reactie regeerakkoord

Federaal regeerakkoord
9 oktober 2014
Syndicale synthese
geactualiseerde versie, nr. 3
Studiedienst ACV
Brussel, 20 november 2014
Inhoud
20.11.2014
P agina |1
INHOUDSOPGAVE
I. WERK
6
WEGWERKEN IN 2015-2016 VAN DE LOONKLOOF
6
VERDERE “MODERNISERING ARBEIDSMARKT”
6
MINDER BIJ TIJDELIJKE WERKLOOSHEID
7
TIJDKREDIET EN LANDINGSBANEN
8
SWT (EX-BRUGPENSIOEN)
9
DEELTIJDSEN MET INKOMENSGARANTIE-UITKERING (IGU)
10
WERKLOZEN
11
ZIEKTE-INVALIDITEIT-HANDICAP
13
COLLECTIEVE ARBEIDSVERHOUDINGEN
13
WERKGEVERS
14
II. PENSIOENEN
15
VOORBEREIDING STRUCTURELE HERVORMINGEN (NA ADVIES SOCIALE PARTNERS)
15
VERVROEGD PENSIOEN
15
WETTELIJKE PENSIOENLEEFTIJD
16
GELIJKGESTELDE PERIODES
16
OVERLEVINGSPENSIOEN: VERDERE FASEGEBOUW AFBOUW
16
PENSIOENBEDRAG
16
MINIMUMPENSIOEN
17
AMBTENARENPENSIOENEN (SPECIFIEKE BEPALINGEN)
17
AANVULLENDE PENSIOENEN
17
EN VERDER
18
III. SOCIALE ZAKEN EN GEZONDHEIDSZORGEN
18
FINANCIERING
18
WELVAARTSVASTHEID
19
ARMOEDEBESTRIJDING (ONDER MEER)
19
GEZONDHEIDSZORGEN
20
BESTRIJDING SOCIALE DUMPING (ONDER MEER)
20
EN VERDER
21
Inhoud
20.11.2014
P agina |2
IV. FINANCIEN
21
GLOBALE BELASTINGHERVORMING
21
PERSONENBELASTING
21
VENNOOTSCHAPSBELASTING
22
FINANCIËLE SECTOR
23
BTW EN ACCIJNZEN
24
EN VERDER
24
V. VARIA
24
ENERGIE
25
JUSTITIE EN VEILIGHEID
25
ASIEL EN MIGRATIE
25
AMBTENARENZAKEN EN WERKING OVERHEIDSDIENSTEN
26
OVERHEIDSBEDRIJVEN
27
INTERNATIONAAL BELEID
27
GELIJKE KANSEN
28
DUURZAME ONTWIKKELING
28
VERBRUIK
28
Inhoud
20.11.2014
P agina |3
Informatienota: Federaal regeerakkoord 9 oktober 2014
Syndicale synthese
Deze nota is een synthese van het regeerakkoord van de nieuwe federale regering-Michel. Dit
is een derde versie, geactualiseerd op basis van de recente begrotingsbeslissingen (zie
verder) en aanvullende informatie vanuit de federale regering en het Beheerscomité RVA (tot
de datum van 20 november 2014).
Wat de begroting betreft ligt inmiddels een meerjarenbegroting voor tot 2018. Opvallendst
daarin:
-
de inspanningen om de begroting te saneren, om tegen 2018 tot begrotingsevenwicht
te komen (voor 2.5% van het BBP in 2018), werden herleid tot 8,4 miljard euro;
-
echter moet ook ruimte worden gecreëerd voor 3,7 miljard zgn. nieuw beleid. Al gaat
het daar deels om het dichten van de gaten die werden geslagen door beslissingen van
de vorige regering (loonkostverlaging werkgevers, verhoging fiscale werkbonus…). 8,4
miljard + 3,7 miljard geeft 12,1 miljard. Nochtans neemt de regering maar voor 11,3
miljard aan maatregelen. De regering houdt daarbij rekening met 470 miljoen aan
batig effect op de begroting van de maatregelen inzake competitiviteit en
koopkracht;
-
die inspanning van 11,3 miljard moet voor 74% komen van uitgaven (voor 8,1 miljard,
waarvan 5,3 miljard in de sociale bescherming) en voor 26% van nieuwe inkomsten
(2,7 miljard);
-
bij die nieuwe inkomsten zitten echter twee maatregelen die enkel opbrengen op
korte termijn en normaliter zwaar kosten op lange termijn: uitholling belasting op
liquidatieboni voor KMO’s (750 miljoen minder?) en van 10 naar 8% op
pensioensparen.
Verhouding uitgaven-inkomsten (74% versus 26% dreigt daardoor
nog meer scheefgetrokken te worden. Met dus nog minder bijdrage van de inkomens
uit vermogen;
-
er is nog totale onduidelijkheid over de verlaging van de patronale bijdragen (richting
25% of minder) die de werkgevers werd toegezegd. In de begrotingstabel is er sprake
van om de bijkomende loonkostverlaging die de vorige regering had beslist voor 2015
(voor 471 miljoen euro) pas in 2016 door te voeren, maar in ruil de tweede schijf van
489 miljoen, die voor 2017 was toegezegd, te vervroegen.
loonkostverlaging van 960 miljoen vanaf 2016.
Dat geeft dan een
Onvoldoende om aan een
maximumtarief van 25% patronale bijdrage te geraken.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P agina |4
Leeswijzer:
-
-
Info
de tekst in vet/cursief betreft de aanpassingen in vergelijking met de tweede versie;
we geven niet alle details weer, maar de essentiële informatie;
we zoomen in deze fase in op de elementen die syndicaal meest relevant zijn, hetgeen
maakt dat we heel wat onderdelen maar zeer beperkt behandelen ( aanvullende
informatienota’s, inclusief commentaar, zijn beschikbaar voor een aantal van die
onderdelen);
deze nota bevat weinig commentaar. Voor duiding verwijzen we naar andere
publicaties, waaronder een speciaal nummer van ACV-Vakbeweging;
inmiddels is er ook een aparte, meer gevulgariseerde communicatie beschikbaar naar
leden en militanten via profielbeschrijvingen: wat betekent dit regeerakkoord voor
deze of gene doelgroep. Deze vind je op de vernieuwde website van het ACV. We
passen deze informatie ook telkens aan aan de laatste ontwikkelingen. En trachten
ook nog andere profielen toe te voegen.
Versie 3 - 20.11.2014
P agina |5
I.
Werk
Weg werken in 20 15 - 2016 van de loonkloof (sinds 1996), door
1. Indexsprong vanaf 2015 (2%) en nadien herstel automatische indexering, ev. verder
hervormd. Die indexsprong zal ook gelden voor de sociale uitkeringen en de openbare
sector (incl. andere overheden).,Al stelt zich inmiddels reeds de vraag of de federale
overheid wel bevoegd is voor het gehele overheidspersoneel en voor het
onderwijzend personeel . Voor de sociale uitkeringen en het overheidspersoneel
betekent dit dat de volgende indexsprong (verwacht ergens in 2015) wordt geschrapt.
Idem voor de werknemers in de privé-sector waar met een spilindex van 2% wordt
gewerkt. Voor de werknemers met een ander mechanisme van indexering (bv. elke
maand of bv. 1 keer per jaar) betekent dit dat de volgende indexeringen worden
geschrapt, tot de werkgevers een winst hebben gedaan van 2%. Goed om weten: de
Nationale Bank verwacht vooralsnog dat de gezondheidsindex in 2015 met 0.7% stijgt
en in 2016 met 1.2%, dat is samen 1.91% indexering. Hetgeen dan zou betekenen dat
er ook nog wat moet worden ingeleverd op de eerste indexering(en) na 2016.
2. Lastenverlaging werkgevers (zie verder);
3. “Verdere periode van loonmatiging” in 2015-2016 of langer indien nodig voor herstel
competitiviteit. Het regeerakkoord liet nog in het midden of dat kon begrepen worden
als twee jaar nieuwe loonblokkering (indexering, verminderd met de indexsprong en
baremieke verhogingen daargelaten). Intussen is duidelijk dat het bestaande verbod
op loonsverhogingen gewoonweg wordt verlengd, samen met het opleggen van
bovenvermelde indexsprong.
4. Wijziging Wet van 1996 (vrijwaring werkgelegenheid en concurrentievermogen), met
o.m. strenger toezicht op overtredingen en verplichte correctie bij overschrijding
loonnorm.
5. Uitbreiding Wet van 1996 naar overheidsbedrijven (Belgacom, Bpost…).
6. Aanpassing ervaringsbarema’s (na advies sociale partners), in samenhang met
hervorming paritaire comités (zie verder). Nochtans heeft de Hoge Raad voor
Werkgelegenheid inmiddels een bijzonder genuanceerd advies opgeleverd over die
ervaringsbarema’s, lezenswaard
(http://www.werk.belgie.be/publicationDefault.aspx?id=42053). De Minister van
Werk verwijst daar uitdrukkelijk naar in zijn beleidsnota en beperkt zich voorlopig tot
de intentie hierover overleg te hebben met de sociale partners.
