ECLI:NL:RBNNE:2014:6190

ECLI:NL:RBNNE:2014:6190
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak: 08-12-2014
Datum publicatie: 10-12-2014
Zaaknummer: 18.730572-13
Rechtsgebieden: Strafrecht
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig
Uitspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 december
2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de P.I. Overijssel, PIV Zwolle, Huub van Doornestraat 15 te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24
november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.A.I. van Vliet, advocaat te Lelystad.
Het Openbaar Ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.T. Kooistra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na toegestane nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste
gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot en met 29 augustus 2013,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, te
Leeuwarden, (althans) (elders) in Nederland en/of te België en/of te Bulgarije,
een ander, genaamd [slachtoffer] (geboren op 4 november 1997),
die de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt
sub 2:
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,
oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer]
en/of
sub 3:
- heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd met het oogmerk die [slachtoffer] in
een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
sub 5:
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien
van die [slachtoffer] enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij/zij wist(en)
of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar
zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen
en/of
sub 8:
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van
die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling,
terwijl die [slachtoffer] (telkens) de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
hebbende verdachte en/of (met) diens mededader(s):
- die [slachtoffer] bij haar thuis (in Bulgarije) opgezocht en/of (meermalen) aan
de moeder van die [slachtoffer] gevraagd en/of erop aangedrongen dat zij
toestemming gaf om die [slachtoffer] mee te nemen en/of (daarbij) de moeder van die
[slachtoffer] een contract laten ondertekenen, terwijl de moeder van die [slachtoffer]
niet kan lezen en/of
- de moeder van die [slachtoffer] (ongeveer) 100,- euro, althans een geldbedrag,
betaald om die [slachtoffer] mee te kunnen nemen en/of beloofd dat die [slachtoffer]
een huis kon kopen als ze terug zou komen en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze een uitje zouden maken en 3 maanden weg
zouden blijven en/of
- die [slachtoffer] met de auto van Bulgarije naar Nederland vervoerd en/of (vervolgens)
ondergebracht in een woning (in Leeuwarden) en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij prostitutiewerk moest gaan doen en/of als
die [slachtoffer] die niet zou doen, dat zij dan die [slachtoffer] zou(den) slaan en/of
- tegen die [slachtoffer] geschreeuwd en/of die [slachtoffer] geslagen en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij (tegen klanten) moest zeggen dat zij 19
jaar was en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat er geen geld was om de vader en/of moeder van
die [slachtoffer] (vanuit Nederland) te bellen en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze geld gingen verdienen en/of het raam van die
[slachtoffer] voor haar zouden betalen, zodat zij kon gaan werken en/of dat zij
naakt moest gaan staan en/of met klanten naar bed moest en/of als zij niet
met klanten naar bed zou gaan dat zij die [slachtoffer] dan niet weer thuis zouden
brengen en/of
- een (erotische en/of seksueel getinte) foto van die [slachtoffer] gemaakt en/of
deze vervolgens bij een seksadvertentie op internet geplaatst en/of
- ( een deel van) het door die [slachtoffer] met prostitutiewerkzaamheden verdiende
geld afgepakt en/of af laten staan en/of
zulks terwijl die [slachtoffer] (meermalen) heeft aangegeven niet in de prostitutie
te willen werken en/of die [slachtoffer] de Nederlandse taal niet of onvoldoende
sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of en/of (bijna) niemand
in Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland
beschikte en/of (aldus) afhankelijk was van haar, verdachte, en/of diens mededader.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd
gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig
en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft de minderjarige [slachtoffer]
geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting.
Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer] aangeworven en medegenomen met het oogmerk
haar in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met een derde tegen betaling. Voorts heeft verdachte [slachtoffer]
ertoe gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] handelingen
ondernomen waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich
daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen.
Verdachte heeft opzettelijk voordeel getrokken uit seksuele handelingen van [slachtoffer]
met een derde tegen betaling.
Verdachte heeft het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met medeverdachte
[medeverdachte 1] gepleegd. De officier van justitie wijst onder meer op de aangifte en de
verklaringen van [slachtoffer]. Deze verklaringen zijn in onderlinge samenhang beschouwd
in hoofdlijnen consistent. De verklaringen van aangeefster worden ondersteund door
andere bewijsmiddelen in het dossier zoals het proces-verbaal van bevindingen van
onderzoek naar advertenties waarin seksuele diensten worden aangeboden, het procesverbaal van bevindingen van onderzoek van de telefoon van verdachte, de
getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4]. De verklaringen
van aangeefster vinden tevens ondersteuning in de verklaringen van verdachte en van
[medeverdachte 2].
