Vragen naar aanleiding van het voorstel Paraplubestemmingsplan Cultuurhistorie WWW: 1. In de startnotitie wordt op blz 1 aangegeven dat doel van het paraplubestemmingsplan is de mogelijkheid om ongewenst sloop- en bouwplannen kunnen worden tegengehouden. Een nadere toelichting waarvoor het bestemmingsplan nog meer toegevoegde waarde ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen ontbreekt. a) Kunt u nadere toelichting geven waarom is gekozen voor een bestemmingsplan en wat de argumenten zijn tegen een andere wijze om het doel zoals hiervoor beschreven te bereiken. Een zeer geëigend instrument om sloop van waardevolle panden tegen te gaan is hiervoor een aanvulling in de verordening op te nemen. Dit kan sneller is procedureel minder belastend en doet recht aan het doel. In de herijkingsnota die door de raad is vastgesteld is bepaald dat de raad kiest voor een nieuw stelsel van bescherming van GIP-panden in het bestemmingsplan waarbij de handreiking Erfgoed en ruimte van de RCE als uitgangspunt wordt genomen. De minimumeis is opgenomen in het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening: in de toelichting moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Dit zal dus ook gaan gelden voor de te beschermen GIP-panden. b) Kunt u aangeven waarom niet hiervoor is gekozen en welke voordelen het opstellen van een bestemmingsplan met uitsluiten objecten heeft boven een andere wijze van beschermen zoals hiervoor genoemd (en er zijn nog meerdere mogelijkheden om het doel te bereiken) Voor bescherming middels een erfgoedverordening is in de herijkingsnota niet gekozen. 2. Bij het beleidskader wordt alleen verwezen naar de herijkingsnota als basis. Via het paraplubestemmingsplan wordt uitsluitend naar de objecten gekeken. In de nota wordt wel gesproken over de bescherming van de cultuurhistorische waardevolle structuren, in bestemmingsplannen. Kennelijk is dat nog niet voldoende geregeld. De ruimtelijke context van cultuurhistorisch waardevolle panden is onderdeel van de waardebepaling. Dat is een reden om niet alleen de objecten maar ook de structuren in het bestemmingsplan op te nemen. Op welke manier wordt de totale cultuurhistorie en de waardevolle structuren geregeld? Ensembles en gebieden kunnen eveneens benoemd worden als waardevol en basis vormen voor mogelijke ontwikkelingen. Wordt dit in het bestemmingsplan opgenomen? Zo ja op welke wijze? De bescherming van cultuurhistorisch waardevolle structuren vindt al plaats in de bestemmingsplannen. 3. In de herijkingsnota worden alleen de criteria genoemd voor het aanwijzen van gemeentelijke monumenten en niet voor de selectie van beeldbepalende panden of wat dan ook. Vindt er in het kader van het bestemmingsplan nog aanvullende waardebepaling plaats? Voor ieder pand wordt een cultuurhistorische beschrijving opgesteld 4. De redengevende beschrijvingen zitten bij de plantoelichting. Wat is dan hun juridische status en wordt de beschrijving ook geborgd bij de beoordeling van bouwplannen? Alleen een verwijzing naar de toelichting geeft geen juridische basis. Waarom wordt niet op een andere wijze (bijvoorbeeld het opnemen in de planregels van een verwijzing naar een lijst met waardevolle panden? Klopt, de regels met sloopregeling zijn bindend. De beschrijvingen vormen de basis voor de motivering van besluiten. 