Regionale bedrijventerreinenstrategie Hoeksche Waard

Regionale bedrijventerreinenstrategie
Hoeksche Waard
2014 – 2030
Datum: augustus 2014
Status: Concept
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ................................................................................................................ 2
1.
Inleiding .................................................................................................................. 3
1.1
Doelstelling .............................................................................................................. 3
1.2
Aanpak en proces ..................................................................................................... 3
1.3
Leeswijzer................................................................................................................. 4
2.
Huidige situatie........................................................................................................ 5
2.1
Nieuw uitgiftebeleid bedrijventerreinen ................................................................. 5
2.2
Vraag en aanbod ...................................................................................................... 6
2.3
Conclusie .................................................................................................................. 8
3.
Herijkte bedrijventerreinenstrategie ........................................................................ 9
3.1
Kansrijke sectoren .................................................................................................... 9
3.1.1 Natte bedrijvigheid .............................................................................................. 9
3.1.2 HMC bedrijvigheid ............................................................................................. 14
3.2
Herstructurering..................................................................................................... 18
3.3
Bedrijvigheid in het buitengebied .......................................................................... 19
4.
Programmering bedrijventerreinen 2014 - 2030 ...................................................... 21
4.1
Uitgangspunten ...................................................................................................... 21
4.2
Segmentering ......................................................................................................... 23
4.3
Programmering ...................................................................................................... 24
4.4
Onderbouwing programmering ............................................................................ 25
4.5
Actualisatie programmering .................................................................................. 27
5.
Conclusies & uitvoering .......................................................................................... 29
5.1
Conclusie ................................................................................................................ 29
5.2
Uitvoering............................................................................................................... 30
Bijlagen ......................................................................................................................... 34
-2-
1.
Inleiding
Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard (SOHW) heeft eind 2012 de sociaal economische
visie ‘Kracht en Kansen benutten’ en het bijbehorende uitvoeringsprogramma regionaal
vastgesteld. Binnen het speerpunt ‘inzetten op sterke werklocaties’ is het project ‘Herijking
bedrijventerreinenstrategie’ opgenomen. In dat kader is een projectopdracht opgesteld
waarin het doel is gesteld te komen tot herijking van de bedrijventerreinenstrategie uit
2008. De herijking gaat in op de regionale afstemming van het wat, waar en wanneer van
(nieuwe) ontwikkelingen omtrent bedrijventerreinen. Vooruitlopend op de herijking van de
bedrijventerreinenstrategie besloot SOHW reeds in 2012 tot het opstellen van een nieuw
uitgiftebeleid voor bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard.
Tevens ligt er aanleiding in het verzoek van de provincie Zuid-Holland (20 april 2012) aan de
partners in het Regionaal Economisch Overleg (REO) Zuid-Holland-Zuid om te komen tot een
regionale bedrijventerreinen- en kantorenstrategie. De regionale bedrijventerreinenstrategieën per REO vormen input voor het opstellen van het provinciale uitvoeringsprogramma bedrijventerreinen.
1.1
Doelstelling
De herijkte bedrijventerreinenstrategie 2014 - 2030 speelt in op de veranderende
economische omstandigheden sinds 2008 en gaat uit van marktgericht denken. Nieuwe
kwalitatieve en kwantitatieve programmeringsafspraken worden gemaakt en kansrijke
sectoren voor de Hoeksche Waard worden onderzocht.
De reeds uitgevoerde onderzoeken in het kader van het uitgiftebeleid laten zien dat de
ambitie die in de bedrijventerreinenstrategie uit 2008 is omschreven niet meer aansluit bij
de huidige economische werkelijkheid. Deze constatering leidt er toe dat er in deze herijkte
bedrijventerreinenstrategie een nieuwe ambitie wordt geformuleerd. Met het vernieuwde
beleid beogen de Hoeksche Waardse gemeenten in te spelen op veranderingen in de vraag
naar bedrijventerrein en daarmee de plaatselijke en regionale economie te versterken.
Verder bevordert het de groei van werkgelegenheid in de Hoeksche Waard.
1.2
Aanpak en proces
Vanuit het project herijking uitgiftebeleid (eind 2012/begin 2013) is veel informatie
verzameld over de markt (marktvraag, marktaanbod en onderzoek naar vestigingscriteria)
van bedrijventerreinen. Deze onderzoeken zijn als basis voor de bedrijventerreinenprogrammering gebruikt. Aanvullend is er met subsidie van de provincie Zuid-Holland
onderzoek gedaan naar de beleving van bedrijven in de hogere milieucategorieën, zowel
vanuit het juridisch-planologisch perspectief als ten aanzien van de ruimtelijke
verschijningsvorm.
Op basis van de uitkomsten van de onderzoeken zijn verschillende elementen van de
strategie uit 2008 tegen het licht gehouden, waar noodzakelijk herijkt en verwerkt in een
nieuwe bedrijventerreinenstrategie. Op 13 november 2013 zijn de lijnen van de
conceptstrategie gepresenteerd in een raadsledenbijeenkomst. Vervolgens is het concept
getoetst bij de Provincie Zuid-Holland omdat zij een regionale bedrijventerreinstrategie ook
dienen goed te keuren in het kader van de Visie Ruimte en Mobiliteit. Hierbij werd duidelijk
dat wat betreft programmering en specifiek de invulling van het suikerfabriekterrein een
verschil van mening bestond.
-3-
In overleg met de provincie Zuid-Holland is er vervolgens een gezamenlijk proces met een
aantal onderzoeken doorlopen om tot oplossingen te komen voor de bedrijventerreinenstrategie en de herontwikkeling van het suikerfabriekterrein. Het doorlopen traject heeft
geleid tot een afsprakenkader over de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de Hoeksche
Waard dat op 16 en 17 juni 2014 is bekrachtigd door de colleges van B&W en GS en op 16
juli 2014 is ondertekend. Deze gemaakte afspraken maken voor wat betreft de
programmering integraal onderdeel uit van de bedrijventerreinenstrategie.
De herijkte bedrijventerreinenstrategie is tot stand gekomen vanuit een regionale
projectgroep waarin gemeentelijke EZ beleidsmedewerkers, SOHW, Kamer van Koophandel
,REO-ZHZ (programmamanager herstructurering bedrijventerreinen), en Ondernemersvereniging Hoeksche Waard zitting hebben gehad.
Tot slot heeft het Kwaliteitsteam1 Hoeksche Waard tijdens het tot stand komen van de
bedrijventerreinenstrategie in een tweetal fases geadviseerd over de ruimtelijke
kwaliteitsaspecten die gepaard gaan met de genomen keuzes. Een eerste advies ging over
HMC bedrijvigheid, bedrijven in het buitengebied en uitbreidingen nabij de dorpen. Het
tweede advies ging specifiek over de ruimtelijke aspecten van de programmering van het
bedrijvenpark en het suikerfabriekterrein.
1.3
Leeswijzer
In dit hoofdstuk is de aanleiding, het doel en de aanpak omschreven. In hoofdstuk twee
volgt een samenvatting van de reeds uitvoerde onderzoeken in het kader van de herijking
van het uitgiftebeleid. De kansrijke sectoren en de herijkte bedrijventerreinenstrategie zijn
in hoofdstuk drie uitgediept. De gemaakte strategische keuzes worden in hoofdstuk vier
vertaald in de programmering van bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard. We sluiten af
met conclusies en de uitvoering van de bedrijventerreinenstrategie. De verschillende
onderzoeken zijn als bijlage toegevoegd.
1
Het Kwaliteitsteam bevordert, stimuleert en bewaakt de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de
Structuurvisie Hoeksche Waard is omschreven. Zij doet dat vanuit een onafhankelijke positie en
geeft gevraagd en ongevraagd advies.
-4-
2.
Huidige situatie
Na de vaststelling van de Regionale kantoren- en bedrijventerreinenstrategie Hoeksche
Waard in 2008 is de economische situatie aanzienlijk veranderd. De wereldwijde financiële
crisis treft de economie ingrijpend, waarbij we rekening moeten houden met een lange
termijn van lagere groei. Dat heeft ook gevolgen voor lokale economieën en hun ruimtelijke
aspecten. Er is minder vraag naar producten, meer werkloosheid en er zijn minder
bedrijfsuitbreidingen.
Mede daardoor verloopt de uitgifte van bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard minder
voorspoedig dan aanvankelijk werd verwacht. Een andere reden ligt verscholen in de
verschillende beperkingen die zijn opgelegd aan bedrijfsmatige activiteiten. Verder werden
bedrijven van buiten de Hoeksche Waard geweerd. Eind 2012 besloot SOWH daarom
vooruitlopend op de herijking van de bedrijventerreinenstrategie het uitgiftebeleid van
bedrijventerreinen te herzien.
2.1
Nieuw uitgiftebeleid bedrijventerreinen
Het oude uitgiftebeleid dateerde uit 2006 en paste, vanwege de hier bovengeschetste
ontwikkelingen, niet meer bij de huidige tijd. Daartoe is een drietal onderzoeken verricht;
een marktvraagonderzoek, een onderzoek naar het aanbod van bedrijventerreinen en een
marktonderzoek naar vestigingscriteria van ondernemers. De uitkomsten van deze
onderzoeken zijn mede gebruikt als bouwstenen voor de herijking van deze
bedrijventerreinenstrategie.
De onderzoeken legden een aantal bewegingen bloot die de noodzaak voor de herijking van
het uitgiftebeleid en de (nu tot stand komende) bedrijventerreinenstrategie aantoonden, te
weten:
 Hoeksche Waardse bedrijven breiden bij voorkeur uit op bestaande locaties waar zij
reeds zijn gevestigd. De sociaaleconomische binding met de dorpen is groot;
 Slechts een klein percentage oriënteert zich op het regionale bedrijventerrein;
 In de periode 2009-2011 is er in de Hoeksche Waard slechts 1,8 hectare
bedrijventerrein uitgegeven;
 Er is circa 177 hectare bedrijventerrein gepland, waarvan circa 45 hectare direct
beschikbaar is;
 Bij het vasthouden aan het huidige beleid is er ruimte voor maximaal 40 hectare
bedrijventerreinen tot 2030;
 Bij onbeperkte facilitering van de vraag is er ruimte voor maximaal 121 hectare
bedrijventerreinen tot 2030.
Het nieuwe uitgiftebeleid (bijlage 1) is medio oktober 2013 door de vijf gemeenteraden
vastgesteld met als doel de eigen Hoeksche Waardse bedrijvigheid voor de Hoeksche Waard
te behouden en de economische aantrekkelijkheid van de Hoeksche Waard te verhogen,
zodat economische ontwikkelingen in Nederland niet in zijn geheel aan de Hoeksche Waard
voorbijgaan. Het nieuwe beleid beoogt niet te tornen aan de kernkwaliteiten van de
Hoeksche Waard.
In tegenstelling tot het oude beleid wordt er in het nieuwe uitgiftebeleid ruimte geboden
voor uitbreiding van Hoeksche Waardse bedrijven op bedrijventerreinen in de Hoeksche
Waard. Daarnaast mogen bedrijven van buiten de Hoeksche Waard (tot 5.000 m²) zich op
alle bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard vestigen. Hierbij geldt dat bedrijven van
-5-
buiten de Hoeksche Waard die groter zijn dan 5.000 m² alleen mogen worden gevestigd op
Bedrijvenpark Hoeksche Waard.
