Netwerkcomité SaRA - 8 mei 2014

VERSLAG NETWERKCOMITÉ SaRA
8 MEI '14
Aanwezigen:
Jaak Roosens (GZA PAAZ Sint-Vincentius), Jan Bogaerts (PZ Sint-Amedeus), Jan Mampuys (voorzitter
netwerkcomité), Stef Joos (PZ Bethanië), Tino Ruyters (verslavingszorg – Vzw Free Clinic), Marleen
Van Staey (Similes), Jo Verstraeten (Vzw de Vliering - voorzitter netwerkplatform functie 3), Carl
Pétré (OCMW Antwerpen), Menno Fransen (TSEDEK), Dirk Goeminne (PZ Sint-Amedeus – functie 3),
Marc Leysen (PZ Sint-Amedeus), Nicole Van Houtven (Vzw De Link - voorzitter netwerkplatform
functie 2b), Joris Housen (Netwerkcoördinator SaRA), Karolien Weemaes (Netwerkcoördinator SaRA verslag)
Gasten:
Dorien Dierckx (VTTB en De Vliering/ Vzw Posthof), Jolien Legrand (VTTB en De Link/ ’t Pleintje), Luc
Vanderstraeten (SODA en COZA)
Verontschuldigd:
Martie Mol (De Evenaar), Koen De Vylder (CAW Metropool), Johan Deforche (PZ Broeders Alexianen
Boechout), Gui Rusch (PZ Bethanië), Hugo Pietermans (ZNA PZ Stuivenberg), Ann Van De Vloet
(Uilenspiegel), Vicky Matthysen (voorzitter netwerkcomité), Marleen Geentjens (netwerkplatform
functie 5), Wim Vanspringel (CGG VAGGA), Mario de Prijcker (CGG VAGGA), Anneleen De Smedt
(Netwerkcoördinator Internering), Hugo Goedemé (SEL Amberes - CM), Leentje Cools (SEL Amberes),
Francis De Groot (voorzitter netwerkplatform functie 4), Nicky Van Hecke (voorzitter netwerkplatform functie 5), Linda Huybrechts (SEL Amberes – De Voorzorg),
1. Opvolging vorig verslag (13/3)
Dit verslag wordt zonder opmerkingen goedgekeurd.
2. Ter bespreking
2.1 FUNCTIE 3 – hiervoor sluiten Dorien Dierckx en Jolien Legrand aan
 Voorstelling huidige samenwerking SaRA met buurtwerking Posthof en ’t Pleintje (door Jolien
en Dorien)
Hiervoor wordt verwezen naar :
- de presentatie die Dorien en Jolien gebruikt hebben om de samenwerking met de buurtwerkingen
voor te stellen :
http://prezi.com/1bbmwi9zcp8k/copy-of-copy-of-functie-3-vrije-tijd-enontmoeting/
- de nota met‘deelnemers activiteiten buurthuis Posthof (jan – mei ’14) en ’t Pleintje (jan – apr ’14)’
die in bijlage bij het verslag wordt gevoegd.
1
- Dorien werkt 50% als buurtwerker binnen de samenwerking De Vliering/ Posthof en 30% als
vrijetijdstrajectbegeleider (VTTB). Jolien 60% als buurtwerker binnen de samenwerking De Link/ ‘t
Pleintje en 40% als VTTB.
- Personen met een GGZ-problematiek behoorden reeds tot het cliënteel van Posthof en ’t Pleintje
en zijn daar welkom. Dorien en Jolien ondersteunen en begeleiden extra waardoor meer
activiteiten mogelijk zijn en de aansluiting voor deze personen gefaciliteerd wordt.
- In buurtwerk Posthof is het heel duidelijk dat het publiek bij sommige activiteiten stilaan
categorialer wordt (meer mensen met psychische kwetsbaarheid), in ’t Pleintje valt het bezoekers
en medewerkers ook op dat er steeds meer mensen met een psychische kwetsbaarheid over de
vloer komen.
 Op zich is dit positief: de combinatie VTTB-buurtwerker blijkt te werken, maar we moeten
opletten dat dit niet omslaat in de verkeerde richting : Posthof en ’t Pleintje overspoeld
worden door GGZ en het beoogde evenwicht in diversiteit behouden blijft.
