Federaal regeerakkoord 9 oktober 2014 Syndicale synthese geactualiseerde versie, nr. 3 Studiedienst ACV Brussel, 20 november 2014 Inhoud 20.11.2014 P agina |1 INHOUDSOPGAVE I. WERK 6 WEGWERKEN IN 2015-2016 VAN DE LOONKLOOF 6 VERDERE “MODERNISERING ARBEIDSMARKT” 6 MINDER BIJ TIJDELIJKE WERKLOOSHEID 7 TIJDKREDIET EN LANDINGSBANEN 8 SWT (EX-BRUGPENSIOEN) 9 DEELTIJDSEN MET INKOMENSGARANTIE-UITKERING (IGU) 10 WERKLOZEN 11 ZIEKTE-INVALIDITEIT-HANDICAP 13 COLLECTIEVE ARBEIDSVERHOUDINGEN 13 WERKGEVERS 14 II. PENSIOENEN 15 VOORBEREIDING STRUCTURELE HERVORMINGEN (NA ADVIES SOCIALE PARTNERS) 15 VERVROEGD PENSIOEN 15 WETTELIJKE PENSIOENLEEFTIJD 16 GELIJKGESTELDE PERIODES 16 OVERLEVINGSPENSIOEN: VERDERE FASEGEBOUW AFBOUW 16 PENSIOENBEDRAG 16 MINIMUMPENSIOEN 17 AMBTENARENPENSIOENEN (SPECIFIEKE BEPALINGEN) 17 AANVULLENDE PENSIOENEN 17 EN VERDER 18 III. SOCIALE ZAKEN EN GEZONDHEIDSZORGEN 18 FINANCIERING 18 WELVAARTSVASTHEID 19 ARMOEDEBESTRIJDING (ONDER MEER) 19 GEZONDHEIDSZORGEN 20 BESTRIJDING SOCIALE DUMPING (ONDER MEER) 20 EN VERDER 21 Inhoud 20.11.2014 P agina |2 IV. FINANCIEN 21 GLOBALE BELASTINGHERVORMING 21 PERSONENBELASTING 21 VENNOOTSCHAPSBELASTING 22 FINANCIËLE SECTOR 23 BTW EN ACCIJNZEN 24 EN VERDER 24 V. VARIA 24 ENERGIE 25 JUSTITIE EN VEILIGHEID 25 ASIEL EN MIGRATIE 25 AMBTENARENZAKEN EN WERKING OVERHEIDSDIENSTEN 26 OVERHEIDSBEDRIJVEN 27 INTERNATIONAAL BELEID 27 GELIJKE KANSEN 28 DUURZAME ONTWIKKELING 28 VERBRUIK 28 Inhoud 20.11.2014 P agina |3 Informatienota: Federaal regeerakkoord 9 oktober 2014 Syndicale synthese Deze nota is een synthese van het regeerakkoord van de nieuwe federale regering-Michel. Dit is een derde versie, geactualiseerd op basis van de recente begrotingsbeslissingen (zie verder) en aanvullende informatie vanuit de federale regering en het Beheerscomité RVA (tot de datum van 20 november 2014). Wat de begroting betreft ligt inmiddels een meerjarenbegroting voor tot 2018. Opvallendst daarin: - de inspanningen om de begroting te saneren, om tegen 2018 tot begrotingsevenwicht te komen (voor 2.5% van het BBP in 2018), werden herleid tot 8,4 miljard euro; - echter moet ook ruimte worden gecreëerd voor 3,7 miljard zgn. nieuw beleid. Al gaat het daar deels om het dichten van de gaten die werden geslagen door beslissingen van de vorige regering (loonkostverlaging werkgevers, verhoging fiscale werkbonus…). 8,4 miljard + 3,7 miljard geeft 12,1 miljard. Nochtans neemt de regering maar voor 11,3 miljard aan maatregelen. De regering houdt daarbij rekening met 470 miljoen aan batig effect op de begroting van de maatregelen inzake competitiviteit en koopkracht; - die inspanning van 11,3 miljard moet voor 74% komen van uitgaven (voor 8,1 miljard, waarvan 5,3 miljard in de sociale bescherming) en voor 26% van nieuwe inkomsten (2,7 miljard); - bij die nieuwe inkomsten zitten echter twee maatregelen die enkel opbrengen op korte termijn en normaliter zwaar kosten op lange termijn: uitholling belasting op liquidatieboni voor KMO’s (750 miljoen minder?) en van 10 naar 8% op pensioensparen. Verhouding uitgaven-inkomsten (74% versus 26% dreigt daardoor nog meer scheefgetrokken te worden. Met dus nog minder bijdrage van de inkomens uit vermogen; - er is nog totale onduidelijkheid over de verlaging van de patronale bijdragen (richting 25% of minder) die de werkgevers werd toegezegd. In de begrotingstabel is er sprake van om de bijkomende loonkostverlaging die de vorige regering had beslist voor 2015 (voor 471 miljoen euro) pas in 2016 door te voeren, maar in ruil de tweede schijf van 489 miljoen, die voor 2017 was toegezegd, te vervroegen. loonkostverlaging van 960 miljoen vanaf 2016. Dat geeft dan een Onvoldoende om aan een maximumtarief van 25% patronale bijdrage te geraken. Info Versie 3 - 20.11.2014 P agina |4 Leeswijzer: - - Info de tekst in vet/cursief betreft de aanpassingen in vergelijking met de tweede versie; we geven niet alle details weer, maar de essentiële informatie; we zoomen in deze fase in op de elementen die syndicaal meest relevant zijn, hetgeen maakt dat we heel wat onderdelen maar zeer beperkt behandelen ( aanvullende informatienota’s, inclusief commentaar, zijn beschikbaar voor een aantal van die onderdelen); deze nota bevat weinig commentaar. Voor duiding verwijzen we naar andere publicaties, waaronder een speciaal nummer van ACV-Vakbeweging; inmiddels is er ook een aparte, meer gevulgariseerde communicatie beschikbaar naar leden en militanten via profielbeschrijvingen: wat betekent dit regeerakkoord voor deze of gene doelgroep. Deze vind je op de vernieuwde website van het ACV. We passen deze informatie ook telkens aan aan de laatste ontwikkelingen. En trachten ook nog andere profielen toe te voegen. Versie 3 - 20.11.2014 P agina |5 I. Werk Weg werken in 20 15 - 2016 van de loonkloof (sinds 1996), door 1. Indexsprong vanaf 2015 (2%) en nadien herstel automatische indexering, ev. verder hervormd. Die indexsprong zal ook gelden voor de sociale uitkeringen en de openbare sector (incl. andere overheden).,Al stelt zich inmiddels reeds de vraag of de federale overheid wel bevoegd is voor het gehele overheidspersoneel en voor het onderwijzend personeel . Voor de sociale uitkeringen en het overheidspersoneel betekent dit dat de volgende indexsprong (verwacht ergens in 2015) wordt geschrapt. Idem voor de werknemers in de privé-sector waar met een spilindex van 2% wordt gewerkt. Voor de werknemers met een ander mechanisme van indexering (bv. elke maand of bv. 1 keer per jaar) betekent dit dat de volgende indexeringen worden geschrapt, tot de werkgevers een winst hebben gedaan van 2%. Goed om weten: de Nationale Bank verwacht vooralsnog dat de gezondheidsindex in 2015 met 0.7% stijgt en in 2016 met 1.2%, dat is samen 1.91% indexering. Hetgeen dan zou betekenen dat er ook nog wat moet worden ingeleverd op de eerste indexering(en) na 2016. 2. Lastenverlaging werkgevers (zie verder); 3. “Verdere periode van loonmatiging” in 2015-2016 of langer indien nodig voor herstel competitiviteit. Het regeerakkoord liet nog in het midden of dat kon begrepen worden als twee jaar nieuwe loonblokkering (indexering, verminderd met de indexsprong en baremieke verhogingen daargelaten). Intussen is duidelijk dat het bestaande verbod op loonsverhogingen gewoonweg wordt verlengd, samen met het opleggen van bovenvermelde indexsprong. 4. Wijziging Wet van 1996 (vrijwaring werkgelegenheid en concurrentievermogen), met o.m. strenger toezicht op overtredingen en verplichte correctie bij overschrijding loonnorm. 5. Uitbreiding Wet van 1996 naar overheidsbedrijven (Belgacom, Bpost…). 6. Aanpassing ervaringsbarema’s (na advies sociale partners), in samenhang met hervorming paritaire comités (zie verder). Nochtans heeft de Hoge Raad voor Werkgelegenheid inmiddels een bijzonder genuanceerd advies opgeleverd over die ervaringsbarema’s, lezenswaard (http://www.werk.belgie.be/publicationDefault.aspx?id=42053). De Minister van Werk verwijst daar uitdrukkelijk naar in zijn beleidsnota en beperkt zich voorlopig tot de intentie hierover overleg te hebben met de sociale partners. V e r d e r e “ m o d er n i se r in g a r b e id sm a r k t” ( n a a d v ie s so ci a l e pa r tn e r s) 1. Verdere stappen inzake annualisering arbeidstijd, deeltijds werken, overuren en glijdende werktijden (?). 2. Meer soepelheid in “loopbaanspreiding” (?). Info Versie 3 - 20.11.2014 P agina |6 3. Invoering van een “loopbaanrekening” (?) om tijd en loon op te sparen en nadien te gebruiken voor onderbreking van de loopbaan of aanvulling bij de werkloosheid of aanvullend wettelijk pensioen; eventueel daarin integratie van tijdkrediet en loopbaanonderbreking (?). 