V e r d e r e “ m o d er n i se r in g a r b e id sm a r k t” ( n a a d v ie s so ci a l e pa r tn e r s)
1. Verdere stappen inzake annualisering arbeidstijd, deeltijds werken, overuren en
glijdende werktijden (?).
2. Meer soepelheid in “loopbaanspreiding” (?).
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P agina |6
3. Invoering van een “loopbaanrekening” (?) om tijd en loon op te sparen en nadien te
gebruiken voor onderbreking van de loopbaan of aanvulling bij de werkloosheid of
aanvullend wettelijk pensioen; eventueel daarin integratie van tijdkrediet en
loopbaanonderbreking (?).
4. Herziening cao telewerk van NAR.
5. Harmonisering arbeiders-bedienden binnen strak tijdskader. In zijn beleidsnota stelt
de Minister van Werk dat daarbij prioriteit zal worden gegeven aan de dossiers van
de economische werkloosheid en het gewaarborgd loon (terwijl de Groep van 10
eerder dit jaar had beslist voorrang te geven aan jaarlijkse vakantie en collectieve
aspecten). Het regeerakkoord voorzag in elk geval reeds dat we zouden gaan naar
twee maand gewaarborgd loon voor zowel arbeiders als bedienden vanaf 2015. Dit
had de regering vanaf 2015 354 miljoen euro moeten opbrengen (want meer bijdragen
te innen en minder uitkeringen te betalen). Bij het minste zuchtje tegenwind van het
verzamelde werkgeversfront werd dit echter afgeblazen. Er is sprake van uitstel naar
2016, maar het valt op dat in de definitieve begrotingstabel evenmin een budget werd
ingeschreven voor 2016-2018. Bedoeling is kennelijk dit nu voor te leggen aan de
sociale partners. De kostprijs voor de werkgevers zou in elk geval maar 354 miljoen
mogen bedragen. Zodat wellicht al snel een debat zal ontstaan over een waarborg van
het nettoloon, door een toeslag bovenop de RIZIV-uitkering. Maar dan met veel
minder opbrengst voor de sociale zekerheid. Vraag aan sociale partners om afschaffing
proeftijd in kader van nieuwe eenheidsstatuut te heronderzoeken.
6. Heronderzoek regel van max. 50 dagen studentenarbeid. De Minister van Werk stelt
in zijn beleidsnota dat hij wil onderzoeken of dit in uren kan worden uitgedrukt.
7. Modernisering stelsel havenarbeid in overleg met sociale partners.
8. Versnelling procedure-Renault (verplicht overleg na aankondiging van collectieve
afdankingen).
Minder bij tijd el ijke werk loo s he id
1. Indexsprong van 2% (zie hoger).
2. Beperking welvaartsvastheid met 23% (zie verder).
3. Uitkering van 70 naar 65% van loon laatste 12 maanden. Dit heeft op 1.1.2015
onmiddellijke ingang, zelfs op wie op dat ogenblik al in tijdelijke werkloosheid is. Dat
geeft een onmiddellijke besparing van 47,8 miljoen euro in 2015.
4. Tijdelijk werklozen die genieten van de belastingvermindering voor
vervangingsinkomens zien die sluipend afgebouwd doordat het bedrag van de
vermindering niet langer geïndexeerd wordt. Vooralsnog is sprake van een nietindexering gedurende 4 aanslagjaren, dus voor 2015 tot 2018 (= naar verwachting
circa 6% desindexering). Dit zal ook al van toepassing zijn op de uitkeringen die in
2014 werden betaald, via de eindbelasting die in 2015 op die uitkeringen moet
worden betaald.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P agina |7
5. Vanaf 1.1.2015 wordt het aantal dagen inzake economische werkloosheid per
werkgever beperkt. Hoeveel dagen? Dat zal bepaald worden in functie van de
opbrengst die men wil realiseren: 25 miljoen euro op jaarbasis. Gevolg: bedrijven
zullen sneller tot ontslag overgaan.
T i j d k r e d i e t e n l a n d i n gs b a n e n
1. Behoud huidige rechten tijdkrediet ten aanzien van werkgever, maar geen uitkering
meer indien geen motief, met strengere controle op motieven en
loopbaanvoorwaarden. Daarbij is het kennelijk de bedoeling de drie huidige kredieten
(1 jaar basiskrediet zonder dat een motief moeten aangetoond + 3 jaar voor zorg of
opleiding + 1 jaar voor de zorg voor een kind met een beperking of een zwaar ziek
kind) als volgt om te vormen:
a. 3 jaar cf. huidige motieven = zorg voor kind tot 8 jaar of zorg voor een kind
met een beperking of een zwaar ziek kind of palliatieve zorgen of zorg voor
zwaar zieke gezinsleden of opleiding;
b. bijkomend 1 jaar, maar enkel voor de huidige zorgmotieven, niet meer voor
opleiding. Zij het niet meer uit te smeren, bv. 2 jaar halftijds of 5 jaar 1/5,
zoals dat wel het geval was voor het zgn. niet-gemotiveerd tijdkrediet.
Hetgeen betekent dat niet enkel het opleidingskrediet, maar ook het
zorgkrediet wordt ingeperkt: van 8 jaar 1/5 naar 4 jaar 1/5 en van 5 jaar ½
naar 4 jaar ½;
c. bijkomend 1 jaar voor een kind met een beperking of een zwaar ziek kind (cf.
huidige extra-jaar);
d. dit is slechts van toepassing op nieuwe aanvragen. Zouden nog onder de
oude regels vallen: de aanvragen bij de werkgever vóór 1.1.2015, op
voorwaarde dat de aanvraag bij de RVA toekomt vóór 1.4.2015 en dat het
tijdkrediet ingaat vóór 1.5.2015;
e. dit zou tegen 2018 een besparing moeten opleveren van 47 miljoen euro.
2. Harmonisering regeling tijdkrediet privé-sector en regeling loopbaanonderbreking
federale sector, , “maximaal” vanaf 1.1.2015, “volledig” tegen 1.1.2020. Dit zou 3,7
miljoen euro moeten opbrengen in 2018. Pro memorie: sinds 1.7.2014 is de federale
overheid niet meer bevoegd voor de andere overheden, noch voor het onderwijzend
personeel. Vanaf 1.1.2015 worden de Gewesten en Gemeenschappen ook budgettair
verantwoordelijk.
3. Landingsbanen vanaf 1.1.2015 (beperkt tot eerste aanvragen vanaf 1.1.2015) nog
slechts vanaf 60 jaar, zonder nog enige uitzondering (vandaag nog uitzonderingen
vanaf 50 jaar voor lange loopbanen, verpleeg- en zorgkundigen in instellingen,
knelpuntberoepen en bedrijven in moeilijkheden en in herstructurering). Dit zou 47,6
miljoen moeten opbrengen in 2018. Er is sprake van drie overgangsmaatregelen:
a. de aanvragen bij de werkgever vóór 1.1.2015, op voorwaarde dat de
aanvraag bij de RVA toekomt vóór 1.4.2015 en dat de landingsbaan ingaat
vóór 1.5.2015 (cf. tijdkrediet)
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P agina |8
b. reeds in landingsbaan op 31.12.2014 en nog één verlengingsaanvraag nadien
(eventueel voor onbepaalde duur);
c. reeds in landingsbaan in 2014, maar met tijdelijke onderbreking van het
tijdkrediet, en die een nieuwe aanvraag doet.
S W T ( e x - b r u gp e n s i o e n )
1. Algemene regeling naar 62 jaar op 1.1.2015. Aanvankelijk was er sprake van dit te
beperken tot nieuwe cao’s (incl. verlengings-cao’s), maar op het Beheerscomité RVA
van 20.11.2014 lagen teksten voor om dit vanaf 1.1.2015 d’office van toepassing te
maken, ook op lopende cao’s. Inmiddels lijkt een nieuwe tekst voor: bestaande cao’s
van 60 jaar of nieuwe cao’s nog dit jaar neergelegd (voor max. 3 jaar) kunnen nog als
ze op 1.1.2015 uiterlijk in werking treden. Ook is er een overgangsmaatregel voor
opzeggingen tot 31.12.2014. Aanvankelijk was dit eind oktober 2014, maar na
overleg met de sociale partners werd dit met twee maanden verlengd, en ook
gepreciseerd:
a. de werknemer moet zijn ontslagen vóór 1.1.2015 (= ongeacht ingangsdatum
van de opzegtermijn) ;
b. de leeftijd van 60 jaar moet uiterlijk op 31.12.2016 zijn bereikt;
c. noteer dat niet wordt geraakt aan de voorwaarden inzake beroepsverleden,
verstrengd door vorige regering. Ook niet aan de gelijkgestelde periodes voor
de berekening van dat beroepsverleden. Dat betekent in regel 40 jaar
beroepsverleden. Voor vrouwen blijft er een overgangsregeling: 31 jaar in
2015 en nadien elk jaar 1 jaar meer tot de 40 jaar wordt bereikt in 2024. Dus:
o 31 jaar in 2015
o 32 jaar in 2016
o 33 jaar in 2017
o 34 jaar in 2018
o 35 jaar in 2019
o 36 jaar in 2020
o 37 jaar in 2021
o 38 jaar in 2022
o 39 jaar in 2023
o 40 jaar vanaf 2024;
d. deze maatregel moet 36,5 miljoen euro opbrengen vanaf 2016.