2.2
Vraag en aanbod
Zoals gezegd is in het kader van de herijking van het uitgiftebeleid reeds in 2012 een tweetal
analyses uitgevoerd naar de vraag en het aanbod van bedrijventerreinen in de Hoeksche
Waard. Deze onderzoeken zijn gebaseerd op kwantitatieve ramingen, die de afgelopen jaren
vaak rooskleurig en optimistisch waren ten opzichte van de werkelijke uitgifte. Daarom zijn
de ramingen van de bovenregionale vraag – in gezamenlijk overleg met de provincie ZuidHolland – gekwalificeerd, waarna een match is gemaakt met het kwalitatieve aanbod van de
Hoeksche Waardse bedrijventerreinen (zie bijlage 9 en 10). Ten aanzien van de autonome
vraag uit de Hoeksche Waard is al eerder een onderzoek uitgevoerd naar de kwalitatieve
vraag onder Hoeksche Waardse ondernemers (zie bijlage 11)
Vraag
In de reeds uitgevoerde deskresearch naar de vraag van bedrijventerreinen is geput uit
verschillende studies en rapporten, teneinde de maximale potentiële vraag naar
bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard in kwantitatieve zin in beeld te brengen. Vanuit de
deskresearch naar de marktvraag kunnen we concluderen dat er bij een onbeperkte
facilitering van de huidige vraag er op basis van het onderzoek maximaal ongeveer 121
hectare bedrijventerreinen tot 2030 uitgegeven kan worden. Kijkend naar de autonome
vraag naar bedrijvigheid uit de Hoeksche Waard is er slechts ruimte voor maximaal 40
hectare bedrijventerreinen tot 2030. Tussen de 40 hectare en 121 hectare zit een scala van
keuzes over wat we wel en niet in de Hoeksche Waard willen faciliteren. Deze keuzes
betreffen de openstelling voor bedrijvigheid van buiten de regio, de inzet op natte
bedrijvigheid en de toelating van HMC-bedrijvigheid in de Hoeksche Waard. In onderstaande
overzichtstabel is een samenvatting weergegeven van de verschillende behoeftecijfers tot
2030, die in de bijgevoegde analyse (bijlage 2) op de verschillende onderdelen verder is
uitgewerkt.
Tabel 2.1: Behoeftecijfers bedrijventerreinen < 2030
logistiek
Uitbreidingsvraag Hoeksche Waard tot
20
2030
Vervangingsvraag Hoeksche Waard
6
Totaal vraag vanuit Hoeksche Waard
26
Waarvan nat
7
Waarvan droog
19
Totaal vraag van buiten de regio
Waarvan natte bedrijvigheid
Waarvan droge bedrijvigheid
64
16
48
Industrie
8
Totaal
30
3
11
8
3
10
40
15
22
20
15
5
85
31
53
Totaal vraag
90
31
Bron: Ecorys, provincie Zuid-Holland (NB Deze cijfers geven bandbreedtes weer.)
121
Ten aanzien van de cijfers in de tabel dient opgemerkt te worden dat de cijfers uit de
verschillende tabellen niet altijd matchen, omdat ze bandbreedtes weergeven. Ten eerste
komt dit omdat verschillende rapporten vaak net een paar hectares meer of minder per
sector laten zien. Ten tweede komt het doordat de totale uitbreidingsbehoefte vaak een
-6-
optelsom is van de sectoren logistiek en industrie waarbij dan in de optelsom een paar
hectares van andere sectoren is meegenomen terwijl ze niet afzonderlijk zijn gemeld.
Aanbod
Met behulp van beschikbare gegevens van de gemeenten en de provincie is zoals gezegd het
aanbod van bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard reeds in kaart gebracht. In deze
analyse is zowel het aanbod van ‘harde’ als ‘zachte’ plannen inzichtelijk gemaakt. ‘Hard’ wil
zeggen dat er een onherroepelijk bestemmingsplan voor van kracht is. ‘Zachte plannen’
bevinden zich in een voorstadium daarvan; het gaat om reserveringen van locaties die voor
bedrijventerreinontwikkeling zijn opgenomen in bijvoorbeeld structuurvisies of sectorale
analyses.
De Hoeksche Waard heeft een totaal aanbod van 177 hectaren bedrijventerreinen. Hiervan
heeft 119 hectaren een bedrijvenbestemming, waarvan circa 45 hectaren terstond
uitgeefbaar is. Het zachte aanbod betreft circa 58 hectaren. In kwalitatief opzicht is dat
aanbod van bedrijventerreinen vrij homogeen. Het bestaat voornamelijk uit
bedrijventerreinen met een ‘droog + gemengd’ karakter met een milieucategorie 3 of 4.
Alleen het voormalig buitendijkse gelegen suikerfabriekterrein kent een milieucategorie 5
met een ontsluiting op de Oude Maas. Grote kavels zijn alleen beschikbaar op het
bedrijvenpark Hoeksche Waard.
Kwalitatieve analyse bovenregionale vraag en aanbod Hoeksche Waard
Op basis van het huidige en toekomstige DNA van de Hoeksche Waard (inclusief de plannen
voor het bedrijvenpark en het suikerfabriekterrein) zijn enkele hoofdcategorieën van
doelgroepen interessant voor een vestiging op regionale terreinen. Dit gaat om:
 Logistiek (regionale, maar ook nationale- en agrologistiek, via de weg, maar ook het
water)
 (Groot)Handel (diverse deelmarkten, met name foodgerelateerd)
 ‘Productie’ voor zover aansluitend op de agro en/of de haven
 Enkele segmenten uit de maritieme sector (maintenance en services t.b.v. haven)
Binnen deze hoofdcategorieën zijn enkele daadwerkelijk kansrijke segmenten aan te wijzen
die aansluiten bij het aanbod van de Hoeksche Waard. Dit gaat overigens niet zo zeer om
directe overloop vanuit de regio Rotterdam, maar meer om deelmarkten waarbij bedrijven
geïnteresseerd kunnen zijn in de Hoeksche Waard als vestigingslocatie. Uit het onderzoek
blijkt dat er sprake is van sporadische bewegingen (1 of enkele per jaar), omdat er -buiten de
logistieke markt, al jaren een belangrijke ruimtevrager- geen echte verplaatsingstrend
waarneembaar is. Ook blijkt dat er meer behoefte is aan grootschalige kavels, locaties met
milieu- en geluidsruimte en locaties op afzienbare afstand van de haven (bijv. voor
technische toeleveranciers).
Een confrontatie tussen het kwalitatieve aanbod in de regio Hoeksche Waard en een
kwalitatieve invulling van de toekomstige ruimtevraag laat zien dat er vijf terreinen geschikt
voor het huisvesten van nieuwe bedrijven van buiten de regio:
 Bedrijvenpark Hoeksche Waard
 Suikerfabriekterrein
 Bedrijventerreinen Reedijk
 Proeftuin Cromstrijen
 Stougjesdijk - Oost
-7-
Het onderzoek laat zien dat de nadruk ligt op het Bedrijvenpark en het suikerfabriekterrein.
Uniek aan het suikerfabriekterrein is het feit dat hier natte kavels beschikbaar zijn waardoor
het ook andere doelgroepen zal gaan aantrekken in vergelijking met het Bedrijvenpark. Deze
terreinen vullen elkaar mooi aan.
Reedijk en Proeftuin zullen incidenteel ook de interesse wekken van bedrijven van buiten de
regio Hoeksche Waard, maar zullen een bijrol spelen in het opvangen van de eventuele
overloop van de Rotterdamse regio. Bedrijventerrein Reedijk is relatief klein qua omvang
van nog resterende uitgeefbare kavels, waarbij opgemerkt wordt dat relatief kleine
bedrijven ook baat hebben bij een zichtlocatie. De overige lokale bedrijventerreinen die niet
zijn opgesomd, zijn geschikt voor de opvang van de autonome vraag.
2.3
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de economie structureel is veranderd en minder kan worden
gedacht in termen van ‘aanbod’. Veel meer zou de omslag moeten worden gemaakt naar
het faciliteren van de markt; vraaggericht denken. M.a.w.: in plaats te ontwikkelen vanuit
het denken in ‘aanbod’ (het wordt toch wel afgenomen) moeten we ontwikkelen afhankelijk
van werkelijke ‘vraag’.
Hierin ligt ook een kwantitatieve als kwalitatieve mismatch verscholen in de Hoeksche
Waard tussen de marktvraag en het aanbod. Het huidige beleid (het aanbod) ging uit van
regionale vestiging van lokale bedrijven groter dan 2.000 m², terwijl in het ‘Marktonderzoek
vestigingscriteria Ondernemers Hoeksche Waard’ wordt vastgesteld dat ondernemers zich
sterk verbonden voelen met de regio, met name met hun huidige locatie. Zij hebben dus
grote sociaal- economische binding met het dorp waar zij zijn gevestigd. Het voorgaande
betekent dat de lokale vraag niet regionaal, maar juist lokaal moet worden geprogrammeerd
bij de dorpen. In het verlengde hiervan schuilt ook de vraag hoe moet worden omgegaan
met bedrijvigheid in het buitengebied. Biedt het huidige beleid voldoende
toekomstperspectief voor deze bedrijven?
Daarnaast is met de herijking van het uitgiftebeleid gekozen om ook bedrijven van buiten de
Hoeksche Waard te faciliteren in de Hoeksche Waard. Onbeperkte facilitering betekent voor
de Hoeksche Waard een potentiële kwantitatieve vraag van 81 hectare. De kwalitatieve
analyse laat zien dat dit beeld genuanceerde ligt en dat er slechts sprake zal zijn van
incidentele vestigers, waarbij er tussen regio’s onderling concurrentie is. Op basis van dit
gegeven is het niet opportuun om in de programmering uit te gaan van een bovenregionale
opvangfunctie.
-8-
3.
Herijkte bedrijventerreinenstrategie
In 2008 heeft de Stec groep een bedrijventerreinenstrategie opgesteld voor de Hoeksche
Waard. Zoals reeds omschreven voldoet deze strategie op een aantal punten niet meer aan
de veranderende economie en tijd. Op punten zoals de wijze van het accommoderen van
bedrijvigheid (ook in het buitengebied), waterontsloten kavels en bedrijven met een hoge
milieucategorie zijn signalen aanwezig om de bestaande strategie te heroverwegen.
3.1
Kansrijke sectoren
Vanuit de onderzoeken die zijn gedaan in het kader van het uitgiftebeleid blijkt dat er grote
kansen liggen voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen op het gebied van natte- en
HMC-bedrijvigheid. Daarnaast is er vanuit de sociaaleconomische visie een aantal andere kansrijke sectoren
zoals agrobusiness, vrijetijdseconomie en zorgeconomie
aangewezen. In deze strategie gaan we in op de
kansrijke sectoren die invloed hebben op de
bedrijventerreinen. Al in 2008 concludeerde Stec dat er
een flinke toename van het vervoer over water zal
plaatsvinden. Een deel van deze belangstelling zou
neerslaan op de Hoeksche Waard. Eén van de acties van
de bedrijventerreinenstrategie uit 2008 was het nader
in beeld brengen van de daadwerkelijke behoefte aan
watergebonden locaties. In paragraaf 3.1.1 wordt hier
nader op ingegaan. Een ander belangrijk thema dat
meespeelt in de (kwantitatieve en kwalitatieve)
disbalans tussen de vraag en het aanbod, is HMCbedrijvigheid. Naast de juridische aspecten spelen met
name belevingsaspecten een belangrijke rol in de
discussie rondom HMC. In paragraaf 3.1.2 wordt op
beide aspecten nader ingegaan, teneinde onderbouwde
keuzes te kunnen maken.
3.1.1 Natte bedrijvigheid
In de Nota Regionale bedrijventerreinen Zuid-Holland
2010-2040 concludeert Ecorys dat de verwachte
economische groei gepaard zal gaan met behoefte aan
specifieke locaties, zoals natte terreinen. De provincie
werkt daarom vanuit haar bovenregionale rol aan
voldoende groot aanbod van vestigingsmogelijkheden
voor specifieke bedrijven op deze locaties. De vraag die
zich aldus aandient: kan en, zo ja, wil de Hoeksche
Waard
deze potenties en kansen ook (actief)
faciliteren?
