Zie meest gebruikte basis steken

De nouveaux
modèles katia
tricotez au crochet et à la fourche
KA
TI
A,
S.
A.
Consultez nos explications dans
les pages suivantes
N’hésitez pas à nous appeller pour toute
information supplémentaire
www.katia.com
FI
L
des vidéos très utiles
yr
ig
ht
©
Breiwerk,
Haakwerk,
Guimpetechniek
C
op
Katia maakt het gemakkelijk
Lees de beschrijvingen
EN PROBEER HET !!
Vraag hulp aan katia wanneer je twijfelt
www.katia.com praktische videos
Hiermee zie je duidelijk hoe eenvoudig het
MODÈLE
Très important / Heel belangrijk
POUR LIRE FACILEMENT UNE
EXPLICATION DONNÉE EN
PLUSIEURS TAILLES
1
T
FIL KATIA
U
F RANÇAIS
TAILLES: –a) 38-40 –b) 42-44 –c) 46-48 –d) 50-52
KA
TI
A,
S.
A.
FOURNITURES
MERINO SOFT: col. 14: –a) 3 –b) 3 –c)
–c) 4 –d) 4
–e) 5 pelotes.
5 Boutons col. bleu clair de 1,5 cm. de diamètre.
Nº 3 ½ et
nº 4
Points employés
- Pt jersey end.
(voir page pts de base)
DOS
Avec les aigu. nº 3 ½, monter –a) 56 m. –b) 60 m.
–c) 64 m. –d) 68 m. –e) 72 m. Tric. en côtes 2x2.
Commencer et terminer les côtes par 3 m. end.
Après avoir travaillé 4 rgs en côtes 2x2, prendre
les aigu. nº 4 et continuer en tricotant au pt
jersey end.
Emmanchures:
A –a) 11 cm. –b) 13 cm. –c) 15 cm. –d) 17 cm.
–e) 19 cm. de hauteur, rabattre de chaque côté,
au début de chaque rg: –a), –b), c), –d), –e) 1 fois
3 m., 1 fois 2 m., 2 fois 1 m. On obtient: –a) 42 m.
–b) 46 m. –c) 50 m. –d) 54 m. –e) 58 m.
op
yr
ig
ht
©
FI
L
ECHANTILLON
MERINO SOFT, pt. jersey end., aigu. nº 4.
10 cm. x 10 cm. = 22 m. et 29 rgs.
Voordat U begint met breien, met een
rood potlood de cijfers markeren die
overeenkomen met de gewenste maat.
Wanneer er maar één cijfer staat, houdt
dit in dat dit geldig is voor alle maten.
Deze gemakkelijke en duidelijke werkwijze
voorkomt vergissingen.
Zie voorbeeld.
R
page 3
Aigu.
HET EENVOUDIG LEZEN VAN EEN
PATROON MET VERSCHILLENDE
MATEN
N
S
MERINO SOFT
Avant de commencer à tricoter, marquer en
rouge les chiffres qui correspondent à la taille
choisie; s’il n’y a qu’un chiffre, cela veut dire
qu’il s’applique à toutes les tailles.
C’est une manière facile et claire d’éviter
toute confusion.
Voir exemple.
I
C
COTTON CORD PRINT / COTTON JEANS / JAIPUR / TEMPERA / TROPIC
Ce fil a été conçu afin d’obtenir un effet de coloriage nouveau et spécial.
Du fait de la longueur du cycle chromatique obtenu grâce à l’estompage des couleurs, l’effet obtenu lors du tricotage
dépendra toujours de la largeur de l’ouvrage, s’amplifiant ou se réduisant de façon inverse à la largeur du tricot.
Chaque pelote contient au minimum un cycle complet de couleur. Le commencement d’une nouvelle pelote peut
provoquer une irrégularité dans la continuité du cycle. Cette particularité vous permettra de personaliser votre vêtement
et obtenir ainsi un modèle unique et exclusif.
Deze kwaliteit is ontworpen om een nieuw en speciaal kleureffekt te verkrijgen.
Gezien de lengte van de cromatische cyclus, te wijten aan de overgang tussen de kleuren, het effekt dat verkregen
wordt bij het breien hangt steeds af aan de breedte van het werk, met een groter of kleiner wordend effekt in
spiegelbeeld van de te breien breedte.
In elke bol bevindt zich minimaal een complete kleurencyclus. Bij het beginnen van een nieuwe bol, kan het
voorkomen dat deze cyclus niet precies overeenkomt met de cyclus van de voorafgaande bol. Deze karakteristiek
maakt het mogelijk dat U het breiwerk maximaal kunt personalizeren om op deze manier een uniek en exclusief
model te verkrijgen.
C
T
I
O
N
S
W
E
R
K
W
I
J
Z
E
3
S
T
R
U
C
EQUIVALENCES
OVEREENKOMENDE KWALITEITEN
Certaines qualités du catalogue son équivalentes en numéro
d’aiguilles et/ou grosseur de laine; vous pouvez les utiliser
indistinctement en suivant les mêmes explications de la revue.
Commencer par tricoter un échantillon de 10 x 10 cm a son
importance; cela vous permet d’adapter le numéro d’aiguilles
à l’échantillon du point de l’ouvrage correspondant et vous
pouvez également vérifier si le tricot a une tenue qui vous
convient.
Er zijn kwaliteiten uit de catalogus die overeenkomen voor wat
betreft het naaldennummer en/of het volumen van het garen.
Deze kwaliteiten kunnen gebruikt worden voor dezelfde
verklaring in het tijdschrift. Het is belangrijk eerst een proeflapje
te breien van 10 x 10 cm. om het naaldennummer aan te
passen aan de stekenverhouding van het overeenkomende
werstuk en om te zien of de spanning U bevalt.
T
10x10 en
jersey end.
Mailles et rangs
10x10 cm
in tric. st.
Steken en naalden
2-2 ½
2
32 x 43
NEW BABETTE
2½-3
3
2½-3
32 x 40
30 x 42
PEQUES
KOMFORT TWEED
2½-3
2½
2½
3
3
3
3
3
3
3
3
3
29 x 34
23 x 33
30 x 38
29 x 36
29 x 36
28 x 37
28 x 36
26 x 36
26 x 36
26 x 31
24 x 31
MONACO BABY
BABY FANTAISIE
DARLING
PANAMA
CANDY
MISSISSIPPI-3
DOLCE MERINO
CAPRI
CAPRI PRINT
BRISA
COSTA RICA
27 x 36
26 x 32
25 x 32
25 x 32
22 x 30
22 x 26
AIR LUX
MERINO BABY
FAMA
PROMOFIN
BELICE
DEGRADÉ “SUN”
24 x 31
24 x 31
24 x 30
23 x 30
23 x 30
23 x 30
24 x 28
23 x 30
22 x 27
21 x 28
ANDES
NEW CANCUN
BOMBAY
COTTON 100%
MARATHON FIN
COTTON JEANS
AUSTRAL
EXTRA PEL
REVIVE 50
TEMPERA
3½
3½
3½
3½
3½
3½
3½
3½
3½
3½
3½
3½
4
4
23 x 30
22 x 29
22 x 29
22 x 29
22 x 29
22 x 29
22 x 29
22 x 28
22 x 27
21 x 27
18 x 27
18 x 27
20 x 26
19 x 26
SAIGON
ARTIST
OXFORD
BASIC MERINO FLASH
BASIC MERINO
MERINO CLASSIC
LINEN
ARTE
MONACO
NEW YORK
HORIZON
BROADWAY
RUSTIC SILK
ALABAMA
4
23 x 30
COTTON STRETCH
W
E
R
3–3½
K
W
3–3½
I
J
Z
3½-4
E
4
3 ½-4 ½
3
3½
3½
3½
3½
3½
3
3
3
3
3
3
3½
3½
3½
3½
De groepen zijn gebaseerd op: benadering van volumen, hoe
het garen er uit ziet en kleurenoverrenkomst
FI
S
QUALITÉS
KWALITEITEN
yr
ig
ht
©
N
Aiguilles
10 x 10
indicatives
Naalden
10x10
richtlijnen
op
O
Aiguilles
conseillées
Aanbevolen
Naaldennr.
C
I
Deze overeenkomsten zijn richtlijnen, afhangend van de manier
van breien die U heeft (=m.a.w. de spanning), kan de steek
meer of minder geopend zijn.
Ces équivalences sont données à titre indicatif puisque, selon
que l’on tricote plus ou moins lâche, les mailles seront plus ou
moins ouvertes.
Les groupes on été établis compte tenu de la similitude de la
grosseur, de l’aspect du fil et des coloris.
KA
TI
A,
S.
A.
N
Aiguilles
conseillées
Aanbevolen
Naaldennr.
Aiguilles
10 x 10
indicatives
Naalden
10x10
richtlijnen
10x10 en
jersey end.
Mailles et rangs
10x10 cm
in tric. st.
Steken en naalden
4–4½
4
4
4
4
4½
4½
24 x 32
23 x 30
21 x 26
21 x 26
19 x 26
18 x 21
MERINO MIX
MERINO 100%
MARATHON
MARATHON KIDS
SAN REMO
MISKI
4–4½
4½
4½
17 x 23
16 x 23
MALI
CASHMERE 100%
4½-5
4½
5
5
17 x 21
16 x 25
16 x 20
TIROL
VISCOSETA
PLANET
4½-5½
5
5
16 x 20
16 x 20
MERINO ARAN
MERINO TWEED
5–5½
5
5
5
5
5½
5½
5½
18 x 24
17 x 23
17 x 23
17 x 23
14 x 20
14 x 19
14 x 18
MERINO SPORT
AZTECA
CUZCO
FUNKY
SENA
ALPACOTTON
BOLIVIA
5½-6
5½
6
13 x 18
14 x 18
MAXI MERINO
TAHITI
6–6½
6
6
13 x 17
12 x 16
PERU
ALASKA
6½-7
7
7
11 x 14
10 x 15
MONTBLANC
BIG MERINO
7-8
7
8
8
10 x 14
11 x 14
8 x 12
DUAL
TROPIC
CANADA
8–9
8
8
8
8
9
9
9
10 x 13
10 x 13
10 x 12
9 x 13
9 x 11
9 x 11
7 x 10
COTTON CORD
COTTON CORD PRINT
PUNTO
COUNTRY
INCA
CAP JUNIOR
BIG COTTON
9 – 10
9
9
10
9 x 11
7 ½ x 10
8 x 11
NATURAL “WOOL”
TIKAL
USHUAIA
10 - 12
10
7 x 10
NORTH
L
I
QUALITÉS
KWALITEITEN
I
SOMMAIRE
N
Les bases du tricot
S
INITIATION AUX POINTS DE TRICOT .............
7
2 mailles tricotées dans la même maille ............. 11
POUR COMMENCER ........................................
Montage simple ...................................................
Montage tubulaire ...............................................
7
7
7
Laisser les mailles en attente .............................. 11
Maille lisière ......................................................... 11
R
LES BASES DU TRICOT.................................... 8
Maille à l’endroit .................................................. 8
Maille à l’envers................................................... 8
Jeté ...................................................................... 8
Maille glissée ....................................................... 9
2 mailles ensemble à l’endroit ............................ 9
Maille torse .......................................................... 9
Surjet simple........................................................ 10
Surjet double ....................................................... 10
ÉCHANTILLON .................................................. 12
U
Rang .................................................................... 11
LES POINTS LES PLUS UTILISÉS ................... 12
Jersey end. .......................................................... 12
KA
TI
A,
S.