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste
gelegde. De verklaringen van aangeefster [slachtoffer] zijn niet betrouwbaar en kunnen niet
voor het bewijs worden gebruikt. Aangeefster is uit eigen beweging met verdachte mee
naar Nederland gegaan om in de prostitutie te werken. De moeder van aangeefster heeft
toestemming gegeven om haar mee te nemen naar Nederland. Zij heeft daartoe een
machtiging ondertekend. Zij wist dat haar dochter in Nederland in de prostitutie zou gaan
werken. Er is geen sprake geweest van dwang, dreiging, seks tegen de wil van aangeefster of
uitbuiting.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het ten laste gelegde acht geslagen op de
volgende bewijsmiddelen in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven. Daarbij is
ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt met betrekking tot het feit of de
feiten waarop het blijkens zijn inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd
U houdt mij voor de verklaring die ik bij de politie heb afgelegd: "In feite heb ik een meisje
van 15 jaar vanuit Bulgarije meegenomen om in Nederland in de prostitutie te laten werken,
in opdracht van haar moeder. [medeverdachte 1] was van alles op de hoogte en heeft hier
ook mee ingestemd." Ik blijf bij die verklaring. [medeverdachte 1] is medeverdachte
[medeverdachte 1] die hier vandaag ter terechtzitting aanwezig is.
Het was de bedoeling dat [slachtoffer] in Nederland in de prostitutie ging werken. In
Nederland werkte ik al in de prostitutie en ik heb [slachtoffer] daarover verteld. Dat was de
reden dat [slachtoffer] met mij meeging. Ik heb haar verteld dat je geld kreeg door met
mannen te slapen. Toen ik dat vertelde wist ik dat [slachtoffer] in Bulgarije in de prostitutie
werkte. Zij tippelde daar op straat. Ik heb de moeder van [slachtoffer] 100 lev gegeven in
ruil voor het meenemen van haar dochter naar Nederland. Ik ben meegegaan om een
uittreksel uit het geboorteregister te regelen. Dit was omdat de papieren op mijn naam
gesteld waren. Ook ben ik met de moeder van [slachtoffer] meegegaan naar de notaris voor
het opstellen van een instemmingsverklaring die nodig was om een minderjarige mee over
de grens te nemen. Haar moeder en ik hebben onder die verklaring een handtekening gezet.
Ik heb 10 lev betaald voor die verklaring. [slachtoffer] zou het door mij betaalde geld weer
aan mij terugbetalen.
[medeverdachte 1], [slachtoffer] en ik hebben Bulgarije in augustus 2013 verlaten in de auto
van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] was er van op de hoogte dat [slachtoffer] in de
prostitutie zou gaan werken. We zijn via België gereden, waar [medeverdachte 1],
[slachtoffer] en ik naar een club genaamd [bar] zijn geweest. Daarna zijn we naar
Leeuwarden gereden, naar het huis van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] heeft ons
daarheen gebracht. Het adres van [medeverdachte 2] kende ik; ik heb zijn adres als adres
voor de inschrijving bij de Kamer van Koophandel gebruikt. De inschrijving bij de Kamer van
Koophandel betrof massage en escort. Het klopt dat ik [slachtoffer] heb geholpen om hier
als prostituee te gaan werken.
De foto's bij de seksadvertenties in het dossier zijn van [slachtoffer] en van mij. Het
telefoonnummer dat in deze seksadvertenties wordt genoemd is van mij. De laarzen, pruik
en kleding die [slachtoffer] op deze foto’s draagt zijn met mijn geld in België gekocht.
[slachtoffer], [medeverdachte 1] en ik hebben ongeveer drie weken in de woning van
[medeverdachte 2] in Leeuwarden verbleven.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door H. Koops en P.W. [verbalisant 1] d.d.
30 augustus 2013, opgenomen op p. 25 e.v. van dossier 29082013-HPV-V02 d.d. 2 december
2013 van politie-eenheid Noord-Nederland, district Fryslân, Mensenhandel interventie team
Op donderdagavond 29 augustus 2013 omstreeks 20:40 uur zagen wij verbalisanten een
personenvoertuig voorzien van het kenteken [kenteken], op het terrein van het tankstation
staan aan de Noorderdwarsvaart te Drachten. Wij zagen dat een manspersoon achter het
stuur zat en wij zagen dat achter in het voertuig een zeer jong persoon zat. Hierop heb ik,
[verbalisant 1], middels de bedrijfsprocessensystemen onderzoek gedaan naar het
genoemde kenteken. Ik zag dat het kenteken stond op naam van [medeverdachte 1],
geboren op 3 juli 1979 en wonende in IJmuiden. Uit verder onderzoek bleek dat er
meerdere aandachtsvestigingen waren op deze [medeverdachte 1] met betrekking tot
mensenhandel. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] tegen mij zei dat hij zojuist uit Bulgarije
kwam.
Hierop heb ik [verbalisant 1] de vrouwelijke passagier aangesproken en haar gevraagd naar
haar identiteit. Ik, [verbalisant 1], merkte dat deze passagier geen Engels en Duits verstond.
Ik zag dat de vrouwspersoon hierop met haar rechterhand een identiteitsbewijs uit haar bh
bij de linkerborst pakte. Hierop heb ik dit identiteitsbewijs van haar aangenomen. Ik zag dat
de vrouw [slachtoffer] betrof, geboren op [datum] te Bulgarije. Naar aanleiding van dit
onderzoek, is [medeverdachte 1] in het bureau van politie te Drachten, aangemerkt als
verdachte ter zake mensenhandel en hiervoor aangehouden.
