande vragen 2x JA grind dak of schelpen/grind eiland 7,1 • Het antwoord op bovensta.. Versie 1.1-20140522 ragen is 2x JA Nr ■ kunstnesten voor huiszwaluw Concept 28 Water In de omgeving van het gebouw of rondom ')et oebouw is c.pen water. 1. 1 JA NEE Len narde, goltbestendige oever is gewenst. JA NEE Er is naast JA NEE In de orngeving van of rondom het gebouw is oper water met aan beide zijden een kademuur of andere harde verticale beschoeiing. JA NEE In de omgeving van of rondom het gebouw 's oper water met weinig c geen oevertegroeiing. JA NEE JA NEF JA NEE JA NEE Een waterelernent Is opgenornen In het ruinontwerp. JA NEE Het water op het terrein wordt afgewaterdop het oppervlaktewater in de omgeving. JA NEE Er bestaat kans o JA NEE Het water hoeft niet direrr afgevnerd te worden JA NEF De bodem is geschikt von nfi!rerle van regenwate, JA NEE Het antwoord op deze vraag is NEE ga naar vraag 4.1 Het antwoord op deze vraag is JA oever met een hellingspercentage van 1 nf rtit 12 'ever een strook van 2m breed. I - rtwoord op de le vraa,; ar. breukstenen oeverbeschoeiing of biotoop voor muurplant , Ht antwoord op bovenstaande vragen is 2x JA or ■ breukstenen oever met nevengeul Alleen het antwoord op de tweede vraag is JA 13 nevengeul of natuurlijke oever liet antwoord op één van bovenstaande vragen is J 2.1 her water is een brug met een hoogte Over het water is een brug rnet een hoogte van minimaal 150 cm boven het wate, Het antwoord op bovenstaande vraag is JA 23 ,, inimaaf 60 cm boven het water. nestgelegenheid voof boerenzwa ■ us, Het antwoord op bovenstaande vraag is JA 2.2 floatlands nestkast of neststeen voor kwikstaart Over het water is een brug met een hoogte s ar, minimaal 400cm bover. het water • ! twoord up ,staJnde viagen is JA kun voor heiszwaluw 4. 3.1 afst -oom van vervuld water. Het antwoord op bovenstaande vragen is 3x JA 32 Het antwoord op bovenstaande vragen is x JA Versie 1.1-20140522 '`Aofytenfitter ,vadi Concept 29 Groen 4.1 JA NEE JA NEE JA NEE iS NEE A NEE JA NEE JA NEE JA NEE Het antwoord op één van bovenstaande vragen is JA Halfbestrating 5.1 Bij het gebouw komt een aroervoorziening, of een bino- Het antwoord op bovenstaande vraag is JA gebruik waar mogelijk inheemse soorten 6.1 Rond de bebouwing z jn extensiet gebruikte gazcns Het antwoord op één van bovenstaande vragen is JA pictonal meadow of vlinderberm 62 staan bomen en struiken, of komen bomen en struiken te staan. Het antwoord op bovenstaande vraag is JA mantelzoomvegetatie 7,1 Er is een harde erfscheiding en weinig ruimte Het antwoord op bovenstaande vraaq is JA 7.2 5f s ruirrte schutting met klimplante, en brede erfscheiding of scheiding van functies op het terrein. Het antwoord op bovenstaande vraag ts JA haag 8,1 Het antwoord op bovenstaande vraag is JA worden gesnoeid. NEE takkenril 9.1 JA NEE Het antwoord op bovenstaande vraag is JA nestkasten Versie 1 1-20140522 Concept 30 Toelichting bij de checklist natuurvriendelijke maatregelen aan gebouwen 1 Toélkhting bij maatregelen in Cheddist ecologische maatregelen Dc belangrijkse bron soor deze chccklist is het boek 'STADSVOGELS. Bouwen. Beleven. Besehennen."ririon uitgeverijen. ISBN 978-90-5210-775-2 • Voor aanvullende detailinformatie wordt u aangeraden de volgende bronnen te randplegen. In de tekst wordt verwezen naar de nummers: 1. 'Natuurvuorziening aan gebouwen' Stiehting bouwresearch. ISBN 90-5367-261-3 2. 'Handleiding daktuinen'. Gemeente Amsterdam. Dienst Ruimtelijke Ordening. Mei 2004 www.droatmsterdamMipublicatieslafgemeeM0 110558. , handleidinW 3. *Bosrandbeheer voor vlinders en andere ongewervelden' KNNV udgeverij. ISBN 9789050111911 4. 'Winterslaapplaatsen van vleermuizen'. vleermuiswerkgroep Noord-Brabant www.vleennuizeninfo.heldownload BouwVleermniswinterverblijven.pdf 5. 'Meer vogels :n de tuin•. Vogelbeseherming Nederland 2009. aan te vragen via www.vogethewherming.n1 2 Algemene richtlijnen • Voot aanvang van de bouw - Houd hij het ontwerp rekening met vogels. - Integreer nestgelegenheid Ivogelvide. neststenen. c.d.I in het ontwerp. - Integreer ecologische daken en groene muren in het ontwerp. - Plan de ruimte zo dat natuuromwikkeling plaats kan vinden. - In het groen bv door het toepussen van inheemse soonen. - In het water hv door het toepassen van geleidelijke oevers. Sturen door leefgebied Vogels en andere diersoorten hehhen elk hun eigen voor keursbiotoop. Om te voor komen dat natuurvriendelijke maatregelen leden tot vestiging van soonenop plaatscn waar dat ttiot gewenst is. is het goed van te voten te bedenken wat de gevolgen zaallen zajn van de keuzes die gemaakt zijn. • 3 Inhoudelijke onderbouwing checklist Emlogische uitgangspunten • Beschenning van soorten is hel rneest cfleebef in voorkeurshiotoop. 'v'oor sommige vogel-. dieren plantsoorten is de hebouwde omgeving het belangrijkste lecfgehicd. • 14% gehouw of tuin siaat nont alleen Landschappelijke aansiniting is helangrijk voor de aarde i ln de natuurvriendelijke toepassingen. • Kies bij be.planting zoveel mogelijk som inheemse soorten. Dcze soorten zijn het best aangepast aan de locale omstandigheden en hicden dc beste mogelijkheden voor de locate levensvorrnen. • aag totg voor suktoende varinde. Bv. ecn hattg die uit slechts rén soort bestaat heeft cen vccl arrner dierrnleven dan cen haag dic nit verschillende soorten bestaat. Als richtlijn kan men uitgaan van 504 ot meer inheemse soorten. • Voor veel maar rekei met alle - stadsvogels is nestgelegenheid in huizen eruciaal Dit celdt ook voor vicemuizen. Huizen zijn cen surrogaat voor rotsen. • De umngeving van behowving speelt ook cen belangtijke tol. Naast nestgelegenheid. zijn vrtedsel en veiligbeid essentteel. • Voorkeur voor crefren van hele trintopen. met kans op natuurlijke ontwikkeling. Bescherming Men moet beseffen dat, vanaf het moment dat van natttre in het vvilde voorkomende vogeis. of vicermuizen de aangebrachte voorzieningen gebruiken als vaste voortplantings-. rust- of verblijfplaats. deze wenelijke bescherming genieten. Ook aantal inheemse plantensoorten is wettelijk beschermd. Dat betekent niet dat men niets meer aan het gehouw kan doen, maar dat men dient te handelen conform de Flont & faunawet of de daaraan gelieerde gedragscode. Zie www.vogelsendewet. nl Voorbeeld: Een plat dak met grind in een haven kan leiden tot de vestiging van een kolonie meeuwen. Een groen dak met homen en strulken zal voorkomen dat meeuwen zieh vestigen Imeeuwen zijri immers geen bosvogels I. maar hiedt wel kansen voor andere soorten. Versie 1.1-20140522 Tijdens de houw - Geef de spontane ontwikkeling van natuur een kans op plaatsen waar niet direct gebouwd gaat worden. - Houd bij voorbam rekening met de vestiging van pioniersoorten. - Realiscer bijvoorbeeld txn hmedeiland voor visdiefies of een oeverzwaluwwand op een plaats waar tijdens het broedseizoen g‘x.n houwactiviteiten zijn. - Zo voorkomt men dat deze soorten op plaatsen gaan broeden waar ze houwactiviteiten in de weg staan. Na de houw - Maak cen goed behcerplan. Leg dit vast. - Draag hel onderhoud over aan de gehruiker eigenaar Concept 31 Natuurvriendelijke maatregelen aan het gebouw Muren 1 Neststenen voor gierzwaluvr • Zie "STADSVOGELS. Bouwen. Beleven. Beschermen.' Blz. 4(1141. Blz. 47, Blz. 134. • Zie ook: 1 of raadpleeg lokale gierzwalewwerkgroep 12 Neststenenvoot vleermuizen • Kan m laagbouw cn tumghouw_ Voorzieningen bij voorkeur inet meer hij elkaar. • Invliegopcming 1 s 3 em Bijvoorkeut in de kopgevd. windriehting is niet van belang. • Vleermuizen zijn vaak mmwelig op plaarsen waar lijnvormige groenekmenten zijn, zoals een rij bornen • Geen verlichting op verblijlphaisen van vleermuizen. • Zie ook: 1 of raadpleeg www.vleermulzenindestadmi. VZZ of lokale deskundige. • 13 Groene nturen • • • • Maak een keuze, aan de band van de tabel in de bijlage. op grond van: Beschikbare ruimte, kosten voor aanleg en onderhoud & het gewenste eindbeeld. Zk •STADSVOGELS, Bouwen. Beleven. Beschermen: Ble. 56157, Ble. 139, Ble. 140. Lees eventueel: `Green roofs and facades', Gary Grant 1HS BRE PressISBN: 9781860819407 fdasmartertng • Bij permanente umoparante constructies Izoals geltudwhmarwn. luchthruggen ol gakrijenl altijd glasmaikering toepassen. • •lasmarkermg kan achusaf uorden toegepast. wannem ergens veel taamslachtollers blijken te vallen. • Zie 'STADSVOGELS. Bouwen. Beleven. Besehermen: Blz. 34/35. • Randpleeg ook: Rijkswaterstaat DWW-wilzer 104 (geluldschermen). kalfopen neststeen [voor rwarte roodstaart of witte kwikstaart! • Lnkel. minimaal 35 meter na elkaar • Hoogte. eirea 5 meter boven de grond, temninste 2.5 Melei • Indien tocgepasl in combinatie met ecologoeh groen dak of bruin dak. houguit 2,5 meter under dc dakrand. • Zie •STADSVOGELS. Bouwen. Beleven, Beschermen: Ble. 40 ,41. • Zit ook: 1. 3.2 Nestkast voorslechtvalk • Zie STADS‘OGELS, Bouwen. Beleven. Beschermen: 1317 38/39, Ble 46. • Raadpleeg altijd Wterkgroep Slechtvalk Nederland. 4.1 Yleennukenkelder Minimaal 4x4x2.5m. binnenzijde niet grof voegwerk en gaas of rooster,aan plafond. • Een vlcermuiskelder voldoct aao ik volgende ciwn: donker, koel nnaar vorstvrij, hoge luebtvochugheid en geen schndelijke gassi. • • • • Bovendien moet de ruunte vrij zijn van verstonng door mensen. Deze maatregel is nici overal mogelijk, omdar de kelder erg vochtig mom zijn. N13. Winterverblijfplansen zint ook goed adn te bieden door spouwmuren bereikbam te houden Zle 4 ik www.eleermukenindestadmlof raadpleeg lokale deskundige. Versie 1.1-20140522 Concept 32 Daken 5.1 Vogekride • • • • Plaats de vogelvide ,wer de hek Imagte van de gevel, hijvoorkeur de hele straat Zorg ervoor dat ook de onageving voldoet aan de wensen van de huismus. Zie 'STA,DSVOGELS. Bouwen. Beleven. Beschermen.' Ble. 26127, Ble 51. Ble. 141 Raadpkez ww.v.vogelvideml of www.Monierml 52 Dakpannen voor huismus • Zit *STADSVOGELS. Bouwen. Beleven. Beschermen. Ble. 24125. Ble. 51, Ble. 141. • Zk ook: 1. 5.3 Dakpannon VOOf gierzwaluw • ZIt 1 ‘STADSVOGEL.S. Bouwen. Beleven. Beschermen.' Ble. 24,25. Ble, 47.81e. 134. • Zie ook: 3. Rnadpleeg eventueel lokuie gierzwaluwwerkgroep. toommunou... 6,1 Groen dak of bruin dak • Maak cen keuce op gtnd van: de draagkracht van de dakconstruc tic - het gebrurksdoel het gewenste. eindbeeld • Zle •STADSVOGELS. Bouwen. Beleven. Beschermen.' BI,. 26133 • Zle ook: 2 of randpleeg: vr» vs.11vingroofs.org Draaykracht van de dakonstructie , 30 kg per rn, of meer 70 kg per tne of meer hegetatietype Substraatdikte Vegetatiemat met sedum Ilt t:indak Va. 3 cm n ariabet Leologisch groendak Va. 3 cm afgedekt met grind 130 kg per me of meer Lage kruidenvegetatie Va. 10 cm 250 kg per rne of meer Beloophare grasmat 260 Op per me of mreer -• , 375 kg per ro of meer ■ 600 kg per me of meer Kruidenvegetatie tot 60 Va 19 cm Cill V, 20 cm Lage struiken 30 cm Struiken & kleine bomen tot 5 in 50 cm 62 Grindeiland op dak r • Zie •STADSVOGELS. Bouwen. Beleven. Beschermen.' III,. 109. 7.1 Kunstnesten roor huiszwaluwhniszwaluw • Zle •STA DSVOCELS. Boum en . Beleven. Beschermen.' 131e. 36/37. Ble . 95 • Zle ook: 1. Versie 1.1 -20140522 Concept 33 Water 11 Geleidebjke oevers « torg MOggilik 1,01 ( ,evei nwt een hellingspereentage van 1:3 of meer • Water kan met goede infielning belangrijke funetie vervoIlen voor vogels fdrinken, bad voedsel of nestplaats athankehjk van de soort]en voor vkermuizenfhesehut openwater - zonder begrociing op bet wateropperslak roals kroos en waterlehes - als drinkphatts en voedselgehied1. • Voor vleermui/en: beperk de verliehting van water. • Zic •STADSVOCELS. Bouwen. Beleven. Besehermen. Blz. 84189. 