2. Bedrijven in moeilijkheden of in herstructurering van 55 naar 60 jaar op 1.1.2017 (met
overgangsmaatregel voor erkende bedrijven indien opzeg uiterlijk op 31 december
2016). De voorwaarden inzake beroepsverleden blijven behouden. De vorige regering
had in een uitzondering voorzien voor zware herstructureringen: voor 2017 volstond
54 jaar en 6 maanden. Ook dit gaat ineens naar 60 jaar vanaf 2017 voor nieuwe
erkenningen. Deze maatregel moet 12,3 miljoen euro opbrengen in 2018. Voorlopig
liggen ter zake nog geen teksten voor.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P agina |9
3. De uitzonderingsregimes vanaf 56 jaar voor zware beroepen (na 33 jaar loopbaan) en
voor een loopbaan van 40 jaar gaan van 56 naar 58 jaar op 1.1.2015 en 60 jaar op
1.1.2017. Met behoud van de voorwaarden inzake beroepsverleden. Dat liet de
vraag open of het SWT-stelsel vanaf 56 jaar voor bouwvakkers met verminderde
arbeidsgeschiktheid hier ook onder viel en ook of de bijzondere regelingen vanaf 58
jaar (zware arbeidstijdregelingen enerzijds en medisch SWT anderzijds) in die
beweging zouden meegaan. Wat ligt voor op het Beheerscomité RVA?
a. Inderdaad, SWT bouw gaat hierin mee;
b. Inderdaad, ook SWT zware arbeidstijdregelingen (58 jaar en 35 jaar
loopbaan) gaan hierin mee. Opmerkelijk: dit wordt geïntegreerd met het
stelsel van 56 jaar na 20 jaar nachtarbeid, dat in twee stappen naar 60 jaar
gaat, op volgende wijze:
o voor de beide geldt 33 jaar (en geen 35 jaar) als loopbaaneis;
o voor de beide wordt het gekoppeld aan tweejaarlijkse verlenging bij
IPA, cao van de NAR of eventueel regeringsmaatregel (dus ook voor
58 jaar zware beroepen);
o loopbaaneis van 56 naar 58 jaar op 1.1.2015 en van 58 jaar naar 60
jaar op 1.1.2017;
o overgangsmaatregel voor wie op 1.1.2015 is ontslagen en die de
leeftijd van 56 jaar op 31.12.2014 heeft bereikt.
c. Voor de regeling 56 jaar/40 jaar is de overgangsregeling iets anders
geformuleerd: ontslag vóór 1.1.2015, 56 jaar of meer op 31.12.2015 en 56
jaar/40 jaar einde contract.
d. Medisch SWT vanaf 58 jaar en 35 jaar loopbaan zou behouden blijven.
e. Er wordt niet geraakt aan de bijzondere regeling voor stads- en
streekvervoer.
4. Er wordt geraakt aan de belastingvermindering op de werkloosheidsuitkering: geen
indexering meer vanaf aanslagjaar 2015 (zie verder) en dit tot ontslagjaar 2018. Dat
heeft ook al een lichte weerslag op de belastingen die op de inkomens van 2014
moeten worden betaald, ook voor wie nu al in SWT zit.
D e e l ti j d s e n m e t i n k o m e n s g a r a n t i e - u i tk e r i n g ( I G U)
1. Terugschroeven laatste hervorming (2008), m.a.w. herinvoering koppeling aan
gezinssituatie (dus verlaging voor alleenstaanden en samenwonenden) en geen profijt
meer van de werkbonus. Dit gaat in op 1.1.2015, zonder overgangsmaatregel. Dus
ook voor wie vandaag al in het stelsel zit. Deze maatregel moet 25 miljoen euro
opbrengen vanaf 2015. Concreet houdt dit in:
a. dat het grensbedrag vanaf dewelke geen IGU meer wordt toegekend
verlaagt van 1.599,38 euro naar 1.501,81 euro bruto;
b. de uurtoeslag voor een samenwonende zakt van 3,05 euro tot 1,21 euro;
c. de uurtoeslag voor een alleenstaande zakt van 3,05 euro tot 2,14 euro;
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 10
2. Na 2 jaar deeltijds werken met IGU: halvering van de uitkering. Daarbij is in een
tijdelijke overgangsmaatregels voorzien voor wie eind 2014 al in het stelsel zat. Voor
die begint de teller te lopen op 1 januari 2015. Hun (op 1 januari 2015) verlaagde
uitkering wordt nog eens gehalveerd op 1 januari 2017. Deze halvering moet 80,7
miljoen euro opbrengen vanaf 2017. Voorlopig nog niet in uitvoering.
3. Er wordt geraakt aan de belastingvermindering op de werkloosheidsuitkering: geen
indexering meer vanaf aanslagjaar 2015 (zie verder) en dit tot aanslagjaar 2018. Dat
heeft ook al een lichte weerslag op de belastingen die op de inkomens van 2014
moeten worden betaald, ook voor wie nu al in het stelsel zit.
Werklozen
1. Degressiviteit: vooralsnog geen nieuwe maatregelen; wordt opgevolgd en in functie
van evaluatie eventuele nieuwe maatregelen.
2. Berekening uitkering op basis van laatste 12 maanden loon (in kader van acties tegen
sociale fraude, zie verder). Dit zou 60 miljoen moeten opbrengen vanaf 2018. Deze
maatregel wordt beperkt tot de nieuwe aanvragen vanaf 1.1.2015. Voorlopig liggen
ter zake geen teksten voor.
3. Versterking administratieve sancties (in kader van acties tegen sociale fraude, zie
verder), waarbij gerekend wordt op een opbrengst van 20 miljoen vanaf 2015.
Concreet:
a. minimumduur van administratieve sancties art. 153 en 154 van 1 week naar
4 weken;
b. uitbreiding sanctie art. 155 tot werklozen die onjuiste stukken voorleggen om
een voordeel te verkrijgen of te behouden, bv. in kader van procedure
activering zoekgedrag;
c. afschaffing mogelijkheid art.157bis van uitstel van sanctie.
4. Inschakelingsuitkeringen:
a. vanaf 1 januari 2015 voor -21-jarigen nog slechts toegang tot
inschakelingsuitkering indien minimumkwalificatie. Dit moet 35 miljoen
opbrengen vanaf 2017. Dat betekent dat jongeren zonder minimumkwalificatie
hun beroepsinschakelingstijd (nu 1 jaar) de facto verlengd zien tot de dag voor
hun 21ste verjaardag. Die nieuwe voorwaarden gaan volgende richting uit:
o ofwel diploma hoger middelbaar onderwijs of gelijkwaardig;
o ofwel getuigschrift 2de graad TSO, BSO of KSO;
o ofwel getuigschrift 5de jaar BUSO of kwalificatiegetuigschrift voor een
beroep;
o ofwel een alternerende opleiding integraal en met succes voleindigd;
o ofwel een toegangsbewijs voor hoger onderwijs, mits 6 jaar
onderwijsstudies (tenzij voor kinderen ten laste van Europese
migranten);
b. maximumleeftijd voor toegang tot inschakelingsuitkeringen wordt op 1 januari
2015 verlaagd van 30 naar 25 jaar. Dit moet 39 miljoen euro opbrengen vanaf
2017.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 11
5. Verplichte inschrijving bij publieke arbeidsbemiddeling binnen maand nadat opzeg is
ingegaan om recht te hebben op uitkeringen, op straffe van 4 weken sanctie. In geval
van verbreking zonder opzeg: inschrijven binnen eerste maand van periode gedekt
door opzeggingsvergoeding. De werkgever zal bij wet verplicht worden de
werknemer bij ontslag schriftelijk te informeren over de verplichting. Geen
informatie = geen sanctie. Deze nieuwe verplichting wordt van toepassing op de
ontslagen met ingang opzeggingstermijn (of periode gedekt door
verbrekingsvergoeding) vanaf 1.1.2015. In zijn beleidsnota stelt de Minister van
Werk dat door deze maatregel sneller werd kan worden gemaakt van de toeleiding
naar een nieuwe job, zeker wanneer geen opzeg wordt gepresteerd. Althans zo lag
het eerst voor op het Beheerscomité RVA. Dit werd in extremis echter
teruggetrokken. Naar verluid is er binnen de regering nog geen akkoord over
wettelijke verplichting voor werkgever.
6. Aanpassing notie passende dienstbetrekking, o.m. om mobiliteit te bevorderen.
7. Invoering gemeenschapsdienst voor langdurig werklozen, door Gewesten in te vullen:
twee halve dagen per week, mits ingepast in een traject naar werk. Vooralsnog liggen
geen teksten voor. De Minister van Werk spreekt in zijn beleidsnota van een
samenwerkingsakkoord hierover met de deelstaten.
8. “Positieve stimulans” in werkloosheidsreglementering (?) om deel te nemen aan
gemeenschapsdienst of knelpuntopleiding. Nog niet in uitvoering.