Een geschrift met nr. 29082013-ADM03-01 te weten kopie van de ID-kaart [slachtoffer],
opgemaakt op 19 november 2012, opgenomen als los document op p. 95 en 96 in
voornoemd dossier
Surname: [slachtoffer]
Name: [slachtoffer]
Father's name: [naam]
Date of birth: 04-11-1997
Een proces-verbaal van bevindingen van een intake gesprek met [slachtoffer], opgemaakt
door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 30 augustus 2013, opgenomen op p. 23 e.v. van
voornoemd dossier
Ik ben vanuit Bulgarije hier naar toe gekomen met de auto, samen met [alias
medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt in samenhang met de andere bewijsmiddelen:
[medeverdachte 1]) en [alias medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt in samenhang me de
andere bewijsmiddelen: [verdachte]). [alias medeverdachte 2] heeft mij meegenomen.
[alias medeverdachte 2] heeft met mijn moeder gesproken. [alias medeverdachte 2]
schreeuwt tegen mij. Ik ben een beetje bang voor haar.
Ik ben vanuit Bulgarije met [alias medeverdachte 2] en [alias medeverdachte 1] hier
gekomen. [alias medeverdachte 2] heeft ongeveer 100 euro aan mijn moeder gegeven.
[alias medeverdachte 2] heeft bij mijn moeder aangedrongen zodat zij toestemming gaf.
Mijn moeder kan niet lezen en schrijven. Ze heeft wel iets ondertekend. Mijn moeder is mee
geweest naar de notaris, samen met [alias medeverdachte 2]. Hier heeft zij iets
ondertekend.
[alias medeverdachte 2] wilde dat ik prostitutiewerk ging doen. Als ik niet wilde zou [alias
medeverdachte 2] mij slaan. Toen ik negen jaar was ben ik gestopt met school. Ik kan niet
lezen.
Een proces-verbaal aangifte d.d. 3 september 2013, opgenomen op p. 107 e.v. van
voornoemd dossier, met fotobijlagen, inhoudende de verklaring van [slachtoffer]
Ik begrijp de tolk voldoende en wil graag aangifte doen tegen [alias medeverdachte 2] en
[alias medeverdachte 1]. Die hebben mij meegenomen uit Bulgarije naar Nederland. Ik heb
in België nog bij een bar gewerkt, bij [bar]. [alias medeverdachte 2] en [alias medeverdachte
1] hebben mij daar naar toe gebracht om daar te werken. Ik heb daar ook klanten gehad.
[alias medeverdachte 2] was daar ook en [alias medeverdachte 1] ook. Als [alias
medeverdachte 2] niet werkte, liet ze mij werken. Mensen betaalden bij binnenkomst aan
[bar]. [bar] betaalde mijn geld aan [alias medeverdachte 2]. [alias medeverdachte 2] liet mij
zien wat ik moest doen. Als ik het niet deed, werd ze boos. De mannen zoenden mij en
werden op mij gezet. Ik moest het in mijn mond nemen en ik moest in de sekshouding gaan
liggen. Ik bedoel dat ding van de man, zijn lul. Ook deden ze hun lul in mijn kut.
Ik heb herhaaldelijk gevraagd of we mijn moeder konden bellen, maar toen zeiden ze dat er
geen geld/beltegoed was om te bellen. [alias medeverdachte 2] zei dat we geld gingen
verdienen en dat [alias medeverdachte 2] mijn raam zou betalen zodat ik kon werken. Ik
moest naakt gaan staan en met klanten naar bed gaan. En daar zou ik dan geld voor krijgen.
[alias medeverdachte 2] en [alias medeverdachte 1] zeiden tegen mij dat als de politie mij
zou ondervragen ik moest zeggen dat ik negentien jaar oud was. [alias medeverdachte 2]
schreeuwde veel tegen mij.
Als er klanten kwamen zei ze tegen mij, ga met ze naar bed. Als ik niet met de klant naar bed
ging zou ze mij niet naar huis brengen. Als ik met die klanten naar bed ging, zou ze me van
dat verdiende geld naar huis brengen. Toen ik die klanten had gehad, liet zij mij het geld zien
en zei: “Ik zal je niet naar huis brengen.”
V: We hebben foto’s die we jou willen laten zien. Wie is dit op foto 1?
A: foto 1, dat ben ik. Ik heb een pruik op. [alias medeverdachte 2] wilde dat ik me zo aan zou
kleden. Die foto is gemaakt door [alias medeverdachte 1] voor op internet. [alias
medeverdachte 1] heeft mij op internet gezet. De laarzen zijn van [alias medeverdachte 2].
V: En foto 2?
A: Dat is [alias medeverdachte 2]. Ik heb gezien dat [alias medeverdachte 1] deze foto heeft
gemaakt. Ik had geld van een klant gekregen toen ik hier naar toe gebracht werd, maar dat
hebben ze van mij afgepakt en hebben ze in de tas gedaan. [alias medeverdachte 1] heeft
dat geld afgepakt en in zijn tas gedaan. [alias medeverdachte 1] en [alias medeverdachte 2]
hebben mijn ID-kaart van mij afgepakt. Het klopt dat ik op 4 november 1997 ben geboren.
Een proces-verbaal verhoor d.d. 10 september 2013, opgenomen op p. 119 e.v. van
voornoemd dossier, met fotobijlagen, inhoudende de verklaring van [slachtoffer]
De verhuurder van de woning waar wij verbleven heet [verhuurder] en is een Turkse man.
