Verslag van de Kennisdag Inspectie Waterkeringen 2014, op 20 maart 2014 in Arnhem, georganiseerd door Rijkswaterstaat WVL en STOWA. Bijna alle presentaties van deze dag zijn opgenomen op video. U kunt de video’s bekijken op Youtube kanaal van STOWA (STOWAvideo). Kennisdag Inspectie Waterkringen 2014: Veel te leren van de hoogwaternood van anderen voor onze eigen hoogwaterveiligheid Van de nood een deugd maken. Dat was de titel van de elfde Kennisdag Inspectie Waterkeringen, op donderdag 20 maart 2014 in Arnhem. Centrale vraag tijdens deze dag: wat kunnen we leren van recente hoogwatercalamiteiten in het buitenland voor het op orde brengen van onze eigen waterkeringen? Ongeveer 225 vertegenwoordigers van waterschappen, provincie, Rijkswaterstaat en het bedrijfsleven wilden daar graag het antwoord op horen. Han Vrijling, opening Over nood gesproken. Dagvoorzitter Han Vrijling memoreerde aan het begin van de dag dat bij de laatste landelijke toets een derde van onze waterkeringen niet voldoet aan de toetsnorm. Liggen we daar wakker van? Niet echt, aldus Vrijling. Omdat de kwaliteit van onze waterkeringen naar onze mening zo hoog is, denken we dat er ondanks dat niets zal gebeuren. Het is volgens hem daarom goed van de nood van anderen, onze deugd te maken. We kunnen kortom veel leren van hoogwatercalamiteiten in het buitenland om te zorgen dat we zelf goed voorbereid zijn en blijven. Koos Wieriks, Elbe Overstromingen Koos Wieriks, namens het ministerie van Infrastructuur en Milieu attaché op de Nederlandse ambassade in Berlijn, vertelde de aanwezigen over zijn ervaringen met de recente hoogwatercalamiteit in Duitsland. Heeft Duitsland watergevoel? Natuurlijk, aldus Wieriks. Waarom is het daar de afgelopen jaren dan een paar keer flink mis gegaan, zoals in 2002, 2006, 2010 en 2013? De Duitsers weten volgens Wieriks heel goed dat ze moeten acteren op geografisch stroomgebiedsniveau om de problemen goed aan te pakken. Maar feitelijk worden er vooral op het bestuurlijke niveau van de Bundesländer maatregelen getroffen. De Duitse Bondsregering wil graag een Bundeshochwasserplan opzetten. Nederland wil daar volgens Wieriks ook graag bij helpen. Maar zo’n plan is lastig, door de manier waarop Duitsland politiek-bestuurlijk is georganiseerd. Dat is een gegeven feit. De wijze waarop wij ons waterbeheer hebben georganiseerd, kunnen we dus niet zomaar transporteren naar het buitenland, aldus Wieriks. ‘We moeten vooral meedenken hoe ze het in andere landen, met een andere politiek-bestuurlijke waterorganisatie, beter kunnen regelen’. Peter Blommaert, Somerset overstromingen 2014 Op uitnodiging van de Engelse overheid vertrokken begin 2014 twee geotechnici en twee professionele dijkinspecteurs naar Somerset in Zuidwest Engeland, waar een gebied van 500 vierkante kilometer was ondergelopen als gevolg van de natste winter in 250 jaar. Er viel in twee maanden tijd maar liefst 63 cm regen. Zoveel regen kon het watersysteem, met kleine rivieren met weinig afvoercapaciteit ((50-75 kuub/s), bij lange na niet aan. Het doel van deze reis was volgens Blommaert vooral om de Environment Agency, verantwoordelijk voor het waterbeheer, te ondersteunen bij de dijkinspecties en om te leren van elkaars ervaringen bij deze hoogwatercalamiteit. Iedereen viel over de EA heen, want er zou achterstallig baggerwerk in de rivieren zijn. Maar dat zou de waterafvoer hooguit met twintig procent kunnen vergroten en de overlast een week hebben kunnen inkorten, aldus Blommaert. Het achterliggende probleem is volgens Blommaert de politiek-bestuurlijke inbedding van het waterbeheer. ‘De mensen van de Environment Agency weten heel goed wat er aan de hand is. Ze willen ook wel, maar ze kunnen het niet.’ Ze zijn bijvoorbeeld wel verantwoordelijk voor de waterkeringen, maar ze hebben niet het beheer over de waterkeringen. Blommaert: ‘Een boer mag met een dijk op zijn land doen wat hij wil.’ De EA weet zelf heel goed wat er nodig is. Daar hebben ze ons niet voor nodig. Ze hebben vooral gehoor nodig in de politiek, aldus Blommaert. Theo Reuzenaar: Somerset overstromingen 2014 Na de inleiding van Blommaert gaf dijkinspecteur Theo Reuzenaar van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier een toelichting op wat het inspectieteam feitelijk aantrof in Engeland. Wat onder meer opviel waren de enorme hoeveelheid dassenholen in de dijken, waar het water soms uitspoot. Maar omdat dassen in Engeland een beschermde diersoort zijn, kan daar feitelijk niets aan gedaan worden, aldus Reuzenaar. Verder viel het enorme gebrek aan getrainde dijkinspecteurs op. Uiteindelijk werden er een paar honderd militairen gecharterd om over de dijken te lopen. Reuzenaar: ‘Maar de vaag is of zij de kennis en ervaring hebben om goed te kunnen zien wat er aan de hand is en waar actie is vereist.’ Verder viel het de inspecteurs op dat de dijken op diverse plekken aangetast waren door erosie, een gevolg van koeien op de dijk, voederplekken en sporen van grote voertuigen. Bovendien stonden er her en der grote bomen op de dijken en waren de dijken op diverse plekken niet of nauwelijks te inspecteren door dicht opeenstaande struiken, aldus Reuzenaar. Aan het einde van zijn presentatie vroeg Reuzenaar zich openlijk af of Hollands Noorderkwartier niet hetzelfde probleem zouden hebben gehad als de Engelsen, bij de enorme hoeveelheden regenval: ‘Mogelijk wel, maar door de veel grotere afvoercapaciteit zouden we wel veel sneller van de problemen af zijn geweest.’ Catherine Donohue: Hurricane Sandy. Lessons learnt Catherine Donohue van het US Army Corps of Engineers (US ACE, een soort RWS van VS, een civiele organisatie ondergebracht bij het Amerikaanse leger, red.) vertelde de aanwezigen meer over Hurricane Sandy die in oktober 2012 de miljoenenstad New York platlegde. Ondanks de genomen voorzorgsmaatregelen - het sluiten van hurricane barriers, het weg laten stromen van water achter stuwdammen, grootscheepse evacuatie, stilleggen OV, sluiten van bruggen en tunnels, etc. - was de schade enorm. Zo’n 8 miljoen mensen zaten dagen zonder stroom. Tunnels waren ondergelopen, vliegvelden en andere infrastructuur waren overstroomd. Uit vragen in de zaal, kwam naar voren dat de wijze waarop Nederland en de Amerikanen aankijken tegen kansen en risico’s, van elkaar afwijken. Donohue gaf aan dat men naar aanleiding van de gebeurtenissen bezig is het kustbeleid te evalueren en mogelijk te herijken. Kasper Lendering: Noodmaatregelen Onderzoeker Kasper Lendering van de TU Delft hield na de pauze een inleiding over noodmaatregelen. Centraal stond de vraag: wat kun je doen om de sterkte van dijken op te plussen tijdens hoogwatersituaties? Tijdens zijn promotieonderzoek heeft hij gewerkt aan een methode om de betrouwbaarheid en effectiviteit van noodmaatregelen te bepalen. Dat hangt volgens hem af van drie factoren: je moet tijdig de zwakke plekken weten te vinden, je moet tijd hebben om maatregelen te nemen en die moeten functioneren. Uit