9. Actieve en passieve beschikbaarheid van werklozen wordt opgetrokken van 60 tot 65
jaar. Dit zou in 2018 26,3 miljoen moeten opbrengen. Dat betekent ook:
a. dat de uitzonderingen (58 jaar/38 jaar loopbaan) voor de verplichte
deelname aan de tewerkstellingscel en het outplacement (voor werknemers
van 45 jaar of ouder met minder dan 30 weken opzeg) komen te vervallen.
Enkel uitzonderingen voor stads- en streekvervoer,
doorstromingsprogramma’s en doelgroepwerknemers van beschutte en
sociale werkplaatsen blijven behouden;
b. dat de mogelijkheid om vanaf 60 jaar in het buitenland te verblijven wordt
afgeschaft, ook voor lopende gevallen:
c. dit alles gaat in op 1.1.2015, met volgende overgangsmaatregelen:
o voor de procedure activering zoekgedrag naar werk: niet voor wie
uiterlijk 31.12.2014 zijn aanvraag voor uitkeringen (SWT of volledige
werkloosheid deed);
o voor het verblijf in het buitenland: wie op 31.12.2014 al van de maxivrijstelling genoot krijgt 6 maanden de tijd om terug te keren (RVA
denkt aan een informatiecampagne).
10. De vrijstelling van beschikbaarheid om familiale en sociale redenen (art. 90 van het
Werkloosheidsbesluit) wordt afgeschaft. Dit zou 12 miljoen moeten opbrengen vanaf
2016, waarvan al de helft in 2016. Dit treedt in werking op 1.1.2015. Lopende
gevallen behouden hun vrijstelling (tot max. 1 jaar).
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 12
11. Afschaffing anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen voor nieuwe instromers vanaf
1.1.2015. Dit zou 18 miljoen euro moeten opbrengen in 2018. Van de maatregel zijn
enkel de personen uitgesloten die op 31.12.2014 al zo’n toeslag hadden. Wie dan
nog in opzeg zit of in 1ste jaar werkloosheid zal wel worden getroffen.
Zi e k te - i n v a l i d i te i t - h a n d i c a p
1. Hervorming met het oog op snelle re-integratie.
2. Verplicht aanbod van re-integratie binnen de 3 maanden op ziekte-uitkering voor
personen met mogelijkheid van re-integratie op arbeidsmarkt en dit vanaf 1.1.2015.
Dit moet – samen met de volgende maatregel - 155,4 miljoen euro opbrengen in
2018. Daartoe wordt de adviserend geneesheer verplicht een reïntegratieplan op te
stellen voor aangepaste arbeid of herscholing, met regelmatige opvolging nadien.
3. Verstrenging van procedures voor toekenning en controle van RIZIV-uitkeringen
4. Uitbreiding mogelijkheid van progressieve werkhervatting tot personen met minder
dan 50% arbeidsongeschiktheid (te onderzoeken).
5. Onderzoeken van mogelijkheid van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
6. Onderzoek mogelijkheden van cumul integratietegemoetkoming voor gehandicapten
met beroepsinkomsten.
7. Berekening uitkering op basis het gemiddeld loon van de laatste 12 maanden i.p.v.
laatste loon. Dit voor nieuwe aanvragen vanaf 1.1.2015. Dit moet 650 miljoen
opbrengen in 2018. In één beweging wordt de wachttijd verlengd: van 120
arbeidsdagen in voorbije 6 maanden naar 6 gewerkte maanden in laatste 12
maanden (behalve voor moederschapsrust).
8. Versterking administratieve sancties (in kader van acties tegen sociale fraude). Er is
sprake van een nieuwe vork van 3 dagen tot 400 dagen en het verlengen van de
verjaringstermijn van 3 tot 5 jaar.
9. Vanaf 1.1.2015 wordt verhoging van de RIZIV-uitkering die tijdens zes eerste
maanden ziekte wordt toegestaan aan arbeidsongeschikte werklozen (wanneer de
werkloosheidsuitkering hoger is dan de RIZIV-uitkering) afgeschaft voor nieuwe
instromers. Dit moet 15 miljoen opbrengen in 2015 en 30 miljoen vanaf 2016.
10. Hier uiteraard ook rekening te houden met 2% indexsprong en beperking
welvaartsvastheid met 23%
C o l l e c t i e v e a r b e i d s v e r h o ud i n g e n
1. Minder paritaire comités (maar geen sprake meer van reductie tot 20). In zijn
beleidsnota spreekt de Minister van Werk van het nastreven van een “maximale
consensus met de sociale partners” en resultaten “op middellange termijn”.i
2. Invoering van een tripartiet structureel overleg, met engagement van regering
akkoorden in dit orgaan uit te voeren.
3. Ambitie in dit kader met sociale partners een “sociaaleconomisch akkoord” af te
sluiten voor maximale groei en jobs, inz. op korte termijn uitwerking van een
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 13
banenplan, oprichting van een Nationaal Pensioencomité (voor pensioenhervorming)
en opvolging maatregelen voor bevordering competitiviteit.
4. In kader van banenplan (zie d.) vervanging huidige opleidingsengagementen (1.9%)
door een nieuwe doelstelling met “met gedeelde en afdwingbare
verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers” (ev. loopbaanrekening voor
iedere werknemer).
5. Herziening rol Fondsen voor Bestaanszekerheid rond kwestie van transparantie en
“inning verplichte bijdragen”. In zijn beleidsnota spreekt de Minister van Werk van
maatregelen om de rapportering en het toezicht op de naleving van de
rapporteringsverplichting te verbeteren en van het “bespreken met de sociale
partners van de wijze van inning”.
6. Dotatie aan het Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid wordt (= medailles van de
arbeid) wordt met 28% verminderd tegen 2019, waarvan 20% al in 2015 en 2%
bijkomend elk jaar nadien.
W e r k ge v e r s
1. Stapsgewijze verlaging basisbijdrage van werkgevers voor sociale zekerheid van 33%
naar 25% (uiterlijk 2019), met behoud sterkere lastenverlagingen wanneer men al
onder 25% zit. Met bijhorende compensatie voor minderinkomsten sociale zekerheid.
1% fiscale loonsubsidie wordt daarin geïntegreerd, evenals bestaande structurele
verminderingen, maar fiscale subsidie voor ploegenarbeid en nachtarbeid wordt
behouden. In de begroting zijn evenwel geen concrete maatregelen voorzien om daar
te geraken. In de begrotingstabel is er enkel sprake van om de bijkomende
loonkostverlaging die de vorige regering had beslist voor 2015 (voor 471 miljoen euro)
pas in 2016 door te voeren, maar in ruil de tweede schijf van 489 miljoen, die voor
2017 was toegezegd, te vervroegen. Dat geeft dan een loonkostverlaging van 960
miljoen vanaf 2016. Onvoldoende om aan een maximumtarief van 25% patronale
bijdrage te geraken. In zijn beleidsnota spreekt de Minister van Werk ook van het
voorbehouden van een deel van de lastenverlaging (ook de bijkomende) voor de nonprofit, waarbij de techniek van de sociale Maribel (omzetting in werkgelegenheid)
“kan worden aangehouden”.
2. Versterking (fiscale) steun voor onderzoek en ontwikkeling. Nog onduidelijk.
3. Vereenvoudiging en versterking bijdrageverminderingen eerste 3 aanwervingen (zie
verder)
4. Uitgebreid KMO-plan (pro memorie).
5. Uitgebreid horecaplan, inz.:
a. fiscale grens overuren van 180 u. naar 360 u.;
b. arbeidsrechtelijke grens van 143 u. naar 250 u.;
c. grens gelegenheidsarbeid van 100 naar 200 dagen;
d. nettoverhoging (+ 25%), via bedrijfsvoorheffing, voor werknemers die in horeca
werken en elders reeds job hebben aan minstens 4/5.
6. Onderzoek om stelsel gelegenheidsarbeid horeca uit te breiden naar handel en bouw.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 14
II.
Pensioenen
V o o r b e r e i d i n g s t r uc t ur e l e h e r v o r m i n ge n ( n a a d v i e s s o c i a l e
p a r tn e r s )
1. Oprichting tripartiet Nationaal Pensioencomité (incl. vertegenwoordigers ambtenaren,
zelfstandigen, andere overheden).
2. Ondersteuning door een Kenniscentrum voor de Pensioenen.
3. Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 krijgt rol als Academische Raad .
4. Inz. voor:
a. uitwerking van het puntensysteem (omzetting van pensioenrechten in
punten), met ingang vanaf 2030;
b. hervorming afgeleide rechten (gezinspensioen, overlevingspensioen,
echtscheidingspensioen) vanaf ten vroegste 2030, met zeker onderzoek van:
gezinsbedrag, pensioensplit (= splitsing opgebouwde pensioenrechten,
wettelijk en aanvullend, over de twee partners) en gelijke behandeling
gehuwden/wettelijk samenwonenden;
V e r v r o e gd p e n s i o e n
1. Algemene regeling: slechts mogelijk vanaf 62,5 jaar in 2017 en 63 jaar vanaf 2018 en
slechts vanaf 41 jaar loopbaan in 2018 en 42 jaar loopbaan vanaf 2019. Rekening
houdend met de onderstaande maatregelen moet dit in 2018 al 387,4 miljoen euro
opbrengen, waarvan 102,8 miljoen voor de werknemers en 279 miljoen voor de
ambtenaren (5,6 miljoen voor de zelfstandigen).
