Inleiding Sectordag 2014 (PDF)

Hedendaagse ontwikkelingen in het onderwijslandschap
Marleen Lammers – VOS/ABB
Elke ochtend op weg naar mijn werk rijd ik door het Groene Hart langs een prachtig stukje landschap
met weiland, bomen, oude boerderijen en een grote vijver. Dag na dag, week na week, maand na
maand, jaar na jaar. De seizoenen gaan voorbij. Nu is het prachtig om de bomen en planten in bloei
te zien. De lammetjes proberen nog te springen door de wei. Eigenlijk lukt dit al niet meer want ze
worden al wat groter en stijver. Een boerderij is onlangs opgeknapt en de schuur is uitgebouwd. De
boer heeft een nieuwe tractor gekocht: hypermodern, maar te klein voor de oude schuur. Ook hij
moet met de tijd mee om de concurrentie bij te kunnen benen. Er verandert telkens iets. Maar het
ritme van de seizoenen blijft. Evenals de grote lijnen van de lucht, het land, het water.
Dit landschap in het Groene Hart heeft wel wat weg van het veranderende onderwijslandschap in
Nederland. Het is steeds in beweging. Ontwikkelingen komen en gaan. Het onderwijs gaat met zijn
tijd mee en wordt beïnvloed door zijn omgeving. Maar de grote lijn – de kerntaak- blijft bestaan; het
draagt bij aan de persoonlijke ontwikkeling van kinderen, het zorgt voor overdracht van
maatschappelijke en culturele verworvenheden en het rust kinderen toe voor participatie in de
samenleving.
Een van de kernwaarden van het openbaar onderwijs is ‘van en voor de samenleving’. Het onderwijs
is op veel manieren verbonden met de samenleving en kan niet los worden gezien van de omgeving.
Ontwikkelingen in de directe omgeving van de school, maar ook landelijke ontwikkelingen, kunnen
invloed hebben op de lespraktijk. Er is mij gevraagd een aantal ontwikkelingen met u te doorlopen
die relevant zijn voor het onderwijs. Ik beperk me daarbij tot drie onderwerpen:
- Passend Onderwijs
- Brede scholen
- Krimp en samenwerkingsscholen
Wellicht lijken deze in eerste instantie niet alle drie even relevant voor het GHVO, maar op korte of
langere termijn kunnen ze toch van invloed zijn voor uw lespraktijk.
Brede scholen en IKC’s
Als ik u vraag welke van deze twee scholen een brede school is, welke zou u kiezen? En op basis
waarvan maakt u deze keuze? Ik vermoed dat veel mensen automatisch de bovenste school
aanwijzen als brede school. Want vaak wordt de term geassocieerd met een nieuwbouwproject,
waarin onderwijs, opvang, bibliotheek, consultatiebureau, de gymzaal enzovoorts onder een enorm
prachtig nieuw dak zitten. Maar de onderste school kan evengoed een brede school zijn. Een brede
school is namelijk een netwerk in en om een of meerdere scholen. In dat netwerk werkt een school
samen met instellingen op het gebied van sport, opvang, cultuur of welzijn. Het is prettig als deze
dicht bij elkaar of onder een dak zitten, maar is geen voorwaarde.
De veranderende samenleving vraagt om deze samenwerking, zodat kinderen zich optimaal kunnen
ontwikkelen. Met name de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs vinden ouders van
belang. De school van je kind moet wel passen bij je eigen drukke baan en sociale leven. De meest
vergaande vorm van samenwerking is een integraal kindcentrum of IKC. Een IKC is een ver
1
doorontwikkelde brede school waarin basisonderwijs, kinderopvang en peuterspeelzalen inhoudelijk
en organisatorisch met elkaar samenwerken, vanuit dezelfde visie. In een integraal kindcentrum zijn
de grenzen tussen onderwijs en opvang, tussen spelen en leren, tussen de taken van de leraar en de
pedagogisch medewerker vervaagd. Zij werken dagelijks samen aan de ontwikkeling van kinderen
van 0-12 jaar.
