SPECIAL SIGNIFICANT SPECIAL PBLQ LUNCHTAFELGESPREK GEMEENTEN MOETEN HUN ROL ALS OPDRACHTGEVER PAKKEN Reitse Keizer, Pieter Lolkema en Richard Lennartz, adviseurs bij Significant, bespreken aan de lunchtafel aan de hand van enkele stellingen de decentralisatie-uitdaging van gemeenten. Aanleiding voor het gesprek is het snel naderen van 2015, wanneer de decentralisaties binnen het sociaal domein gerealiseerd moeten zijn. E r zijn zorgen over de voortgang van het proces, die versterkt werden door het onlangs verschenen rapport van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd: in de meeste regio’s zijn nog steeds geen afspraken gemaakt tussen gemeenten en zorgaanbieders over het continueren van de zorg na 1 januari 2015. Daardoor is het de vraag aan het worden of er na die datum nog wel sprake zal zijn van een verantwoorde, kwalitatief goede jeugdzorg. Ook Reitse Keizer ziet dat het spannend gaat worden. ‘Wat mij betreft is het succes van de drie decentralisaties vooral afhankelijk van waar je als gemeente de lat legt 12 voor 2015. Gemeenten staan voor een grote uitdaging. Ze moeten veel nieuwe taken uitvoeren, terwijl ze er minder geld voor krijgen dan er nu voor beschikbaar is. Dat maakt dat er ook anders gewerkt zal moeten worden om binnen de budgetten te blijven: een transitie alleen is niet genoeg. Het vraagt om een transformatie van de zorg en ondersteuning die gemeenten in het sociaal domein bieden. Dat alles zal heel wat betekenen voor de gemeentelijke organisatie. Een gehele transformatie vóór 2015 lijkt mij onwaarschijnlijk. Transformeren kost jaren. De transitie is een ander verhaal. Gemeenten kunnen nog grote stappen zetten om de transitie in 2015 te laten slagen. Ze zullen wel moeten, want het is een ‘verbouwing waarbij de winkel open moet blijven’. STELLING 1 GOED SAMENWERKEN EN HELDERE WERKAFSPRAKEN ZIJN RANDVOORWAARDELIJK VOOR SUCCES. Lolkema is het met deze stelling eens. ‘In de voorbereiding op de transitie moeten gemeenten wel een basis leggen voor de transformatie die de komende jaren zal plaatsvinden. Je moet dus nu al oog hebben voor de transformatie. Sleutelbegrippen zijn wat mij betreft samenwerking en werkafspraken, dat zijn de randvoorwaarden voor succes.’ Gemeenten hebben gelukkig al een redelijk beeld van de opgaven en veranderingen waar ze voor staan, en in grote lijnen is ook duidelijk met wie men gaat samenwerken, ziet Keizer. ‘De uitdaging voor gemeenten is om een goede basis voor deze samenwerkingsverbanden te leggen voor de komende jaren. Gemeenten moeten sturen op eigenaarschap bij betrokken partijen. Daarvoor is het nodig dat er een gedeeld doel is en iedereen weet wat er van hem of haar wordt verwacht.’ Keizer gebruikt daar de termen ‘expliciet’ en ‘impliciet’ doelgericht werken voor en zet ze in een schema (zie hiernaast). ‘Als je expliciet bent over je doelen en verwachtingen, weet iedereen waarom je wilt samenwerken. Ik heb het dan over zowel je eigen belang als het gezamenlijk belang. Als een samenwerkingspartner andere doelen en verwachtingen heeft, en die zijn niet met jouw en het SPECIAL SIGNIFICANT gezamenlijk belang te verzoenen, dan weet je dat je het daarover moet hebben. Ben je impliciet, dus spreek je jouw doelen en verwachtingen niet uit, dan is de kans op misverstanden en wantrouwen groot.’ Lolkema vindt het maar al te herkenbaar: ‘Dat laatste leidt vaak tot een loopgravenoorlog! Partijen komen in een vicieuze cirkel terecht waarbij de samenwerking slechter en slechter wordt. Dat expliciet zijn betekent dat je nu afspraken moet maken over wie wat doet en wie waarvoor verantwoordelijk is, hoe je gaat samenwerken en hoe je omgaat met onvoorziene omstandigheden. Maar het belangrijkste is dat je er met elkaar voor gaat. Daar kan geen afspraak tegenop.’ Gemeenten moeten zich niet blindstaren op taken en verantwoordelijkheden, maar aandacht besteden aan wat ze belangrijk vinden, wat ze willen bereiken en hoe ze hun eigen rol hierin zien. ‘En duidelijk maken wat ze van anderen verwachten,’ vult Keizer aan. ‘Zo creëer je eerst een “waarom” en daarna pas een “wat”. Het begint met het voor jezelf bepalen wat je met de samenwerking wilt bereiken en met het helder krijgen van wat je partners willen bereiken. Alleen dan weet je dat je in de samenwerking naar een gezamenlijk doel toe werkt en welk belang elk van de samenwerkingspartners daarbij heeft.’ STELLING 2 EEN GEZAMENLIJK DOEL MAAKT SAMENWERKING EFFECTIEF EN VOORKOMT AFWENTELRISICO’S. Keizer ziet het vaststellen hiervan als de grote uitdaging voor gemeenten in hun samenwerking met verzekeraars of aanbieders. Door een gezamenlijk doel te bepalen – bijvoorbeeld gedeelde besparingen – kun je de kwaliteit van de samenwerking met je partners verbeteren en voorkom je dat de deelnemende partijen risico’s op elkaar proberen af te wentelen. Lolkema: ‘Aansluitend moet je afspraken maken over de verdeling van rollen en bijbehorende taken waarbij de partners zoveel mogelijk ruimte en bevoegdheden hebben om hun rol optimaal in te vullen.’ Collega Richard Lennartz komt met een aanvulling, want ook over de relationele kant van de samenwerking kun je afspraken maken: ‘In de samenwerking tussen gemeenten en aanbieders maak ik steeds meer gebruik van een sociaal contract. In aanvulling op alle juridische contractueel vastgelegde afspraken, kun je ook afspraken maken over hoe je met elkaar wilt samenwerken. Zonder het een juridisch karakter te geven spreek je in een sociaal contract met elkaar af hoe je met elkaar communiceert. Hoe je bijvoorbeeld omgaat met escalaties, dat je in geval van een incident elkaar eerst belt voordat je brieven stuurt of via de media gaat communiceren.’ Het werkt in de praktijk goed, is zijn ervaring. ‘Wij gebruiken het juist in markten waar de verhoudingen tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers verstard lijken, zoals in de grond-, weg- en waterbouwsector. Omdat het geen juridisch karakter heeft, biedt het sociaal contract geen garanties. Juist daarom gaat er een morele verplichting van uit om eerst aan de relatie te denken Adviseurs Pieter Lolkema (l.) en Reitse Keizer van Significant discussiëren aan de lunchtafel over de decentralisaties. ‘Gemeenten en hun partners komen nog voor voldoende verrassingen te staan,’ zegt Lolkema. ‘Om met onvoorziene situaties om te kunnen gaan is het van belang dat de relatie goed zit. Een sociaal contract kan daar uitstekend bij helpen.’ voordat je stappen onderneemt. Je bent immers samen de verplichting aangegaan.’ Lolkema: ’Het klinkt als een handig instrument. Uiteindelijk is er namelijk maar één ding zeker en dat is dat gemeenten en hun partners in de komende periode nog voor voldoende verrassingen komen te staan. Om met onvoorziene situaties om te kunnen gaan is het van belang dat de relatie goed zit. Zo’n sociaal contract kan daar uitstekend bij helpen. Het geeft je de ruimte om samen flexibel te blijven.’ Keizer wijst erop dat het sowieso goed is om gebruik te maken van ‘ademende contracten’. ‘Als je weet dat er nog veranderingen komen, dat er nog veel ontwikkeld moet worden en dat er onvoorziene omstandigheden ‘GEMEENTEN KOMEN NOG VOOR VOLDOENDE VERRASSINGEN TE STAAN’ zullen ontstaan, dan wil je wel binnen bestaande contracten de ruimte hebben om mee te kunnen bewegen. Dus gemeenten zouden ademende contracten moeten gebruiken, waardoor de contracten meebewegen met de ontwikkelingen tijdens het contract.’ Anders gezegd: je moet niet alles aan de voorkant in beton willen gieten. Gemeenten moeten zich vooral gaan richten op goede randvoorwaarden voor effectief samenwerken: heldere afspraken over wat ze willen bereiken, wie waarvoor verantwoordelijk is en wat ze van elkaar kunnen verwachten. Lennartz vat het gesprek samen: ‘Ademende contracten bieden daarbij de flexibiliteit om de komende jaren mee te bewegen met de ontwikkelingen, het sociaal contract zorgt voor de sociale binding tussen de samenwerkingspartners. Dat moet voor 2015 toch te regelen zijn?’ 13
© Copyright 2025 ExpyDoc