een casestudie bij Waterschap Groot Salland (dijkring 53) kwam naar voren dat je veiligheid via het nemen van noodmaatregelen met ongeveer een factor twee kunt verhogen. Cruciaal is of je tijdig de zwakke plekken kunt vinden en of je de maatregelen juist plaatst. Dat bepaalt volgens Lendering grotendeels het uiteindelijke effect. Kortom: vergroot de vindkans van zwakke plekken en verklein de kans op plaatsingsfouten. Hij beval waterschappen daarom aan veel energie te steken in het vergroten van de kennis en ervaring van detectie- en plaatsingspersoneel.’ Ed Caelen: Defensie als partner in nood Luitenant-Kolonel Ed Caelen van het 101 Geniebataljon ging kort in op de ondersteuning die Defensie kan bieden bij hoogwatercalamiteiten. Defensie wil (om strategische redenen) graag structureler gaan samenwerken met civiele veiligheidsorganisaties om (water)veiligheid te waarborgen. De unique selling points van Defensie zijn volgens hem massa en flexibiliteit. Defensie kan snel veel manschappen ‘op de mat’ brengen’ om allerlei hoogwater hand- en spandiensten te verlenen. Bovendien mag Defensie in noodsituaties arbowetgeving (bijv. t.a.v. werk- en rusttijden) naast zich neerleggen, zodat Defensiepersoneel langer achter elkaar inzetbaar is. Ook heeft Defensie veel materieel voorhanden dat snel inzetbaar is, volgens Caelen. Hij vond het belangrijk elkaar informeel te leren kennen, juist omdat een informeel netwerk en informele (i.p.v. organieke) lijnen bij calamiteiten heel belangrijk kunnen zijn voor snelle actie, wist hij uit ervaring. Auke de Ridder Hoogwateroefening Conecto Auke de Ridder van Waterschap Groot Salland vertelde de aanwezigen meer over de hoogwateroefening Conecto, gehouden in het najaar van 2013. In Conecto werkten de veiligheidsregio IJsselland, Defensie en het waterschap samen om een dreigende hoogwatercalamiteit in de IJssel te voorkomen. Via de oefening wilde men onder meer het concept van netcentrisch werken in de praktijk beproeven, maar ook de crisiscommunicatie in de praktijk te trainen. Tot slot was er de wens om de samenwerking met Defensie in een civiele omgeving te oefenen. De Ridder was vooral te spreken over de lengte van de oefening, die maar liefst vier weken duurde. Dat gaf alle betrokken partijen volgens hem de gelegenheid elkaar goed te leren kennen, zodat er over en weer inzicht kwam in elkaars mogelijkheden en beperkingen. Uit de oefening kwamen enkele belangrijke aanbevelingen: zorg bij hoogwatercalamiteiten voor goede liaisons (met mandaat) tussen de diverse betrokken partijen en werk scenario’s uit. Workshops Na de lunch konden de deelnemers een keuze maken uit in totaal negen workshops/lezingen over uiteenlopende onderwerpen, zoals ‘Dijken versterken met sensoren’, ‘De gereedschapskist van Defensie’ en ‘Ervaringen met de St. Nicolaasstorm en de rol van LCO’. Hieronder een kort verslag van drie van deze workshops. Patrik Peeters en Leen Vincke: Sigma Plan Vlaanderen Patrik Peeters en Leen Vincke van het Waterbouwkundig Laboratorium Vlaanderen vertelden de aanwezige toehoorders meer over het zogenoemde Sigma Plan. Doel van dit plan is een betere hoogwaterbescherming van Vlaanderen tegen de Schelde en haar zijrivieren en daarnaast het terugbrengen van getijdennatuur. Het plan, dat in 2000 werd geactualiseerd, voorziet in het ontwikkelen van zogenoemde gecontroleerde overstromingsgebieden (GOG’s) langs de Schelde - een soort Ruimte-voor-de-riviergebieden avant la lettre - in combinatie met