2. Bijzondere regeling lange loopbanen (vervroegd pensioen vanaf 60 of 61 jaar):
a. vanaf 60 jaar: loopbaanvoorwaarde van 42 jaar naar 43 jaar vanaf 2017 en
naar 44 jaar vanaf 2019;
b. vanaf 61 jaar: loopbaanvoorwaarde van 41 jaar naar 42 jaar vanaf 2017 en
naar 43 jaar vanaf 2019.
3. Er komen specifieke pensioenmaatregelen voor zware beroepen (zowel privé als
openbare sector); beroepen (cf. voorstel Commissies Pensioenhervorming) te bepalen
door interprofessionele sociale partners op basis van objectieve criteria (met een
maximum aantal beroepen); verzachting voor loopbaanvoorwaarden als
pensioenberekening.
4. Overgangsmaatregelen:
a. wie voor eind 2016 aan voorwaarden voldeed om op vervroegd pensioen te
kunnen gaan, behoudt bestaande voorwaarden, ook als hij later op pensioen
gaat;
b. voor wie 58 jaar is in 2016 en net niet aan voorwaarden voldoet, mag nieuwe
regeling maar max. 2 jaar vertraging opleveren;
c. voor wie 59 jaar of ouder is in 2016: max. 1 jaar uitstel;
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 15
d. verder overleg met sociale partners over andere begeleidende
overgangsmaatregelen, cf. vorige hervorming.
5. eventueel vanaf 2030 verdere verstrenging voorwaarden in kader van nieuwe, nog te
ontwikkelen puntensysteem (zie hoger).
We t tel ijke pens ioen le ef tijd
1. Wettelijke pensioenleeftijd van 65 naar 66 jaar in 2025 en naar 67 jaar in 2030.
2. Gekoppeld aan uitbreiding uitkeringen bij economische werkloosheid en schorsing
wegens arbeidsongeschiktheid na 65 jaar.
3. Onbeperkt bijverdienen bovenop rustpensioen na wettelijke pensioenleeftijd (of na 45
jaar loopbaan), zonder nieuwe opbouw pensioenrechten. Kostprijs voor overheid: 30
miljoen euro.
4. Eventueel vanaf 2030 verdere verstrenging voorwaarden in kader van nieuwe, nog te
ontwikkelen puntensysteem (zie hoger).
5. Aparte modaliteiten qua loopbaanduur en pensioenbedrag voor zware beroepen (cf.
vervroegd pensioen, zie hoger).
Geli jk ges tel de perio des
1. Evaluatie loonplafonds voor niet-gewerkte periodes.
2. Herziening gelijkgestelde periodes en harmonisering voor drie stelsels (werknemers,
zelfstandigen en ambtenaren).
3. Wel behoud gelijkstelling aan laatste loon voor arbeidsongeschiktheid,
tijdkrediet/loopbaanonderbreking en moederschapsrust (onvrijwillige werkloosheid,
inclusief SWT, en landingsbanen niet vermeld!, zomin als gewone onderbrekingen voor
zorgbuiten tijdkrediet/loopbaanonderbreking).
4. Geen gelijkstelling meer voor niet-gemotiveerd tijdkrediet (trouwens ook geen
uitkering meer).
O v e r l e v i n g s p e n s i o e n : v e r d e r e f a s e ge b o uw a f b o u w
Omzetting in tijdelijke overgangsuitkering RVA) voor wie jonger is dan 55 jaar
(voorwaarde van 50 jaar in 2025 wordt over 5 jaar telkens met 1 jaar per jaar
opgetrokken).
Pensioenbedra g
1. Geleidelijke afschaffing principe van eenheid van loopbaan (wie langer dan 14.040
dagen werkt blijft zo pensioenrechten opbouwen).
2. Afschaffing pensioenbonus vanaf 1 januari 2015 voor zij die nog niet begonnen zijn
rechten op die bonus op te bouwen. Dit moet in 2018 al 16,7 miljoen euro
opbrengen.
3. Gelijke rechten voor werknemers en zelfstandigen.
4. Uiteraard ook indexsprong (zie hoger) + beperking welvaartsvastheid (zie verder).
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 16
M i n i m um p e n s i o e n
1. Jaren boven 30 loopbaanjaren worden maar in aanmerking genomen voor
minimumpensioen mits 52 dagen (cf. voorstel Beheerscomité RVP). Dit moet in 2018
10,2 miljoen opbrengen.
2. Alle gewerkte en gelijkgestelde dagen, voor elk van de stelsels, geven recht op een
minimumpensioen (mits minimum aantal dagen over gehele loopbaan);
3. Wie volledige loopbaan voltijds heeft gewerkt moet pensioen hebben dat minstens
10% hoger is dan “armoededrempel”.
4. Versterking inkomensgarantie ouderen (IGO).
5. Het minimumpensioen voor een alleenstaande zelfstandige wordt gelijk getrokken
met dat van een werknemer. Daarvoor wordt, bovenop het budget welvaartsvastheid
van de zelfstandigen, 101 miljoen euro voorzien vanaf 2017, waarvan 43 miljoen al in
2016.
Am b t e n a r e n p e n s i o e n e n ( s p e c i f i e k e b e p a l i n ge n )
1. In nieuwe puntensysteem vanaf 2030 (zie hoger) wordt pensioen berekend op basis
van hele loopbaan (i.p.v. laatste 10 jaar), met vrijwaring reeds opgebouwde rechten.
2. Verder overleg met vakbonden overheidspersoneel voor:
a. uitdoven van de diplomabonificatie voor de loopbaanvoorwaarde voor het
vervroegd pensioen. In het regeerakkoord was nog overleg aangekondigd. Dit
is inmiddels al beslist. Afbouw met 6 maanden per jaar, vanaf 1 januari 2015.
Dit moet in 2018 57,4 miljoen euro opbrengen;
b. verder overleg in Nationale Pensioencommissie over de diplomabonificatie
voor de berekening van het pensioenbedrag (ev. te vervangen door
regularisaties studieperiodes, mits betaling van persoonlijke bijdrage);
c. wegvallen soepeler loopbaanvoorwaarden voor bijzondere categorieën
(tantièmes), behoudens zware beroepen;
d. bijkomende overgangsmaatregelen voor politie wat betreft vorige hervorming,
op last van Grondwettelijk Hof;
e. geen gelijkstelling meer van periodes als contractueel overheidspersoneel
voor vaste benoeming (met behoud van huidige gelijkstelling voor tijdelijke
onderwijzend personeel);
f. opheffing voorwaarde van 5 dienstjaren om recht te hebben op
ambtenarenpensioen;
g. onderzoek hervorming ziektepensioen tot RIZIV-uitkering.
Aa n v ul l e n d e p e n s i o e n e n
1. Stimuleren van opbouw aanvullend pensioen contractuelen openbare sector, door
aangepaste wettelijk kader (en begin van opbouw voor federaal overheidspersoneel).
2. Betaling in rente wordt fiscaal gelijk behandeld als uitkering in kapitaal (zonder
verlaging bestaande fiscale voordelen). Nog onduidelijk welke richting dit uitgaat.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 17
3. Onderzoek toepassingsproblemen en herziening 80%-regel (= begrenzing fiscale aftrek
voor werkgever: wettelijk en aanvullend pensioen mogen niet hoger zijn dan 80% van
laatste jaarloon).
4. Aanpassing rendementsgarantie, in functie van reële rendementen op de markt.
5. Mogelijkheid voor natuurlijke zelfstandigen om tweede pijler op te bouwen, zoals
zelfstandigen in vennootschappen dat kunnen (bovenop vrij aanvullend pensioen
zelfstandigen). Kostprijs voor de overheid: 12 miljoen euro vanaf 2015.
6. Vraag aan sociale partners om deel van loonstijgingen te gebruiken voor opbouw
aanvullend pensioen (tot minstens 3% bijdrage).
7. Mogelijkheid voor werknemers om via bedrijf (met persoonlijke bijdragen)
aanvullend pensioen op te bouwen, met gelijke fiscale voordelen als voor planning
die door werkgevers werden ingesteld i.p.v. het voordeel van 30% vandaag.
8. Ontmoediging vroegtijdige uittrede met aanvullend pensioen.
En verder
1. Uitvoering advies Beheerscomité RVP over beperking complement op Belgische
pensioenen voor wie in buitenland werkt, met vrijwaring van weduwen en
weduwnaars. Dit reeds vanaf 1 januari 2015. Dit zou 16,1 miljoen euro opbrengen in
2018.
2. Onderzoek van piste van deeltijds pensioen.
3. Onderzoek versterking 3de pensioenpijler (pensioensparen, levensverzekeringen). In
het fiscale luik is sprake van een daling van de belasting van 10% naar 8%. Die zou
echter al vroeger moeten worden doorgestort aan de overheid, zodat het op korte
termijn geld opbrengt.
4. Onderzoek bedrag solidariteitsbijdrage.
5. Verdere uitbouw pensioeninformatie.
III.
