Drie patiënten, dan aan de koffie Beste volgorde

Augustijn
Tijdschrift van de afdeling Huisartsgeneeskunde • Erasmus MC en huisartsen: bijzonder verbonden
Nummer 11 • juni 2014
Van verloskundige zorg
naar preconceptiezorg
Gezond ouder met
verstandelijke beperking
Drie patiënten,
dan aan de koffie
Beste volgorde
pijnmedicatie bij rughernia
Jaargang 5 • nummer 11 • juni 2014
Belangrijke taak
Het zomernummer van de Augustijn ligt voor u.
Wederom willen wij u op de hoogte brengen van
belangrijke ontwikkelingen op de afdeling
Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC en
interessante zaken in de regio. Ook dit keer gelukt?
Ik denk het wel.
Een uitstervend ras is misschien een wat vreemde
benaming voor de verloskundig actieve huisarts.
Hij is bij uitstek degene die betrokken is bij de start
van het leven, de geboorte. Toch is het een feit. Het
aantal verloskundig actieve huisartsen daalt sterk.
Daarmee neemt ook de mogelijkheid af om samen
met het gezin een ‘life event’ te beleven dat een
heel speciale band tot stand brengt. Collega Joost
Warringa vertelt er met passie over.
De rol van de huisarts bij de bevalling neemt dan
sterk af, deze groeit waar het gaat om het geven
van preconceptiezorg. Gezond zwanger worden,
gezond zwanger zijn en een gezond kind krijgen,
dat is waar het om draait. Patiënten zien hierbij
een belangrijke taak weggelegd voor de huisarts.
Ook aan dit onderwerp besteden we aandacht in
dit nummer.
Iedere huisarts heeft patiënten met een verstandelijke beperking in zijn praktijk. Een speciale groep
die ook speciale aandacht vraagt, maar die zeker
nog niet altijd krijgt. De onderzoeksgroep van
professor Heleen Evenhuis komt met de indrukwekkende resultaten van de GOUD-studie. Zeer de
moeite waard om te lezen. Er is nog genoeg werk
aan de winkel.
Veel leesplezier toegewenst.
Patrick Bindels
Hoofd afdeling Huisartsgeneeskunde Erasmus MC
2
Colofon
Augustijn is een uitgave van de
afdeling Huisartsgeneeskunde van
het Erasmus MC en verschijnt twee
keer per jaar. Het tijdschrift wordt
geproduceerd door Commu­nicatie
van het Erasmus MC.
De bladtitel symboliseert de relatie
tussen de naamgever van onze
instelling, het Erasmus MC, en de
boekdrukkunst. Desiderius Erasmus
werd geboren in Rotterdam, maar
verbleef als jongvolwassene in het
Augustijner klooster van Steyn, in de
buurt van Gouda. Behalve een
kloosterling is de augustijn (zonder
hoofdletter) een typografische maat,
gebruikt om de grootte van een
lettertype aan te duiden.
Hoofdredacteur:
Patrick Bindels
Redactieraad:
Patrick Bindels, Thérèse Brans,
Bart Koes en Lex Linsen
Redactie:
Ron Alma (cartoon), Gert-Jan van
den Bemd (beeldredactie), Annemarie
van der Eem, Gerben Stolk
(eindredactie) en Chrétienne Vuijst
Fotografie:
Levien Willemse
Vormgeving:
Ditems Media, Monnickendam
Redactieadres:
Redactie Augustijn, Thérèse Brans,
afdeling Huisartsgeneeskunde
Postbus 2040
3000 CA Rotterdam
010-70 44014
[email protected]
Gebeurt er iets nieuwswaardigs op het vlak
van huisartsenzorg dat
aandacht verdient
in Augustijn? Heeft
u suggesties of
vragen? Wilt u een
adreswijziging doorgeven of stelt u geen prijs
op dit magazine? Mail naar
[email protected].
juni 2014 • Augustijn
inhoud
6 Pijnmedicatie bij rughernia
14 GOUD-studie
Jaarlijks melden zich
bij de huisarts zo’n
70.000 patiënten die
een rughernia hebben
met uitstralende pijn
naar het been. De NHGstandaard schrijft een
stapsgewijze opvoering
van pijnmedicatie voor.
Maar is dit wel de beste
methode?