[alias medeverdachte 2] heet eigenlijk [verdachte]. Als [alias medeverdachte 1] boos was en
schreeuwde dat ik moest werken, dan was ik bang. V: We laten je twee fotobladen zien.
Wat is dit? (0: Foto 2)
A: Dit is de pruik die ze mij hebben opgezet. Dat was de kleding en de laarzen die ik aan
moest voor de foto.
[alias medeverdachte 2] zei tegen mij dat ze geld aan mijn moeder heeft gegeven en ik
moest werken omdat terug te verdienen. [alias medeverdachte 2] zei dat toen we in
Nederland waren aangekomen.
Als er een klant kwam in de woning van [verhuurder] ging of [alias medeverdachte 2] of ik
met de klant mee. Als er een klant kwam voor mij, zaten [verhuurder], [alias medeverdachte
1] en [alias medeverdachte 2] in de slaapkamer. Ik ging dan met de klant naar een kamertje
en als het klaar was ging de klant weer weg en zaten [alias medeverdachte 2], [alias
medeverdachte 1] en [verhuurder] in de woonkamer. Als er een klant aanbelde ging [alias
medeverdachte 2] naar de deur, want [alias medeverdachte 1] zei dat als er een man aan de
deur zou komen dit de klant zou afschrikken. Ik bedoel met lev, euro. Toen ik [alias
medeverdachte 2] vroeg hoeveel geld zij mijn moeder heeft gegeven, zei ze: 100 lev. Ik zei
dat ik al werkend dat geld voor haar zou terug verdienen. Toen ik dat eenmaal had gedaan
zei [alias medeverdachte 2] tegen mij dat ze een grapje had gemaakt over die 100 lev en dat
het in feite veel meer geld was. Ik moest dat werkend voor haar terug verdienen.
Een proces-verbaal verhoor d.d. 19 september 2013, opgenomen op p. 139 e.v. van
voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer]
De klanten betaalden aan [alias medeverdachte 2] 50 lev. Soms gaven ze het aan mij, maar
[alias medeverdachte 2] pakte het naderhand af.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 31 augustus 2013, opgenomen op p. 244 e.v. van
voornoemd dossier inhoudende de verklaring van Miyrem A. Adilova
Sinds een week of drie zijn wij in Nederland. Met wij, bedoel ik [slachtoffer], ikzelf en
[medeverdachte 1]. Wij zijn met ons drieën vanuit Bulgarije, Plovdiv, naar Nederland
gereden.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 3 september 2013, met bijlage, opgenomen op p.
247 e.v. van voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [verdachte]
Aleksander heeft ons gehaald en gebracht met de auto bij de notaris. Ik heb 30 lev betaald
voor de ID-kaart van [slachtoffer] aan haar moeder. U toont mij twee advertenties van
Speurders.nl: Neuken. Dat is mijn telefoonnummer dat in deze advertenties staat met
afbeeldingen van [slachtoffer] en van mij in sexy kleding. [slachtoffer] is een keer mee
geweest naar [getuige 1] (de rechtbank begrijpt: [getuige 1]), een klant. Toen ik bij [getuige
1] in Drachten geweest ben, ook die keer dat [slachtoffer] mee gegaan is, bracht
[medeverdachte 1] mij en [slachtoffer].
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 10 september 2013, opgenomen op p. 250 e.v.
van voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [verdachte]
Wij verbleven op de [adres]. [medeverdachte 1] kende de Turkse man die daar woonde. De
Turkse man noemde mij [alias verdachte] en [slachtoffer] noemde hij [alias slachtoffer]. Wij
werden gebeld voor een escort en dan gingen wij naar het opgegeven adres. Dit deden
[slachtoffer] en ik beiden.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 2 september 2013, met bijlagen, opgenomen op p.
162 e.v. van voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [getuige 1], wonende te
Drachten
Ik herken van speurders.nl die u mij toont als de advertentie waar ik op gereageerd heb. Ik
herken het in de advertentie genoemde mobiele telefoonnummer [nummer]. Ik heb eerder
gebruik gemaakt van de diensten van deze dame. Ze komt uit Bulgarije. Op dinsdag 20
augustus 2013 heb ik telefonisch contact opgenomen met de dame en heb met haar
diezelfde dag afgesproken in de middaguren. Zij was niet alleen maar had een meisje van
naar schatting 16 a 17 jaar bij zich. Het meisje was ook Bulgaars. Het was een slank meisje.