4. Herziening cao telewerk van NAR. 5. Harmonisering arbeiders-bedienden binnen strak tijdskader. In zijn beleidsnota stelt de Minister van Werk dat daarbij prioriteit zal worden gegeven aan de dossiers van de economische werkloosheid en het gewaarborgd loon (terwijl de Groep van 10 eerder dit jaar had beslist voorrang te geven aan jaarlijkse vakantie en collectieve aspecten). Het regeerakkoord voorzag in elk geval reeds dat we zouden gaan naar twee maand gewaarborgd loon voor zowel arbeiders als bedienden vanaf 2015. Dit had de regering vanaf 2015 354 miljoen euro moeten opbrengen (want meer bijdragen te innen en minder uitkeringen te betalen). Bij het minste zuchtje tegenwind van het verzamelde werkgeversfront werd dit echter afgeblazen. Er is sprake van uitstel naar 2016, maar het valt op dat in de definitieve begrotingstabel evenmin een budget werd ingeschreven voor 2016-2018. Bedoeling is kennelijk dit nu voor te leggen aan de sociale partners. De kostprijs voor de werkgevers zou in elk geval maar 354 miljoen mogen bedragen. Zodat wellicht al snel een debat zal ontstaan over een waarborg van het nettoloon, door een toeslag bovenop de RIZIV-uitkering. Maar dan met veel minder opbrengst voor de sociale zekerheid. Vraag aan sociale partners om afschaffing proeftijd in kader van nieuwe eenheidsstatuut te heronderzoeken. 6. Heronderzoek regel van max. 50 dagen studentenarbeid. De Minister van Werk stelt in zijn beleidsnota dat hij wil onderzoeken of dit in uren kan worden uitgedrukt. 7. Modernisering stelsel havenarbeid in overleg met sociale partners. 8. Versnelling procedure-Renault (verplicht overleg na aankondiging van collectieve afdankingen). Minder bij tijd el ijke werk loo s he id 1. Indexsprong van 2% (zie hoger). 2. Beperking welvaartsvastheid met 23% (zie verder). 3. Uitkering van 70 naar 65% van loon laatste 12 maanden. Dit heeft op 1.1.2015 onmiddellijke ingang, zelfs op wie op dat ogenblik al in tijdelijke werkloosheid is. Dat geeft een onmiddellijke besparing van 47,8 miljoen euro in 2015. 4. Tijdelijk werklozen die genieten van de belastingvermindering voor vervangingsinkomens zien die sluipend afgebouwd doordat het bedrag van de vermindering niet langer geïndexeerd wordt. Vooralsnog is sprake van een nietindexering gedurende 4 aanslagjaren, dus voor 2015 tot 2018 (= naar verwachting circa 6% desindexering). Dit zal ook al van toepassing zijn op de uitkeringen die in 2014 werden betaald, via de eindbelasting die in 2015 op die uitkeringen moet worden betaald. Info Versie 3 - 20.11.2014 P agina |7 5. Vanaf 1.1.2015 wordt het aantal dagen inzake economische werkloosheid per werkgever beperkt. Hoeveel dagen? Dat zal bepaald worden in functie van de opbrengst die men wil realiseren: 25 miljoen euro op jaarbasis. Gevolg: bedrijven zullen sneller tot ontslag overgaan. T i j d k r e d i e t e n l a n d i n gs b a n e n 1. Behoud huidige rechten tijdkrediet ten aanzien van werkgever, maar geen uitkering meer indien geen motief, met strengere controle op motieven en loopbaanvoorwaarden. Daarbij is het kennelijk de bedoeling de drie huidige kredieten (1 jaar basiskrediet zonder dat een motief moeten aangetoond + 3 jaar voor zorg of opleiding + 1 jaar voor de zorg voor een kind met een beperking of een zwaar ziek kind) als volgt om te vormen: a. 3 jaar cf. huidige motieven = zorg voor kind tot 8 jaar of zorg voor een kind met een beperking of een zwaar ziek kind of palliatieve zorgen of zorg voor zwaar zieke gezinsleden of opleiding; b. bijkomend 1 jaar, maar enkel voor de huidige zorgmotieven, niet meer voor opleiding. Zij het niet meer uit te smeren, bv. 2 jaar halftijds of 5 jaar 1/5, zoals dat wel het geval was voor het zgn. niet-gemotiveerd tijdkrediet. Hetgeen betekent dat niet enkel het opleidingskrediet, maar ook het zorgkrediet wordt ingeperkt: van 8 jaar 1/5 naar 4 jaar 1/5 en van 5 jaar ½ naar 4 jaar ½; c. bijkomend 1 jaar voor een kind met een beperking of een zwaar ziek kind (cf. huidige extra-jaar); d. dit is slechts van toepassing op nieuwe aanvragen. Zouden nog onder de oude regels vallen: de aanvragen bij de werkgever vóór 1.1.2015, op voorwaarde dat de aanvraag bij de RVA toekomt vóór 1.4.2015 en dat het tijdkrediet ingaat vóór 1.5.2015; e. dit zou tegen 2018 een besparing moeten opleveren van 47 miljoen euro. 2. Harmonisering regeling tijdkrediet privé-sector en regeling loopbaanonderbreking federale sector, , “maximaal” vanaf 1.1.2015, “volledig” tegen 1.1.2020. Dit zou 3,7 miljoen euro moeten opbrengen in 2018. Pro memorie: sinds 1.7.2014 is de federale overheid niet meer bevoegd voor de andere overheden, noch voor het onderwijzend personeel. Vanaf 1.1.2015 worden de Gewesten en Gemeenschappen ook budgettair verantwoordelijk. 3. Landingsbanen vanaf 1.1.2015 (beperkt tot eerste aanvragen vanaf 1.1.2015) nog slechts vanaf 60 jaar, zonder nog enige uitzondering (vandaag nog uitzonderingen vanaf 50 jaar voor lange loopbanen, verpleeg- en zorgkundigen in instellingen, knelpuntberoepen en bedrijven in moeilijkheden en in herstructurering). Dit zou 47,6 miljoen moeten opbrengen in 2018. Er is sprake van drie overgangsmaatregelen: a. de aanvragen bij de werkgever vóór 1.1.2015, op voorwaarde dat de aanvraag bij de RVA toekomt vóór 1.4.2015 en dat de landingsbaan ingaat vóór 1.5.2015 (cf. tijdkrediet) Info Versie 3 - 20.11.2014 P agina |8 b. reeds in landingsbaan op 31.12.2014 en nog één verlengingsaanvraag nadien (eventueel voor onbepaalde duur); c. reeds in landingsbaan in 2014, maar met tijdelijke onderbreking van het tijdkrediet, en die een nieuwe aanvraag doet. S W T ( e x - b r u gp e n s i o e n ) 1. Algemene regeling naar 62 jaar op 1.1.2015. Aanvankelijk was er sprake van dit te beperken tot nieuwe cao’s (incl. verlengings-cao’s), maar op het Beheerscomité RVA van 20.11.2014 lagen teksten voor om dit vanaf 1.1.2015 d’office van toepassing te maken, ook op lopende cao’s. Inmiddels lijkt een nieuwe tekst voor: bestaande cao’s van 60 jaar of nieuwe cao’s nog dit jaar neergelegd (voor max. 3 jaar) kunnen nog als ze op 1.1.2015 uiterlijk in werking treden. Ook is er een overgangsmaatregel voor opzeggingen tot 31.12.2014. Aanvankelijk was dit eind oktober 2014, maar na overleg met de sociale partners werd dit met twee maanden verlengd, en ook gepreciseerd: a. de werknemer moet zijn ontslagen vóór 1.1.2015 (= ongeacht ingangsdatum van de opzegtermijn) ; b. de leeftijd van 60 jaar moet uiterlijk op 31.12.2016 zijn bereikt; c. noteer dat niet wordt geraakt aan de voorwaarden inzake beroepsverleden, verstrengd door vorige regering. Ook niet aan de gelijkgestelde periodes voor de berekening van dat beroepsverleden. Dat betekent in regel 40 jaar beroepsverleden. Voor vrouwen blijft er een overgangsregeling: 31 jaar in 2015 en nadien elk jaar 1 jaar meer tot de 40 jaar wordt bereikt in 2024. Dus: o 31 jaar in 2015 o 32 jaar in 2016 o 33 jaar in 2017 o 34 jaar in 2018 o 35 jaar in 2019 o 36 jaar in 2020 o 37 jaar in 2021 o 38 jaar in 2022 o 39 jaar in 2023 o 40 jaar vanaf 2024; d. deze maatregel moet 36,5 miljoen euro opbrengen vanaf 2016. 