bestemmingsplan bornsche maten

Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
BESTEMMINGSPLAN BORNSCHE MATEN, UITWERKINGSPLAN
DE VESTE 1E FASE
Plannaam:
Plantype:
IMRO-idn:
Datum:
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Uitwerkingsplan
NL.IMRO.0147.BpBMuw008-ow01
Maart 2014
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
2
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
TOELICHTING
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
3
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1
Aanleiding
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
1.4
Leeswijzer
5
5
5
5
6
Hoofdstuk 2
7
Bestaande situatie
Hoofdstuk 3
Planbeschrijving
3.1
Stedenbouwkundige opzet
3.2
De Veste, 1e fase
8
8
10
Hoofdstuk 4
Beleidskader
4.1
Rijksbeleid
4.2
Provinciaal beleid
4.3
Gemeentelijk beleid
13
13
15
22
Hoofdstuk 5
Onderzoek/verantwoording
5.1
Geluid
5.2
Bedrijven en milieuzonering
5.3
Bodem
5.4
Archeologische en cultuurhistorische waarden
5.5
Waterparagraaf
5.6
Flora en fauna en de natuurbeschermingswet (Natura 2000)
5.7
Luchtkwaliteit
5.8
Externe veiligheid (inrichtingen en vervoer gevaarlijke stoffen)
5.9
Fysieke veiligheid en brandweer
5.10
Belemmeringen/leidingen
5.11
Geurhinder
5.12
Besluit milieueffectrapportage
26
26
27
30
30
32
33
35
36
38
39
39
40
Hoofdstuk 6
Juridische planopzet
6.1
Inleiding
6.2
Opbouw van de regels
6.3
Bestemmingen
42
42
42
44
Hoofdstuk 7
45
Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8
Overleg en inspraak
8.1
Vooroverleg
8.2
Inspraak
46
46
46
Bijlagen bij de toelichting
47
Bijlage 1
Akoestisch onderzoek
48
Bijlage 2
Archeologische verwachtingskaart en veldinspectie
49
Bijlage 3
Archeologisch vooronderzoek: kartering en proefsleuven Bornsche Maten
50
Bijlage 4
Archeologie: Opgraving Grutterskamp
51
Bijlage 5
Uitgangspuntennotitie waterschap
52
Bijlage 6
Quickscan flora- en faunawet
53
Bijlage 7
Luchtkwaliteitsonderzoek
54
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
4
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding
Het bestemmingsplan Bornsche Maten is op 28 oktober 2004 vastgesteld door de gemeenteraad van de
gemeente Borne. Het bestemmingsplan Bornsche Maten voorziet onder andere in de realisatie van circa 2300
woningen in de vorm van een integraal ontworpen woonwijk waar kwaliteit en duurzaamheid van de
menselijke leefomgeving centraal staan. Een aanzienlijk deel van de woonwijk Bornsche Maten is inmiddels
gerealiseerd binnen de kaders van het bestemmingsplan 'Bornsche Maten', en de bij het bestemmingsplan
behorende herzieningen en uitwerkingsplannen.
Onderdeel van de ontwikkeling van de Bornsche Maten betreft de centraal in de wijk gelegen ontwikkeling van
het kleinschalige woon- en voorzieningengebied De Veste. De Veste zal ontwikkeld worden in diverse fasen
met een divers programma (onder andere een basisschool, sport, voorzieningen tot en met appartementen en
grondgebonden woningen).
Dit uitwerkingsplan voorziet in de uitwerking van het westelijk gebied van De Veste, dit betreft de 1e fase van
De Veste. Binnen dit gebied worden maatschappelijke voorzieningen zoals een school en/of kinderopvang
toegestaan, sportvoorzieningen met de daarbij behorende ondergeschikte horeca en horeca in maximaal de
categorie 1a (lichte horeca).
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied maakt onderdeel uit van de buurt De Veste en is centraal gelegen in de wijk Bornsche Maten,
in het oosten van de kern Borne. In afbeelding 1.1 wordt de ligging van het plangebied (in de kern Borne)
weergegeven. Het blauw omlijnde gebied behoort niet tot het plangebied van dit uitwerkingsplan.
Afbeelding 1.1: Ligging van het plangebied (Bron: ArcGIS)
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied is het bestemmingsplan Bornsche Maten. Dit
bestemmingsplan is op 28 oktober 2004 door de gemeenteraad vastgesteld en op 31 oktober 2006 door
Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Het bestemmingsplan Bornsche Maten betreft de juridische vertaling van
het Masterplan Bornsche Maten (zie ook 4.3.3).
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
5
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
De plankaart behorende bij dit bestemmingsplan is opgenomen in afbeelding 1.2. Het plangebied van dit
uitwerkingsplan is weergegeven in deze plankaart. Het blauw omlijnde gebied behoort niet tot het plangebied
van dit uitwerkingsplan.
Afbeelding 1.2: Plankaart bestemmingsplan Bornsche Maten (Bron: Gemeente Borne)
De invulling van de wijk Bornsche Maten stond ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan Bornsche
Maten nog niet helemaal vast. Het bestemmingsplan heeft daardoor een globaal karakter gekregen waarbij de
gronden binnen het bestemmingsplangebied, met het oog op flexibiliteit, voor een groot deel voorzien werden
van een uitwerkingsplicht.
Ter plaatse van het plangebied van dit uitwerkingsplan geldt de uit te werken bestemming 'Uit te werken
wonen'. Gronden met deze bestemming zijn na uitwerking onder andere bedoeld voor wonen in gestapelde en
niet gestapelde vorm, lichte bedrijvigheid in de categorieën 1 en/ of 2, detailhandel, zakelijke dienstverlening,
horeca passend in een woonbestemming, maatschappelijke dienstverlening en buiten- en
binnensportvoorzieningen.
Middels dit uitwerkingsplan wordt het juridisch-planologisch kader geboden voor de realisatie van
maatschappelijke dienstverlening, sportvoorzieningen met de daarbij behorende ondergeschikte horeca en
horeca in maximaal de categorie 1a (lichte horeca) in de 1e fase van de realisatie van De Veste. Hierbij zijn de
regels behorende bij deze uit te werken bestemming, rekening houdend met de SVBP2012, doorvertaald in
voorliggend uitwerkingsplan.
1.4
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 betreft een beschrijving en analyse van de bestaande situatie. In Hoofdstuk 4 wordt het relevante
beleid besproken. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het planvoornemen. De verschillende milieu- en
omgevingsaspecten die van belang zijn bij elk ruimtelijk plan worden besproken in Hoofdstuk 5. In Hoofdstuk 6
wordt aandacht besteed aan de juridische planbeschrijving. Tot slot wordt in Hoofdstuk 7 ingegaan op de
economische uitvoerbaarheid en gaat Hoofdstuk 8 in op de inspraak en het vooroverleg.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
6
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Bestaande situatie
Het plangebied maakt onderdeel uit van de woonwijk Bornsche Maten. De woonwijk Bornsche Maten is
opgebouwd uit 7 woonbuurten met elk een eigen woonsfeer. De zeven woonbuurten, waarvan De Veste één
buurt betreft, zijn gelegen om een centraal park (Bornsche Beekpark), dat oostelijk van de Bornsebeek is
gelegen.
De Veste is centraal gelegen binnen de woonwijk Bornsche Maten. Ten oosten van De Veste bevindt zich het
Bornsche Beekpark, ten zuiden bevindt zich de woonbuurt Tuinstad en ten noorden de toekomstige
woonbuurt Boswonen. De gronden ten westen van het plangebied maken geen onderdeel uit van de Bornsche
Maten. Deze gronden zijn overwegend semi-agrarisch in gebruik.
De Deurningerweg behoort deels tot het plangebied en vormt de noordelijke grens van het plangebied. De
(verlegde) Mekkkelhorstweg behoort deels tot het plangebied van dit uitwerkingsplan en vormt de zuidelijke
grens van het plangebied.
Momenteel zijn de gronden behorende tot het plangebied onbebouwd. Opgaande groenstructuren zijn
eveneens niet aanwezig in het plangebied. De luchtfoto in afbeelding 2.1 geeft een beeld van de huidige
situatie in het plangebied. Het blauw omlijnde gebied behoort niet tot het plangebied van dit uitwerkingsplan.
Afbeelding 2.1: Luchtfoto Bornsche Maten met daarin weergegeven het plangebied (Bron: Gemeente Borne)
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
7
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Hoofdstuk 3
Planbeschrijving
Een belangrijk uitgangspunt voor de realisatie van De Veste is dat de Veste, net als de andere buurten in deze
wijk, een herkenbare, samenhangende buurt wordt met een eigen karakter/identiteit. De Bornse maat en
schaal wordt daarbij niet uit het oog verloren.
Aan de hand van het voor de 1e fase van De Veste opgestelde beeldkwaliteitsplan wordt hierna een
beschrijving gegeven van de beoogde ontwikkeling. Hierbij wordt, om een goed beeld te kunnen schetsen van
de ontwikkeling van De Veste, in paragraaf 3.1 eerst een algemene beschrijving gegeven van het eindbeeld van
De Veste. In paragraaf 3.2 wordt nader ingegaan op De Veste, 1e fase. De fase waarvoor dit uitwerkingsplan
voorziet in de gewenste juridisch-planologische kaders.
3.1
Stedenbouwkundige opzet
3.1.1
Programma
Programmatisch gezien wordt in De Veste een tweedeling gemaakt. Het westelijk deel is het
voorzieningendeel; in het oostelijk deel kunnen grondgebonden woningen gerealiseerd worden. Opvallendste
element vormt een gebouw voor het basisonderwijs inclusief een royale sporthal.
3.1.2
Ruimtelijke opzet
De Veste is als buurt in twee helften verdeeld. Het oostelijke deel kan meer monofunctioneel met
grondgebonden woningen worden ontwikkeld. Het westelijke deel van De Veste, grenzend aan de Bornsche
Beeklaan, is het meest stedelijke deel met voorzieningen en appartementen; een plek met een hogere
bebouwingsdichtheid en waar veel mensen samenkomen. Centraal binnen dit gedeelte is een openbare ruimte
gesitueerd, het stedelijk plein, met diverse functies zoals parkeren en fietsenstallingen ten behoeve van de
voorzieningen. Vanuit het midden van dit plein loopt een verbindende as naar het oostelijke deel, dat de
samenhang tussen de 2 helften van De Veste moet versterken. Vanuit deze openbare ruimte wordt ook een
verbinding gelegd met het aan de overzijde van de Bornsche Beeklaan gelegen Bornsche Beekpark. Dit park is
een plek waar gespeeld, gesport en op andere wijze gerecreëerd kan worden. Ook is daar een schoolgebouw
gesitueerd, De Vonder.
In afbeelding 3.1 wordt het beoogde stedenbouwkundig concept van De Veste weergegeven.
Afbeelding 3.1: Stedenbouwkundig concept De Veste (Bron: Gemeente Borne)
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
8
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
De Veste zal gaan bestaan uit diverse bouwblokken van verschillende maat en schaal. De grondgebonden
woningen in maximaal 3 lagen in het oostelijk deel zullen een andere uitstraling krijgen dan een schoolgebouw
met vooralsnog bijna 20 lokalen en een sporthal in het westelijk deel. Om de herkenbare eenheid van de buurt
te borgen dienen in De Veste daarom alle bouwblokken (waarschijnlijk ontworpen en ontwikkeld door
verschillende partijen) architectonisch op elkaar afgestemd te worden tot een samenhangende stedelijke
eenheid. In het beeldkwaliteitsplan zijn daarvoor eisen en wensen vastgelegd. Om het bijzondere karakter
langs de Bornsche Beeklaan te laten opvallen, wordt er hier gestreefd naar wandvorming (indien mogelijk met
gestapelde woningbouw), afgewisseld met een, in de zichtlijn vanuit het Watertorenpark staand, ruimtelijk
accent, bijvoorbeeld een appartemententoren.
3.1.3
Ontsluiting & parkeren
De Veste is gelegen aan en wordt voor de auto ontsloten vanaf de Bornsche Beeklaan. Zowel ten zuiden als ten
noorden van dit plangebied is er een aansluiting op deze laan, respectievelijk de Mekkelhorstweg en de
Deurningerweg. Rondom De Veste is een woonstraat gesitueerd, waar deze wegen onderdeel van uitmaken.
Vanaf deze weg worden de aangrenzende woningen direct ontsloten. Halverwege is er een dwarsstraat
geprojecteerd tussen beide wegen. Deze dwarsstraat vormt de scheiding tussen het westelijke
voorzieningendeel van De Veste en het oostelijke woondeel met (in principe) grondgebonden woningen. Deze
route vormt tevens de laad- en losroute voor te ontwikkelen voorzieningen (zoals een sporthal en eventueel
een detailhandel/commerciële ruimte). Derhalve is deze ook geschikt als parkeerroute voor de
grondgebonden woningen.
Voor fietsers en voetgangers langs de Bornsche Beeklaan wordt de parallelweg als routing doorgetrokken voor
De Veste langs. Doordat de Mekkelhorstweg en Deurningerweg onderdeel uitmaken van de doorgaande
fietsroutes, zijn de voorzieningen in De Veste zeer goed voor fietsers bereikbaar.
Op termijn wordt er mogelijk een bushalte gerealiseerd langs de Bornsche Beeklaan ter hoogte van De Veste.
Ondanks de goede bereikbaarheid van deze locatie, zijn er ook parkeerplaatsen en een zoen- en zoefzone voor
de school noodzakelijk. Het parkeren in het westelijk deel wordt op twee plekken geconcentreerd. In de
centraal geprojecteerde openbare ruimte (het 'stedelijk plein') wordt het parkeren voor een deel van de
school, de sporthal en de overige voorzieningen (detailhandel/commerciële ruimte en gezondheidszorg)
gesitueerd. Langs de Bornsche Beeklaan wordt in combinatie met een zoen- en zoefzone voor de school, de
andere grotere parkeerplaats gesitueerd. Dit vindt plaats op het zogenaamde 'voorplein'; een groot plateau ter
hoogte van De Veste geplaatst over het tracé van de Bornsche Beeklaan en de ventweg en van de gevels van
De Veste tot en met het park. Door slim inrichten van dit voorplein en gebruik van deze parkeerplaatsen is het
mogelijk deze tijdens schooltijden ook als speelplek te gebruiken. Rondom de gebouwen dienen de overige
parkeerplaatsen ingepast te worden. In het oostelijk deel wordt het parkeren deels opgelost door
'parkeerstraten' (straten met veel parkeerplaatsen zonder dat er woningen aan gelegen zijn) en langs (en/of)
haaksparkeren in de woonstraten rondom het plangebied.
3.1.4
Westelijk plandeel ingezoomd
In de indicatieve stedenbouwkundige verkaveling zijn langs de Bornsche Beeklaan de school, de
zorgvoorzieningen met appartementen erboven en op de hoek het appartementencomplex in de vorm van
een landmark geprojecteerd. Langs de Deurningerweg is tegen de school aan de sporthal gepland. Aan de