5. Een groot deel van de objecten is gelegen in het beschermde dorpsgezicht en zijn al (zij het in beperkte mate) beschermd tegen mogelijke sloop. a) voor hoeveel van de objecten wordt nu dit bestemmingsplan opgesteld (die dus buiten het beschermd dorpsgezicht zijn gelegen)? Het bestemmingsplan wordt opgesteld voor totaal circa 500 objecten. Niet alleen buiten beschermd gezicht maar ook er binnen. b) In het verlengde daarvan ligt de vraag: is het te overwegen om alleen de panden die buiten het beschermd gezicht gelegen zijn in een bestemmingsplan (of andere wijze van bescherming) op te nemen? Nee want binnen beschermd gezicht is de bescherming van de cultuurhistorische waarde van afzonderlijke panden niet voldoende geborgd 6. Kunt u aangeven welke basis de meest effectieve manier is om sloop tegen te gaan (en dus sprake is van een sloopverbod). Is dat via een paraplubestemmingsplan, aanwijzing als beschermd dorpsgezicht of via een verordening? Door de gemeenteraad is besloten tot een bestemmingsplan 7. Kunt u het verschil aangeven tussen de afhandeling van een sloopaanvraag in het kader van een pand dat in beschermd dorpsgezicht is gelegen en een pand dat nu in het beoogde bestemmingsplan wordt opgenomen. Een sloopaanvraag binnen beschermd gezicht moet verleend worden als er een passend nieuwbouwplan is. In het bestemmingsplan kan worden bepaald dat pas mag worden gesloopt na een positief advies van een deskundige en belangenafweging. 8. Zoals hiervoor aangegeven is de bescherming via een paraplubestemmingsplan een noodmaatregel zeker als niet alle cultuurhistorische aspecten worden benoemd en beoordeeld. Op welke manier en wanneer vindt er een discussie plaats over de het beleid ten aanzien van cultuurhistorie in brede zin? De communicatie met eigenaren en belanghebbenden van monumenten of cultuurhistorisch waardevolle panden zal in dat verband een belangrijke plaats moeten krijgen. De taak en rol van de gemeente is daarbij van belang (subsidiebeleid, voorlichting, stimuleren van herbestemming etc etc). Het beleid is door de raad vastgesteld, dit betreft een uitwerking van een onderdeel uit dat beleid. Eigenaren/belanghebbenden van alle afzonderlijke panden ontvangen de beschrijving en kennisgeving van de procedure van het bestemmingsplan 9. Er is een verschil t.a.v. vergunningvrije bouwwerken tussen panden gelegen in beschermd dorpsgezicht en in bestemmingsplangebied. Kunt u dit nader specificeren en aangeven hoe u het vergunningvrij bouwen via het bestemmingsplan kunt beperken? Voorbeeld: buiten beschermd dorpsgezicht mag nu aan beide zijgevels en achtergevel van een object aanbouwen zonder vergunning gerealiseerd worden. Daarmee kan plm 3/4 van de gevel ingepakt worden met nieuwbouw. Is dit te voorkomen? De zij- en/of achtererven kunnen bijvoorbeeld waar nodig de dubbelbestemming “cultuurhistorische waarden” krijgen waardoor deze gronden niet meer voldoen aan de definitie van “achter- of zijerfgebied” waarop vergunningvrije bouwrechten gelden. 10. Toetsingskader voor verbouw of renovatie van een pand of object zal de redengevende beschrijvingen en waarderingen(hierna te noemen: beschrijving) moeten zijn. a) Wat is het verschil* tussen een beschrijving die nu gemaakt moet worden voor het paraplu bestemmingplan, en een beschrijving die voor een gemeentemonument of beeldbepalend pand opgesteld moet worden (*verschil in inhoud, tijdsbesteding,kosten) Geen verschil. Alleen het interieur wordt voor bestemmingsplan of beeldbepalend pand niet meegenomen b) U schrijft dat Architectuur, gevelindeling, materialen en kleuren worden niet in dit bestemmingsplan geregeld. Worden deze zaken wel opgenomen in de beschrijving? Ja, de beschrijving wordt vanuit cultuurhistorie zo volledig mogelijk benaderd. Het voordeel is dat op deze manier de waardeninventarisatie een tweeledig doel kan dienen: het kan als basis dienen voor zowel bestemmingsplan- als welstandsbeoordeling. Er wordt voor gekozen om de welstandszaken van al deze objecten allemaal op eenzelfde manier te regelen, namelijk in het handboek voor welstand en beeldkwaliteit. -Zo ja , waarom