A.
Jersey env. .......................................................... 12
Point mousse ...................................................... 12
Côtes 1x1 ............................................................ 13
Côtes 2x2 ............................................................ 13
Jacquard ............................................................. 13
Diminutions au début du rang............................. 14
18
18
18
18
FI
Diminutions au début et à la fin du rang............. 14
L
ET SURJETS ..................................................... 14
COUTURES ........................................................
Point arrière .........................................................
Grafting................................................................
Point de côté .......................................................
Augmentations au début du rang ....................... 15
yr
ig
ht
©
Augmentations au début et à la fin du rang ....... 15
POUR TERMINER ............................................. 16
Rabattre simplement ........................................... 16
Rabattre en tubulaire........................................... 16
op
FINITIONS........................................................... 17
Boutonnières rondes ........................................... 17
C
Boutonnières horizontales................................... 17
Relever les mailles............................................... 17
COMPLÉMENTS ................................................ 19
Franges .............................................................. 19
Pompons ............................................................. 19
BRODERIE..........................................................
Point de nœud ....................................................
Point de tige ........................................................
Point plat ............................................................
Point de croix ......................................................
Point de marguerite ............................................
Point faufil ..........................................................
Point de chaînette ..............................................
Point jacquard brodé .........................................
Point de rail ........................................................
Point de feston ...................................................
20
20
20
20
20
20
20
20
20
20
20
Crochet et à la Fourche
INITIATION AU CROCHET.....................................
Maille chaînette ...................................................
Maille coulée .......................................................
Maille serrée ........................................................
Bride ....................................................................
Double bride ........................................................
Triple....................................................................
Point de coquillage .............................................
Point relief ...........................................................
Point écrevisse ....................................................
Point de fourrure .................................................
C
T
I
O
N
Bases pour confectionner un vêtement
AUGMENTATIONS - DIMINUTIONS
T
S
W
E
R
K
W
I
J
21
22
22
22
23
24
24
24
25
25
25
POUR SUIVRE UN GRAPHIQUE DE CROCHET ..... 26
FOURCHE UNIVERSELLE ..................................... 27
Z
INITIATION AU POINT DE FOURCHE .................... 27
Explication basique ............................................. 27
Assemblage des bandes ..................................... 28
E
Bordures .............................................................. 29
Bordure par groupes ........................................... 29
Bande Ondulée ................................................... 29
POINT TUNISIEN .................................................. 30
5
I
INDEX
N
T
R
U
C
T
I
O
Basis om te leren breien
BEGINNEN MET BREIEN...................................
7
BEGINVORMEN .................................................
Simpele opzet......................................................
Opzet in buissteek ...............................................
7
7
7
BASIS VAN DE BREISTEKEN ........................... 8
Steek rechts ........................................................ 8
Steek averechts ................................................... 8
Draadomslag ....................................................... 8
Steek zonder te breien ........................................ 9
2 steken samen r. breien ..................................... 9
Verdraaide steek .................................................. 9
Enkele mindering ................................................. 10
Dubbele mindering .............................................. 10
N
Basis om een werkstuk te maken
S
MINDERINGEN - MEERDERINGEN.................. 14
Minderingen bij het begin v.d. naald ................... 14
Meerderingen aan beide kanten v.d. naald ......... 15
yr
ig
ht
©
E
AFKANTVORMEN .............................................. 16
R
Simpel afkanten ................................................... 16
Afkanten in buissteek .......................................... 16
K
op
AFWERKINGEN ................................................. 17
Ronde knoopsgaten ............................................ 17
C
W
Horizontale knoopsgaten ..................................... 17
I
J
Z
E
6
MEEST GEBRUIKTE STEKEN ..........................
Rechtse tricôtsteek..............................................
Averechtse tricôtsteek .........................................
Ribbelsteek ..........................................................
Boordsteek 1x1 ...................................................
Boordsteek 2x2 ...................................................
Jacquardsteek .....................................................
12
12
12
12
13
13
13
NADEN ................................................................
Stiksteek ..............................................................
Grafting ................................................................
Schuine steek ......................................................
18
18
18
18
Meerderingen bij het begin v.d. naald................. 15
FI
W
11
11
11
11
STEEKVERHOUDING ........................................ 12
L
Minderingen aan beide kanten v.d. naald ........... 14
2 st. breien in 1 st................................................
Steken laten wachten ..........................................
Naald ...................................................................
Kantsteek .............................................................
KA
TI
A,
S.
A.
S
Opnemen van steken .......................................... 17
VERSIERSELS .................................................... 19
Flosjes ................................................................. 19
Pompoenen ......................................................... 19
BORDUURSELS .................................................
Knoopjessteek ....................................................
Steelsteek ............................................................
Platte steek .........................................................
Kruissteek ............................................................
Parelsteek ...........................................................
Zoom-rijgst .........................................................
Kettingsteek ........................................................
Geborduurde jacquardsteek................................
Spoorsteek ..........................................................
Slingersteek ........................................................
20
20
20
20
20
20
20
20
20
20
20
HET VOLGEN VAN EEN GRAFIEK IN HAAKWERK
26
Haakwerk - Guimpesteek
HAAKWERK-TECHNIEK.........................................
Losse ...................................................................
Halve vaste ..........................................................
Vaste ....................................................................
Stokje...................................................................
Dubbel stokje.......................................................
Driedubbel stokje ................................................
Schelpsteek .........................................................
Nopje ...................................................................
Kreeftesteek ........................................................
Pluchesteek .........................................................
21
22
22
22
23
24
24
24
25
25
25
UNIVERSELE GUIMPEVORK ................................. 27
GUIMPESTEEK ..................................................... 27
Basisbeschrijvingen ............................................. 27
Samennemen van de stroken .............................. 28
Afwerking............................................................. 29
Afwerking in groepjes .......................................... 29
Gegolfde Strook .................................................. 29
TUNESISCHE STEEK ............................................ 30
Les bases du tricot
Basis om te leren breien
I
N
S
INITIATION AUX POINTS DE TRICOT / BEGINNEN MET BREIEN
POUR COMMENCER / BEGINVORMEN
Montage simple
T
R
Simpele opzet
Haal een draad uit de bol garen, 3 maal de
breedte van het te breien werkstuk, maak
een knoop op de naald zoals aangegeven
op het figuur, met beide handen elke draad
aantrekken zodat er een lusje gevormd wordt
rondom de naald, dit lusje is de eerste steek.
KA
TI
A,
S.
A.
Sortir de la pelote la longueur de fil correspondant à 3 fois la largeur du vêtement à
tricoter, faire un noeud sur l’aiguille comme
indiqué sur la figure et avec les deux mains,
tirer sur les deux bouts du fil, pour former
un anneau autour de l’aiguille. La première
maille est formée.
Er valt een draad aan elke kant van de naald,
de draad die uit de bol komt wordt vastgehouden met de rechterhand en de andere
draad met de linkerhand, met de linkerhand
een lusje vormen en de naald in het midden
insteken.
On a une extrémité du fil de chaque côté de
l’aiguille. Saisir le fil sortant de la pelote de
la main droite et l’autre de la main gauche.
Former un anneau de la main gauche et
piquer l’aiguille au centre.
Met de rechterhand de draad nemen en deze
over de naald halen, hierbij het gevormde
lusje met de linkerhand niet loslaten.
yr
ig
ht
©
De la main gauche, passer l’anneau pardessus la pointe de l’aiguille, en maintenant
l’autre fil de la main droite.
FI
L
De la main droite, prendre le fil et le passer
par-dessus l’aiguille, sans lâcher l’anneau de
la main gauche.
op
Étirer chaque fil d’une main, pour ajuster la
nouvelle maille sur l’aiguille. Répéter à partir
de la seconde étape.
C
Montage tubulaire
Avec un fil d’une couleur différente, monter la moitié des mailles
nécessaires, plus une.
Avec le fil à tricoter à utiliser pour le modèle
1er rg : * 1 m. end., 1 jeté *, répéter de * à * et terminer par 1 m. end.
2e rg : * Placer le fil devant l’ouvrage, glisser 1 m. sur l’aig. droite
comme pour tric. à l’envers (de droite à gauche), tric. à l’end. *, répéter
de * à *, et terminer par 1 m. glissée à l’env.
3e rg : * 1 m. end., placer le fil devant l’ouvrage, 1 m. glissée à l’env. *,
répéter de * à *, et terminer par 1 m. end.
4e rg : * 1 m. glissée à l’env., passer le fil derrière l’ouvrage, 1 m. end.
* terminer par 1 m. glissée à l’env.
Répéter les 3e et 4e rgs 1 ou 2 fois en fonction de la grosseur du fil. Si
le fil est fin, tric. 2 rgs de plus.
Puis, couper le fil de couleur différente et continuer à tric. le point
indiqué.
U
C
T
I
O
N
S
W
Met de linkerhand, het lusje over de punt
van de naald halen, hierbij de andere draad
vasthouden met de rechterhand.
Trek elke draad aan met de overeenkomende
hand om de nieuwe steek op de naald te
zetten.
Herhaal vanaf de tweede stap.
E
R
K
W
Opzetten in buissteek
Met een draad van een andere kleur, de helft van het aantal gewenste
steken opzetten, plus 1 steek.
Met de draad waarmee gebreid wordt
1e naald: * 1 st. rechts, 1 draadomslag *, herhaal van * tot * en eindig
met 1 st. rechts.
2e naald: * haal de draad naar de voorkant van het werk, zet 1 st. zonder
te breien op de rechternld. en hierbij insteken alsof deze st. averechts
gebreid wordt (van rechts naar links), brei de draadomslag rechts *,
herhaal van * tot * en eindig met 1 st. zonder te breien averechts op de
rechternaald zetten.
3e naald: * 1 st. rechts, haal de draad naar de voorkant van het werk,
zet 1 st. zonder te breien averechts op de rechternaald *, herhaal van *
tot * en eindig met 1 st. rechts.
4e naald: * zet 1 st. zonder te breien averechts op de rechternaald, haal
de draad naar de achterkant v.h. werk, brei 1 st. rechts *, herhaal van * tot *
en eindig met 1 st. zonder te breien averechts op de rechternaald zetten.
Herhaal de 3e en 4e naald 1 of 2 keer afhangend van de dikte van het
garen, indien het garen dun is 2 naalden meer breien.
Bij het beeïndigen, de draad van de andere kleur afknippen en
verderbreien met de aangegeven steek.
I
J
Z
E
7
I
LES BASES DU TRICOT
BASIS VAN DE BREISTEKEN
N
S
T
R
Maille à l’endroit
Steek rechts
Avec le fil derrière l’ouvrage, piquer l’aiguille
droite au centre de la première maille de
l’aiguille gauche, en passant l’aig. devant la
maille.
Met de draad aan de achterkant van het
werk, de rechternaald insteken in het midden
van de eerste steek van de linkernaald, haal
hierbij de naald vóór de steek.
De la main droite, prendre le fil, le passer
par-dessus l’aiguille, et le maintenir (une
boucle se forme sur l’aig.). Retirer l’aig. vers
l’arrière, en faisant passer la boucle dans la
maille de l’aig. gauche.
Met de rechterhand de draad over de rechternaald halen en vasthouden zodat deze
draad op de naald blijft ( er komt een lus op
de rechternaald). Trek de rechternaald naar
achter en haal hierbij de lus door de binnenkant van de steek op de linkernaald.