1.2 Breukstenen oever. • Zic - S'IADSVOGELS. Bouwen. Beleven. Beschermen.'Bit. 86/89. • Randpkeg not. Rijkswatersiant DWW-wijzer 701doorgroeiconstructies als oeverbeschermIng, Biotoopvoor Muurplanten • Kadetnout s oka nen san drepe voeg van kalkmortel • Kalk- iandverbouding - 16 delen mand. t delen kalk •1 deel tras Igemalen iurfsleen] • 114.n. noordminen zijn gesehikt. • Besehemnng van muutplanten speelt doorgaans tlleen bij restauratie oude kademuren. Kolonisabe van nieune muren duurr in de regel lang. • Zle •Handleiding s1,01- beseherming van bedreigde muuridanten'. ministerie van 1..NV 1988. 1.3 floatiands • Zk •STSDSVOGELS. Bounen. Beleven. Beschermen; Blz. 90191. • Het bedrijf WATERGROEN uit Cuknabarg is gespeclailseerd In bet aanleggen van Floatlands. 2,1 bestpiaatsvoor boermwaltrw • rspeen donketc piaatst . imnimaal tSnem laiven water • ta vtrgaans alleen op plekken greniend aan landelijk gehied met vee • Zie: acrobutcn op het err. VogelheschermIng Nederland 2009 ann te vragen via: infoO , vogelbeschermingml 2.2 bestkast of neststeen voor kwikstaart • Lle .S1 DS'S GGEI.S. Bouwen. Bele•en. Beschermen$BI,. 95. bl.• 101. blz. 122 2.3 Kunstnesten voor huiszwaluw onder bruggen • Zie •STADS% OG EI.S. Bouwen. Ilde•en. Bescherrnen.' 131, 95. fl1,49. 3.1 delotytenfilteg • Zie •STA DSVOC ELS. Boua en. Bele• en. Beschermen2 Blz. • Raadpleeg een speciallst voor de unnteg. • Ilet bedrljf ECOFYT 1s gespecialIseerd In het aanieggen san helorytentilters. 3.2 Wadi • Zie 'STADSVOGELS. Bouwen. Beleven. lkscherrnen.' 131z. 110/111. • Rnadpleeg een specialist voor de aanleg. Versie 1.1-201 4052 2 Concept 34 Green 4.1 Hatfbestrating • Zh •STADSVOGEIS. Bouwen. Beleven. Besehermen. Blz. 42. 5.1 Inheemsesoorten • llepa.d die keute op basis van het lloradistrict en gewenst eindbuld • Zie STADSVOGELS.Bouwen. Beleven. Beschermen.' Blz. 53, blz. 135, blz. 138. • Zie ook: 3. Het Nederlandse bedrijf HEEM is gespecialtseerd in het aanleggen. 6.1 Vlinderberm en Pictorial meadow • Len linderberm bestaat uit inheentse plantensoorten gekozen op hun funeue als waardplant voor vlinders. Een pictorial meadow wordt in de eerste plaats aangelegd als deconaie. maarkan de zelfde functic hebben. Het bebeer is gelijk. • Zte ‘STA DSVOGELS. Bouwen. Beleven. Beschermen.' 131z. 601/61: • Zle ook: 3 of raapireg: www.pletorlalmeadows.org . • Het Nederlandse bedrijf HEEM is gespeciallseerd in het aanteggen. 6.2 Manteboomeegetatie • Een mantelzoom vegetatte bestaat uit vier vegetatie 1agen, die gevormd worden door Bomen [hoogste struiken. hoge planten en bodembedekkers fonderste laagi. • Traditionele inrichting [hoom in gazoni beidt slechts wetnig mogelijkheden voor vogels en andere dieren. Wordt op het zelfde oppervlak gekozen voor inrichting met een mantelzoomvegetatie dan neemt het unntal voedsel en nestplaatsen toe. 1. kruinlaag [bomerij 2. struildaag [stnaken1 3. kmidlaag [hoge planten1 4. bodem [1.3v. gazon) • Zie •STADSVOGELS. Bouwen. Beieven. Beschermen.' 131z. 21. biz. 53. • Zle ook: 3. 7.1 Sthutting1 klimplanten • Hoe gtom de sanatte aan plantensoorten. hoe groter de winst voor vogels. • Zie 'STADSVOGELS.Botneen. Belesen. Beschermen.' Blz. 58/59, blz. 139. 7.2 Haag, bomen & struiken • Lit I ADst OGELS. Bouwen. Belesen. Besehermen; Blz. 62/63. blz. 64/65, blz. 135. blz. 138. ble. 139. MOSIMMINEMILM 8.1 Takkenrii • .STADSVOGELS. Bouwen. Belesen. Besehermen.' Blz. 66/67. 9.1 Nestkastee • Een nestkast biedt vogels en vleermuizen cen nestplaats. Het ophangen van nestkasten heeft alleen zin ah ook de omgeving voldoet aan de wensen van de betreffende soort. • Zte •STADSVOGELS. Bouwen. Beieven. Beschermen.' 131z. 68/69. ▪ Zle ook: 5 soor logets & www.vieermutzenindestad.n1 voor vleermulzen. Versie 1.1-20140522 Concept 35 w cr. ZZ90b 1. 0Z a! s-laA Bijlage 3: Brochure Vleermuisvriendelijk bouwen - 4egkik vteermuisvriendetijk , s is :'.ivffiir — ..ikomei 1n Nede rland komen zeventbn verschittench soorten vteermuizen voor. Acht soorten zitten ordag verstopt in kieren in muren en dáten van onze gebouwen. Deze kkre n dreigente verdwijnen door stoop en re novatie. 1n nieukok gebouwen ontbreken deze kieren vaak. Door de afname sen hetaantat verblijfplaatsen ve rdwijnen uiteindelijk de vteermuize n uit onze omgeving. Deze brochure taat zie n hoe in het ontwerpen. bouwen en re noveren van gebome n eenvoudig nieuwe verblijfplaatsen voor vteerrnuizen aanboden kunren worden. handrelking vcor huiseigenaar,architect en hetaidsrnedewerker Inteiding Het doetn dwe brochure is het n re i ken Wrin handv9:ten over hoe bij het ontwerre n, bpuwen en renoveren •van gebDuwen eeroroudij re k:ening gehouden ken nien rnet verb lijrptaatsen van vteerrnuizen. Viterrnuizen kunnen ze i.f geen nest bo uwen en kruiren daarorn weg in besreande ideren en splete bi»orteed in rnuren en dairen van gebDuw e n. Cht nseekt oleerrnuizen kwetsKeer voor ▪ mnderingen aan gebouvien en de rnanier ...5.3310p we Leuce t.DOor sloopen renovetie gwin •raakvertitihieetsen .ernreri. blede dearo rn zijn ✓e rblijfptiatsen squi verrnu izen wettelijk tescherrrd; hetsbpen of renoveren sen een gebeiuw rnet serblijfpleatsen rneg elleen wanneer weer n uvre serbItffpleat en wordtvwrzien. Tot ge teu rt dat skpon t. reactef: rergebDuw dat 'rerlo ren gast ■mrdt onderwoht of er veerrnuizen verbtijven. Als dat het gesel ls rnoeten er Ideklek verbtifrfpteetsen worden eangelxiden. Nharje kunt natu Urtijk ookosentmer je gaat touwen ets wteerrouizen doen. D:ror veet valer veerrnuisvrie ndetijk tekuwen gesen we vieerrnuizen een duu rzaarn netv,erk aen tes:1 ilte re serblijrpleat.sen en kunnen ze rrekl.ekijk?r in onze dynarnche Versie 1.1-20140522 ,I rnmtsc happijareriesen. Dat to gced voDrdevIrrnuizen en worons,v.entondanic hun "griezetirnago - riin veerrnuizen gmag geziene dieren in steden dorp.2e houden rnuggen cru ndere pleaginseeten in toorn. B:,sendien to het s pun n e nd ons ✓iee_rrnuizen te zien vtiege n boven de tuin of in het park. Vieerrnuizen gebruilen aftianietijksen de soorten t.ijd sen het prer verschitiende verblinibarsen. Dit kunnen kerkzolders, ondergrondse gebouwen en hoteborneri zijn n-inurcokspenriijrererduken van huizen en endere terengrondsegebouwen. De brach u re richt zich urtstuitend op de lee r rn u ze n die gedurende een dee tsen het juur in spouvrinunn, daktchot en andere nauwe spleetszrrrnige ruin-rten in bovengrandsegetomen ve rttijue n. Het geat dan voorat orn de gevw ne dwergveerrnuis, ruige dwergvreerrou, brarylieger, rneervieerniuis, tvee kieurige vlee rrn u is en gemne grootooroleerrnuS. De broch uregaat t etaer hetvlee rrn u issrrie rsdetijk resOu re ren sen inoriernentrk geteuwen Wenneer het past tin nen de regetsvcrorhetbehoud van o ultureeterfgoed kunnen de bwisideeen sen deze broch u re daarin welicregecrastváorden. 37 V LEER MUISVR IEN 0 ELIJK OUW EN: P ER SITUATI E AND ERS. Er zijn drie vorrne n ten vleerrn uistrriendelijk touwenr tiet ectern plaarsen van vberrnuisvoorzeningen, het intouwen ten vlee rmuistro3 rzie n ingen, en het inctusiel ofgarnteg ree rd bouwen vcortkeerrnuizen.Deze sorrne n zijn in tcenernende rnate duurzaarn. 2e stuiten aan op serschittende aantedingen om vieermuisvriendelijkle wilten teruwen. Wa n neer één verbVpraats trzrn vberrnuizen in eengebauw door stoop of renovatie terbren gaat, dan is ereen wettetijk verptichting omtijdetijken blijsend in eenof rneerdere tersengende e rblijfpiaaisen voorzie n . Tijde tijke verbijjfpbatsen moeten at ruim voor de ingreep aanwezig zijn en zijn tedoeki om de tijd te oterbruggen, toter in de n buwbouw of na de renovatie nieuwe btijsende verblijfptaatsen tesr...h iktea r ko rnen. 5.trorint rrnatb en voorbeelden woortijielijk mrtigeren kunt u terecht bij het onderdeet 'Yteerrnuiskasten opharrgen - . De onderdebn "Rijhrolllaats,rerr,'Vleerrnuislrasten inbouwen en inclusier bouven bieden mogetijkhedenstor blijoende serblijfplaatsen Waarom vlee rmuisvriendetirk b euke,en? — t-sztsande vert.tijiplaate rnitignm n corrgenzeren cool.cgisxb churzto rn bouwen ■ijdelijk •perbtijfplasben nank. ic3c n lislaijeJ r_itrre r irioed op bouwkundi3 on rp? nee pe rkt Yleermuiskasten ophangen Het ophangen ten vbermuisksten is de meest eensoudige methcde orn in nieuweserbliffptearsen te voorzien. ledereen kan het tepassen. Het is echter niet de rneestduu rzame methode. Meerrnuislesten dieaan een getouw hangen zijn mceilijk geschikt te rnaken ais kraam- of winterverblijfpleatsen. Daarneast zijn ze teak makkelijk te verwijderen, weardoor ze koeisbear zijn voor ondoordacht handeten. Het is wet de enige man ier om bij het terchuijnen van verbtijfpbatsen door stoop in atuachting ten de optevering sen de nieuwtouw tcch in tijieijije serbtijfplaatsen te tooráen. Het ophangen tran vberrnuiskasten isgeschikt vcer tijdetijle oprossingen, maarteet rnindervoorde langere term ijn. als staapplaats. Ruime vberinuiskasen zijn gesc hikt troorgewone groatoo rvbe rrn u izen. Kleine vbe rm u is kasten zijn vooral geschikt voor kleine groepjes ri -15 dierenj. Dcor hun Ikperkte rressa en plaaising opde muur houden kteine krsten rxreinig warmte test en zijn daarom ongeschikt als kraa rnve rbtijf plaats of winte rve rbkijif plaats. GR OT E VLEERMUISOSTEN (MAATWER Grot vieermuiskrasr2n,die als kraarnterblijfpbats lernnen frinctbneren zijn rebtiel nieuwen nog weinig lent-en-kiaarserkrit tear Er zijn een aantrt telangrijk vooRtaa rrien aan kasten die als KLEINE VLEERM UISKASTEN (PREFAB) Kie ine viee rm uiskasten e ijn de meestin de handet Plidden krynrritmrreaftwt ge...nn dvo,g 01,47. D±ii le,de aangeboden kant-en-klare trkerrnuiskrzsten. Ze eijn measta twa n houtof houtteton en relatief Wein (15-50 cm breed en 30 bgt 50 cm hoogj. Er zijn ptatte kisien rnet 1 tot 3 spleetworrnige binne nru imten en ruime resten rnet één grote binnenruimln. Voor vieennu izen die in speetvormge ruimten in gebouwen bten zijn ptatte lesten de teste ku ze Gewo ne en ruirge dwergvieermuizen gebruiken deae kasten graag als paarplaats enkrf tit,d t'OC" inwer. Versie 1.1-20140522 enk -.zpering operirgen tuszen COfff.71" lrres. inv licy.Fen ing Rgusr 1. Gro C nkerrrorichast met meerde re corrf ,er Concept 38 Stijtvol maatwerk kraernverblijfplaats moeten functioneren. 