Zij had een getinte huidskleur. U toont mij een fotoblad. Het meisje dat rechtsonder staat
afgedrukt herken ik als het jonge meisje waarover ik zojuist sprak (opmerking griffier: het
onderschrift onder deze foto luidt: [slachtoffer], 04-11-1997). De oudere mevrouw vroeg mij
vervolgens met wie ik seks wilde hebben. Ook vroeg zij mij of ik met hun beiden een triootje
wilde hebben. Dat zou mij 200 euro kosten. Ik heb toen tegen haar gezegd dat ik met haar
alleen seks wilde hebben, omdat dat andere meisje voor mijn gevoel veel te jong was.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 1 september 2013, opgenomen op p. 180 e.v.
van voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1]
Ik sta ingeschreven in de gemeente IJmuiden. Het zal in de le of 2e week van augustus
geweest zijn dat [verdachte], [slachtoffer] en ik vanuit Plovdiv naar Nederland zijn
vertrokken. We reisden in mijn auto.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 8 september 2013, opgenomen op p. 194 e.v.
van voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2]
Ik ken sinds een paar maanden een Bulgaarse man, genaamd [medeverdachte 1] (de
rechtbank begrijpt in samenhang met de andere bewijsmiddelen: [medeverdachte 1]). Hij
woont in IJmuiden. Ongeveer 3 weken terug kwam [medeverdachte 1] bij mij thuis. Hij zei
dat hij ook twee vrouwen bij zich had. Hij zocht voor hemzelf en deze twee vrouwen
onderdak.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 9 september 2013, met bijlagen, opgenomen op
p. 198 e.v. van voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2]
Een paar maanden terug kwam [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte
1]) al bij me en vroeg of hij een meisje bij me mocht inschrijven als bewoonster. Dit was
nodig voor de inschrijving bij de kamer van koophandel. Ik ging akkoord dat ze bij mij
ingeschreven mocht staan om de nodige papieren te krijgen. Dit was voor de zomer van
2013. Het ging om werk in de seksindustrie, massage en escort. Het ging om de oudste van
deze 2 vrouwen. Ik noem haar [alias verdachte] (de rechtbank begrijpt in samenhang met de
andere bewijsmiddelen: [verdachte]). Samen met haar en [medeverdachte 2] ben ik naar de
afdeling Burgerzaken van de gemeente gegaan voor de inschrijving op het adres [adres].
Vervolgens kwam [medeverdachte 2] met 2 vrouwen bij mij aan de deur. Het was de
bedoeling om het kleine meisje als compagnon te vermelden op de inschrijving bij de kamer
van koophandel. Ik noemde het kleine meisje [alias slachtoffer] (de rechtbank begrijpt in
samenhang met de andere bewijsmiddelen: [slachtoffer]). De laatste dagen dat ze bij mij
verbleven kreeg ik in de gaten dat de twee meisjes in de prostitutie zaten. Er werd me
verteld dat er mannen over de vloer kwamen en ik me dan stil moest houden en ze mochten
mij niet zien of horen. Ook ging [alias verdachte] samen met [alias slachtoffer] wel naar de
voordeur en moest ik naar de andere kamer zodat de bezoeker mij niet zag. Ze gingen ook ‘s
avonds wel met z’n drieën op pad nadat ze telefoontjes kregen. Ze hebben dus wel klanten
ontvangen in mijn woning, in ieder geval 2 keer dat ik thuis was. Ook gingen ze wel naar
klanten toe met de auto van [medeverdachte 2]. Ik heb, omdat ze bij mij verbleven, wel wat
gekregen. Ik kreeg twee keer geld van [medeverdachte 2] en één keer van een van de
meisjes. Ik zag [alias slachtoffer] wel verschrikt reageren. Ze was volgens mij doodsbang en
kroop in elkaar. [medeverdachte 2] schold de vrouwen uit en behandelde ze slecht. Volgens
[medeverdachte 2] was het beter om de vrouwen klein te houden anders kregen ze een te
grote mond en wilden ze weglopen. Ze moesten “geld maken” van hem.
Het viel me op dat [medeverdachte 2] zich overal mee bemoeide, wat de meisjes betrof. Hij
kocht bijvoorbeeld ook de parfum en de nagellak.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 oktober 2013, opgenomen op p. 235 e.v. van
voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [getuige 3]
Via speurders.nl heb ik wel eens seks gehad met twee vrouwen op de [adres]. Ik belde hier
met het nummer [nummer], het telefoonnummer dat in de speurdersadvertentie stond. Ik
heb daar op dat adres in de [straat] seksueel contact gehad met twee vrouwen. De ene
sprak gebrekkig Nederlands en de andere, een jongere dame sprak geen Nederlands.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 15 oktober 2013, opgenomen op p. 237 e.v. van
voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [getuige 3]
Ik ben op 22 augustus 2013 naar aanleiding van een seksadvertentie op speurders.nl op de
[straat] in Leeuwarden terecht gekomen. De deur werd open gemaakt door een vrouw. Zij
liet mij binnen. Zij vertelde dat er nog een andere dame was en of het goed was of zij mee
mocht doen. In eerste instantie had ik met haar een bedrag van 100 euro afgesproken. Zij
zei dat ik dan het dubbele moest betalen. Ik had geen 200 euro bij mij. Zij zei dat 150 euro
ook wel goed was. Ik moest vooraf 150 euro betalen aan de vrouw die voor mij open deed.
Ik ben met haar overeen gekomen om een uurtje bij hen te verblijven. Ik heb eerst seksuele
handelingen verricht met de jongste van de twee.
Ik heb met haar geneukt. Ik bedoel daarmee dat ik mijn lul in haar kut deed.
Proces- verbaal verhoor getuige door rechter-commissaris d.d. 23 oktober 2014 [moeder
slachtoffer] door middel van een videoconferentie tussen het politiebureau te Leeuwarden
en het gerechtshof te Plovdiv, Bulgarije
[alias medeverdachte 2] heeft mijn dochter [slachtoffer] meegenomen naar Nederland.