zuidzijde is, grenzend aan het stedelijk plein centraal in het plandeel, de detailhandel/commerciële ruimte met
appartementen erboven gepland. In een nadere uitwerking van deze indicatieve opzet, zijn afwijkingen
mogelijk.
3.1.5
Oostelijk plandeel ingezoomd
In de indicatieve stedenbouwkundige verkaveling vormt een groen hof het centrale hart van de
grondgebonden woningen. Dit hof heeft een ruimtelijke en functionele relatie met het stedelijk plein door
middel van een verbindende as. De woningen die grenzen aan het voorzieningen deel, zijn niet direct
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
9
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
georiënteerd op dit deel. Waarschijnlijk zullen aan deze zijde het laden en lossen van zowel de sporthal als de
detailhandel/commerciële ruimte een plek krijgen.
3.2
De Veste, 1e fase
3.2.1
Algemeen
Voor De Veste, 1e fase, de fase waar dit uitwerkingsplan in voorziet, zijn de gewenste plannen reeds concreter
uitgewerkt. Deze plannen omvatten de realisatie van de (brede) school, de sporthal, parkeervoorzieningen,
een zoen- en zoefzone, speelpleinen, fietsenstallingen en wegen. Het resterende beoogde programma voor
het voorzieningendeel van De Veste, zijnde een mogelijke detailhandel/commerciële ruimte,
zorgvoorzieningen en appartementen, wordt in de volgende fases gerealiseerd.
3.2.2
Architectuur
3.2.2.1 Situering van het bouwblok
Bouwen in rooilijn Bornsche Beeklaan
De Bornsche Beeklaan krijgt over de gehele lengte van de laan ter hoogte van de verschillende buurten een
begeleidende wand in de vorm van woningbouw. In De Veste krijgt deze wandvorming een onderbreking. De
'gaten' in deze wandvorming vormen de plekken waarin De Veste het ruimtelijk/functioneel contact legt met
het Bornsche Beekpark. Om niet helemaal 'ad random' te bouwen op deze plek, is een deel van het gebouw
wel degelijk verplicht in deze rooilijn gesitueerd. Het bijbehorend schoolplein aan de noordzijde en de wijze
waarop de toekomstige ontwikkelingen aan de zuidzijde zijn gesitueerd, bieden de mogelijkheid voor de
ruimtelijke en functionele verweving met het park.
Aan de zuidzijde van De Veste, tevens de zuidzijde van het bouwblok van de school/sporthal, zullen
parkeerplaatsen, fietsenstallingen, de entrees van mogelijke commerciële ruimten en zorgvoorzieningen en
die van de appartementen een plek gaan krijgen. Daarbij is het wel van belang dat de hoofdentree's van de
verschillende gebouwen, dus ook van de school/sporthal, aan deze ruimte worden gesitueerd.
3.2.2.2 Hoofdvorm
Om de ruimtelijke maar ook functionele verweving mogelijk te maken tussen De Veste enerzijds en de
Bornsche Beeklaan/Bornsche Beekpark anderzijds is het noodzakelijk deze verweving vanaf de Bornsche
Beeklaan/park zijde te kunnen ervaren. Deze zogenaamde 'gaten' in de wandvorming langs de laan die
hierdoor worden gerealiseerd, maken het mogelijk open de ruimtes (het park en het plein) maar ook
programma (verblijven en spelen) met elkaar te verbinden. Dit vergt in de uitwerking/inrichting wel goede
afstemming; tot aan de gevels van de school, ook op het schoolplein, dient sprake te zijn van een eenduidige,
samenhangende inrichting van de openbare ruimte.
De hoofdmassa van de sporthal langs de Deurningerweg kent een gelede opbouw. Dit wil zeggen dat de
hoofdmassa van de sporthal door lagere aan- en uitbouwen of andere 'de hoofdmassa brekende ingrepen'
zoveel mogelijk aansluit bij de maat en schaal van de aan de noordzijde van deze weg geplande
grondgebonden woningbouw. In combinatie met ingrepen aan en detailleringen van de gevel, wordt op deze
wijze een grootschalig bouwwerk ingepast in een woonwijk met vooral grondgebonden woningen.
3.2.2.3 Gevels
De Bornse maat en schaal is met name kleinschalig; veel grondgebonden woningen met een voor- en
achtertuin en ook nog eens veel individuele bouw. In De Veste komen grotere bouwblokken dan elders in de
wijk. Om dergelijke grotere bouwblokken toch een maat en schaal mee te geven die hier enigszins bij aansluit,
is gekozen om de verticaliteit van het gebouw en de gevels als belangrijk criterium op te stellen. Hierdoor
wordt de maatvoering van gevels in de breedte beperkt en juist de hoogte van gevels iets benadrukt. En dat is
met name richting de Bornsche Beeklaan een zeer gewenst ruimtelijk effect.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
10
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Langs de Bornsche Beeklaan en het stedelijk plein dienen de gevels 'mededeelzaam' te zijn. Er moet contact
zijn tussen binnen en buiten. De gevels moeten zich oriënteren op de openbare ruimte. Het belangrijkste doel
hiervan is het niet onnodig plaatsen van blinde of onaantrekkelijke gevels langs ruimtes waar zich veel mensen
bevinden, wat de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van het centrum niet ten goede zou komen; dit moet
uiteraard niet ten koste gaan van gebruikskwaliteiten van de school en/of sporthal.
De noord- en oostgevel van de sporthal wordt voorzien van verbijzonderingen zoals (indien mogelijk)
raampartijen, reliëf of texturen in de wand of andersoortige toevoegingen aan de gevel. Hiermee wordt
voorkomen dat er grote, blinde, eentonige gevelwanden ontstaan. Deze sporthal staat immers in een
woonomgeving waarbij op korte afstand van de sporthal gewoond wordt. De uiteindelijke kwaliteit van de
woonomgeving worden mede bepaald door de kwaliteit van de gevels van de sporthal.
De hoofdentree van een gebouw geeft aan bezoekers aan waar men naar binnen moet, dat daar in de buurt
het parkeren dient plaats te vinden en dat daar sprake is van de meeste drukte en dynamiek. Om
bezoekersstromen in goede banen te leiden is het noodzakelijk dat het gebouw 'leesbaar' is. Dat men zich kan
oriënteren. De hoofdentree speelt daarin een belangrijke rol.
Daarnaast is deze gevel gelegen aan het stedelijk plein in De Veste. Rond dit plein zullen ook andere
voorzieningen gerealiseerd gaan worden. De hoofdentree van de school en de sporthal vormt daarbij
(vooralsnog) de belangrijkste entree. Een goed vormgegeven en herkenbare entree zal dan ook bijdragen aan
de uiteindelijke ruimtelijke kwaliteit van dit plein.
3.2.2.4 Kleuren, materialen en detaillering
Als basis materiaal is gekozen voor een helder oranje-rode gebakken steen. Om het beeld levendiger te maken
wordt het gevel vlak onderbroken door het toevoegen van ongeveer 10% gesinterde stenen (of stenen die
daar op lijken of dat zelfde beeld oproepen). De structuur van de stenen wordt vrijgelaten.
Voor de grotere, met name blinde gevels van de sporthal mag een afwijkend materiaal worden gebruikt. De
kleur en materiaalkeuze hiervan is wel in samenhang met het ontwerp, de kleur en de uitstraling van het totale
gebouw.
In de gevels worden lichte accenten opgenomen in het gevelvlak die de massaliteit van het gebouw/de
gebouwen doen afnemen en de leesbaarheid van de gevels vergroten. Bij voorkeur worden deze accenten
gekeimd uitgevoerd.
3.2.2.5 Luifel
Het is wenselijk de hoofdentree aan de zuidzijde te accentueren met een luifel. Door het extra accentueren
van de hoofdentree wordt duidelijk waar deze is gesitueerd. Een belangrijke meerwaarde ontstaat, door ook
de andere 2 beoogde bouwblokken aan deze zijde van De Veste te voorzien van dergelijke luifels. Hierdoor
ontstaat een vergelijkbaar element aan de gevels waardoor het samenhangend beeld van De Veste wordt
versterkt
3.2.3
Openbare ruimte
3.2.3.1 Algemeen
De Veste onderscheidt zich in inrichting en functies van de overige buurten. Het is de bedoeling dat het gehele
voorzieningendeel van De Veste in principe komt te liggen op of aan een herkenbaar plateau. Dit moet nader
onderzocht en uitgewerkt worden. De wens is om hier als belangrijkste materiaal een gebakken klinker voor te
gebruiken en de kleur af te stemmen op de uiteindelijk gekozen steen voor het bouwplan uit de eerste fase.
Deze steen zal namelijk ook het voorbeeld zijn voor de ontwikkeling van de overige complexen die gebouwd
gaan worden. Dit plateau strekt zich uit tot in het Bornsche Beekpark. Hierop liggen achtereenvolgens het
voorplein met daarop de Bornsche Beeklaan, de parkeerkoffers en de ventweg parallel aan de Bornsche
Beeklaan en daarachter alle bouwblokken. De beide bestaande landschappelijke routes, de Deurningerweg en
Mekkelhorstweg, krijgen tot aan of tot over het voorplein over de Bornsche Beeklaan een eigen profiel. In
ieder geval vormen zijn beide routes (met primair een langzaamverkeersfunctie) zichtbaar aanwezig op het
voorplein.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
11
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
3.2.3.2 Voorplein met Bornsche Beeklaan
Het voorplein vormt het accentvlak in de Bornsche Beeklaan. Dit accent wijst de weggebruikers op de ligging
van het centrumgebied van de Bornsche Maten op deze plek. Tevens zorgt dit accent door de vormgeving als
plateau met hoogteverschil voor een snelheid remmend effect.
Door ook de beide gescheiden rijbanen van de Bornsche Beeklaan kort voor of op dit plateau samen te voegen
en het asfalt over te laten gaan in klinkers, ontstaat ter hoogte van De Veste een duidelijk andere
verkeerssituatie en daarop aangepast verkeersgedrag. Dit vergemakkelijkt de oversteekbaarheid voor het
langzaamverkeer van oost naar west en omgekeerd. Ook de bestaande ventweg ter hoogte van Tuinstad zal
doorgetrokken worden over het voorplein. Aan de ventweg zal tevens de zoen- en zoefzone voor de school
gerealiseerd worden. Tussen de ventweg en de rijbanen van de Bornsche Beeklaan is ruimte voor
parkeerkoffers, in ieder geval tegenover de school. Deze parkeerkoffers worden integraal mee ontworpen in
de vormgeving van het voorplein. Door hagen rondom deze parkeerplekken te plaatsen en over het voorplein
een bomendak te realiseren in een rasterpatroon, krijgt het plein ook een derde dimensie en groene
aankleding. Deze is noodzakelijk om de stenigheid van het plein te verzachten en de enorme maten van het
voorplein te laten passen in het beeld van de Bornsche Beeklaan en de aangrenzende bebouwing.
3.2.3.3 Deurningerweg
Deze oude landschappelijke route verbindt oost (Hengelo) met west (Borne). Deze doorgaande fiets- en
wandelroute is onderdeel van de groene onderlegger van de Bornsche Maten als geheel en vormt de
ruimtelijke en functionele scheiding tussen de verschillende buurten. Plaatselijk wordt deze ook gebruikt en
ingericht als woonstraat en dan ook voor auto's toegankelijk gemaakt. Het profiel van de Deurningerweg is
voorzien van een berm met bomen (passend in het beeld van de lange landschappelijke lijnen) en een trottoir
aan de woningzijde/gebouwenzijde van de weg. Aan de andere zijde is sprake van een groene ruimte met wadi
en een parallel aan de Deurningerweg op termijn aan te leggen woonstraat voor de aangrenzende buurt
Boswonen. De weg wordt verbreedt tot vijf meter en uitgevoerd in asfalt als onderdeel van de doorgaande
fietsstructuren in de wijk Bornsche Maten.
3.2.3.4 Mekkelhorstweg
De oorspronkelijke Mekkelhorstweg vormt een oude landschappelijke route die oost (Hengelo) met west
(Borne) verbindt. Deze doorgaande fiets- en wandelroute is onderdeel van de groene onderlegger van de
Bornsche Maten als geheel en vormt de ruimtelijke en functionele scheiding tussen de verschillende buurten.
Plaatselijk wordt deze ook gebruikt en ingericht als woonstraat en dan ook voor auto's toegankelijk gemaakt.
Ter hoogte van De Veste is het tracé van de weg verlegd maar het principe blijft gelijk. Het profiel van de
Mekkelhorstweg is voorzien van een berm met bomen (passend in het beeld van de landschappelijke
(herkenbare) lijnen) en trottoir aan de woningzijde/gebouwenzijde van de weg. Aan de andere zijde is sprake
van een groene ruimte met wadi en de Tuinlaan als randweg van de buurt Tuinstad. De weg, vijf meter breed,
wordt uitgevoerd in asfalt als onderdeel van de doorgaande fietsstructuren in de wijk Bornsche Maten.
3.2.3.5 Straatmeubilair en verlichting
Het bijzondere karakter van De Veste en de bijbehorende openbare ruimte kan benadrukt worden met de
toepassing van bijzonder straatmeubilair: banken, afvalbakken, fietsvoorzieningen en vooral
verlichtingsarmaturen. Functies in De Veste zullen ook vaak in de avonduren gebruikt worden. De toepassing
van verlichting aan gevels en palen moet bijdragen aan een overzichtelijke en (sociaal) veilige buitenruimte.
Er wordt gestreefd naar eenheid en afstemming in fietsvoorzieningen op en aan het plein. De materialisering
wordt afgestemd op het straatmeubilair. Overkappingen, met uitzondering van een luifel, zijn buiten de
bouwblokken niet toegestaan. Er mogen eveneens geen (houten of kunststof) schuttingen, bergingen,
opbergruimtes, etc. in de openbare ruimte worden geplaatst.
3.2.3.6 Parkeerbehoefte
Op basis van het programma voor De Veste 1e fase is een parkeerbehoefteberekening gemaakt. Hierbij is ook
rekening gehouden met parkeerplaatsen die benodigd zijn voor de zogenoemde zoen- en zoefzone. Uit de
parkeerbehoefteberekening blijkt dat voor de functies in De Veste 1e fase in totaal 83 parkeerplaatsen
benodigd zijn. In het voornoemde aantal parkeerplaatsen zal met de ontwikkeling van De Veste 1e fase
worden voorzien.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
12
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Hoofdstuk 4
Beleidskader
4.1
Rijksbeleid
4.1.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
4.1.1.1 Algemeen
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en
Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota
Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor
de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de
Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of
gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
4.1.1.2 Rijksdoelen en regionale opgaven
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden
voor de middellange termijn (2028):

Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de
ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
 Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker
voorop staat;
 Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische
waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk
aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen
hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan.
Voor alle nationale opgaven worden rijksinstrumenten ingezet, waarbij financiering slechts één van de
instrumenten is. Ook decentrale overheden en marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale
opgaven. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:




Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die
door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal,
Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta
(deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid,
ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de
Veluwe);
Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen
van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
4.1.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012
als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor
duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in
stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De
ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
13
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Afbeelding 4.1: Ladder voor duurzame verstedelijking (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)
4.1.2
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke
plannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling
sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook
van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR
wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om
beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt
in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij
besluitvorming over ruimtelijke plannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de
regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits',
een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
4.1.3
Toetsing van het initiatief aan het rijksbeleid
De SVIR en het Barro laten zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De ontwikkeling van de
locatie raakt dan ook geen rijksbelangen.
Ten aanzien van de ladder van duurzame verstedelijking wordt het volgende geconstateerd:
Trede 1: Dit uitwerkingsplan voorziet in de uitwerking van een beperkt deel van de buurt De
Veste. Vanwege het aanbod van voorzieningen in het centrum van Borne en de beperkte
afstand van de Bornsche Maten tot het centrum wordt een pakket van basisvoorzieningen
(zoals een basisschool) voldoende geacht voor de wijk Bornsche Maten.
Middels dit uitwerkingsplan wordt hier invulling aangegeven en worden binnen het
plangebied maatschappelijke voorzieningen zoals een school en/of kinderopvang toegestaan,
sportvoorzieningen met de daarbij behorende ondergeschikte horeca en horeca in maximaal
de categorie 1a (lichte horeca). Ten aanzien van deze voorzieningen wordt opgemerkt dat
binnen Borne geen sprake is van vrijstaande of vrijkomende scholenlocaties of een overschot
aan sportvoorzieningen. Gezien de bevolkingsopbouw van de wijk Bornsche Maten ((jonge)
gezinnen met kinderen) en de vraag naar een voorziening als een basisschool, kinderopvang
en een sportvoorziening binnen de wijk, wordt gesteld dat middels dit uitwerkingsplan wordt
voorzien in de lokale behoefte van de bewoners van de Bornsche Maten.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
14
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Trede 2: De beoogde locatie voor het project is opgenomen in het bestemmingsplan
'Bornsche Maten'. Dit bestemmingsplan is opgesteld voor de gronden waarop de stedelijke
uitbreiding van de kern Borne in de vorm van de realisatie van de woonwijk Bornsche Maten
plaatsvindt. Gezien het feit dat dit uitwerkingsplan voortkomt uit het bestemmingsplan
'Bornsche Maten' is hier sprake van een uitbreiding binnen 'bestaand stedelijk gebied'.
Trede 3:
Niet van toepassing.
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit project voldoet aan de ladder van duurzame
verstedelijking.
4.2
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie
Overijssel en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel.
4.2.1
Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van
Overijssel. In 2009 is de Omgevingsvisie en -verordening 2009 vastgesteld. Naar aanleiding van monitoring en
evaluaties is de Omgevingsvisie en -verordening op onderdelen geactualiseerd. De Actualisatie Omgevingsvisie
en -verordening is op 3 juli 2013 vastgesteld door Provinciale Staten en is op 1 september 2013 in werking
getreden.
De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een
verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke
beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:




door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en
mixmilieus; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming
centraal staan;
zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde 'SER-ladder'; deze
methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid
van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te
breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en
bedrijfslocaties noodzakelijk;
ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
4.2.2
Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er
daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat
wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze
instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie
een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de
verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de
Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt
ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de
Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
15
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
4.2.3
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de
Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke
omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is
gebaseerd op drie niveaus, te weten:
1.
2.
3.
generieke beleidskeuzes;
ontwikkelingsperspectieven;
gebiedskenmerken.
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
4.2.3.1 Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk
zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt
in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande
bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor
externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en
archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van
Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De
generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
4.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke
ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie
is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit
spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en
kwaliteitsambities.
De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke
beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de
ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige
flexibiliteit voor de toekomst.
4.2.3.3 Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap,
stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke
ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Aan de hand van de drie genoemde
niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in
de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Afbeelding 4.1 geeft dit schematisch weer.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
16
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Afbeelding 4.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
4.2.4
Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende
beeld.
4.2.4.1 Generieke beleidskeuzes
Uit de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” blijkt dat met name artikel 2.1.3 van de
Omgevingsverordening Overijssel van belang is. Op dit artikel zal hierna nader worden ingegaan.
Artikel 2.1.3: SER-ladder voor de Stedelijke omgeving
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door
bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
1.
2.
dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied
en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering
en/of transformatie;
dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn
benut.
In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “groene omgeving” nader gedefinieerd als: de gronden die
niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.
Het begrip 'bestaand bebouwd gebied' is gedefinieerd als: de gronden die benut kunnen worden voor stedelijke
functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor
zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het
vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro/artikel 10 BRO.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel
Het voorliggende uitwerkingsplan voorziet in de juridisch-planologische kaders voor de ontwikkeling van de 1e
fase van De Veste met voorzieningen als een school en een sporthal. Dit uitwerkingsplan vloeit voort uit het
bestemmingsplan 'Bornsche Maten. In dit bestemmingsplan, dat op 31 oktober 2006 door Gedeputeerde
Staten van de provincie Overijssel is goedgekeurd, is uitgebreid onderbouwd dat de ontwikkeling van de
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
17
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Bornsche Maten in overeenstemming is met het provinciaal beleid (destijds het Streekplan Overijssel 2000+).
Dat de ontwikkeling van de woonwijk 'Bornsche Maten' ook in overeenstemming is met het beleid
voortkomend uit de Omgevingsvisie Overijssel blijkt wel uit het feit dat de gehele 'Bornsche Maten' is
aangeduid met het ontwikkelingsperspectief 'geplande woonwijk'.
Gezien het vorenstaande en het ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectief wordt geconcludeerd dat de in
dit uitwerkingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met artikel 2.1.3 van de
Omgevingsverordening Overijssel.
4.2.4.2 Ontwikkelingsperspectieven
Het plangebied kent op basis van de ontwikkelingsperspectievenkaart van de provincie Overijssel het
ontwikkelingsperspectief 'Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus - Geplande woonwijk'. Afbeelding 4.2.
bevat een uitsnede van de ontwikkelingsperspectievenkaart.
Afbeelding 4.2: Uitsnede Perspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
'Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus Geplande woonwijk'
Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus', met als
aanduiding 'geplande woonwijk'. De nadruk in dit ontwikkelingsperspectief komt steeds meer te liggen op het
creëren van een breed spectrum aan gemengde milieus van woningen, werkruimtes, bedrijven, voorzieningen
en recreatieve mogelijkheden die voortbouwen op de karakteristieke opbouw van dorp of kern. Voor wat
betreft de 'Geplande woonwijken' dient de behoefte te worden onderbouwd middels een woonvisie en de
SER-ladder.
Toetsing van het initiatief aan het 'Ontwikkelingsperspectief'
Zoals al gebleken uit paragraaf 4.2.4.1is de ontwikkeling van de woonwijk Bornsche Maten, en daarmee de
ontwikkeling van De Veste 1e fase, in overeenstemming met het provinciaal beleid. In 4.2.3.1is reeds ingegaan
op de ontwikkeling in relatie tot de SER-ladder. Binnen dit ontwikkelingsperspectief wordt ingezet op een
breed spectrum van onder andere woningen en voorzieningen. Met de ontwikkeling van De Veste 1e fase
worden de bij de woonwijk Bornsche Maten behorende voorzieningen als een basisschool en een sporthal
gerealiseerd. De realisatie van woningen maakt onderdeel uit van De Veste, dit uitwerkingsplan voorziet hier
echter niet in.
Hier wordt geconcludeerd dat het ontwikkelingsperspectief 'Geplande woonwijk' zich niet verzet tegen de
invulling van het plangebied met voorzieningen als een sporthal en een school.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
18
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
4.2.4.3 Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap,
stedelijke laag en de lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor
ruimtelijke ontwikkelingen.
1.
De 'Natuurlijke laag'
Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis
voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de
natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend
worden. Ook in steden en dorpen kan dit bijvoorbeeld worden vormgegeven in nieuwe waterrijke
woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.
Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart de ´Natuurlijke laag' deels aangeduid met het gebiedstype
'Beekdalen en natte laagtes' en voor een deel als 'Dekzandvlakte en ruggen'. In afbeelding 4.3. is dat
aangegeven.
Afbeelding 4.3: De natuurlijke laag: Beekdalen en natte laagtes en dekzandvlakte en ruggen (Bron: Provincie
Overijssel)
'Beekdalen en natte laagtes'
De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te
geven. Ruimte voor water en continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van
wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te
beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen
voor mens, plant en dier.
Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze
bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking
van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en
beleefbaarheid van het water.
'Dekzandvlakte en ruggen'
De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. De ambitie is de
natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te
maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten
en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
19
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Als ontwikkelingen plaatsvinden, dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de
hoogteverschillen en het watersysteem. Beide zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is
de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het
uitgangspunt.
Toetsing van het initiatief aan de 'Natuurlijke laag'
In het plangebied is sprake van een stedelijke ontwikkeling met voorzieningen als een school en een sporthal.
Zoals in het voorgaande is aangegeven is het plangebied aangemerkt met het ontwikkelingsperspectief
'Geplande woonwijk'. In een geplande woonwijk kan in alle redelijkheid niet verwacht worden dat men
bijdraagt aan een versterking van de oorspronkelijk voorkomende natuurlijke laag. Overigens is met het
ontwerp van de gehele woonwijk Bornsche Maten wel ruimschoots aandacht besteed aan ondermeer het
creëren van een goed functionerend watersysteem dat bijdraagt aan de beleefbaarheid van de nieuwe wijk.
2.
De 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'
In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden
en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de
loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en
afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren
van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie
hiervan.
De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' aangeduid met het
gebiedstype 'Maten en flierenlandschap' en het 'Oude hoevenlandschap'. In afbeelding 4.4. is dat aangegeven.
Afbeelding 4.4: De laag van het agrarisch cultuurlandschap (Bron: Provincie Overijssel)
'Maten en flierenlandschap'
Het maten en flierenlandschap is het laaggelegen kleinschalig landschap dat zich langs de beken, in de
natuurlijke laagten heeft ontwikkeld. Langs de ontwateringssloten haaks op de beek werd vaak hakhout
aangeplant. Dit diende tevens als perceelsafscheiding – daar, waar de ontwateringssloot niet altijd
watervoerend was– in geval van beweiding. Rond de beek ontstond een lineair landschap, met daaromheen in
de natte laagtes een matenlandschap. Het Maten en Flierenlandschap is veelal de contramal van het
essenlandschap en het oude hoevenlandschap en was daar functioneel aan verbonden.
Als ontwikkelingen plaats vinden in of nabij het Maten en Flierenlandschap, dan dragen deze bij aan
versterking van het historische lineaire landschap met open 'kamers' en coulissen, aan accentuering van de
overgang naar hogere gronden, de toegankelijkheid, de beleefbaarheid en het vasthouden van water.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
20
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
'Oude hoevenlandschap'
Het Oude Hoevenlandschap betreft een landschap met verspreide erven. Het werd ontwikkeld nadat de
complexen met de grote essen 'bezet' waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte
zocht. Die vonden ze bij kleine dekzandkopjes die individueel werden ontgonnen. Dit leidde tot een landschap
dat de zelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en
jongere variant. Deze kleinere maat en schaal is tevens de reflectie van de natuurlijke ondergrond. Het
landschap is contrastrijk met veel variatie op de korte afstand. Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude
hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren
(groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap, en aan de samenhang en de karakteristieke
verschillen tussen de landschapselementen.
Toetsing van het initiatief aan de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'
Ook hier wordt opgemerkt dat sprake is van een ontwikkeling in een gebied aangeduid met het
ontwikkelingsperspectief 'geplande woonwijk'. Het versterken van landschappelijke elementen en de
ontwikkeling van een kleinschalig landschap is dan ook niet aan de orde. Wel is met het ontwerp voor de
gehele woonwijk Bornsche Maten rekening gehouden met de kenmerkende structuren van het landschap door
de landschappelijke structuren in de woonwijk hierbij aan te laten aansluiten. Dit is ook deels terug te vinden
in de verkavelingsstructuren.
3.
De 'Stedelijke laag'
Het plangebied heeft op de gebiedskenmerkenkaart de 'Stedelijke laag' geen bijzondere eigenschappen. Deze
gebiedskenmerken kunnen derhalve buiten beschouwing worden gelaten.
4.
De 'Lust- en leisurelaag'
Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart de 'Lust- en leisurelaag' niet aangemerkt. Dat er sprake is van
de realisatie van een nieuwe woonwijk en dat hier in het provinciaal beleid al rekening mee is gehouden blijkt
wel uit het feit dat langs de randen van de woonwijk Bornsche Maten, zo ook langs de woonbuurt De Veste,
het gebiedskenmerk 'Stads- en dorpsranden' is neergelegd. De stads- en dorpsrand is een overgangsgebied.
Hier is sprake van twee overlappende invloedssferen. De randen zijn bepalend voor de identiteit van zowel de
steden- en dorpen als het landschap eromheen. De (potentiële) kwaliteit is die van de ‘best of both worlds’;
stedelijke voorzieningen, verspreid liggende (gewilde) woon- en werkfuncties, padennetwerk in een
landschappelijk raamwerk. In deze gebieden komen veel opgaven en belangen samen zoals dorps- en
stadsuitbreidingen, infrastructuur, landbouw, landschapsontwikkeling, water en natuur
In afbeelding 4.5 is de ligging van het plangebied binnen de 'Stads- en dorpsrand' weergegeven.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
21
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Afbeelding 4.5: Lust- en leisurelaag (Bron: Provincie Overijssel)
4.2.5
Toetsing van het initiatief aan het provinciaal beleid
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende uitwerkingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in
overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening
verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
4.3
Gemeentelijk beleid
4.3.1
Structuurplan uitbreiding Borne
4.3.1.1 Algemeen
Het Structuurplan Uitbreiding Borne is in 2002 vastgesteld, waarna in 2004 een verkeersparagraaf
(Verkeersstructuur Uitbreiding Borne; nut en noodzaakstudie) is toegevoegd. Het structuurplan is opgesteld
om op (korte) termijn de ontwikkeling van woningbouw- en bedrijvenlocaties mogelijk te maken en een
samenhangende en integrale ruimtelijke visie voor het te voeren ruimtelijk beleid voor het gemeentelijk
grondgebied te hebben. Het structuurplan heeft een looptijd tot 2020.
Aan de hand van een uitgebreid vooronderzoek is uiteindelijk een voorkeursmodel gekozen. Dit model vormt
de basis voor het structuurplan. In dit voorkeursmodel staat de kwaliteit van het landschap voorop. Het
programma voor onder andere woningbouw is daarop aangepast.
4.3.1.2 Woonwijk Bornsche Maten
Ten aanzien van de woonwijk Bornsche Maten is in het structuurplan het volgende bepaald:



Er wordt uitgegaan van ongeveer 2.700 woningen in de Bornsche Maten. Stedelijke dichtheden zijn niet
gewenst. De Bornsche Maten wil voorzien in de Twentse behoefte aan groenstedelijke en landelijke
woonmilieus, gericht op midden- en hoge inkomens.
De nieuwe woonwijk krijgt een landelijk karakter, doordat de natuur zichtbaar wordt.
De integratie van de Bornsebeek heeft een natuurontwikkelings-, een recreatieve en een
visueel-ruimtelijke functie.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
22
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp





De beken maken onderdeel uit van een brede groenstructuur. Op deze wijze kunnen herkenbare
woonbuurten van een beperkte omvang worden gecreëerd, die optimaal gebruik kunnen maken van de
aanwezige landschappelijke kwaliteiten.
In het woongebied wordt water gescheiden op basis van kwaliteit.
De groene bufferzone is bedoeld als een merkbare scheiding tussen Borne en Hengelo.
De Bornsche Maten is vooral gericht op de voorzieningen van het huidige Borne.
De Bornsche Maten wordt mogelijk aangesloten op het Hoogwaardig Openbaar Vervoersnetwerk.
Het wonen in de Bornsche Maten kenmerkt zich door de vele uitloopmogelijkheden naar het buitengebied.
Het aantrekkelijke landschap is op vele plaatsen vanuit de wijk te zien. In dit gebied is tevens de Bornsebeek
geïntegreerd in de geleding van de verschillende buurten. De nieuwe woonwijk heeft een landelijk karakter,
doordat de natuur zichtbaar is gemaakt. Naast geleding van de wijk heeft dit water ook een
natuurontwikkelings-, een recreatieve en een visueel-ruimtelijke functie. De beken maken onderdeel uit van
een brede groenstructuur. Op deze wijze zijn herkenbare woonbuurten van een beperkte omvang gecreëerd
die optimaal gebruik maken van de aanwezige landschappelijke kwaliteiten. Het nieuwe woongebied kenmerkt
zich doordat het oppervlakte 'niet-uitgeefbaar' verhard terrein (straten en pleinen) relatief laag is ten opzichte
van het onverharde terrein (openbaar groen, tuinen en oppervlaktewater).
4.3.2
Structuurvisie Borne (ontwerp)
4.3.2.1 Algemeen
De gemeente Borne heeft begin 2008 besloten om voor het totale grondgebied van de gemeente een
structuurvisie op te stellen. Deze structuurvisie heeft betrekking op de periode 2010-2030. In het kader van de
nieuwe Wet ruimtelijke ordening, die per 1 juli 2008 in werking is getreden, is elke gemeente verplicht één of
meerdere structuurvisies op te stellen voor het gehele grondgebied. Naast deze wettelijke verplichting maken
nieuwe inzichten, diverse grootschalige plannen en ontwikkelingen in en rond Borne een actueel ruimtelijk
sturingsmiddel noodzakelijk. In de structuurvisie zijn ondermeer keuzes gemaakt over de wijze waarop Borne
zich binnen de Netwerkstad wil profileren én via welke strategie zij deze keuze concreet wil verwerkelijken.
Hiertoe is ingegaan op het imago dat de gemeente Borne wil uitstralen, het profiel dat de gemeente nastreeft
en de vraag hoe aan het stedelijk gebied, de bedrijventerreinen en het landelijk gebied een ‘Borns’ karakter
gegeven kan worden.
Realisatie van de woonwijk Bornsche Maten, en daarmee ook de realisatie van De Veste, maakt onderdeel uit
van de in de structuurvisie benoemde ontwikkelingen. Hierna wordt, aan de hand van de ontwikkelingsvisie
voor het stedelijk gebied, een beschrijving gegeven van de woonwijk Bornsche Maten en de ontwikkelingen/
maatregelen die een direct raakvlak hebben met, en van belang zijn voor de woonwijk.
4.3.2.2 Woonwijk Bornsche Maten
Met de woonwijk Bornsche Maten wordt ruimte geboden aan zowel de lokale als een deel van de regionale
woningbehoefte. De gemeentelijke ambitie was om in 2030 de wijk Bornsche Maten afgerond te hebben
waarbij ruimte wordt geboden aan in totaal 2.700 woningen. In het vigerende bestemmingsplan Bornsche
Maten zijn circa 2.300 woningen opgenomen waarmee in elk geval kan worden voorzien in de behoefte tot en
met 2025. Het uitgangspunt blijft echter de realisatie van 2.700 woningen, deze overige 400 woningen zijn
gepland in een reservelocatie.
Ten aanzien van de ambitie om in 2030 de woonwijk Bornsche Maten afgerond te hebben wordt opgemerkt
dat door de huidige economische crisis het oorspronkelijk geplande uitgiftetempo van 250 woningen op
jaarbasis niet langer realistisch is. De gemeente heeft daarom besloten tot een tijdelijke temporisering van de
woningbouw in Bornsche Maten, waarbij wordt uitgegaan van een uitgiftetempo van circa 105 woningen per
jaar. Dit leidt tot een latere voltooiing van de wijk dan oorspronkelijk is gepland.
Het eindbeeld van de Bornsche Maten is een wijk die past binnen de identiteit en het karakter van de
gemeente Borne. De woningen in de wijk zijn van hoge kwaliteit en geschikt voor alle doelgroepen. In de wijk
wordt voldoende ruimte geboden aan water (met name de Bornsebeek) en groen en de wijk kent goede
uitloopmogelijkheden naar het aangrenzende buitengebied.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
23
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
4.3.3
Masterplan Bornsche Maten
4.3.3.1 Algemeen
Het planconcept voor de Bornsche Maten is vastgelegd in het Masterplan Bornsche Maten (zie afbeelding 3.6).
De hoofdstructuur bestaat uit een duurzaam raamwerk dat is samengesteld uit het centraal gelegen Bornsche
Beekpark, het Park Oud Borne als overgang naar het landschap, een bufferzone tussen Hengelo en Borne en
een combinatie van waterlopen, groenzones, oude landwegen, nieuwe fietsroutes en bebouwingswanden. De
hoofdstructuur begeleidt de verstedelijking en omkadert de zeven verschillende woonbuurten die in de
Bornsche Maten worden gerealiseerd.
Afbeelding 4.6: Planconcept Bornsche Maten (Bron: Gemeente Borne)
De stedenbouwkundige hoofdstructuur zoals beschreven in het Masterplan Bornsche Maten is juridisch
doorvertaald in het bestemmingsplan 'Bornsche Maten'. Hierna wordt kort ingegaan op de onderdelen uit het
Masterplan in relatie tot de buurt De Veste.
4.3.3.2 Woonbuurt 'De Veste
De buurt 'De Veste' is de centraal gelegen woon- en voorzieningenbuurt binnen de Bornsche Maten. Vanwege
het aanbod van voorzieningen in het centrum van Borne en de beperkte afstand van de Bornsche Maten tot
het centrum wordt een pakket van basisvoorzieningen in De Veste voldoende geacht voor de wijk Bornsche
Maten. Binnen de woonbuurt wordt voorzien in 150-200 woningen in de vorm van een compact stedelijk
milieu op en om de voorzieningen.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
24
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Overigens voorziet dit uitwerkingsplan niet in de realisatie van woningen. Dit uitwerkingsplan voorziet
uitsluitend in juridisch-planologische kaders om enkele voorzieningen zoals een school en een sporthal te
realiseren.
4.3.4
Toetsing van het initiatief aan het gemeentelijk beleid
Dit uitwerkingsplan voorziet in de juridisch-planologische kaders voor de realisatie van de 1e fase van de buurt
De Veste. De Veste maakt onderdeel uit van de gemeentelijke ambitie en beleidsuitgangspunten om de wijk
Bornsche Maten tot ontwikkeling te brengen. Geconcludeerd wordt dat dit uitwerkingsplan in
overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
25
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Hoofdstuk 5
5.1
Geluid
5.1.1
Kader
Onderzoek/verantwoording
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als
gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek
moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van
een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone
van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.
5.1.2
Situatie plangebied
5.1.2.1 Algemeen
Dit uitwerkingsplan voorziet in de juridisch-planologische kaders voor de realisatie van voorzieningen als een
school, een kinderopvang, sportvoorzieningen met de daarbij behorende ondergeschikte horeca en horeca in
maximaal de categorie 1a (lichte horeca). Een sportvoorziening, in dit geval een sporthal, met de daarbij
behorende horeca en een horecavoorziening worden op basis van de Wgh niet gezien als geluidsgevoelig
object. Een school en een kinderopvang worden op basis van de Wgh wel aangemerkt als geluidsgevoelige
objecten.
Dit uitwerkingsplan voorziet niet in de realisatie van een nieuwe geluidsbron (gezoneerde weg).
5.1.2.2 Wegverkeerslawaai
Algemeen
Alcedo heeft in dit geval onder andere het aspect wegverkeerslawaai onderzocht. De conclusie uit het
onderzoek ten aanzien van het aspect wegverkeerslawaai is hierna opgenomen. Voor een nadere toelichting
hierop wordt verwezen naar de onderzoeksrapportage die is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting.
Conclusie akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Uit het onderzoek blijkt dat vanwege de wegvakken waarop de Wet geluidhinder van toepassing is (de 50
km/uur delen van de Bornsche Beeklaan), de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden ter
plaatse van de nieuw te realiseren school, appartementen en woningen. Ook wordt voldaan aan de
ambitiewaarde van 48 dB volgens het gemeentelijke geluidsbeleid. Er is daarom geen hogere grenswaarde
procedure nodig.
Vanwege 30 km/uur wegen is bij de nieuw te realiseren school en de appartementen wél sprake van een
overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Aangezien de Wet geluidhinder niet van toepassing is,
is hiervoor geen hogere grenswaarde procedure nodig.
Geadviseerd wordt om de geluidswering van de gevels van het schoolgebouw en de appartementengebouwen
af te stemmen op de cumulatieve geluidsbelasting zoals aangegeven in bijlage 2 van de in Bijlage 1 opgenomen
onderzoeksrapportage. De cumulatieve geluidsbelasting (exclusief de aftrek van 5 dB volgens artikel 110g van
de Wet geluidhinder) bedraagt ten hoogste:



58 dB voor de westgevel van de school;
58 dB voor de westgevel van het westelijke appartementengebouw;
56 dB voor de oostgevel van het oostelijke appartementengebouw.
5.1.2.3 Railverkeerslawaai
Railverkeerslawaai is in het voorliggende geval niet van toepassing aangezien spoorwegen zijn gelegen op
ruime afstand van het plangebied.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
26
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
5.1.2.4 Industrielawaai
In de nabijheid van het plangebied zijn geen gezoneerde bedrijventerreinen aanwezig. In paragraaf 5.2 wordt
nader ingegaan op industrielawaai als gevolg van individuele bedrijven. Hier wordt geconcludeerd dat het
aspect industrielawaai geen belemmering vormt.
5.1.3
Conclusie
De aspecten railverkeerslawaai en industrielawaai vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Voor het schoolgebouw en de toekomstige appartementgebouwen worden in de omgevingsvergunningen
voor de activiteit bouwen voorwaarden opgenomen voor wat betreft de noodzakelijke geluidswering. Hiermee
vormt ook het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering voor het planvoornemen.
5.2
Bedrijven en milieuzonering
5.2.1
Kader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden
met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en
bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van
een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kunnen de richtlijnen in de
VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd worden om de afstand te bepalen tussen
woningen en de verschillende bedrijfscategorieën. Deze afstemming beperkt zich tot de volgende
milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
5.2.2
Gebiedstypen
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering is een tweetal gebiedstypen onderscheiden; 'rustige woonwijk'
en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van
functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer.
Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' omschreven als
een gebied met een matige tot sterke functiemenging waarbij bijvoorbeeld direct naast woningen andere
functies voor kunnen komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
De richtafstanden behorende bij de te onderscheiden omgevingstypen worden in de navolgende tabel
inzichtelijk gemaakt.
Milieucategorie Richtafstanden tot omgevingstype rustige
woonwijk
1
10 m
2
30 m
3.1
50 m
3.2
100 m
4.1
200 m
4.2
300 m
5.1
500 m
5.2
700 m
5.3
1.000 m
6
1.500 m
5.2.3
Richtafstanden tot omgevingstype gemengd
gebied
0m
10 m
30 m
50 m
100 m
200 m
300 m
500 m
700 m
1.000 m
Situatie plangebied
5.2.3.1 Algemeen
De feitelijke situatie betreft de realisatie van woningbouw in het plangebied. Woningen zijn milieugevoelige
objecten. De VNG uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van
inrichtingen.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
27
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Zoals reeds hiervoor genoemd wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de
omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:
1.
2.
past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
5.2.3.2 Externe werking
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die,
vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake
als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
In dit geval worden binnen het plangebied voorzieningen als een school, een kinderopvang, een sporthal met
de daarbij behorende ondergeschikte horeca en horeca in maximaal de categorie 1a (lichte horeca)
gerealiseerd.
Aanvullend wordt hierbij opgemerkt dat de binnen de sporthal toegestane horeca onderdeel uitmaakt van de
sporthal en niet separaat beoordeeld wordt. De toegestane horeca betreft horeca in maximaal de categorie
1a. Voorbeelden van dergelijk lichte vormen van horeca zijn onder andere een broodjeszaak, cafetaria,
koffiebar en een lunchroom.
In de onderstaande tabel wordt inzichtelijk op welke wijze een dergelijke functie is omschreven in de
VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering, tot welke categorie een dergelijke functie behoort en welke
richtafstanden tot milieugevoelige objecten (zoals woningen) moet worden aangehouden.
Functie
Omschrijving Bedrijven en milieuzonering Cat. Grootste richtafstand Grootste richtafstand
'rustige woonwijk'
'gemengd gebied'
School
Scholen voor basis- en algemeen
2
30 meter
10 meter
voortgezet onderwijs
Kinderopvang Kinderopvang
2
30 meter
10 meter
Sporthal
Sporthallen
3.1
50 meter
30 meter
Horeca
Restaurants, cafetaria's, snackbars,
1
10 meter
0 meter
categorie 1a ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen
e.d.
Binnen het plangebied wordt uitsluitend binnen het bestemmingsvlak 'Gemengd' de bovengenoemde functies
toegestaan. De afstand van de rand van het bestemmingsvlak 'Gemengd' tot de dichtstbijzijnde bestaande
milieugevoelige functies, woningen aan de Tuinlaan, bedraagt circa 85 meter. Hiermee wordt voldaan aan de
hiervoor genoemde richtafstanden en is het te verwachten dat ter plaatse van omliggende milieugevoelige
functies sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Aanvullend wordt opgemerkt dat ten noorden van het plangebied zich de woonbuurt Boswonen bevindt. Met
de uitwerking van deze woonbuurt zal rekening gehouden moeten worden met voldoende afstand tot de
voorzieningen binnen het plangebied.
Akoestisch onderzoek
Hoewel wordt voldaan aan de hiervoor genoemde richtafstanden is de geluidsbelasting als gevolg van de
activiteiten binnen het plangebied onderzocht door Alcedo. Hierbij is zowel rekening gehouden met de
bestaande woningen buiten De Veste als met de toekomstige woningen in het gebied De Veste. De resultaten
en conclusie van het akoestisch onderzoek worden hierna weergegeven. Voor een nadere toelichting hierop
wordt verwezen naar Bijlage 1 bij deze toelichting.
Activiteiten school
Bij de toetsing aan de voorschriften volgens het Activiteitenbesluit (waarbij stemgeluid buiten beschouwing
wordt gelaten) blijkt dat de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 50 dB(A)
gedurende de dagperiode niet wordt overschreden. Het ambitieniveau van 45 dB(A) (zoals aangegeven in het
geluidsbeleid) wordt ook niet overschreden.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
28
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Indien stemgeluid wel bij de beoordeling wordt betrokken, blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau
ter plaatse van de bestaande woningen en de bestaande school ten hoogste 51 dB(A) bedraagt. Uitgaande van
een gemiddelde geluidsisolatie van de gevels voor bestaande gebouwen van circa 17 tot 22 dB(A), is een
aanvaardbaar binnenniveau van 35 dB(A) gewaarborgd.
Indien stemgeluid wel bij de beoordeling wordt betrokken, blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau
ter plaatse van de nieuw te realiseren appartementen ten hoogste 56 dB(A) bedraagt. Teneinde een
aanvaardbaar binnenniveau van 35 dB(A) te waarborgen dient bij de realisatie een geluidswering van minimaal
21 dB(A) te worden gehaald. Dit is voor nieuwbouwsituaties zonder wezenlijke aanvullende geluidsisolerende
maatregelen mogelijk.
De grenswaarde van 70 dB(A) gedurende de dagperiode voor het maximale geluidsniveau wordt niet
overschreden. Bij toetsing van het inrichtingsgebonden verkeer aan de grenswaarde van 50 dB(A)
etmaalwaarde volgens de circulaire “Beoordeling geluidshinder wegverkeer in verband met
vergunningverlening Wet milieubeheer”, blijkt dat deze ter plaatse van bestaande woningen en de bestaande
school niet wordt overschreden. Ter plaatse van het nog te realiseren appartementen is sprake van een
overschrijding van ten hoogste 3 dB(A). Teneinde een aanvaardbaar binnenniveau van 35 dB(A) te waarborgen
dient bij de realisatie een geluidswering van minimaal 18 dB(A) te worden gehaald. Dit is voor
nieuwbouwsituaties zonder aanvullende geluidsisolerende maatregelen mogelijk.
Sporthal
Bij de toetsing aan de voorschriften volgens het Activiteitenbesluit blijkt dat de grenswaarde voor het
langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 50 dB(A) etmaalwaarde niet wordt overschreden. Het
ambitieniveau van 45 dB(A) (zoals aangegeven in het geluidsbeleid) wordt met 5 dB(A) overschreden.
De grenswaarde van 70 dB(A) etmaalwaarde voor het maximale geluidsniveau wordt niet overschreden.
Bij toetsing aan de grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde volgens de circulaire “Beoordeling geluidshinder
wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer”, blijkt dat deze ter plaatse van bestaande
woningen en de bestaande school niet wordt overschreden. Ter plaatse van het nog te realiseren woningen en
appartementen is sprake van een overschrijding van ten hoogste 6 dB(A). Teneinde een aanvaardbaar
binnenniveau van 35 dB(A) te waarborgen dient bij de realisatie een geluidswering van minimaal 21 dB(A) te
worden gehaald. Dit is voor nieuwbouwsituaties zonder aanvullende geluidsisolerende maatregelen mogelijk.
Totaal
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat vanwege de activiteiten in de sporthal, het ambitieniveau voor het
langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 45 dB(A) wordt overschreden met ten hoogste 5 dB(A). Volgens
het geluidsbeleid kan van het ambitieniveau worden afgeweken. Bij de afweging daarvan, dient de eventuele
cumulatie van geluid door twee of meer bedrijven te worden betrokken.
De basisschool, de buitenschoolse opvang, het kinderdagverblijf en de sporthal bevinden zich in één gebouw.
Er wordt gezamenlijk gebruik gemaakt van verschillende ruimten, faciliteiten en installaties. Er is daarom
sprake van één inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. De activiteiten overlappen elkaar qua tijd niet of
vrijwel niet. Daarom is er geen sprake van cumulatie. De gemeente kan bij de afweging betrekken dat de
geluidsvoorschriften volgens het Activiteitenbesluit worden gerespecteerd.
5.2.3.3 Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande
functies in de omgeving. Een school en een kinderopvang kunnen worden aangemerkt als milieugevoelige
functies.
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich diverse woningen die onderdeel uitmaken van de
woonwijk Bornsche Maten. Wonen wordt gezien als een niet-milieubelastende functie voor de omgeving en
levert derhalve geen hinder op voor de milieugevoelige functies in het plangebied.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
29
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Daarnaast bevindt zich op een afstand van circa 60 meter een basisschool en op een afstand van ruim 100
meter wordt het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare
dienstverlening toegestaan. Een basisschool behoort tot de milieucategorie 2. De sociale, maatschappelijke,
educatieve en openbare dienstverlening activiteiten behoren over het algemeen ook tot maximaal de
milieucategorie 2. Gezien de afstand van het plangebied tot aan de voornoemde (toegestane) functies wordt
ruimschoots voldaan aan de richtafstanden waardoor geen hinder als gevolg van deze (toegestane) functies is
te verwachten.
Op een afstand van meer dan 550 meter bevindt zich tot slot het Bedrijventerrein Westermaat van de
gemeente Hengelo. Met de zonering van dit bedrijventerrein is rekening gehouden met de realisatie van de
woonwijk Bornsche Maten, waaronder de dichtstbijzijnde woningen en aanzienlijk dichter bij het
bedrijventerrein gelegen woningen in de woonbuurt Tuinstad. De op dit bedrijventerrein aanwezige bedrijven
veroorzaken derhalve geen hinder op de binnen het plangebied toegestane functies.
5.2.4
Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de ontwikkeling waar dit uitwerkingsplan in voorziet.
5.3
Bodem
5.3.1
Kader
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van
een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen
dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe
bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
5.3.2
Situatie plangebied
Het gebied van De Veste is al in 2000 verkennend onderzocht en daarover is toen gerapporteerd in het
“Verkennend bodemonderzoek “Bornse Maten” te Borne”, rapportnr. 3315001, Tebodin, 21-03-2000. Uit het
verkennend bodemonderzoek kwam naar voren dat ter plaatse van het plangebied geen sprake was van
verontreinigingen en dat geen nader onderzoek noodzakelijk was.
Omdat dit onderzoek niet meer actueel is zal in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning een
nieuw verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Gezien de resultaten van het in 2000 uitgevoerde
verkennende bodemonderzoek en gezien het feit dat sindsdien geen risicovolle activiteiten voor de bodem
hebben plaatsgevonden, wordt verwacht dat de bodem geschikt is voor het toekomstige gebruik.
5.3.3
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het uitwerkingsplan op het gebied van bodem uitvoerbaar is.
5.4
Archeologische en cultuurhistorische waarden
5.4.1
Archeologie
5.4.1.1 Kader
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden
de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet
regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke
ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
30
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse
archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer, voorafgaand aan bodemingrepen,
archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen
vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming
van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een
goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en
het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
5.4.1.2 Situatie plangebied
Algemeen
De gemeente Borne heeft op 18 november 2002 RAAP Archeologisch Adviesbureau opdracht gegeven voor het
opstellen een gespecificeerd verwachtingsmodel voor onder andere het plangebied van de Bornsche Maten.
Het onderzoek bestond uit het vervaardigen van een verwachtingskaart (bureauonderzoek) en een beknopte
veldinspectie om de verwachtingskaart te toetsen. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 bij deze
toelichting. De uitgevoerde verwachtingskaart is achter het onderzoek gevoegd.
Op basis van de resultaten van dit archeologisch onderzoek zijn er aanbevelingen gedaan voor een nader
inventariserend archeologisch onderzoek door middel van kartering (boringen) en proefsleuven.
Archeologisch vooronderzoek: kartering en proefsleuven Bornsche Maten
Tussen 2004 en 2006 heeft in de gehele Bornsche Maten, dus ook in De Veste, een inventariserend
veldonderzoek plaatsgevonden (opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting). Dit onderzoek (projectcode:
BOWW2 - datum: mei 2006), dat voortborduurde op de resultaten van de veldinspectie uit 2003, bestond in
eerste instantie uit een combinatie van karterend booronderzoek en oppervlaktekartering.
Uitkomst van het onderzoek, voor zover relevant, was dat in twee gebieden, Zuid-Esch en Grutterskamp,
sprake was behoudenswaardige vindplaatsen die in aanmerking kwamen voor opgraving. De Veste is voor het
overgrote deel gelegen binnen het gebied Grutterskamp. Hierna wordt nader ingegaan op de opgraving die in
dit gebied heeft plaatsgevonden.
Opgemerkt wordt dat de gemeenteraad op 30 juni 2009 een archeologische verwachtingskaart voor het gehele
grondgebied van de gemeente heeft vastgesteld. De resultaten van de hiervoor genoemde onderzoeken zijn
verwerkt in deze archeologische verwachtingskaart. De resultaten van de hierna genoemde onderzoek of
opgravingen zijn niet meegenomen in de archeologische verwachtingskaart.
Opgraving Grutterskamp
Op de locatie Grutterskamp heeft een opgraving plaatsgevonden. In de rapportage Bornsche Maten Grutterskamp (projectcode: BOWW7 - datum: 4 juli 2009 ) worden onder andere de resultaten en de vondsten
beschreven. Voor een nadere toelichting op deze resultaten en vondsten wordt verwezen naar de
onderzoeksrapportage welke is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting.
Door de verrichte opgraving zijn de voorheen aanwezige waardevolle archeologische waarden veilig gesteld en
zijn ter plaatse van de locatie Grutterskamp, waartoe ook De Veste behoort, geen archeologische waarden
meer aanwezig.
5.4.2
Cultuurhistorie
5.4.2.1 Kader
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die
cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse
cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De
bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Deze wet is vooral
gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
31
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
5.4.2.2 Situatie plangebied
Er bevinden zich, op basis van de Cultuurhistorische Atlas Overijssel, in het plangebied zelf geen rijks- danwel
gemeentelijke monumenten of andere cultuurhistorische waarden. In de directe omgeving van het plangebied
komen eveneens geen monumenten of cultuurhistorische waarden voor.
5.4.3
Conclusie
Door de opgraving ter plaatse van het plangebied is geen sprake meer van archeologische waarden. In het
plangebied en in de omgeving van het plangebied komen geen cultuurhistorische waarden voor.
5.5
Waterparagraaf
5.5.1
Beleid
5.5.1.1 Europees- en rijksbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om
in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn
Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren
(waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van
gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend
worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied
plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven
voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de
deelstroomgebieden bepaald.
Het Nationaal Waterplan (december 2009) geeft op hoofdlijnen aan welke beleid het Rijk in de periode
2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op
bescherming tegen overstroming, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Het
Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle
voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan zal het beleid uit de Vierde Nota
Waterhuishouding voortzetten. Het beleidsdoel is het realiseren of in stand houden van duurzame en
klimaatbestendige watersystemen. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet. Op basis
van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van
structuurvisie.
5.5.1.2 Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de
uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de
veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en
oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
5.5.1.3 Waterschap Vechtstromen
Waterschap Vechtstromen (ontstaan door een fusie van de waterschappen Regge en Dinkel en Vecht en Velt)
beschikt over een waterbeheerplan. Het plan gaat over het waterbeheer in het hele stroomgebied van het
waterschap en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.
Het waterbeleid van het waterschap is met name gericht op een duurzame aanpak van het waterbeheer: geen
afwenteling, herstel van de veerkracht van het watersysteem, streven naar een meer natuurlijker
waterbeheer, zoeken naar meer ruimte voor water, water toepassen als ordenend principe middels het
gebruik van waterkansenkaarten en water langer vasthouden mede door flexibeler peilbeheer. Ook het
streven naar een betere waterkwaliteit als onderdeel van duurzaamheid is een belangrijk speerpunt
(tegengaan van lozingen, minder belasting van het water en het zoveel mogelijk tegengaan van diffuse
verontreinigingen).
De twee belangrijkste onderdelen van het waterplan worden gevormd door:

het tekort aan waterberging in het landelijk gebied;
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
32
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp

de inpassing van inrichtingsmaatregelen binnen de maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water.
5.5.1.4
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk rioleringsplan 2011-2016 is gericht op het creëren van een gezond en veerkrachtig
watersysteem en een duurzame waterketen. Concreet houdt dit onder meer in dat hemelwater niet wordt
vermengd met vuil water, maar afzonderlijk wordt verwerkt. Het schone hemelwater wordt bij voorkeur op de
locatie waar het valt vastgehouden of geborgen. Als dat niet kan, wordt het afgevoerd naar oppervlaktewater.
In het beleid is de gemeentelijke zorgplicht voor afvalwater, hemelwater en grondwater uitgewerkt.
5.5.2
Watertoets
5.5.2.1 Algemeen
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw)
gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of
watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke
plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden
opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het
plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een
evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel
de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang
met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
5.5.2.2 Situatie plangebied
Voor de Bornsche Maten is een waterstructuurplan opgesteld. Het waterstructuurplan Bornsche Maten
ondersteunt het planproces voor het aspect waterhuishouding. Het waterstructuurplan Bornsche Maten geeft
ten aanzien van de waterhuishouding uitgangspunten en randvoorwaarden, waarmee bij de nadere uitwerking
en ontwikkeling van de deelgebieden rekening wordt gehouden.
Het hemelwater dat afstroomt van niet vervuilende oppervlakken wordt zoveel mogelijk binnen het
plangebied in de bodem geïnfiltreerd (vasthouden). Wanneer de infiltratiecapaciteit van de bodem tekort
schiet, zal het water worden vastgehouden (bergen). Bij hevige en/of langdurige regenval zal het hemelwater
dat niet verwerkt kan worden door infiltratie en berging, overstorten op oppervlaktewater (afvoeren).
Het waterschap Vechtstromen is ook geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale
watertoets. De beantwoording hiervan heeft er toe geleid dat de zogenaamde 'normale procedure' van
toepassing is. Dit betekent dat het uitwerkingsplan in het kader van vooroverleg voorgelegd moet worden aan
het waterschap Regge en Dinkel. De bij deze 'normale procedure' behorende uitgangspuntennotitie is
opgenomen in Bijlage 5 bij deze toelichting.
5.6
Flora en fauna en de natuurbeschermingswet (Natura 2000)
5.6.1
Kader
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming.
Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische
Hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
5.6.2
Soortenbescherming
5.6.2.1 Algemeen
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse
planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of
verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene
verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
33
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe
leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet
heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.
5.6.2.2 Situatie plangebied
Algemeen
In 2003 is uitgebreid natuuronderzoek verricht in het gebied de Bornsche Maten te Borne. In oktober 2011
heeft Adviesbureau Mertens B.V. in het plangebied een actualiserende quickscan flora- en faunawet
uitgevoerd. De resultaten van deze actualiserend quickscan worden hierna weergegeven. Voor een nadere
toelichting hierop wordt verwezen naar Bijlage 6 bij deze toelichting.
Actualiserende quickscan flora- en faunawet
In 2003 is uitgebreid natuuronderzoek verricht in het gebied de Bornsche Maten te Borne. In verband met de
afronding van de Bornsche Maten is aan onderhavig bureau gevraagd om een actualiserend onderzoek Floraen faunawet. Van de in 2003 aangetroffen beschermde soorten waarvoor ontheffing is verleend (zie bijlage 2
van de in Bijlage 6 opgenomen onderzoeksrapportage) bestaat voor de licht beschermde soorten een
algemene vrijstelling. Bermpje en steenmarter zijn matig beschermd. Bermpje is echter sinds halverwege 2010
ondergebracht onder de Visserijwet en is daardoor niet meer beschermd. De steenmarter is niet vastgesteld;
vermoedelijk door de vele activiteiten binnen de Bornsche Maten en het zeer weinig beschikbaar zijn van
rustplaatsen. Het voorkomen van andere matig beschermde soorten wordt uitgesloten.
Vleermuizen zijn de enige zwaar beschermde soorten die voorkomen in de Bornsche Maten. De Bornsche
Maten zijn foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis en de Bornsebeek voor de watervleermuis. Er
bevinden zich daarnaast enkele baltsplaatsen van gewone dwergvleermuis. Bij een baltsplaats vliegt een
vleermuis rond en zendt ondertussen sociale geluiden uit. Gedurende en na de reconstructie is het mogelijk
dat de vleermuizen er blijven foerageren en baltsen. In de reeds gerealiseerde deelgebieden werden namelijk
gelijke aantallen aangetroffen. Effecten op vleermuizen worden derhalve niet voorzien.
Binnen de te realiseren delen komen algemene broedvogels voor als broedvogel. Voor deze vogels geldt dat
op een manier moet worden gewerkt dat gebruikte nesten niet verloren gaan. Dit betekent dat
werkzaamheden moeten worden uitgevoerd buiten het broedseizoen of er moet worden voorkomen dat
vogels tot nestelen komen.
Geconcludeerd kan dan ook worden dat de verdere afbouw van de Bornsche Maten kan plaats vinden zonder
ontheffing van de Flora- en faunawet als rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels. De Floraen faunawet staat de verdere afbouw en het gebruik van de Bornsche Maten derhalve niet in de weg.
5.6.3
Gebiedsbescherming
5.6.3.1 Algemeen
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden
die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld
op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de
Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS is in provinciale
structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de EHS geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe
zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
5.6.3.2 Situatie plangebied
Natura 2000-gebieden
Er is geen sprake van een Natura 2000-gebied ter plaatse of in de directe omgeving van het plangebied. Het
plangebied ligt op een afstand van ruim 5 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied
Lonnekermeer. Gezien de grote afstand van het plangebied tot aan dit Natura 2000-gebied, de invulling van
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
34
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
het tussenliggende gebied met infrastructuur en bebouwing en de aard van de ontwikkeling mag aangenomen
worden dat het uitvoeren van de voorgenomen activiteit geen negatief effect heeft op Natura 2000-gebieden.
Toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 is niet aan de orde.
Ecologische Hoofdstructuur
Het plangebied ligt buiten de concreet begrensde EHS, op een afstand van ruim 900 meter. Gezien de afstand
van het plangebied tot de EHS, de invulling van het tussenliggende gebied en de aard van de ontwikkeling
wordt geconcludeerd dat geen sprake is van de aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de
EHS.
5.6.4
Conclusie
Voor de ontwikkeling van de 1e fase van De Veste is geen nader onderzoek in het kader van de Flora- en
Faunawet noodzakelijk. Tevens is geen sprake van negatieve effecten op beschermde gebieden.
5.7
Luchtkwaliteit
5.7.1
Kader
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen
opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet
milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende
stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:


Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
5.7.1.1 'Niet in betekenende mate'
Alleen projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit
kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project
draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of
motivering) dat de 3% grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de
jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2
microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium is een 'of-benadering', wanneer een project voor één
stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit.
De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige
grenzen, bijvoorbeeld:


woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;
2
2
kantoorlocaties: 100.000 m bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m bruto vloeroppervlak
bij 2 ontsluitingswegen.
5.7.1.2 Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te
beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en
bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden
van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen
50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die
genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
35
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
5.7.2
Situatie plangebied
Ten behoeve van de ontwikkeling van het Bornsche Beekpark en de woonbuurten Singelwonen en De Veste is
onderzocht of de voorgenomen ontwikkelingen voldoen aan de gestelde eisen voor wat betreft luchtkwaliteit.
Hierbij is door middel van verspreidingsberekeningen met het CAR II rekenmodel de concentraties langs de
beschouwde wegen berekend en getoetst aan de grenswaarde uit de 'Wet luchtkwaliteit'. De toetsing heeft
aangetoond dat in alle beschouwde jaren voor alle beschouwde componenten geen overschrijdingen van de
grenswaarden worden berekend.
Voor een nadere toelichting op het vorenstaande wordt verwezen naar het luchtkwaliteitsonderzoek welke is
opgenomen in Bijlage 7 bij deze toelichting.
5.7.3
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van De Veste, 1e fase.
5.8
Externe veiligheid (inrichtingen en vervoer gevaarlijke stoffen)
5.8.1
Kader
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving
bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe
ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe
ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe
veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en
transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke
wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:





het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
de Regeling externe veiligheid (Revi);
het Registratiebesluit externe veiligheid;
het Besluit risico's Zware Ongevallen 1999 (Brzo 1999);
het Vuurwerkbesluit.
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op
transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)en de
Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is het tot een minimum beperken van risico's
waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten.
Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden
en het groepsrisico.
5.8.2
Situatie plangebied
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de
Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen,
grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen
weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied
en omgeving weergegeven. Het blauw omlijnde gebied behoort niet tot het plangebied van dit
uitwerkingsplan.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
36
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Afbeelding 5.2: Uitsnede Risicokaart Nederland (Bron: Risicokaart.nl)
Binnen het plangebied zelf komen geen risicobronnen voor. Buiten het plangebied is sprake van diverse
risicobronnen. In verband hiermee is in het kader van het bestemmingsplan Bornsche Maten uitgebreid
onderzoek verricht naar de aanvaardbaarheid van de gehele woonwijk Bornsche Maten in relatie tot het
aspect externe veiligheid. Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan 'Bornsche Maten' zijn er, met
uitzondering van benzineservice station Shell 'Het Plein', geen nieuwe risicobronnen bijgekomen. In het kader
van het destijds verrichte onderzoek is geconcludeerd dat er voor wat betreft externe veiligheid geen
belemmeringen zijn voor de realisatie van de woonwijk Bornsche Maten.
Ten aanzien van het benzineservice station Shell 'Het Plein' (met LPG) wordt opgemerkt dat het plangebied is
gelegen op een afstand van meer dan 950 meter. Hiermee is het plangebied ruimschoots gelegen buiten de
plaatsgebonden risicocontouren (maximaal 45 meter) en het invloedsgebied voor het groepsrisico (maximaal
150 meter) en vormt deze inrichting geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.
De dichtstbijzijnde risicobron is gelegen op circa 450 meter afstand. Dit betreft een buisleiding voor brandstof
(Defensie Pijpleiding Organisatie) van het ministerie. Uitsluitend binnen een zone van 12 meter van deze
leiding gelden belemmeringen voor de bouw van (beperkt) kwetsbare objecten. Aangezien het plangebied
ruimschoots buiten deze zone is gelegen vormt deze leiding geen belemmering.
Overige risicobronnen zijn gelegen op een afstand van bijna 1 kilometer en vormen daarmee eveneens geen
belemmering voor de realisatie van De Veste, 1e fase.
5.8.3
Conclusie
Het uitwerkingsplan is op het gebied van externe veiligheid uitvoerbaar.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
37
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
5.9
Fysieke veiligheid en brandweer
5.9.1
Algemeen
Wanneer de fysieke veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak noodzakelijk. Door het vooraf
treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel
mogelijk worden voorkomen of kan, in geval van een incident, zo goed mogelijk hulp worden geboden. Een
goede bereikbaarheid van gebieden alsmede de aanwezigheid van voldoende bluswater is een voorwaarde
voor een snelle hulpverlening. Een goede bereikbaarheid van inwoners van een wijk is ook nog op een andere
manier van belang. In geval van een zwaar ongeval of ramp, is het noodzakelijk om de bevolking in de
omgeving zo snel mogelijk te kunnen informeren en adviseren ('ramen en deuren sluiten'). Via het sirenenet
kan de bevolking worden bereikt en erop worden geattendeerd om de radio of televisie in te schakelen (de
zogenaamde 'rampenzender').
5.9.2
Bluswatervoorziening
Om branden te kunnen blussen maakt de brandweer doorgaans gebruik van water. Om in geval van een brand
voldoende bluswater beschikbaar te hebben of te krijgen, moeten van tevoren maatregelen getroffen worden.
Deze maatregelen worden aangeduid als 'de bluswatervoorziening'. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in
primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen:

