Hof van cassatie - Arrest van 24 februari 2014 - Rol nr S.11.0078.N Arrest 24 FEBRUARI 2014 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.11.0078.N G., eiser, vertegenwoordigd door mr. Willy van Eeckhoutte, advocaat bij het Hof van Cas satie, met kantoor te 9051 Gent, Drie Koningenstraat 3, waar de eiser woonplaats kiest, tegen CARREFOUR BELGIUM nv, met zetel te 1140 Evere, Olympiadelaan 20, verweerster, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Quatre Brasstraat 6, waar de verweerster woonplaats kiest. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het arbeidshof te Gent, afdeling Brugge, van 16 april 2010. Raadsheer Alain Smetryns heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Henri Vanderlinden heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan. III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling 1. Krachtens artikel 39, § 1, Arbeidsovereenkomstenwet, zoals hier van toepassing, is, wanneer de overeenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten, de partij die de overeenkomst beëindigt zonder dringende reden of zonder inachtneming van de opzeggingstermijn vastgesteld in de artikelen 59, 82, 83, 84 en 115, gehouden de andere partij een vergoeding te betalen die gelijk is aan het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van de opzeggingstermijn, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn. De opzeggingsvergoeding behelst niet alleen het lopende loon, maar ook de voordelen verworven krachtens de overeenkomst. Krachtens artikel 82, § 2, Arbeidsovereenkomstenwet, zoals hier van toepassing, bedraagt, wanneer het jaarlijks loon niet hoger is dan 16.100 euro, de opzeggingstermijn welke door de werkgever moet worden in acht genomen, ten minste drie maanden voor de bedienden die minder dan vijf jaar in dienst zijn. Deze termijn wordt vermeerderd met drie maanden bij de aanvang van elke nieuwe periode van vijf jaar dienst bij dezelfde werkgever. Krachtens artikel 82, § 3, eerste lid, Arbeidsovereenkomstenwet, zoals hier van toepassing, worden, wanneer het jaarlijks loon 16.100 euro overschrijdt, de door de werkgever en de bediende in acht te nemen opzeggingstermijnen vastgesteld hetzij bij overeenkomst, gesloten ten vroegste op het ogenblik waarop de opzegging wordt gegeven, hetzij door de rechter. 2. Uit deze bepalingen volgt dat het jaarloon dat moet worden in acht genomen voor het bepalen van de opzeggingstermijn van artikel 82, § 2 en § 3, Arbeidsovereenkomstenwet, naast het lopend loon ook de voordelen verworven krachtens de arbeidsovereenkomst behelst. 3. Onder voordelen verworven krachtens de arbeidsovereenkomst dienen te worden begrepen de bijzondere voordelen waarop de werknemer naast het lopend loon gerechtigd is als tegenprestatie voor de door hem ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst verrichte arbeid. 4. Promotionele kortingsbonnen, die door de werkgever aan de werknemer worden toegekend als tegenprestatie voor door deze laatste verrichte prestaties en die onder bepaalde voorwaarden geldig zijn bij eventuele toekomstige aankopen van goederen door de werknemer, bieden deze laatste een kans op een voordeel. In welke mate die kans op een voordeel concreet becijferbaar is als loon, dient door de rechter in feite te worden beoordeeld. 5. De appelrechters stellen vast dat: - de verweerster aan haar medewerkers een aantal promotionele kortingsbonnen overhandigt in functie van hun wekelijkse arbeidsprestaties; - voltijdse werknemers in totaal maximum 410 kortingsbonnen ter waarde van 1 euro per bon ontvangen; - om die bonnen te kunnen verkrijgen men effectief in dienst moet zijn en ten minste drie maanden hebben gepresteerd in de referteperiode van twaalf maanden voorafgaand aan de uitreiking van de bonnen; - men de promobon maar kan gebruiken bij effectieve aankopen in de vestigingen van de verweerster om een korting van 1 euro te verkrijgen per aankoopschijf van 5 euro; - de korting kadert in de koopovereenkomst die afzonderlijk en op een later tijdstip wordt afgesloten; - de werknemers niet verplicht zijn van de kortingsbonnen gebruik te maken; - aan het gebruik van de bonnen voorwaarden inzake geldigheidsduur en een aankoopverplichting verbonden zijn; - het voordeel enkel wordt gerealiseerd door het verrichten van aankopen bij de verweerster. 6. Uit deze vaststellingen volgt dat de promotionele kortingsbonnen te dezen aan de eiser werden toegekend als tegenprestatie voor door hem verrichte prestaties en onder bepaalde voorwaarden geldig waren bij eventuele toekomstige aankopen van goederen door de eiser, zodat ze hem hoogstens een kans op voordeel boden. 7. Het middel dat ervan uitgaat dat de promotionele kortingsbonnen te dezen zonder meer tot beloop van hun volle waarde deel uitmaken van het jaarloon dat in acht moet worden genomen voor het bepalen van de opzeggingstermijn, kan niet worden aangenomen. Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiser in de kosten. Bepaalt de kosten voor de eiser op 136,54 euro en voor de verweerster op 137,60 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, derde kamer, samengesteld uit raadsheer Beatrijs Deconinck, als voorzitter, en de raadsheren Alain Smetryns, Koen Mestdagh, Mireille Delange en Antoine Lievens, en in openbare rechtszitting van 24 februari 2014 uitgesproken door raadsheer Beatrijs Deconinck, in aanwezigheid van advocaat-generaal Henri Vanderlinden, met bijstand van griffier Johan Pafenols. J. Pafenols A. Lievens M. Delange K. Mestdagh A. Smetryns B. Deconinck
© Copyright 2024 ExpyDoc