2e rnoeten votroende groot zijn zodat vele tenta ten wt honderdendierenerdiepinweg kunnen kruipen. Kraa rrilesten hebten rneesta 1 een oppervtak mee rda 0,7 rri± of rneen 2e moeten een werrn sta biel binnenktimaat h ebbe n. Vaakworden ze daa rvoor op S rntidags door de zon teschenen muren tzu ide n -weste n) geptaatst Cro k uso rden werrnbe cum utere nde of isolerende materia en in de kast toegepast Om verschillende ternreratuurgradienten te bieden, bestaan ze meestat uit twee of meer getaagde com Fe rtimenten. Het bouwen van grote iesten is meestat maatwerk, nauwkeurig afg temd opde te venangen verbijjfilaats. nfteer tbeiborden, da kiijsberi. wintteren en re w■ rnle n van geve Itetirn mering netstrakopde geat aanstuiren kunnen ze ontedoeld als vleerrnuiskast denen. Eut rraakt het dus ook mogetiik ve Itetirn mering tewust zo" aan te brengen dater ..keerrnuizen achter kunnen erbtijer. Of om s.teermuktesten zo VO rm tegeswn dat ze ressen in de stjtofomrmn sun hetgebouve eft ookdierist kunnen doen als geietbetimmering. Dit noemen we stijr.sol rnaatwerk wor ~rmuizen. Doo r gevettetim me ring op etten ..en 1,7-3cm dikopde gevette rnont res wordt een gesch ikre ruirate sborvbeerrnuioen georeerd. Deze ruimte kan voorvteerrnuis miden gerriaaht door de horizensuis átn aan de o nderkan tva n degevettetinornering ecm te taten oldoorspeciae invlego Feningen te maken. Betarrgrijk is datde geattetirnmering zo wordtaarigebracht datsteerrnuizerirnesteruit kan seliso lotat en toe kun worden verwijdent en dat veermuizen na nachter degenettetimmering nist is ruimten ku n nen korren waar ze nietgewenst zijn.Ook is het teta ng rijk dat de geattetimrnering etteen uit nnijeuvrisndeijika rnateriaen testat. Wie ncg net wat rneerwildoen kan daktijst n, tberborden of eiisrixirden ook dubbet urriberen, orn op die man er ectra leefruimte worveennuizen aan te bieden. Eco5, rirn, de iser u. Mdde, byjdoei rren onde- in de insdieg,pesing Fp.Air 2. no•Stord rnet begs,g 'Ker vieermuit,en Gewone..iverplewn-vis MEERDERE VERBUJFPLAATSEN Vieermuizen zijnallijioprieknaar plekjes met optirrateorretarr- en in aerschittende terrperatuurzon ImkroktirretenJ voorziet, bepaen sterk waarvoor ee ri ,,erblijfpeats gebruikt kar, worden. Krmrn- en wirderverbtipplaatsen verschilien in bernieratuur, n7,9 r eragen beide om ea n ternpe ratuu rb ofe r e n verschitende microktimateri. Dk einden we earder in een 'krblijfplaats in de muursan een oebouwdan in een et%rrnublestaan een getio Grote kisten aan een rrour kun neri ookkokbende bufringgeven ecor kraarnuerbtijfplaaisen. Pearptaa tsen en aerhtijfpiaa tsen van n -ennetjes en ernuwtjes hebben ■.eakatvokberde aan een kbine veerrnuisstof een boeibord wearze a:hter lennen terdwijnen . Voo-r kraarmerblijfpbatsen en paarve rbtijfp taa tse n is hetgunstjals ze veel.zonnewarme on tvanoen. Situeer deze verb lijfp bet,en dghederi om in is verblijeen. I n de bop van de seizoene n gebruiken sesaak rreerdereserblijfprzatsen. ln de winter frouden ze een winersteap op sbistIvete. rrimrvorstvrite prelden. in de kraa mtijd zceken arouwtjes elkaar op in swibiet wern-e p Ide ft,waarde pngon wo rde n geboren en worden grociogebracht. Buiteri da winterstaap en kraarritijd zijn ero uwtj en rrarinetjes minder kritisch, rrear houden ze wetwan pekjesde in do rrikkeg en avorid warrrerworde n de paarrijinerren n"B r netjeseen territorium in en proberen vrouwt:w naar hun pearplaa te toklen. De mate waarin een verb(ijfplaaw bi:noorbeebi ,korde con kin opwarrren twamitecapaciteit).die V.9 m-koe kun testhouden tearmebufferl Succesfectoren van verbtrOplaat sen N et ieder plekje in ee n ge bouw is ge Te rnpe nt...1Ufe. 1,1! re•chappet D vieern, Dr. h i voor v les rmurzen Nen ,urro van een 0:trbilItpl.aatz in een ge n e enruge dwenpleerrnuiz iseenbinnerrun, ,51, r,,eninge r Vc,r p3ar5J.:soteno1 Skine grcepi, 1 • .2 C. 1.1-15 deren1 ziink wien neerkeem itz .veeki.eurigt, ..deern,da,k,sokylie schappen, &s almetingen en de be- 20-5.0 esnal. eren ijn krsw. Versie 1.1-20140522 vtee 11, Uuen kmmen getruken Os re ikbaarhe id 1,grip en situering Fen Ir ordertinge ef.. --t2rd hx2ren de w5r.der..,,su- Olzaer. een 9leern.u.r.getruk meer•dere vertijiti.s.leeni Is afbenke tijkvan de te rnpe ratu ure 1 s n- invlie go bn, pe. r o keat bep5ken ppen es1 een - '11r ei 70 breed en .oetd,erde. Aihwkekijk nu he .levo:fe rbkij breeden :1 0-1co errfi jz. iz 2.5 - De dkr.ie su dr htwsr hce gnme r hue te ker. ri,ept yotere p,od 4:Dr he STr kunnen ,keetic, kr511, 39 wermte -ca pac itite it en temreratuurbiffer voornarretijkop betzuden totwestert.Heteenbiedenvan nmerdere verb lijrpteatsenop verschke rde windriátingen biedt meer keuzerrogelijkbeden voor de veermui.ren. De tetet hiernaastgeeft een gtobaelokeriehtnn de verschittende vormen van vteermuevriendetijk bouwen en de hinctie die zij ✓oor vbermuizen kunnen vervutlert.Orrdatdit per ✓teerrnuissoort fmn versc bi letadvisere n we voor een juSe rretch ndtine in w in nen bijeen veermuisdeskundige. Cleerrnu Skasten ophangen Kteineveerrnuiskasten (prefeb) Grote eteermuSkasten +- S tijtv)t rnaatwerk Elsk.ti$he n geve ttetimrnering etc. +- verbtijfsfunctie rn,p ro,p,k Intouw Kteine inbouwicasten Grote intouwkasten rn,p,k m,p,k,w r rnu re n ▪ rn,p,k,w rn,p,k,vo Crt ki:ágen Diépe inge n rn,p,k» - d&hr1•-= redg. beh.rtijkgced; •• mm rmnpetjezsert.4.«I4e g raep; p = F--s5r5tr1{ijt; = kftedne rbi ijijnlmt. ; pl.muen en terrerbrij fpkt, kzen lwbLer, dere L en uipen . thscz kde rum de r ■ári, C rced .Se irdieyfening ájn . 1-Ickiten mr.3en gCM:5"21, á ,:hzel. Eer, •keerrwiz hee it •!, r,runn .:4-dengn,d nAj. eer, fe, ,. de 1 tde Iczre d,nr.de z rde now nie dnerg,d.eerr, ,izen en de. Indere een , gel,:cen n voeren De evetn, lue rarn ede cra uit,erpnzekn in e Cri eiS ttri, irate n.-.4-dera de ui Giliegopening ru,eájn orn heu- sd.eerre. in en hetbnn 4-, ringen bij ,k,ekom ninvijeg,:peningen "sr, de ,..ndengde Wtre 1-loulbe tcf, en E..4,,zneen ,911, roll gopen cw.r. C •ieden breder Iwsna 1 S -:5 1 zujr, Ortr he tni.ge - Vanbwccnnetr greeven -4-51r, 0,2 Th dep. C.00K han kulaibzibf .dstde ii czken ,neden ,ijder ájr, -br, 13 kurne n ruw Ca, Wobr, roZre gen,-,g. rertie I rp>, 1 -2, ir ,xf gek„ns* u-nen iegtn ruin, P.,setz ireijeg- h,..ger .1.5n '?rfie Sr t(wen d dtrn,fderer, li.iePr 1 ei .WC rz ,p,Nng kurnen zi iten . Hokrd ge,4rg csr, de in,dieg,,pering dr,inr T*I.kencf ardere dbcobet.17. op rfii nder 2 ii,e ler hel en ingl.iegen he- teruln Cren Vteermuiskasten inbouwen VLEER.M LIISKASTEN INBOLIWEN Wie iets eor veerrnu izen witdoen aan een getouw dat in ontwerp af ie of atis gerealiseerd, beeft nog de rnogehjkheien orn soorzien ingen ruitee rrn uizen in te Leuiees. Dit kornt e r rn%stel op neerdet in de buitehmuur ots rouw vee rrnuisia_,ten mrtlen ingernettd. De2e kasten 2tin den eis eenheid gesobe iden van de cenIstructievan bet getouw. Ze tevinden zioh vw liswan r in hetgetouw, maarbieden een duicletijk afgekaderde plekwor de vbermuizen. lkordat 2e in een grotere rasse zijn omenomen zije inteumborzieninsen redeijjksrabet van terngentuur en daarrnee gesobikterals kimrn- en wintenerbtijIptaalsen dan opgebangen vleertnu Skasten. OOT Krae mverbtikplaatsen moeten een stebiele ternge ratuur nnaer nek votcbende rs ch itten in mioroktirneat lreLer,. ,btseen, kmarnsoorzien ing i n een spouw ingetouvd wordt moet dus relening gehouden worde n reeteen relatefgroot ve rblijr Dft ka n gereateerd wordendoortaande pret b ksten te simpelen fen dearrnee te sobalebanl. Schaketen iii de hooge esert mee r rsch kende tebrokUrnaten op en is dearorn gunstiger dan sohakeen in de breedte. Dat gekitookvoorschalete n orn de hoekvan een rnuur rdatde lest op versohi Lte nde zijieve n het ge uw geaposeerd is. Gunsti is dan de zuid- en westzijde van een getouw. PREFAB VLEERMUISKASTEN (KLEIN) Erájn nog geen grote prefab inbouwkasten opde markt vaor kraarr, of win lerve rbkijfplealsen. hieestat warden op rnaat gernaakte kasten in de sppuw inge bo uvud , aohter de buientnu ur Deze kasen zij-n rreestatven hout.Orn in vetschittende rnbmkkimeten te voorzien testaan ze rneat uit rneerdere gebagde cornpartknenen. 2e lig uur 4. De rneest ee nvoudi3e rrkge lijkhede n voar bet inb)uwen van kasten 2ijn de pretab intouwoorzieningen die atenig2 .aren opde markt zijn. Drt zijn nieentel. ho utbeton nen ot lerarn tsche viee rmu S1.asten die in Een mneumworden ingernetse td. (Zie fig uur3.). Deze inrnetse hoorzieninge n zijn 2035 ern ern breed en 20-60 enn hoog. Dit n grzotgenoegvoor paa reenbtiifJsstaen en DDrne rve n "bt 20 dieren, fris r over het. I.ge mee n te kiem wor kraarrnerbliffplaalsen. Versie 1.1-20140522 KRA4MIVERBUJFPL6.AISEN ZICHTBAAR OF ONZICHTBAAR INBOUWEN? Afhanie tijk n de wensen en motivatie van de eigericaruan betgebouw kan een veennuiskastdui- 40 de lijk ziohtbm r of haaston zioh taa r rde n inge bo uwd. VV-e dudeijjk wil roalen dat hij ets vopr vée rrouize n heeft ingebpuwd n de hast ziohtbaar laten oldeze aceentuelen met een vteerrn u isvo rm. WedetnletwitateLlndeoçeningen zehtbaar. De zijn ook te ge bruiken ars een architectonisch apoent zonder nadrukopdefunotie van de opening. dc.rgarg Kagen de kasben bij ngiir z.d.alkeit h Nefriuribrak- in Fce ftt. Bouwkundige aandachtspunten aPOSITIE EN WARMTEBP.ONNEN Vbor inBEHOUCI VAN EOLállEOAARDEN Bij het inrnetselen %en een vberrnuish7-Ert er in de spouw soms minder ruirote voor ispatiernat riaai Dat hoeftniet len koste te gaan van de isob tiema nde vari de spouw. Houtn en houtteton nen s,kertnuiskasten kunnen zekl bijdregen aan de isotatiewaarde. Eawnden kan tussen de hasten de binnenrouur tinnerispsuwbtad) rnateraatmeteen hogere isolatiewaarde worden aangebiaoht. Caarrnee wonit het onts•aan ven een ieudebregneorlemner. orkorn ri."3,7Z wstu V51, Vi.Ce yleerrnijimb kde rn,r, n det dobewonerz. m-oiczn- r_nd.11.1.11.:•nehouw., ri.azt ro, ft s. dvosgvleernvig e trae•weer, .05 de rrdmt viee rren iS F h rpzele t gew'x t I.esm, wsik Pove, veerrro, tr. bij fiel ct rgsh •■•••-r, Concept rce P de keat lm Fia uur ikv,rpze leme rin.r boter, In cere tgr.te, ge,n et Ct ro mez ,756.s.er Qezor91 w.rder, Yert , ind des rvoor de Versie 1.1-20140522 teuwkasien geldtdatdeDe het beste opeen op het zuiden tot nmsten geskueerde muur ingeteuwd worden. Bij het inbouwen Wat meerdere kete ku n nen nersohittende merokhroaten wenden aangeteden . Dit han dcor een versoh kende expositie 5,311 de kasten tenopzctteenndezenofdoorkwten vooren acht rde s. olatielaag te pbarsen. Een andere opte ie het intouwen van een kastdbhtbij een kunstrnatrwwnrrctelrün seie een kete 1.11 uis. h iding van de centrab ).erwarrning of afvoer «,an de eirts. Oft vreagt een goede afsterom ing tue n vberrouisdeskun diger, en touwkrndigen. -.gen prob rre o p. d nn,g boz. Voorit. pe r nyt k rro ben ger, erds irnte r'j stemt, ij re: kl iz geijr- re nvbegende wleeroveer rrou i2 ,111 rn.ed ee 41 Rgu.ir 5. Achtert rrenrrr.ur egs hgt 1,51r yK..:.fe - .14 het. hen . Zorg vfak n-m2e. II 2 iir, rkr, dst c.f rsn rrn ras inge s ich r iet en MrCh bevinden. ,ileer- nneearsterg 2t11, n,ssr ku r, r,t .1 'ir ...esndks. bec.rkslr iin ttr. ,trbkiii- ,ad.:•:•ree.-nd un r,5 h.uten r kuratzt,..f pbmee rce riet, rden. Rgu_ir .irvykou,,de krwn-ofwir.trzi..mpkwt Inclusief bouwen E N vanaf hat..,marnm;_. dat doende venti.ecrt drooghvteerrnuisrrest %eurto mense'' zijn gaan hc. wr, heh5e-,,teerrnuizen errt antere dreren ee - • 'n de;. , . . -e .vaarm zij, vaak c 4„. De toegang vcor de Oteerrnuizen tot kan bestaan uit open sicietbiOeg .t• tli ssf. n , spo 4e gevelnlaten, opnoèfrr dakcielen of uit speciate vleer de verar de,. tievoorschr ften woc, steeds rn.,ellyke;.• We veet door spoLwr, uren vormige rt_lrnten n het dak, . endaldagentg» qeschikt te maken. Datis jleterteatj» wekeld FJAK. GES2MIKT EN TOE.:; rnuaen verbt,j,ien ook • ,'_;• "'' GESCHIKT EN TOEGANKE_LIK. '4AKEN De gangbare di<te van de spouw is bij - re,wbouw 10 tot 12 cm Dat Is ir principe genoeg on) è, eer, goede , solatielaag aan te brenien en Ir een verbttfplaate voor vleermuizen te .-oorzher Om de spouw voor vleermuizen geschikt te maker moet er tsssen de oultenmuur en het , sclatiemateriaatIdeltishteir) minimaat crn rulmte zijn. De vteetrnUkkMO, owet aajOe s te rnzu al de entogo„. . .