Sociale zaken en gezondheidszorgen
Financiering
1. Verlenging evenwichtsdotatie voor sociale zekerheid (+ evaluatie met het oog op
“responsabilisering”).
2. Versterking vermindering patronale bijdragen voor eerste drie werknemers vanaf
1.1.2015, ook voor reeds toegekende verminderingen. Kostprijs 7 miljoen vanaf 2016.
3. Vereenvoudiging alternatieve financiering (cf. voorstel sociale partners).
4. “Nadenken” over financiering gezondheidszorg.
5. Aanpassing aan 6de staatshervorming.
6. Minderinkomsten door lastenverlaging worden gecompenseerd door alternatieve
financiering (zie ook luik werk).
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 18
We lvaar tsva s thei d
1. Behoud gedurende 6 jaar van welvaartsenveloppes (zij het verminderd met budget dat
is berekend op gezinsbijslagen. Voor werknemersbudget is dat over 2 jaar 95 miljoen
euro of 16% minder). Over 6 jaar is dat – bij ongewijzigde massa uitkeringen – 285
miljoen minder. Samen met de enveloppe van de zelfstandigen levert dit in 2018 een
besparing op van 232 miljoen euro.
2. Nieuw bij de begrotingsopmaak: bovenop deze besparing zal in 2018 ook nog eens 78
miljoen bespaard worden op de enveloppe, ook al was in regeerakkoord sprake van
100% welvaartsvastheid, onverminderd vorige maatregel.
3. Besteding is door sociale partners in te vullen, met vraag prioriteit te geven aan
armoedebestrijding.
4. Niet in het regeerakkoord, maar inmiddels wel beslist: “fiscalisering” van de
welvaartsvastheid. Dit werd nog niet gepreciseerd. Maar kennelijk is het de bedoeling
de welvaartsverbeteringen niet door te voeren door hogere uitkeringen, maar via de
bedrijfsvoorheffing op die uitkeringen. Met dus de vraag hoe dat wordt geregeld voor
uitkeringen zonder voorheffing. Die fiscalisering zou overigens ook worden voorzien
voor de enveloppe voor de sociale begeleiding van de indexsprong (127 miljoen euro,
zie hoger).
Ar m o e d e b e s t r i j d i n g ( o n d e r m e e r )
1. Geleidelijke verhoging minima in sociale zekerheid en bijstand tot Europese
armoedenorm , met prioriteit voor personen met hoog armoederisico.
2. Welvaartsvastheid: zie hoger. Pro memorie: het uitlichten van het budget
kinderbijslagen treft niet de bijstandsuitkeringen. Wel worden de gerechtigden op
sociale bijstand eventueel wel getroffen de extra-inspanning van 78 miljoen euro in
2018 (zie hoger).
3. Nieuw kader voor inrichting gemeenschapsdienst voor leefloners (cf. langdurig
werklozen, zie hoger).
4. Optimalisatie “socio-professionele vrijstelling” (vergoeding voor beroepsopleiding of
loon die tot bepaald bedrag niet wordt afgetrokken van leefloon), met het oog op
hertewerkstelling.
5. Onderzoek om leefloon aan te passen aan nieuwe samenlevingsvormen.
6. Evaluatie met het oog op verbetering van sociale tarieven voor energie, telecom en
mobiliteit en eventuele hervorming sociale energiefondsen (gas, elektriciteit en
stookolie).
7. OCMW’s kunnen eventueel gecompenseerd worden voor extra-kost leeflonen
ingevolge besparingen in sociale zekerheid.
8. Nieuw wettelijk kader dat integratie OCMW’s in gemeentebesturen mogelijk maakt.
9. Integratie Steunpunt Armoedebestrijding in federale administratie.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 19
G e z o n d h e i d s z o r ge n
Ganse reeks maatregelen en intenties, waarvan we er slechts enkele aanstippen:
1. Deze legislatuur legt nadruk op grondige hervorming van structuur van
gezondheidszorg, met responsabilisering alle actoren en in overleg met stakeholders
en deelstaten.
2. Groeinorm 1.5% i.p.v.3% boven index, verminderd met indexsprong. De besparing
komt dus bovenop de besparingen via de indexsprong. Dit nieuwe groeipad is pas
voorzien vanaf 2016. Voor 2015 wordt het budget vastgelegd op 23,85 miljard euro.
Bovenop deze doelstellingen zou nog een extra-besparing moeten worden
gerealiseerd van 35 miljoen euro in 2015, oplopend tot 236 miljoen euro in 2018. Dit
leidt tot een totale besparing in 2015 van 804 miljoen (3.27%), oplopend tot 2,866
miljard in 2018.
3. Wegwerken financiële drempels, o.m.:
a. derdebetalersregeling huisarts;
b. verbod ereloonsupplementen in twee- of meerpersoonskamers ook bij
daghospitalisatie;
c. onderzoek uitbreiding maximumfactuur naar psychiatrische patiënten;
4. Inzake gezondheidsverstrekkers o.m.:
a. onderzoek aangepast sociaal statuut voor huisartsen/specialisten in opleiding;
b. herziening KB nr. 78, met herschikking competenties voor diverse
gezondheidsverstrekkers;
c. herwaardering beroep verpleegkundige
d. aanpassing arbeidsreglementering van werknemers om “zorgcontinuïteit beter
te kunnen realiseren”;
e. algemene verplichting tot deelname aan wacht, met vrijstellingen op basis van
leeftijd, gezin en gezondheid;
f. modernisering overleg tussen zorgverleners en mutualiteiten;
g. versterking financiële transparantie mutualiteiten;
h. evaluatie administratiekosten mutualiteiten en verhoging variabel gedeelte
van administratiekosten;
i. grondige herziening financiering ziekenhuizen
j. herziening en vereenvoudiging van nomenclatuur (= prijslijst)
B e s t r i j d i n g s o c i a l e d um p i n g ( o n d e r m e e r )
1. Rondetafel voor risicosectoren.
2. Versterking wetgeving voor bepaalde risicosectoren, o.m. eventuele uitbreiding
hoofdelijke aansprakelijkheid (bouwsector) naar andere sectoren;
3. Evaluatie geldboetes in transportsector;
4. In kaart brengen en verspreiden van goede praktijken inzake misbruiken met
buitenlandse detachering;
5. Bestrijding uitkeringsfraude door uitbreiding uitwisseling elektronische gegevens.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 20
6. Tegengaan van misbruiken inzake tijdelijke werkloosheid;
7. Verzwaring administratieve sancties voor werklozen en arbeidsongeschikten.
8. In begroting werd ingeschreven dat de strijd tegen de sociale fraude tegen 2018 250
miljoen euro moet opbrengen, zonder verdere precisering.
En verder
1. Pro memorie: reeks verbeteringen aan sociaal statuut zelfstandigen (o.m. onderzoek
dat zelfstandigen in bijberoep ook pensioenrechten kunnen opbouwen).
2. Bijsturing kunstenaarsstatuut om misbruiken en werkloosheidsval tegen te gaan.
IV.
FINANCIEN
Globale be la s tin g he rvormin g
Regering zal belastinghervorming voorbereiden en doorvoeren.
Daarnaast nu reeks aantal punctuele maatregelen.
P e r s o n e n b e l a s ti n g
1. Verhoging fiscale aftrek forfaitaire beroepskosten, ter compensatie van de verhoging
van accijnzen op tabak en diesel (geen van beide zit in gezondheidsindex) en van
enkele BTW-verhogingen (zie verder). Hoe dit zal worden doorgevoerd is nog niet
duidelijk, behalve:
a. dat deze vanaf 1 januari 2015 in de bedrijfsvoorheffing zal worden verrekend;
b. dat het in 2015 maar 450 miljoen euro mag kosten en vanaf 2016 900 miljoen;
c. dat het voor alle lonen een winst moet geven, maar voor de werknemers met
het hoogste loon maar maximum de helft van de winst voor werknemers met
het minimumloon.
2. Stroomlijning loonbegrip in fiscaliteit, sociale zekerheid en arbeidsrecht.
3. Heffing op pensioensparen (3de pijler) van 10 naar 8%, met versterkte “frontloading”
van de opbrengsten om budgettaire redenen: vervroegde inning van die bijdrage (cf.
een techniek die ontslagnemende regering reeds gebruikte). Dit brengt op korte
termijn (2015-2018) elk jaar 300 miljoen euro op voor de overheid, maar leidt
normaliter op langere termijn tot zwaar inkomstenverlies.
4. Er is ook sprake van een “doorkijkbelasting“ (ook “Kaaimantaks” genoemd) op
juridische constructies in buitenland, maar dat was al beslist door ontslagnemende
regering. Modaliteiten moesten nog worden uitgewerkt. Die taks zou vanaf 2016
jaarlijks 120 miljoen euro opbrengen.