2. Bedrijven in moeilijkheden of in herstructurering van 55 naar 60 jaar op 1.1.2017 (met overgangsmaatregel voor erkende bedrijven indien opzeg uiterlijk op 31 december 2016). De voorwaarden inzake beroepsverleden blijven behouden. De vorige regering had in een uitzondering voorzien voor zware herstructureringen: voor 2017 volstond 54 jaar en 6 maanden. Ook dit gaat ineens naar 60 jaar vanaf 2017 voor nieuwe erkenningen. Deze maatregel moet 12,3 miljoen euro opbrengen in 2018. Voorlopig liggen ter zake nog geen teksten voor. Info Versie 3 - 20.11.2014 P agina |9 3. De uitzonderingsregimes vanaf 56 jaar voor zware beroepen (na 33 jaar loopbaan) en voor een loopbaan van 40 jaar gaan van 56 naar 58 jaar op 1.1.2015 en 60 jaar op 1.1.2017. Met behoud van de voorwaarden inzake beroepsverleden. Dat liet de vraag open of het SWT-stelsel vanaf 56 jaar voor bouwvakkers met verminderde arbeidsgeschiktheid hier ook onder viel en ook of de bijzondere regelingen vanaf 58 jaar (zware arbeidstijdregelingen enerzijds en medisch SWT anderzijds) in die beweging zouden meegaan. Wat ligt voor op het Beheerscomité RVA? a. Inderdaad, SWT bouw gaat hierin mee; b. Inderdaad, ook SWT zware arbeidstijdregelingen (58 jaar en 35 jaar loopbaan) gaan hierin mee. Opmerkelijk: dit wordt geïntegreerd met het stelsel van 56 jaar na 20 jaar nachtarbeid, dat in twee stappen naar 60 jaar gaat, op volgende wijze: o voor de beide geldt 33 jaar (en geen 35 jaar) als loopbaaneis; o voor de beide wordt het gekoppeld aan tweejaarlijkse verlenging bij IPA, cao van de NAR of eventueel regeringsmaatregel (dus ook voor 58 jaar zware beroepen); o loopbaaneis van 56 naar 58 jaar op 1.1.2015 en van 58 jaar naar 60 jaar op 1.1.2017; o overgangsmaatregel voor wie op 1.1.2015 is ontslagen en die de leeftijd van 56 jaar op 31.12.2014 heeft bereikt. c. Voor de regeling 56 jaar/40 jaar is de overgangsregeling iets anders geformuleerd: ontslag vóór 1.1.2015, 56 jaar of meer op 31.12.2015 en 56 jaar/40 jaar einde contract. d. Medisch SWT vanaf 58 jaar en 35 jaar loopbaan zou behouden blijven. e. Er wordt niet geraakt aan de bijzondere regeling voor stads- en streekvervoer. 4. Er wordt geraakt aan de belastingvermindering op de werkloosheidsuitkering: geen indexering meer vanaf aanslagjaar 2015 (zie verder) en dit tot ontslagjaar 2018. Dat heeft ook al een lichte weerslag op de belastingen die op de inkomens van 2014 moeten worden betaald, ook voor wie nu al in SWT zit. D e e l ti j d s e n m e t i n k o m e n s g a r a n t i e - u i tk e r i n g ( I G U) 1. Terugschroeven laatste hervorming (2008), m.a.w. herinvoering koppeling aan gezinssituatie (dus verlaging voor alleenstaanden en samenwonenden) en geen profijt meer van de werkbonus. Dit gaat in op 1.1.2015, zonder overgangsmaatregel. Dus ook voor wie vandaag al in het stelsel zit. Deze maatregel moet 25 miljoen euro opbrengen vanaf 2015. Concreet houdt dit in: a. dat het grensbedrag vanaf dewelke geen IGU meer wordt toegekend verlaagt van 1.599,38 euro naar 1.501,81 euro bruto; b. de uurtoeslag voor een samenwonende zakt van 3,05 euro tot 1,21 euro; c. de uurtoeslag voor een alleenstaande zakt van 3,05 euro tot 2,14 euro; Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 10 2. Na 2 jaar deeltijds werken met IGU: halvering van de uitkering. Daarbij is in een tijdelijke overgangsmaatregels voorzien voor wie eind 2014 al in het stelsel zat. Voor die begint de teller te lopen op 1 januari 2015. Hun (op 1 januari 2015) verlaagde uitkering wordt nog eens gehalveerd op 1 januari 2017. Deze halvering moet 80,7 miljoen euro opbrengen vanaf 2017. Voorlopig nog niet in uitvoering. 3. Er wordt geraakt aan de belastingvermindering op de werkloosheidsuitkering: geen indexering meer vanaf aanslagjaar 2015 (zie verder) en dit tot aanslagjaar 2018. Dat heeft ook al een lichte weerslag op de belastingen die op de inkomens van 2014 moeten worden betaald, ook voor wie nu al in het stelsel zit. Werklozen 1. Degressiviteit: vooralsnog geen nieuwe maatregelen; wordt opgevolgd en in functie van evaluatie eventuele nieuwe maatregelen. 2. Berekening uitkering op basis van laatste 12 maanden loon (in kader van acties tegen sociale fraude, zie verder). Dit zou 60 miljoen moeten opbrengen vanaf 2018. Deze maatregel wordt beperkt tot de nieuwe aanvragen vanaf 1.1.2015. Voorlopig liggen ter zake geen teksten voor. 3. Versterking administratieve sancties (in kader van acties tegen sociale fraude, zie verder), waarbij gerekend wordt op een opbrengst van 20 miljoen vanaf 2015. Concreet: a. minimumduur van administratieve sancties art. 153 en 154 van 1 week naar 4 weken; b. uitbreiding sanctie art. 155 tot werklozen die onjuiste stukken voorleggen om een voordeel te verkrijgen of te behouden, bv. in kader van procedure activering zoekgedrag; c. afschaffing mogelijkheid art.157bis van uitstel van sanctie. 4. Inschakelingsuitkeringen: a. vanaf 1 januari 2015 voor -21-jarigen nog slechts toegang tot inschakelingsuitkering indien minimumkwalificatie. Dit moet 35 miljoen opbrengen vanaf 2017. Dat betekent dat jongeren zonder minimumkwalificatie hun beroepsinschakelingstijd (nu 1 jaar) de facto verlengd zien tot de dag voor hun 21ste verjaardag. Die nieuwe voorwaarden gaan volgende richting uit: o ofwel diploma hoger middelbaar onderwijs of gelijkwaardig; o ofwel getuigschrift 2de graad TSO, BSO of KSO; o ofwel getuigschrift 5de jaar BUSO of kwalificatiegetuigschrift voor een beroep; o ofwel een alternerende opleiding integraal en met succes voleindigd; o ofwel een toegangsbewijs voor hoger onderwijs, mits 6 jaar onderwijsstudies (tenzij voor kinderen ten laste van Europese migranten); b. maximumleeftijd voor toegang tot inschakelingsuitkeringen wordt op 1 januari 2015 verlaagd van 30 naar 25 jaar. Dit moet 39 miljoen euro opbrengen vanaf 2017. Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 11 5. Verplichte inschrijving bij publieke arbeidsbemiddeling binnen maand nadat opzeg is ingegaan om recht te hebben op uitkeringen, op straffe van 4 weken sanctie. In geval van verbreking zonder opzeg: inschrijven binnen eerste maand van periode gedekt door opzeggingsvergoeding. De werkgever zal bij wet verplicht worden de werknemer bij ontslag schriftelijk te informeren over de verplichting. Geen informatie = geen sanctie. Deze nieuwe verplichting wordt van toepassing op de ontslagen met ingang opzeggingstermijn (of periode gedekt door verbrekingsvergoeding) vanaf 1.1.2015. In zijn beleidsnota stelt de Minister van Werk dat door deze maatregel sneller werd kan worden gemaakt van de toeleiding naar een nieuwe job, zeker wanneer geen opzeg wordt gepresteerd. Althans zo lag het eerst voor op het Beheerscomité RVA. Dit werd in extremis echter teruggetrokken. Naar verluid is er binnen de regering nog geen akkoord over wettelijke verplichting voor werkgever. 6. Aanpassing notie passende dienstbetrekking, o.m. om mobiliteit te bevorderen. 7. Invoering gemeenschapsdienst voor langdurig werklozen, door Gewesten in te vullen: twee halve dagen per week, mits ingepast in een traject naar werk. Vooralsnog liggen geen teksten voor. De Minister van Werk spreekt in zijn beleidsnota van een samenwerkingsakkoord hierover met de deelstaten. 8. “Positieve stimulans” in werkloosheidsreglementering (?) om deel te nemen aan gemeenschapsdienst of knelpuntopleiding. Nog niet in uitvoering. 9. Actieve en passieve beschikbaarheid van werklozen wordt opgetrokken van 60 tot 65 jaar. Dit zou in 2018 26,3 miljoen moeten opbrengen. Dat betekent ook: a. dat de uitzonderingen (58 jaar/38 jaar loopbaan) voor de verplichte deelname aan de tewerkstellingscel en het outplacement (voor werknemers van 45 jaar of ouder met minder dan 30 weken opzeg) komen te vervallen. Enkel uitzonderingen voor stads- en streekvervoer, doorstromingsprogramma’s en doelgroepwerknemers van beschutte en sociale werkplaatsen blijven behouden; b. dat de mogelijkheid om vanaf 60 jaar in het buitenland te verblijven wordt afgeschaft, ook voor lopende gevallen: c. dit alles gaat in op 1.1.2015, met volgende overgangsmaatregelen: o voor de procedure activering zoekgedrag naar werk: niet voor wie uiterlijk 31.12.2014 zijn aanvraag voor uitkeringen (SWT of volledige werkloosheid deed); o voor het verblijf in het buitenland: wie op 31.12.2014 al van de maxivrijstelling genoot krijgt 6 maanden de tijd om terug te keren (RVA denkt aan een informatiecampagne). 