pdf-document - Martini Ziekenhuis

1. Alvleesklierontsteking (Post­ERCP Pancreatitis) Bij een alvleesklierontsteking ontstaat meestal (hevige) pijn boven in de buik die vaak recht doorstraalt naar de rug. Ziekenhuisopname is dan noodzakelijk. De pijn begint meestal al op de dag van het kijkonderzoek (ERCP). Meestal verdwijnen de klachten binnen twee weken. Bij een klein deel van de patiënten verloopt de ontsteking ernstiger en is langdurige ziekenhuisopname met soms verblijf op de Intensive Care noodzakelijk. Zelden overlijdt een patiënt door de alvleesklierontsteking. De ontsteking kan ontstaat omdat de alvleesklier en de galweg dezelfde uitgang hebben in de twaalfvingerige darm*. Bij een ERCP is het noodzakelijk om een slangetje (catheter) of voerdraad in de galweg te brengen. Dit is technisch erg lastig. Tijdens de poging om in de galweg te komen kan de alvleesklier geïrriteerd raken en daardoor gaan ontsteken. Is de ontstoken alvleesklier eenmaal ontstoken, dan raakt deze verder ontstoken door de werking van de verteringssappen van de alvleesklier zelf. Het risico op een alvleesklierontsteking (een ernstige complicatie*) na een kijkonderzoek (ERCP) wordt uitgedrukt in het complicatiepercentage. Dit is het aantal alvleesklierontstekingen bij een kijkonderzoek gedeeld door het aantal uitgevoerde kijkonderzoeken in een kalenderjaar. Het complicatiepercentage van de maatschap MDL is redelijk stabiel door de jaren heen. Er zijn geen gegevens van andere Nederlandse ziekenhuizen beschikbaar waardoor een vergelijk niet mogelijk is, maar er zijn wel internationale cijfers** bekend die een goed vergelijk mogelijk maken. Hierbij werd gevonden dat internationaal 3,5% van de patiënten na een ERCP een alvleesklierontsteking krijgen. Ons eigen percentage is gunstiger: 2,5%***. * een ernstige complicatie is een complicatie waarbij de verwachte opnameduur wordt verlengd en/of een extra ingreep plaatsvindt en/of een bloedtransfusie nodig is en/of overlijden van de patiënt. ** Incidence rates of post‐ERCP complications: a systematic survey of prospective studies. Am J gastroentero 2007; 102: 1781 *** Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal aantal ERCP Aantal Pancreatitis % Pancreatitis 165 9 5,5, 331 6 1,8 327 7 2,1 326 7 2,1 272 7 2,6 2009 ‐13 Meta‐
analyse 1.457 16.855 36 590 2,5 3,5 2. Bloeding Een bloeding kan optreden tijdens de ingreep maar ook erna, meestal binnen een week tot vier weken na het kijkonderzoek (ERCP). Als de bloeding tijdens de ERCP optreedt, lukt het vrijwel altijd de bloeding weer te stoppen. Hier merkt u niets van en dit geldt ook niet complicatie. In zeer zeldzame gevallen is een spoedoperatie of spoedkatheterisatie noodzakelijk. Als de bloeding na het kijkonderzoek optreedt, dan kunt u dit merken aan: pikzwarte ontlasting of licht in het hoofd zijn. Ook kan uw huisarts het constateren omdat uw bloedgehalte gedaald is. Zelden zal er sprake zijn van bloedbraken of veel rood bloed bij de ontlasting. Als er een bloeding optreedt dan zal met een apart onderzoek met een endoscoop gekeken worden wat de oorzaak van de bloeding is. Als het mogelijk is wordt de bloeding tijdens het onderzoek direct behandeld. Een enkele keer lukt dat niet en zal een aanvullende operatie of katheterisatie noodzakelijk zijn. U krijgt dan eventueel bloed toegediend. Een bloeding ontstaat vrijwel altijd vanuit het sneetje dat tijdens de ERCP wordt gemaakt