[alias medeverdachte 2] zei dat zij voor [slachtoffer] een huis zou kopen.
[alias medeverdachte 2] regelde alles. [alias medeverdachte 2] heeft alle kosten betaald om
[slachtoffer] mee te kunnen nemen naar Nederland. Ook heeft zij de papieren geregeld. Zij
hebben [slachtoffer] meegenomen en ze hebben [slachtoffer] geslagen. Ik heb 100 Lev
gekregen van [alias medeverdachte 2]. [alias medeverdachte 2] wilde dat ik een machtiging
ging ondertekenen, De machtiging was al klaar en daarom heb ik ondertekend. Ik kende de
inhoud niet. Ik heb het slechts ondertekend. Ik kan niet schrijven. [alias medeverdachte 2]
heeft mij daar mee naar toegenomen. [slachtoffer] ging naar Nederland om te werken. Met
z’n drieën hebben ze afgesproken dat ze naar Nederland zouden. [alias medeverdachte 2],
[alias medeverdachte 1] en [slachtoffer]. Met [alias medeverdachte 1] bedoel ik
[medeverdachte 1].
Proces- verbaal verhoor getuige [moeder slachtoffer] d.d. 18 december 2013 in het kader
van een rechtshulpverzoek
Als [alias medeverdachte 2] kwam om te vragen [slachtoffer] mee naar Nederland te
nemen, was zij vaak samen met [medeverdachte 1]. Ik stapte in de auto en [alias
medeverdachte 2] vertelde mij dat we naar een vrouw gingen, voor wie ik een handtekening
onder een machtiging moest zetten, zodat zij [slachtoffer] met zich mee kon nemen naar
Nederland. [medeverdachte 1] was er bij.
De handtekening op wat u mij laat zien (Verklaring-Instemming) is die van mij. [alias
medeverdachte 2] zei dat het geen zin had [slachtoffer] hier in Bulgarije te laten zitten, voor
5-10 1ev met mannen mee te laten gaan, omdat in Nederland met hetzelfde werk meer geld
werd verdiend. Zij hebben beloofd dat als zij geld verdient en in Bulgarije terugkomt, dat
[slachtoffer] hier een huis zou kopen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft
begaan op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen.
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven verweer van de raadsvrouw overweegt de
rechtbank het volgende.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar
aan te merken, zoals door de raadsvrouw is bepleit. Aangeefster heeft op hoofdlijnen steeds
consistent verklaard. De verschillen in de verklaringen over de exacte toedracht van de
gebeurtenissen doen niet af aan de essentie van haar verklaringen. Aangeefster heeft de
essentie van haar verklaring zowel bij de politie als ten overstaan van de rechtercommissaris bevestigd. Bovendien worden de verklaringen van aangeefster in aanzienlijke
mate ondersteund door de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte
1], alsmede de overige gebezigde bewijsmiddelen. De verklaringen van aangeefster
beoordeelt de rechtbank dan ook als betrouwbaar en kunnen voor het bewijs gebruikt
worden.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachte
[medeverdachte 1] aangeefster [slachtoffer] in Plovdiv te Bulgarije hebben geworven.
Aangeefster was op dat moment 15 jaar oud, zij kon niet lezen of schrijven, leefde onder
weinig rooskleurige financiële en sociale omstandigheden en verdiende geld door zichzelf
op straat te prostitueren. Verdachte heeft aangeefster op actieve wijze en al dan niet
(mede) via haar moeder geworven om in Nederland in de prostitutie te gaan werken.
Verdachte heeft aangeefster over haar verdiensten in de prostitutie in Nederland verteld.
Verdachte heeft aangeefster daarbij voorgehouden dat zij in Nederland meer geld konden
verdienen in de prostitutie waardoor aangeefster bijvoorbeeld een huis kon kopen.
Verdachte heeft vervolgens het vertrek van aangeefster naar Nederland voorbereid en
mogelijk gemaakt door te betalen voor de benodigde identiteitsdocumenten. Verdachte
heeft een afspraak bij een notaris geregeld waar de moeder van aangeefster een contract of
instemmingsverklaring heeft ondertekend, waarmee de moeder van aangeefster
toestemming gaf haar minderjarige dochter uit Bulgarije mee te nemen naar het buitenland,
terwijl de moeder van aangeefster niet kon lezen of schrijven. Verdachte en medeverdachte
hebben, in ruil voor het meenemen van aangeefster, de moeder van aangeefster een
financiële vergoeding gegeven. Vervolgens heeft verdachte met medeverdachte
[medeverdachte 1] aangeefster met de auto via België naar Nederland vervoerd. In België
zijn zij in een seksclub geweest waar zij aangeefster hebben uitgelegd en voorgedaan hoe zij
seks moest hebben met klanten. Aangeefster heeft daar seks moeten hebben met
medeverdachte [medeverdachte 1] en ook met klanten. In Nederland hebben zij
aangeefster ondergebracht in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] te
Leeuwarden. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben seksadvertenties
voorzien van erotische/seksueel getinte foto's van aangeefster op internet geplaatst om
klanten te werven. Deze foto’s zijn gemaakt door medeverdachte [medeverdachte 1].