zaken in een plantoelichting meenemen die niet geregeld worden in het BP ( zorgt dit niet voor onnodige hoeveelheid niet relevante tekst in een toch al moeilijk toegankelijk document) Voor het bestemmingsplan zal het toetsingskader voor vergunnings –en/of ontheffingsbesluiten voldoende duidelijk zijn. Dit heeft in de uitwerking de aandacht. De beschrijvingen vormen daarbij de basis voor de motivering van besluiten. c) Worden deze beschrijvingen dan ook opgenomen in een aan te passen handboek voor Welstand en Beeldkwaliteit, of dient de Cie het bestemmingsplan erop na te slaan. Dat zal afgewogen worden bij een mogelijke actualisering van het handboek welstand en beeldkwaliteit en vormt geen onderdeel van deze startnotitied) U spreekt soms over inspiratiebron, soms over toetsingskader. Met een inspiratiebron kan je alle kanten uit, eigenaren van een paraplupand verdienen duidelijkheid. Is het een bezwaar om de tekst in die zin aan te passen dat de beschrijving een toetsingskader zal zijn voordeskundige/cie en niet een inspiratiebron? Voor het bestemmingsplan vormt de beschrijving een belangrijke basis voor de motivering van de te nemen besluiten. De initiatiefnemer kan de opgestelde beschrijving benutten om een plan te ontwikkelen dat vooraf is afgestemd op de belangrijkste cultuurhistorische waarden. In die zin is de beschrijving te benutten als inspiratiekader. 11.U spreekt telkens van deskundige / cie WCE. De cie WCE is ons bekend, die heeft de raad zelf aangesteld als onafhankelijk adviesorgaan aan het college. Zij brengen nu transparant en onafhankelijk advies uit over zaken die te maken hebben met cultureel erfgoed. a) Met het noemen van "deskundige" creëert u in uw stuk ruimte voor een andere invulling van het advies. Is dat ook de bedoeling? Het gaat hier om een formulering voor het bestemmingsplan. Bedoeld is aan te geven dat het gaat om een deskundige, zoals WCE in de huidige Wassenaarse situatie. b) zo nee, kan deze tekst aangepast worden zodanig dat het woord "deskundige" komt te vervallen? Enige ruimte in de formulering is gewenst zodat de raad mogelijkheid houdt een andere deskundige kan aanwijzen zonder dat het bestemmingsplan moet worden herzien. 12 Ons is voorgehouden dat via een paraplubestemmingplan een vergelijkbare bescherming geboden kan worden als via de status van gemeentelijk monument of beeldbepalend pand. Gelezen hebbend deze startnotitie lijken er toch grotere verschillen te zitten dan toen was voorgesteld. De verschillen zijn in bijlage 4 van de herijkingsnota cultureel erfgoed aangegeven. Deze bijlage treft u bijgevoegd aan. Graag zouden wij een complete matrix zien waarin een vergelijk gemaakt wordt tussen deze drie beschermingsmethoden . Daarin tenminste opgenomen: -mate van onafhankelijkheid toetsing -kosten voor burgers -subsidiemogelijkheden voor burgers -duidelijkheid regels voor burgers -bevoegdheden ( ambtelijk, college, raad, cie, deskundige) -mate van deregulering ( minder regels) -bescherming tegen sloop -bescherming oorspronkelijke architectuur -bescherming gevelverdeling -bescherming kleur -bescherming materiaal -kosten ambtelijke organisatie -tijdsbesteding " De startnotitie ziet op uitvoering van het door de raad vastgestelde beleid. Verwezen wordt naar bijlage 4 van de vastgestelde herijkingsnota Vragen Groen Links, GL heeft twee punten: 1. houd de regeling vooral zo praktisch mogelijk, goed hanteerbaar. Gezien degenen die erbij betrokken worden, moet dat lukken. Dat wordt toegezegd 2. als m'n geheugen me niet in de steek laat kunnen ook 'gebieden' vastgelegd worden als monumentaal, zoals - ik noem maar wat - de Ommedijkse polder en wie weet mijn achtertuin. Klopt het en, zo ja, blijft dit droog? In andere woorden komt het onder de paraplu te vallen? Het paraplu bestemmingsplan zal alleen gelden voor de panden die op de verbeelding zullen worden aangegeven Vragen DLW Raadsvoorstel: intentie is goed, maar dan moet je het wel goed regelen en daarover heb ik een aantal opmerkingen. 