Mensen met een
verstandelijke
beperking kunnen
vanaf hun vijftigste al
net zo kwetsbaar zijn
als 75-plussers uit de
algemene bevolking.
Ze hebben vaak een
slechte conditie en lijden
aan verschillende
chronische ziekten.
8 Acht opleidingen, één selectie
z
Verder...
4 Kort Nieuws
Academisch Borstkankercentrum *
Huisartsopleiders en coassistentbegeleiders
gevraagd * Symposium Ontwikkelingen in de
Geneeskunde * Uw foto op onze afdeling *
Sportieve nascholing * Dubbel succes Art Asrian
12
16 Brede blik
Nieuwe aios
worden vanaf dit
jaar geselecteerd
volgens een landelijke procedure, die
geldt voor alle acht
huisartsopleidingsinstituten.
Laagdrempelige
en wijkgerichte
preventieve zorg.
Dat is het motto
van de huisartsen
van Gezondheidscentrum
Randweg in
Rotterdam-Zuid.
Huisartsen kunnen er met preconceptiezorg aan
bijdragen dat vrouwen een goede zwangerschap
doormaken en een gezond kind krijgen. “Een
onderzoek in Rotterdam liet zien dat 60 tot 80%
deze zorg wil krijgen van een huisarts”, zegt
huisarts en projectleider Lieke de Jong-Potjer.
13
Hij hielp ongeveer 800
kinderen op de wereld
te brengen en hoopt er
nog heel wat aan toe te
voegen. “In sommige
families ben ik al twee
generaties van dienst
geweest”, zegt huisarts
Joost Warringa uit
Terneuzen.
Augustijn • juni 2014
18 Kennistoets
Zweedse praktijk
Op zoek naar een nieuwe uitdaging verruilde
Jan Vingerhoets zijn praktijk in Bergen op Zoom
voor een bestaan als huisarts op het Zweedse
platteland.
20
10 Uitstervend ras
Wijzer zwanger
Schapenhouder
LVoordat Jan Corten ‘s morgens naar zijn praktijk
gaat, neemt de Bavelse huisarts eerst een kijkje
bij zijn schapen. Over het zorgvirus, veeartsen en
mekkerende patiënten.
na coschap
Nuttig om te weten voor
huisartsen die coassistenten
begeleiden in hun praktijk: na
de vijf weken dienen de studenten een zogeheten Master
Kennistoets te maken. Deze
nieuwigheid draagt bij aan een
objectievere beoordeling.
3
kort nieuws
Sportieve nascholing
Huisartsen die geleerde theorie in de praktijk
brengen door te sporten. Dat is de gedachte
achter de vier nascholingsavonden die enkele
in Rotterdam geschoolde huisartsen met
affiniteit voor sport organiseren in samen­
werking met een kaderhuisarts bewegings­
apparaat in opleiding.
De eerste avond, op vrijdag 25 april in
Topsportcentrum Rotterdam, ging over core
stability en liesklachten. De tweede avond,
op vrijdag 23 mei, draaide om inspannings­
fysiologie. Geïnteresseerd in deelname aan
de avonden in september en oktober?
Kijk op http://sportievehuisarts.nl/.
Nieuw: Academisch
Borstkankercentrum
Snel en efficiënt waar het kan, inzet van alle expertises waar nodig. Dat is de kern van de zorg die het
Academisch Borstkankercentrum Erasmus MCHavenziekenhuis patiënten biedt sinds begin dit jaar.
Binnen dit centrum hebben het Erasmus MC en
Havenziekenhuis Rotterdam hun krachten gebundeld voor vrouwen (en mannen) met afwijkingen of
klachten aan de borst. De basiszorg vindt plaats binnen het Havenziekenhuis, volgens een patiëntgericht
proces met korte wachttijden. Multidisciplinaire
topreferente zorg wordt geleverd in het Erasmus MC
Kanker Instituut, locatie Daniel den Hoed - met alle
betrokken specialismen dicht om die patiënten heen
bij wie dit een voorwaarde is.
Meer informatie:
www.academischborstkankercentrum.nl
Contact: tel. 010 70 35 000 en e-mail
[email protected].
4
Uw foto op onze afdeling
Huisartsopleiders en
coassistentbegeleiders
gevraagd
Maakt u foto’s waarop het vak
van de Nederlandse huisarts
centraal staat? Wilt u deze tonen
aan een groter publiek? De
afdeling Huisartsgeneeskunde
heeft in de vorig jaar betrokken
kantoortoren drie verdiepingen
waarvoor wandfoto’s worden
gezocht.