 Mogelijkheden:
o Posthof wil op zoek gaan naar andere partners om meer bezoekers binnen te krijgen
en de totale ‘populatie’ bezoekers laten groeien.
o Jolien en Dorien gaan op zoek naar andere buurtwerkingen in de buurt waarvan
cliënten wonen om nauwer mee samen te werken/toe te leiden en op te volgen
(kwartier maken).
o Er is een heel sociaal middenveld te ontginnen voor samenwerking omtrent dit
thema.
- Soorten activiteiten : ‘lezen en leven’ (leesgroep), Berchemse Buurtbabbel voor anderstaligen die
Nederlands willen leren, pretloket, ….
 De eerste pretloketten zijn begin 2013 geopend. Het pretloket is een maandelijkse
bijeenkomst. De gekozen evenementen komen in de pretgazet, een ‘maandmenu’, een
trigger. Bedoeling is mensen zin doen krijgen om deel te nemen aan cultuur. Het pretloket is
ook een goede manier om mensen op een laagdrempelige manier toe te leiden naar culturele
contacten en met elkaar in contact te brengen. Beoogd resultaat is dat mensen ook zelf met
de A-kaart aan de slag gaan en verder initiatief nemen. Er zijn 2 luiken: een aanbod uit de
pretgazet en een aanbod op maat (vragen worden beantwoord, er kan individueel gezocht
worden, naast het aanbod van de pretgazet). De mensen worden via buurtwerkers
gestimuleerd om naar het pretloket te komen.
- In aansluiting bij een volgend punt op de agenda, kunnen we stellen dat ook de reguliere
buurtwerkingen en ontmoetingscentra zoals Posthof en ’t Pleintje een broze en zeer beperkte
financiering hebben.
 Omkadering Buurtwerk Posthof : 1,5 VTE (waarvan 0,5 VTE vanuit SaRA) en ’t Pleintje : 2VTE
(waarvan 0,6 VTE vanuit SaRA)
 Samenlevingsopbouw heeft zijn middelen teruggetrokken uit ’t Pleintje en is nu vooral actief
in Deurne Noord. Samenlevingsopbouw is immers vooral daar actief waar opbouwwerk in de
buurt noodzakelijk is en de werking van ’t Pleintje functioneert momenteel heel goed.
 Oorspronkelijk was het idee om de functie van Jolien en Dorien onmisbaar te maken in
Posthof en ’t Pleintje en bij andere lokale buurtwerkingen aan te sluiten om te sensibiliseren
rond GGZ en aansluiting daar te faciliteren. Gezien de beperkte bestaffing van beide is dit op
heden niet realistisch (gezien het activiteitenaanbod van beide dan serieus zal inkrimpen).
2
 Voorstelling werking en resultaten vrijetijdstrajectbegeleiders (VTTB)
Hiervoor wordt verwezen naar de nota met registratie VTTB die in bijlage bij het verslag wordt
gevoegd.
Kwartier maken. Hoe?
Stigma doorbreken bv. eens meegaan naar initiatieven waar men via cliënten terecht komt en eens
met de verantwoordelijke praten.
Doel is mensen zelf hun vrijetijdsbesteding laten invullen.
Continuering bewaken. Mensen opbellen die niet meer komen met de vraag waarom? Dit is nodig +
kan deugd doen voor cliënten.
Stuurgroep VTTB met Jo Verstraeten, Nicole Van Houtven en Joris is bezig met een visietekst over
‘vrijetijdstrajectbegeleiding’ die ter bespreking wordt voorgelegd op de SaRA-themagroep Vrije Tijd
en Ontmoeting.
 Activiteitencentra: verhouding categoraal/sociale inclusie en financiering
Uit de oplijsting van de financiering van de basale activiteitencentra, ontmoetingscentra, buurtcentra
blijkt de beperkte structurele financiering van deze werkvorm (zie bijlage ‘stand van zaken personele
middelen activering binnen functie 3 van SaRA’). Deze werkvorm is echter volledig in lijn met wat we
beogen met gemeenschapsgerichte zorg en zelfs een noodzakelijk aanbod voor mensen met EPA die
geacht worden de ziekenhuizen te verlaten.