5. Hervorming van het stelsel van de verworpen uitgaven (de zgn. geheime
commissielonen-aanslag). Het is een bijzondere belasting wanneer de fiscus vaststelt
dat de vennootschap onverantwoorde uitgaven deed, bv. wanneer de bedrijfsleider
zich in het zwart laat uitbetalen of wanneer hij privé-uitgaven op de zaak zet. Die
bedraagt 3 maal het bedrag van de onverantwoorde uitgaven, dus 300% + een
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 21
crisisbelasting van 3% daarop, dus 309%. Die belasting was onder zware druk van de
werkgevers- en middenstandsorganisaties al door de vorige regering zwaar uitgehold
en nog nauwelijks toegepast. Hij wordt nu nog verder uitgekleed, al voor ontslagjaar
2015, dus de inkomsten van 2014. Het tarief van de aanslag wordt van 309%
teruggebracht naar 103% (51,5% als de uitgave een andere vennootschap ten goede
komt), met eventueel een “passende administratieve boete”. Die aanslag is, samen
met de onverantwoorde uitgave, als beroepskost aftrekbaar. Wanneer het gaat om
“kleinere” kosten die foutief op de zaak werden gezet (restaurant, receptie, ICT, klein
kantoormateriaal) is er geen aanslag, enkel maar verwerping. Desalniettemin rekent
de regering op een meerinkomst van 100 miljoen euro vanaf 2017.
In principe enkel nog administratieve boetes.
6. “Fiscalisering” welvaartsvastheid: zie hoger.
7. Stopzetting voor vier aanslagjaren (van 2015 tot 2018) van de indexering van een
aantal fiscale uitgaven. Dit moet in 2018 193 miljoen opbrengen, waarvan al 46
miljoen in 2015. Wat betekent dat het ook al zal gelden voor de belasting op de
inkomens van 2014. Welke uitgaven worden concreet geviseerd:
a. belastingvermindering voor vervangingsinkomens;
b. vrijgesteld bedrag spaarrekeningen;
c. dividenden erkende coöperatieven;
d. intresten of dividenden van vennootschappen met sociaal oogmerk;
e. lange termijnsparen: pensioensparen, levensverzekeringen, persoonlijke
bijdragen voor groepsverzekeringen of pensioenfondsen, aankoop van
aandelen bij de werkgever;
f. energiebesparende uitgaven (nochtans al overgeheveld naar Gewesten);
g. passief- en lage energiewoningen;
h. elektrische voertuigen;
i.
ontwikkelingsfondsen;
j. giften;
k. huispersoneel.
V e n n o o ts c ha p s b e l a s t i n g
1. Afsluiting van fiscaal pact met ondernemers (?) voor meer rechtszekerheid.
2. Wegwerken “perverse effecten” in belasting van niet-inwoners.
3. Afzwakking extra-belasting (naar 25% onder ontslagnemende regering) op
liquidatieboni (= belasting bij vereffening van de vennootschap): bedrijven die jaarlijks
winst reserveren op een afzonderlijke passiefrekening moeten daarop 10% betalen; bij
liquidatie wordt dat belastingvrij uitgekeerd; bij voortijdige uitkering een extrabelasting (+ 5% bij uitkering na 5 jaar; + 15% bij uitkering binnen 5 jaar).
4. Gelijke vennootschapsbelasting voor intercommunales en “oneigenlijk gebruikte
vzw’s”. In de begroting is nu een opbrengst voorzien van 200 miljoen euro in 2015,
oplopend tot 230 miljoen in 2018. Dit (slechts) voor intercommunales en pas voor
boekjaren die na 30 juni 2015 worden afgesloten. Met uitsluiting van de non-profit
instellingen die aan rechtspersonenbelasting zijn onderworpen.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 22
5. Hervorming van de verhoogde belasting op liquidatieboni voor KMO’s. Het gaat hier
om de belasting die moeten betaald worden wanneer een vennootschap wordt
vereffend, dit op het verschil tussen de oorspronkelijke kapitaalinbreng en het
uiteindelijke kapitaal, rekening houdend met de inflatie. Die taks werd door de vorige
regering verhoogd van 10% naar 25%, met overgangsmaatregelen. Die wordt nu van
de weeromstuit teruggebracht op 10% voor KMO’s. Althans op de winst na belasting
die in het bedrijf bleef en op een aparte rekening (liquidatiereserve) werd gezet en op
voorwaarde dat er op dat ogenblik 10% op wordt betaald (i.p.v. bij de vereffening).
Doordat de 10%-taks dus vervroegd moet worden betaald, rekent de regering op 50
miljoen euro opbrengst in 2015, oplopend tot 500 miljoen in 2018. Echter gaat dan op
termijn 15 procentpunt (van de 25%) verloren, waardoor mag verondersteld worden
dat deze maatregel op langere termijn 750 miljoen dreigt te kosten aan de Schatkist,
ten voordele van de KMO-aandeelhouders die hun zaak liquideren.
Financiële sector
1. Aanpassing notionele intrestaftrek voor bank- en verzekeringssector: het eigen
vermogen dat ze verplicht moeten aanhouden volgens de verstrengde Europese regels
levert geen intrestaftrek meer op vanaf aanslagjaar 2016. Opbrengst? Zie volgende
maatregel.
2. De huidige abonnementstaks die de financiële sector betaalt op spaartegoeden, in ruil
voor de staatsgarantie wordt, samen met de jaarlijks taks op de kredietinstellingen
hervormd tot één enkele jaarlijkse taks. Die moet, samen met de bovenvermeld
maatregel 100 miljoen euro opbrengen in 2015 en 150 miljoen vanaf 2015. Die nieuwe
bankentaks zal afhankelijk zijn van het volume derivaten, het balanstotaal en het
volume spaartegoeden van elke bank.
3. Verhoging van de beurstaks op financiële transacties vanaf 1.1.2015. Dit moet 80
miljoen opbrengen vanaf 2015.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 23
B TW en accijnzen
1. Drie BTW-verhogingen die samen 200 miljoen euro moeten opbrengen, vanaf 2016,
waarvan al 10 miljoen in 2015:
a. schrapping BTW-vrijstelling voor esthetische chirurgie en behandeling
(behalve deze voor therapeutische doeleinden). vanaf 1.7.2015.
b. elektronische diensten afgenomen door Belgische particulieren bij Europese
ondernemingen worden in België onderworpen aan BTW. Dit vanaf 1.1.2015,
op last van Europa.
c. BTW-verlaging voor renovatie gebouwen pas voor gebouwen die 10 jaar oud
zijn (i.p.v. 5 jaar). Dit vanaf 1.1.2016.
2. Vanaf 1.1.2015 jaarlijkse indexering van de accijnzen, behalve voor bier en tabak (voor
tabak, zie volgende maatregel). Daarbij zal worden rekening gehouden met de inflatie
(dus geen indexsprong?) en he concurrentierisico. Dit wordt geen automatisme, maar
een jaarlijkse beslissing bij elke begrotingsopmaak. Dit moet in 2015 23 miljoen
opbrengen, opklimmend tot 40 miljoen vanaf 2016.
3. De gederfde inkomsten door de niet-indexering voor het bier (zie hoger) wordt
opgevangen door een verhoging van de accijnzen op wijn, bovenop de indexering van
accijnzen op wijn.
4. Hervorming en verhoging accijnzen op tabak vanaf 2015. Moet 100 miljoen
opbrengen in 2015, oplopend tot 325 miljoen in 2018.
5. Verhoging accijnzen op diesel (met vrijwaring professionele diesel) vanaf 2016. Dit zou
gebeuren door aanpassing van het cliquetsysteem. Moet 100 miljoen euro opbrengen
in 100 miljoen, oplopend tot 313 miljoen in 2018.
6. Evaluatie energiebelastingen, zonder nadelig effect op competitiviteit bedrijven.
7. Opheffing zgn. picknicktaks (op wegwerpartikelen, folie…), want gedragsverandering
zou volgens regering zijn bereikt. Nog niet bij begrotingsmaatregelen voorzien.
8. Eventueel verhoging btw-vrijstelling voor kleine ondernemingen tot 25.000 euro. Nog
niet als begrotingsmaatregel voorzien.
En verder
1. Onderzoek of minimaal bedrag inzake voordeel van alle aard voor wagens kan worden
afgeschaft (om milieuvriendelijke wagens aan te moedigen).
2. “Blijvend” tegengaan van fiscale fraude. Ook al zijn geen nieuwe maatregelen
voorzien wordt gerekend op 75 miljoen euro opbrengst in 2015, oplopend tot 250
miljoen euro in 2018.
V.
VARIA
Een aantal hoofdstukken (hoe belangrijk ook) worden in deze nota rudimentair behandeld. Er
volgen informatie- en duidingsnota’s voor die aparte onderdelen.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 24
E n e r gi e
1. Invoering van een energienorm (cf. loonnorm): verschillende componenten van
energiekost mogen niet hoger liggen dan in onze buurlanden, met bijzondere aandacht
voor kost voor energie-intensieve bedrijven.
2. Uitwerking van een energiepact, inz. voor bevoorradingszekerheid, in samenwerking
met Gewesten (“zonder taboe” voor enige energiebron = dus ook niet voor
kernenergie).
3. Vóór eind 2014 een beslissing over een verlenging met 10 jaar van bepaalde
kerncentrales.
4. Regering ijvert voor ambitieus energiebeleid op Europees vlak, echter met slechts één
EU-doelstelling voor Lidstaten (minder uitstoot broeikasgassen en dus niet
hernieuwbare energie en energiebesparing).
5. Besparing op Sociaal Verwarmingsfonds (= toelage in stookoliekosten of kosten voor
butaangas) voor 9 miljoen euro vanaf 2015.