1e opmerking; actiepunt 4 spreekt over meerdere onderdelen, nl. ook beeldkwaliteitsplannen en het handboek WCE. Hoe en wanneer wordt dat op welke punten aangepast? Dat valt buiten de startnotitie Dit actiepunt is overigens strijdig met de samenvatting van de kaders op pag. 4 van de herijkingsnota: bij pt. 7 staat: De cultuurhistorische structuren en de (daarbij behorende) GIP-panden die niet zijn aangewezen als monument worden vastgelegd in het bestemmingsplan. Ik mis de structuren, waarom wordt in deze startnotitie niks gezegd over de structuren??? (idem? zie ook pag. 18 van de herijkingsnota; overigens is actiepunt 1 daarvan een hele vrije vertaling) Er staat omschreven dat die structuren al beschermd worden in bestemmingsplannen 2e opmerking; De intentie bestaat om het in voorbereiding zijnde archeologiebeleid juridisch te verankeren in bestemmingsplannen. Dat is mooi, maar kan nog niet, zolang dat nieuwe beleid niet is vastgesteld. Je kan er niet op vooruitlopen. Daarom dat onderdeel uit het raadsbesluit halen. N.B. In de beslispunten van het raadsvoorstel wordt archeologie niet genoemd, maar in het feitelijk besluit wel. Er is nog niets over de kaders bekend. Is hier sprake van een fout of is het een vreemde actie om dit er op deze wijze in te fietsen. Typisch actie HVS, om het er sneaky in te fietsen, terwijl er nog niks over de kaders bekend is!!). Bij beoogd effect: wordt ook al melding gaat maakt van zo mogelijk ook het archeologiebeleid. Prima, maar niet zolang het nieuwe beleid nog niet bekend, laat staan vastgesteld is. Op pag. 3: wordt het nog een keer herhaald (zodra het archeologie vastgesteld is (dat is op zijn vroegst in het voorjaar 2014?), dat je het dan meeneemt.; je kan er beter voor zorgen, dat je cultuurhistorie in zijn geheel verankerd in de bestemmingsplannen: dus niet alleen objecten, maar ook structuren; en dat je aan archeologie apart wat doet op het moment dat het opportuun is. Als kanttekening is wordt terecht opgemerkt dat het beleid van archeologie nog moet worden vastgesteld. Er wordt niet toegelicht, waarom dat nl. een kanttekening is. Je weet nl. niet waar je ja tegen zegt. Ik noemde het zojuist ook al. Dit alles kan alleen maar voor vertraging zorgen. Dat klopt. In het voorontwerp bestemmingsplan zal de concept beleidsnotitie zoals die nu is vrijgegeven voor de inspraak worden opgenomen. Bij het vaststellen van het ontwerp bestemmingsplan de vastgestelde nota. Deze optie geeft de meest snelle verwerking van de archeologienota, wat voor de burgers lastenverlichting tot gevolg heeft. Er wordt in het geheel in het stuk niet verwezen naar de Bro. Dat zou je uitgangspunt moeten zijn. Nu lijkt het erop dat alles heel klein gehouden wordt. Er wordt alleen gemeld dat je conform de herijkingsnota de objecten in het bestemmingsplan opneemt. Alle gemeentelijke bestemmingsplannen voldoen al aan de Wro en Bro, dus nu is alleen het paraplu bestemmingsplan aan de orde. E.e.a. staat beschreven in hoofdstuk 4 van de herijkingsnota (cultureel erfgoed in ruimtelijke planvorming). Onder 1 meldde ik al dat er meer in de herijkingsnota staat. Daar staat dat je ook de cultuurhistorisch waardevolle structuren in het bestemmingsplan gaat opnemen. Er wordt gesteld dat alles al in de bestemmingsplannen is geregeld; dat is niet juist mi. In het besluit ruimtelijk ordening ( Bro) is veel meer geregeld. Zie eerdere antwoord. Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. De wijziging houdt in dat bij het opstellen van een bestemmingsplan de gemeente in de toelichting het volgende aangeeft: `Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden'. Het betreft hier artikel 3.1.6., het vierde lid onder a. Er staat nog meer toegelicht in de Nota van Toelichting. Ik zie dit onvoldoende terugkomen. Ik noem de volgende voorbeelden. Hoe en in welke mate wordt voldaan aan Bro art. 2.1.6., vierde lid onder a? Alle gemeentelijke bestemmingsplannen voldoen daar al aan En met verwijzing naar de bijlage over de Bro: hoe ziet de analyse er uit? Welk onderdeel is dat in het plan van aanpak? Met andere woorden, er moet uitgelegd worden waarom deze panden zijn gekozen? Wat is de motivering? Je kan niet zeggen, het is de rest van de 3/4tjes? Dat is geen sterke motivering want het was een inventarisatie, geen waardeoordeel. Er ligt dus niet eens een visie aan ten grondslag. Als daar niet wat aan wordt gedaan, zal dit bestemmingsplan bij de eerste beste rechtzaak onderuit worden gehaald. En dat wil je niet. Dat is zonde? De visie is de herijkingsnota zoals is vastgesteld door de gemeenteraad Burgerparticipatie: Gesteld wordt dat iedereen zijn zegje tijdens de ontwikkeling van het beleid heeft kunnen doen. Daarbij zijn de erfgoedlijsten echter niet aan de orde geweest. Bedoeling van de Bro is juist dat burgers er wel nadrukkelijk bij worden betrokken. Dat voorkomt gezeur achteraf. De bestemmingsplanprocedure wordt conform Wro en Bro gevoerd, dus worden ook alle belanghebbenden geinformeerd Welke rol heeft de KBG gespeeld bij de selectie van de panden voor het bestemmingsplan? (ze hebben toch alleen meegedaan met de inventarisatie en de quickscan, maar hebben geen rol gespeeld bij de keuze voor deze 500. Die keuze is niet eens met hen doorgenomen). Een vraag is dus; Wanneer hebben zij daar advies over uitgebracht? Indien, nee, wanneer en hoe krijgen ze die ruimte alsnog? Heeft (en in hoeverre) de WCE over deze lijst geadviseerd? De lijst wordt in het voorontwerp bestemmingsplan opgenomen. De klankbordgroep wordt ook bij de voorbereiding van het paraplu bestemmingsplan betrokken. Startdocument pag. 1: Bij de aanleiding wordt met geen wordt gerept dat inmiddels de Bro van kracht is en dat er een wettelijke plicht ligt aan de geven hoe met cultuurhistorie in het ruimtelijk instrumentarium om moet gaan. Punt van archeologie: waarom dat wel meenemen en de historische structuren niet?? Er wordt al voldaan aan die bepalingen uit het Bro Beleidskader: er wordt alleen over het gemeentelijk kader gesproken, niet over eventuele rijks- en provinciale kaders waar het stuk aan moet voldoen. Aanvullen dus, zeker datgene wat de Bro zegt. Bovendien wordt in de herijkingsnota op pag 4 en 19 ook iets over de structuren gezegd. Het opstellen van het bestemmingsplan vloeit voort uit gemeentelijk beleid. Hierin zijn de rijks- en provinciale beleidskaders meeenomen ( hoofdstuk 2 herijkingsnota). Uitgangspunten: hier worden de criteria genoemd. Nergens blijkt welke criteria voor het selecteren van de objecten op de lijst van het voorbereidingsbesluit zijn gehanteerd. Moet dus nog gebeuren wil het stuk enige juridische zeggingskracht krijgen. Dat is in de door de raad vastgestelde beleidsnota herijkingsnota opgenomen. pag 2. In het plan worden alleen objecten genoemd en later wordt ook het archeologiebeleid ondergebracht. Mijn vraag is dan nog een keer, hoe worden de historische structuren beschermd. Zij zijn niet of niet allemaal in de bestemmingsplannen verwerkt. Mi moet het parapluplan uitgebreid worden met de historische structuren. Kan de wethouder dit toezeggen? Verwezen wordt naar eerdere antwoorden Wat ook van belang is dat de zgn. 2tjes, (als beeldbepalende