Een groot aantal bedrijven dat momenteel in de
Hoeksche Waard is gevestigd is gerelateerd aan natte
bedrijvigheid. Voorbeelden hiervan zijn Kampers, Euser,
Marflex, HKS, Helleman, ect. Dit type bedrijvigheid kent
een hoge mate van innovatie en heeft veelal
(inter)nationale bekendheid. Ook de werkgelegenheid
bij dergelijke bedrijven is hoog. Geschat wordt dat circa 20 – 30 % van de werkgelegenheid
-9-
in de Hoeksche Waard gerelateerd is aan natte bedrijvigheid. Daarmee is natte bedrijvigheid
een belangrijke economische factor in de Hoeksche Waard. Gezien de geografische ligging
van de Hoeksche Waard is dat ook niet vreemd.
Om de potenties in de sfeer van vervoer over water nader in beeld te brengen is gebruik
gemaakt van een tweetal onderzoeken naar natte bedrijvigheid in de Hoeksche Waard die is
opgesteld door de Stec Groep en Buck Consultants International. Deze rapporten geven een
goed beeld over de sector en de mogelijkheden. Het inzicht in de kwantitatieve vraag naar
natte terreinen is reeds inzichtelijk gemaakt en derhalve wordt verwezen naar bijlage 2.
Wat zijn natte terreinen?
Bedrijven die gebruik maken van natte
bedrijventerreinen zijn volgens Stec
(2012) grofweg te verdelen in twee
groepen:
kadegebonden
en
kadegerelateerde bedrijven.
Kadegebonden bedrijven zijn voor het
transport afhankelijk van het water.
Deze bedrijven liggen direct aan het
water en hebben behoefte aan een
eigen kavel aan het water. Deze
bedrijven worden ook wel ‘eerstelijns
watergebonden bedrijven’ genoemd.
Kadegerelateerde
bedrijven
zijn
bedrijven die wel gebruik maken van
transport over water, maar het transport en de overslag van de goederen overlaten aan
derden. Deze bedrijven hebben dus geen behoefte aan een eigen kade en hoeven niet aan
het water te liggen. Een vestiging nabij een overslagpunt heeft volgens Stec (2012) zelfs de
voorkeur. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een logistieke dienstverlener de
overslagactiviteiten uitvoert en over de daarvoor benodigde infrastructuur beschikt. Deze
bedrijven worden ook wel aangeduid als ‘tweede- en derdelijns watergebonden bedrijven’
en zijn qua ruimtebehoefte dus vooral op zoek naar overslaglocaties.
Bedrijven die zich vestigen op natte terreinen bevinden zich met name in de logistieke (25%)
en industriële (75%) sector. Van de logistieke bedrijven vestigt ongeveer 20% zich in de
eerste lijn en 80% zich in de tweede of derde lijn. Zowel het aantal arbeidsplaatsen als het
- 10 -
ruimtebeslag van de logistieke sector is groot. Voor het aandeel industrie zien we het
omgekeerde. Hier vestigt ongeveer 80% zich in de eerste lijn en 20% in de tweede en derde
lijn. Grofweg 40% van deze bedrijven vallen in de milieucategorie 4 of hoger. Het type
bedrijvigheid is zeer divers en is volgens Buck (2012) onder te verdelen in drie type
bedrijven:
 Bedrijven die facilitair zijn aan de scheepsvaart (scheepswerven en toeleveranciers);
 Bedrijven die actief zijn in de logistiek en water benutten als transportader
(overslagbedrijven en groothandel);
 Industriële bedrijven (productie- en constructiebedrijven).
Modaliteiten
De logistieke sector blijft (naar verwachting) een van de sterkst groeiende sectoren de
komende decennia. Het gaat hierbij om goederenstromen van A naar B, waarbij deze sector
vraagt om een optimale infrastructuur. Volgens Stec ontstaat er een toenemende behoefte
aan modaliteiten die nauw op elkaar aansluiten. Kijkend naar de Hoeksche Waard kan
worden ingezet op het vervoer over water en de weg. Door de spin off van de Tweede
Maasvlakte is de verwachting dat de goederenstromen zullen toenemen en het vervoer via
de binnenvaart zal groeien. Het kunnen kiezen tussen modaliteiten is vooral van belang voor
bedrijven die op Europese schaal werken. Het is daarbij zoals reeds aangehaald niet perse
nodig dat een bedrijventerrein direct aan een waterweg ligt. Een oplossing kan ook zijn te
zorgen voor korte, snelle koppelingen over land.
In het Marktonderzoek Vestigingscriteria Ondernemers Hoeksche Waard (2013) verwacht
Buck dat er als gevolg van de ontwikkelingen op de Tweede Maasvlakte kansen ontstaan
voor de regio Hoeksche Waard op het gebeid van:
 Zakelijke diensten ondersteunend aan het havencomplex die een duidelijke binding
hebben met Rotterdam;
 Als halte in een ‘opstapdienst’;
 Als opstappunt voor (verwerkte) agroproducten in de regio;
 Als tussenstop voor producten bestemd voor de regio.
Waar liggen de natte terreinen?
Op een aantal locaties in de Hoeksche Waard is de ontwikkeling van watergebonden
bedrijvigheid mogelijk (zie afbeelding 3.1). Deze locaties bevinden zich in de noordrand van
de Hoeksche Waard, namelijk:
 De Bosschen, Oud-Beijerland;
 Voormalig Suikerfabriekterrein, Puttershoek;
 Klein Koninkrijk, `s Gravendeel.
Van de drie locaties kent alleen het bedrijventerrein De Bosschen nog geen fysieke laad- en
loswal. Het betreft dan ook een potentiële locatie, waar door de gemeente Oud-Beijerland
nog nader onderzoek wordt uitgevoerd naar de haalbaarheid van de aanleg van een laad- en
loswal. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek zijn de voorlopige prognoses dat
het gaat om 5,5 ha. netto uitgeefbaar terrein.
Tussen de provincie Zuid-Holland, gemeente Binnenmaas en de regio Hoeksche Waard zijn
afspraken gemaakt over de herontwikkeling van het suikerfabriekterrein. Het buitendijkse
gebied (13,6 ha.) wordt onder nader overeen te komen voorwaarden wordt ontwikkeld tot
een bovenregionaal watergebonden bedrijventerrein, waarbij zoveel mogelijk water op
water transport zal plaatsvinden. Buck geeft aan dat een doorlooptijd van de exploitatie tot
2025/2030 realistisch is. Het binnendijkse deel krijgt de bestemming ‘agrarisch’.
- 11 -
Tot slot is er het terrein Klein Koninkrijk gelegen ten noorden van het bedrijventerrein
Mijlpolder. De gemeente Binnenmaas heeft voor het terrein Mijlpolder in 2011 de
Toekomstvisie & Uitvoeringsprogramma vastgesteld. In deze visie is een groeimodel
opgenomen waar rekening gehouden wordt met de verbinding tussen het bedrijventerrein
Mijlpolder en Klein Koninkrijk, waarbij het buitendijkse gedeelte hergestructureerd wordt.
Na 2020 zal er mogelijk onderzoek verricht worden naar de verbinding tussen beide
terreinen. Vanwege de ligging nabij het maritieme cluster in Dordrecht lijkt een
herstructurering kansrijk.
Afbeelding 3.1: locaties natte bedrijventerreinen
Welke kansen doen zich voor?
Kwantitatief gezien is er in de Hoeksche Waard veel meer aanbod dan dat er vraag is.
Kwalitatief gezien ligt de zaak genuanceerder, omdat de vraag bestaat uit verschillende
segmenten, waaronder natte bedrijvigheid. Niet alle bedrijventerreinen in de regio bedienen
deze segmenten, daarom zal er in de programmering niet alleen gekeken moeten worden
naar het kwantitatieve verhaal. De kwalitatieve programmering speelt namelijk evenzeer
een belangrijke rol. Dat biedt voor de hiervoor genoemde natte bedrijventerreinen kansen,
temeer omdat de component natte bedrijvigheid een behoorlijk deel van de verwachte
kwantitatieve vraag omvat.
In de binnenvaart doet zich in Nederland een aantal ontwikkelingen voor: schaalvergroting
en –door de overheid gestimuleerd2 vergroting van hun marktaandeel in de modal split van
2
Vrachtvervoer over water wordt door de overheid gestimuleerd om twee redenen: enerzijds is het
energieverbruik van binnenvaart voor het vervoer van een container volgens een ruwe schatting ca.
1/3 van het brandstofverbruik dat nodig is voor vrachtvervoer over de weg. Daarnaast is bij de
(voorspoedige) ontwikkeling van de Tweede Maasvlakte dat het rijkswegennet (en ook het spoor) niet
is berekend op de afwikkeling van de groeiende goederenstroom. Uitgangspunt is dat van de aanvoer
naar deze nieuwe haven, 40 à 45% van die goederen ook weer over het water verder te vervoeren.
- 12 -
het goederenvervoer. Enerzijds wordt over een afstand van ca. 35 km een aantal
zogenoemde Inland Hubs ontwikkeld. Dit zijn efficiënte overslagplaatsen voor het
containervervoer, anderzijds zijn er in West-Nederland door de aanwezigheid van een aantal
hoofdtransportassen voor het vervoer over water, ook (nieuwe) kansen voor een fijnmazige
binnenhavenstructuur. Bij het laatste gaat het om kleinere insteekhavens c.q. kades alwaar
toch handelingen kunnen worden verricht die het vrachtvervoer over water bevorderen. In
deze sfeer zijn er ook voor de Hoeksche Waard kansen die (nog beter) benut zouden kunnen
worden.
Synergie met droge terreinen
Zoals eerder is aangehaald omvat de vraag naar natte bedrijventerreinen meer dan alleen
een locatie direct aan het water. Bedrijven die zich in de zogenoemde tweede of derdelijn
willen vestigen zoeken volgens Stec zelfs meer naar een droog terrein. De mogelijke
connectie met een natte ontsluiting is daarin doorslaggevend. Een bepaald percentage van
de vraag naar natte bedrijvigheid zal daarom neerslaan op bedrijventerreinen/kavels die
gerelateerd zijn aan een kade. Dat betekent dat er mogelijke kansen liggen voor koppelingen
tussen:
 De Bosschen haven en bedrijventerrein De Bosschen, Oud-Beijerland;
 Suikerfabriekterrein en Regionaal Bedrijventerrein Hoeksche Waard, Binnenmaas;
 Klein Koninkrijk en bedrijventerrein Mijlpolder, Binnenmaas.
Kortom, het zoeken naar synergie tussen verschillende bedrijventerreinen (nat en droog)
zorgt voor een betere aansluiting van het aanbod bij de vraag en kan daarmee de
economische positionering van de regio Hoeksche Waard versterken. Uit het
marktonderzoek van Buck (2014) blijkt dat er vanuit de ondernemer bezien geen voorkeur is
voor een droog bedrijventerrein op het binnendijkse gedeelte van het voormalige
suikerfabriekterrein of het bedrijvenpark.
Conceptuele clustering
Bij het zoeken van synergie tussen verschillende type bedrijventerreinen kan ook worden
gekeken naar een conceptuele benadering. Van belang hierbij is om uit te gaan van identiteit
van de regio en het leggen van relaties met andere economische functies in de regio. Zo
heeft Buck (2012) in het haalbaarheidsonderzoek naar het suikerfabriekterrein aanbevolen
om de mogelijkheden voor een conceptuele benadering te onderzoeken. Een relatie tussen
de geplande glastuinbouw, Bedrijvenpark Hoeksche Waard en het suikerfabriekterrein biedt
mogelijkheden voor een conceptuele benadering op het gebied van agroproductie. Een
dergelijke benadering versterkt de Hoeksche Waard nadrukkelijk ook in economische zin.
Voor de andere twee terreinen (De Bosschen en Klein Koninkrijk) geldt dat in mindere mate.
Dit zijn kleinschaligere natte bedrijventerreinen in de nabijheid van reeds bestaande
bedrijventerreinen. Het neerzetten van een ‘nieuwe’ conceptuele benadering is in die
gevallen ook minder aan de orde. Een ontsluiting via het water zullen voor deze
bedrijventerreinen eerder een toegevoegde waarde hebben voor de reeds gevestigde
bedrijven en zal bijdrage aan de
vestigingsmogelijkheden
op
het
betreffende bedrijventerrein.