10. De vrijstelling van beschikbaarheid om familiale en sociale redenen (art. 90 van het Werkloosheidsbesluit) wordt afgeschaft. Dit zou 12 miljoen moeten opbrengen vanaf 2016, waarvan al de helft in 2016. Dit treedt in werking op 1.1.2015. Lopende gevallen behouden hun vrijstelling (tot max. 1 jaar). Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 12 11. Afschaffing anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen voor nieuwe instromers vanaf 1.1.2015. Dit zou 18 miljoen euro moeten opbrengen in 2018. Van de maatregel zijn enkel de personen uitgesloten die op 31.12.2014 al zo’n toeslag hadden. Wie dan nog in opzeg zit of in 1ste jaar werkloosheid zal wel worden getroffen. Zi e k te - i n v a l i d i te i t - h a n d i c a p 1. Hervorming met het oog op snelle re-integratie. 2. Verplicht aanbod van re-integratie binnen de 3 maanden op ziekte-uitkering voor personen met mogelijkheid van re-integratie op arbeidsmarkt en dit vanaf 1.1.2015. Dit moet – samen met de volgende maatregel - 155,4 miljoen euro opbrengen in 2018. Daartoe wordt de adviserend geneesheer verplicht een reïntegratieplan op te stellen voor aangepaste arbeid of herscholing, met regelmatige opvolging nadien. 3. Verstrenging van procedures voor toekenning en controle van RIZIV-uitkeringen 4. Uitbreiding mogelijkheid van progressieve werkhervatting tot personen met minder dan 50% arbeidsongeschiktheid (te onderzoeken). 5. Onderzoeken van mogelijkheid van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. 6. Onderzoek mogelijkheden van cumul integratietegemoetkoming voor gehandicapten met beroepsinkomsten. 7. Berekening uitkering op basis het gemiddeld loon van de laatste 12 maanden i.p.v. laatste loon. Dit voor nieuwe aanvragen vanaf 1.1.2015. Dit moet 650 miljoen opbrengen in 2018. In één beweging wordt de wachttijd verlengd: van 120 arbeidsdagen in voorbije 6 maanden naar 6 gewerkte maanden in laatste 12 maanden (behalve voor moederschapsrust). 8. Versterking administratieve sancties (in kader van acties tegen sociale fraude). Er is sprake van een nieuwe vork van 3 dagen tot 400 dagen en het verlengen van de verjaringstermijn van 3 tot 5 jaar. 9. Vanaf 1.1.2015 wordt verhoging van de RIZIV-uitkering die tijdens zes eerste maanden ziekte wordt toegestaan aan arbeidsongeschikte werklozen (wanneer de werkloosheidsuitkering hoger is dan de RIZIV-uitkering) afgeschaft voor nieuwe instromers. Dit moet 15 miljoen opbrengen in 2015 en 30 miljoen vanaf 2016. 10. Hier uiteraard ook rekening te houden met 2% indexsprong en beperking welvaartsvastheid met 23% C o l l e c t i e v e a r b e i d s v e r h o ud i n g e n 1. Minder paritaire comités (maar geen sprake meer van reductie tot 20). In zijn beleidsnota spreekt de Minister van Werk van het nastreven van een “maximale consensus met de sociale partners” en resultaten “op middellange termijn”.i 2. Invoering van een tripartiet structureel overleg, met engagement van regering akkoorden in dit orgaan uit te voeren. 3. Ambitie in dit kader met sociale partners een “sociaaleconomisch akkoord” af te sluiten voor maximale groei en jobs, inz. op korte termijn uitwerking van een Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 13 banenplan, oprichting van een Nationaal Pensioencomité (voor pensioenhervorming) en opvolging maatregelen voor bevordering competitiviteit. 4. In kader van banenplan (zie d.) vervanging huidige opleidingsengagementen (1.9%) door een nieuwe doelstelling met “met gedeelde en afdwingbare verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers” (ev. loopbaanrekening voor iedere werknemer). 5. Herziening rol Fondsen voor Bestaanszekerheid rond kwestie van transparantie en “inning verplichte bijdragen”. In zijn beleidsnota spreekt de Minister van Werk van maatregelen om de rapportering en het toezicht op de naleving van de rapporteringsverplichting te verbeteren en van het “bespreken met de sociale partners van de wijze van inning”. 6. Dotatie aan het Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid wordt (= medailles van de arbeid) wordt met 28% verminderd tegen 2019, waarvan 20% al in 2015 en 2% bijkomend elk jaar nadien. W e r k ge v e r s 1. Stapsgewijze verlaging basisbijdrage van werkgevers voor sociale zekerheid van 33% naar 25% (uiterlijk 2019), met behoud sterkere lastenverlagingen wanneer men al onder 25% zit. Met bijhorende compensatie voor minderinkomsten sociale zekerheid. 1% fiscale loonsubsidie wordt daarin geïntegreerd, evenals bestaande structurele verminderingen, maar fiscale subsidie voor ploegenarbeid en nachtarbeid wordt behouden. In de begroting zijn evenwel geen concrete maatregelen voorzien om daar te geraken. In de begrotingstabel is er enkel sprake van om de bijkomende loonkostverlaging die de vorige regering had beslist voor 2015 (voor 471 miljoen euro) pas in 2016 door te voeren, maar in ruil de tweede schijf van 489 miljoen, die voor 2017 was toegezegd, te vervroegen. Dat geeft dan een loonkostverlaging van 960 miljoen vanaf 2016. Onvoldoende om aan een maximumtarief van 25% patronale bijdrage te geraken. In zijn beleidsnota spreekt de Minister van Werk ook van het voorbehouden van een deel van de lastenverlaging (ook de bijkomende) voor de nonprofit, waarbij de techniek van de sociale Maribel (omzetting in werkgelegenheid) “kan worden aangehouden”. 2. Versterking (fiscale) steun voor onderzoek en ontwikkeling. Nog onduidelijk. 3. Vereenvoudiging en versterking bijdrageverminderingen eerste 3 aanwervingen (zie verder) 4. Uitgebreid KMO-plan (pro memorie). 5. Uitgebreid horecaplan, inz.: a. fiscale grens overuren van 180 u. naar 360 u.; b. arbeidsrechtelijke grens van 143 u. naar 250 u.; c. grens gelegenheidsarbeid van 100 naar 200 dagen; d. nettoverhoging (+ 25%), via bedrijfsvoorheffing, voor werknemers die in horeca werken en elders reeds job hebben aan minstens 4/5. 6. Onderzoek om stelsel gelegenheidsarbeid horeca uit te breiden naar handel en bouw. Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 14 II. Pensioenen V o o r b e r e i d i n g s t r uc t ur e l e h e r v o r m i n ge n ( n a a d v i e s s o c i a l e p a r tn e r s ) 1. Oprichting tripartiet Nationaal Pensioencomité (incl. vertegenwoordigers ambtenaren, zelfstandigen, andere overheden). 2. Ondersteuning door een Kenniscentrum voor de Pensioenen. 3. Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 krijgt rol als Academische Raad . 4. Inz. voor: a. uitwerking van het puntensysteem (omzetting van pensioenrechten in punten), met ingang vanaf 2030; b. hervorming afgeleide rechten (gezinspensioen, overlevingspensioen, echtscheidingspensioen) vanaf ten vroegste 2030, met zeker onderzoek van: gezinsbedrag, pensioensplit (= splitsing opgebouwde pensioenrechten, wettelijk en aanvullend, over de twee partners) en gelijke behandeling gehuwden/wettelijk samenwonenden; V e r v r o e gd p e n s i o e n 1. Algemene regeling: slechts mogelijk vanaf 62,5 jaar in 2017 en 63 jaar vanaf 2018 en slechts vanaf 41 jaar loopbaan in 2018 en 42 jaar loopbaan vanaf 2019. Rekening houdend met de onderstaande maatregelen moet dit in 2018 al 387,4 miljoen euro opbrengen, waarvan 102,8 miljoen voor de werknemers en 279 miljoen voor de ambtenaren (5,6 miljoen voor de zelfstandigen). 2. Bijzondere regeling lange loopbanen (vervroegd pensioen vanaf 60 of 61 jaar): a. vanaf 60 jaar: loopbaanvoorwaarde van 42 jaar naar 43 jaar vanaf 2017 en naar 44 jaar vanaf 2019; b. vanaf 61 jaar: loopbaanvoorwaarde van 41 jaar naar 42 jaar vanaf 2017 en naar 43 jaar vanaf 2019. 3. Er komen specifieke pensioenmaatregelen voor zware beroepen (zowel privé als openbare sector); beroepen (cf. voorstel Commissies Pensioenhervorming) te bepalen door interprofessionele sociale partners op basis van objectieve criteria (met een maximum aantal beroepen); verzachting voor loopbaanvoorwaarden als pensioenberekening. 