„ of glaswoldekenainaeej onterivOor:ienvan een harde n.zwe krItenta- V,e- ermuizenkeutets moeten hetemaat naar- t F eden kunnen valien Yourkorn dat vleerrnUiS est zich in een kleine ruimte kan gaan de spouWvol- Versie 1.1-20140522 Concept of tusSen houtlagen in het d taatvtlegers zdten zett getijke daktage .n. Bil mode .:nhetlend lgrtgror d tevinden 'zich; ■ ge'sóbiktfnaken , er4etz t; M aantirerigk n een etra s wairinvtée * Creter i„,. 9 •'18ket .0 tagert,, o de da m arfitaat A 42 Die pe voorzie nin9a n steermuize n tetOrineri dakInnnen mrrnen rnakk:ekijk optot de heb spuwof het hele dskvlee rrnuizvrien del.ijk te teuwen. Bijvcerteetd wanneer het niet binnen de bouw- of latieu,o rsch rifte n te ral.eren is,of het net rnngelijk blijktde areeptgtbe van de tem- .M ners te onga n ee itn. In dat gesel. len ergekeken werden naar het elee rrn u iseriende Lijk teuwen van geteuMelen die friinder intensiefworden gebruikt hogeternteraturen en kelen nacht cek weer te veetat APP. RTE OF EXTRA CiEPOUWDELEN VOOR 'Y'LEERMUIZEN Hetk2n voorkmen dat het niet inoge kijk o niet 40?.. neetijk orn van een geteuw or Een klein r- uulát nyke LZ h en I.a5514iegerr., louden c..i hu win te.r.cap der dst .rrE Fre t 1Kuw of i r. rrissr S. in totte dieper in een k.uw. Cijvco rbeekd in dmrireegen ijerver,hilende gekuwdef Ir hckle Zefe rret ee BouNbeztuit 2012 biedt ruimte e r rot izen! TD tvcer Fert hreet tel Sku t rdeS:. 5C iItel in bi nen m_tren en le rrc.len 2 gn- ijn den 1 Etn , kein orrogieerrfui2en teurbng in ge,en tot amentr,uren,dt ken inge rretzet.it ermitre., rziefilfigen. Me S in•5ng ,n 1 fl - rojen :21:112z rtgen,:end det ien h CC.Veteer nteerroitzen ene dere dx.r.-St Porn- e kteze.herrrde ,Dx.re ggiu- rne nlim ucor yleer rr • F9Jur 7.'keermuisIncro cer, griptnag opizekaijernalerieg _ Rouwb.l.uit Artiket , 4 en 2 .725id2. door rnensen en/of rnet lagere ot andere leo latienormen. Als klein getouwdeet kunnen bijvoorteeld de len van Inumn vitgeteuwd vw:rden orn in vhaermuiskastert of een extra eppuw te voorzien. waarbijde oorepionketijkspouw voliedig kan wo den geTso erd. Deze rneurdebn kunnen bijvoorbeeld onderdeetzijn .Aori,of lijlen opetunberen of echoorsteenk3nalen of kunnen een decoratiew functie hebten. rnetselde Itetkr.) balustrades of opstaande dakranden kunnen ri vleerrnuiskasten worden voorzk. n zonderdat iiotatewaar- V•xebeelde, openingen nter rrogen den ".9 fi het gebouw jr het geding kornen Het is ook rnogelijkorn aan lopgerek seri gebuwen een geheet ofgedeettekijk dubbeh stxiuwmnuurop eo treklen. orn eo in optimale mogelijkheden voor vIeerrnuizen te sporzen. Wie fantasiewt aan de etagwilgaan kun ook rnodernetorantjesof kantebn worvIeernriviZen tenten. Bij lentoorgi.bouwe ii en apparternent ncorriplesen bieden kopgevets. trappenhuizen, tift-c ha-Aten en kateijsuizeru seak goede rnogelijkheden «inor vleertnuievriendelijk bouwen. .r...- deringentn.r nhssrinkáren diebij nic.rrdx.,ny ,11.ktrInen tv,ndel ming•kr,sdlt. I rdij 7.V.MA Ir dJele Emmen EeC •rd Frtii ii50 tvtrt.o.ifintliNn ,ortt..rrnuite«n Itt tt,,ri Cvectek, ,A14, eerersudrerruciur te,Iijdx.tteiit Id- J.M tten.rr,d, Zp:t.l.hree .3.11" Ske. Versie 1.1-20140522 Concept 43 ▪ Vleermuisvriendelijke wijken INCLUSIEF BOUWEN IN DE WIJK Bij het bouwenof grmschalág herinricht h van een wijk is het aa rbieieh varr e ft kete ve rblíjfplaatsen orfflodoende wnor een gezonde populatie vteerrnuizen Den r ineervoor nodig eft uaagt o rn het rneewegen van de vée rinuiseco bgie bijeen (her:linrichtingsen een wijk. Wan neer we bijwc, rteeld u itgaan van de nieuwvan ee n wijk rnet vrijomande h uizen 120 rijtjesh u zen, 110 won n9a n in apparternentenconnphruen en dfterse scholen en opentere ge touwen InutsvoDrzianingenl, dan is een aentod 1.9 n erbhifpbetsen nodigvan circe 35 kraa irre rbtijIptaatse n, htl rearpIaatsen en 2o grote l[nnze-) winterserKijfpleatsen. Oe precieze aantlen persoort rnoet rer s Ituatie 1Fl cnerleg met een vleerrn u isdesku nd ige worden bepaald. Hetaanixd len worde n gereaLseerd door ean cornbinatia van inItetiaen vanuItgerneente, tedrijoen en pa rticu tie n. Vervcdgens i het zinvotorn in het ontwerp van de wijk ZOWe jwhigebinden voor vterrnuizen als ..erbindingen totieg routast tusse n ..erbtjtpleatsen en .echtgebieden tecreCren. Zeterrijle en rnet inheernse pLanten ingerichte tuinen, parken en plent,»oenen ku n nen als echtgebied dienen, on de rting wertdnden om een greene infiestructuur van bese hutte wetergany_»n,singels en krudenrijle bernnen en grastanden. Cezegroene irdrastructuur len parattet aan de raden , straten en wegen voor nne nsen loren, en sornsdaarrnee rnemette n. In de meeste w ijle n zijn dit norn-ele eernenten •ein de bujiterruinvte. Het gaat e rorn hoe die ondeding sertonden zijn. Bijvhegroutes, jachtgebieden en serblijfrdaalsen is het van telang orn op de juiste rr onnieron-lte gaan rnet o pen vertChting. Vertichling hen no wo r▪ n ge plaalst, ge richt of afgescherrnd dat het licht eronorde rnensen ie en voldoende dololerseorde vberrn uizen. Kruisingen van verbindingen wor vteerrn uize n met d rukkereverleerszegen kunnen 20 wonden inge hcht datstachtofters onder vieer» rnu izen em rden voorkornen. Inclusiettouwen in een nieuwewijk...!mgtorn aan▪ cht, maar lentvendIgens ateen smordeten. Het inne rteen y.ede bijdrage aan de lesc herrn ing van vIee nn luimen en hel creeert pe no bg isc he speel.ruirnt bij de orngang rnet de natuurwetgeving nator rige wijlen. VIee rrnuiza n maken een s pecifieke natuu rte eving in de wijk rnogelijk en helpen bij het in inom houden van insectn. Orn te vcorzen in die tenodigle serbüjfeatsen en grnene en blauve structuren ken het van teang zijn de ze v:orzieningen als een ix.orwaandelijle un rplk,hting o p te nerrien in het benut norn ings p‘a n- de Down. Intruiruckhor in de wnt, kketin.le ced ,g.ke-nn Cird ,s,a.duct IN ONTWIKKELING Do kenuniwuunnu de eisen die vleerrnuizen aanhun serbtijfpbalsen steten is jong en sterk in ontwikke Ung. reze brochure geet een overzChtvan de hukle inzichten, rnethoden en producten I-et roonrtamuru Var het suos van gecteeerde nieuve ',erbMplaatsen bi van groot telang orn stee& 1-et re verbtijIpbaisen te kunnen o ntve rpe n .6 raag ontangen ee uw enaringen rnet het van vberrnuizen in gebouwen! MMTWERK reze brochure geeft handvatten enerhoe tijhetontwerpen. touwen en renowren van gebouven eem udig re ken ing gehouden kan eerden met vieerrnuizen. Het s uocesw ttoe passe n vraagtorn een nauwe samenwerking tussen vbermuisdeskundigen en touwkundigen. Wilt u als huiseige nza r, architect of bekidsmedeverker met s.terrnusvriendenjk touwen aan de s tag? Neem dan contactop met een nen de inttiatiefnemers van deze brochuse. COLOnti DeS•brOd7SCi2 h,rt MUU.ot CCi1,4-na-~Irt1ttr, Lankchapat44-..- Ficvoland lo>gdkrecrotiging Tauto n mat nier n eigeritij KI"rien chaMxKlighiid. Eiyu 1,412K: ErE Konixr, narnnanUnrAr. norree Hcrn. n Pck.rnan 9,Jorcan R.iread Fckaya Jan nd 61- na-n 1,addy Dok tra Dcurg, Hoot IkráJwasen, fixr.nurrp,rs. F.01,2 ,..4-511, pl.vstr. FInarK iar National. PoOfxduLctaili L.ndet.p1±4haar rentwel ▪ Mer 14- 03, $1, 1. JP L0.5,2,1 bak. (4319~, o wwwJandschafxtehe,mat 2-irna-Avarki-yzparirmr.: iOWDERVERENIGNe mvw. zoogd~ro.ni. Olu-74..kcuo BGITed Ge2 Kán .snFietcr krrne.kan, LcovanWocr-29, SWAV. Ori- 122e r7 TGiscningGn: Brarn Cra, ingeb,,,de prei-k• rnudt,zer, Versie 1 1-20140522 Verrngerkg •.••,mni.• WRDEP k-Gnvdand L4415,t,d cle-Arrba- 1...)1 1 POSTCODE . ■ 21- 1,t1 44 ZNS TD Bijlage 4: Stikstofdepositieberekening 26 H, c< -- L) -0 - P R 0 CEDE BIOMASS B.V Rapportage in opdracht van Bio Forte BV Stikstofdepositieberekening bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam lr. J. Koppejan (Procede Biomass BV) Enschede, Juni 2014 Stikstofdepositiebetekening bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam Colofon Deze rapportage is uitgevoerd in opdracht van Bio Forte BV Postbus 328 7500 AH Enschede Auteurs: lr. J. Koppejan Procede Biomass BV Postbus 328 7500 AH Enschede Juni 2014 II Stikstofdepositieberekening bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam Inhoudsopgave COLOFON INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING II III 1 1.1 ACHTERGROND 1 1.2 LIGGING 1 2 BESCHRIJVING ACTIVITEITEN EN LOCATIE INRICHTING 3 3 UITGANGSPUNTEN VOOR DE BEREKENING 5 4 RESULTATEN 6 III Stikstofdepositieberekening bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam 1 Inleiding 1.1 Achtergrond In opdracht van Bio Forte B.V. is een stikstof- depositieberekening uitgevoerd voor een nieuw te realiseren biomassaverbrandingsinstallatie aan de Pascalstraat te Zaandam. Doel van het onderzoek is het bepalen van de te verwachten stikstofdepositie ter plaatse van nabijgelegen natuurgebieden ten behoeve van de . te doorlopen procedures in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Stikstofoxiden (N0x) worden binnen de inrichting geëmitteerd via de rookgassen van een bioenergieinstallatie, bestaande uit verschillende houtsnippergestookte ketels, een houtsnippergestookte wkk installatie en een gasgestookte ketel. De depositieberekening is uitgevoerd met behulp van het Operationele Prioritaire Stoffen model (OPS-Pro v4.3.16, release 21 december 2012) van het RIVM te Bilthoven.. 1.2 Ligging De inrichting wordt gerealiseerd op een nieuwe locatie aan de zuidzijde van de Pascalstraat te Zaandam, welke aan de oostzijde wordt begrensd door het kavel van het Pascal College en aan de westzijde door het fietspad wat door een groenstrook langs de oostzijde van de Gouw is gelegen. Voor de inrichting wordt een nieuw ketelhuis gerealiseerd. In de nabijheid van de inrichting liggen de volgende (stikstofgevoelige) Natura 2000 gebieden: - Natura 2000-gebied #92 (Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske), ten oosten van Zaandam en vanaf ca. 1 km ten oosten vanaf de beoogde locatie - Natura 2000-gebied #91 (Polder Westzaan), ten westen van Zaandam en ca. 2,4 km ten westen van de beoogde locatie. Door de uitstoot van stikstofoxiden (N0x) en ammoniak (NH3) wordt het milieu zuurder. De effecten van verzurende stoffen zijn niet altijd te scheiden van die van vermestende stoffen, omdat een deel van de verzurende stoffen ook vermestend werkt. Vermesting is de verrijkind van ecosystemen die door met name stikstof en fosfaat kan optreden. Voor de in een natuurgebied toelaatbare dan wel gewenste jaarlijkse hoeveelheid stikstofdepositie is per habitattype een zogenaamde kritische depositiewaarde vastgesteld. 1 -0- Stikstofdepositieberekening bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam Figuur 1.1 Beoogde locatie van de bio-energiecentrale ten opzichte van de twee Natura 2000 natuurgebieden. 2 Stikstofdepositieberekening bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam 2 Beschrijving activiteiten en locatie inrichting De te realiseren inrichting betreft een installatie voor de productie van elektriciteit en warmte uit houtsnippers. Op jaarbasis wordt ca. 3200 ton houtsnippers aangevoerd met walking floor vrachtautos (ca. 135 vrachtautos per jaar). De snippers worden gestort in een inpandige en bovengrondse storthal, vanwaar het in het gebouw wordt getransporteerd en verdeeld over twee biomassagestookte ketels en een biomassagestookte vuurhaard welke gekoppeld is aan een een heid voor electriciteitsopwekking (Organic Rankine Cycle). De vrijkomende warmte (max 2,5 MW) wordt via een aan te leggen warmtenet getransporteerd naar 6 grotere utiliteitsgebouwen in de direkte omgeving. De vrijkomende elektriciteit (max 160 kW) wordt aan het openbare electriciteitsnet geleverd. De vrijkomende as (ca. 44 ton per jaar) wordt afgevoerd en toegepast in de wegenbouw. Met de installatie wordt jaarlijks ca. 900.000 m3 aardgas bespaard. Figuur 2.1 3 Noord-Oost aanzicht van de beoogde installatie Stikstofdepositieberekening bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam k, sti cki k ~' oUvfl`f N i ortt- j -- -< I -, . . ---- u.