Vraag is of deze werkvorm mede verder dient gefinancierd te worden door GGZ-partners of deze
door de overheid vanuit andere initiatieven dient te worden gesubsidieerd (hoewel we vaststellen
dat reguliere ontmoetings- en activiteitencentra even broos zijn qua financiering en overleving
(supra)).
De functie activering is immers één van de eerste functies waar op bespaard wordt in tijden van
budgettaire schaarste.
Een netwerk is zo sterk dan de zwakste schakel, en dit is functie 3. Het niet voorzien zijn van
voldoende aanbod binnen functie 3 heeft consequenties op alle andere functies.
Vraag I : Vandaar dat we willen nagaan of er rond functie 3 door het netwerkcomité een
engagementsverbintenis kan worden aangegaan in functie van de eigen categorale centra: de vraag
is enerzijds of het engagement genomen kan worden om het schaarse aanbod dat binnen functie 3
voorhanden is niet verder af te bouwen en anderzijds dat, wanneer een partner om één of andere
reden middelen terugtrekt uit functie 3, het netwerk het engagement neemt om minstens het aanbod
dat vandaag voorhanden is te behouden. Dit zou dan op het netwerkcomité kunnen besproken
worden om in voorgaand geval samen naar oplossingen te zoeken en de bestaande capaciteit binnen
functie 3 te verzekeren.
- De overgang van het categorale naar het reguliere aanbod is het aandachtsveld van de GGZ. De
aansluiting/ de transitie/ er voor zorgen dat personen met een GGZ-probleem binnen functie 3
3
ergens een plaats krijgen (binnen het basale of het reguliere) en dit faciliteren, is een functie die
de GGZ dient op te nemen.
- Dergelijke financiële engagementsverbintenis kan door PZ niet genomen worden : het is nog
koffiedik kijken wat op termijn binnen de vermaatschappelijking van zorg de corebusiness van een
PZ zal zijn. Het zou veel logischer zijn als de overheid bijkomende middelen zou vrijmaken voor
uitbouw van een degelijk aanbod binnen F3.
Vraag II : Een tweede vraag kan zijn of we de overheid op een bepaalde manier kunnen beïnvloeden
om functie 3 structureel te financieren en hier in te investeren gezien het een conditio sine qua non is
voor de vermaatschappelijking van de zorg bv. door uitbouw van een activiteitencentrum mogelijk
gemaakt door reallocatie van bedden binnen de daghospitalen (de ‘kleine t’).
- Nog bedden afbouwen is op heden niet mogelijk : hierover zal sowieso pas beslist worden in de
volgende legislatuur, daarenboven wil de FOD eerst de resultaten van het wetenschappelijk
onderzoek art. 107 afwachten en ten slotte activering is een Vlaamse bevoegdheid en PZ is een
federale bevoegdheid.
- Er wordt afgesproken dat de t-daghospitalen worden uitgenodigd op netwerkplatform functie 3
om een duidelijk beeld te krijgen van hun activiteiten en de complementariteit bij het andere
aanbod te onderzoeken (wat betreft cultuur, vrije tijd, psychische kwetsbaarheid van cliënten, …).
 Draaiboek SaRA en VDAB/GTB: huidige praktijk
Tijdens de SaRA-themagroep arbeid in maart kwam een probleem met het draaiboek aan het licht.
Iemand met een invaliditeitsstatuut die de stap naar arbeid willen hervatten dient eerst toestemming
te krijgen van de adviserend geneesheer om het arbeidstraject bij VDAB/GTB op te starten. Het
draaiboek werd hier op aangepast en er staat een nieuwe versie online (via http://sara.oggpa.be).
Probleemstelling :
Adviserend Geneesheren (AG) staan soms weigerachtig t.o.v. invullen van het aanmeldingsformulier
waarin hun toestemming vervat zit om een arbeidstraject te starten. Hierbij kunnen verschillende
factoren spelen : het duurt soms lang voor de AG de cliënt kan zien, ze hebben een zware caseload,
het financiële aspect speelt een rol (vergoeding per oriëntering (€ 2.000) en eventuele opleiding (€
10.000)), de slaagkansen van cliënten met een GGZ-problematiek, ...