C
T
KA
TI
A,
S.
A.
U
I
O
Wanneer de lus door de steek gehaald is,
de steek van de linkernaald laten vallen.
Er is een nieuwe steek gevormd op de rechternaald.
Une fois la boucle passée, lâcher la maille de
l’aig. gauche, une nouvelle maille se forme
sur l’aig. droite.
N
S
R
K
De la main droite, prendre le fil et le passer
par-dessus l’aiguille, et le maintenir (une
boucle se forme sur l’aig.). Retirer l’aig.
droite vers l’arrière, en faisant passer la
boucle dans la maille de l’aig. gauche.
C
W
I
FI
yr
ig
ht
©
E
Avec le fil devant l’ouvrage, piquer l’aiguille
droite au centre de la première maille de
l’aiguille gauche, en passant l’aig. derrière
la maille.
op
W
Steek averechts
L
Maille à l’envers
Une fois la boucle passée, lâcher la maille de
l’aig. gauche, une nouvelle maille se forme
sur l’aig. droite.
Met de draad aan de voorkant van het werk,
de rechternaald insteken in het midden van
de eerste steek van de linkernaald, haal
hierbij de naald achter de steek.
Met de rechterhand de draad over de rechternaald halen, naar boven houden en vasthouden zodat deze draad op de naald blijft
(er komt een lus op de rechternaald). Trek de
rechternaald naar achter en haal hierbij de
lus door de binnenkant van de steek op de
linkernaald.
Wanneer de lus door de steek gehaald is,
de steek van de linkernaald laten vallen.
Er is een nieuwe steek gevormd op de rechternaald.
J
Z
Jeté
Il s’agit d’ajouter les mailles pour former des jours.
Draadomslag
Dit is het toevoegen van steken om zo gaatjes te vormen.
E
Placer le fil devant l’ouvrage et le passer pardessus l’aig. droite.
8
Zet de draad aan de voorkant van het werk
en haal de draad over de rechternaald.
I
Brei de volgende steek van de linkernaald.
De draadomslag zal hierna een steek meer
vormen op de naald, maar bij de basis van de
draadomslag vormt zich een gaatje.
Tric. la maille suivante de l’aiguille gauche.
Le jeté est une maille de plus sur l’aiguille,
mais avec un jour à la base.
Au rg suivant, tric. le jeté comme les autres
mailles, ce qui revient à augmenter d’une
maille.
In de volgende naald, de draadomslag idem
breien zoals de andere steken van de naald,
op deze manier is er één steek gemeerderd.
N
S
T
R
U
Maille glissée
Steek zonder te breien of verlengde steek
KA
TI
A,
S.
A.
Zet de draad aan de achterkant van het
werk, steek de rechternaald in de volgende
steek van rechts naar links (alsof deze steek
averechts gebreid wordt). Laat deze steek
zonder te breien overglijden op de rechternaald en brei normaal verder.
Passer le fil derrière l’ouvrage, piquer l’aiguille
droite dans la maille suivante, de droite à
gauche (comme pour la tric. à l’env.). Glisser
(ne pas tricoter) cette maille sur l’aig. droite,
et continuer à tric. normalement.
Omdat deze steek niet gebreid is, is deze
steek langer dan de andere steken en aan de
verkeerde kant van het werk valt een draad.
In de naald aan de verkeerde kant van het
werk, deze steek averechts breien.
FI
yr
ig
ht
©
2 mailles ensemble à l’endroit
L
La maille glissée, n’ayant pas été tricotée,
est plus longue que les autres et, sur l’envers, on obtient un brin de fil. Sur l’envers de
l’ouvrage, tric. cette maille à l’env.
Piquer l’aiguille droite dans les 2 premières
mailles de l’aiguille gauche pour tric. à l’end.
(de gauche à droite).
Tenir compte du fait qu’en tricotant 2 m.
ensemble à l’end., il reste 1 maille de moins
sur le total des mailles.
T
I
O
N
S
W
E
Steek de rechternaald in de 2 eerste steken
van de linkernaald om rechts te breien (van
links naar rechts).
R
K
Zet een draad op de rechternaald en haal
deze door de 2 steken.
C
op
Passer le fil sur l’aig. droite et le passer dans
les 2 mailles.
Twee steken rechts samenbreien
C
W
I
Houdt er rekening mee, dat bij het samenbreien van 2 steken rechts, zal er 1 steek
minder zijn in het totaal aantal steken.
J
Z
Maille torse
Verdraaide steek
E
Piquer l’aig. derrière la maille et la tric. à
l’endroit.
Steek de naald aan de achterkant in van de
te breien steek en brei rechts.
9
I
Surjet simple
Enkele mindering
N
S
Glisser 1 m. en piquant l’aiguille droite comme
pour la tricoter à l’envers.
Laat 1 steek zonder te breien overglijden op
de rechternaald en insteken alsof deze steek
averechts gebreid wordt.
Tric. la maille suivante à l’endroit.
Brei de volgende steek rechts.
T
R
U
C
I
KA
TI
A,
S.
A.
T
Met de linkernaald, de ongebr. steek van de
rechternaald opnemen en over de steek rechts
halen (laatste steek van de rechternaald).
De l’aig. gauche, prendre la maille glissée sur
l’aig. droite, et la passer par-dessus la maille
à l’end. (dernière maille de l’aig. droite).
O
N
Tenir compte du fait qu’il reste 1 maille de
moins sur le total des mailles.
Surjet double
yr
ig
ht
©
R
Glisser 1 m. en piquant l’aiguille droite comme
pour la tricoter à l’envers.
J
Z
Laat 1 steek zonder te breien overglijden op
de rechternaald en insteken alsof deze steek
averechts gebreid wordt.
Tric. les 2 mailles suivantes ensemble à
l’endroit.
Brei de volgende 2 steken samen rechts.
De l’aig. gauche, prendre la maille glissée
sur l’aig. droite, et la passer par-dessus les
2 mailles tric. ensemble à l’end. (dernière
maille de l’aig. droite).
Met de linkernaald, de ongebr. steek van de
rechternaald opnemen en over de 2 samengebr. steken rechts halen (laatste steek van
de rechternaald).
Tenir compte du fait qu’il reste 2 mailles de
moins sur le total des mailles.
Houdt er rekening mee dat er 2 steken
minder zijn in het totaal aantal steken.
C
I
Dubbele mindering
op
K
W
FI
W
E
Houdt er rekening mee dat er 1 steek minder
zal zijn in het totaal aantal steken.
L
S
E
10
2 mailles tricotées dans la même maille
Twee steken gebreid in eenzelfde steek
I
N
Er zijn verschillende manieren om 2 steken
in eenzelfde steek te breien. Steek de naald
in de steek die zich onder de te breien steek
bevindt en brei rechts.
Il existe différentes façons de tric. 2 m. dans
la même maille. Piquer l’aig. dans la maille
se trouvant juste au-dessous de la maille à
tricoter, et tric. à l’end.
S
T
R
Brei de steek van de linkernaald rechts.
Tenir compte du fait qu’on obtient 1 maille
de plus sur le total des mailles.
Un autre système consiste à tric. 1 m. end.
et, sans la lâcher de l’aig. gauche, piquer de
nouveau l’aig. droite dans la même maille
mais par-derrière, et tricoter à l’end.
Houdt er rekening mee dat er 1 steek meer
zal zijn in het totaal aantal steken.
De andere manier is om 1 steek rechts
te breien en zonder van de linkernaald te
halen, de rechternaald opnieuw insteken in
dezelfde steek, maar aan de achterkant en
opnieuw rechts breien.
KA
TI
A,
S.
A.
Tric. à l’endroit la maille de l’aiguille gauche.
Laisser les mailles en attente
Steken laten wachten
FI
L
Très utilisé pour les torsades. Torsade à
gauche : Passer les mailles de l’aig. gauche
sur une aig. aux. située devant l’ouvrage, puis
tric. les mailles indiquées pour la torsade,
reprendre les mailles de l’aig. auxiliaire sur
l’aig. gauche, et les tricoter.
Kabel naar rechts: zet de steken van de linkernaald op een hulpnaald aan de achterkant
van het werk, hierna het gewenste aantal
steken breien, opnieuw de steken van de
hulpnaald op de linkernaald zetten en uiteindelijk deze steken breien.
yr
ig
ht
©
Torsade à droite : Procéder comme pour
la torsade à gauche, mais en plaçant l’aig.
auxiliaire derrière l’ouvrage.
Rang
Wordt veel gebruikt voor het breien van kabels.
Kabel naar links: zet de steken van de linkernaald op een hulpnaald aan de voorkant van
het werk, hierna het gewenste aantal steken
breien, opnieuw de steken van de hulpnaald
op de linkernaald zetten en uiteindelijk deze
steken breien.
Naald of toer
U
C
T
I
O
N
S
W
E
R
K
Een naald of toer, is breien van rechts naar links over
alle steken van de naald.
Lorsqu’il est indiqué d’augmenter ou de diminuer tous
les 2 rgs, compter les rgs comme suit.
Wanneer in de beschrijving aangegeven wordt: meerderen of minderen elke 2 naalden als volgt tellen:
Rang où l’on augmente ou diminue au début et à la fin
du rg, sur l’endroit de l’ouvrage.
Naald aan de goede kant van het werk, waarin bij het
begin en einde van de naald gemeerderd of geminderd
wordt.
I
Le rang suivant, sur l’envers de l’ouvrage, est compté
comme le premier rang.
De volgende naald, aan de verkeerde kant van het werk,
tellen als de eerste naald.
J
Le rang suivant sur l’endroit de l’ouvrage, constitue
donc le deuxième rang, où l’on exécute de nouveau
augmentations ou diminutions.
De volgende naald, aan de goede kant van het werk,
tellen als de tweede naald waarin opnieuw gemeerderd
of geminderd wordt.
Z
C
op
Un rang consiste à tricoter, de droite à gauche, toutes
les mailles de l’aiguille.
Maille lisière
C’est la maille du bord (elle se trouve sur l’envers une fois
les coutures fermées). Pour obtenir une lisière parfaite, tric.
la première maille de chaque rg à l’inverse de comme elle
se présente.
Kantsteek
Dit is de steek op de uiteinden. (deze steek valt aan de binnenkant wanneer het werkstuk in elkaar gezet wordt).
Voor een mooie kantsteek, de eerste steek van elke naald
andersom breien dan deze voorkomt.
W
E
11
I
ÉCHANTILLON
STEEKVERHOUDING
N
T
R
U
C
T
I
O
LES POINTS LES PLUS UTILISÉS / MEEST GEBRUIKTE BASISSTEKEN
N
E
L
Dans une explication ou sur un graphique, et quel que
soit le point expliqué, le 1er rg se tricote toujours sur
l’endroit de l’ouvrage, sauf indication contraire dans le
texte.
Il faut tenir compte également du fait que les graphiques
représentent les mailles, rang par rang, c’est-à-dire sur
l’endroit et sur l’envers de l’ouvrage, et non comme on
les voit sur la photo.
R
I
J
Z
op
W
Jersey end.
1er rg : tout à l’endroit.
2e rg : tout à l’envers.
In de beschrijving of grafiek van een steek, komt de 1e
naald altijd overeen met de goede kant van het werk;
indien dit niet zo is, wordt dit vermeld in de tekst.
Het is ook erg belangrijk er rekening mee te houden dat
de grafieken weergegeven zijn zoals de steken naald
voor naald gebreid moeten worden (d.w.z. goede kant
van het werk en verkeerde kant van het werk) en niet
zoals de steken eruit zien op de foto.