Een onderwijsconcept dat volledig is ingericht naar de huidige samenleving is de Sterrenschool. Een
denktank is met een schone lei begonnen met ontwerpen van onderwijs. De Sterrenschool gaat nog
verder dan een regulier IKC. De Sterrenschool is namelijk het hele jaar open, en dagelijks van zeven
uur ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds. De Sterrenschool kent geen jaarklassensysteem, leerlingen
volgen een individuele leerlijn. We nemen even een kijkje in de Sterrenschool:
Sterrenschool jeugdjournaal: https://www.youtube.com/watch?v=0AkcbjNl7XA
Wat betekent dit nu voor G/HVO? Het kan voor u in een IKC of brede school makkelijker worden om
samen te werken met het team, omdat men gewend is om met buitenschoolse partners samen te
werken. Op de Sterrenschool wordt het onderwijs rond de leerlingen georganiseerd. Een groep
leerlingen die G/HVO volgt, levert de school minder organisatorische stress op. De instellingen of
partners rond de school kunt u wellicht benutten voor uw onderwijs, bijvoorbeeld op het gebied van
cultuur. Andersom kunt u het netwerk van de school uitbreiden, bijvoorbeeld door inbreng van uw
contacten met de kerk of moskee.
Passend onderwijs
Elk kind heeft recht op goed onderwijs. Of dat nu in een klassieke school, een brede school, of een
Sterrenschool is. Ook kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. Op 1 augustus 2014 wordt de
wet passend onderwijs van kracht. Passend onderwijs beoogt dat zo veel mogelijk leerlingen regulier
onderwijs kunnen volgen. Het speciaal onderwijs verdwijnt niet. Kinderen die het echt nodig hebben,
kunnen nog steeds naar het speciaal onderwijs.
Voorheen moesten ouders van een kind dat extra ondersteuning nodig heeft, zelf op zoek naar een
geschikte school. Vanaf 1 augustus 2014 melden ouders hun kind aan bij de school van hun keuze, en
heeft de school de taak om het kind een passende onderwijsplek te bieden, in de eigen school of als
dat niet kan elders. Om alle kinderen een passende onderwijsplek te bieden, werken scholen samen
in regionale samenwerkingsverbanden. Voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, stelt
de school een ontwikkelingsperspectief op. Hierin staat welke onderwijsdoelen de leerling zal kunnen
halen.
Passend onderwijs betekent voor u dat u meer te maken kunt krijgen met verschillen in de klas. Dit is
nu ook al het geval, bijvoorbeeld verschillen tussen intelligentieniveaus en leerstijlen. Het is van
belang om deze verschillen te zien en erop te anticiperen. Bijvoorbeeld door te kiezen voor
verschillende vormen van instructie en werkvormen. Overleg met de groepsleerkracht zal nog meer
van belang worden, zeker wanneer er kinderen in de klas komen die een specifieke aanpak vragen.
Krimp en samenwerkingsscholen
De laatste tijd ben ik steeds vaker betrokken bij fusietrajecten. Want hoewel de bevolking in
Nederland toeneemt, zit deze groei vrijwel volledig in de grootste gemeenten. Enerzijds doordat er
2
kinderen worden geboren, maar ook door de trek van kleine gemeenten naar grote steden. In de
kleine gemeenten neemt het aantal schoolgaande kinderen af. Scholen in kleine dorpen krijgen het
steeds moeilijker om boven de opheffingsnorm te blijven. Zeker wanneer in datzelfde dorp nog een
of twee scholen staan van een andere denominatie. Na een poging om de concurrentie aan te gaan,
zien scholen vaak in dat er meer overlevingskansen liggen in samenwerking.
Krimp heeft een aantal effecten op het G/HVO onderwijs, zowel positief als negatief. Door krimp van
een toch al kleine school, wordt de minimumnorm van 10 leerlingen minder snel behaald. Door
fusies tussen openbare scholen neemt het aantal scholen, dus het aantal lespunten voor G/HVO af.
Daarentegen groeit het aantal leerlingen op de gefuseerde school en is de kans groter dat het aantal
leerlingen voor G/HVO wordt behaald.