Het heeft ook met visie te maken.
GTB stelt voor om te signaleren bij welke AG van welke mutualiteiten dit stropt. Om de AG mee in
het verhaal te krijgen hebben de geneesheer-directeurs gevraagd, dergelijke situaties door te geven.
Zij gaan dan het gesprek aan met hun AG om zo te werken aan een ruimere visie.
Vraag is of dergelijke aanpak op termijn ook voordelig is voor de samenwerking tussen de GGZ en de
AG.
 Er wordt opgeroepen het ook eens vanuit het perspectief van de AG te bekijken : zij zien soms tot
50 personen per dag. Mensen veranderen niet snel van mutualiteit dus sommigen zijn al 20 jaar
gekend en hebben dikke dossiers met ellenlange psychiatrische verslagen die niet zelden
geschreven zijn vanuit DSM IV. Niet evident voor AG om dan een afweging te maken of de
investering (soms € 12.000 per persoon) ‘rendeert’ en het arbeidstraject kans op slagen heeft.
o Vraag stelt zich of GGZ dient te ‘temporiseren’ in welke cliënten men via het
samenwerkingsmodel aanmeldt voor het opstarten van een dergelijk arbeidtraject bv. enkel
4
die cliënten aanmelden bij GTB waarvan men verwacht dat de kans op slagen groot is en de
twijfelgevallen temporiseren?
 We moeten ons hoeden voor discriminatie in de vorm van enkel de meest kansrijke
cliënten aan bod te laten komen in dergelijke projecten – indicatiestelling dient ook zuiver
te gebeuren.
o Hierbij dienen we ook een oproep te doen naar de psychiaters om hun verslagen t.a.v. de
AG herstel- en krachtgericht (i.p.v. probleemgericht) te schrijven. Op de SaRA-themagroep
van januari ’13 blijkt uit een toelichting van 2 AG van het CM dat de psychiatrische verslagen
immers doorslaggevend kunnen zijn in het nemen van een beslissing omtrent
werkhervatting.
o De ervaring in Zoersel leert dat het zinvol kan zijn dat iemand van de begeleiding mee gaat
naar het gesprek met de AG en ook dit een beslissing in kader van werkhervatting van
personen met GGZ-problematiek positief kan beïnvloeden.
 Er wordt afgesproken om binnen SaRA (via de verschillende partners) de problematiek in kaart
te brengen (welke AG van welke mutualiteiten weigeren arbeidstrajecten?). Nadien kan dan
besproken worden welke acties we kunnen ondernemen om dit aan te pakken.
 Herstel en ervaringsdeskundigheid (ondersteuning door OGGPA)
Jana De Beul is op 12 mei als bijkomend stafmedewerker bij OGGPA in dienst getreden. Jana zal
deeltijds werken rond herstel, empowerment en ervaringsdeskundigheid en is bereikbaar op
maandag en dinsdag en vrijdagnamiddag op 03 60 933 44 of [email protected].
Het werkingsgebied van Jana is de provincie (OGGPA), maar hieronder vallen uiteraard ook alle SaRAnetwerkpartners en het netwerk SaRA.
De provinciale werkgroep ‘ervaringsdeskundigheid’ (die binnen de werk- en overlegstructuur van
SaRA onder functie 3 werd ondergebracht) zal op een of andere manier, en dit op basis van de noden
en vragen van cliënten, cliëntvertegenwoordigers en GGZ-actoren, opnieuw operationeel worden.
Daarnaast werden in het strategisch plan ook enkele strategische doelstellingen opgenomen die
verband houden met meer evolueren naar een herstelondersteunende zorg en de inzet van
ervaringsdeskundigheid. Omtrent deze themata zal bekeken worden hoe kan worden samengewerkt
met OGGPA en meer concreet Jana.
(Nvdv : Dit voorjaar heeft OGGPA, i.s.m. het Vlaams Patiëntenplatform, binnen de provincie een
onderzoek laten uitvoeren m.b.t de opvattingen van de GGZ-actoren in kader van operationalisering
van ervaringsdeskundigheid in de GGZ.