Rechtse tricôtsteek
1e naald: rechts breien
2e naald: averechts breien
C
K
BELANGRIJKE OPMERKING:
FI
W
REMARQUE IMPORTANTE
yr
ig
ht
©
S
Alvorens te beginnen met een werkstuk, is het heel
belangrijk een proeflapje te maken van 10x10 cm. in
dezelfde steek als waarmee het werkstuk gebreid wordt
en dit te vergelijken met de aangegeven steekverhouding in het tijdschrift, zoniet, dan komen de maten niet
overeen met de aangegeven maten in het tijdschrift.
Indien je minder steken en naalden hebt, het proeflapje
opnieuw maken, maar met dikkere naalden. Indien je
echter meer steken en naalden hebt, moet je dunnere
naalden gebruiken. Het naaldnummer wat aangegeven
staat in het tijdschrift is het naaldnummer wat gebruikt
is door degene die dit werkstuk uitgevoerd heeft, maar
iedereen heeft een andere manier van breien. Het
belangrijke is niet het naaldnummer dat gebruikt wordt,
maar dat het proeflapje van 10x10 cm. precies overeenkomt met wat het tijdschrift aangeeft, op deze manier
zijn we er zeker van dat het werkstuk dezelfde afmetingen heeft als aangegeven op het patroon.
KA
TI
A,
S.
A.
S
Avant de commencer à tricoter le modèle, il est essentiel de réaliser un échantillon de 10 x 10 cm, en suivant
les indications du point. Vérifier ensuite que les dimensions de votre échantillon sont les mêmes que celles
de l’échantillon de la revue. Si le nombre de mailles et
de rangs est inférieur, recommencez l’échantillon avec
des aiguilles plus grosses. Si le nombre de mailles
et de rangs est supérieur, il faut utiliser des aiguilles
plus fines. Le numéro des aiguilles indiqué sur la revue
correspond aux aiguilles utilisées par la créatrice du
modèle, mais chacun tricote à sa façon. Pour la réussite du modèle choisi, le plus important n’est donc pas
le numéro des aiguilles mais bien les dimensions de
l’échantillon, qui doivent correspondre exactement avec
celles de la revue, afin que le vêtement une fois tricoté
ait les dimensions indiquées sur le patron.
Jersey env.
1er rg : tout à l’envers.
2e rg : tout à l’endroit.
Averechtse tricôtsteek
1e naald: averechts breien
2e naald: rechts breien
E
Point mousse
12
Tricoter toujours à l’endroit (toutes les mailles et tous les
rangs).
Ribbelsteek
Alle steken en alle naalden rechts breien
Côtes 1x1
Boordsteek 1x1
1e naald: * 1 steek rechts., 1 steek averechts
*, herhaal van * tot *.
2e naald en alle volgende naalden: brei de
steken zoals ze voorkomen (brei rechts de
steken die rechts voorkomen en averechts
de steken die averechts voorkomen).
1er rg : * 1 m. end., 1 m. env. *, répéter de * à *.
2e rg et rgs suivants : Tricoter les m. comme
elles se présentent (tricoter à l’endroit les m.
se présentant à l’endroit, et à l’envers celles
qui se présentent à l’envers).
I
N
S
T
R
Côtes 2x2
Boordsteek 2x2
U
1er rg : * 2 m. end., 2 m. env. *, répéter de * à *.
2e rg et rgs suivants : Tricoter les m. comme
elles se présentent (tricoter à l’endroit les m.
se présentant à l’endroit, et à l’envers celles
qui se présentent à l’envers).
Jacquard
KA
TI
A,
S.
A.
1e naald: * 2 steken rechts., 2 steken averechts *, herhaal van * tot *.
2e naald en alle volgende naalden: brei de
steken zoals ze voorkomen.
Jacquardsteek
FI
yr
ig
ht
©
Avec les deux fils placés derrière l’ouvrage,
tricoter le nombre de mailles indiquées d’une
couleur sur le graphique.
op
Changer de couleur (prendre un autre fil) et
continuer à tric. Veillez à bien croiser les fils
à chaque changement de couleur, afin d’éviter de former des trous.
C
Les brins ressortent sur l’envers comme
illustré ci-contre.
Dans les cas où le dessin est très grand,
ou les motifs très séparés, afin d’éviter
d’obtenir des brins trop longs sur l’envers
de l’ouvrage, préparer un petit peloton pour
chaque zone de couleur, et tricoter en jersey
endroit en suivant le graphique.
Wordt gebreid in rechtse tricôtsteek, maar wissel de kleur om
zo een motief te vormen als aangegeven op een grafiek. Elk
vierkantje van de grafiek komt overeen met 1 steek en 1 naald.
L
Tricoter en jersey endroit, en changeant de couleur de
manière à former le dessin représenté sur le graphique.
Chaque case du graphique représente 1 maille et 1 rg.
Met de twee draden aan de achterkant van
het werk, het aangegeven aantal steken in
een kleur breien tot alle steken aangegeven
op de grafiek gebreid zijn.
C
T
I
O
N
S
W
E
Neem een draad van een andere kleur en
brei verder, houdt er rekening mee dat het
erg belangrijk is om de draden te kruisen
wanneer de kleur wisselt.
R
K
De draden vallen aan de achterkant van het
werk zoals te zien op het figuur.
W
I
Wanneer het motief erg groot is of wanneer
de motieven ver uit elkaar liggen, om te
vermijden dat er lange draden komen aan
de achterkant van het werk, een klein bolletje garen nemen voor elk kleurgedeelte en
rechtse tricôtsteek breien volgens grafiek.
J
Z
E
Veillez à bien croiser les fils à chaque changement de couleur, car si les fils ne sont
pas entrelacés, ils tendent à se séparer et à
former des trous.
Het allerbelangrijkste is om de draden te
kruisen bij elke kleurwisseling, indien dit niet
gebeurd vallen er gaatjes in het breiwerk.
13
I
N
Bases pour confectionner un vêtement
Basis om een verkstuk te maken
S
T
R
Vous trouverez dans cette seconde partie,
les notions de base nécessaires à la
réalisation d’un modèle de tricot.
In dit tweede deel, geven we de basiskennis
die nodig is om een werkstuk te kunnen
breien.
AUGMENTATIONS DIMINUTIONS ET SURJETS
MEERDERINGEN MINDERINGEN
C
T
S
W
E
Pour former une emmanchure ou une encolure, il faut rabattre les m. au début du rg.
R
I
op
W
Au début du rg suivant, rabattre de nouveau
le nombre de mailles indiqué dans les instructions, afin d’obtenir une forme arrondie
pour l’emmanchure ou pour l’encolure.
Diminutions au début et à la fin du rang
J
Z
Pour les emmanchures visibles et les manches raglan.
Ce type de diminutions sont visibles et forment une ligne de
mailles inclinées près de la lisière. On les effectue normalement sur l’endroit de l’ouvrage.
Les diminutions se font toujours à n mailles du bord.
Prenons un exemple à 3 mailles du bord.
E
14
In een naald aan de goede kant van het werk:
Rechter uiteinde (= begin van de naald): brei
1 steek rechts en haal de steek van de rechternaald over deze steek heen. Herhaal dit
tot het aangegeven aantal steken afgekant
is. De volgende naald (= bij het begin van de
naald aan de verkeerde kant van het werk) de
steken idem afkanten, maar nu averechts.
Bij het begin van de volgende naald, opnieuw
de steken afkanten zoals aangegeven in het
tijdschrift. Op deze manier wordt de ronde
vorm verkregen van de mouwinzetten en
hals.
C
K
Laat 1 steek zonder te breien overglijden op
de rechternld. en hierbij insteken alsof deze
steek averechts gebreid wordt, brei de volgende steek rechts en haal hier de ongebr.
steek overheen.
Glisser 1 m. en piquant l’aiguille droite
comme pour la tricoter à l’envers, tric. la m.
suivante à l’end., puis passer la m. glissée
par-dessus la m. tricotée.
Tric. 1 m. end. et passer la maille de l’aig.
droite par-dessus cette maille, répéter de
manière à rabattre le nombre de mailles
indiqué. Au rg suivant (envers de l’ouvrage),
au début du rg, rabattre les mailles de la
même façon mais en les tricotant à l’envers.
Wanneer er steken afgekant worden om een mouwinzet of hals
te vormen, deze steken afkanten bij het begin van de naald.
L
N
Minderingen bij het begin van de naald
FI
O
Diminutions au début du rg
yr
ig
ht
©
I
KA
TI
A,
S.
A.
U
Au début du rg, toujours sur l’endroit de
l’ouvrage, tric. 3 m. end., tric. 1 surjet simple
(1 m. glissée, 1 m. end., puis passer la m.
glissée par-dessus la m. tricotée).
Minderingen aan beide kanten in eenzelfde naald
Worden gebruikt voor zichtbare mouwinzetten en raglanmouwen.
Dit zijn minderingen waar je de kantsteken schuin ziet vallen,
worden meestal aan de goede kant van het werk gemaakt.
De minderingen worden altijd op x steken vanaf de uiteinden gemaakt. We geven een voorbeeld van 3 kantsteken.
Bij het begin van de naald, altijd aan de
goede kant van het werk: 3 steken rechts
breien, laat 1 steek van de linkernaald zonder
te breien overglijden op de rechternaald, brei
1 steek rechts en haal hier de ongebr. steek
overheen.
Bij het einde van de naald, altijd aan de
goede kant van het werk (in de beschrijving
wordt aangegeven op ….. vanaf de kant
en het voorbeeld volgend van 3 steken):
wanneer er 5 steken over zijn vóór het einde
van de naald, 2 steken samen rechts breien
en uiteindelijk 3 steken rechts breien.
A la fin du rg, toujours sur l’endroit de
l’ouvrage (les instructions indiquent «n mailles
avant la fin du rg»), 5 m. avant la fin du rg,
tric. 2 m. ensemble à l’end. et 3 m. end.
Augmentations au début du rang
Meerderingen bij het begin van de naald
Pour augmenter de plus d’une maille.
Dit is voor het meerderen van méér dan 1
steek.
Steken toevoegen bij het begin van de
naald, alsof deze opgezet worden, net zoveel
steken opzetten als het gewenst aantal meerderingen.
Ga idem te werk bij het einde van de naald.
Tric. ces mailles à l’endroit ou à l’envers
selon les instructions.
KA
TI
A,
S.
A.
Ajouter le nombre de mailles voulu au début
du rg, en les montant comme au début de
l’ouvrage. Faire de même à la fin du rang.
Brei deze steken rechts of averechts, zoals
aangegeven.
Augmentations au début et à la fin du rang
Dit zijn de meerderingen die meestal aan de goede kant van
het werk gemaakt worden.
Deze meerderingen worden altijd op x steken vanaf de uiteinden gemaakt. We geven een voorbeeld van 3 kantsteken.
yr
ig
ht
©
Au début du rg, toujours sur l’endroit de
l’ouvrage, tric. 3 m. end., puis, passer l’aiguille
droite sous le fil unissant la maille de l’aig.
droite et la première de l’aig. gauche, et
mettre le brin sur l’aig. gauche.
FI
L
On les effectue normalement sur l’endroit de l’ouvrage.
Les augmentations se font toujours à n mailles du bord.
Prenons un exemple d’augmentations à 3 mailles du bord.