4. Overgangsmaatregelen: a. wie voor eind 2016 aan voorwaarden voldeed om op vervroegd pensioen te kunnen gaan, behoudt bestaande voorwaarden, ook als hij later op pensioen gaat; b. voor wie 58 jaar is in 2016 en net niet aan voorwaarden voldoet, mag nieuwe regeling maar max. 2 jaar vertraging opleveren; c. voor wie 59 jaar of ouder is in 2016: max. 1 jaar uitstel; Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 15 d. verder overleg met sociale partners over andere begeleidende overgangsmaatregelen, cf. vorige hervorming. 5. eventueel vanaf 2030 verdere verstrenging voorwaarden in kader van nieuwe, nog te ontwikkelen puntensysteem (zie hoger). We t tel ijke pens ioen le ef tijd 1. Wettelijke pensioenleeftijd van 65 naar 66 jaar in 2025 en naar 67 jaar in 2030. 2. Gekoppeld aan uitbreiding uitkeringen bij economische werkloosheid en schorsing wegens arbeidsongeschiktheid na 65 jaar. 3. Onbeperkt bijverdienen bovenop rustpensioen na wettelijke pensioenleeftijd (of na 45 jaar loopbaan), zonder nieuwe opbouw pensioenrechten. Kostprijs voor overheid: 30 miljoen euro. 4. Eventueel vanaf 2030 verdere verstrenging voorwaarden in kader van nieuwe, nog te ontwikkelen puntensysteem (zie hoger). 5. Aparte modaliteiten qua loopbaanduur en pensioenbedrag voor zware beroepen (cf. vervroegd pensioen, zie hoger). Geli jk ges tel de perio des 1. Evaluatie loonplafonds voor niet-gewerkte periodes. 2. Herziening gelijkgestelde periodes en harmonisering voor drie stelsels (werknemers, zelfstandigen en ambtenaren). 3. Wel behoud gelijkstelling aan laatste loon voor arbeidsongeschiktheid, tijdkrediet/loopbaanonderbreking en moederschapsrust (onvrijwillige werkloosheid, inclusief SWT, en landingsbanen niet vermeld!, zomin als gewone onderbrekingen voor zorgbuiten tijdkrediet/loopbaanonderbreking). 4. Geen gelijkstelling meer voor niet-gemotiveerd tijdkrediet (trouwens ook geen uitkering meer). O v e r l e v i n g s p e n s i o e n : v e r d e r e f a s e ge b o uw a f b o u w Omzetting in tijdelijke overgangsuitkering RVA) voor wie jonger is dan 55 jaar (voorwaarde van 50 jaar in 2025 wordt over 5 jaar telkens met 1 jaar per jaar opgetrokken). Pensioenbedra g 1. Geleidelijke afschaffing principe van eenheid van loopbaan (wie langer dan 14.040 dagen werkt blijft zo pensioenrechten opbouwen). 2. Afschaffing pensioenbonus vanaf 1 januari 2015 voor zij die nog niet begonnen zijn rechten op die bonus op te bouwen. Dit moet in 2018 al 16,7 miljoen euro opbrengen. 3. Gelijke rechten voor werknemers en zelfstandigen. 4. Uiteraard ook indexsprong (zie hoger) + beperking welvaartsvastheid (zie verder). Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 16 M i n i m um p e n s i o e n 1. Jaren boven 30 loopbaanjaren worden maar in aanmerking genomen voor minimumpensioen mits 52 dagen (cf. voorstel Beheerscomité RVP). Dit moet in 2018 10,2 miljoen opbrengen. 2. Alle gewerkte en gelijkgestelde dagen, voor elk van de stelsels, geven recht op een minimumpensioen (mits minimum aantal dagen over gehele loopbaan); 3. Wie volledige loopbaan voltijds heeft gewerkt moet pensioen hebben dat minstens 10% hoger is dan “armoededrempel”. 4. Versterking inkomensgarantie ouderen (IGO). 5. Het minimumpensioen voor een alleenstaande zelfstandige wordt gelijk getrokken met dat van een werknemer. Daarvoor wordt, bovenop het budget welvaartsvastheid van de zelfstandigen, 101 miljoen euro voorzien vanaf 2017, waarvan 43 miljoen al in 2016. Am b t e n a r e n p e n s i o e n e n ( s p e c i f i e k e b e p a l i n ge n ) 1. In nieuwe puntensysteem vanaf 2030 (zie hoger) wordt pensioen berekend op basis van hele loopbaan (i.p.v. laatste 10 jaar), met vrijwaring reeds opgebouwde rechten. 2. Verder overleg met vakbonden overheidspersoneel voor: a. uitdoven van de diplomabonificatie voor de loopbaanvoorwaarde voor het vervroegd pensioen. In het regeerakkoord was nog overleg aangekondigd. Dit is inmiddels al beslist. Afbouw met 6 maanden per jaar, vanaf 1 januari 2015. Dit moet in 2018 57,4 miljoen euro opbrengen; b. verder overleg in Nationale Pensioencommissie over de diplomabonificatie voor de berekening van het pensioenbedrag (ev. te vervangen door regularisaties studieperiodes, mits betaling van persoonlijke bijdrage); c. wegvallen soepeler loopbaanvoorwaarden voor bijzondere categorieën (tantièmes), behoudens zware beroepen; d. bijkomende overgangsmaatregelen voor politie wat betreft vorige hervorming, op last van Grondwettelijk Hof; e. geen gelijkstelling meer van periodes als contractueel overheidspersoneel voor vaste benoeming (met behoud van huidige gelijkstelling voor tijdelijke onderwijzend personeel); f. opheffing voorwaarde van 5 dienstjaren om recht te hebben op ambtenarenpensioen; g. onderzoek hervorming ziektepensioen tot RIZIV-uitkering. Aa n v ul l e n d e p e n s i o e n e n 1. Stimuleren van opbouw aanvullend pensioen contractuelen openbare sector, door aangepaste wettelijk kader (en begin van opbouw voor federaal overheidspersoneel). 2. Betaling in rente wordt fiscaal gelijk behandeld als uitkering in kapitaal (zonder verlaging bestaande fiscale voordelen). Nog onduidelijk welke richting dit uitgaat. Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 17 3. Onderzoek toepassingsproblemen en herziening 80%-regel (= begrenzing fiscale aftrek voor werkgever: wettelijk en aanvullend pensioen mogen niet hoger zijn dan 80% van laatste jaarloon). 4. Aanpassing rendementsgarantie, in functie van reële rendementen op de markt. 5. Mogelijkheid voor natuurlijke zelfstandigen om tweede pijler op te bouwen, zoals zelfstandigen in vennootschappen dat kunnen (bovenop vrij aanvullend pensioen zelfstandigen). Kostprijs voor de overheid: 12 miljoen euro vanaf 2015. 6. Vraag aan sociale partners om deel van loonstijgingen te gebruiken voor opbouw aanvullend pensioen (tot minstens 3% bijdrage). 7. Mogelijkheid voor werknemers om via bedrijf (met persoonlijke bijdragen) aanvullend pensioen op te bouwen, met gelijke fiscale voordelen als voor planning die door werkgevers werden ingesteld i.p.v. het voordeel van 30% vandaag. 8. Ontmoediging vroegtijdige uittrede met aanvullend pensioen. En verder 1. Uitvoering advies Beheerscomité RVP over beperking complement op Belgische pensioenen voor wie in buitenland werkt, met vrijwaring van weduwen en weduwnaars. Dit reeds vanaf 1 januari 2015. Dit zou 16,1 miljoen euro opbrengen in 2018. 2. Onderzoek van piste van deeltijds pensioen. 3. Onderzoek versterking 3de pensioenpijler (pensioensparen, levensverzekeringen). In het fiscale luik is sprake van een daling van de belasting van 10% naar 8%. Die zou echter al vroeger moeten worden doorgestort aan de overheid, zodat het op korte termijn geld opbrengt. 4. Onderzoek bedrag solidariteitsbijdrage. 5. Verdere uitbouw pensioeninformatie. III. Sociale zaken en gezondheidszorgen Financiering 1. Verlenging evenwichtsdotatie voor sociale zekerheid (+ evaluatie met het oog op “responsabilisering”). 2. Versterking vermindering patronale bijdragen voor eerste drie werknemers vanaf 1.1.2015, ook voor reeds toegekende verminderingen. Kostprijs 7 miljoen vanaf 2016. 3. Vereenvoudiging alternatieve financiering (cf. voorstel sociale partners). 4. “Nadenken” over financiering gezondheidszorg. 5. Aanpassing aan 6de staatshervorming. 6. Minderinkomsten door lastenverlaging worden gecompenseerd door alternatieve financiering (zie ook luik werk). Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 18 We lvaar tsva s thei d 1. Behoud gedurende 6 jaar van welvaartsenveloppes (zij het verminderd met budget dat is berekend op gezinsbijslagen. Voor werknemersbudget is dat over 2 jaar 95 miljoen euro of 16% minder). Over 6 jaar is dat – bij ongewijzigde massa uitkeringen – 285 miljoen minder. Samen met de enveloppe van de zelfstandigen levert dit in 2018 een besparing op van 232 miljoen euro. 2. Nieuw bij de begrotingsopmaak: bovenop deze besparing zal in 2018 ook nog eens 78 miljoen bespaard worden op de enveloppe, ook al was in regeerakkoord sprake van 100% welvaartsvastheid, onverminderd vorige maatregel. 3. Besteding is door sociale partners in te vullen, met vraag prioriteit te geven aan armoedebestrijding. 4. Niet in het regeerakkoord, maar inmiddels wel beslist: “fiscalisering” van de welvaartsvastheid. Dit werd nog niet gepreciseerd. Maar kennelijk is het de bedoeling de welvaartsverbeteringen niet door te voeren door hogere uitkeringen, maar via de bedrijfsvoorheffing op die uitkeringen. Met dus de vraag hoe dat wordt geregeld voor uitkeringen zonder voorheffing. Die fiscalisering zou overigens ook worden voorzien voor de enveloppe voor de sociale begeleiding van de indexsprong (127 miljoen euro, zie hoger). Ar m o e d e b e s t r i j d i n g ( o n d e r m e e r ) 1. Geleidelijke verhoging minima in sociale zekerheid en bijstand tot Europese armoedenorm , met prioriteit voor personen met hoog armoederisico. 2. Welvaartsvastheid: zie hoger. Pro memorie: het uitlichten van het budget kinderbijslagen treft niet de bijstandsuitkeringen. Wel worden de gerechtigden op sociale bijstand eventueel wel getroffen de extra-inspanning van 78 miljoen euro in 2018 (zie hoger). 3. Nieuw kader voor inrichting gemeenschapsdienst voor leefloners (cf. langdurig werklozen, zie hoger). 4. Optimalisatie “socio-professionele vrijstelling” (vergoeding voor beroepsopleiding of loon die tot bepaald bedrag niet wordt afgetrokken van leefloon), met het oog op hertewerkstelling. 5. Onderzoek om leefloon aan te passen aan nieuwe samenlevingsvormen. 6. Evaluatie met het oog op verbetering van sociale tarieven voor energie, telecom en mobiliteit en eventuele hervorming sociale energiefondsen (gas, elektriciteit en stookolie). 7. OCMW’s kunnen eventueel gecompenseerd worden voor extra-kost leeflonen ingevolge besparingen in sociale zekerheid. 8. Nieuw wettelijk kader dat integratie OCMW’s in gemeentebesturen mogelijk maakt. 9. Integratie Steunpunt Armoedebestrijding in federale administratie. Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 19 G e z o n d h e i d s z o r ge n Ganse reeks maatregelen en intenties, waarvan we er slechts enkele aanstippen: 1. Deze legislatuur legt nadruk op grondige hervorming van structuur van gezondheidszorg, met responsabilisering alle actoren en in overleg met stakeholders en deelstaten. 2. Groeinorm 1.5% i.p.v.3% boven index, verminderd met indexsprong. De besparing komt dus bovenop de besparingen via de indexsprong. Dit nieuwe groeipad is pas voorzien vanaf 2016. Voor 2015 wordt het budget vastgelegd op 23,85 miljard euro. Bovenop deze doelstellingen zou nog een extra-besparing moeten worden gerealiseerd van 35 miljoen euro in 2015, oplopend tot 236 miljoen euro in 2018. Dit leidt tot een totale besparing in 2015 van 804 miljoen (3.27%), oplopend tot 2,866 miljard in 2018. 3. Wegwerken financiële drempels, o.m.: a. derdebetalersregeling huisarts; b. verbod ereloonsupplementen in twee- of meerpersoonskamers ook bij daghospitalisatie; c. onderzoek uitbreiding maximumfactuur naar psychiatrische patiënten; 4. Inzake gezondheidsverstrekkers o.m.: a. onderzoek aangepast sociaal statuut voor huisartsen/specialisten in opleiding; b. herziening KB nr. 78, met herschikking competenties voor diverse gezondheidsverstrekkers; c. herwaardering beroep verpleegkundige d. aanpassing arbeidsreglementering van werknemers om “zorgcontinuïteit beter te kunnen realiseren”; e. algemene verplichting tot deelname aan wacht, met vrijstellingen op basis van leeftijd, gezin en gezondheid; f. modernisering overleg tussen zorgverleners en mutualiteiten; g. versterking financiële transparantie mutualiteiten; h. evaluatie administratiekosten mutualiteiten en verhoging variabel gedeelte van administratiekosten; i. grondige herziening financiering ziekenhuizen j. herziening en vereenvoudiging van nomenclatuur (= prijslijst) B e s t r i j d i n g s o c i a l e d um p i n g ( o n d e r m e e r ) 1. Rondetafel voor risicosectoren. 2. Versterking wetgeving voor bepaalde risicosectoren, o.m. eventuele uitbreiding hoofdelijke aansprakelijkheid (bouwsector) naar andere sectoren; 3. Evaluatie geldboetes in transportsector; 4. In kaart brengen en verspreiden van goede praktijken inzake misbruiken met buitenlandse detachering; 5. Bestrijding uitkeringsfraude door uitbreiding uitwisseling elektronische gegevens. Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 20 6. Tegengaan van misbruiken inzake tijdelijke werkloosheid; 7. Verzwaring administratieve sancties voor werklozen en arbeidsongeschikten. 8. In begroting werd ingeschreven dat de strijd tegen de sociale fraude tegen 2018 250 miljoen euro moet opbrengen, zonder verdere precisering. En verder 1. Pro memorie: reeks verbeteringen aan sociaal statuut zelfstandigen (o.m. onderzoek dat zelfstandigen in bijberoep ook pensioenrechten kunnen opbouwen). 2. Bijsturing kunstenaarsstatuut om misbruiken en werkloosheidsval tegen te gaan. IV. FINANCIEN Globale be la s tin g he rvormin g Regering zal belastinghervorming voorbereiden en doorvoeren. Daarnaast nu reeks aantal punctuele maatregelen. P e r s o n e n b e l a s ti n g 1. Verhoging fiscale aftrek forfaitaire beroepskosten, ter compensatie van de verhoging van accijnzen op tabak en diesel (geen van beide zit in gezondheidsindex) en van enkele BTW-verhogingen (zie verder). Hoe dit zal worden doorgevoerd is nog niet duidelijk, behalve: a. dat deze vanaf 1 januari 2015 in de bedrijfsvoorheffing zal worden verrekend; b. dat het in 2015 maar 450 miljoen euro mag kosten en vanaf 2016 900 miljoen; c. dat het voor alle lonen een winst moet geven, maar voor de werknemers met het hoogste loon maar maximum de helft van de winst voor werknemers met het minimumloon. 2. Stroomlijning loonbegrip in fiscaliteit, sociale zekerheid en arbeidsrecht. 3. Heffing op pensioensparen (3de pijler) van 10 naar 8%, met versterkte “frontloading” van de opbrengsten om budgettaire redenen: vervroegde inning van die bijdrage (cf. een techniek die ontslagnemende regering reeds gebruikte). Dit brengt op korte termijn (2015-2018) elk jaar 300 miljoen euro op voor de overheid, maar leidt normaliter op langere termijn tot zwaar inkomstenverlies. 4. Er is ook sprake van een “doorkijkbelasting“ (ook “Kaaimantaks” genoemd) op juridische constructies in buitenland, maar dat was al beslist door ontslagnemende regering. Modaliteiten moesten nog worden uitgewerkt. Die taks zou vanaf 2016 jaarlijks 120 miljoen euro opbrengen. 5. Hervorming van het stelsel van de verworpen uitgaven (de zgn. geheime commissielonen-aanslag). Het is een bijzondere belasting wanneer de fiscus vaststelt dat de vennootschap onverantwoorde uitgaven deed, bv. wanneer de bedrijfsleider zich in het zwart laat uitbetalen of wanneer hij privé-uitgaven op de zaak zet. Die bedraagt 3 maal het bedrag van de onverantwoorde uitgaven, dus 300% + een Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 21 crisisbelasting van 3% daarop, dus 309%. Die belasting was onder zware druk van de werkgevers- en middenstandsorganisaties al door de vorige regering zwaar uitgehold en nog nauwelijks toegepast. Hij wordt nu nog verder uitgekleed, al voor ontslagjaar 2015, dus de inkomsten van 2014. Het tarief van de aanslag wordt van 309% teruggebracht naar 103% (51,5% als de uitgave een andere vennootschap ten goede komt), met eventueel een “passende administratieve boete”. Die aanslag is, samen met de onverantwoorde uitgave, als beroepskost aftrekbaar. Wanneer het gaat om “kleinere” kosten die foutief op de zaak werden gezet (restaurant, receptie, ICT, klein kantoormateriaal) is er geen aanslag, enkel maar verwerping. Desalniettemin rekent de regering op een meerinkomst van 100 miljoen euro vanaf 2017. In principe enkel nog administratieve boetes. 