Het doel van de studie was om te beluisteren hoe de ervaringsdeskundigen zelf en de professionals in
diverse geledingen van de GGZ in Antwerpen staan tegenover de voorstellen van de OGGPAwerkgroep ‘Ervaringsdeskundigheid’ (OGGPA-rapport) en dus vast te stellen hoeveel draagvlak
hiervoor is.
Deze studieronde probeert ook om een aantal antwoorden op operationele vraagstukken scherper te
stellen, na te gaan voor welke taken en rollen ervaringsdeskundigen kunnen worden ingeschakeld en
te peilen naar oplossingen m.b.t. de arbeidsrechtelijke inbedding.
Het creëren van ruimte voor ervaringsdeskundigheid vraagt immers van alle partijen een hele
aanpassing in cultuur, praktijk en organisatie.
Het volledige eindrapport en een beknopt overzicht van deze consultatieronde kan gedownload
worden via deze link.)
5
 Verhouding categoraal activiteitencentrum en daghospitaal PZ
Supra – zie ‘activiteitencentra: verhouding categoraal/sociale inclusie en financiering’
 Concreet voorstel invulling VORMING PSY107: vormingspakket RINO (functie 3)
Hiervoor wordt verwezen naar het schrijven van Jo Verstraeten, covoorzitter netwerkplatform
functie 3.
Situering
Via de FOD Volksgezondheid maakt elk officieel art. 107-netwerk aanspraak op 5 dagen vorming door
RINO, Rehabilitatie ’92 of LUKAS. De kosten worden gedragen via het centrale vormingsbudget van
de FOD.
Netwerkplatform functie 3 werd vanuit het netwerkcomité gemandateerd om deze vorming concreet
uit te werken. Hierbij viel de keuze op het aanbod van RINO, meer bepaald de SRH-basisopleiding die
ontwikkeld is door Wilken en Den Hollander. SRH staat voor Systematisch Rehabilitatiegericht
Handelen.
De basisopleiding kan door maximum 16 hulpverleners gevolgd worden en bestaat uit 5 dagen
opgesplitst als volgt: 3 volle trainingsdagen van 6 uur en 4 halve coachingsdagen van 3 uur (ook
Methodische WerkBegeleiding (MWB) genoemd).
Het volgen van deze basisopleiding heeft maar zin indien aan een aantal basisvoorwaarden is
voldaan:
- Minstens de directe hiërarchische lijn (bv. diensthoofd en psychiater van een afdeling) van de
kandidaten kan zich volledig invoegen in de ambitie om HOZ te realiseren door middel van SRH.
- De kandidaten zijn bereid om zich verregaand te engageren betreffende deze opleiding.
Concreet
18 voorzieningen komen in aanmerking om een deelnemer af te vaardigen naar deze basisopleiding
(zie bijlage) – er zijn echter maar 16 plaatsen.
Vragen aan het netwerkcomité : akkoord dat deze 18 voorzieningen hiervoor in aanmerking komen
en hoe beslissen we, als alle 18 voorzieningen een kandidaat hebben, welke 16 kandidaten effectief
kunnen deelnemen.
Uit de bespreking :
- Vraag is of het niet beter is om vanuit een beperkt aantal voorzieningen deelnemers naar de
basisopleiding af te vaardigen en een aantal SaRA-netwerkpartners daar dus breder in te vormen
(aanvankelijk voorstel van RINO is minstens een duo uit hetzelfde team af te vaardigen, wat
maakt dat als we dit volgen 8 SaRA-netwerkpartners kunnen in stappen).
 Moeilijk om uit te maken welke SaRA-netwerkpartners hier dan aanspraak op maken + voor
een aantal netwerkpartners zal het gedachtengoed SRH relatief nieuw zijn en kan het
motiverend werken om daar in de toekomst zelf verder in te investeren vanuit de voorziening.
 Er wordt opgemerkt dat bij de verdeling van de deelnemers weinig rekening werd gehouden
met de grote van een voorziening en het aantal personeelsleden dat in een bepaalde
voorziening te werk gesteld zijn… men begrijpt echter wel dat het toewijzen van 16 plaatsen
voor de basisopleiding binnen een groot netwerk als SaRA met veel potentiële kandidaten
geen makkelijke klus is. Het netwerkcomité verklaart zich akkoord met de verdeling.