Gezocht: huisartsen die zich verdienstelijk willen
maken als huisartsopleider of coassistent­
begeleider. U bewijst in een dergelijke functie
niet alleen studenten en aios een dienst, maar
doet ook zelf uw voordeel
Uw beeldmateriaal is van
harte welkom via augustijn@
erasmusmc.nl. Zorg ervoor dat u
toestemming heeft van eventueel geportretteerde patiënten.
Voorbeelden voor huisartsopleiders? Twintig
forfaitaire accreditatiepunten per jaar, gratis
toegang tot belangrijke digitale medischwetenschappelijke bronnen en een financiële
vergoeding. Maar bovenal draagt u bij aan de
toekomst van het huisartsen-vak.
Afdeling onderzoek ‘excellent’
De afdeling onderzoek van de afdeling Huisartsgeneeskunde presteert excellent op het vlak van
inhoud, relevantie, kwaliteit en kwantiteit.
Dat was onlangs het oordeel van een internationale visitatiecommissie die de afdeling visiteerde in
het kader van de her-erkenning door de onderzoeksschool NIHES (Netherlands Institute for Health
Sciences). De afdeling onderzoek kreeg de hoogst mogelijke score.
Veel huisartsen in de regio doen regelmatig mee aan onderzoeken van de afdeling Huisartsgenees­
kunde en delen derhalve mee in deze mooie erkenning.
Symposium Ontwikkelingen in de
Geneeskunde
Twintig voor de huisarts relevante ontwikkelingen in
de geneeskunde waar u mee te maken kunt krijgen of
die uw medisch handelen beïnvloeden. Daar draait
het om tijdens het congres ‘Ontwikkelingen in de
Geneeskunde’ op donderdag 30 en vrijdag 31 oktober
in De Doelen in Rotterdam.
Elk onderwerp wordt ingeleid door een spreker,
waarna u vragen kunt stellen. Het congres, dat zijn 24e
editie beleeft, wordt georganiseerd door het Erasmus
MC Congresbureau en de afdeling Huisartsgeneeskunde. Meer informatie:
http://www.erasmusmc.nl/congresbureau/.
Geïnteresseerd in de opleiding van aios?
Dan dient u over minimaal vijf jaar ervaring
als huisarts te beschikken en een spreek­
kamer te hebben voor de aios. Wilt u een
student begeleiden gedurende één dag in de
masterfase, vijf weken coschappen en/of drie
maanden tijdens de oudste coschappen? Dan
is één jaar ervaring als huisarts genoeg. Meer
informatie: Niek Brandenburg, 010-703 00 04
en [email protected]
Dubbel succes
Art Asrian
In de vorige Augustijn vertelde Art Asrian op de achterpagina over zijn passie voor krachtsport. Een hobby
die hij combineerde met zijn opleiding tot huisarts. En
met succes.
“Afgelopen december ben ik tweede geworden op
het NK Powerlifting en in april heb ik met 185 kilo
mijn titel geprolongeerd op het NK Bankdrukken.
Daarnaast ben ik inmiddels afgestudeerd als huisarts.
Per 1 juli 2014 heb ik een praktijk overgenomen in
Terneuzen.”
juni 2014 • Augustijn
cartoon
Augustijn • juni 2014
5
Onderzoek
Pijnmedicatie bij rughernia
Rustige
opbouw of
meteen
zware
inzet?
Jaarlijks melden zich bij de huisarts zo’n
70.000 patiënten die een rughernia hebben
met uitstralende pijn naar het been. De
NHG-standaard schrijft een stapsgewijze
opvoering van pijnmedicatie voor. Maar is
dit wel de beste methode?
6
juni 2014 • Augustijn
Tekst: Annemarie van der Eem
S
tel, een patiënt heeft ernstige pijnklachten in
de rug, met uitstralende pijn naar het been.
De diagnose: een rughernia (lumbosacraal
radiculair syndroom). “Wat betreft de pijnbehandeling zit er een enorme variatie tussen huisartsen.