Hoeksche Waard in breder perspectief
Naast het zoeken naar synergie op
Hoeksche Waards niveau, zou de blik
van de Hoeksche Waard ook breder
- 13 -
moeten zijn, zodat de economische ontwikkelingen buiten de Hoeksche Waard niet aan de
Hoeksche Waard voorbij gaan. De groei van de Nederlandse economie is in grote mate
afhankelijk van ontwikkeling op globaal niveau. In Europa is Nederland met zijn
transportaderen strategisch gepositioneerd tussen een aantal grote economische landen en
verder inzoomend positioneert de Vlaams-Nederlandse Delta zich voor maritieme en
logistieke bedrijvigheid. De Hoeksche Waard bevindt zich midden in dit gebied!
Inmiddels werken de regio’s Rotterdam, Drechtsteden en West-Brabant in het
samenwerkingsverband DelTri-platform samen om de maritieme en logistieke topregio
gekoppeld aan het Rotterdamse havencomplex voldoende en de juiste werkruimte te
bieden. De Hoeksche Waard ligt geklemd in dit gebied, maar is zelf niet actief betrokken bij
het beleid of uitvoering rond deze economische ontwikkelingen. Het gevoerde beleid en het
betrekkelijk gereserveerde standpunt van de Hoeksche Waard ten opzichte van
bedrijvigheid buiten de Hoeksche Waard heeft daar in grote mate aan bijgedragen. Nu de
Hoeksche Waard haar uitgiftebeleid heeft herijkt zal de streek zich opnieuw op economisch
gebied kunnen/moeten positioneren en profileren. Dat geldt niet allen van de economische
profilering ten opzichte van de maritieme sector, maar voor de economische profilering van
de Hoeksche Waard als geheel.
Strategieën:
 De Hoeksche Waard ontwikkelt/faciliteert en benut ruimte voor natte
bedrijvigheid.
 De Hoeksche Waard zet in op synergie tussen natte- en droge bedrijventerreinen.
 De Hoeksche Waard zet in op een goede economische positionering en profilering
van de regio, passend bij de identiteit van de regio.
3.1.2 HMC bedrijvigheid
In de Regionale kantoren- en bedrijventerreinenstrategie Hoeksche Waard uit 2008 is geen
extra ruimte geboden aan milieuhinderlijke bedrijven (bedrijven vanaf milieucategorie 4 en
hoger). Zodoende is er in de huidige bestemmingsplannen in de Hoeksche Waard beperkt
ruimte voor dit soort bedrijvigheid, terwijl een groot gedeelte van de vraag bestaat uit
dergelijke bedrijvigheid. Daarnaast is de beeldvorming over HMC-bedrijven vaak negatief.
Die negatieve beeldvorming wordt gevoed door de ruimtelijke verschijningsvorm die
automatisch aan HMC-bedrijven wordt gekoppeld en daarnaast de risico’s die worden
opgesomd als over HMC wordt gesproken. In dat licht heeft onderzoeksbureau BRO een
onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van HMC in de Hoeksche Waard. In het
onderzoek (zie bijlage 6) wordt ingegaan op de aspecten van HMC, de juridische ruimte, de
belevingsaspecten van HMC-bedrijvigheid en de wijze waarop hier gestuurd kan worden. In
navolging hierop worden deze punten onderstaand nader toegelicht.
Allereerst wordt opgemerkt dat HMC-bedrijven
in het licht van economische betekenis zeer
waardevol zijn. De bedrijven bevinden zich vaak
aan het begin van de keten binnen de
maakindustrie en zorgen daarmee voor een
forse spin-off naar aanverwante bedrijven en
diensten. FrieslandCampina (4.2), Visser Group
(4.1), Sneep (4.1/4.2) en Tiofarma (5.1) zijn
hiervan enkele (niet limitatieve) voorbeelden
uit de Hoeksche Waard.
- 14 -
Belevingswaarde HMC-bedrijven
Het beeld dat HMC-bedrijven vies en lelijk
zijn ten opzichte van reguliere bedrijven
is niet terecht. HMC bedrijven kunnen
qua uitstraling een visitekaartje voor een
bedrijventerrein of gemeente zijn.
Tegelijk zijn er vele voorbeelden van
reguliere / niet HMC-bedrijven die zorgen
voor een matige uitstraling. Op de
afbeelding hiernaast is een voorbeeld
gegeven van een HMC-bedrijf (Visser
Group) en een niet HMC- bedrijf.
Uit deze afbeeldingen kan worden
afgeleid dat er grote verschillen bestaan
tussen de uitstraling van bedrijven. Niet
per definitie is er sprake van een verband
tussen de kwaliteit van de uitstraling en
het type bedrijf (wel of geen HMC). Dit
betekent dat niet de milieucategorisering
leidend is bij de uitstraling van bedrijven.
En dat op basis van voldoende aandacht
en sturing op de uitstraling van bedrijven
er geen verschil tussen HMC-bedrijven en
andere soorten bedrijven hoeft te zijn.
Juridisch planologische ruimte voor
HMC-bedrijven
In het onderzoek heeft BRO op basis van de inwaartse en uitwaartse zonering de ruimte
voor HMC in beeld gebracht. Hierbij zijn de richtafstanden uit het groene boekje van de VNG
aangehouden. Op basis van de huidige situatie is er 46 ha. (bruto) aan ruimte voor HMC
beschikbaar op de betreffende terreinen (met vrijstellingsbevoegdheid). Deze ruimte is
volledig toe te rekenen aan categorie 4.1. De potentiële maximaal beschikbare ruimte op
basis van de milieuzonering bedraagt 228 ha, met name in de categorieën 4.1, 4.2 en 5.1.
Dat betekent dat 182 ha aan extra ruimte beschikbaar is te maken, indien op alle terreinen
de maximale milieuzonering wordt toegepast. In alle bestemmingsplannen kan door middel
van een afwijkingsbevoegdheid van B&W een milieucategorie hoger worden. Dit betekent
dat gebieden waar nu maximaal categorie 3.2
mogelijk is, via afwijking categorie 4.1
mogelijk kan worden gemaakt. In deze
gevallen is er volgens de VNG-zonering sprake
van een 4.1 bedrijf, maar wijzen de specifieke
milieuomstandigheden (richtafstanden geur,
geluid, stof e.d.) van het bedrijf uit dat de
afstanden binnen de categorie 3.2 passen.
Daarbij dient nadrukkelijk aangetekend te
worden dat aan de mogelijkheid van afwijking
geen rechten kunnen worden ontleend en het
zeker niet per definitie zo is dat de genoemde
ruimte beschikbaar zal komen voor HMC.
- 15 -
Sturen op uitstraling
Uit het onderzoek van BRO blijkt dat het feit of
een bedrijf als HMC wordt aangemerkt niet
leidend is voor de ruimtelijke verschijningsvorm. Uitgangspunt is de mate waarin de
inpassing en uitstraling van bedrijven in een
bepaald gebied als belangrijk worden ervaren.
Daarin kunnen op ruimtelijke aspecten voor
HMC-bedrijven exact dezelfde standaarden
worden aangehouden als voor niet HMCbedrijven. Uit het onderzoek blijkt dat de
uitstraling van bedrijven van diverse aspecten
afhankelijk is en dat het verschillend kan
worden ingevuld. Met name de randen van de
bedrijventerreinen vragen om bovengemiddelde aandacht en kwaliteit ten aanzien van de
uitstraling. Het algemeen beeld is dat aan de binnenkanten van de terreinen, die niet
zichtbaar zijn vanaf de aanrijroutes genoegen genomen kan worden met een minder hoog
niveau van uitstraling. De voorbeelden op deze pagina laten zien dat met het stellen van de
juiste randvoorwaarden ook de uitstraling van HMC bedrijven op het door de gemeente
geambieerde niveau kan worden bereikt.
Hoe regie houden?
Sturing op ruimtelijke ontwikkeling van bedrijfsvestigingen vindt plaats via verschillende
sporen. Elk spoor heeft daarbij zijn eigen mogelijkheden, maar ook zijn eigen beperkingen.
Het is daarom van belang voor de verschillende sturingswensen steeds de juiste
instrumenten in te zetten. Een gemeente kan daarbij publiek- en privaatrechtelijke sturing
geven, waarbij de volgende sturingsinstrumenten mogelijk zijn:
 Bestemmingsplan;
 Omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan;
 Exploitatieplan;
 Structuurvisie;
 Welstand/beeldkwaliteitsplan;
 Anterieure overeenkomst (privaatrechtelijk).
De inzetbaarheid van de instrumenten hangt af van de fysieke, privaat- en publiekrechtelijke
situatie op de locatie.
Bij een bestemd maar nog niet uitgegeven terrein kan een bouwaanvraag binnen de
geldende regels passen. In dat geval kan via het uitgifteprotocol en welstand regie worden
gevoerd. Indien de gronden in gemeentelijk eigendom zijn, is tevens sturing via de
gronduitgifte mogelijk. Als er sprake is van een afwijking dan kan tevens via een anterieure
overeenkomst of een afwijkingsbesluit regie worden gevoerd.
Wanneer een nieuw terrein zich in de planologische voorbereidingsfase bevindt, kan bij de
uitgifte op dezelfde wijze regie worden gevoerd. Aanvullend kunnen in de
voorbereidingsfase met behulp van stedenbouwkundige- en bestemmingsplannen kaders
worden gesteld op gebieds- en gebouwniveau. Deze situatie doet zich vooralsnog niet voor
in de Hoeksche Waard. Voor bestaande terreinen kan welstand regie voeren indien de
bouwaanvraag binnen de vigerende bestemmingsplan en welstandsnotaregels past. Indien
er sprake is van afwijking van het bestemmingsplan, dan kunnen via een anterieure
overeenkomst of een afwijkingsbesluit nadere eisen worden gesteld.
- 16 -
Conclusie
In de bedrijventerreinenstrategie uit 2008 was gekozen om geen bedrijven in de hogere
milieucategorie toe te laten. Ten grondslag hieraan lag de vooronderstelling dat de
uitstraling van HMC-Bedrijven een negatief effect heeft op het karakter van het landschap.
Uit het HMC-onderzoek van BRO blijkt het feit of een bedrijf als HMC wordt aangemerkt niet
leidend is voor de ruimtelijke verschijningsvorm. Dit betekent dat niet de
milieucategorisering leidend is bij de uitstraling van bedrijven en dat op basis van voldoende
aandacht en sturing op de uitstraling van bedrijven er geen verschil tussen HMC-bedrijven
en andere soorten bedrijven hoeft te zijn.
Daarin kunnen op ruimtelijke aspecten voor HMC-bedrijven exact dezelfde standaarden
worden aangehouden als voor niet HMC-bedrijven. Ook het Kwaliteitsteam Hoeksche Waard
ondersteunt de conclusies uit het rapport van BRO dat de milieucategorie niet
beeldbepalend is. Zij ondersteunt daarbij ook de aanbevelingen uit het HMC-onderzoek. De
resultaten van het onderzoeksrapport kunnen volgens hen daarbij worden ingezet voor de
erfinrichting en architectonische uitstraling, waarbij de aanbeveling is om de concrete
planontwikkeling van een initiatiefnemer te visualiseren op niveau van het landschap. Uit
het HMC-onderzoek blijkt dat de uitstraling van bedrijven van diverse aspecten afhankelijk is
en dat het verschillend kan worden ingevuld. Met name de randen van de
bedrijventerreinen vragen om bovengemiddelde aandacht en kwaliteit ten aanzien van de
uitstraling. Door middel van verschillende instrumentarium kan hier vanuit de overheid op
worden gestuurd.