6
- De opleidingsdagen zijn gespreid over 3 à 4 maanden. Oktober – november zou goede
startperiode zijn.
Afspraken :
Het netwerkcomité stelt voor dat aan alle 18 voorzieningen de vraag wordt gesteld of ze
geïnteresseerd zijn iemand naar de basisopleiding af te vaardigen en binnen de eigen voorziening
goed af te spreken wie hiervoor in aanmerking komt (rekening houdend met de basisvoorwaarden
en het verregaande engagement zoals hierboven omschreven).
Verder wordt afgesproken dat eerst de data worden doorgegeven aan de SaRA-netwerkpartners,
zodat men aan de hand hiervan een kandidaat kan kiezen die zich engageert om alle opleidingsdagen
effectief deel te nemen (en bij wie dit ook past in de agenda). Hiervoor wordt één maand voorzien
vanaf dat de data worden doorgegeven zodat de voorzieningen voldoende tijd hebben dit intern te
bespreken en uit te maken.
Na die maand zullen we een beeld hebben van hoeveel GGZ-voorzieningen een kandidaat wensen af
te vaardigen naar deze basisopleiding SRH. Afhankelijk of de kaap van 16 kandidaat-deelnemers
overschreden wordt, kunnen we dan nog naar oplossingen zoeken.
2.2 GEBRUIK VAN HET SaRA-LOGO
Dit agendapunt houdt verband met de communicatie en zichtbaarheid van het netwerk.
Arbeidszorgcentrum ’t Karwei gaat een nieuwe folder laten drukken : het SaRA-logo of de tekst
‘partner van SaRA’ hier op vermelden is een vorm van marketing die het netwerk SaRA als ‘merk’
steviger/ sterker kan maken.
Uit de bespreking :
- Een PZ maakt deel uit van meerdere netwerken dan enkel SaRA, bovendien is men vaak nog
verbonden aan koepelorganisaties, e.d., … alle logo’s opnemen in bekendmakingsfolders, e.d., …
vertrekkende vanuit dat PZ is onmogelijk.
o PZ Sint-Amedeus begint daar dan ook niet aan.
o Jan Mampuys treedt dit bij en vindt dit ook niet evident.
o Nicole van Houtven voegt toe dat de autonomie van individuele voorzieningen ook belangrijk
is, en dat De Link zelf ook nog bezig is met identiteitsontwikkeling.
- Vraag die zich hierbij stelt is of het ‘moeten’ of ‘mogen’ gaat.
Als voorzieningen het logo van SaRA of de tekst ‘partner van SaRA’ willen vermelden op
bekendmakingsfolders, dan kan dat uiteraard.
2.3 VERDERE BESPREKING CLIËNTOVERLEG ZORGCIRCUIT ANTWERPEN (COZA) – Hiervoor sluit Luc
Vanderstraeten aan vanaf 20u
Tijdens het netwerkcomité van maart was de oprichting van een cliëntenoverleg/netwerktafel voor
cliënten die niet in GGZ kunnen ondanks de psychiatrische zorgnood een belangrijk besprekingspunt.
In dit kader werd gesproken over een eventuele aansluiting bij het COZA voor cliënten met algemene
psychiatrische problematiek, meer concreet voor :
- cliënten die niet in zorg kunnen o.w.v. moeilijk gedrag
- cliënten die niet in zorg kunnen omdat voorzieningen naar elkaar verwijzen.
7
Op heden richt het COZA zich vandaag op cliënten met een verslavingsprobleem in combinatie met
een andere psychiatrische problematiek. Na bespreking ter zake vorige bijeenkomst was er geen
consensus wat maakt dat dit thema opnieuw geagendeerd dient te worden.
Hierbij wordt verwezen naar de tafel van indicatiestelling van Reling (zie bijlage voor meer info) en de
netwerktafels van netwerk GGZ Noord-West-Vlaanderen (zie bijlage voor meer info).
Gezien de beperkte tijd, zullen we hierover vandaag geen inhoudelijke knopen kunnen doorhakken.