Sommigen volgen bij het voorschrijven van
medicatie het stappenplan uit de NHG-richtlijnen,
terwijl anderen - in overleg met de patiënt - meteen
beginnen met een morfinepreparaat”, aldus Bart
Koes, hoogleraar Onderzoek en hoofd Onderzoek
van de afdeling Huisartsgeneeskunde binnen het
Erasmus MC.
“We weten niet welke medicatie we in welke
volgorde moeten voorschrijven om de patiënt zo
snel mogelijk van die pijn af te helpen”, vervolgt
epidemioloog en fysiotherapeut Pim Luijsterburg.
“En we hebben het niet over zomaar een pijntje; de
patiënt heeft vaak hevige pijnklachten die uitstralen
in het been. Ook kan de patiënt uitval of een klapvoet krijgen. Dat is heel bedreigend voor mensen.”
De afdeling Huisartsgeneeskunde begint dan ook
een onderzoek naar de beste methode. Luijsterburg
is projectleider.
Koes: “Het NHG volgt de richtlijn van de World
Health Organization, die uitgaat van de step-up
methode. Je begint met paracetamol. Werkt dat
onvoldoende, dan stap je over op NSAID, een
sterkere pijnstiller met ontstekingsremmer. Als dat
niet werkt, schrijf je tramadol voor en daarna stap
je indien nodig over op morfine. De achtergrond is
dat men kijkt naar het bijwerkingenprofiel. Dat is het
gunstigst bij paracetamol. Maar er heeft nog geen
onderzoek plaatsgevonden naar de effectiviteit van
deze step-up methode. Ook internationaal niet.”
Luijsterburg: “Er is wel onderzoek gedaan naar de
afzonderlijke medicatie. Bijvoorbeeld de werking
van paracetamol ten opzichte van placebo. Maar we
weten niet of de patiënt het meest baat heeft bij het
stapsgewijs verhogen van de medicatie; daar is geen
evidence voor. Misschien is de nieuwe step-down
methode wel effectiever, waarbij je begint met zware
medicatie en vervolgens afbouwt.”
Koes: “Bij zowel step-up als step-down krijgen
mensen in principe dezelfde pijnmedicatie, alleen
Augustijn • juni 2014
de volgorde is omgekeerd. Bij step-down loop je
het risico dat iemand wellicht ten onrechte zware
pijnmedicatie krijgt, terwijl hij ook geholpen zou
zijn met paracetamol. Er kan dus sprake zijn van
overbehandeling, maar over het algemeen denken
we dat het direct voorschrijven van morfine positief
kan werken, in die zin dat de pijn eerder vermindert
en mensen ambulanter blijven en sneller weer aan
het werk kunnen. Als je de pijn in het begin goed
onder controle krijgt, is een patiënt bovendien minder geneigd pijngedrag te ontwikkelen of zelfs een
chronische pijnpatiënt te worden. Dat psychische
aspect nemen we ook in het onderzoek mee.”
Luijsterburg: “De onderzoekspopulatie bestaat
uit rugherniapatiënten tussen de 18 en 65 jaar die
ernstige pijn aangeven; 7 op een schaal van 1 tot
10. We vormen twee groepen, waarbij de ene groep
stapsgewijze toediening van medicatie krijgt volgens
de huidige NHG-standaard; van paracetamol via
NAISD tot een opioïd. De andere groep start onmiddellijk met sterk werkende pijnmedicatie.”
Koes: “Bij morfine denkt men al snel aan verslaving,
hoewel dit maar zelden optreedt. Desondanks moet
het goed worden gemonitord. Het onderzoek vindt
plaats binnen een termijn van twaalf weken, waarbij
huisarts en patiënt de vrijheid hebben in samenspraak het tempo van op- of afbouw van medicatie
te bepalen. Dit is namelijk individueel bepaald. Ik
geloof erg in subgroepen; dat de step-down methode
bij de ene groep patiënten goed kan werken en bij
de andere groep niet. Ik hoop dat we daar meer
inzicht in krijgen, evenals in de patiëntkenmerken
van beide groepen, zodat we de indicatiestelling veel
scherper kunnen krijgen. Welllicht komen uit het
onderzoek goede aanwijzingen naar voren op basis
waarvan de arts kan voorspellen welke methode het
best kan werken voor een bepaalde patiënt.”