panden) een bepaalde bescherming verdienen. Nu is de bescherming helemaal niet geregeld. Deze panden worden nog een keer kritisch bezien of er wellicht een tot categorie 3 of 4 behoort. Maar in de door de raad vastgestelde herijkingsnota is bepaald dat alleen categorie 3 en 4 (voorzover geen gemeentelijk monument) in het bestemmingsplan worden beschermd Ook de welbekende boerderijen van de Horsten blijven een heet hangijzer. In het parapluplan komen ze niet terug terwijl ze wel de categorie 4 hebben. Juist deze boerderijen dienen via het bestemmingsplan beschermd te worden en samen met de eigenaar moet de wethouder in overleg om te komen tot een zinvolle bestemming met behoud van de structuren en architectuur. Om dit alles te implementeren dient de huidige aanwijsmethode 2012 aangepast worden. Daarbij moet wel het huidige aanwijzingsbeleid kan versoepeld worden. Er wordt nu ook melding gedaan dat het gaat om de objecten die als 3 tjes zijn geïnventariseerd maar naar mijn idee moet je ook de 4 tjes doorlopen. Nogmaals: op basis van welke criteria de selectie plaatsgevonden?volgens mij wordt hier het verschil tussen inventariseren en selecteren niet ingezien. De gip lijst was slechts een inventarisatie. Welke categorie wordt beschermd in het bestemmingsplan is door de raad bepaald in de vastgestelde herijkingsnota. De GIP-lijst zal in het kader van de voorbereiding van het voorontwerp bestemmingsplan nogmaals kritisch worden bezien, waar nodig worden geactualiseerd en van nadere motivering worden voorzien. E.e.a. in overleg met de KBG. Op basis van de feiten wordt gemotiveerd aangegeven als er aanleiding is om het totale aantal categorie 3 en 4 panden bij te stellen. De relatie van het object wordt geregeld via het geldende gebiedsgerichte bestemmingsplan?? Hoe dan wilt u dit regelen???. Dat kan alleen als daarin specifiek aandacht is besteed aan de cultuurhistorische ruimtelijke aspecten? Is dat zo? En zo ja, geldt dat voor alle bestemmingsplannen? Graag nader inzicht. Dat heeft en zal een plek hebben in de geldende en toekomstige bestemmingsplannen. 'Ook regelt het de aanvullingen vanuit de actualisatie archeologie enz...' Idem hoe kan dat? Dat kan alleen als de bestemmingsplannen zijn opgesteld op basis van het nieuwe nog vast te stellen beleid?? Ik vind dit acabadabra. Kunt u dit in normaal nederlands uitleggen? Dit snapt niemand. Ik ben helaas bang, dat niemand in de gemeente snapt dat jullie dit ook niet kunnen snappen omdat het niet klopt. Het nieuwe archeologiebeleid heeft een andere manier van bescherming van archeologische waarden dan het huidige beleid. Dat heeft tot gevolg dat er minder onderzoeksverplichtingen voor de burgers zijn, wat gewenst is om snel in werking te hebben. Wat is de juridische status van de beschrijvingen als ze alleen bij de plantoelichting zitten. Alleen de regels hebben een juridische status. Via de regels waarin advies van een deskundige verplicht stelt. De beschrijvingen worden voor die advisering als kader gesteld. Dit krijgt in de regels nadere aandacht. Verwezen wordt naar eerdere antwoorden. Waarom staat er deskundige/adviescie??? Wordt hier op voorgesorteerd dat in plaats van met de WCE ook met 'een' deskundige kan worden gewerkt. Dat moet je als gemeente niet willen. Ik hoor namelijk ook geluiden dat de wethouder van de hele commissie af wil en dat van sommige leden hun contract niet wordt verlengd. Ik wil dat expliciet opmerken. Indien de WCE hier als deskundige functioneert; kan je het woord deskundige dus hier weglaten als je het over de WCE hebt. Gesproken wordt over een deskundige zoals altijd in bestemmingsplannen. Het hoeft niet altijd de commissie WCE te zijn die een advies uitbrengt En hoe zit het