Binnen de meeste bestaande bestemmingsplannen is slechts beperkt ruimte voor HMCBedrijvigheid (maximaal 4.2). De bedrijventerreinenstrategie wil de vijf gemeenten van de
Hoeksche Waard ruimte geven om HMC-bedrijvigheid een plek te geven op hun
bedrijventerreinen om de lokale en regionale economie te versterken. In de gemeente OudBeijerland wordt reeds conform de provinciale verordening gekozen voor een inwaartse
zonering, die de hoogste milieucategorie toelaat. In de andere bestemmingsplannen van de
overige gemeenten is hier nog niet voor gekozen. De bedrijventerreinenstrategie beveelt
die gemeenten aan de uitkomsten van het HMC-onderzoek bij de herziening van de
bestemmingsplannen te gebruiken, dan wel bij individuele verzoeken.
Strategie:
 De Hoeksche Waard heeft de ambitie om in te zetten op een maximale
vraaggerichte inspanning om de lokale en regionale economie te versterken. Hierbij
krijgen de gemeenten de ruimte HMC-bedrijvigheid te faciliteren conform de regels
van de provinciale verordening inzake een inwaartse zonering. De uitwerking van
dit voornemen in bestemmingsplannen blijft een lokale bevoegdheid van
gemeenten.
- 17 -
3.2
Herstructurering
Reeds in 2008 zette de Hoeksche Waard al in op herstructurering van bestaande en
verouderde terreinen. Deze strategie wordt met deze herijking niet gewijzigd. Wel heeft er
in de periode na 2008 op een aantal terreinen herstructurering of revitalisatie
plaatsgevonden en is er een aantal nieuwe terreinen opgevoerd voor herstructurering of
revitalisatie. De herstructureringsopgave is daarom in tabel 3.2 geactualiseerd. Ook zullen
sommige bedrijventerreinen vanaf de komende periode tot en met 2030 worden gesaneerd
en getransformeerd naar een andere bestemming.
Vanuit de Structuurvisie Hoeksche Waard (2009) was het streven dat bij transformatie door
intensivering van het ruimtegebruik netto geen areaal bedrijventerrein verloren te laten
gaan. Gezien de huidige conjunctuur en de overprogrammering van bedrijventerreinen in de
Hoeksche Waard is de vraag of deze redenatie nog plausibel is. Juist de transformatie van
aanbodgericht- naar vraaggericht denken vraagt om een andere aanpak. Om die redenen
wordt de netto ruimtewinst niet automatisch als compensatie meegenomen in de
programmering van bedrijventerreinen.
Tabel 3.2: overzicht herstructurering bedrijventerreinen Hoeksche Waard
Dorp
`s Gravendeel
Oud-Beijerland
Oud-Beijerland
Oud-Beijerland
Heinenoord
Numansdorp
Klaaswaal
Piershil
Zuid-Beijerland
Nieuw-Beijerland
Strijen
Heinenoord
Terrein
Mijlpolder
Koni terrein
Spuidijk
De Bosschen
Boonsweg fase II
Middelsluis
Industrieweg
Kade
Bedrijventerrein
Bedrijventerrein
Bedrijventerrein
Reedijk
Soort aanpak
Revitaliseren
Sloop/nieuwbouw
Transformatie
Herstructurering
Revitaliseren
Revitaliseren
Revitaliseren
Transformatie
Revitaliseren / transformatie
Revitaliseren / herstructureren
Herstructurering
Herstructurering
Planvorming
Uitvoering loopt
< 2020
< 2020
2013/2014
< 2020
Lage prio. gem.
Lage prio. gem.
< 2020
< 2020
2013/2014
= gereed
< 2020
Hectare
36,9
15,6 (ged)
1.5
74,1 (ged)
22,8
6
2,5
3,2
7,4
5,7
23,7
7,9
Bron: gemeenten Hoeksche Waard
Vorenstaande tabel toont dat er voor 4 van de 5 gemeenten sprake is van aanzienlijke
herstructureringsopgaven. Alleen gemeente Strijen verkeert door de recente revitalisering
van Oud-Bonaventura in een stadium dat er de eerstkomende jaren geen grote opgaven zijn.
Gemeente Binnenmaas is begonnen, en heeft nog stevige opgaven voor de boeg. Voor
Cromstrijen, Korendijk en Oud-Beijerland geldt dat de investeringen in fysieke werken nog
niet gebeurd zijn, hooguit is het voorbereiden van de plannen ter hand genomen.
Met het bij de tijd houden van de bestaande bedrijventerreinen wordt het werkmilieu voor
gevestigde bedrijven op niveau gehouden. Tevens wordt voorkomen dat onnodige nieuwe
terreinen moeten worden ontwikkeld. Bedrijven zitten immers niet graag op een
bedrijventerrein met tekortkomingen. De provincie is een sterk voorstander van
herstructurering van bedrijventerreinen en kent daarvoor de zogenoemde SER-ladder.
De SER-ladder gaat uit van het volgende:
 Eerst gebruik maken van de ruimte die nog beschikbaar is voor bedrijventerreinen of
die door herstructurering geschikt te maken is;
 Optimaal gebruik maken van de mogelijkheden tot intensivering en meervoudig
ruimtegebruik om de ruimteproductiviteit te verhogen (ruimtewinst);
 Pas wanneer dit niet mogelijk is over gaan tot de ontwikkeling van nieuwe
bedrijventerreinen, waarbij eerst de harde plannen aan bod komen en daarna pas
de zachte plannen.
- 18 -
De provincie Zuid-Holland heeft dit beleid de afgelopen 12 jaar financieel ondersteund.
Daarvan hebben Binnenmaas en Strijen profijt gehad bij de uitvoering (de zogenoemde UHBregeling). Op dit moment ondersteunt de provincie alleen nog de planvorming door 2 keer
per jaar een tender daarvoor uit te schrijven. Tenzij de provincie de komende jaren opnieuw
bereid is tot de financiële ondersteuning van fysieke werken, staan de gemeenten vooral zelf
voor deze aanzienlijke investeringen in het groot onderhoud van het openbaar gebied.
Waarbij niet zelden ook nog hogere investeringen vanwege een wateropgave of nadere
eisen ten aanzien van de kwaliteit van het rioolstelsel voor het bedrijventerrein als
verplichte extra’s tevoorschijn komen. Een en ander vraagt om een actieve personele en
financiële planning op de begroting van de gemeenten de komende jaren.
3.3
Bedrijvigheid in het buitengebied
In het buitengebied komen naast agrarische bedrijven ook niet-agrarische bedrijven voor.
Deze bedrijven hebben vaak geen relatie met het buitengebied en zijn vaak van oudsher
aanwezig of zijn door steeds verdere uitbreiding van bedrijfsactiviteiten langzaam ontstaan.
Het type bedrijven in het buitengebied is vaak erg divers en kan niet over één kam worden
geschoren. Vanuit de huidige regelgeving (provinciaal en gemeentelijk) mogen nietagrarische bedrijven maximaal eenmalig 10% uitbreiden en agrarische aanverwante
bedrijven met maximaal 30%. Deze regeling laat weinig ruimte over voor maatwerk bij
uitbreidingswensen in het buitengebied. Vanuit de Structuurvisie Hoeksche Waard wordt
voornamelijk ingezet op het clusteren van bedrijven uit het buitengebied.
Uit recent onderzoek (Agrocluster en eerder glastuinbouw) blijkt echter dat het uitplaatsen
van bedrijven niet haalbaar is zonder dat hier financiële compensatie tegenover staat. De
grondwaarde van de achterblijvende locatie is daar de belangrijkste oorzaak van en dat
maakt dat uitplaatsing van bedrijven in het buitengebied moeilijk van de grond komt.
Daarnaast is uit marktonderzoek (uitgiftebeleid) gebleken dat lokale bedrijven (ook in het
buitengebied) een grote sociaal- economische vervlechting hebben met het dorp waar zij
zijn gevestigd. De voorgaande redenen pleiten ervoor om de strategie t.a.v. bedrijven in het
buitengebied te heroverwegen.
Al eerder pleitte de Hoeksche Waard bij de provincie voor maatwerk (op lokaal niveau) voor
bedrijfsuitbreiding in het buitengebied. Immers, het buitengebied wordt al decennia lang
gekenmerkt door dynamische ontwikkelingen en zal dat de komende decennia ook blijven
doen. Waar het om draait is dat ontwikkelingen onder voorwaarde van een zorgvuldig en
gebiedsgerichte aanpak plaatsvinden, waarbij gestuurd wordt op het behoud van de
economische dynamiek in het buitengebied en een goede landschappelijke inpassing. Een
dergelijke aanpak kan juist leiden tot een kwaliteitsversterking op het perceel èn op hoger
landschappelijk niveau, waardoor wordt bijgedragen aan het behoud en versterking van de
kernkwaliteiten van de Hoeksche Waard! Ook het Kwaliteitsteam Hoeksche Waard ziet dat
schaalvergroting een gunstig effect kan hebben op natuur- of landschapsontwikkeling. De
Structuurvisie Hoeksche Waard en de Gebiedsprofielen van de provincie kunnen daarbij
gebruikt worden ter beoordeling van plannen voor bedrijfsuitbreiding in het buitengebied.
In een aantal gevallen kan het ook betekenen dat de aard van het bedrijf verdere uitbreiding
in relatie tot de huidige locatie niet toelaat vanwege de bestaande of de te verwachten
overlast. In dat kader kan maatwerk ook betekenen dat er alsnog wordt gekozen voor het
verplaatsen van bedrijven in het buitengebied naar reguliere bedrijventerreinen. Het is niet
de bedoeling dat het buitengebied onnodig hier en daar een bedrijventerreinachtige aanblik
krijgt. Daarom is het wenselijk dat starters en jonge expanderende ondernemers op een
- 19 -
geschikt moment uit het buitengebied (of het dorp/woongebied) naar de voor hen beste
locatie, i.c. een bedrijventerrein, verhuizen.
Strategie:
 De Hoeksche Waard zet in op maatwerk voor bedrijfsmatige ontwikkelingen in het
buitengebied. Hierbij stuurt zij op het behoud van economische dynamiek in het
buitengebied, waarbij ingezet wordt op de kwaliteit van de ontwikkeling in relatie
tot de kernkwaliteiten van de Hoeksche Waard.
 De Hoeksche Waardse gemeenten zijn er alert op dat bedrijven die naar aard en
karakter niet geschikt zijn voor het buitengebied, zoveel mogelijk tijdig naar een
bedrijventerrein verplaatsen, c.q. worden verplaatst.
- 20 -
4.
Programmering bedrijventerreinen 2014 - 2030
De vraag- en aanbodnotities (bijlage 2 en 3) hebben laten zien dat de Hoeksche Waard te
maken heeft met een overprogrammering van bedrijventerreinen. Daarnaast is er ook in
kwalitatieve zin sprake van een mismatch. De Hoeksche Waard zal toe moeten werken naar
een realistisch ontwikkelprogramma voor bedrijventerreinen met voldoende gevarieerd
aanbod. Zoals reeds eerder gezegd zijn er reeds tussen de provincie Zuid-Holland en de regio
Hoeksche Waard afspraken gemaakt over de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de
Hoeksche Waard. Deze afspraken dienen als basis voor de programmering. Allereerst wordt
een aantal uitgangspunten uiteen gezet voor de programmering. Daarna volgt op basis van
de segmentering van de verschillende bedrijventerreinen een onderbouwing van die
programmering tot 2030.
4.1
Uitgangspunten
Aan de programmering ligt een aantal uitgangspunten ten grondslag, te weten:





De ruimtevraag ligt gespreid in de Hoeksche Waard en is daarom ook gespreid
verdeeld over de gemeenten in de Hoeksche Waard. Hierbij geldt dat in iedere
gemeente voldoende aanbod moet zijn voor het faciliteren van de autonome vraag.
Een aantal Hoeksche Waardse bedrijventerreinen is als mogelijke vestigingslocatie in
beeld voor bedrijven van buiten de Hoeksche Waard. Dit gaat niet zozeer over
directe overloop vanuit omliggende regio’s, maar om sporadische bewegingen; dat
wil zeggen een of enkele per jaar (Buck 2014). Derhalve is het niet opportuun om in
de programmering rekening te houden met hectares uit omliggende regio’s.