Naast fusies tussen openbare scholen, zien we ook steeds vaker de samenwerking tussen de
denominaties. Ook dit biedt zowel een kans als een risico voor G/HVO. Dit is een vrij technisch en
juridisch verhaal, maar wel direct van invloed op G/HVO. In een officiële samenwerkingsschool lijkt
het ons wettelijk gezien geen probleem om G/HVO te blijven aanbieden. In de samenwerkingsschool
huizen namelijk twee denominaties; zowel de openbare als een bijzondere richting. Omdat het
vormen van een – officiële- samenwerkingsschool een moeilijk, vaak onhaalbaar traject is, kiezen
veel besturen voor zogenaamde informele samenwerkingsscholen. Juridisch gezien is dit een
openbare of bijzondere school, maar voor de buitenwereld presenteert de school zich als
samenwerkingsschool. Door deze constructie kan een samenwerking tussen openbaar en bijzonder
onderwijs voor het G/HVO positief of negatief uitpakken:
Scenario 1: De openbare en bijzondere school gaan samen verder, formeel als bijzonder onderwijs,
voor de buitenwereld als samenwerkingsschool. Omdat het in de nieuwe situatie geen openbare
school meer is, vervalt het recht op gesubsidieerd G/HVO onderwijs. Dit is immers alleen geregeld
voor het openbaar onderwijs.
Scenario 2: De openbare en bijzondere school gaan samen verder, formeel als openbaar onderwijs,
voor de buitenwereld als samenwerkingsschool. Het recht op G/HVO blijft bestaan, want formeel is
het een openbare school. Bovendien kan de animo voor G/HVO zelfs toenemen, doordat de kinderen
van de voorheen christelijke school PC-GVO wensen in de nieuwe situatie.
De manier waarop levensbeschouwelijke educatie op een samenwerkingsschool wordt ingevuld is
divers. Uit onderzoek van Erik Renkema, naar rituelen op de samenwerkingsschool, blijkt dat de
meeste samenwerkingsscholen levensbeschouwelijk onderwijs gescheiden aanbieden, op basis van
de identiteiten van de oorspronkelijke scholen. Dit kan betekenen dat wordt gewerkt met een
methode voor levensbeschouwing, waarbij voor de groep ‘openbare leerlingen’ de bijbelverhalen en
de gebedssuggesties achterwege worden gelaten. Dit gescheiden onderwijs kan ver gaan: soms
wordt zelfs de kerstviering in aparte groepen gehouden.
Er zijn ook scholen die bewust kiezen voor een vorm waarin kinderen gezamenlijk
levensbeschouwelijk onderwijs krijgen. Eventueel wordt een methode voor levensbeschouwing
gebruikt die geschikt is voor een diverse leerlingenpopulatie. Het uitgangspunt op deze scholen is de
ontmoeting; leerlingen kennis laten maken met een veelheid aan levensbeschouwingen. Voor deze
scholen kun je een aanbod G/HVO zien als een verrijking van het levensbeschouwelijk onderwijs.
3
De diversiteit is groot, maar wat ik over het algemeen zie is dat levensbeschouwing en identiteit veel
aandacht krijgen in deze fusietrajecten. Een beweging die gelukkig ingaat tegen de landelijke trend
van ‘meten is weten’. Want de meerwaarde van het onderwijs is niet alleen te pakken in een CITOscore of PISA-cijfer. Dit is een te smalle kijk op de onderwijskwaliteit. Deze smalle kijk op
onderwijskwaliteit leek vorig jaar directe invloed te krijgen op het G/HVO door de afschaffing van de
subsidie. Gelukkig sprak het onderwijsveld zich uit en liet zien veel waarde te hechten aan het
G/HVO. Zouden we het kantelpunt bereikt hebben waarin het belang van een brede kijk op
onderwijsprestaties wordt erkend? Ik denk dat wij hier in elk geval de mening delen dat het
ontzettend belangrijk is dat de kinderen van nu, burgers van de toekomst, leren wat er echt toe doet
in het leven.
Vanmiddag rijd ik weer door het Groene Hart, op weg naar huis. Ik vraag me af wat er allemaal
anders zal zijn als ik over een paar jaar door het landschap rijd. Misschien is het weiland opgeslokt
door een nieuwe afslag van de A12. Of komt er een nieuwbouwwijk waar nu de koeien nog rustig
grazen. Maar de grote lijnen zullen nog bestaan: er is lucht, er is water, er is aarde. Wanneer de
wereld verandert, zal het onderwijs mee veranderen. Maar de grote lijn – de kerntaak- blijft bestaan.
4