met de belangenafweging? Wat heeft die voor waarde als net zoals in het verleden het college het economisch belang altijd laat prevelaren; Wordt dit paraplubestemmingsplan een wassen neus? En gaan straks nog steeds alle sloopvergunningen alsnog verleend worden??? Advisering vindt plaats aan de hand van de beschrijvingen. Bij de vergunningverlening vindt inderdaad altijd een gemotiveerde belangenafweging plaats die de rechterlijke toets moet doorstaan. Afbakening: Er vindt een actualisatie met de KBG plaats. Is dat niet te laat? Daardoor kunnen er panden bij komen en er af gaan, die nu wel of niet op de lijst van het voorbereidingsbesluit staan? En het gaat niet om een actualisatie van de GIP lijst, maar van de objecten die geselecteerd worden om in het paraplubestemmingsplan te worden opgenomen. Dit is het moment om te doen omdat in het bestemmingsplan de bescherming wordt geregeld. Een voorbereidingsbesluit is alleen om ongewenste situaties te voorkomen tot het bestemmingsplan de bescherming regelt pag. 3.welstand. Hoe wordt er straks met welstand omgegaan. Dat wordt mij niet duidelijk uit het stuk. De beschrijvingen worden immers onderdeel van het bestemmingsplan en niet van het handboek welstand. Het handboek gaat in op aspecten van redelijke welstand en zegt niets over de cultuurhistorische waarde die aan een bepaalde gevelindeling of materiaal toegekend kan worden. Dat kan juridisch ook niet. Binnnen beschermd dorpsgezicht is een advies van de commissie WCE vereist. Overigens mag de commissie WCE alleen toetsen aan welstandscriteria. Met het paraplu bestemmingsplan wordt geborgd dat ook cultuurhistorische waarden zullen worden getoetst pag.3: Vergunningsvrij. Snap ik niet helemaal. Een aantal zaken zijn vergunningsvrij, maar gelden niet voor monumenten; maar kennelijk dan dus wel voor de panden met cultuurhistorische waarde, die in het bestemmingsplan worden opgenomen? Er wordt hier een intentie uitgesproken zoveel mogelijk aan te sluiten bij. In hoeverre is dat ook juridisch mogelijk?? Is dit niet een lege dop?? Want wat doe je als het niet kan? Ga je die panden alsnog als gemeentelijk monument beschermen? We voeren het beleid uit dat door de raad is vastgesteld. Met de bestemmingsregeling wordt beoogd de panden vanuit hun cultuurhistorische waarden te beschermen. Herbestemming? Ook dit stuk snap ik niet. Je vindt herbestemming belangrijk, maar doet er verder niks mee?Voor herontwikkeling geldt dezelfde aanpak als herbestemming? Hoezo? Dat zijn twee verschillende grootheden. Als herbestemming een algemeen aandachtspunt is voor alle bestemmingsplannen? Is dat in alle bestemmingsplannen dan al goed geborgd? Kan daar inzicht in worden verschaft? Zo nee, waarom dan nu niet in kaders mee gegeven? Herbestemming vraagt maatwerk en de mogelijkheden zijn ook locatiegebonden. Herbestemming is onderdeel van het gemeentelijk beleid en voor de concrete uitwerking is een goede ruimtelijke onderbouwing nodig. Dat gaat de doelstelling van dit bestemmingsplan te boven. Initiatieven voor herbestemming zullen van geval tot geval op kansen en mogelijkheden worden beoordeeld. uiteindelijk is het toch een vrij vaag stuk, dat niet aansluit bij de doelstellingen van het huidige beleid, maar ook niet bij de herijking en wat risico's met zich mee brengt, als je het nu niet goed aanpakt. Ik wil zeker niet wethouder tegenwerken, maar ik maak mij grote zorgen ,dat de doelstellingen die wij willen bereiken met dit stuk niet gaat halen. Er is sprake van een zwakke juridische borging met als risico dat je stuk heel snel wordt onderuit gehaald, dan wel de raad straks met een kluitje in het riet wordt gestuurd en dat dan alsnog alles gesloopt kan worden. Een startnotitie geeft aan