-or .-T------ r_vitis, I ` ...1,--- -_--- .... _........—.. ---'.i,, 1 -.------ra jdtxt, --I-- ... _ ___,_ ---------....... ..,...-. . ir .4„,,,, I di `..--.... --r____,,2,-_+• -,----- -,-------- \\ Figuur 2.2 Beoogde locatie van de bio-energiecentrale ten opzichte van de Pascalstraat. De kaatt is gedraaid weergegeven (de noordzijde is naar beneden) 4 Stikstofdepositieberekening bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam 3 Uitgangspunten voor de berekening In tabel 1 is een overzicht gegeven van de energieproductie en de emissie aan stof en NOx uit de installatie. Daarbij is uitgegaan van de meest conservatieve aanname dat in alle gevallen de emissie-eis zoals geformuleerd in het Activiteitenbesluit volledig wordt opgevuld. Dit leidt tot een jaargemiddelde uitstoot van 0,087 g/h aan NOx en 0,009 g/h aan stof. gasketel bioketel 1 bioketel 2 bio-wkk Totaal 130 130 Electrisch vermogen kWe Thermisch vemogen kWth 4.100 400 1.200 800 6.500 Warmteproductie Gi th/jaar 1.026 3.447 10.340 14.134 28.947 285 957 2.873 3.926 8.041 Elektriciteitsproductie MWhe/jaar 638 638 MWh th/jaar aantal vollasturen 70 2.394 2.394 4.908 1.237 0,38 0,38 0,46 0,42 spec rookgasproductie kg biomassa per kWhth m3 flue gas@6% 02 per kg biomassa 4,19 4,19 4,19 4,19 N Ox u itstoot mg/m3 @ 6%02 200 200 200 200 spec brandstofverbruik mg/kWh 70 318 318 385 342 kg/jaar 20 305 915 1.513 2.753 0,001 0,010 0,029 0,048 0,087 20 20 20 20 32 32 39 34 30 91 151 273 0,001 0,003 0,005 0,009 g/s gemiddeld stof uitstoot mg/m3 @ 6%02 mg/kWh kg/jaar g/h gemiddeld - Voor het berekenen van de te verwachten natte en droge depositie NOx (NO3 + HNO3) vanwege de verbrandingsinstallaties is gebruik gemaakt van het rekenmodel OPS Pro v4.3.16. Voor wat betreft het emissiepunt is het volgende aangenomen: - De installatie is gelegen op de RD coiirdinaten X=117114, Y=496416. De hoogte van het emissiepunt (schoorsteen) bedraagt 20 m - Het gemiiddelde vermogen bedraagt 1 MW - De interne diameter van de schoorsteen bedraagt 1 meter Stikstofdepositieberekening bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam 4 Resultaten Voor de berekening van de totale natte en droge stikstofdepositie (NO3 + HNO3) in mol/ha/jaar is een berekeningsgrid ingevoerd van 2 x 2 km rondom de centrale. De begrenzing van het raster is weergegeven in onderstaande figuur. De berekende contouren zijn in de figuur weergegeven, beginnend bij 0,05 mol/ha/jaar in stappen van 0,05 mol/hafjaar. Contour Graph 1 0 >- X Data Figuur 4.1 Beoogde locatie van de bio - energiecentrale ten opzichte van de Pascalstraat. De totale stikstofdepositie vanwege de verbrandingsinstallaties van Bio Forte Zaanstad BV is beperkt. De 0,05 mol/hafjaar contour ligt op ten hoogste circa 1 km vanaf de inrichting. Binnen deze contour liggen geen Natura 2000 gebieden. Ter plaatse van de op grotere afstand gelegen Natura 2000 gebieden is geen significante bijdrage aan totale depositie te verwachten, nl: Natura 2000-gebied #92 (11perveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske): max 0,02 mol/ha/jaar 6 Stikstofdepositieberekening bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam - Natura 2000 gebied #91 (Polder Westzaan): minder dan 0,01 mol/ha/jaar. - Figuur 4.2 Con tou r Grap h 1 Beoogde locatie van de bio-energiecentrale ten opzichte van de twee N2000 0-) 0 Cs.1 0 0 0 0 0 0 Ln 0 0 0 (.0 0 11") cs) gebieden. De buitenste contour is 0,01 mol/ha/jaar, verdere contouren nemen toe met 0,01 mol/ha/jaar 7 ZNSTD Bijlage 5: Onderzoek Luchtkwaliteit 27 iQP ROCEDE BIOMASS BV Rapportage in opdracht van Bio Forte BV De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam lr. J. Koppejan (Procede Biomass BV) Enschede, Juni 2014 De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam Colofon Deze rapportage is uitgevoerd in opdracht van Bio Forte BV Postbus 328 7500 AH Enschede Auteurs: Ir. J. Koppejan Procede Biomass BV Postbus 328 7500 AH Enschede Juni 2014 II De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Fotte BV te Zaandam Inhoudsopgave COLOFON INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING II III 1 1.1 ACHTERGROND 1 1.2 LIGGING 1 2 BESCHRIJVING ACTIVITEITEN EN LOCATIE INRICHTING 3 3 UITGANGSPUNTEN VOOR DE BEREKENING 5 4 RESULTATEN 6 4.1 PM10 6 4.2 NOx 9 III De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam 1 Inleiding 1.1 Achtergrond In opdracht van Bio Forte B.V. is een berekening uitgevoerd van de effecten op de luchtkwaliteit van een nieuw te realiseren biomassaverbrandingsinstallatie aan de Pascalstraat te Zaandam. Doel van het onderzoek is het bepalen van de te verwachten concentraties NOx en fijn stof in de directe omgeving van de installtie, ten behoeve van de te doorlopen procedures in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Fijn stof en stikstofoxiden (N0x) worden binnen de inrichting geëmitteerd via de rookgassen van een bioenergieinstallatie, bestaande uit verschillende houtsnippergestookte ketels, een houtsnippergestookte wkk installatie en een gasgestookte ketel. De depositieberekening is uitgevoerd met behulp van het Nieuw Nationaal Model, zoals gevat in de rekentool ISL3a (Versie 2013-1, release 6 juni 2013). 1.2 Ligging De inrichting wordt gerealiseerd op een nieuwe locatie aan de zuidzijde van de Pascalstraat te Zaandam, welke aan de oostzijde wordt begrensd door het kavel van het Pascal College en aan de westzijde door het fietspad wat door een groenstrook langs de oostzijde van de Gouw is gelegen. Voor de inrichting wordt een nieuw ketelhuis gerealiseerd. Door de uitstoot van stikstofoxiden (N0x) en fijn stof wordt de luchtkwaliteit in de directe omgeving beïnvloedt. Door modelmatige berekeningen zijn de concentraties aan fijn stof en NOx op de meest dichtbijgelegen objecten berekend. In de directe nabijheid van de inrichting liggen de volgende gevoelige objecten: Te beschermen object: RD X Coord. [m] RD Y Coord. [m] Pascal College 117205 496421 IJdoorn flat noordwest hoek 117259 496275 Zorgboulevard oostkant 117028 496406 1 -0- De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam leva td troeu`s!' lot9b°° blomassa centrale Pascal college lidoom flat Figuur 1.1 Beoogde locatie van de bio-energiecentrale ten opzichte van de belangnjkste omliggende gebouwen. 2 De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam 2 Beschrijving activiteiten en locatie inrichting De te realiseren inrichting betreft een installatie voor de productie van elektriciteit en warmte uit houtsnippers. Op jaarbasis wordt ca. 3200 ton houtsnippers aangevoerd met walking floor vrachtautos (ca. 135 vrachtautos per jaar). De snippers worden gestort in een inpandige en bovengrondse storthal, vanwaar het in het gebouw wordt getransporteerd en verdeeld over twee biomassagestookte ketels en een biomassagestookte vuurhaard welke gekoppeld is aan een eenheid voor electriciteitsopwekking (Organic Rankine Cycle). De vrijkomende warmte (max 2,5 MW) wordt via een aan te leggen warmtenet getransporteerd naar 6 grotere utiliteitsgebouwen in de direkte omgeving. De vrijkomende elektriciteit (max 160 kW) wordt aan het openbare electriciteitsnet geleverd. De vrijkomende as (ca. 44 ton per jaar) wordt afgevoerd en toegepast in de wegenbouw. Met de installatie wordt jaarlijks ca. 900.000 m3 aardgas bespaard. Figuur 2.1 3 Noord-Oost aanzicht van de beoogde installatie De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam Figuur 2.2 Beoogde locatie van de bio-energiecentrale ten opzichte van de Pascalstraat. De kaart is gedraaid weergegeven (de noordzijde is naar beneden) 4 -0 De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam 3 Uitgangspunten voor de berekening In tabel 1 is een overzicht gegeven van de energieproductie en de emissie aan stof en NOx uit de installatie. Daarbij is uitgegaan van de meest conservatieve aanname dat in alle gevallen de emissie-eis zoals geformuleerd in het Activiteitenbesluit volledig wordt opgevuld. Dit leidt tot een jaargemiddelde uitstoot van 0,087 g/h aan NOx en 0,009 g/h aan stof. gasketel bioketel 1 Electrisch vermogen kWe Thermisch vemogen Warmteproductie kWth GJ th/jaar MWh th/jaar Elektriciteitsproductie MWhe/jaar aantal vollasturen NOx uitstoot mg/m3 @ 6%02 mg/kWh kg/jaar kg/uur g/s gem iddeld stof uitstoot mg/m3 @ 6%02 mg/kWh .kg/jaar kg/uur g/h gemiddeld Totaal 130 130 400 1.200 800 6.500 1.026 3.447 10.340 14.134 28.947 285 957 2.873 3.926 8.041 638 638 2.394 2.394 4.908 1.237 0,38 0,38 0,46 0,42 4,19 4,19 4,19 4,19 200 200 200 200 70 318 318 385 342 20 0,002 305 0,035 915 0,104 1.513 0,173 2.753 0,314 0,001 0,010 0,029 0,048 0,087 20 20 20 20 - 32 32 39 34 - 30 0,003 91 0,010 151. 0,017 273 0,031 0,001 0,003 0,005 0,009 kg biomassa per kWhth m3 flue gas@6% 02 per kg biomassa spec rookgasproductie bio-wkk 4.100 70 spec brandstofverbruik bioketel 2 - Voor het berekenen van de te verwachten luchtconcentraties aan NOx en fijn stof vanwege de verbrandingsinstallaties is gebruik gemaakt van het rekenmodel ISL3a (Versie 2013-1, release 6 juni 2013). Voor wat betreft het emissiepunt is het volgende aangenomen: - De installatie is gelegen op de RD coCirdinaten X=117114, Y=496416. - De hoogte van het emissiepunt (schoorsteen) bedraagt 20 m - Het gemiddelde vermogen bedraagt 1 MW - De interne diameter van de schoorsteen bedraagt 0,8 meter - Bij een gemiddeld rookgasdebiet van 10.908 m3/h bedraagt de gemiddelde uittreesnelheid 6,03 m/s De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam 4 Resultaten Voor de berekening van de te verwachten concentraties aan NOx en fijn stof (in pg/m 3) is een berekeningsgrid ingevoerd van 10 x 10 km rondom de centrale. De begrenzing van het raster is weergegeven in Figuur 4.1. Koog a de Zaars Figuur 4.1 Het onderzochte gebied rondom de bio-energiecentrale met een grid van 10 x 10 km 4.1 PM10 De huidige concentraties aan fijn stof (PM10) van hetzelfde gebied zijn weergegeven in Figuur 4.2. Zichtbaar is dat met name aan de zuidzijde relatief hoge concentraties voorkomen. 6 De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam PM10 achtergrond (ug/m3) 501000 GCN 500000 • • < 20 20 - 21 • 21 - 22 22 - 23 IIII 499000 498000 497000 >496000 • 23 - 24 24 - 25 25 - 26 26 - 27 27 - 28 28 - 29 29 - 30 > 30 495 000 494000 493 000 492 000 113000 114000 115000 116000 117000 118000 119000 120000 121000 122000 X Figuur 4.2 De huidige achtergrondconcentraties aan fijn stof (PM10) in het te analyseren gebied De impact van de biomassacentrale op het betreffende gebied is weergegeven in Figuur 4.3. De bijdrage aan fijn stof concentraties in de directe omgeving loopt op tot max 0,14 ug/m3 in een straal van 100 m rondom de centrale, daarbuiten wordt het snel minder. PM10 bijdrage (ug/m3) 501000 • • • 500000 499000 498000 bron < 0,000000 0,000000 - 0,010000 0,010000 - 0,020000 0,020000 - 0,030000 0,030000 - 0,040000 0,040000 - 0,050000 0,050000 - 0,060000 0,060000 - 0,080000 497000 L. 0,080000 - 0,100000 0,100000 - 0,120000 0,120000 - 0,140000 • > 0,140000 • >496000 495000 494000 493 000 492 000 ■ •(c9 ,,■\ 4) \c) o X Figuur 4.3 De te verwachten bijdrage aan de concentratie fijn stof (PM10) in het te analyseren gebied 7 -0- De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam De resulterende totale concentraties inclusief achtergrondconcentratie is weergegeven in Figuur 4.4. Uit een vergelijking met Figuur 4.2 blijkt dat de impact op fijn stof concentraties verwaarloosbaar kan worden genoemd. PM10 totaal (ug/m3) I totaa < 20 20 21 21 22 111 22 23 23 - 24 24 - 25 25 - 26 26 - 27 27 - 28 28 - 29 11. 