dijkversterking en de bouw van een stormvloedkering. GOG’s bestaan uit een overloopdijk en een ringdijk met daartussen een gebied dat bij hoogwater kan overstromen. Meer recentelijk hebben de Vlamingen ook een nieuw concept bedacht, dat van gecontroleerde getijdengebieden, de GGG’s. Hierbij zit er in de overloopdijk een inwaterings- en uitwateringssluis, zodat je in het gebied tussen overloopdijk en ringdijk getijdenwerking krijgt. Hierdoor onstaat in de gebieden tussen de dijken robuuste getijdennatuur. Het plan, dat ca. 600 miljoen euro kost, wordt over een periode van 25 gerealiseerd. Frens Dijkman: Zorgplicht, de inspectie komt naar uw toe! Frens Dijkman van de Inspectie Leefomgeving & Transport (ILT Rijkswaterstaat) vertelde de aanwezigen meer over de toetsing op de zogenoemde zorgplicht die beheerders van primaire waterkeringen hebben. De ILT is vanaf 1 januari 2014 verantwoordelijk voor de toetsing. De ILT heeft inmiddels een toetsingskader opgesteld met daarin de criteria waaraan de beheerders van primaire waterkeringen moeten voldoen om te voldoen aan de zorgplicht. Ook de scope van de zorgplicht wordt daarin beschreven, aldus Dijkman. Het betreft het beheer en onderhoud, vergunningverlening & handhaving, calamiteitenzorg en de bediening van waterkerende kunstwerken. De ILT beschouwt 2014 als een proefjaar, aldus Dijkman. Bij 12 waterkeringbeheerders worden pilots uitgevoerd. Naar aanleiding van deze pilots wordt samen met de waterkeringbeheerders gekeken of het toetsingskader werkt. Dijkman benadrukte dat het bij de pilots vooral gaat om het beproeven van het kader: ‘Kunnen we tot een oordeel komen en welke acties moeten we uitvoeren om de zorgplicht beter handen en voeten te geven?’ Belangrijk voor de ILT is volgens Dijkman de borging van de kwaliteit van de zorgplicht door de primaire-waterkeringbeheerders. Hans Knotter: Dijkleger. Deskundige leken Hans Knotter ging aan het einde van de dag in zijn inleiding dieper in op de wijze waarop Waterschap Rivierenland zijn dijkleger heeft georganiseerd. Er is veel aandacht voor opleiding & training. Iedereen in het dijkleger moet verplicht deelnemen aan de scholingsactiviteiten. De reden: ‘Wij willen goedgetrainde en geoefende mensen op onze dijken.’ Het dijkleger van Rivierenland werkt volgens vastomlijnde procedures en werkwijzen, aldus Knotter. Dat geeft veel houvast, maar het kan mogelijk tot stroperigheid leiden. Tijdens oefeningen wordt daarom voortdurend gekeken op welke manier deze procedures te verbeteren zijn. Een belangrijke vraag was hoe je de informatievoorziening in het dijkleger moet organiseren. Mobiel werken heeft de toekomst, maar moet je zaken toch niet analoog waarborgen, zodat je daarop terug kunt vallen als netwerken uitvallen, vroeg Knotter zich af? Of moet je je toevlucht nemen tot satelliettelefoons? Op dit moment wordt gewerkt aan mobiele applicaties die ook offline zijn te gebruiken, merkte een aanwezige uit de zaal naar aanleiding hiervan op. Een ander belangrijk punt was de leeftijd van personen in het dijkleger. Moet je een maximum leeftijd gaan toepassen, met het oog op de (afnemende) fysieke gesteldheid van ouderen? Hierover waren de meningen verdeeld. Ouderen hebben soms niet meer de fysieke capaciteiten van jongeren, maar wel meer tijd en meer ervaring. Een vertegenwoordiger van Waterschap Peel en Maasvallei vertelde in verband hiermee dat zij voor mensen boven de 70 een soort dijkleger-APK hebben ingevoerd.
© Copyright 2025 ExpyDoc