Het voorstel is dat een zinvol concept voor onze regio wordt ontwikkeld in een nieuwe daartoe
opgerichte SaRA-themagroep. SaRA-netwerkpartners engageren zich om deelnemers naar een
dergelijke werkgroep af te vaardigen.
Het opzetten van een degelijk werkend cliëntenoverleg zal geen lineair proces zijn : belangrijk is
zinvol concept uitwerken, starten, experimenteren en bijsturen indien nodig.
Joris en Karolien nemen initiatief voor de oprichting van de nieuwe SaRA-themagroep.
Belangrijk is ook om in kaart te brengen welke ‘tafels’ met dezelfde doelstelling reeds bestaan binnen
de zorg en het welzijnsveld (denk aan COZA, maar ook aan Onada, METER-project, netwerktafels IJH)
en de verbinding te leggen tussen deze verschillende cliëntenoverlegtafels. Een sectoroverschrijdende aanpak is in deze belangrijk. Indien een goed intersectoraal concept wordt
uitgewerkt waarbij ondersteuning nodig is, kan misschien gedacht worden om 1 of 2VTE aan te
vragen bij de provincie Antwerpen (via deputé van welzijn Peter Bellens).
3 Ter info
3.1 STAND VAN ZAKEN GROOT PARTNEROVERLEG SaRA i.k.v. OPSTART MOBIEL CRISISTEAM ANTWERPEN
Inhoudelijke en praktische voorbereiding is volop aan de gang.
Voorlopig zijn op één week tijd reeds +/- 100 inschrijvingen toegekomen. We gaan er van uit dat het
Groot Partneroverleg volzet zal zijn. Al wie er zeker bij wil zijn, schrijft best snel in.
3.2 TERUGKOPPELING STUDIEDAG ‘HERVORMING GGZ: PROGRESSIE EN INNOVERENDE PRAKTIJKEN’ (BXL – 23/4)
Het was een boeiende leerrijke dag met een goedgevuld programma.
Alle power point presentaties, alsook de slottoespraak van dhr. Christiaan Decoster zijn terug te
vinden op www.psy107.be (via voorbereidende events – studiedag 23.04.2014).
3.3 PLANNING NETWERKCOMITÉ SaRA IN JUNI
Volgende punten staan alvast op de agenda van het netwerkcomité in juni
- Toelichting en evaluatie bij één jaar werking Mobiele Teams Antwerpen
- Terugkoppeling stand van zaken functies 1, 2a, 2b, 4 en 5
4 Varia
4.1 RUBRIEK INTERNERING OP HTTP://SARA.OGGPA.BE
Er staat een nieuwe rubriek ‘Internering’ online op de website van SaRA.
8
4.2 CLIËNTVERTEGENWOORDIGING NETWERKCOMITÉ
Al minstens tot en met de zomervakantie neemt Ann Van De Vloet een time-out wat SaRA betreft. Zij
zal dus (tijdelijk) niet meer deelnemen aan het netwerkcomité noch aan andere SaRAoverlegvergaderingen. Door ziekte bij enkele leden van de Raad van Bestuur van UilenSpiegel,
komen extra taken op de ‘overblijvende’ leden af.
Het netwerkcomité wenst Ann veel succes met deze bijkomende activiteiten en hoopt haar na de
zomer opnieuw te verwelkomen.
4.3 GETRAPTE ZORGPADEN
In bijlage bij het verslag wordt de projectaanvraag t.a.v. de RvB OGGPA gevoegd.
We kunnen ten laatste 1 september een aanvraag bij de provincie indienen, maar wensen dit enkel
te doen wanneer OGGPA akkoord gaat met het voorstel en hierin mee wens te investeren.
De kracht van het voorstel is dat het over GGZ voor gans de provincie gaat en dit in nauwe
samenwerking met partners 1e lijn (huisartsen, CAW,…).
Volgende vergadering : donderdag 12 juni van 19u tot 21u (SC De Wilg)
Volgende punten staan alvast op de agenda :
- Toelichting en evaluatie bij één jaar werking Mobiele Teams Antwerpen
- Terugkoppeling stand van zaken netwerkplatforms 1, 2a, 2b, 4 en 5
- …
9