Gelet op de bovenstaande punten wordt in de programmering uitgegaan van de
autonome vraag (inclusief vervangingsvraag) uit de Hoeksche Waard, waarbij er
voldoende kwalitatief aanbod beschikbaar moet zijn.
Op basis van de behoefte van de vraag is er een inschatting gemaakt op welke
locaties de vraag gaat neerslaan. Hierbij is gekeken naar de
ontsluitingsmogelijkheden (water en rijkswegennet), de mogelijkheden die binnen
de bestemmingsplannen worden geboden en de mate van bouwrijpheid van het
bedrijventerrein.
Een transitie van aanbodgericht- naar vraaggericht ontwikkelen van
bedrijventerreinen, vraagt om een andere planningssystematiek. Immers, de
marktvraag is continu in ontwikkeling en onderhevig aan verschillende factoren zoals
demografische ontwikkeling, digitalisering en de conjunctuurschommelingen. Met
de huidige planningssystematiek zijn ontwikkelingen vaak (juridisch) in beton
gegoten en dat maakt dat ze weinig flexibel zijn om in te spelen op veranderende
marktomstandigheden. Veel meer zou de omslag gemaakt moeten worden naar
adaptieve planningen, waardoor (snel) geanticipeerd kan worden op een
veranderende marktvraag en daardoor schommelingen in de vraag kunnen worden
opgevangen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat bedrijventerreinen die reeds in de
planning/op de kaart staan of een uit te werken bestemming hebben pas
daadwerkelijk in gebruik worden genomen als blijkt dat er voldoende vraag is. Bij
een adaptieve planning hoort een periodieke actualisatie, zodat signalen van
veranderingen in de marktvraag verwerkt kunnen worden in de planning. Een
dergelijke actualisatie vindt plaats op basis van prognoses en een behoefteraming en
kent doorgaans een cyclus van 4 jaar. Tot slot is het voordeel van een adaptieve
planning dat maatschappelijke risico’s laag zijn doordat geen onjuiste investeringen
worden gedaan.
- 21 -
Naar aanleiding van de bovenstaande uitgangspunten is de programmering voor
bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard opgesteld. Een vertaling hiervan is weergegeven
in tabel 4.3. Allereerst zal worden ingegaan op de segmentering van bedrijventerreinen.
- 22 -
4.2
Segmentering
Onderdeel van de programmering is de segmentering van de verschillende terreinen. Immers, de vraag naar natte bedrijvigheid slaat niet neer op een
droog terrein dat geen connectie heeft met een nat terrein. Nog logischer is dat bedrijven die vallen in een bepaalde milieucategorie niet geprogrammeerd
kunnen worden op een locatie die dat juridisch gezien niet mogelijk maakt. Het kwalitatieve aanbod is dus in grote mate van belang waar de vraag gaat
neerslaan. In tabel 4.2 is de segmentering van de verschillende terreinen opgenomen.
Tabel 4.2: Segmentering bedrijventerreinen
Gemeente
Dorp
Bedrijventerrein
Functie
MC
Ontsluiting
Water/(snel)
weg
(snel)weg
Water/weg
Water/weg
weg
(snel)weg
(snel)weg
(snel)weg
weg
Water/weg
weg
weg
weg
weg
Binnenmaas
Heinenoord
Bedrijvenpark Hoeksche Waard
Regionaal droog gemengd
3.2*
Cromstrijen
Heinenoord
`s-Gravendeel
Puttershoek
Puttershoek
Numansdorp
Numansdorp
Numansdorp
Zuid-Beijerland
Oud-Beijerland
Reedijk
Mijlpolder
Suikerfabriekterrein buitendijks
Suikerfabriekterrein binnendijks
Proeftuin
Middelsluis-Noord Oost
Afslag A29 nabij Intratuin
Bedrijventerrein
De Bosschen haven
Hoogerwerf-oost
Stougjesdijk-oost
Bedrijventerrein VI
Bedrijventerrein
Droog gemengd
Droog + nat gemengd
Nat
Maatbestemming agro
Droog gemengd
Nog onbekend
Nog onbekend
Droog gemengd
Nat gemengd
Droog gemengd
Nog onbekend
Droog gemengd
Nog onbekend
3.2*
3.2*
3.2*
3.2*
3.2*
-
Korendijk
Oud-Beijerland
Strijen
Strijen
Strijen
Schaalgrootte
bedrijvigheid
Middelgroot tot groot
20+40
Klein tot middelgroot
Klein tot middelgroot
Klein tot groot
Klein tot middelgroot
Klein tot middelgroot
PM
Klein tot middelgroot
Klein tot middelgroot
Klein tot middelgroot
Klein tot middelgroot
Klein tot middelgroot
Klein tot middelgroot
5,4
10,5
13,6
14,4
10
8
PM**
8
5,5
10
25
2,6
4
* met een afwijkingsbevoegdheid voor het college van B&W voor een milieucategorie hoger.
** Dit betreffende terrein is nog niet direct in de planvorming opgenomen, maar de locatie heeft in het kader van het doortrekken van de A4 zuid
economische potentie.
- 23 -
Hectare
4.3
Programmering
Tabel 4.3: Programmering bedrijventerreinen Hoeksche Waard
Gemeente
Dorp
Bedrijventerrein
Binnenmaas
Cromstrijen
Korendijk
Oud-Beijerland
Strijen
Aanbod
netto ha.
20 + 40
Ontwikkelen
Heinenoord
Bedrijvenpark Hoeksche Waard
Heinenoord
Reedijk
5,4
5,4
`s-Gravendeel
Puttershoek
Puttershoek
Numansdorp
Numansdorp
Numansdorp
Zuid-Beijerland
Oud-Beijerland
Mijlpolder
Suikerfabriekterrein buitendijks
Suikerfabriekterrein binnendijks
Proeftuin
Middelsluis-Noord Oost
Afslag A29 nabij Intratuin
Bedrijventerrein
De Bosschen haven
Hoogerwerf-oost
Stougjesdijk-oost
Bedrijventerrein VI
Bedrijventerrein Rondweg
10,5
13,6
14,4
10
8
pm
8
5,5
10
25
2,6
4
177
8,3
13,6
Strijen
Strijen
Totaal
Terstond
20
Niet
ontwikkelen
40
Visie
Jur. Hard
2,2
14,4
10
8
pm
3
5
5,5
10
25
2,6
72,9
54,4
Status
4
49,7
Jur. Hard/
vn.
Jur. hard
Jur. hard
Jur. hard
Jur. hard
Voornemen
Voornemen
Voornemen
Voornemen
Jur. hard
Voornemen
Jur. hard
Voornemen
Ca. 45 ha.
Bedrijventerreinen met uitgeefbaar terrein in de kolom “ontwikkelen” worden conform de uitgangspunten van afsprakenkader met de provincie
ontwikkeld. Bedrijventerreinen met uitgeefbaar terrein in de kolom “niet ontwikkelen” worden niet tot ontwikkeling gebracht conform het gestelde in
artikelen 3 en 4 van het afsprakenkader. Bedrijventerreinen met uitgeefbaar terrein in de kolom “visie” zullen, op basis van de huidige
marktomstandigheden, naar verwachting niet binnen de periode 2014-2030 worden ontwikkeld, maar wil de regio voor de langere termijn wel in beeld
houden.
- 24 -
4.4
Onderbouwing programmering
Er is voldoende aanbod om de vraag tot 2030 te kunnen accommoderen. We zien hierbij wel
dat het aanbod onvoldoende aansluit op de vraag van de markt. Zo zien we dat het aanbod
van natte bedrijvigheid op dit moment achterblijft bij de vraag van de markt. Daarnaast
hebben niet alle gemeenten in de periode tot 2030 voldoende aanbod om de autonome
vraag te kunnen faciliteren. Onderstaand wordt de onderbouwing van de programmering
per bedrijventerrein weergegeven.
Bedrijvenpark Hoeksche Waard eerste fase, Binnenmaas
De eerste fase van het Bedrijvenpark Hoeksche Waard omvat 20 hectare en is deels
bouwrijp gemaakt. Het bedrijvenpark Hoeksche Waard heeft een aantal unique selling
points ten opzichte van andere bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard, waaronder
grootschalige kavels. Op basis daarvan en de rapportage van Buck (2014) is de verwachting
dat de eerste fase van het bedrijvenpark in de eerste periode van het tijdvlak 2020 – 2030 is
uitgegeven. De grondexploitatie van het bedrijvenpark loopt thans tot 2023.
Bedrijvenpark Hoeksche Waard vervolgfase, Binnenmaas
Op basis van de marktconsultatie van Buck (2014) is gebleken dat er op dit moment te
weinig marktbasis is voor het ontwikkelen van de vervolgfase van het bedrijvenpark.
Conform de afspraken met de provincie wordt dit terrein niet ontwikkeld. In 2017 wordt de
procedure voor de herziening van het bestemmingsplan conform de wettelijke eisen en de
huidige bestemmingsplanvoorwaarden doorlopen, waarna een definitief besluit volgt over
de vervolgfasen. De regio onderzoekt samen met de provincie welke vervolgstappen
genomen moeten worden om het risico op financiële schade bij een eventuele
herbestemming tot agrarisch nihil kan zijn. Ten aanzien van de bestemmingsplanvoorwaarden gaat het om het aantonen van de nut en noodzaak en realisatie van de
ontsluiting.
Reedijk , Binnenmaas
Het bedrijventerrein Reedijk wordt met 5,4 hectaren (netto) uitgebreid, waarmee de
herstructurereing op het bestaande bedrijventerrein wordt gefinancierd. Op basis van de
huidige gegevens is een groot deel van de uitbreiding uitgegeven. Uit de rapportage van
Buck (2014) blijkt dat het terrein een waardevolle aanvulling is voor kleine bedrijven die zich
op een zichtlocatie willen vestigen. De verwachting is daarom dat het bedrijventerrein
medio 2020 is uitgegeven.
Mijlpolder, Binnenmaas
In 2013 is het bestemmingsplan Mijlpolder onherroepelijk geworden. Als gevolg hiervan is er
8,3 hectare bedrijventerrein uitgeefbaar geworden. Daarnaast is er aan de westzijde van het
gebied nog 2,2 hectare bestemd als uit te werken bestemming. Het bestemmingsplan heeft
daarmee een adaptief karakter. De 8,3 hectare betreft een inbreidingslocatie op het
middenterrein van Mijlpolder, waar een vrijstellingsbevoegdheid voor de milieucategorie 4.2
verleend kan worden. Het gaat hier om een particulier initiatief. Gelet op de thans
gevestigde bedrijven is het aannemelijk dat er zowel lokale bedrijven als bedrijven buiten de
Hoeksche Waard zich vestigen op het terrein. Op basis van de huidige behoefteramingen
wordt verwacht dat het middenterrein (’s Gravenparck) medio 2020 is uitgegeven.
Suikerfabriekterrein buitendijks, Binnenmaas
Uit het marktonderzoek van Buck (2014) blijkt dat het buitendijkse (natte) gedeelte van het
suikerfabriekterrein (13,6 ha.) een waarde aanvulling is op het bestaande aanbod aan
bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard. Bovendien trekt het andere doelgroepen aan. Op
- 25 -
basis van de gemaakte afspraken tussen de provincie en de Hoeksche Waardse gemeenten
wordt dit terrein onder nader overeen te komen voorwaarden wordt ontwikkeld tot een
bovenregionaal watergebonden bedrijventerrein. Voorwaarden zijn in ieder geval een goede
landschappelijke inpassing, verbetering leefbaarheid Puttershoek (verkleinen huidige
geluidscontour) en het waar nodig aanpassen van de bestaande wegenstructuur. Mede gelet
op het feit dat water op water transport zoveel mogelijk het uitgangspunt is wordt er geen
nieuwe ontsluitingsweg gerealiseerd. De maximale geluidsruimte per m2 bedrijfskavel wordt
bepaald conform de resultaten van het partijen bekend zijnde onderzoek van CHRI d.d. 22
april 2014. Dit betekent dat er ruimte is voor bedrijven in de hogere milieucategorieën wat
aansluit bij de marktvraag zoals geformuleerd in het bij partijen bekend zijnde onderzoek
van Buck d.d. 30 april 2014.