om de opening naar de galweg wijder te maken. Het gebruik van bloedverdunners verhoogt de kans op een bloeding. Het risico op een bloeding (een ernstige complicatie*) na een kijkonderzoek (ERCP) wordt uitgedrukt in het complicatiepercentage. Dit is het aantal bloedingen bij een kijkonderzoek gedeeld door het aantal uitgevoerde kijkonderzoeken in een kalenderjaar. Het complicatiepercentage van de maatschap MDL is redelijk stabiel door de jaren heen. Er zijn geen gegevens van andere Nederlandse ziekenhuizen beschikbaar waardoor een vergelijk niet mogelijk is, maar er zijn wel internationale cijfers** bekend die een goed vergelijk mogelijk maken. Hierbij werd gevonden dat internationaal 1,3% van de patiënten na een ERCP een bloeding krijgen. Ons eigen percentage is: 0,8%***. * Een ernstige complicatie is een complicatie waarbij de verwachte opnameduur wordt verlengd en/of een extra ingreep plaatsvindt en/of een bloedtransfusie nodig is en/of overlijden van de patiënt. ** Incidence rates of post‐ERCP complications: a systematic survey of prospective studies. Am J gastroentero 2007; 102: 1781 *** Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal aantal ERCP Aantal bloedingen % bloedingen 165 2 1,2 331 0 0,0 327 2 0,6 326 1 0,3 272 6 2,2 2009 ‐13 Meta‐
analyse 1.457 16.855 11 0,8 1,3 3. Perforatie (gaatje in de wand van de twaalfvingerige darm) Bij een perforatie ontstaat meestal pijn boven in de buik, maar soms ook alleen koorts of gevoel van ziek zijn. Het is ook aan te tonen door verhoogde ontstekingswaarden in het bloed. De diagnose wordt meestal gesteld met een CT‐scan. Na het vaststellen van een perforatie wordt gestart met antibiotica. Soms is het nodig (bij een groot abces (pus)) om met een slangetje of een operatie de pus te verwijderen. Meestal is hier een extra opname van enkele weken (meestal minder dan twee weken) nodig. Zelden is een opname op de Intensive Care noodzakelijk. Het risico op een perforatie (een ernstige complicatie*) na een kijkonderzoek (ERCP) wordt uitgedrukt in het complicatiepercentage. Dit is het aantal perforaties in dat jaar gedeeld door het aantal uitgevoerde kijkonderzoeken in dat jaar. Het complicatiepercentage van de maatschap MDL is redelijk stabiel door de jaren heen. Er zijn geen gegevens van andere Nederlandse ziekenhuizen beschikbaar waardoor een vergelijk niet mogelijk is, maar er zijn wel internationale cijfers** bekend die een goed vergelijk mogelijk maken. Hierbij werd gevonden dat internationaal 0,6% van de patiënten na een ERCP een perforatie krijgen. Ons eigen percentage is: 0,7 %***. * Een ernstige complicatie is een complicatie waarbij de verwachte opnameduur wordt verlengd en/of een extra ingreep plaatsvindt en/of een bloedtransfusie nodig is en/of overlijden van de patient. ** Incidence rates of post‐ERCP complications: a systematic survey of prospective studies. Am J gastroentero 2007; 102: 1781 *** Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal aantal ERCP Aantal perforaties % perforaties 165 0 0,0 331 2 0,6 327 2 0,6 326 2 0,6 272 4 1,5 2009 ‐13 Meta‐