De primaire bluswatervoorziening voorziet in de mogelijkheid om snel een redelijke hoeveelheid
bluswater permanent beschikbaar te hebben. Over het algemeen bestaat de primaire
bluswatervoorziening uit ondergrondse brandkranen die zijn aangesloten op het waterleidingnetwerk. Op
40 meter van elk object moet zich een ondergrondse brandkraan bevinden die een minimale hoeveelheid
3
bluswater van 60 m /uur levert. In bepaalde omstandigheden (geen hoogbouw, geen bijzondere
3
risicofactoren, geen bijzondere objecten met veel personen tegelijkertijd aanwezig) kan 30 m /uur
voldoende zijn;
 Een secundaire bluswatervoorziening is een bluswatervoorziening naast de primaire
bluswatervoorziening, die wordt gebruikt als de primaire bluswatervoorziening uitvalt of ontoereikend is
of om onnodig gebruik van leidingwater te voorkomen. Onder secundaire bluswatervoorziening worden
3
blusvijvers of brandputten verstaan met een minimale capaciteit van 90 m /uur gedurende minimaal 4
uur;
 Tertiaire bluswatervoorzieningen zijn bedoeld ten behoeve van de rampenbestrijding (neergestort
vliegtuig, ontplofte LPG-tankwagen) en moeten in principe onbeperkt grote hoeveelheden bluswater
kunnen leveren. Met behulp van dompelpompen wordt dit bluswater van bijvoorbeeld meren of kanalen
naar het rampgebied getransporteerd.
Het realiseren van voldoende bluswatervoorzieningen maakt onderdeel uit van het bouwrijp maken van het
plangebied. Hierbij zal worden voldaan aan de (wettelijk) normen.
5.9.3
Bereikbaarheid en brandweerzorgnorm
Aan de hand van een analyse van enige honderden branden in woningen in Nederland zijn gegevens verkregen
over de relatie tussen de opkomsttijd van de brandweer en het verloop (en de gevolgen) van branden. In de
Handleiding brandweerzorg (Ministerie van Binnenlandse Zaken, Den Haag, mei 1992) zijn de resultaten
opgenomen van onderzoek naar de relatie tussen opkomsttijd en de volgende onderwerpen:



De ontwikkeling van schade;
De kans op dodelijke slachtoffers; en
De kans op het slagen van reddingen.
Kort samengevat blijkt de opkomsttijd van de brandweer sterk van invloed te zijn op de schade die ontstaat bij
brand, de kans op dodelijke slachtoffers door brand en op het slagen van reddingen bij brand. Dit geldt ook
voor hulpverleningen (verkeers- en bedrijfsongevallen met veelal beknellingen) en voor ongevalbestrijding:
een korte opkomsttijd geeft de grootste kans op het beperken van het aantal, het overleven en het herstel van
slachtoffers. Een goede bereikbaarheid van branden en ongevallen heeft dan ook een belangrijke invloed heeft
op de effectiviteit van het brandweerwerk en daarmee op de veiligheid van de burgers.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
38
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
De aspecten bereikbaarheid en opkomsttijd vormen geen belemmering voor de realisatie van het
planvoornemen.
5.9.4
Alarmeren bevolking
Op grond van de Brandweerwet 1985 is de regionale brandweer, in geval van een calamiteit, verantwoordelijk
voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en
alarmeringsstelsel (WAS)°.
De sirenes zijn dusdanig gepositioneerd dat een optimale dekking is gerealiseerd binnen de gemeente. Het
plaatsen van een sirene is met name afhankelijk van de geïdentificeerde risico's in het gebied en de directe
omgeving.
Het plangebied valt binnen het dekkingsgebied van sirenes.
5.9.5
Routering gevaarlijke stoffen
Het vervoer van gevaarlijke stoffen is in Nederland via de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS), waarin
voorschriften en regels zijn opgenomen om dit vervoer zo veilig mogelijk te laten verlopen. In deze wet is
onder meer omschreven welke maatregelen een gemeente moet nemen om de stoffen veilig door de
gemeente te transporteren en welke stoffen wel en niet zijn aangemerkt als gevaarlijke stoffen.
Niet alle gevaarlijke stoffen komen in aanmerking voor of nadere regelingen of een routering. Dit geldt alleen
voor de stoffen die in de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen benoemd zijn als gevaarlijke stoffen. Het gaat dan
bijvoorbeeld om brandbare gassen (zoals LPG), giftige en bijtend gassen (zoals chloor) en
ontploffingsgevaarlijke stoffen (munitie en vuurwerk). Voor dit vervoer moeten dus door de gemeente nadere
regelingen worden getroffen. Benzine valt niet onder de stoffen waarvoor nadere regelingen moeten worden
getroffen, omdat het geen gevaarlijke stof is in de zin van de WVGS.
Het plangebied is niet gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen.
5.10
Belemmeringen/leidingen
In het plangebied zijn geen ruimtelijk relevante kabels en of leidingen aanwezig die eventueel een
belemmeringen zouden kunnen vormen voor het project. Leidingen buiten het plangebied, zoals de Defensie
Pijpleiding Organisatie, vormen eveneens geen belemmering (zie ook 5.8.2).
De vliegbasis Twente heeft een viertal invliegfunnels. Eén van de invliegfunnels is gedeeltelijk gelegen boven
het plangebied de Bornsche Maten. De invliegfunnel stelt eisen aan de maximale bouwhoogte. Binnen de
buitenste ring van de invliegfunnel geldt een maximum bouwhoogte van 182 meter. Binnen de binnenste ring
van de invliegfunnel geldt een maximum bouwhoogte van 100 meter. De maximale bouwhoogte binnen het
plangebied is beperkt tot 11 meter. Derhalve zijn in het uitwerkingsplan geen beperkingen opgenomen ten
aanzien van de hoogte in relatie tot de invliegfunnels.
5.11
Geurhinder
5.11.1
Kader
5.11.1.1
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt primair het toetsingskader bij vergunningverlening voor geur
veroorzaakt door dierenverblijven van veehouderijen. Tevens moet bij de realisatie van nieuwe geurgevoelige
objecten (zoals woningen) worden getoetst aan de normen zoals die gelden in de Wgv. De Wgv beschermt de
burger tegen geurhinder afkomstig van veehouderij
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient tussen een emissiepunt van een dierenverblijf
waarin melkkoeien en/of vrouwelijk jongvee worden gehouden en een geurgevoelig object binnen de
bebouwde kom een afstand van 100 meter en buiten de bebouwde kom een afstand van 50 meter te worden
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
39
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
aangehouden. Voor de overige dieren welke binnen de inrichting worden gehouden, is in de Wet geurhinder
en veehouderij een geurnorm opgenomen. Deze bedraagt voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde
kom 14 odour units per kubieke meter lucht. Voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom bedraagt
deze 3 odour units per kubieke meter lucht.
5.11.1.2
Verordening lokaal geurbeleid gemeente Borne
De Wgv biedt de mogelijkheid aan gemeenten om andere dan de wettelijke normen te stellen, mits dit
gewenst is vanwege de geursituatie. Wanneer er afwijkende normen worden vastgesteld moet dit gebeuren in
een gemeentelijke geurverordening. Bij het opstellen van deze geurverordening worden de
uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijen en de mogelijkheid om op relatief korte afstand van deze
bedrijven woningen en andere geurgevoelige objecten te kunnen realiseren, afgewogen tegen de geurhinder
voor geurgevoelige objecten.
De gemeente Borne heeft er voor gekozen uitsluitend voor melkveehouderijen een geurverordening vast te
stellen. Het doel van deze gemeentelijke geurverordening is om op een verantwoorde wijze zowel ruimte voor
groei te bieden voor melkrundveebedrijven en voor de inpassing van nieuwe gevoelige functies, als voldoende
bescherming te garanderen tegen geurhinder voor de huidige en toekomstige geurgevoelige objecten.
Met het vaststellen van de gemeentelijke geurverordening dient tussen een emissiepunt van een dierenverblijf
waarin melkkoeien en/of vrouwelijk jongvee worden gehouden en een geurgevoelig object binnen de
bebouwde kom een afstand van 50 meter (i.p.v. 100 meter) en buiten de bebouwde kom een afstand van 25
meter (i.p.v. 50 meter) te worden aangehouden.
5.11.2
Situatie plangebied
Binnen het plangebied worden diverse geurgevoelige objecten gerealiseerd. De afstand van het plangebied tot
aan de dichtstbijzijnde veehouderij, de intensieve veehouderij aan de Deurningerweg 51 te Borne, bedraagt
meer dan 600 meter. Gezien de ruime afstand tot aan deze veehouderij is het niet te verwachten dat de norm
van 3 odour units per kubieke meter lucht binnen het plangebied wordt overschreden.
Overigens wordt dit agrarisch bedrijf ook niet extra in haar bedrijfsvoering belemmerd als gevolg van de
ontwikkeling van De Veste, 1e fase.
5.12
Besluit milieueffectrapportage
5.12.1
Kader
In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is vastgelegd dat voorafgaande
aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een
milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld
moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r.
Een plan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn op de volgende manieren:



Een plan kan m.e.r.-plichtig zijn indien een passende beoordeling op basis van artikel 19j, lid 2 van de
Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk is;
Een plan kan m.e.r.-plichtig zijn indien sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit de
onderdelen C en D overschrijden en waarbij het plan wordt genoemd in kolom 3 (plannen).
Een plan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn indien het plan wordt genoemd in kolom 4 (besluiten) en er
sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit onderdeel C en D overschrijden. Bij een
overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel C is in dit geval sprake van een m.e.r.-plicht. Bij een
overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel D is het plan m.e.r.-beoordelingsplichtig.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging
betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit
milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D
opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
40
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
Het komt er op neer dat voor bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in
onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke
nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije
m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:


belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.(-beoordeling)
plaatsvinden.
5.12.2
5.12.2.1
Situatie plangebied
Algemeen
het kader van het bestemmingsplan Bornsche Maten is een MER opgesteld. Deze MER is gebruikt om op
inzichtelijke wijze de te maken ruimtelijke keuzes in beeld te brengen, afgezet tegen de relevante
milieugevolgen, waarbij uiteindelijk op basis van één van de uitgewerkte inrichtingsvarianten gekomen is tot
een meest milieuvriendelijk alternatief. De uitgewerkte inrichtingsvariant is uiteindelijk juridisch-planologisch
verankerd in het bestemmingsplan Bornsche Maten. Het voorliggend bestemmingsplan betreft een uitwerking
van dit bestemmingsplan. Desalniettemin wordt dit uitwerkingsplan hierna getoetst aan het Besluit
milieueffectrapportage.
5.12.2.2
Artikel 19j, lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998
Gezien de aard en omvang van de in dit uitwerkingsplan besloten ontwikkeling en de ruime afstand tot aan
Natura 2000-gebieden (zie ook 5.6.3) wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van een aantasting van de
instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied. Een passende beoordeling op basis van artikel 19j
van de Natuurbeschermingswet 1998 is in het kader van dit uitwerkingsplan dan ook niet noodzakelijk.
Derhalve is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.
5.12.2.3
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Op
basis van onderdeel D kan de in dit plan besloten ontwikkeling worden aangemerkt als: 'De aanleg, wijziging of
uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of
parkeerterreinen'.
Omdat een uitwerkingsplan wordt genoemd in kolom 4 van het Besluit m.e.r., dient een m.e.r.-beoordeling
uitgevoerd te worden indien de volgende drempelwaarden worden overschreden:



een oppervlakte van 100 hectare of meer:
indien het gebied 2000 woningen of meer omvat;
2
een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m of meer.
Gezien de drempelwaarden kan worden geconcludeerd dat dit uitwerkingsplan niet
m.e.r.-beoordelingsplichtig is. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer
ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten
geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.
Indien de mogelijkheden van dit plan worden vergeleken met de drempelwaarden uit onderdeel D van het
Besluit m.e.r. kan worden geconcludeerd dat er dat sprake is van een wezenlijk schaalniveau en een activiteit
die vele malen kleinschaliger is. Daarnaast is uit dit hoofdstuk gebleken dat dit uitwerkingsplan geen belangrijk
nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het opstellen van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk maken.
5.12.3
Conclusie
Dit uitwerkingsplan is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te
verwachten als gevolg van de vaststelling van dit uitwerkingsplan.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
41
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Hoofdstuk 6
6.1
Juridische planopzet
Inleiding
De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die
(digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het uitwerkingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is
voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de
toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de
onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden,
bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te
richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van
visualisering van de bestemmingen.
6.2
Opbouw van de regels
Het voorliggende plan vormt een uitwerking van de bestemming 'uit te werken wonen (UW)' uit het
bestemmingsplan 'Bornsche Maten'.
Artikel 9.1.5, tweede lid, van de Invoeringswet Wro wet geeft aan dat in een uitwerkings- of wijzigingsplan dat
binnen 1 jaar na inwerkingtreding van het nieuwe ruimtelijke ordeningsstelsel in ontwerp ter inzage is gelegd,
nog volgens het oude recht wordt behandeld. Dit geldt zowel voor de procedure, geregeld bij de WRO als voor
de inrichtings- en vormvereisten, vastgelegd in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985.
Een uitwerkings- of wijzigingsplan dat na genoemd tijdstip in ontwerp ter inzage wordt gelegd zoals
voorliggend uitwerkingsplan – moet aan het nieuwe stelsel voldoen, dat wil zeggen het wordt onderworpen
aan de nieuwe procedure zonder goedkeuring van gedeputeerde staten, met de mogelijkheid van een
grondexploitatieplan en ingericht en vormgegeven volgens de eisen gesteld bij of krachtens het nieuwe Bro,
waaronder de eisen ten aanzien van de digitalisering (vormgevings- en inrichtingsvereisten).
De wetgever maakt het voor uitwerkingsplannen voorlopig nog mogelijk deze overeenkomstig het moederplan
vorm te geven en in te richten. Artikel 8.2.1 van het Bro ziet toe op de digitaliseringseisen voor ruimtelijke
plannen. Ondanks dat er voor dit uitwerkingsplan geen verplichting bestaat voor het digitaliseren is voor het
uitwerkingsplan 'Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase' gekozen te voldoen
aan de digitale vereisten ten aanzien van de vormgeving van het plan. Hierbij wordt gedoeld op
gestandaardiseerde regels (SVBP2012) en een digitale verbeelding, gebaseerd op objectgerichte vlakken en
voorzien van een codering zoals omschreven in het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012).
De gemeente Borne onderkent het probleem dat hiermee de vergelijkbaarheid en uitwisselbaarheid tussen
het moederplan (bestemmingsplan 'Bornsche Maten) en het uitwerkingsplan niet optimaal is. Zo is de
naamgeving van de bestemmingen in het moederplan en in het uitwerkingsplan verschillend.
6.2.1
Inleidende regels
6.2.1.1 Begrippen
In Artikel 1 zijn omschrijvingen gegeven van de in het uitwerkingsplan gebruikte begrippen. Deze worden
opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die
gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
6.2.1.2 Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten (Artikel 2) uitleg gegeven wat onder de diverse
begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart
van een lijn moet worden aangehouden.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
42
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
6.2.2
Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen.
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:




Bestemmingsomschrijving: de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan. Hierbij gaat het in
beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
Bouwregels: in de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels
geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk
wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding;
Nadere eisen: in deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de regels waaraan burgemeester en
wethouders nadere eisen kunnen stellen. Alleen daar waar het wenselijk is om bij de vergunningverlening
sturend te kunnen optreden, heeft de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen toegevoegde waarde.
De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen dient objectief begrensd te zijn en duidelijke criteria te
bevatten;
Specifieke gebruiksregels: in dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn
toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige
gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij
in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies.
6.2.3






Anti-dubbeltelregel (Artikel 5): deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een plan
bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen
beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk,
waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
Algemene bouwregels (Artikel 6): deze bepaling bevat een algemene regel omtrent ondergronds bouwen;
Algemene gebruiksregels (Artikel 7): in deze regel is aangegeven wat onder verboden gebruik wordt
verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in
overeenstemming met de bestemming;
Algemene afwijkingsregels (Artikel 8): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid
gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het plan geregelde, onderwerpen.
De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
Algemene wijzigingsregels (Artikel 9): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid
gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De
criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn
aangegeven;
Algemene procedureregels (Artikel 10): in deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te
worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen.
6.2.4



Algemene regels
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht: bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaan (of
waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de
bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk
legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een vergunning kan
worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van
hun handhavingsbevoegdheid; Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen conform artikel 3.2.1
Bro;
Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van
het plan mag eveneens worden voortgezet;
Slotregel: deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
43
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
6.3
Bestemmingen
Gemengd (Artikel 3)
Door de mix van functies binnen De Veste 1e fase zijn de gronden binnen het plangebied bestemd als
'Gemengd'. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor maatschappelijke dienstverlening,
sportvoorzieningen en horeca uit ten hoogste categorie 1a zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst
van Horeca-activiteiten. Een en ander met de daarbij behorende ondergeschikte horeca ten behoeve van
sportvoorzieningen, groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen,
voorzieningen van algemeen nut, fietsenstallingen en verhardingen.
Hoofdgebouwen mogen binnen deze bestemming enkel worden opgericht binnen het bouwvlak. De maximale
bouwhoogte van hoofdgebouwen wordt weergegeven op de verbeelding. Bepaald is dat ter plaatse van de
aanduiding 'gevellijn' gebouwen dienen te worden gebouwd in de gevellijn waarbij een minimale bouwhoogte
van 8 meter geldt.
Bijgebouwen mogen in principe binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht. Hierbij is wel bepaald
2
dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 130 m . Voor het overige zijn
onder andere regels opgenomen ten aanzien van de goot- en bouwhoogte.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht. Eén en
ander verbonden aan een maximale maatvoering.
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 4)
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is toegekend aan de wegen in het plangebied waar sprake is van
openbaar gebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende
bestemmingen (zoals de buurtontsluitingswegen). Tevens is deze bestemming bedoeld voor
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en kunstwerken, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen en wateren waterhuishoudkundige voorzieningen.
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd. Hierbij
is bepaald dat de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken maximaal 5 meter mag bedragen.
Uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' is een luifel toegestaan met
een maximale bouwhoogte van 11 m. Tot slot zijn nog overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 3 m bedragen.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
44
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Hoofdstuk 7
Economische uitvoerbaarheid
Het uitwerkingsplan Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase maakt onderdeel uit
van de Bornsche Maten. Voor de gehele Bornsche Maten is een grondexploitatie opgesteld. In deze
grondexploitatie zijn op basis van normen en kengetallen de kosten en opbrengsten bepaald. De
grondexploitatie is op 21 mei 2013 voor het laatst vastgesteld door de gemeenteraad van Borne en laat een
positief resultaat zien. Middels het positieve resultaat van de gehele Bornsche Maten is tevens de
economische uitvoerbaarheid aangetoond van het deelgebied De Veste.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
45
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Hoofdstuk 8
8.1
Overleg en inspraak
Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie
en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van
belangen welke in het plan in het geding zijn.
8.1.1
Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging
vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke
bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit uitwerkingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is
afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
8.1.2
Provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft op 3 maart 2014 aangegeven dat dit uitwerkingsplan past binnen het provinciaal
beleid. Hiermee is, voor zover het de provinciale diensten betreft, voldaan aan het vooroverleg als bedoeld in
het artikel 3.1.1 Bro.
8.1.3
Waterschap Vechtstromen
Op 20 februari 2014 is het Waterschap in de gelegenheid gesteld om te reageren op het plan.
8.2
Inspraak
Een bestuursorgaan kan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk
beleid. Voor het Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase zal geen inspraak
worden verleend. In het kader van het moederplan Bornsche Maten heeft al inspraak plaatsgevonden.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
46
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Bijlagen bij de toelichting
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
47
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Bijlage 1
Akoestisch onderzoek
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
48
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Bijlage 2
Archeologische verwachtingskaart en veldinspectie
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
49
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Bijlage 3
Archeologisch vooronderzoek: kartering en proefsleuven
Bornsche Maten
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
50
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Bijlage 4
Archeologie: Opgraving Grutterskamp
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
51
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Bijlage 5
Uitgangspuntennotitie waterschap
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
52
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Bijlage 6
Quickscan flora- en faunawet
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
53
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Bijlage 7
Luchtkwaliteitsonderzoek
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
54
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
REGELS
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
55
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1
Artikel 1
Artikel 2
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
Wijze van meten
57
57
60
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Artikel 4
BESTEMMINGSREGELS
Gemengd
Verkeer - Verblijfsgebied
61
61
63
Hoofdstuk 3
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelregel
Algemene bouwregels
Algemene gebruiksregels
Algemene afwijkingsregels
Algemene wijzigingsregels
Algemene procedureregels
64
64
65
66
67
68
69
Hoofdstuk 4
Artikel 11
Artikel 12
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Slotregel
70
70
71
Bijlage bij de regels
72
Bijlage 1
73
Lijst van Horeca-activiteiten
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
56
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Hoofdstuk 1
Artikel 1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
plan
het uitwerkingsplan 'Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase' met
identificatienummer NL.IMRO.0147.BpBMuw008-ow01 van de gemeente Borne.
1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.7
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.8
bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een
omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende vergunning;
1.9
bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en afmeting
ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.10
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.11
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.12
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing
is toegelaten.
1.13
bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.14
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
57
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
1.15
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect
met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.16
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren
van goederen aan personen, die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in
de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.17
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt;
1.18
geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen, zijnde woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen,
psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en kkleuterdagverblijven.
1.19
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel oor zijn ligging en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te
merken.
1.20
horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/ of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/ of het
exploiteren van zaalaccommodatie;
1.21
maatschappelijke dienstverlening
het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, onderwijs,
lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven, opvoeding en cultuur;
1.22
ondergeschikte horeca
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als
ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde
horeca). Met dien verstande dat:
a.
b.
c.
het houden van feesten en partijen niet is toegestaan;
er geen reclame wordt gemaakt ten behoeve van de horecavoorziening en;
de toegang tot de horecavoorziening dezelfde is als de toegang van de hoofdfunctie.
1.23
peil
a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg
ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.24
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.25
seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard
plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan
niet in combinatie met elkaar.
1.26
voorgevel
een naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw;
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
58
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
1.27
voorgevelrooilijn
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande
bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging
van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn
overeenkomstig de richting van de weg geeft;
1.28
voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare
voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, bergbezinkbassins en
retentievoorzieningen;
1.29
waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen ten behoeve en/of ten dienste van de waterhuishouding, waaronder wadi's, waterlopen,
waterpartijen, watergangen, bruggen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers, voorzieningen voor
infiltratie, buffering, berging en afvoer van water, voorzieningen ten behoeve van biologische waterzuivering
en (secundaire en/of tertiaire) bluswatervoorzieningen.
1.30
weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en
duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
59
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
2.2
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.3
ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.4
lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).
2.5
afstand tot de bouwperceelsgrens:
de kortste afstand van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
60
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Hoofdstuk 2
Artikel 3
3.1
BESTEMMINGSREGELS
Gemengd
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
b.
c.
maatschappelijke dienstverlening;
sportvoorzieningen;
horeca uit ten hoogste categorie 1a zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van
Horeca-activiteiten;
met de daarbij behorende:
d.
e.
f.
g.
h.
i.
j.
k.
ondergeschikte horeca ten behoeve van het bepaalde onder b;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
voorzieningen van algemeen nut;
gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
fietsenstallingen;
verhardingen.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.
b.
c.
de hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen
maximaal de aangegeven maximum bouwhoogte;
ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient te worden gebouwd in de gevellijn waarbij de minimale
bouwhoogte 8 m bedraagt.
3.2.2
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
a.
b.
c.
d.
e.
bijgebouwen mogen in en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
2
het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen buiten het bouwvlak mag ten hoogste 130 m bedragen;
2
de oppervlakte per bijgebouw bedraagt ten hoogste 75 m ;
de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 5,5 meter bedragen;
de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat de
goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw niet meer bedraagt dan:
1. 3 m of;
2. de hoogte van de eerste bouwlaag of;
3. de hoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw.
3.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m en
ten hoogste 2 m in en/of achter de voorgevel met dien verstande dat:
1. de maximale hoogte van speeltoestellen 5 m bedraagt.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
61
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen
van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde:
a.
b.
c.
d.
e.
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat
van aangrenzende gronden en bouwwerken;
ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
ter waarborging van de verkeersveiligheid;
ter waarborging van de sociale veiligheid;
ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1
Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a.
b.
c.
wonen;
detailhandel;
activiteiten op het gebied van verslavingszorg.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
62
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Artikel 4
4.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
4.2
verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende
bestemmingen;
ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein' tevens een speelterrein is toegestaan;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen en kunstwerken;
parkeervoorzieningen;
fietsenstallingen;
water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
a.
b.
4.3
de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken mag maximaal 5 m bedragen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' is een luifel toegestaan met een
maximale bouwhoogte van 11 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
b.
c.
d.
e.
4.4
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat
van aangrenzende gronden en bouwwerken;
ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
ter waarborging van de verkeersveiligheid;
ter waarborging van de sociale veiligheid;
ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a.
b.
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen,
goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is
in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor
zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
63
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Hoofdstuk 3
Artikel 5
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
64
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Artikel 6
6.1
Algemene bouwregels
Ondergrondse werken en werkzaamheden
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden,
behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
6.2
Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
b.
c.
6.3
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het
bepaalde in sub c;
het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan
bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 m onder peil, met
dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 m onder peil
gebouwd mag worden.
Afwijking
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 sub c voor het bouwen
van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder
de voorwaarden dat:
a.
b.
de waterhuishouding niet wordt verstoord;
geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
65
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Artikel 7
Algemene gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of
opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer en met uitzondering van een gebruik als storten/of opslagplaats zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken
machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan als stallings- en/of opslagplaats voor normaal
onderhoud, gebruik en beheer;
een gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen alsmede voor de beoefening van de
motorsport en de modelvliegsport en voor het racen of crossen van motorvoertuigen;
een gebruik van gronden als kleinschalig kampeerterrein;
een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit
omgevingsrecht;
een gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, met uitzondering van horeca zoals uitdrukkelijk is
toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
66
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Artikel 8
Algemene afwijkingsregels
Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden kan het bevoegd gezag bij
een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:
a.
b.
c.
het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van een bouwgrens ten behoeve
van de praktische uitvoering van het plan mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden
worden geschaad. De afwijking mag ten hoogste 5 meter bedragen;
de sub a en b genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
67
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Artikel 9
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van:
a.
b.
het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten
behoeve van de praktische uitvoering van het plan mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van
derden worden geschaad. De afwijking mag ten hoogste 5 meter bedragen;
het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar
bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging
van het ontwerp van het plan worden gewijzigd.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
68
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Artikel 10
Algemene procedureregels
Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, die onderdeel uitmaakt van dit plan is op
de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht, van toepassing.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
69
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Hoofdstuk 4
Artikel 11
11.1
a.
b.
c.
11.2
a.
b.
c.
d.
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan
mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de
aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het
bouwwerk is teniet gegaan;
Het bevoegd gezag kan eenmalig krachtens een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen
of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te
laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
70
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Artikel 12
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 'Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De
Veste 1e fase'.
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
71
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Bijlage bij de regels
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
72
Bestemmingsplan Bornsche Maten, Uitwerkingsplan De Veste 1e fase
Ontwerp
Bijlage 1
Lijst van Horeca-activiteiten
BJZ.nu
Bestemmingsplannen
73
Categorie 1 'lichte horeca'
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren
en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden
de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a.
-
Lichte horeca
automatiek;
broodjeszaak;
cafetaria;
croissanterie;
koffiebar;
lunchroom;
ijssalon;
snackbar;
tearoom;
traiteur.
-
Overige lichte horeca
bistro;
restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
hotel.
-
Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
1b.
1c.
Categorie 2 'middelzware horeca'
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor
omwonenden kunnen veroorzaken:
bar;
bierhuis;
biljartcentrum;
café;
proeflokaal;
shoarma/grillroom;
zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 'zware horeca'
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers
aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
dancing;
discotheek;
nachtclub;
partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.