J u s t i t i e e n v e i l i gh e i d
1. Uitvoering reeds besliste hervorming justitie.
2. Eenheidsrechtbank (integratie van arbeidsrechtbank, rechtbank eerste aanleg en
rechtbank van koophandel) duikt opnieuw op: opstart van proefprojecten, met
behoud aparte kamers en zittingsplaatsen.
3. Hervorming juridische tweedelijnsbestand , met onder meer invoering van een
remgeld voor rechtszoekende.
4. Beperking uitgaven gerechtskosten en recuperatie bij veroordeelden.
5. Verhoging rolrechten en griffierechten. In de begroting is nu (slechts) sprake van een
verhoging van de griffierechten vanaf 1.1.2015, met het oog op een opbrengst van 20
miljoen euro vanaf 2015.
6. Modernisering Strafwetboek en Wetboek van Strafvordering.
7. Invoering van een gegarandeerde dienstverlening bij stakingen in gevangenissen, in
Veiligheidskorps en in Nationaal Centrum voor elektronisch toezicht, te bepalen in
overleg met de sociale partners
8. Evaluatie van de toepassing van de minnelijke schikking om straf te ontlopen.
9. Hervorming familierecht en handelsrecht
10. Onderzoek probleem van bedrieglijke faillissementen en betere afstemming van
wetgeving op de wet continuïteit ondernemingen.
11. Overheveling van taken die niet tot “kerntaken” van politie behoren naar privébewakingsfirma’s.
As i e l e n m i gr a t i e
1. Aanpassing van wetgeving op gezinshereniging ingevolge Europese kritiek.
2. Bestrijding misbruik van statuut au pair, in overleg met Gewesten.
3. Invoering van een “billijk rolrecht” voor verblijfsvergunningen, met enkele
uitzonderingen, zoals voor asielaanvragen en medische regularisatie.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 25
4. Voor toekenning leefloon zal inkomens- en vermogensonderzoek gebeuren, hier en in
het buitenland.
5. Geen collectieve regularisaties meer: snelle procedures en voor de rest
terugkeerbeleid.
6. Zoveel mogelijk collectieve opvang van asielzoekers, met uitbreiding van de gesloten
centra.
7. Inzetten op zowel gedwongen als vrijwillige terugkeer bij weigering van
verblijfsvergunning.
8. Vermindering dotatie aan Federaal Agentschap voor Opvang Asielzoekers (Fedasil)
met 20 miljoen euro vanaf 2016.
Am b t e n a r e n z a k e n e n w e r k i n g o v e r h e i d s d i e n s t e n
1. Lineaire besparingen op personeel, werking en investeringen:
a. personeelskredieten: 4% besparing in 2015 en nadien jaar na jaar 2% meer ,
tot 10% in 2019; 1% van die besparing kan vanaf 2016 worden ingezet om voor
selectieve tekorten aan personeel of lonen;
b. werkingskredieten: 20% besparing in 2015 en nadien jaar na jaar 2% meer, tot
maar eventjes 28% besparing in 2019; behalve kabinetten (aparte maatregelen
voorzien), ontwikkelingssamenwerking, defensie (zie verder), beheer
overheidsschuld en NMBS (voor NMBS zijn besparingen apart begroot);
c. investeringskredieten: 22% besparing in 2015, + 3% telkens in 2016, 2017 en
2018 en + 2% in 2019 (samen 33%); behalve voor defensie en kabinetten
(aparte maatregelen voorzien)
d. idem voor personeel- en werkingskredieten van de instellingen van openbaar
nut; behalve Fedasil (aparte maatregelen);
e. kabinetten: 3,6 miljoen euro besparing in 2015.
f. Van houding selectief vervangingsbeleid.
2. Defensie: vermindering kredieten met 193,1 miljoen euro in 2015, oplopend tot 360,6
miljoen in 2019; eventueel bij te sturen bij uitzonderlijke opdrachten (cf. Libië).
3. Herziening loopbaan, om te komen tot een “prestatiegerichte verloning , een nietleeftijdsgebonden loopbaanontwikkeling en een resultaatgericht evaluatiebeleid”.
4. “Modernisering” ontslagmotivering en tuchtrecht.
5. Wettelijk voorzien en implementeren van uitzendarbeid bij overheidsdiensten en –
bedrijven.
6. Becijferde doelstelling voor diversiteit van personeelsbestand.
7. Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voor vervroegde uittrede zullen afgestemd
worden op die van het SWT (ex-brugpensioen) in privé-sector. Als andere overheden
daarvan afwijken, moeten zij zelf kost gelijkstellingen voor pensioen betalen.
8. Bevordering gebruik van sociale en leefmilieuclausules in overheidsopdrachten.
9. Hervorming van federale overheidsorganisatie na zesde staatshervorming:
vermindering van het aantal FOD’s en opheffing van de POD’s.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 26
Overhe id sbe drijv e n
1. Herziening van de wet van 1991 op de economische overheidsbedrijven
2. Gelijke concurrentievoorwaarden voor overheid, non-profit en privé die op zelfde
markt actief zijn.
3. Vermindering van overheidsdotatie aan Bpost , te compenseren door
prijsverhogingen, door Bpost autonoom te beslissen. In de begroting is een besparing
voorzien van 6,5 miljoen euro in 2015 en 38,5 miljoen extra vanaf 2016.
4. Opname in Raadgevend Comité der Postdiensten van privé-spelers.
5. Versterking van rol regulator voor betere marktwerking in telecommunicatiesector.
6. NMBS:
a. NMBS krijgt meer vrijheid voor prijsverhogingen. In begroting gekoppeld aan
een vermindering van de overheidssteun voor 188 miljoen euro vanaf 2015,
jaar na jaar oplopend tot 663 miljoen (en geen 2,1 miljard) in 2016, zonder dat
dit “de veiligheid van het treinvervoer in het gedrang mag brengen” en zonder
dat NMBS mag extra lenen;
b. evaluatie van de “gratis-politiek”. In elk geval al afschaffing gratis go pass voor
jongeren beneden de 16 jaar vanaf 1.1.2015 (besparing van 1,9 miljoen in
2015 en 3,8 miljoen vanaf 2019);
c. bestaand protocol ter voorkoming van “wilde stakingen” wordt wettelijk
verankerd;
d. regeling voor gegarandeerde dienst bij staking: indien geen akkoord onder
sociale partners, zal dit bij wet gebeuren;
e. zo snel als mogelijk voltooien van GEN (rond Brussel).
7. Reflectie over “actief beheer van overheidsparticipaties” (= verkoop overheidsaandeel)
in functie van afbouw van overheidsschuld.
I n te r n a t i o n a a l b e l e i d
1.
2.
3.
4.
Regering pleit voor “afgeslankte” Europese commissie.
Vraag dat Europa een label “Made in Europe” invoert.
Via Europa zal België strijd aanbinden tegen “overregulering en bevoogding”.
Geen “goldplating” bij omzetting Europe richtlijnen, d.w.z. niet verder gaan dan de
Europese minima, tenzij wanneer het onze internationale concurrentiepositie kan
verbeteren.
5. “Relatie met de Verenigde Staten en Canada is een hoeksteen van ons diplomatiek
optreden (= impliciete steun aan de ontwerpen van nieuwe handels- en
investeringsakkoorden met die landen), al staat verder wel te lezen dat België respect
vraagt voor fundamentele arbeidsrechten en internationale milieunormen.
6. Hervorming van het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking, inz. verbetering prijskwaliteit-verhouding van de hulp aan ontwikkelingslanden (o.m. concentratie op 15
landen).
7. Geleidelijke beperking van het aantal erkende NGO’s voor
ontwikkelingssamenwerking.
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 27
8. Vermindering van kredieten voor preventieve diplomatie en
ontwikkelingssamenwerking: 275,3 miljoen euro minder tot in 2019, waarvan al
minstens 150 miljoen in 2015.
9. Idem voor de multilaterale samenwerking: beperking van 20 naar 15.
Gelijke kansen
1. Voor het quotum van 3% van tewerkstelling van mensen met beperkingen bij
overheidsdiensten mag voortaan ook uitbesteding aan beschutte werkplaatsen
worden meegeteld.
2. Administraties die desondanks niet 3% halen moeten die jobs laten openstaan.
3. “Uitnodiging” aan privé-sector om sprong voorwaarts te nemen voor welomschreven
kansengroepen, bv. door “slimme streefcijfers”.
D u ur z a m e o n t w i k k e l i n g
1. Leiding federale overheidsdiensten moet duurzaamheidsdoelstellingen opnemen in
managementplannen of beheerscontracten.
2. Vermindering CO²-uitstoot en energiekost van federale overheidsgebouwen.
V e r b r ui k
1. Drooglegging Onderzoeks- en Informatiecentrum voor de Verbruikersorganisaties
(OIVO): volledige schrapping van de toelage vanaf 2005, voor 1,3 miljoen euro.
2. Vermindering CO²-uitstoot en energiekost van federale overheidsgebouwen.
Chris Serroyen – Brussel, 20 november 2014
Info
Versie 3 - 20.11.2014
P a g i n a | 28