analyse 1.457 16.855 11 0,7 0,6 4. Infectie van de galwegen of galblaas Bij een infectie van de galwegen of galblaas ontstaat meestal koorts, soms met koude rillingen, gevoel van ziek zijn en soms pijn boven in de buik. In het bloed zijn de ontstekingswaarden en vaak de leverfuncties verhoogd. De diagnose wordt gesteld op basis van een bloedonderzoek, maar soms is een echo of CT nodig om de oorzaak vast te stellen. Na het vaststellen van een infectie wordt gestart met antibiotica. Soms is het nodig om opnieuw een kijkonderzoek (ERCP) te doen om eventueel achtergebleven of nieuwe stenen uit de galblaas te verwijderen of om een buisje te plaatsen (die er later weer uitgehaald moet worden). Bij een ontstoken galblaas is vaak een galblaasoperatie nodig. Meestal is een extra opname van enkele dagen (minder dan twee weken) noodzakelijk. Zelden is een IC‐opname noodzakelijk. Een infectie van de galwegen kan ontstaan doordat overtollig gal wegstroomt na de ingreep, omdat dit door de zwelling in de galweg niet mogelijk was. Uit voorzorg wordt soms na de ingreep gestart met een korte antibioticakuur. Een infectie kan ook ontstaan doordat er al veel bacteriën in de galweg aanwezig zijn, die tijdens de ingreep in de bloedbaan terecht komen. Het risico op een infectie (een ernstige complicatie*) na een kijkonderzoek (ERCP) wordt uitgedrukt in het complicatiepercentage. Dit is het aantal infecties de galwegen of galblaas in dat jaar gedeeld door het aantal uitgevoerde kijkonderzoeken in dat jaar. Het complicatiepercentage van de maatschap MDL is redelijk stabiel door de jaren heen. Er zijn geen gegevens van andere Nederlandse ziekenhuizen beschikbaar waardoor een vergelijk niet mogelijk is, maar er zijn wel internationale cijfers** bekend die een goed vergelijk mogelijk maken. Hierbij werd gevonden dat internationaal 1,4% van de patiënten na een ERCP een infectie van de galwegen of galblaas krijgen. Ons eigen percentage is: 0,5 %***. * Een ernstige complicatie is een complicatie waarbij de verwachte opnameduur wordt verlengd en/of een extra ingreep plaatsvindt en/of een bloedtransfusie nodig is en/of overlijden van de patiënt. ** Incidence rates of post‐ERCP complications: a systematic survey of prospective studies. Am J gastroentero 2007; 102: 1781 *** Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal aantal ERCP Aantal infecties galwegen of ‐blaas % infecties galwegen of ‐blaas 165 1 331 3 327 1 326 1 272 2 2009 ‐13 Meta‐
analyse 1.457 16.855 8 0,6 0,9 0,3 0,3 0,7 0,5 1,4 5. Risico op een complicatie door de ERCP Het risico op een ernstige complicatie* na een kijkonderzoek (ERCP) wordt uitgedrukt in het complicatiepercentage. Dit is het aantal complicaties bij een kijkonderzoek gedeeld door het aantal uitgevoerde kijkonderzoeken in een kalenderjaar. Het complicatiepercentage van de maatschap MDL is redelijk stabiel door de jaren heen. Er zijn geen gegevens van andere Nederlandse ziekenhuizen beschikbaar waardoor een vergelijk niet mogelijk is, maar er zijn wel internationale cijfers** bekend die een goed vergelijk mogelijk maken. Hierbij werd gevonden dat internationaal 6,9% van de patiënten na een ERCP een complicatie krijgen. Ons eigen percentage is gunstiger: 4,6%***. * Een ernstige complicatie is een complicatie waarbij de verwachte opnameduur wordt verlengd en/of een extra ingreep plaatsvindt en/of een bloedtransfusie nodig is en/of overlijden van de patient. ** Incidence rates of post‐ERCP complications: a systematic survey of prospective studies. Am J gastroentero 2007; 102: 1781 *** Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal aantal ERCP Aantal complicaties % complicaties 165 12 7,3 331 12 3,6 327 12 3,7 326 11 3,4 272 20 7,4 2009 ‐13 Meta‐
analyse 1.457 16.855 67 4,6 6,9