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] regelden de (telefonische) afspraken en
het vervoer naar de klanten voor aangeefster. In en vanuit de woning in Leeuwarden heeft
aangeefster tegen betaling seks gehad met klanten. De verdiensten heeft aangeefster aan
verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] moeten afstaan. Verdachte en
medeverdachte hebben aangeefster onder druk gezet door tegen haar te schreeuwen en te
dreigen met geweld. Ook heeft verdachte tegen aangeefster gezegd dat zij werkend het
door verdachte betaalde geld moest terugverdienen. Verdachte heeft aangeefster voorts
doen geloven dat als zij met klanten naar bed zou gaan, zij haar van dat verdiende geld naar
huis zou brengen.
Aangeefster bevond zich in een uitbuitingssituatie nu zij zich gelet op voornoemde
omstandigheden in een situatie bevond die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een
mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. De destijds 15 jarige aangeefster
bevond zich in een totaal van verdachte en haar medeverdachte afhankelijke situatie, sprak
de taal niet en was onbekend met de omstandigheden hier in Nederland.
Ten aanzien het verweer van de raadsvrouw dat aangeefster in Bulgarije al vrijwillig in de
prostitutie zat en dit ook in Nederland wilde proberen overweegt de rechtbank dat er
sprake is van een minderjarig slachtoffer van 15 jaar. Artikel 273f van het wetboek van
strafrecht bevat voor minderjarige slachtoffers specifieke bepalingen die dienen ter
bescherming van deze minderjarige slachtoffers. Bij deze slachtoffers is het niet relevant of
er al dan niet sprake is van dwangmiddelen. Voor een bewezen verklaring van de
onderhavige feiten is het daarom niet van belang of de slachtoffers vrijwillig hebben
ingestemd met het doen van prostitutiewerk, daartoe zelf het initiatief hebben genomen of
reeds werkzaam waren in de prostitutie. De rechtbank zal het verweer van de raadsvrouw
dan ook passeren.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat
verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
zij in de periode van 1 juli 2013 tot en met 29 augustus 2013,
tezamen en in vereniging met een ander te Leeuwarden en te Bulgarije,
een ander, genaamd [slachtoffer] (geboren op 4 november 1997),
die de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt
sub 2:
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen,
met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer]
en
sub 3:
- heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer] in
een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en
sub 5:
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien
van die [slachtoffer] enige handelingen heeft ondernomen waarvan zij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar
zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen
en
sub 8:
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van
die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling,
terwijl die [slachtoffer] telkens de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
hebbende verdachte en/of haar mededader:
- bij de moeder van die [slachtoffer] erop aangedrongen dat zij
toestemming gaf om die [slachtoffer] mee te nemen en de moeder van die
[slachtoffer] een contract laten ondertekenen, terwijl de moeder van die [slachtoffer]
niet kan lezen en
- de moeder van die [slachtoffer] een geldbedrag betaald om die [slachtoffer] mee te
kunnen nemen en beloofd dat die [slachtoffer] een huis kon kopen als ze terug zou komen
en
- die [slachtoffer] met de auto van Bulgarije naar Nederland vervoerd en (vervolgens)
ondergebracht in een woning in Leeuwarden en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij prostitutiewerk moest gaan doen en als
die [slachtoffer] dat niet zou doen, dat zij dan die [slachtoffer] zou slaan en
- tegen die [slachtoffer] geschreeuwd en die [slachtoffer] geslagen en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij moest zeggen dat zij 19 jaar was en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat er geen geld was om de moeder van die [slachtoffer]
(vanuit Nederland) te bellen en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze geld gingen verdienen en het raam van die
[slachtoffer] voor haar zouden betalen, zodat zij kon gaan werken en dat zij naakt
moest gaan staan en met klanten naar bed moest en als zij niet met klanten naar bed
zou gaan dat zij die [slachtoffer] dan niet weer thuis zou brengen en
- een erotische en/of seksueel getinte foto van die [slachtoffer] gemaakt en
deze vervolgens bij een seksadvertentie op internet geplaatst en
- een deel van het door die [slachtoffer] met prostitutiewerkzaamheden verdiende
geld afgepakt of af laten staan en
zulks terwijl die [slachtoffer] de Nederlandse taal niet of onvoldoende
sprak/beheerste en onbekend was in Nederland en (bijna) niemand
in Nederland kende en niet over eigen huisvesting en inkomsten in Nederland
beschikte en (aldus) afhankelijk was van haar, verdachte, en haar mededader.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan
hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de
leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar aangezien ten aanzien van verdachte geen
strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het ten laste gelegde te veroordelen
tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden, met aftrek van de
periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Bij het bepalen van de
eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten en de over
verdachte opgemaakte rapportage.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, indien de rechtbank aan strafoplegging toekomt, aan
verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis
en deze bij de einduitspraak op te heffen. De raadsvrouw heeft bepleit dat de rechtbank bij
de strafoplegging er rekening mee houdt dat verdachte niet eerder is veroordeeld in
Nederland en Bulgarije en dat aangeefster vrijwillig mee is gegaan naar Nederland.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst
van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de
persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de
terechtzitting en de aangaande haar persoon opgemaakte rapportage, het haar betreffende
uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van
justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat zij zich samen met een ander schuldig
heeft gemaakt aan mensenhandel, waarbij het slachtoffer een minderjarig meisje van 15
jaar oud betreft. Verdachte heeft samen met een ander een jong, kwetsbaar meisje van
Bulgarije naar Nederland gebracht, in de prostitutie te werk gesteld en daar zo'n twee
weken van haar geprofiteerd. Dit is een ernstig feit. Mensenhandel waarbij iemand in de
prostitutie wordt gebracht is een vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting,
waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt
gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiters. Het is een feit van algemene
bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans nog lange tijd de psychische
gevolgen hiervan ondervinden.