Meerderingen aan beide kanten in eenzelfde naald
C
op
Tricoter à l’endroit en piquant l’aig. parderrière la maille.
On évite ainsi de former un trou à la base de
la maille augmentée.
A la fin du rg, toujours sur l’endroit de
l’ouvrage (les instructions indiquent « n mailles
avant la fin du rg »), 3 m. avant la fin du rg,
passer l’aiguille droite sous le fil unissant la
maille de l’aig. droite et la première de l’aig.
gauche, et mettre le brin sur l’aig. gauche.
Tricoter à l’endroit en piquant l’aig. parderrière la maille, puis tric. à l’end. les 3 m.
restantes.
Bij het begin van de naald, altijd aan de
goede kant van het werk: 3 steken rechts
breien en hierna met de rechternaald de
horizontale draad opnemen die tussen de
steek van de rechternaald en de 1e steek van
de linkernaald valt. Zet dit op de linkernaald.
Brei rechts, maar de naald aan de achterkant
insteken.
I
N
S
T
R
U
C
T
I
O
N
S
W
E
R
K
W
Op deze manier wordt voorkomen dat er een
gaatje valt bij de basis van de gemeerderde
steek.
Bij het einde van de naald, altijd aan de
goede kant van het werk (in de beschrijving
wordt aangegeven, meerderen op ….. vanaf
de kant en het voorbeeld volgend van 3
steken): wanneer er 3 steken over zijn vóór
het einde van de naald, met de rechternaald
de horizontale draad opnemen die de laatste
steek van de rechternaald verbindt met de
eerste steek van de linkernaald en op de
linkernaald zetten.
Brei rechts, maar de naald aan de achterkant insteken en brei uiteindelijk de laatste 3
steken rechts.
I
J
Z
E
15
I
POUR TERMINER
AFKANTVORMEN
N
Rabattre simplement
Simpel afkanten
S
T
R
Glisser la première m. sans la tricoter, puis
tric. la maille suivante à l’endroit.
Laat de eerste steek zonder te breien overglijden en brei de volgende steek rechts.
Avec l’aig. gauche, prendre la maille glissée
sur l’aig. droite, et la passer par-dessus la
m. à l’end.
Met de linkernaald, de ongebr. steek van
de rechternaald opnemen en deze over de
rechtse steek halen.
C
T
KA
TI
A,
S.
A.
U
I
O
N
Tric. une nouvelle maille à l’end. et avec
l’aig. gauche, prendre la 1ère maille de l’aig.
droite et la passer par-dessus la m. à l’end.
Il ne reste plus qu’une maille sur l’aiguille
droite.
Brei nog een steek rechts, met de linkernaald
de 1e steek van de rechternaald opnemen en
over de rechtse steek halen. Op deze manier
staat er slechts 1 steek op de rechternaald.
W
I
On utilise cette méthode pour rabattre après les côtes, afin
d’obtenir une bordure plus élastique.
op
K
Rabattre en tubulaire
Wanneer alle steken afgekant zijn, de draad
afknippen en deze door de laatste steek
halen. Strak aantrekken zodat deze steek
vast afgekant is en niet uit kan rafelen.
Afkanten in buissteek
Wordt gewoonlijk gewerkt ná het breien van de boord, om
zo een meer rekbare afkanting te krijgen.
Une fois l’ouvrage terminé, couper le fil en
laissant un morceau d’environ deux fois la
longueur à rabattre. Passer ce fil dans une
aiguille à laine et piquer celle-ci dans les
deux premières mailles.
Wanneer het werkstuk klaar is, de draad
afknippen en een draad laten van ongeveer
het dubbele als de afmeting die afgekant
wordt. Haal deze draad door een wolnaald
en insteken in de twee eerste steken.
Piquer de nouveau l’aiguille dans la première
maille puis dans la troisième.
Steek hierna opnieuw in de eerste steek en
daarna in de derde steek.
Passer de la 2e m. à la 4e m.
Ga van de 2e steek naar de 4e steek
C
R
yr
ig
ht
©
E
FI
W
Une fois toutes les mailles rabattues, couper
le fil, le passer dans la dernière maille et tirer
pour l’arrêter.
L
S
J
Z
E
16
I
Puis passer de la 3e m. à la 5e, et ainsi de
suite.
Vervolgens, van de 3e steek naar de 5e steek
en zo verderwerken.
N
S
Wanneer aangekomen bij de laatste steek,
de naald opnieuw insteken vanaf de voorlaatste steek naar de laatste steek, afwerken
en de draad afknippen.
À la dernière maille, piquer de nouveau
l’aiguille de l’avant-dernière maille dans la
dernière, arrêter et couper le fil.
T
R
U
AFWERKINGEN
Boutonnières rondes
KA
TI
A,
S.
A.
FINITIONS
Ronde knoopsgaten
Lorsque le bouton est petit, ou que l’on tricote une grosse
laine, il est recommandé de former une petite boutonnière
L
FI
yr
ig
ht
©
À partir du rg suivant, tric. les m. suivant les
instructions.
op
Boutonnières horizontales
C
Rabattre le nombre de mailles indiqué (par
exemple : « boutonnière de 3 m. » signifie
rabattre 3 m.). Au rg suivant, monter le
même nombre de mailles que l’on a rabattues auparavant.
Relever les mailles
Les morceaux d’un vêtement une fois tricotés, on relève les
mailles en piquant l’aiguille sur la lisière, pour faire le col ou
les bordures des devants.
T
I
In een naald aan de goede kant van het werk:
Een draadomslag op de rechternaald zetten
en de 2 volgende steken samen rechts
breien.
Faire un jeté, puis tric. deux mailles ensemble à l’endroit.
C
O
N
S
W
In de volgende naald aan de verkeerde kant
van het werk: de steken en de draadomslag
breien zoals overeenkomt.
E
R
Horizontale knoopsgaten
In een naald aan de goede kant van het werk:
het aangegeven aantal steken aangegeven in
het tijdschrift afkanten.
In de volgende naald (=aan de verkeerde
kant van het werk): op de naald hetzelfde
aantal steken opzetten wat voorheen afgekant is.
Steken opnemen
Wanneer alle delen van het werkstuk gebreid zijn, om de
kraag of de sluitingen van de voorpanden te vormen, worden
de steken opgenomen door de naald in de kant te steken.
K
W
I
J
Z
E
Lorsqu’on relève les mailles dans le sens du
tricot, piquer l’aiguille au centre de chacune
des mailles du dernier rg, et tric. selon les
indications.
Wanneer de steken opgenomen worden, in
dezelfde richting als het werk, de naald in het
midden van elke steek van de laatste naald
insteken en breien zoals overeenkomt.
17
I
N
S
T
Lorsqu’on relève les mailles sur un côté du
tricot, du fait qu’une maille est plus large
que haute, piquer l’aiguille dans chaque
rang puis, au rg suivant, en tricotant le point
indiqué, il faut effectuer des augmentations
ou des diminutions (en les répartissant), afin
d’obtenir le nombre de mailles indiqué par
l’explication.
Wanneer de steken aan één kant van het werk
opgenomen worden, er rekening mee houden
dat een steek breder is dan lang. Om deze
reden de naald insteken in elke naald, maar
in de volgende naald, wanneer de gewenste
steek gebreid wordt, het benodigd aantal
steken (verdeeld) meerderen of minderen tot
het totaal aantal steken over is zoals aangegeven in de beschrijving van het werkstuk.
COUTURES
NADEN
R
U
C
Point arrière
Stiksteek
KA
TI
A,
S.
A.
T
I
O
Rijg de delen aan elkaar, goede kant tegen
de goede kant en de vorm volgend van de
delen.
Placer les morceaux endroit contre endroit,
et coudre le pourtour.
N
S
E
R
J
Ce type de couture, plate et invisible, permet
d’imiter la continuité du tricot.
C
I
op
K
W
FI
Une fois le morceau tricoté, laisser les mailles
en attente sans les rabattre. Enfiler une
aiguille à laine, placer les morceaux endroit
contre endroit, et coudre en piquant l’aiguille
au centre des mailles, en alternant une
maille d’un morceau et une maille de l’autre.
Piquer toujours dans la maille précédente
afin de former une couture solide, et lâcher
les mailles de l’aiguille à tricoter au fur et à
mesure qu’elles sont cousues. Voir photo.
yr
ig
ht
©
W
Grafting
L
Grafting
Point de côté
Wanneer een deel beeïndigd is, de steken niet
afkanten, maar laten wachten. Doe een draad
door de wolnaald, leg de 2 delen tegenover elkaar en naai de steken vast. Hierbij
de wolnaald insteken in het midden van de
steken, wissel een steek van één kant af met
een steek van de andere kant en steeds de
voorafgaande steek nemen zodat het goed
samenvalt. Laat de steken van de naald vallen
wanneer ze vastgenaaid zijn. Zie foto.
Deze naden zijn plat en onzichtbaar omdat
het resultaat een verlenging van het breiwerk
is.
Platte steek
Z
E
18
Pour obtenir des coutures plates et des
mailles bien alignées, coudre sur l’endroit
en piquant l’aiguille dans chaque maille des
deux morceaux.
Om platte naden en steken in één lijn te
krijgen, aan de goede kant van het werk
dichtnaaien en hierbij de naald in elke steek
van één kant en de andere kant insteken.
COMPLÉMENTS
VERSIERSELS
I
N
Franges
Flosjes
Couper un rectangle en carton de la même taille que la
frange à confectionner. Enrouler le fil autour du carton, en
veillant à ce que les fils ne se chevauchent pas. Lorsque
le carton est plein, couper les fils d’un côté avec des
ciseaux.
Knip van karton een rechthoek van de gewenste afmeting
van het flosje. Wikkel de draad rondom het karton (zorg dat
de draden naast elkaar vallen en niet over elkaar).
Wanneer het karton vol is, met de schaar de draden aan één
kant doorknippen.
Neem het benodigd aantal draden samen
voor een flosje en dubbelvouwen. Steek de
haaknaald in de kant van het werkstuk, neem
de draden bij de dubbelgevouwen kant op en
haal dit naar de verkeerde kant van het werk,
hierna het flosje vastknopen volgens figuur.
KA
TI
A,
S.
A.
Grouper les fils nécessaires pour former
une frange, et les plier en deux. Piquant le
crochet dans la lisière du tricot, prendre les
fils à l’endroit de la pliure, et les tirer sur
l’envers de l’ouvrage, puis nouer la frange
comme illustré sur la figure ci-contre.
Pompons
Pompoenen
Knip van karton twee cirkels van de gewenste
afmeting van de pompoen en maak een gat
in het midden.
yr
ig
ht
©
FI
L
Découper deux disques en carton, de la
même taille que celle du pompon, et pratiquer un trou au milieu.
Neem de twee cirkels samen en wikkel het
garen rondom de cirkels tot deze helemaal
vol zijn.
R
U
C
T
I
O
N
S
W
R
K
W
C
Passer les ciseaux entre les deux disques et
couper tous les fils.
T
E
op
Entourer les deux disques joints avec le
fil, en le faisant passer du centre vers l’extérieur, jusqu’à ce que les cartons soient
entièrement remplis.
S
I
Met de schaar tussen de twee cirkels, alle
draden doorknippen.
J
Z
Séparer les disques, nouer les fils au centre,
puis retirer les disques. Le pompon est
formé.
Haal de twee cirkels uit elkaar, vastknopen in
het midden en de cirkels eruit halen. Er is een
pompoen gevormd.