6. “Fiscalisering” welvaartsvastheid: zie hoger. 7. Stopzetting voor vier aanslagjaren (van 2015 tot 2018) van de indexering van een aantal fiscale uitgaven. Dit moet in 2018 193 miljoen opbrengen, waarvan al 46 miljoen in 2015. Wat betekent dat het ook al zal gelden voor de belasting op de inkomens van 2014. Welke uitgaven worden concreet geviseerd: a. belastingvermindering voor vervangingsinkomens; b. vrijgesteld bedrag spaarrekeningen; c. dividenden erkende coöperatieven; d. intresten of dividenden van vennootschappen met sociaal oogmerk; e. lange termijnsparen: pensioensparen, levensverzekeringen, persoonlijke bijdragen voor groepsverzekeringen of pensioenfondsen, aankoop van aandelen bij de werkgever; f. energiebesparende uitgaven (nochtans al overgeheveld naar Gewesten); g. passief- en lage energiewoningen; h. elektrische voertuigen; i. ontwikkelingsfondsen; j. giften; k. huispersoneel. V e n n o o ts c ha p s b e l a s t i n g 1. Afsluiting van fiscaal pact met ondernemers (?) voor meer rechtszekerheid. 2. Wegwerken “perverse effecten” in belasting van niet-inwoners. 3. Afzwakking extra-belasting (naar 25% onder ontslagnemende regering) op liquidatieboni (= belasting bij vereffening van de vennootschap): bedrijven die jaarlijks winst reserveren op een afzonderlijke passiefrekening moeten daarop 10% betalen; bij liquidatie wordt dat belastingvrij uitgekeerd; bij voortijdige uitkering een extrabelasting (+ 5% bij uitkering na 5 jaar; + 15% bij uitkering binnen 5 jaar). 4. Gelijke vennootschapsbelasting voor intercommunales en “oneigenlijk gebruikte vzw’s”. In de begroting is nu een opbrengst voorzien van 200 miljoen euro in 2015, oplopend tot 230 miljoen in 2018. Dit (slechts) voor intercommunales en pas voor boekjaren die na 30 juni 2015 worden afgesloten. Met uitsluiting van de non-profit instellingen die aan rechtspersonenbelasting zijn onderworpen. Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 22 5. Hervorming van de verhoogde belasting op liquidatieboni voor KMO’s. Het gaat hier om de belasting die moeten betaald worden wanneer een vennootschap wordt vereffend, dit op het verschil tussen de oorspronkelijke kapitaalinbreng en het uiteindelijke kapitaal, rekening houdend met de inflatie. Die taks werd door de vorige regering verhoogd van 10% naar 25%, met overgangsmaatregelen. Die wordt nu van de weeromstuit teruggebracht op 10% voor KMO’s. Althans op de winst na belasting die in het bedrijf bleef en op een aparte rekening (liquidatiereserve) werd gezet en op voorwaarde dat er op dat ogenblik 10% op wordt betaald (i.p.v. bij de vereffening). Doordat de 10%-taks dus vervroegd moet worden betaald, rekent de regering op 50 miljoen euro opbrengst in 2015, oplopend tot 500 miljoen in 2018. Echter gaat dan op termijn 15 procentpunt (van de 25%) verloren, waardoor mag verondersteld worden dat deze maatregel op langere termijn 750 miljoen dreigt te kosten aan de Schatkist, ten voordele van de KMO-aandeelhouders die hun zaak liquideren. Financiële sector 1. Aanpassing notionele intrestaftrek voor bank- en verzekeringssector: het eigen vermogen dat ze verplicht moeten aanhouden volgens de verstrengde Europese regels levert geen intrestaftrek meer op vanaf aanslagjaar 2016. Opbrengst? Zie volgende maatregel. 2. De huidige abonnementstaks die de financiële sector betaalt op spaartegoeden, in ruil voor de staatsgarantie wordt, samen met de jaarlijks taks op de kredietinstellingen hervormd tot één enkele jaarlijkse taks. Die moet, samen met de bovenvermeld maatregel 100 miljoen euro opbrengen in 2015 en 150 miljoen vanaf 2015. Die nieuwe bankentaks zal afhankelijk zijn van het volume derivaten, het balanstotaal en het volume spaartegoeden van elke bank. 3. Verhoging van de beurstaks op financiële transacties vanaf 1.1.2015. Dit moet 80 miljoen opbrengen vanaf 2015. Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 23 B TW en accijnzen 1. Drie BTW-verhogingen die samen 200 miljoen euro moeten opbrengen, vanaf 2016, waarvan al 10 miljoen in 2015: a. schrapping BTW-vrijstelling voor esthetische chirurgie en behandeling (behalve deze voor therapeutische doeleinden). vanaf 1.7.2015. b. elektronische diensten afgenomen door Belgische particulieren bij Europese ondernemingen worden in België onderworpen aan BTW. Dit vanaf 1.1.2015, op last van Europa. c. BTW-verlaging voor renovatie gebouwen pas voor gebouwen die 10 jaar oud zijn (i.p.v. 5 jaar). Dit vanaf 1.1.2016. 2. Vanaf 1.1.2015 jaarlijkse indexering van de accijnzen, behalve voor bier en tabak (voor tabak, zie volgende maatregel). Daarbij zal worden rekening gehouden met de inflatie (dus geen indexsprong?) en he concurrentierisico. Dit wordt geen automatisme, maar een jaarlijkse beslissing bij elke begrotingsopmaak. Dit moet in 2015 23 miljoen opbrengen, opklimmend tot 40 miljoen vanaf 2016. 3. De gederfde inkomsten door de niet-indexering voor het bier (zie hoger) wordt opgevangen door een verhoging van de accijnzen op wijn, bovenop de indexering van accijnzen op wijn. 4. Hervorming en verhoging accijnzen op tabak vanaf 2015. Moet 100 miljoen opbrengen in 2015, oplopend tot 325 miljoen in 2018. 5. Verhoging accijnzen op diesel (met vrijwaring professionele diesel) vanaf 2016. Dit zou gebeuren door aanpassing van het cliquetsysteem. Moet 100 miljoen euro opbrengen in 100 miljoen, oplopend tot 313 miljoen in 2018. 6. Evaluatie energiebelastingen, zonder nadelig effect op competitiviteit bedrijven. 7. Opheffing zgn. picknicktaks (op wegwerpartikelen, folie…), want gedragsverandering zou volgens regering zijn bereikt. Nog niet bij begrotingsmaatregelen voorzien. 8. Eventueel verhoging btw-vrijstelling voor kleine ondernemingen tot 25.000 euro. Nog niet als begrotingsmaatregel voorzien. En verder 1. Onderzoek of minimaal bedrag inzake voordeel van alle aard voor wagens kan worden afgeschaft (om milieuvriendelijke wagens aan te moedigen). 2. “Blijvend” tegengaan van fiscale fraude. Ook al zijn geen nieuwe maatregelen voorzien wordt gerekend op 75 miljoen euro opbrengst in 2015, oplopend tot 250 miljoen euro in 2018. V. VARIA Een aantal hoofdstukken (hoe belangrijk ook) worden in deze nota rudimentair behandeld. Er volgen informatie- en duidingsnota’s voor die aparte onderdelen. Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 24 E n e r gi e 1. Invoering van een energienorm (cf. loonnorm): verschillende componenten van energiekost mogen niet hoger liggen dan in onze buurlanden, met bijzondere aandacht voor kost voor energie-intensieve bedrijven. 2. Uitwerking van een energiepact, inz. voor bevoorradingszekerheid, in samenwerking met Gewesten (“zonder taboe” voor enige energiebron = dus ook niet voor kernenergie). 3. Vóór eind 2014 een beslissing over een verlenging met 10 jaar van bepaalde kerncentrales. 4. Regering ijvert voor ambitieus energiebeleid op Europees vlak, echter met slechts één EU-doelstelling voor Lidstaten (minder uitstoot broeikasgassen en dus niet hernieuwbare energie en energiebesparing). 5. Besparing op Sociaal Verwarmingsfonds (= toelage in stookoliekosten of kosten voor butaangas) voor 9 miljoen euro vanaf 2015. J u s t i t i e e n v e i l i gh e i d 1. Uitvoering reeds besliste hervorming justitie. 2. Eenheidsrechtbank (integratie van arbeidsrechtbank, rechtbank eerste aanleg en rechtbank van koophandel) duikt opnieuw op: opstart van proefprojecten, met behoud aparte kamers en zittingsplaatsen. 