Bij de beoordeling van de ernst heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de verdere
omstandigheden waaronder het feit is begaan, waaronder de duur van het feit, de beperkte
mate van (bedreiging met) geweld, de mate van uitbuiting, de leeftijd van het slachtoffer en
de houding van verdachte waarbij zij er nauwelijks blijk van heeft gegeven het kwalijke van
haar handelen in te zien, maar de verantwoordelijkheid voornamelijk bij het jonge
slachtoffer (en haar moeder) legt.
De ernst van de bewezen verklaarde feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer
rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel oplegging van een forse
onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het haar
betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie niet eerder voor soortgelijke feiten is
veroordeeld.
De door de officier van justitie geëiste straf is naar het oordeel van de rechtbank te zwaar,
met name gelet op de korte periode, de beperkte mate van geweld en het feit dat verdachte
niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van vierentwintig
maanden passend en geboden
Vorderingen van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te
Leeuwarden. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de
vordering, te weten aan materiële schade een bedrag van € 2.000,- en aan immateriële
schade een bedrag van € 3.000,-, derhalve in totaal een bedrag van in totaal € 5.000,-,
vermeerderd
met
de
wettelijke
schadevergoedingsmaatregel.
rente
en
met
oplegging
van
de
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij de vordering in die zin
aangepast dat het materiële deel, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is
gematigd tot € 1.000,-.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij
(hoofdelijk) voor toewijzing vatbaar is, zij het dat voor wat betreft de materiële schade de
periode tussen het vertrek uit Bulgarije (15 augustus 2013 grenscontrole) en de aanhouding
van verdachten (29 augustus 2013) veertien dagen omvat. Uitgaande van een schatting van
het minimum van € 100,- per dag aan afgedragen verdiensten is de materiële schade
redelijkerwijs te schatten op € 1.000,-. De vordering van de benadeelde partij kan derhalve
worden toegewezen tot in totaal € 4.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met
oplegging van de maatregel schadevergoeding.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, nu verdachte dient te worden vrijgesproken, de
vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet
worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw gepleit dat niet uit het dossier blijkt dat
de benadeelde partij klanten heeft gehad dan wel hoeveel klanten zij heeft gehad. Meer
subsidiair, indien de rechtbank van oordeel is dat de benadeelde partij wel klanten heeft
gehad, kan aan haar een bedrag van € 75,- worden toegekend, te weten de helft van het
bedrag van € 150,- dat in de verklaring van [getuige 3] wordt genoemd.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade van de benadeelde partij
tot een bedrag van € 2.000,- voldoende aannemelijk is geworden en dat het in zodanig
causaal verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit van mensenhandel,
dat deze schade aan haar en haar medeverdachte [medeverdachte 1] als een gevolg van
hun handelen kan worden toegerekend. De rechtbank schat daarbij de geleden immateriële
schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op een bedrag van € 2.000,-,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de laatste datum van het tenlastegelegde, te
weten 29 augustus 2013.
De rechtbank acht de vordering ten aanzien van de materiële schade, te weten de aan
verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] afgestane opbrengst voor door haar
verleende diensten van € 1.000,-, dat onvoldoende door verdachte en haar raadsvrouw is
weersproken, voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van
de overige geleden immateriële schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet
overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen
aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De
benadeelde partij zal daarom voor het overige niet ontvankelijk worden verklaard in de
vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal verdachte en medeverdachte hoofdelijk tot betaling van in totaal € 3.000,-,
vermeerderd met de wettelijke rente, aan de benadeelde partij veroordelen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu
verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Beslissing op het beslag
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen geld, te weten
€185,40, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich
daartegen niet verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 47 en 273f van het Wetboek van
Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank :
[-]
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is
aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de
tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft
doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in
mindering is gebracht.
Beslissingen op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij , [slachtoffer] , toe tot het hierna te noemen
bedrag en veroordeelt veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van
een bedrag van € 3.000 (zegge: drie duizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf 29 augustus 2013 in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van
veroordeelde, te weten [medeverdachte 1], geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald,
veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in
haar vordering en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden
aangebracht.
Veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden
begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], te betalen een bedrag van € 3.000,- bij gebreke van betaling en verhaal te
vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen , met dien verstande dat de
toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan
de staat ten behoeve van [slachtoffer], daarmee de verplichting van veroordeelde om aan
de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien
veroordeelde aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de
verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Gelast de teruggave aan veroordeelde van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven
geldbedrag van € 185,40.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
O.J. Bosker en M.B. de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. de Wind, griffier en
uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 december 2014.