E
19
I
N
S
BRODERIE / BORDUURSEL
Pt de nœud
Knoopjessteek
Pt de tige
Steelsteek
Pt plat
Platte steek
Pt de croix
Kruissteek
Pt de marguerite
Parelsteek
Pt de chaînette
Kettingsteek
Pt Jacquard brodé
Geborduurde jacquardsteek
T
R
U
C
I
KA
TI
A,
S.
A.
T
O
N
L
S
R
op
K
J
Z
E
20
C
W
I
yr
ig
ht
©
FI
W
E
Pt faufil
Zoom-rijgst
Pt de feston
Slingersteek
Pt de rail
Spoorsteek
Crochet et à la Fourche
Haakwerk - Guimpesteek
I
N
S
INITIATION AU CROCHET
T
Katia a mis au point les explications pas à pas, en précisant tous les détails, pour les personnes désirant s’initier à l’art
du crochet. Lisez-les attentivement et, en cas de doute, KATIA est à votre disposition pour vous répondre.
R
Une multitude de travaux peuvent être réalisés au crochet. Les résultats sont extraordinaires.
U
Le crochet utilise principalement 4 mailles de base:
C
M. chaînette
8
M. coulée
l
1
M. serrée
KA
TI
A,
S.
A.
9
Bride
La combinaison de ces points débouche sur un grand nombre d’effets, des plus simples au plus complexes, avec des
résultats surprenants.
T
I
O
N
On utilise des crochets de grosseur différente en fonction de la grosseur du fil employé.
Tous les ouvrages sont illustrés par des graphiques. Voir ci-après les instructions pour suivre un graphique.
FI
L
Nous allons maintenant expliquer en détail, et à l’aide de dessins, les points de base, ainsi que certaines combinaisons,
des finitions, etc. L’explication de chaque point est accompagnée du signe correspondant que vous retrouverez sur les
graphiques.
S
W
yr
ig
ht
©
E
R
BEGIN MET HAAKWERK
op
Katia heeft gedetailleerd, stap voor stap , de basis en beschrijvingen ontworpen voor degene die wil beginnen met haakwerk.
Lees deze beschrijvingen aandachtig en als U twijfels heeft, staat KATIA ter Uw beschikking voor eventuele vragen.
Met de haaknaald kunnen oneindig veel werkstukken gemakkelijk gemaakt worden en met unieke resultaten.
K
W
C
De basissteken voor het haakwerk bestaan uit 4 steken:
9
Losse
8
Halve vaste
l
1
I
Vaste
Stokje
J
Z
Door deze steken te combineren kunnen alle soorten werkstukken gehaakt worden, vanaf de meest eenvoudige tot de
meest ingewikkelde, met verrassende effekten.
Er bestaan verschillende maten haaknaalden, die gebruikt worden afhangend van de dikte van het garen.
E
Alle werkstukken worden beschreven met grafieken, later geven we instrukties hoe men een beschrijving moet volgen.
Onderstaand geven we een gedetailleerde beschrijving met tekeningen van de basissteken en enkele combinaties hiervan,
afwerkingen enz. Bij de beschrijving van elke steek staat het symbool dat de steek weergeeft op de grafieken.used in the
graphs are fully explained.
21
N
S
T
R
U
C
T
I
O
N
POINTS DE BASE
9
BASISSTEKEN
9
Maille chaînette
Appelée également “maille en l’air”, c’est le point de départ de
tout ouvrage au crochet. La plupart des modèles commencent
par des mailles chaînette. S’il s’agit de la première fois que vous
abordez le monde du crochet, nous vous conseillons de faire les
mailles chaînette de départ avec un crochet plus gros (numéro
plus élevé) que celui utilisé pour l’ensemble de l’ouvrage prévu. Le
premier rang de l’ouvrage est le plus compliqué à réaliser, du fait
qu’il n’y a aucune base existante. Il convient de travailler souplement, pour que les mailles chaînette ne soient pas trop serrées,
afin de pouvoir ensuite y piquer le crochet plus aisément.
Vorm een lus met de draad, zet de draad op de
haaknaald en met de haak van de haaknaald deze
draad naar achter trekken door de lus, er is een
losse gevormd.
Former une boucle, passer le fil sur le crochet et
ramener ce fil à travers la boucle en tirant sur le
crochet. La maille chaînette est formée.
8
Maille coulée
R
Piquer le crochet dans la 2e m. chaînette à partir
du crochet.
op
K
W
J
Z
E
22
Passer le fil sur le crochet, et le ramener à travers
les deux boucles du crochet. La m. coulée est
formée.
C
I
l
FI
yr
ig
ht
©
E
L
S
W
Maille serrée
Deze steek is de basis voor het beginnen met haken. Bijna alle
werkstukken beginnen met lossen. Indien U voor het eerst de
haakwereld intreed, raden wij U aan de beginlossen te haken met
een grotere haaknaald dan aangegeven voor het te haken model.
De eerste naald van het werk is het moeilijkst omdat er geen basis
is om het werk vast te houden, het is daarom beter om de lossen
heel los te haken om zo de haaknaald gemakkelijker in te kunnen
steken.
Het uiteinde van het garen tussen de duim en
wijsvinger van de linkerhand houden, haal de
draad over de wijsvinger en tussen de pink en
ringvinger.
De haaknaald vasthouden alsof dit een potlood is
met de duim en wijsvinger van de rechterhand.
Tenir le bout du fil entre le pouce et l’index de la
main gauche, passer le fil sur l’index, puis entre
l’annulaire et le petit doigt.
Saisir le crochet, comme s’il s’agissait d’un crayon,
entre le pouce et l’index de la main droite.
Répéter la séquence pour obtenir le nombre de
mailles chaînette nécessaire. La quasi-totalité des
ouvrages au crochet débute par un cordon, ou un
anneau, en mailles chaînette.
Losse
KA
TI
A,
S.
A.
I
Herhaal steeds deze handeling tot het benodigd
aantal lossen verkregen is. Bijna alle haakwerken
beginnen met een ketting lossen of een ring
lossen.
8
Halve vaste
Steek de haaknaald in de 2e losse vanaf de
haaknaald.
Zet een draad op de haaknaald en haal deze door
de 2 lussen op de haaknaald, er is 1 halve vaste
gevormd.
l
Vaste
Confectionner une chaînette (en m. chaînette),
puis piquer le crochet dans la 2e m. chaînette à
partir du crochet.
Haak een ketting lossen, steek de haaknaald in de
2e losse vanaf de haaknaald.
Passer le fil sur le crochet, et le ramener à travers
la m. chaînette, on obtient 2 boucles sur le
crochet. Passer de nouveau le fil sur le crochet,
et ramener le brin dans les 2 boucles.
Zet een draad op de haaknaald en haal deze draad
door de losse, er staan 2 lussen op de haaknaald,
zet opnieuw een draad op de haaknaald en haal
deze draad door de 2 lussen.
I
La maille serrée est formée. Pour former une
seconde maille, piquer le crochet dans la m.
chaînette suivante, puis répéter la séquence à
partir du point 2.
Er is een vaste gevormd, om nog een vaste te
haken, de haaknaald in de volgende losse insteken en de handeling van stap 2 herhalen.
N
S
Croch. 1 m. serrée dans chaque m. chaînette.
Une fois toutes les mailles formées, retourner
l’ouvrage, de manière à le placer sur la gauche
du crochet.
Haak 1 vaste in elke losse, bij het beeïndigen van
alle steken, het werk keren, op deze manier valt
het werk opnieuw aan de linkerkant.
Commencer le rg suivant par une m. chaînette, et
continuer par 1 m. serrée dans chacune des m.
serrées du rg précédent.
Begin de volgende naald met 1 losse en haak
hierna 1 vaste op elk van de vasten van de voorafgaande naald.
KA
TI
A,
S.
A.
R
Croch. la dernière m. sur la première m. chaînette
du rg précédent.
1
Haak de laatste st. op de beginlosse van de voorafgaande naald.
1
Bride
Stokje
Wikkel de draad 1 maal om de haaknaald. Steek
de haaknaald in de 4e losse vanaf de haaknaald.
yr
ig
ht
©
FI
L
Passer le fil sur le crochet. Piquer le crochet dans
la 4e m. chaînette à partir du crochet.
Passer le fil sur le crochet, et le ramener à travers la
première boucle du crochet, on obtient 3 boucles.
Zet een draad op de haaknaald en haal deze
draad door de eerste lus v.d. haaknaald, er zijn
hierna 3 lussen.
Zet opnieuw een draad op de haaknaald en haal
deze draad door 2 lussen, er zijn hierna 2 lussen.
C
op
Passer de nouveau le fil sur le crochet, et le ramener
à travers 2 boucles. On obtient 2 boucles.
Passer le fil sur le crochet, et le ramener à travers
les 2 boucles restantes sur le crochet.
T
U
C
T
I
O
N
S
W
E
R
K
W
Zet opnieuw een draad op de haaknaald en haal
deze draad door de 2 lussen die nog op de haaknaald staan.
I
J
Passer le fil sur le crochet, et piquer celui-ci dans
la m. chaînette suivante.
Zet een draad op de haaknaald en steek de haaknaald in de volgende losse.
Z
E
Une fois le rg terminé, retourner l’ouvrage et commencer le rg suivant par 3 m. chaînette.
Wanneer de naald beeïndigd is, het werk keren en
de volgende naald beginnen met 3 lossen.
23
I
2
2
Double bride
Dubbel stokje
N
S
Enrouler 2 fois le fil autour du crochet, puis piquer
le crochet dans la 5e m. chaînette à partir du
crochet.
Wikkel de draad 2 maal om de haaknaald, steek
de haaknaald in de 5e losse vanaf de haaknaald.
Passer le fil sur le crochet, et le ramener à
travers la première boucle du crochet. Passer de
nouveau le fil et le ramener à travers les 2 premières boucles. On obtient 3 boucles.
Zet een draad op de haaknaald en haal deze
draad door de eerste lus van de haaknaald, zet
een draad op de haaknaald en haal deze draad
door de eerste 2 lussen, er zijn hierna 3 lussen.
T
R
U
C
I
KA
TI
A,
S.
A.
T
Passer le fil sur le crochet, et le ramener à travers
2 boucles. On obtient 2 boucles.
Zet een draad op de haaknaald, haal deze draad
door 2 lussen, er zijn hierna 2 lussen.
O
N
Zet een draad op de haaknaald en haal deze
draad door de 2 lussen die nog op de haaknaald
staan.
Passer le fil sur le crochet, et le ramener à travers les
2 boucles restantes.
W
yr
ig
ht
©
E
Une fois le rg terminé, retourner l’ouvrage et commencer le rg suivant par 4 m. chaînette.
R
I
op
W
Triple, quadruple, quintuple bride...
Procéder comme pour la double bride. Pour la triple bride,
enrouler 3 fois le fil sur le crochet (voir point 1 de la double bride).
Pour la quadruple bride, enrouler 4 fois le fil sur le crochet, etc.,
puis suivre les explications de la double bride, en répétant le point
4 jusqu’à ce qu’il ne reste qu’une boucle sur le crochet.
C
K
FI
L
S
Wanneer de naald beeïndigd is, het werk keren en
de volgende naald beginnen met 4 lossen.
Driedubbel stokje, vierdubbel, vijfdubbel...