3. Hervorming juridische tweedelijnsbestand , met onder meer invoering van een remgeld voor rechtszoekende. 4. Beperking uitgaven gerechtskosten en recuperatie bij veroordeelden. 5. Verhoging rolrechten en griffierechten. In de begroting is nu (slechts) sprake van een verhoging van de griffierechten vanaf 1.1.2015, met het oog op een opbrengst van 20 miljoen euro vanaf 2015. 6. Modernisering Strafwetboek en Wetboek van Strafvordering. 7. Invoering van een gegarandeerde dienstverlening bij stakingen in gevangenissen, in Veiligheidskorps en in Nationaal Centrum voor elektronisch toezicht, te bepalen in overleg met de sociale partners 8. Evaluatie van de toepassing van de minnelijke schikking om straf te ontlopen. 9. Hervorming familierecht en handelsrecht 10. Onderzoek probleem van bedrieglijke faillissementen en betere afstemming van wetgeving op de wet continuïteit ondernemingen. 11. Overheveling van taken die niet tot “kerntaken” van politie behoren naar privébewakingsfirma’s. As i e l e n m i gr a t i e 1. Aanpassing van wetgeving op gezinshereniging ingevolge Europese kritiek. 2. Bestrijding misbruik van statuut au pair, in overleg met Gewesten. 3. Invoering van een “billijk rolrecht” voor verblijfsvergunningen, met enkele uitzonderingen, zoals voor asielaanvragen en medische regularisatie. Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 25 4. Voor toekenning leefloon zal inkomens- en vermogensonderzoek gebeuren, hier en in het buitenland. 5. Geen collectieve regularisaties meer: snelle procedures en voor de rest terugkeerbeleid. 6. Zoveel mogelijk collectieve opvang van asielzoekers, met uitbreiding van de gesloten centra. 7. Inzetten op zowel gedwongen als vrijwillige terugkeer bij weigering van verblijfsvergunning. 8. Vermindering dotatie aan Federaal Agentschap voor Opvang Asielzoekers (Fedasil) met 20 miljoen euro vanaf 2016. Am b t e n a r e n z a k e n e n w e r k i n g o v e r h e i d s d i e n s t e n 1. Lineaire besparingen op personeel, werking en investeringen: a. personeelskredieten: 4% besparing in 2015 en nadien jaar na jaar 2% meer , tot 10% in 2019; 1% van die besparing kan vanaf 2016 worden ingezet om voor selectieve tekorten aan personeel of lonen; b. werkingskredieten: 20% besparing in 2015 en nadien jaar na jaar 2% meer, tot maar eventjes 28% besparing in 2019; behalve kabinetten (aparte maatregelen voorzien), ontwikkelingssamenwerking, defensie (zie verder), beheer overheidsschuld en NMBS (voor NMBS zijn besparingen apart begroot); c. investeringskredieten: 22% besparing in 2015, + 3% telkens in 2016, 2017 en 2018 en + 2% in 2019 (samen 33%); behalve voor defensie en kabinetten (aparte maatregelen voorzien) d. idem voor personeel- en werkingskredieten van de instellingen van openbaar nut; behalve Fedasil (aparte maatregelen); e. kabinetten: 3,6 miljoen euro besparing in 2015. f. Van houding selectief vervangingsbeleid. 2. Defensie: vermindering kredieten met 193,1 miljoen euro in 2015, oplopend tot 360,6 miljoen in 2019; eventueel bij te sturen bij uitzonderlijke opdrachten (cf. Libië). 3. Herziening loopbaan, om te komen tot een “prestatiegerichte verloning , een nietleeftijdsgebonden loopbaanontwikkeling en een resultaatgericht evaluatiebeleid”. 4. “Modernisering” ontslagmotivering en tuchtrecht. 5. Wettelijk voorzien en implementeren van uitzendarbeid bij overheidsdiensten en – bedrijven. 6. Becijferde doelstelling voor diversiteit van personeelsbestand. 7. Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voor vervroegde uittrede zullen afgestemd worden op die van het SWT (ex-brugpensioen) in privé-sector. Als andere overheden daarvan afwijken, moeten zij zelf kost gelijkstellingen voor pensioen betalen. 8. Bevordering gebruik van sociale en leefmilieuclausules in overheidsopdrachten. 9. Hervorming van federale overheidsorganisatie na zesde staatshervorming: vermindering van het aantal FOD’s en opheffing van de POD’s. Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 26 Overhe id sbe drijv e n 1. Herziening van de wet van 1991 op de economische overheidsbedrijven 2. Gelijke concurrentievoorwaarden voor overheid, non-profit en privé die op zelfde markt actief zijn. 3. Vermindering van overheidsdotatie aan Bpost , te compenseren door prijsverhogingen, door Bpost autonoom te beslissen. In de begroting is een besparing voorzien van 6,5 miljoen euro in 2015 en 38,5 miljoen extra vanaf 2016. 4. Opname in Raadgevend Comité der Postdiensten van privé-spelers. 5. Versterking van rol regulator voor betere marktwerking in telecommunicatiesector. 6. NMBS: a. NMBS krijgt meer vrijheid voor prijsverhogingen. In begroting gekoppeld aan een vermindering van de overheidssteun voor 188 miljoen euro vanaf 2015, jaar na jaar oplopend tot 663 miljoen (en geen 2,1 miljard) in 2016, zonder dat dit “de veiligheid van het treinvervoer in het gedrang mag brengen” en zonder dat NMBS mag extra lenen; b. evaluatie van de “gratis-politiek”. In elk geval al afschaffing gratis go pass voor jongeren beneden de 16 jaar vanaf 1.1.2015 (besparing van 1,9 miljoen in 2015 en 3,8 miljoen vanaf 2019); c. bestaand protocol ter voorkoming van “wilde stakingen” wordt wettelijk verankerd; d. regeling voor gegarandeerde dienst bij staking: indien geen akkoord onder sociale partners, zal dit bij wet gebeuren; e. zo snel als mogelijk voltooien van GEN (rond Brussel). 7. Reflectie over “actief beheer van overheidsparticipaties” (= verkoop overheidsaandeel) in functie van afbouw van overheidsschuld. I n te r n a t i o n a a l b e l e i d 1. 2. 3. 4. Regering pleit voor “afgeslankte” Europese commissie. Vraag dat Europa een label “Made in Europe” invoert. Via Europa zal België strijd aanbinden tegen “overregulering en bevoogding”. Geen “goldplating” bij omzetting Europe richtlijnen, d.w.z. niet verder gaan dan de Europese minima, tenzij wanneer het onze internationale concurrentiepositie kan verbeteren. 5. “Relatie met de Verenigde Staten en Canada is een hoeksteen van ons diplomatiek optreden (= impliciete steun aan de ontwerpen van nieuwe handels- en investeringsakkoorden met die landen), al staat verder wel te lezen dat België respect vraagt voor fundamentele arbeidsrechten en internationale milieunormen. 6. Hervorming van het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking, inz. verbetering prijskwaliteit-verhouding van de hulp aan ontwikkelingslanden (o.m. concentratie op 15 landen). 7. Geleidelijke beperking van het aantal erkende NGO’s voor ontwikkelingssamenwerking. Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 27 8. Vermindering van kredieten voor preventieve diplomatie en ontwikkelingssamenwerking: 275,3 miljoen euro minder tot in 2019, waarvan al minstens 150 miljoen in 2015. 9. Idem voor de multilaterale samenwerking: beperking van 20 naar 15. Gelijke kansen 1. Voor het quotum van 3% van tewerkstelling van mensen met beperkingen bij overheidsdiensten mag voortaan ook uitbesteding aan beschutte werkplaatsen worden meegeteld. 2. Administraties die desondanks niet 3% halen moeten die jobs laten openstaan. 3. “Uitnodiging” aan privé-sector om sprong voorwaarts te nemen voor welomschreven kansengroepen, bv. door “slimme streefcijfers”. D u ur z a m e o n t w i k k e l i n g 1. Leiding federale overheidsdiensten moet duurzaamheidsdoelstellingen opnemen in managementplannen of beheerscontracten. 2. Vermindering CO²-uitstoot en energiekost van federale overheidsgebouwen. V e r b r ui k 1. Drooglegging Onderzoeks- en Informatiecentrum voor de Verbruikersorganisaties (OIVO): volledige schrapping van de toelage vanaf 2005, voor 1,3 miljoen euro. 2. Vermindering CO²-uitstoot en energiekost van federale overheidsgebouwen. Chris Serroyen – Brussel, 20 november 2014 Info Versie 3 - 20.11.2014 P a g i n a | 28
© Copyright 2024 ExpyDoc