waar de raad wil dat een bestemmingsplan over moet gaan. Pas daarna kan de specifieke regeling worden uitgewerkt. Ook de juridische kaders worden aangegeven. Het op te stellen paraplu bestemmingsplan moet juridisch houdbaar zijn. VRAGEN CDA STARTNOTITIE PARAPLUBESTEMMINGSPLAN CULTUURHISTORIE "De beschikbare redengevende beschrijvingen en waarderingen zijn voor zowel de initiatiefnemer als voor de toetsende instantie het inspiratiekader." - Er staat prima voor twee partijen. Welke van de twee is de gemeente? Geen van die twee. Het gaat om de initiatiefnemer en adviserende deskundige - Is de redengevende omschrijvingen de basis voor het vaststellen van cat 3 en 4 objecten? Nee de herijkingsnota zoals die door de raad is vastgesteld is de basis voor de bepaling van de categorieën. De omschrijvingen zullen worden gemaakt voor de panden die in categorie 3 en 4 vallen - Wanneer beschikt de eigenaar/gebruiker hierover? En kan hij/zij hier tegen in beroep of bezwaar maken? De beschrijvingen zijn onderdeel van het bestemmingsplan. Op de gebruikelijke manier kunnen zienswijzen worden ingediend bij de raad zodra de bestemmingsplanprocedure wordt gestart met tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan. In de startnotitie is beschreven dat GIP pand eigenaren worden betrokken bij het proces. Dit wordt nader uitgewerkt. "Informatie over het bestemmingsplanproces wordt gestuurd naar alle betrokken adressen (totaal circa 500 adressen voor alleen de categorieën 3 en 4)." Waar bestaat deze informatie precies? De omschrijving en procedure van het paraplu bestemmingsplan - Welke documenten worden gestuurd? De omschrijving en informatiebrief met verwijzing naar de documenten op de gemeentelijke website - Welk karakter heeft deze informatie? Informerend - Wat wordt van de eigenaar/gebruiker verwacht hiermee te doen? In de procedure van het bestemmingsplan zijn er diverse momenten waarop gereageerd kan worden, die worden aangegeven "Met ontheffingsregels wordt ruimte geboden voor maatwerk per pand via de adviesrol van WCE." - Is dit advies bindend? Nee - Wat zijn de kaders bij het bepalen van dit advies? De omschrijvingen van de panden die in de toelichting van het paraplu bestemmingsplan worden opgenomen "Bouw- en sloopplannen moeten een positief advies kunnen krijgen van de deskundige/ adviescie voor Welstand en Cultureel Erfgoed (WCE). " Wat is hier de opzet? "Kunnen krijgen" is hier niet duidelijk. De plannen moeten zodanig de cultuurhistorische waarden beschermen dat een positief advies afgegeven kan worden - Is het advies verplicht? Of zijn ontheffingen mogelijk? Wie bepaald deze? Ja het advies is verplicht. In de bestemmingsregels kan de raad ontheffingen opnemen - Kan het college een negatief advies onderbouwd afwijzen? Ja alleen sterk beargumenteerd en dat moet de rechterlijke toets kunnen doorstaan "Volgen van de wettelijke eisen bij betrekken van eigenaren bij dit plan" . Wat zijn de wettelijke eisen? Wettelijke eisen voor vooroverleg zijn vastgelegd in artikel 3.1.1. Bro en Awb. We volgen ook de procesbeschrijving bestemmingsplan waarin is aangegeven dat het plan inclusief alle bijlagen voor iedereen raadpleegbaar via de gemeentelijke website en ruimtelijke plannen.nl. - Wie heeft deze eisen opgesteld? Het Rijk - Waar worden deze beschreven/vermeldt? Zie eerdere antwoorden. De nieuwe Omgevingswet gaat mogelijk omstreeks 2015-2018 in. Worden alle BP opnieuw vastgesteld? Ook die net "af zijn". Die bestemmingsplannen zullen dan waarschijnlijk onder het overgangsrecht van de Omgevingswet vallen. Als de Omgevingswet ingaat zullen alle gemeentelijke bestemmingsplannen binnen de daarin aangegeven termijn aan de Omgevingswet voldoen.
© Copyright 2025 ExpyDoc