29 - 30 > 30 • 501000 • • • 500000 499000 • 498000 497000 ga >496000 49 5 000 494000 493 000 492 000 113000 114000 115000 116000 117000 118000 119000 120000 121000 122000 X Figuur 4.4 De mogelijke toekomstige concentraties aan fijn stof (PM10) in het te analyseren gebied, inclusief de beoogde centrale (vergelijk met Figuur 4.2). De impact op de dichtbijgelegen gevoelige objecten is hieronder weergegeven. Hieruit blijkt dat de maximale concentratietoename 0,1 pg/m3 bedraagt voor de IJdoorn flat. Te beschermen X Y object: Totaal Bron GCN (pg/m3) (pg/m3) (pg/m3) N50-tot N50-GCN zeezout -dagen (pg/m3) Pascal College 117205 496421 22,57 0,06 22,51 10,89 10,86 3 4 IJdoorn flat 117259 496275 22,61 0,10 22,51 10,89 10,86 3 4 117028 496406 22,53 0,01 22,51 10,89 10,86 3 4 noordwest hoek Zorgboulevard oostkant De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam 4.2 NOx De huidige concentraties aan NOx van hetzelfde gebied zijn weergegeven in Figuur 4.5. Zichtbaar is dat met name aan de zuidoostzijde relatief hoge concentraties voorkomen. NOx achtergrond (ug/m3) • 498000 • • 497000 GCN < 18 18 - 20 20 22 24 26 28 30 - 22 - 24 - 26 - 28 - 30 - 32 32 496000 495000 494000 493000 492000 113000 114000 115000 116000 117000 118000 119000 120000 121000 122000 X Figuur 4.5 De huidige achtergrondconcentraties aan fijn stof (PM10) in het te analyseren gebied De impact van de biomassacentrale op het betreffende gebied is weergegeven in Figuur 4.6. De bijdrage aan NOx concentraties in de directe omgeving loopt op tot max 0,011 ug/m3 in een straal van 100 m rondom de centrale, daarbuiten wordt het snel minder. 9 De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam NOx bijdrage (ug/m3) 5 01 0 0 0 • • 500000 49 9 0 0 0 49 8 0 00 • 49 7 0 0 0 • >- bron < 0,001 0,001 - 0,002 0,002 - 0,003 0,003 - 0,004 0,004 - 0,005 0,005 - 0,006 0,006 0,007 0,008 0,009 • 49 6 0 0 0 - 0,007 0,008 0,009 0,010 > 0,010 49 5 00 0 494000 493 000 492 00 0 113000 114000 115000 116000 117000 118000 119000 120000 121000 12 2000 X Figuur 4.6 De te verwachten bijdrage aan de concentratie fijn stof (PM10) in het te analyseren gebied De resulterende totale concentraties inclusief achtergrondconcentratie is weergegeven in Figuur 4.7. Uit een vergelijking met Figuur 4.5 blijkt dat de impact op NOx concentraties verwaarloosbaar kan worden genoemd. NOx totaal incl bioenergiecentrale (ug/m3) • • totaal < 18 18 - 20 • 20 22 24 26 28 30 5 01 00 0 500000 49 9 00 0 49 800 0 • 497 0 0 0 - 22 24 26 28 30 32 > 32 >49 6 00 0 49 5 00 0 494000 49 3 0 0 0 49 2 0 0 0 113000 114000 115000 116000 117000 118000 119000 120000 121000 122000 X Figuur 4.7 De mogelijke toekomstige concentraties aan fijn stof (PM10) in het te analyseren gebied, inclusief de beoogde centrale (vergelijk met Figuur 4.5). 10 De effecten van de uitstoot van stof en NOx bioenergieinstallatie van Bio Forte BV te Zaandam De impact op de dichtbijgelegen gevoelige objecten is hieronder weergegeven. Hieruit blijkt dat de maximale concentratietoename aan NOx 0,008 pg/m3 bedraagt voor de IJdoorn flat. Te beschermen object: X Totaal (pg/m3) Y bron (pg/m3) GCN (pg/m3) N200-tot Pascal College 117205 496421 26,137 0,005 26,132 0 IJdoorn flat noordwest hoek 117259 496275 26,141 0,008 26,132 0 Zorgboulevard oostkant 117028 496406 26,133 0,001 26,132 0 11 ZN ST D Bijlage 6: Geluidsonderzoek 28 5TÇ00p Rapport: 144223-00 Akoestisch onderzoek biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Verantwoording Auteur(s) : dhr. S.H. Boonstra Paraaf auteur(s) Aantal pagina's : 11 (excl. figuren en bijlagen) Akkoord divisiemanager Uitgevoerd in opdracht van Naam opdrachtgever : Bio Forte BV Adres opdrachtgever : PO Box 328 Contactpersoon : de heerJ. Koppejan : 053-7112519 7500 AH ENSCHEDE Telefoon email : [email protected] Colofon Stroop raadgevende ingenieurs bv Divisie industrie Postbus 46 9350 AA LEEK Telefoon Telefax E-mail : 0594-515522 : 0594-515533 : infoPstroopri.n1 Internet : www.stroopri.n1 Versie Datum Omschrijving 1.0 4 augustus 2014 Akoestisch onderzoek t.b.v. melding Activiteitenbesluit Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderzijds zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever of Stroop raadgevende ingenieurs bv. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Stroop raadgevende ingenieurs bv een hoge prioriteit. Stroop raadgevende ingenieurs bv hanteert hiertoe een managementsysteem dat is gecertificeerd volgens NEN-EN-ISO 9001. Akoestisch onderzoek biomassacentrale Pascalstraat Zaandam stroop Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Situering 4 3 Toetsingskader 5 4 Bedrijfssituaties 7 4.1 Representatieve bedrijfssituatie 7 4.2 Incidentele bedrijfssituaties en Regelmatige afwijkingen 7 5 Bepaling geluidvermogenniveaus 8 6 Geluidbelasting op omgeving exclusief maatregelen 9 6.1 Algemeen 9 6.2 Geluidbelasting representatieve bedrijfssituatie (RBS) 9 7 Conclusie 11 FIGUREN 1 Overzicht gebouwen en bodemgebieden 2 Overzicht geluidbronnen 3 Overzicht beoordelingspunten BIJLAGEN 1 Gebouwen en bodemgebieden 2 Geluidbronnen 3 Beoordelingspunten 4 Rekenresultaten Projectnummer: 144223-00 Pagina 2 Akoestisch onderzoek biomassacentrale Pascalstraat Zaandam 1 stroop Inleiding In opdracht van Bio Forte BV is door Stroop raadgevende ingenieurs bv een akoestisch onderzoek uitgevoerd vanwege een melding in het kader van het Activiteitenbesluit voor een nieuwe biomassacentrale aan de Pascalstraat te Zaandam. Het doel van het onderzoek is de geluidbelasting, als gevolg van de inrichting, inzichtelijk te maken aan de hand van de representatieve bedrijfssituatie. De geluidbelasting ten gevolge van de inrichting is getoetst aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit. Het onderzoek is uitgevoerd overeenkomstig de handleiding "meten en rekenen industrielawaai 1999 ". Daarnaast is gebruik gemaakt van de in oktober 1998 verschenen handreiking "industrielawaai en vergunningverlening", verder genoemd: de handreiking. De indirecte hinder is beoordeeld volgens de Circulaire inzake geluidhinder veroorzaakt door wegverkeer van en naar de inrichting: Beoordeling in het kader van de Wet milieubeheer d.d. 29 februari 1996 van het Ministerie van VROM. Projectnummer: 144223-00 Pagina 3 Akoestisch onderzoek biomassacentrale Pascalstraat Zaandam 2 stroop Situering De inrichting zal worden gerealiseerd aan de Pascalstraat te Zaandam. Het terrein wordt aan de noordzijde begrenst door de Pascalstraat, aan de westkant door (een pad langs) de rivier de Gouw en aan de westkant door een sportterrein. De meest nabijgelegen geluidgevoelige bestemmingen zijn: • het Zaans Medisch Centrum (ZMC), in westelijke richting aan de overzijde van de Gouw. De afstand tot de terreingrens van de biomassacentrale bedraagt circa 80 m. Dit betreft de huidige situatie. In de toekomst zal er een nieuwbouw plaatsvinden in westelijke richting. Deze bevindt zich echter verder van de biomassacentrale dan de gehanteerde beoordelingspunten. Hier zal de geluidbelasting aitijd lager zijn dan in dit rapport is berekend; • het Pascal College, in oostelijke richting aan de overzijde van het sportterrein. De afstand tot de terreingrens van de biomassacentrale is ook ongeveer 80 m. In onderstaande afbeelding 2.1 is de situatie weergegeven. Afbeelding 2.1: inrichting en omgeving Asimmiwor— Zaans Medisch Centrum ZMC Projectnummer: 144223-00 Pagina 4 stroop Akoestisch onderzoek biomassacentrale Pascalstraat Zaandam 3 Toetsingskader Directe hinder Het bedrijf valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. In dit Besluit worden drie typen (A, B en C) bedrijven onderscheiden, afhankelijk van de mogelijke effecten voor het milieu door de activiteiten van het bedrijf. De inrichting valt onder het Type B van het Activiteitenbesluit. De relevante geluidvoorschriften voor het type B inrichting uit het Activiteitenbesluit zijn onderstaand weergegeven: Artikel 2.17 1. Voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LA,LT) en het maximaal geluidniveau (LAmax), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten, geldt dat: a. de niveaus op de in tabel 1 genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden; Tabel 2.17a 0100-19.00 19.00-23.00 23.00-07.00 LA,LT op de gevel van gevoelig gebouw 50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A) LA, LT in in- of aanpandige gevoelig gebouw 35 dB(A) 30 dB(A 25 dB(A) LArnax Piekniveau op de gevel van gevoelig gebouw 70 dB(A) 65 dB(A) 60 dB(A) LAmax Piekniveau in in- of aanpandige gevoelig gebouw 55 dB(A) 50 dB(A) 45 dB(A) b. de in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur in tabe12.17a opgenomen maximale geluidniveaus (L Amax) niet van c. de in tabel 2.17a aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de toepassing zijn op laad- en losactiviteiten; gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidmetingen; d. de in tabel 2.17a aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein; e. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidgevoelige ruimten en verbliffsruimten; en f. de in tabel 2.17a aangegeven waarden niet gelden op gevoelige objecten die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein. 3. 1n afwijking van het eerste lid geldt voor een inrichting die is gelegen op een bedrijventerrein, dat: a. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LA,LT) en het maximaal geluidniveau (LA max) op de in tabe12.17c genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden; b. de in de periode tussen 07.00 uur en 19.00 uur in tabel 2.17c opgenomen maximale geluidniveaus (LA ni „) niet van c. de in tabel 2.17c aangeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet van toepassing zijn, indien toepassing zijn op laad- en losactiviteiten; de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidmetingen; d. de in tabel 2.17c aangegeven waarden op de gevel ook van toepassing zijn bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein; e. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen slechts gelden in geluidgevoelige ruimten en f. de in tabel 2.17c aangegeven waarden gelden niet op gevoelige objecten die zijn gelegen op een gezoneerd verbliffsruimten, en industrieterrein. Projectnummer: 144223-00 Pagina 5 stroop Akoestisch onderzoek biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Tabel 2.17c LA,LT op de gevel van gevoelige gebouwen op het 07.00-19.00 19.00-23.00 23.00-07.00 55 dB(A) 50 dB(A) 45 dB(A) 35 dB(A) 30 dB(A 25 dB(A) 75 dB(A) 70 dB(A) 65 dB(A) 55 dB(A) 50 dB(A) 45 dB(A) bedrijventerrein LA. LT in in- of aanpandige gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein LA ma„ piekniveau op de gevel van gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein LA ma, piekniveau in in- of aanpandige gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein Bovengenoemde richt- en grenswaarden gelden voor de geluidemissie die de inrichting onder normale omstandigheden veroorzaakt, aangeduid met de representatieve bedrijfssituatie. De representatieve bedrijfssituatie heeft in dit geval betrekking op een voor de geluiduitstraling kenmerkende bedrijfsvoering bij volledige capaciteit van de inrichting. Daarnaast kunnen zich regelmatige - en incidentele afwijkingen van de representatieve bedrijfssituatie voordoen. Voor deze situaties kan ontheffing worden verleend om meer geluid te veroorzaken dan de grenswaarden voor de representatieve geluidsituatie. Indirecte hinder Onder indirecte hinder wordt verstaan, de nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt door activiteiten die, hoewel plaatsvindend buiten het terrein van de inrichting, aan de inrichting zijn toe te rekenen. Gezien vanuit het perspectief van geluidhinder zijn de verkeersbewegingen van en naar de inrichting een belangrijke vorm van indirecte hinder. De regelgeving betreffende deze indirecte hinder is opgenomen in de "Circulaire beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet Milieubeheer" van het ministerie van VROM van 29 februari 1996. Conform deze circulaire dient de indirecte hinder te worden beschouwd zolang deze nog duidelijk akoestisch herkenbaar is als op weg naar of afkomstig van de inrichting. De ontsluiting van de inrichting vindt plaats via de Pascalstraat, een paralleiweg van de zeer drukke Prins Bernhardweg. De verkeersbewegingen vanwege de biomassacentrale zijn bij het verlaten van de inrichting dan ook direct opgenomen in het heersende verkeersbeeld en, ter plaatse van de maatgevende geluidgevoelige bestemmingen, niet duidelijk herkenbaar van de inrichting. Uit dit oogpunt is de indirecte hinder verder buiten beschouwing gelaten. Projectnummer: 144223-00 Pagina 6 stroop Akoestisch onderzoek biomassacentrale Pascalstraat Zaandam 4 4.1 Bedrijfssituaties Representatieve bedrijfssituatie Voor het berekenen van de geluidbelasting is het van belang om uit te gaan van een bedrijfssituatie die alle activiteiten op het terrein van een inrichting in ogenschouw neemt in de representatieve periode. Deze bedrijfssituatie is op 30 juli 2014 in overleg met de heerJ. Koppejan van Bio Forte vastgesteld. In tabel 4.1 is de representatieve gemiddelde bedrijfssituatie weergegeven. Tabel 4.1: representatieve bedrijfssituatie Omschrijving Bedrijfstijden en/of aantal transportbewegingen dagperiode avondperiode nachtperiode 07.00 — 19.00 uur 19.00 — 23.00 uur 23.00 — 07.00 uur Vrachtwa gen • aankomst: 1x -- -- • vertrek: 1x -- -- Personenwagen • aankomst: 2x • vertrek: 2x -- -- Gebouwafstraling 12 uur 4 uur 8 uur 20 minuten -- 100% 100% 100% 30 minuten 30 minuten 30 minuten Open overheaddeur Rookgasafvoer (schoorsteen 20 m boven maaiveld) Noodkoeler (zuidgevel) 4.2 Incidentele bedrijfssituaties en regelmatige afwijkingen Naast de hiervoor beschreven bedrijfssituatie, die representatief is voor de geluidemissie, komen voor de onderhavige inrichting geen situaties (regelmatige afwijkingen en incidentele bedrijfssituaties) voor waarbij een hogere geluidemissie plaatsvindt dan onder representatieve bedrijfsomstandigheden. Projectnummer: 144223-00 Pagina 7 stroop Akoestisch onderzoek biomassacentrale Pascalstraat Zaandam 5 Bepaling geluidvermogenniveaus Voor het bepalen van het geluidvermogens van de immissierelevante geluidbronnen is gebruik gemaakt van ons bronnenbestand en gegevens van leveranciers. De gehanteerde geluidvermogenniveaus zijn in tabel 5.1 gegeven. Tabel 5.1: gehanteerde geluidvermogenniveaus Omschrijving Methode LAr,LT LAmax Vrachtwa gen kengetal 104 n.v.t. Personenwagen kengetal •89 99 Geluidvermogenniveau in dB(A) Gebouwafstraling (binnenniveau 73 dB(A) • Noordgevel kengetal 67 n.v.t. • Oostgevel kengetal 70 n.v.t. • Zuidgevel kengetal 67 n.v.t. • Westgevel kengetal 70 n.v.t. kengetal 81 n.v.t. gegevens leverancier 72 n.v.t. gegevens leverancier 74 n.v.t. Open overheaddeur (binnenniveau 73 dB(A) Rookgasafvoer (schoorsteen 20 m boven maaiveld) Vermogen is 85 dB(A) met demper van 13 dB Noodkoeler (zuidgevel) Vermogen is 43 dB(A) op een afstand van 10 meter Projectnummer: 144223-00 Pagina 8 stroop Akoestisch onderzoek biomassacentrale Pascalstraat Zaandam 6 Geluidbelasting op omgeving exclusief maatregelen 6.1 Algemeen Voor het berekenen van de geluidbelasting op de omgeving is door ons gebruik gemaakt van een computerrekenmodel overeenkomstig methode 11.8 (overdrachtsmodel) van de Handleiding. De beoordelingspunten zijn gelegen ter plaatse van de meest belaste punten op de gevels van de dichtstbijzijnde geluidgevoelige bestemmingen. De geluidbeiasting is berekend op een hoogte van 5,0 meter boven het plaatselijke maaiveldniveau. De verkeersbewegingen op het terrein van de inrichting zijn weergegeven als een reeks van puntbronnen. De puntbronnen zijn voor de voertuigen gelijkmatig verdeeld over de rijroute. De bedrijfsduurcorrectie Cb is afgeleid van het aantal puntbronnen waarover de rijroute is verdeeld. Een uitgebreid overzicht van de invoergegevens van het rekenmodel is terug te vinden in de bijlagen van dit rapport. 6.2 Geluidbelasting representatieve bedrijfssituatie (RBS) 1n tabel 6.1 zijn de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr, Er ) op de maatgevende beoordelingspunten, als gevolg van de representatieve bedrijfssituatie, samengevat. Tabel 6.1: rekenresultaten langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus huidige situatie (L Arp-) Beoordelingspunt Langtijdgemiddeld Toetsingskader Overschrijding beoordelingsniveau [dB(A)] [dB(A)] [dB(A)] 01 02 03 04 Zaans Medisch Centrum 0-gevel Zaans Medisch Centrum N-gevel Pascal College gebouw Noord Pascal College gebouw Noord Dag Avond Nacht Dag Avond 28 28 28 50 45 40 29 28 28 50 45 40 28 27 27 50 45 40 28 28 27 50 45 40 Nacht . Dag Avond Nacht Uit de rekenresultaten blijkt dat op alle beoordelingspunten ruimschoots aan de grenswaarden voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (L A,, LT) wordt voldaan. Naast de bepaling en de berekening van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, dient ook een beoordeling plaats te vinden naar het ter plaatse van de maatgevende beoordelingspunten optredend maximaal geluidniveau (LArnax ). 1n tabel 6.2 zijn de optredende maximale geluidniveaus op de maatgevende beoordelingspunten samengevat. Projectnummer: 144223-00 Pagina 9 stroop Akoestisch onderzoek biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Tabel 6.2: rekenresultaten maximale geluidniveaus (L Amax ) in dB(A) Beoordelingspunt 01 02 Zaans Medisch Centrum 0-gevel Zaans Medisch Centrum N-gevel Maximale geluidniveaus Toetsingskader Overschrijding (-Amax) [dB(A)] [dB(A)] Dag Avond Nacht Dag Avond Nacht 49 24 24 70 65 60 50 24 24 70 65 60 Dag Avond Nacht . 03 Pascal College gebouw Noord 49 23 23 70 65 60 04 Pascal College gebouw Noord 49 23 23 70 65 60 Uit de rekenresultaten blijkt dat op alle beoordelingspunten ruimschoots aan de grenswaarden voor de maximale geluidniveaus (LA max wordt voldaan. ) Projectnummer: 144223-00 Pagina 10 Akoestisch onderzoek biomassacentrale Pascalstraat Zaandam 7 stroop Conclusie In opdracht van Bio Forte BV is door Stroop raadgevende ingenieurs bv een akoestisch onderzoek uitgevoerd vanwege een melding in het kader van het Activiteitenbesluit voor een nieuwe biomassacentrale aan de Pascalstraat te Zaandam. Het doel van het onderzoek is de geluidbelasting, als gevolg van de inrichting, inzichtelijk te maken aan de hand van de representatieve bedrijfssituatie. De geluidbelasting ten gevolge van de inrichting is getoetst aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit. Uit de rapportage blijkt dat voor zowel de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (L Ar, LT) als de maximale geluidniveaus (LAmax ) ruimschoots wordt voldaan aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit. De geluidbelasting vanwege indirecte hinder is beoordeeld volgens de Circulaire inzake geluidhinder veroorzaakt door wegverkeer van en naar de inrichting en levert geen belemmeringen op. Leek, 4 augustus 2014 Stroop raadgevende ingenieurs bv Dhr. S.H. Boonstra Projectnummer: 144223-00 Pagina 11 st oop FIGUREN Akoestisch onderzoek Biomasscentrale Pascalstraat Zaandam 144223-00 Figuur 1: gebouwen en bodemgebieden Stroop Raadgevende Ingenieurs _ .. . cn c) ----,______------- ;_- _ £ 00 _ T _ 1 00 ____--------' I \\. ZO 0 ._----- \\I Sc herm 11~111111111111Gebouw aat Zaandam - RBS] = " T 00 - ,_______--------- Geo miheu V2 40 -• 170 .--------- i,-------- _ Akoestisch onderzoek Biornassacentrale Pascalstraat Zaandam 144223-00 Figuur 2: Overzicht geluidbronnen Stroop Raadgevende Ingenieurs Detail puntbron Mobele bron Puntbron Jitstralend dak Llitstralende gevel Toetspunt Bodemgebed Sebouv, Scherm Bedrig 496460 0 10 m schaal = 1 227 021 ——-- 496440 sN„ N\ 496420 117100 Industrielawaai - IL [Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam - RBSI Geomilieu V2 40 1 17 120 Akoestisch onderzoek Biomasscentrale Pascalstraat Zaandam Figuur 3: Overzicht beoordelingspunten 144223-00 Stroop Raadgevende Ingenieurs Ilr 1111- - -1 il1 I"1-1 1 1 [1. Il I 1 11 I II L, I li \ , k„ \\\ ._....atest 1 111111 /\ - ----------1~11k1 Ii«, i la icabw— - --1-111 lela -------' 1 )1z gt I - ilid it le Pascalstraat Zaandam - RBS] . Ge --------5------------ II / ti , s t ro o p BIJLAGEN Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 1: gebouwen en bodemgebieden Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofdgroep) Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam 001 002 003 102 021 Omschr. Biomassacentrale Pascal College,Pascalstraat 4 Pascal College,Pascalstraat 4 Zaans Medisch Centrum Silo bufferwater 022 023 Silo bufferwater Schoorsteen Geomilieu V2.40 Hoogte 6.20 6.00 10.00 6.00 10.00 Maaiveld 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 Hdef. Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief 0 0 0 0 0 Cp dB dB dB dB dB Refl. 31 0.80 0.80 0.80 0.80 0.00 Refl. 63 0.80 0.80 0.80 0.80 0.00 Refl. 125 0.80 0.80 0.80 0.80 0.00 Refl. 250 0.80 0.80 0.80 0.80 0.00 Refl. 500 0.80 0.80 0.80 0.80 0.00 Refl. lk 0.80 0.80 0.80 0.80 0.00 Refl. 2k 0.80 0.80 0.80 0.80 0.00 Refl. 4k 0.80 0.80 0.80 0.80 0.00 Refl. 8k 0.80 0.80 0.80 0.80 0.00 10.00 19.50 0.00 0.00 Relatief Relatief 0 dB 0 dB 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 8/1/2014 4:18:03 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 1: gebouwen en bodemgebieden Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofdcfroeb) Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. 001 Koningin Julianaweg 002 Gouw 003 Pascalstraat 003 Schoolplein 004 Bodemgebied biomassa Geomilieu V2.40 Bf 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 8/1/2014 4:20:03 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 1: gebouwen en bodemgebieden Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofdcfroep) Lijst van Schermen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. 010 Open ruimte noodkoeler Geomilieu V2.40 ISO H 6.20 ISO M Hdef. Cp Refl.L 31 Refl.L 63 Refl.L 125 Refl.L 250 Refl.L 500 Refl.L lk Refl.L 2k Refl.L 4k Refl.L 8k 0.00 Relatief 0 dB 0.80 0.80 0.80 0.80 0.80 0.80 0.80 0.80 0.80 8/1/2014 4:21:18 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 1: gebouwen en bodemgebieden Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofdcfroep) Lijst van Schermen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Refl.R 31 Refl.R 63 Refl.R 125 Refl.R 250 Refl.R 500 Refl.R lk Refl.R 2k Refl.R 4k Refl.R 8k 010 0.80 0.80 0.80 0.80 0.80 0.80 0.80 0.80 0.80 Geomilieu V2.40 8/1/2014 4:21:18 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 2: geluidbronnen Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofdgroep) Lijst van Puntbronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. 