Suikerfabriekterrein binnendijks, Binnenmaas
Op basis van de marktconsultatie van Buck (2014) is gebleken dat er op dit moment te
weinig marktbasis is voor het ontwikkelen van het binnendijkse gedeelte van het
suikerfabriekterrein. Bovendien is in de directe nabijheid van dit terrein voldoende
bouwrijpe bedrijvenbestemming beschikbaar. Conform de afspraken met de provincie wordt
het binnendijkse gebied van het suikerfabriekterrein rond de specialiteitenfabriek niet
ontwikkeld en krijgen de gronden een agrarische bestemming. Ook hiervoor geldt dat de
regio, gemeente Binnenmaas en de provincie Zuid-Holland zorgvuldig bekijken welke
procedure moet worden doorlopen om de financiele risico’s voor eventuele planschade nihil
te laten zijn.
Proeftuin, Cromstrijen
Medio 2012 is het bestemmingsplan Proeftuin onherroepelijk geworden. Anno 2014 is er
nog 10,5 hectare uitgeefbaar. Ook dit terrein is een particulier initiatief en kent een
vrijstellingsbevoegdheid voor bedrijven in de milieucategorie 4.1. In de periode na de
vaststelling van het bestemmingsplan zijn er al verschillende kavels uitgegeven. Gezien de
ligging van het terrein nabij de afslag van de A29 is de verwachting dat de kaveluitgifte van
het bedrijventerrein in die lijn door zal zetten en dat aldus het terrein medio 2030 is
uitgegeven.
Middelsluis-Noord oost, Cromstrijen
De verwachting is dat er tot 2030 in Cromstrijen voldoende bedrijventerrein aanwezig is om
in de behoefte te voorzien. De ontwikkeling van het bedrijventerrein Middelsluis-Noord oost
(8 ha.) is gelet op de huidige marktvraag voor 2030 niet noodzakelijk.
Locatie afslag A29 Numansdorp
De verwachting is dat er tot 2030 in Cromstrijen voldoende bedrijventerrein aanwezig is om
in de behoefte te voorzien. De mogelijke aanleg van de A4-zuid kan hier verandering in
aanbrengen, waardoor deze locatie vanuit het marktperspectief interessant wordt.
Bedrijventerrein Zuid-Beijerland, Korendijk
Het bedrijventerrein Zuid-Beijerland is opgebouwd uit een aantal fases van telkens ongeveer
3 hectare. De geplande uitbreiding van het terrein bedraagt tot 2030 8 hectare en bevindt
zich aan de noordzijde van het bestaande bedrijventerrein. Op dit moment heeft Korendijk
geen uitgeefbaar terrein meer voorhanden. Gelet op de thans gevestigde bedrijven is het
aannemelijk dat er op dit terrein voornamelijk lokale bedrijven zich zullen vestigen. Tot 2030
wordt er ongeveer 3 hectare ontwikkeld. Voor de overige 5 hectare wordt er tot 2030 geen
marktvraag verwacht. Deze hectare blijven daarom adaptief voor de periode na 2030.
- 26 -
De Bosschen Haven, Oud-Beijerland
De gemeente Oud-Beijerland voert in 2013 een haalbaarheidsonderzoek uit naar de
ontwikkeling van 5,5 hectare natte bedrijvigheid. Gelet op de vraag naar ruimte voor natte
bedrijvigheid zou een dergelijke ontwikkeling een meerwaarde zijn voor de economische
profilering van de Hoeksche Waard, en Oud-Beijerland in het bijzonder. Gelet op het feit dat
het voorgenoemde terrein op dit moment niet de bestemming bedrijventerrein heeft en er
nog verschillende onderzoeken moeten plaatsvinden, is er nog geen duidelijkheid over de
ontwikkeling van deze locatie.
Hoogerwerf, Oud-Beijerland
Het bedrijventerrein de Hoogerwerf bestaat uit een aantal fases. Op het huidige terrein is
thans nog 1,9 hectare beschikbaar. De vervolgfase van het terrein bedraagt 8 hectare en
bevindt zich aan de oostzijde van het bestaande bedrijventerrein. Met de ontwikkeling van
het bedrijventerrein Hoogerwerf voorziet Oud-Beijerland in de lokale vraag naar
bedrijfskavels.
Stougjesdijk-oost, Oud-Beijerland
De verwachting is dat er tot 2030 in Oud-Beijerland voldoende bedrijventerrein aanwezig is
om in de behoefte te voorzien. De ontwikkeling van het bedrijventerrein Stougjesdijk-oost is
gelet op de huidige marktvraag voor 2030 niet noodzakelijk.
Bedrijventerrein VI, Strijen
Het bedrijventerrein in Strijen is opgebouwd uit een aantal fases. De laatste fase bevindt zich
op te midden van het bedrijventerrein in Strijen. Anno 2014 is er nog 2,6 hectare
uitgeefbaar. Gelet op de thans gevestigde bedrijven is het aannemelijk dat er op dit terrein
voornamelijk lokale bedrijven zich zullen vestigen. Tot 2030 is het aanbod voldoende om aan
de huidige marktvraag van te voldoen.
Bedrijventerrein Randweg, Strijen
Tot 2030 is het aannemelijk dat er in Strijen voldoende bedrijventerrein aanwezig is om in de
behoefte te voorzien. De ontwikkeling van het bedrijventerrein Randweg (4 ha.) is gelet op
de vraag voor 2030 niet noodzakelijk. Voor de periode daarna zal de dan op te stellen vraagen aanbodanalyse en de stand van zaken ten aanzien van het Bedrijventerrein VI uit moeten
wijzen of de ontwikkeling noodzakelijk is.
4.5
Actualisatie programmering
In de voorgaande decennia werden bedrijventerreinen vanuit het aanbod denken
ontwikkeld, waarbij de vraag het aanbod volgde. Vanuit die tijdsgeest bezien was die
gedachte logisch en goed te onderbouwen. Sinds de financiële crisis medio 2008 is gebleken
dat die planningssystematiek nu niet meer werkt. De planning van ruimtelijke projecten
vraagt veel meer om een vraaggerichte aanpak, waarbij we moeten ontwikkelen of
faciliteren afhankelijk van de werkelijke vraag. Hoe de economie zich de komende jaren gaat
ontwikkelen en welke gevolgen dat heeft voor de vraag naar bedrijventerreinen is
vooralsnog niet met zekerheid vast te stellen. Wel is het aannemelijk dat we rekening
moeten houden met een periode van lagere groei, met navenant lagere gronduitgifte.
Uit de marktverkenning van Buck (2014) komt naar voren dat de huidige marktvraag naar
nieuwe bedrijventerreinen achterblijft bij de eerdere verwachtingen. Op basis daarvan is er
met de provincie een aantal afspraken gemaakt om het overaanbod terug te brengen en een
aantal harde bedrijventerreinen te schrappen. In 2017 wordt daarom de procedure voor de
herziening van het bestemmingsplan voor de vervolgfase van het bedrijvenpark conform de
- 27 -
wettelijke en huidige bestemmingsplanvoorwaarden doorlopen. Het gaat hierbij om het
aantonen van de nut en noodzaak en realisatie van de ontsluiting. Op basis van een actuele
ruimtebehoefteprognose kan in 2017 de nut en noodzaak vanuit het marktperspectief
worden aangetoond. Eveneens kan deze prognose gebruikt worden voor een actualisatie
van de bedrijventerreinenprogrammering. Ter voorbereiding op het besluit rondom het
bestemmen van het bedrijvenpark naar de bestemming agrarisch wordt met de provincie
onderzocht op welke wijze dit kan plaatsvinden, zodat de financiële risico’s nihil zijn.
Strategieën:
 De Hoeksche Waard zet in op een maximale vraaggerichte inspanning om de lokale
en regionale economie te versterken.
 De Hoeksche Waard brengt hiervoor de vraag naar en het aanbod van
bedrijventerreinen in kwalitatieve en kwantitatieve zin, conform de afspraken met
de provincie, in overeenstemming.
 Medio 2018 wordt er op basis van een actuele ruimtebehoefteprognose, die in
2017 wordt uitgevoerd, een besluit genomen over de dan te ontwikkelen
bedrijventerreinen, of zover eerder dan noodzakelijk wordt geacht.
- 28 -
5.
Conclusies & uitvoering
In dit hoofdstuk worden kort de reeds gemaakte conclusies uit het rapport weergegeven.
Vervolgens wordt er ingegaan op de benodigde acties die ten grondslag liggen aan de
uitvoering van deze strategie.
5.1
Conclusie
Uit de kwantitatieve vraaganalyse blijkt dat er tot 2030 vraag is naar maximaal 121 hectare
bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard, waarvan 40 ha. autonome vraag. De overige 81
hectare is afkomstig van buiten de Hoeksche waard. De kwalitatieve analyse laat zien dat dit
beeld genuanceerde ligt en dat er slechts sprake zal zijn van incidentele vestigers, waarbij er
tussen regio’s onderling concurrentie is. Op basis van deze gegeven is het niet opportuun om
in de programmering uit te gaan van een bovenregionale opvangfunctie.
Het huidige aanbod is 177 hectare en betreft zowel harde als zachte plannen. We zien hierbij
dat het huidige aanbod voornamelijk tot stand is gekomen vanuit de aanbodgestuurde
planning en ontwikkeling. Voor de Hoeksche Waard geldt dat toekomstige ontwikkelingen
veel meer vanuit het vraaggericht denken tot stand moeten gaan komen. Dat vergt een
omslag in denken, waarbij bedrijventerreinen ontwikkeld moeten worden vanuit de
werkelijke kwantitatieve- en kwalitatieve vraag. Inzet daarbij is ook om hiermee de
plaatselijke en regionale economie te versterken en de ontwikkeling van nieuwe/extra
werkgelegenheid in de Hoeksche Waard te bevorderen (en ook nog de bestaande
werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden).
Op dit moment bestaat de kwantitatieve vraag voor een groot gedeelte uit de vraag naar
natte bedrijvigheid. Gezien de ligging van de Hoeksche Waard in een waterrijk gebied met de
Rotterdamse haven om de hoek is dat ook helemaal niet vreemd. Deze vraag slaat niet
alleen neer op bedrijventerreinen met een laad- en loswal aan water, maar zal ook voor een
deel neerslaan op de omliggende droge bedrijventerreinen. Dit zijn de zogeheten
kadegerelateerde bedrijven die voornamelijk uit logistieke bedrijven bestaan. De
ontwikkeling van natte bedrijventerreinen in de noordrand van de Hoeksche Waard sluit
daarbij aan bij de vraag van de markt. De economische profilering van de Hoeksche Waard
wordt daarmee vergroot. Dit zal echter niet vanzelf gaan. Het tot op heden gevoerde beleid
heeft de Hoeksche Waard de afgelopen jaren met veel succes ingezet en is ook ingebed in
bovenregionale beleidprogramma’s. De inbedding van deze herziene strategie vergt in de
bovenregionale beleidsprogramma’s vergt dan ook de nodige inzet op het gebied van
marketing en promotie van de regio. Om hier concrete handen en voeten aan te geven is
een vervolgactie rondom dit thema opgenomen.
Op basis van de vraaganalyse is ook bekend dat een groot deel van de vraag bestaat uit
bedrijvigheid in de hogere milieucategorie. Uit het onderzoek blijkt dat het feit of een bedrijf
als HMC wordt aangemerkt niet leidend is voor de ruimtelijke verschijningsvorm. Daarom
krijgen de gemeenten de ruimte HMC-bedrijvigheid te faciliteren conform de regels van de
provinciale verordening inzake een inwaartse zonering. Ook het Kwaliteitsteam Hoeksche
Waard ondersteunt de conclusie en aanbevelingen uit het HMC-onderzoek. De uitwerking
van dit voornemen in bestemmingsplannen blijft een lokale bevoegdheid van gemeenten.