Haak zoals een dubbel stokje, maar voor een driedubbel stokje de
draad 3 maal om de haaknaald wikkelen alvorens te beginnen (zie
1e stap van het dubbel stokje), 4 maal de draad om de haaknaald
wikkelen voor een vierdubbel stokje enz., vervolgens alle stappen
van het dubbel stokje volgen en stap 4 herhalen tot er slechts 1 lus
op de haaknaald over is.
J
Z
E
24
Point de coquillage
Le point de coquillage est très utilisé. Il est
constitué soit de plusieurs brides, soit de mailles
de hauteurs différentes et disposées en forme
d’éventail (m. serrée, bride, double bride, bride et
m. serrée), en piquant le crochet toujours dans la
même maille de base, ou dans le même arceau.
Schelpsteek
De schelpsteek is een steek die vaak gebruikt
wordt en bestaat uit het haken van enkele stokjes
ofwel enkele steken met verschillende hoogtes
om zo een waaier te vormen (vaste, stokje, dubbel
stokje, stokje en vaste) en hierbij de haaknaald
steeds in dezelfde st. of dezelfde basisboog insteken.
Point relief
Nopje
I
N
Croch. 5 brides en piquant toujours le crochet
dans la même m. de base.
Haak 5 stokjes en hierbij de haaknaald steeds in
dezelfde basisst. insteken.
S
T
R
Retirer le crochet de la boucle, et le piquer dans
la 1ère bride du groupe.
Haal de haaknaald uit de lus, steek de haaknaald
in het 1e stokje dat reeds gehaakt is.
U
KA
TI
A,
S.
A.
C
Repiquer le crochet dans la boucle.
De haaknaald opnieuw in de lus insteken.
Zet een draad op de haaknaald en haal deze
draad door de lus en de steek.
L
Passer le fil sur le crochet, et le ramener à travers
la boucle et à travers la bride.
T
I
O
N
S
FI
W
Point écrevisse
yr
ig
ht
©
POINTS DÉCORATIFS OU DE BORDURE / SIERSTEKEN OF AFWERKSTEKEN
Kreeftesteek
Haak vasten, maar haak van links naar rechts.
C
op
Travailler en mailles serrées, mais de gauche à
droite.
E
Point de fourrure
Avant de commencer, découper une bande de
carton de la largeur souhaitée pour le point de
fourrure. Puis croch. en m. serrées, mais au lieu
de passer le fil sur le crochet, à chaque maille,
passer le fil sur le crochet ET autour du carton,
de manière à former des anneaux de taille fixe,
chacun d’entre eux étant fixé par une m. serrée
(voir illustration).
R
K
W
Pluchesteek
Alvorens te beginnen, een strook karton knippen
met de gewenste breedte van de lus van de
pluchesteek. Hierna vasten haken, maar bij het
opzetten van de draad op de haaknaald, de draad
over de strook karton halen, op deze manier
worden lange lussen gevormd die niet uitgerekt
worden omdat elke lus vastgehaakt is met een
vaste, zie tekeningen.
I
J
Z
E
25
N
S
T
R
U
C
T
POUR SUIVRE UN
GRAPHIQUE DE CROCHET
HET VOLGEN VAN EEN
GRAFIEK IN HAAKWERK
Er zijn twee basismanieren om te haken:
recht, van rechts naar links haken en bij
het einde van elke naald, het werk keren.
Op deze manier valt de haaknaald bij
het begin van een naald steeds op het
rechter uiteinde van het werkstuk.
Op de grafiek heeft elke naald een oneven
nummer op het rechter uiteinde en een
even nummer op het linker uiteinde.
Deze nummers komen overeen met de
te haken naald, daarom bij het volgen van
een grafiek de richting van de naalden
met een oneven nummer is van rechts
naar links en een naald met een even
nummer van links naar rechts, zoals aangegeven met pijlen op het voorbeeld van
een grafiek.
Il existe deux formes principales de
travail: tout droit, on travaille de droite à
gauche, et on retourne l’ouvrage à la fin
de chaque rang, de sorte qu’au début
d’un rang, le crochet se trouve toujours
à droite de l’ouvrage.
Sur le graphique, les rangs sont indiqués par un chiffre: les rangs impairs à
droite, et les rangs pairs à gauche. Il faut
donc suivre les rangs impairs de droite
à gauche, et les rangs pairs en sens
inverse, comme l’indiquent les flèches
sur l’exemple.
KA
TI
A,
S.
A.
I
N
S
W
Pour crocheter en rond, monter des
mailles chaînette et terminer par 1 maille
coulée en piquant le crochet dans la
1ère maille chaînette. On forme ainsi
un anneau sur lequel crocheter le 2e rg.
Pour maintenir l’arrondi, il faut terminer
chaque rang par 1 m. coulée dans la
1ère m. du rg. Le rang commence toujours sur la gauche du chiffre indiqué (voir
sens des flèches sur l’exemple). Les
rangs commencent par les mailles chaînette indiquées sur le graphique.
W
I
J
Z
E
26
op
K
Sur les graphiques d’exemple, chaque rang est représenté dans
une couleur différente, afin de distinguer clairement les m. appartenant à chacun d’entre eux. Sur les graphiques, les rangs sont
toujours numérotés: il est donc très facile de savoir où commence
un rang (où se trouve le chiffre), qui se poursuit jusqu’au début du
rang suivant.
La représentation graphique des échantillons et des points au
crochet joue un rôle très important, parce qu’il s’agit d’une représentation de la réalité, où il est facile de lire le parcours du point
en cours de réalisation, en forme de zigzag, d’éventail, etc. (ce
qui n’est pas le cas à partir des seules explications écrites). Le
graphique fournit en outre une information essentielle: où piquer
le crochet pour crocheter chaque maille.
C
R
yr
ig
ht
©
E
FI
O
L
I
Conseils utiles
Om rond te haken, beginnen met lossen
die gesloten worden d.m.v. een halve
vaste gehaakt in de 1e losse, zo wordt
een rondje gevormd waarover de volgende naald gehaakt wordt. Om het
werk rond te houden, is het noodzakelijk
dat elke naald gesloten wordt met 1
halve vaste in de 1e steek v.d. naald.
Het begin van elke naald is aan de
linkerkant van het nummer van de te
haken naald. De naalden beginnen met
lossen die reeds weergegeven zijn op
de grafiek.
In deze voorbeelden van de grafieken, wordt elke naald weergegeven in een andere kleur om zo duidelijk te kunnen onderscheiden
welke steken bij elke naald horen. Houdt er rekening mee dat op alle
grafieken de naalden genummerd zijn, daarom is het heel eenvoudig
om te zien waar een naald begint (waar zich het eerste nummer
bevindt) en deze naald te volgen tot het volgende nummer.
Het grafisch weergeven van het haakwerk en gebruikte steken is
erg belangrijk, niet alleen omdat dit de werkelijkheid weergeeft,
men kan zien hoe de steek en het haakwerk eruit moet zien, in
zig-zag vorm, in waaiervorm enz. (dat is onmogelijk te zien bij het
volgen van geschreven tektst) maar ook omdat dit een informatie
geeft die noodzakelijk is om te weten waar de haaknaald ingestoken moet worden bij elke steek.
Nuttige wenken
Explication des différentes façons de piquer le crochet dans les
mailles, pour obtenir un ouvrage parfait:
Beschrijving van verschillende manieren van het insteken van de haaknaald in de steken voor een correct resultaat.
(1) Pour réaliser les différents points, il faut piquer le crochet pardevant la maille, c’est-à-dire que l’on obtient 2 boucles sur le
crochet. Si on ne prend qu’un seul brin, il se forme un trou.
(1) Bij het insteken van de haaknaald in de steken of naalden, hierbij
de haaknaald steeds aan de voorkant van de steek insteken, d.w.z.
op de haaknaald moeten er 2 lussen staan. Als er slechts één lus
staat, zal dit een gat vormen.
(2) Lorsqu’il s’agit de réaliser un point sur une maille chaînette, ne
pas piquer le crochet au centre de la maille, mais prendre toute
la maille (piquer sous la maille), sauf au 1er rg de l’ouvrage, sur
l’endroit, où il faut piquer le crochet au centre de la maille de
montage.
(3) Lorsqu’on crochète en rond, après le 1er rg en m. chaînette, le rg
suivant est effectué à l’intérieur du cercle formé par la chaînette,
et non au centre des mailles chaînette.
(2) Wanneer er een steek op de lossen gehaakt wordt, de haaknaald
niet insteken in het midden van de losse, maar door de hele losse
halen, behalve in de 1e naald van het werk in rechte richting, hierbij
steeds de haaknaald insteken in het midden van de beginlosse.
(3) Wanneer er rond gehaakt wordt, ná de 1e naald lossen, de volgende naald in het rondje haken dat gevormd is met de lossen en
niet in het midden van de losse.
FOURCHE UNIVERSELLE
UNIVERSELE GUIMPEVORK
Réglable pour 8 largeurs
Consultez le mode d’emploi sur
www.katia.com vidéos
Verstelbaar in 8 verschillende maten.
Vindt de instructies en praktische video’s
op www.katia.com.
I
N
S
T
Posities:
1+2 = 20 mm
1+3 = 30 mm
3+4 = 40 mm
2+4 = 50 mm
2+5 = 60 mm
1+4 = 70 mm
1+5 = 80 mm
1+6 = 100 mm
1+2 = 20 mm
1+3 = 30 mm
3+4 = 40 mm
2+4 = 50 mm
2+5 = 60 mm
1+4 = 70 mm
1+5 = 80 mm
1+6 = 100 mm
KA
TI
A,
S.
A.
Positions:
GUIMPESTEEK
Le point de fourche est réalisé à l’aide d’un U métallique appelé la
fourche et d’un crochet.
Les dimensions des fourches varient en fonction de la distance
entre les tiges du U. Le travail effectué à l’intérieur (entre les deux
tiges) sera d’autant plus spectaculaire que la fourche et la bande
crochetée seront larges.
Le résultat sont des bandes obtenues en enroulant le fil autour du
U, et en travaillant au crochet, au centre, des variations en forme
de coeur. Ce travail constitue l’arête de la bande.
De guimpesteek wordt gemaakt met behulp van een guimpevork (= een gebogen naald in U-vorm) en een haaknaald.
De variaties van maten van de guimpevorken wisselen, afhangend
van de breedte tussen de naalden die de U vormen. Wanneer er
meer plaats tussen deze naalden is, zal de strook breder worden en
het werk over de binnenkant van de guimpevork zal veel mooier zijn.
Het werkresulaat zijn enkele stroken die verkregen worden door
de draad rondom de guimpevork te wikkelen en met de haaknaald
in het midden van de guimpevork werken in verschillende hartvormen. Dit is hoe men het werkt noemt dat gehaakt wordt over de
binnenkant van de guimpevork.
FI
L
POINT DE FOURCHE
R
U
C
T
I
O
N
S
W
Nuttige wenken
yr
ig
ht
©
Conseils
C
op
Il est important de ne pas trop serrer afin de ne pas rapprocher
les tiges de la fourche. En effet, les tiges n’étant pas très dures, la
bande résultante pourrait ne pas être droite.
Pour confectionner une bande très longue qui ne tient pas sur la
fourche, procéder comme suit: retirer les anneaux de la fourche,
puis y remettre les 4 derniers avant de continuer à travailler.
La bande résultante est enroulée et fixée à l’aide d’une épingle
nourrice en bas de la fourche, afin que les anneaux ne s’emmêlent
pas. Répéter l’opération aussi souvent que nécessaire.