031 Rookgasafvoer 032 Noodkoeler 101 Dichtslaan autoportier Lmax 102 Dichtslaan autoportier Lmax Geomilieu V2.40 Hoogte 20.00 3.00 0.00 0.00 Maaiveld 0.00 0.00 0.00 0.00 Hdef. Relatief Relatief Relatief Relatief Normale Normale Normale Normale Type Richt. puntbron 0.00 puntbron 0.00 puntbron 0.00 puntbron 0.00 Hoek Cb(D) 360.00 0.00 360.00 13.80 360.00 199.00 360.00 199.00 Cb(A) 0.00 9.03 -- Cb(N) GeenRefl. GeenDemping GeenProces 0.00 Nee Nee Nee 12.04 Nee Nee Nee -Nee Nee Nee Nee Nee Nee Lw 31 32.00 34.00 73.00 73.00 8/1/2014 4:22:10 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam 144223-00 Bijlage 2: geluidbronnen Model: Groep: Naam 031 032 101 102 RBS (hoofdcfroep) Lijst van Puntbronnen, Lw 63 49.00 51.00 81.00 81.00 Lw 125 61.00 63.00 87.00 87.00 Geomilieu V2.40 Lw 250 65.00 67.00 83.00 83.00 Stroop raadgevende ingenieurs bv voor rekenmethode Industrielawaai - IL Lw 500 67.00 69.00 92.00 92.00 Lw lk 66.00 68.00 93.00 93.00 Lw 2k 63.00 65.00 92.00 92.00 Lw 4k 55.00 57.00 91.00 91.00 Lw 8k 47.00 49.00 87.00 87.00 Red 31 0.00 0.00 0.00 0.00 Red 63 0.00 0.00 0.00 0.00 Red 125 0.00 0.00 0.00 0.00 Red 250 0.00 0.00 0.00 0.00 Red 500 0.00 0.00 0.00 0.00 Red lk 0.00 0.00 0.00 0.00 Red 2k 0.00 0.00 0.00 0.00 Red 4k 0.00 0.00 0.00 0.00 Red 8k 0.00 0.00 0.00 0.00 8/1/2014 4:22:10 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 2: geluidbronnen Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofdgroep) Lijst van Mobiele bron, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. 021 Vrachtwagen 022 Personenwagen Geomilieu V2.40 ISO H 1.00 0.75 ISO M Hdef. 0.00 Relatief 0.00 Relatief Aantal(D) Aantal(A) Aantal(N) 2 4 Cb(D) Cb(A) Cb(N) Gem.snelheid Max.afst. 42.06 ' -5 2.00 38.99 5 2.00 Lw 31 59.00 60.00 Lw 63 82.00 67.00 Lw 125 89.00 73.00 Lw 250 92.00 74.00 8/1/2014 4:22:47 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 2: geluidbronnen Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofdcfroep) Lijst van Mobiele bron, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Lw 500 021 99.00 022 78.00 Lw lk 100.00 86.00 Geomilieu V2.40 Lw 2k 96.00 84.00 Lw 4k 87.00 75.00 Lw 8k Red 31 79.00 0.00 66.00 0.00 Red 63 Red 125 Red 250 Red 500 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 Red lk Red 2k Red 4k Red 8k 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 8/1/2014 4:22:47 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 2: geluidbronnen Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofddroep) Lijst van Uitstralende daken, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. 006 Dakvlak Hoogte 0.10 Geomilieu V2.40 Maaiveld Hdef. 6.20 Relatief aan onderliggend item BinBui Cdifuus TypeLw Ja 4 False Cb(D) 0.00 Cb(A) 0.00 Cb(N) DeltaX DeltaY Lp 31 0.00 2.0 2.0 Lp 63 54.00 Lp 125 59.00 Lp 250 63.00 8/1/2014 4:23:10 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 2: geluidbronnen Model: Groep: Naam 006 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofdcfroep) Lijst van Uitstralende daken, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Lp 500 67.00 Lp 1k 68.00 Geomilieu V2.40 Lp 2k 66.00 Lp 4k Lp 8k 65.00 Iso 31 0.00 Iso 63 Iso 125 Iso 250 Iso 500 12.00 12.00 17.00 23.00 Iso lk 28.00 Iso 2k 29.00 Iso 4k 25.00 Iso 8k LwM2 31 LwM2 63 LwM2 125 LwM2 250 0.00 38.00 43.00 42.00 8/1/2014 4:23:10 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 2: geluidbronnen Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofdcfroep) Lijst van Uitstralende daken, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam LwM2 500 LwM2 lk LwM2 2k LwM2 4k LwM2 8k Lw 31 006 40.00 36.00 33.00 36.00 -- -174.26 Geomilieu V2.40 Lw 63 63.74 Lw 125 68.74 Lw 250 67.74 Lw 500 65.74 Lw lk 61.74 Lw 2k 58.74 Lw 4k Lw 8k Red 31 Red 63 Red 125 Red 250 61.74 -174.26 0.00 0.00 0.00 0.00 8/1/2014 4:23:10 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 2: geluidbronnen Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofdcfroep) Lijst van Uitstralende daken, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Red 500 006 0.00 Red lk Red 2k Red 4k Red 8k 0.00 0.00 0.00 0.00 Geomilieu V2.40 8/1/2014 4:23:10 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 2: geluidbronnen Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofdgroep) Lijst van Uitstralende gevels, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. 001 Oostgevel 002 Zuidgevel 003 Oostgevel 004 Noordgevel 005 Open deur Noordgevel Geomilieu V2.40 ISO H 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 ISO M 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 Hdef. Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief BinBui Cdifuus TypeLw Ja 4 False Ja 4 False Ja 4 False Ja 4 False Ja 4 False Cb(D) 0.00 0.00 0.00 0.00 15.57 Cb(A) 0.00 0.00 0.00 0.00 -- Cb(N) Hoogte DeltaL DeltaH Lp 31 0.00 6.2 2.0 2.0 0.00 6.2 2.0 2.0 0.00 6.2 2.0 2.0 0.00 6.2 2.0 2.0 -4.0 2.0 2.0 Lp 63 54.00 54.00 54.00 54.00 54.00 Lp 125 59.00 59.00 59.00 59.00 59.00 Lp 250 63.00 63.00 63.00 63.00 63.00 8/1/2014 4:23:25 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv Bijlage 2: geluidbronnen Model: Groep: Naam 001 002 003 004 005 RBS (hoofdgroep) Lijst van Uitstralende gevels, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Lp 500 67.00 67.00 67.00 67.00 67.00 Lp lk 68.00 68.00 68.00 68.00 68.00 Geomilieu V2.40 Lp 2k 66.00 66.00 66.00 66.00 66.00 Lp 4k 65.00 65.00 65.00 65.00 65.00 Lp 8k Iso 31 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 Iso 63 12.00 12.00 12.00 12.0.0 0.00 Iso 125 12.00 12.00 12.00 12.00 0.00 Iso 250 17.00 17.00 17.00 17.00 0.00 Iso 500 23.00 23.00 23.00 23.00 0.00 Iso 1k 28.00 28.00 28.00 28.00 0.00 Iso 2k 29.00 29.00 29.00 29.00 0.00 Iso 4k 25.00 25.00 25.00 25.00 0.00 Iso 8k 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 LwM2 31 LwM2 63 38.00 38.00 38.00 38.00 50.00 LwM2 125 43.00 43.00 43.00 43.00 55.00 LwM2 250 42.00 42.00 42.00 42.00 59.00 8/1/2014 4:23:25 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 2: geluidbronnen Módel: Groep: Naam 001 002 003 004 005 RBS (hoofdgroep) Lijst van Uitstralende gevels, LwM2 500 40.00 40.00 40.00 40.00 63.00 LwM2 lk 36.00 36.00 36.00 36.00 64.00 Geomilieu V2.40 LwM2 2k 33.00 33.00 33.00 33.00 62.00 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv voor rekenmethode Industrielawaai - IL LwM2 4k 36.00 36.00 36.00 36.00 61.00 LwM2 8k Lw 31 -178.10 -180.39 -178.13 -180.60 -188.25 Lw 63 59.90 57.61 59.87 57.40 61.75 Lw 125 64.90 62.61 64.87 62.40 66.75 Lw 250 63.90 61.61 63.87 61.40 70.75 Lw 500 61.90 59.61 61.87 59.40 74.75 Lw lk 57.90 55.61 57.87 55.40 75.75 Lw 2k 54.90 52.61 54.87 52.40 73.75 Lw 4k 57.90 55.61 57.87 55.40 72.75 Lw 8k -178.10 -180.39 -178.13 -180.60 -188.25 Red 31 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 Red 63 0.00 0.00 0.00 0,00 0.00 Red 125 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 Red 250 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 8/1/2014 4:23:25 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 2: geluidbronnen Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofdgroep) Lijst van Uitstralende gevels, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Red 500 001 0.00 002 0.00 003 0.00 004 0.00 005 0.00 Red lk Red 2k Red 4k Red 8k 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 Geomilieu V2.40 8/1/2014 4:23:25 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 3: toetspunten Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv RBS (hoofdcfroeb) Lijst van Rekenpunten, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. 01 Zaans Medisch Centrum Westgevel 02 Zaans Medisch Centrum Noordgevel 03 Pascal College Noordelijk gebouw 04 Pascal College Midden gebouw Geomilieu V2.40 Maaiveld 0.00 0.00 0.00 0.00 Hdef. Relatief Relatief Relatief Relatief Hoogte A Hoogte B Hoogte C Hoogte D Hoogte E Hoogte F Gevel 5.00 Ja 5.00 Ja 5.00 Ja 5.00 Ja 8/1/2014 4:23:52 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 4: rekenresultaten Rapport: Model: Groep: Groepsreductie: Naam Toetspunt 01 A 02 A 03 A 04_A 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv Resultatentabel RBS LAeg totaalresultaten voor toetspunten (hoofdgroep) Nee Omschrijving Zaans Medisch Centrum Westgevel Zaans Medisch Centrum Noordgevel Pascal College Noordelijk gebouw Pascal College Midden gebouw Hoogte 5.00 5.00 5.00 5.00 Dag 28.5 28.8 27.8 28.0 Avond 28.2 28.4 27.2 27.7 Nacht 28.2 28.4 27.1 27.7 Etmaal 38.2 38.4 37.1 37.7 Li 61.8 62.2 62.8 60.8 Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V2.40 8/1/2014 4:24:27 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 4: rekenresultaten Rapport: Model: LAeq bij Bron/Groep voor toetspunt: Groep: Groepsreductie: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv Resultatentabel RBS 02 A - Zaans Medisch Centrum Noordgevel (hoofdgroep) Nee Naam Bron/Groep 02 A 001 002 003 004 005 Omschrijving Zaans Medisch Centrum Noordgevel Oostgevel Zuidgevel Oostgevel Noordgevel Open deur Noordgevel 006 021 022 031 032 Dakvlak Vrachtwagen Personenwagen Rookgasafvoer Noodkoeler 101 102 Dichtslaan autoportier Lmax Dichtslaan autoportier Lmax Hoog.te 5.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 Dag 28.8 9.5 17.1 22.8 10.3 0.0 Avond 28.4 9.5 17.1 22.8 10.3 -- Nacht 28.4 9.5 17.1 22.8 10.3 Etmaal 38.4 19.5 27.1 32.8 20.3 0.0 Li 62.2 10.4 17.7 23.4 11.1 17.2 0.10 1.00 0.75 20.00 3.00 24.2 17.8 6.1 22.0 1.8 24.2 24.2 -22.0 6.5 -22.0 3.5 34.2 17.8 6.1 32.0 13.5 24.2 61.9 47.2 22.0 16.1 0.00 0.00 -157.3 -154.8 --- -157.3 -154.8 44.5 46.5 Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V2.40 8/1/2014 4:24:55 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 4: rekenresultaten Rapport: Model: Groep: 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv Resultatentabel RBS LAmax totaalresultaten voor toetspunten (hoofdgroep) Naam Toetspunt Omschrijving 01 A Zaans Medisch Centrum Westgevel 02 A Zaans Medisch Centrum Noordgevel 03 A Pascal College Noordelijk gebouw 04_A Pascal College Midden gebouw Hoogte 5.00 5.00 5.00 5.00 Dag Avond Nacht 49.3 24.0 24.0 49.7 24.2 24.2 49.2 23.1 23.1 48.8 23.4 23.4 Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V2.40 8/1/2014 4:25:11 PM Akoestisch onderzoek Biomassacentrale Pascalstraat Zaandam Bijlage 4: rekenresultaten Rapport: Model: LAmax bij Bron/Groep voor toetspunt: Groep: Resultatentabel RBS 02 A - Zaans Medisch Centrum Noordgevel (hoofdgroep) Naam Bron/Groep 02_A 001 002 003 004 005 Omschrijving Zaans Medisch Cen.trum Noordgevel Oostgevel Zuidgevel Oostgevel Noordgevel Open deur Noordgevel 006 021 022 031 032 Dakvlak Vrachtwagen Personenwagen Rookgasafvoer Noodkoeler 101 102 Dichtslaan autoportier Lmax Dichtslaan autoportier Lmax (hoofdgroep) LAmax 144223-00 Stroop raadgevende ingenieurs bv Hoogte 5.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 Dag 49.7 9.5 17.1 22.8 10.3 15.6 Avond 24.2 9.5 17.1 22.8 10.3 -- Nacht 24.2 9.5 17.1 22.8 10.3 -- 0.10 1.00 0.75 20.00 3.00 24.2 49.7 35.5 22.0 15.6 24.2 -- 24.2 •.00 0.00 41.7 44.2 49.7 22.0 15.6 -22.0 15.6 24.2 24.2 Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V2.40 8/1/2014 4:25:27 PM
© Copyright 2024 ExpyDoc