Een ander knelpunt wordt ervaren bij bedrijfsmatige ontwikkelingen in het buitengebied. De
huidige ruimtelijke sturing vindt plaatst op basis van kwantitatieve uitgangspunten en sluit
vaak slecht aan bij concrete initiatieven. Op dat punt wordt meer ingezet op maatwerk voor
bedrijfsmatige ontwikkelingen in het buitengebied. Hierbij wordt gestuurd op het behoud
- 29 -
van economische dynamiek in het buitengebied, waarbij ingezet wordt op de kwaliteit van
de ontwikkeling in relatie tot de kwaliteiten van het landschap. De Hoeksche Waard pleitte
al eerder bij de provincie voor het volgen van deze lijn, die nu ook door hen wordt
overgenomen. Als zich kansen voordoen om bedrijven in het buitengebied (of dorps- of
woongebied) die naar hun verschijningsvorm en functioneren beter thuishoren op een
bedrijventerrein, zullen gemeenten hun uitplaatsing evenzeer actief bevorderen.
Op basis van de vraag- aanbodconfrontatie zien we dat er onvoldoende vraag is om al het
aanbod tot ontwikkeling te brengen. Volledige ontwikkeling van het aanbod zou daarnaast
onnodige onderlinge concurrentie opleveren tussen de bedrijventerreinen en daarmee
onnodige maatschappelijke risico’s met zich meebrengen. De gemeenten en de provincie
hebben daarom voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard een
aantal afspraken gemaakt. In dat kader is er een programmering gemaakt voor de
ontwikkeling van bedrijventerreinen tot 2030, namelijk:
Ontwikkelen*
Gemeente
Bedrijfsterrein
Aanbod netto
Binnenmaas
Bedrijvenpark Hoeksche Waard 1ste fase
20
Bedrijvenpark Hoeksche Waard 2de en 3de fase
40
Reedijk
Cromstrijen
5,4
5,4
10,5
8,3
Suikerfabriekterrein buitendijks
13,6
13,6
Suikerfabriekterrein binnendijks
14,4
10
Nabij afslag A29
Korendijk
OudBeijerland
Strijen
2,2
14,4
8
Proeftuin
8
10
PM
Bedrijventerrein Zuid-Beijerland
8
De Bosschen haven
5,5
De Hoogerwerf
10
Stougjesdijk-Oost
25
Bedrijventerrein VI
2,6
Bedrijventerrein Randweg
PM
3
5
5,5
10
25
2,6
4
Totaal
177
4
72,9
Medio 2018 wordt deze programmering geëvalueerd en geactualiseerd op basis van een
ruimtebehoefteprognose, die in 2017 wordt uitgevoerd.
5.2
Uitvoering
Onderstaand worden de acties die voortvloeien uit deze bedrijventerreinenstrategie
puntsgewijs uiteengezet.
Actie 1: Monitoring uitgiftecijfers
Inhoud
Het jaarlijks monitoren van de uitgiftecijfers in de
Hoeksche Waard, met als doel inzicht te krijgen in de
stand van zaken ten aanzien van het aanbod van
bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard.
Resultaat
Een overzicht van uitgegeven bedrijfskavels en het
resterende aanbod van bedrijventerreinen in de
Hoeksche Waard, zodat dit als input gebruik kan worden
bij
de
evaluatie
en
actualisatie
van
de
bedrijventerreinenstrategie (actie 2).
Initiatiefnemer
- Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard
- 30 -
Visie
40
Mijlpolder
Middelsluis-noord Oost
Niet ontwikkelen
20
54,4
49,7
Betrokken partijen
Start en doorlooptijd
Relatie met andere activiteiten
Kosten
- Gemeenten
- Programmamanager REO Zuid-Holland Zuid
- jaarlijkse (najaar) actualisatie van de uitgiftecijfers en
aanbod van bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard.
- Sociaal economische visie
- Ureninzet van de beleidsmedewerkers economische
zaken van de gemeenten (4 uur) en de
programmamanager Economie van SOHW.
Actie 2: Evaluatie en actualisatie bedrijventerreinenstrategie
Inhoud
Het
evalueren
en
actualiseren
van
de
bedrijventerreinenstrategie uit 2014 met als doel het
behouden en versterken van de economische
aantrekkelijkheid van de Hoeksche Waard.
Resultaat
- Evaluatie van de bedrijventerreinenstrategie uit 2014
- Opstellen van een ruimtebehoefteprognose voor
bedrijventerreinen.
- Programmering van bedrijventerreinen
Initiatiefnemer
- Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard
Betrokken partijen
Start en doorlooptijd
Relatie met andere activiteiten
Kosten
- Gemeenten
- Ondernemersvereniging Hoeksche Waard
- Programmamanager REO Zuid-Holland Zuid
- Eventueel andere maatschappelijke partners
- Grondeigenaren van bedrijventerreinen
- start 2017, zodat in 2018 besluitvorming kan
plaatsvinden, of zover eerder noodzakelijk blijkt.
- Sociaal economische visie
- € 35.000,- t.b.v. de nodige onderzoeken
- Ureninzet van de beleidsmedewerkers economische
zaken van de gemeenten (100 uur) en de
programmamanager Economie van SOHW.
Actie 3: planschade scan vervolgfasen bedrijvenpark
Inhoud
Met de provincie is afgesproken dat de vervolgfasen van
het bedrijvenpark niet worden ontwikkeld en dat de
noodzakelijke vervolgstappen worden onderzocht om
het risico op financiële schade bij een eventuele
herbestemming tot agrarisch nihil kan zijn.
Resultaat
Een stappenplan waarin aangegeven is welke stappen
doorlopen moeten worden om het risico op financiële
schade bij een eventuele herbestemming tot agrarisch
nihil te laten zijn.
Initiatiefnemer
- Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard
- Provincie Zuid-Holland
Betrokken partijen
Start en doorlooptijd
- Gemeenten
- 2014 stappenplan
- 31 -
Relatie met andere activiteiten
Kosten
- 2015-2016 uitvoeren noodzakelijke voorbereiding
- 2017 definitieve besluitvorming in combinatie met
actie 2.
- Masterplan Noordrand
- actie 2
- Ureninzet
Actie 4: Economische profilering Hoeksche Waard
Inhoud
De Hoeksche Waard zet in op een goede economische
positionering en profilering van de regio, passend bij de
identiteit van de regio.
Resultaat
Een actieplan voor economisch profilering van de
Hoeksche Waard.
Initiatiefnemer
- Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard
Betrokken partijen
Start en doorlooptijd
Relatie met andere activiteiten
Kosten
- Ondernemersvereniging Hoeksche Waard
- Bedrijvenpark Hoeksche Waard
- Private ontwikkelingspartijen
- 2015 actieplan economische profilering
- 2015> Uitvoeren acties
- Sociaal economische visie
- Meerjarenuitvoeringsprogramma 2015-2019 SOHW
- Ureninzet
Actie 5: Herstructurering en revitalisering van bestaande bedrijventerreinen
Inhoud
De gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk en
Oud-Beijerland revitaliseren c.q. herstructureren hun
bestaande bedrijventerreinen
Resultaat
De Hoeksche Waardse bestaande bedrijventerrein
blijven voldoen aan de eisen die aan een modern
werkmilieu worden gesteld.
Het voorkomen van
veroudering en/of verrommeling van de bestaande
bedrijventerrein zorgt er voor dat bedrijven niet
onnodig vertrekken en draagt bij aan waardebehoud
van bedrijfspanden en -terreinen.
Initiatiefnemer
- Grondgebied gemeente
Betrokken partijen
Start en doorlooptijd
Relatie met andere activiteiten
Kosten
- Ondernemersvereniging Hoeksche Waard
- Bedrijvenpark Hoeksche Waard
- Private ontwikkelingspartijen
- Lokale ondernemers
- 2014 stelt het Pfo economie het programma voor de
periode 201-2030 vast (zie tabel 3.2 blz 18)
- Doorlopende aandacht van EZ en openbare werken
voor dit thema
Sociaal economische visie
- Planvormingsubsidie Provincie Zuid-Holland
- Middelen lokale gemeenten
- 32 -
Actie 6: Behoud van economische dynamiek in het buitengebied
Inhoud
De individuele gemeenten faciliteren bedrijfsmatige
ontwikkelingen in het buitengebied door het leveren
van maatwerk. Ook een tijdige uitplaatsing is een
erkende vorm van bedoeld faciliteren. Daarnaast voert
het Kwaliteitsteam op een concrete actuele casus een
pilotstudie uit.
Resultaat
Het behoud van de economische dynamiek in het
buitengebied, waarbij ingezet wordt op de kwaliteit van
de ontwikkeling in relatie tot de kernkwaliteiten van de
Hoeksche Waard. De pilotstudie van het Kwaliteitsteam
geeft inzicht in de wijze waarop een dergelijke aanpak
zou kunnen werken.
Initiatiefnemer
- Ontwikkelende partij
Betrokken partijen
Start en doorlooptijd
Relatie met andere activiteiten
Kosten
- Grondgebiedgemeente
- kwaliteitsteam Hoeksche Waard
- Doorlopend
- Pilot Kwaliteitsteam 2014
- Sociaal economische visie
- Structuurvisie Hoeksche Waard
- Inzet Kwaliteitsteam is opgenomen
jaarprogramma
in
het
Actie 7: Faciliteren van bedrijvigheid in de hogere milieucategorie.
Inhoud
De Hoeksche Waard heeft de ambitie om in te zetten op
een maximale vraaggerichte inspanning om de lokale en
regionale economie te versterken. Hierbij krijgen de
gemeenten de ruimte HMC-bedrijvigheid te faciliteren
conform de regels van de provinciale verordening inzake
een inwaartse zonering. De uitwerking van dit
voornemen in bestemmingsplannen blijft een lokale
bevoegdheid van gemeenten.
Resultaat
Het beter aan laten sluiten van het aanbod van
bedrijventerreinen bij de vraag van de Markt.
Initiatiefnemer
- Grondgebiedgemeente
Start en doorlooptijd
Relatie met andere activiteiten
Kosten
- Bij herziening van een bestemmingsplan, of zover
eerder dan noodzakelijk wordt geacht.
- sociaal economische visie
n.v.t., meenemen in het proces van de herziening van
bestemmingsplannen.
- 33 -
Bijlagen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
Uitgiftebeleid bedrijventerreinen Hoeksche Waard (2013)
Vraaganalyse bedrijventerreinen Hoeksche Waard (2012)
Bedrijventerreinenboek (2014)
HMC onderzoek BRO (2013)
Advies Kwaliteitsteam Hoeksche Waard (HMC, bedrijven buitengebied en
uitbreidingen nabij de dorpen) (2013)
Advies Kwaliteitsteam Hoeksche Waard / Provinciaal adviseur (Blaaksedijkse
kwartier) (2014)
Afsprakenkader Bedrijventerreinprogrammering Hoeksche Waard 2014-2030 (2014)
Vestigingsperspectief Hoeksche Waard (2014)
Managementrapportage Vestigingsperspectief Hoeksche Waard (2014)
Marktonderzoek Vestigingscriteria Ondernemers Hoeksche Waard (2013)
- 34 -
Colofon
Opdrachtgever
: Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard
Bestuurlijk opdrachtgever
: Aart-Jan Moerkerke
Projectgroep
: Anneloes Brand ( Kamer van Koophandel)
Raymond van Galen (Ondernemersvereniging)
Jaap Groeneweg (Projectleider SOHW, gemeente Korendijk)
Hans Huisman (gemeente Strijen)
Gerard Nijensteen (REO Zuid-Holland-Zuid)
Jan Paul Manni (gemeente Oud-Beijerland)
Joost Ridderhof (gemeente Binnenmaas)
Martin Roobol (Programmamanager SOHW)
Esther Zeegers (gemeente Cromstrijen)
- 35 -