Avant tout ouvrage à la fourche, il est indispensable de réaliser un
échantillon de 20 anneaux avec la fourche choisie, de repasser
l’échantillon obtenu, puis de calculer le nombre d’anneaux nécessaires pour atteindre la longueur voulue.
Het is belangrijk om niet met een strakke draad te werken zodat
de naalden van de guimpevork niet bij elkaar getrokken worden.
De naalden zijn van een niet zo hard materiaal en de strook zal niet
recht worden.
Wanneer een strook gemaakt wordt die langer is de guimpevork,
op de volgende manier te werk gaan: haal de lussen van de guimpevork, hierna opnieuw de laatste 4 lussen op de guimpevork
zetten om zo verder te kunnen werken. De rest van de strook die
los blijft hangen, rondwikkelen en vastspelden aan de onderkant
van de guimpevork, zodat bij het werken deze strook niet rond gaat
draaien. Herhaal dit zo vaak als nodig is bij eenzelfde strook.
Het is nooodzakelijk om alvorens een werk te beginnen een proef
te maken met de afmeting van de gewenste guimpevork en 20
lussen te maken. Het werk strijken en het aantal lussen berekenen
die nodig zijn voor de gewenste lengte.
R
K
W
I
A
B
Met de handen een lus maken en een knoop
maken. Haal deze lus over de rechternaald van de
guimpevork, haal de draad achter de linkernaald
van de guimpevork en keer de guimpevork van
rechts naar links.
Former une boucle à la main, et la fermer d’un
noeud. Passer la boucle sur la tige droite de la
fourche, passer le fil derrière la tige gauche, et
retourner la fourche de droite à gauche.
A
Avec la main gauche, maintenir le fil et la tige
gauche entre le pouce et l’index. Prendre le
crochet de la main droite, et saisir la tige droite
entre le majeur et l’annulaire. Insérer le crochet
dans la boucle et croch. 1 m. serrée.
E
B
Met de linkerhand de draad en linkernaald van de
guimpevork vasthouden tussen duim en wijsvinger. Neem de haaknaald in de rechterhand, houdt
de rechternaald van de guimpevork vast tussen
middelvinger en ringvinger, steek de haaknaald in
de lus en haak 1 vaste.
J
Z
E
27
I
N
S
B
A
Passer la main droite tenant le crochet pardessus la tige droite, et retourner la fourche de
droite à gauche.
Haal de rechterhand met de haaknaald over de
rechternaald van de guimpevork en keer de guimpevork van rechts naar links.
T
B
R
U
A
Insérer le crochet dans la boucle de gauche, et
croch. 1 m. serrée.
Steek de haaknaald in de lus aan de linkerkant en
haak 1 vaste.
T
A
I
O
N
Répéter les 3 derniers points. Dans chaque
boucle, on peut croch. 2 m. serrées, 2 brides, ou
une de chaque, en fonction du résultat recherché.
Les points formés au centre des anneaux forment
l’arête.
W
I
L
FI
yr
ig
ht
©
K
Samennemen van de stroken
Les bandes une fois confectionnées à la longueur voulue, il faut
les assembler. Il existe différents types d’assemblage, le plus
utilisé étant le suivant:
Wanneer alle stroken van de gewenste afmeting gemaakt zijn,
moeten deze samengenomen worden. Er zijn verschillende manieren van samennemen, de basismanier:
Piquer le crochet dans l’anneau de la
première bande et croch. 1 m. serrée;
piquer le crochet dans l’anneau de la
seconde bande et croch. 1 m. serrée.
Assembler de la même manière les
anneaux, deux par deux, des deux
bandes.
Un autre type d’assemblage consiste
à regrouper plusieurs anneaux, et à
former un assemblage intercalé.
Steek de haaknaald in een lus van de
strook, haak 1 vaste, steek de haaknaald
in de lus van de andere strook en haak
een vaste. Neem op deze manier alle
lussen van de twee stroken samen.
Een andere manier is om verschillende
lussen in groepjes samen te nemen om
zo een verspringende samenneming te
verkrijgen.
Piquer le crochet dans 3 anneaux de la
première bande et croch. 1 m. serrée et
2 m. chaînette; piquer le crochet dans 3
anneaux de la seconde bande et croch.
1 m. serrée et 2 m. chaînette.
Ces deux manières constituent la
base des assemblages de bandes à la
fourche. De nombreuses variations sont
obtenues en les combinant entre elles.
Met de haaknaald 3 lussen van een
strook in een groepje samennemen en
1 vaste haken, haak 2 lossen, neem
3 lussen van de andere strook in een
groepje samen en haak opnieuw 1 vaste,
2 lossen.
Dit zijn twee basisvormen van het
samennemen van de stroken, hiermee
kunnen vele variaties gemaakt worden
door deze samen te combineren.
op
R
Assemblage des bandes
C
E
B
Herhaal de laatste 3 stappen, in elke lus kunnen
2 vasten, stokjes of een combinatie van beiden
gehaakt worden, afhangend van elk motief. Deze
steken, in het midden van de lus, vormen het
genoemde hart van elke strook.
S
W
KA
TI
A,
S.
A.
C
J
Z
E
28
Bordures
I
Afwerking
Une fois les bandes assemblées, il faut exécuter une bordure sur
la lisière extérieure afin de fixer les anneaux du bord.
De même que pour l’assemblage, il existe deux types principaux
de bordure: tout droit:
Wanneer alle stroken samengenomen zijn, moet er een afwerking
gemaakt worden over de uiteinden om te vermijden dat de lussen
hierna los vallen.
Zoals bij het samennemen, zijn er twee basisvormen van afwerking: recht:
N
S
T
R
Steek de haaknaald in een lus en haak
1 vaste, herhaal steeds tot alle lussen
gehaakt zijn.
Piquer le crochet dans un anneau, et
croch. 1 m. serrée. Répéter pour former
un rg de lisière sur tous les anneaux.
U
KA
TI
A,
S.
A.
C
FI
Neem 3 lussen samen tot een groepje
en haak 1 vaste, 5 lossen. Herhaal tot
alle lussen gehaakt zijn, men kan het
aantal lussen die een groepje vormen
en de lossen hiertussen varieëren om zo
verschillende maten te verkrijgen.
Men kan stroken in een golfvorm verkrijgen door een afwerking in golfvorm
te maken aan elke kant van de strook,
zodat de groepjes lussen afgewisseld
worden, zie foto.
Gegolfde Strook
I
O
N
S
W
E
R
K
op
Bande ondulée
yr
ig
ht
©
Piquer le crochet dans 3 anneaux et
croch. 1 m. serrée et 5 m. chaînette.
Répéter. Le nombre d’anneaux regroupés et le nombre de m. chaînette
d’union peuvent varier.
Il est possible d’obtenir des bandes
ondulées, en exécutant une bordure
ondulée de chaque côté d’une bande,
de sorte que les groupes d’anneaux
soient intercalés. Voir photo.
Afwerking in groepjes
L
Bordure par groupes
T
C
W
I
(1) Au crochet, regrouper * 4 anneaux et les passer ensemble.
Croch. 3 m. serrées et 4 m. chaînette dans ces 4 anneaux *.
Répéter de * à * 3 fois.
(1) Groepjes met de haaknaald * 4 lussen en samen over laten
glijden, in deze 4 lussen 3 vasten en 4 lossen haken *, herhaal
van * tot * 3 maal.
J
(2) Au crochet, regrouper * 4 anneaux et les passer ensemble,
croch. une m. coulée *. Répéter de * à * 3 fois. Terminer par 4 m.
chaînette.
(2) Groepjes met de haaknaald * 4 lussen en samen over laten
glijden, haak 1 halve vaste *, herhaal van * tot * 3 maal en eindig
met 4 lossen.
Z
Répéter: (1) et (2) jusqu’à terminer les anneaux d’un côté. De
l’autre côté, effectuer la même opération en intercalant les points
(1) et (2) par rapport à la première bordure.
Herhaal: (1) en (2) tot alle lussen aan één kant gewerkt zijn. Aan de
andere kant idem te werk gaan, maar de steken (1) en (2) afwisselend haken dan aan de andere kant.
E
La technique de la fourche est facile et rapide. Avec des bandes
identiques et en variant l’assemblage et la bordure, il est possible
de créer un nombre infini de résultats différents. Si, en outre, on
introduit différents fils fantaisie dans la confection des bandes, le
résultat est toujours remarquable.
De guimpetechniek is erg eenvoudig en snel. Bovendien, met
dezelfde stroken en door alléén de samenneming en afwerking
te combineren, kunnen oneindig veel mogelijkheden gecreeërd
worden. Als men ook nog verschilllende fantasiegarens gebruikt bij
het maken van de stroken, is het resultaat altijd spectaculair.
29
I
N
S
T
Point Tunisien
Tunesische Steek
De Tunesische steek wordt gemaakt met een haaknaald,
maar verschillend, het is langer. Bovendien wordt het
werk nooit gekeerd en elke naald bestaat uit twee fases,
in de heengaande naald (van rechts naar links) worden
lussen opgehaald die op de haaknaald blijven staan. In de
teruggaande naald worden de lussen van de eerste fase
afgekant tot er slechts één lus over is.
Le point tunisien est un point au crochet exécuté avec un
crochet spécial, plus long que d’ordinaire. On ne retourne
jamais l’ouvrage. Chaque rg est exécuté en deux étapes,
soit l’aller (de droite à gauche) où l’on ramène un jeté dans
chaque m., lequel reste sur le crochet, et le retour où l’on
rabat les m. une par une.
R
U
C
1e naald (heengaand)
1er rg (aller)
* Piquer le crochet dans la m. chaînette de
montage, ramener un jeté *. Répéter de * à *
jusqu’à la fin des m. de montage.
* De haaknaald insteken in het midden van
de basislosse, neem een draad en haal
een lus op * herhaal van * tot* tot er geen
basissteken meer over zijn.
KA
TI
A,
S.
A.
T
I
O
N
1e naald (teruggaand)
1er rg (retour) :
Prendre un jeté et le passer dans la première
m. sur le crochet, * prendre un jeté et le
passer à travers les 2 m. suivantes du
crochet *. Répéter de * à *.
Neem een draad en haal deze door de eerste
lus op de haaknaald,* neem een draad en
haal deze door de volgende 2 lussen op de
haaknaald *, herhaal van * tot *
Les rgs retour se crochètent toujours à
l’identique.
yr
ig
ht
©
E
R
I
J
op
W
2e rg (aller)
Piquer le crochet dans l’anneau vertical audessus de la m. de base et ramener un jeté *.
Répéter de * à *. Au début du rg, sauter la
1ère m. pour la lisière.
Alle teruggaande naalden worden gemaakt
op dezelfde manier.
2e naald (heengaand)
* De haaknaald insteken in de verticale lus v.d.
basissteek, neem een draad en haal een lus
op * herhaal van * tot *. Bij het begin van de
naald de 1e lus overslaan, deze lus vormt de
kantsteek.
C
K
FI
W
L
S
Rg de rabattage
Croch. de droite à gauche. * Piquer le crochet dans l’anneau vertical au-dessus de
la m. de base, ramener un jeté et le passer
dans les 2 m. du crochet *. Répéter de * à *.
Naald met afkanten
Werken van rechts naar links. * De haaknaald
insteken in de basissteek, neem een draad en
haal deze door de 2 st. die op de haaknaald
staan *, herhaal van * tot *.
Z
E
Montre le rg de rabattage.
30
Het figuur geeft aan hoe de naald met afkanten voorkomt.