Luijsterburg: “Bij de opzet van het onderzoek is
ook de Nederlandse Vereniging van Rugpatiënten,
De Wervelkolom, betrokken. Die krijgt regelmatig
vragen van leden: wat is voor ons de beste manier
om de pijn onder controle te krijgen? De vereniging
heeft meegedacht in de ontwikkeling van het onderzoek. Dat geldt ook voor neurochirurgen, die hebben gekeken naar de methodologische opzet van het
onderzoek en het protocol. Zij hebben ook interesse
in de langere termijn: wat gebeurt er met deze
patiënten als je in het begin adequater of anders
omgaat met het voorschrijven van pijnmedicatie?
Wordt het aantal operaties teruggedrongen of niet?”
Koes: “Op dit moment is het percentage dat geopereerd wordt 20. Als je mensen met een rughernia
kunt helpen zonder dat er een operatie nodig is
omdat door effectievere pijnbestrijding mogelijk
minder chronische pijnklachten ontstaan, dan is dat
pure winst.”
Luijsterburg: “Een andere mogelijke winst zit in
verzuimreductie. Wellicht dat mensen bij de stepdown methode weer eerder kunnen functioneren.
Als ze dagen eerder terugkeren naar hun werk,
scheelt dat enorm in kosten. Bij het onderzoek doen
we tevens een kostenevaluatie, die we uitzetten
ten opzichte van de winst die wordt gehaald in
pijnreductie.”
Koes: “Het onderzoek wordt vanuit de overheid
gefinancierd door ZonMW, binnen het programma
Goed gebruik van geneesmiddelen. ZonMW is ook
geïnteresseerd in de kosteneffectiviteit van deze
nieuwe step-up methode ten opzichte van step-down.”
Luijsterburg: “De Medisch Ethische Toetsings
Commissie van het Erasmus MC moet nog goedkeuring geven aan het protocol. Daarna start de fase
van voorbereiden en het werven van deelnemende
huisartsen. We gaan ervan uit dat begin 2015 de
eerste patiënten kunnen instromen. In 2016, 2017
verwachten we de eerste resultaten. Dan zal blijken
of de NHG-richtlijn, die momenteel herzien wordt,
aansluit bij onze bevindingen. Bij de volgende
update kunnen de resultaten worden meegenomen.”
Koes: “Als de step-down methode succesvol blijkt,
zou je deze ook kunnen doortrekken naar andere
pijnsyndromen, bijvoorbeeld chronische pijnsyndromen van het houding-bewegingsapparaat.” •
Deelname
Het onderzoek naar pijnmedicatie bij rugherniapatiënten is een initiatief van de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC. “Wij coördineren het onderzoek vanuit het instituut, maar het
meeste gebeurt in het huisartsenveld. We willen graag een pragmatisch onderzoek uitvoeren, zoals
het er in de praktijk aan toegaat”, aldus projectleider Pim Luijsterburg.
“We hebben meer dan 200 patiënten nodig, dus we hopen dat veel huisartsen zich bij het onderzoek
aansluiten.” Hiervoor worden onder meer de ruim zeventig huisartsen van de Primeur-praktijken
benaderd, het academisch huisartsen netwerk waarmee de afdeling Huisartsgeneeskunde samenwerkt. De overige huisartsen uit de regio Groot-Rotterdam kunnen in de loop van 2014 ook een
uitnodiging tot deelname tegemoetzien.
Hoogleraar Onderzoek Bart Koes verwacht veel animo. “Dit onderwerp leeft enorm bij huisartsen.
Dat merkten we in maart tijdens een bijeenkomst van Primeur-artsen, waar we de onderzoeksplannen
hebben gepresenteerd. Het was voor de aanwezige artsen herkenbare problematiek en een zeer
relevante vraagstelling. De meeste artsen gaven aan graag mee te doen. Het gaat immers om
patiënten met hevige pijnklachten, die ze vaak zien in de praktijk. Voor deze groep is op dit moment
nog geen optimale pijnbehandeling. Door deel te nemen aan het onderzoek kunnen huisartsen helpen
om - wetenschappelijk onderbouwd - antwoord te geven op de vraag: wat is de beste behandel­
optie? Daar is de patiënt uiteindelijk zeer bij gebaat.”
Meer weten over het onderzoek? Ideeën of tips rondom deze problematiek? Neem contact op met
projectleider Pim Luijsterburg via [email protected].
7
Onderwijs
Nieuwe sollicitatieprocedure aios
Acht opleidingen,
één selectie
Nieuwe aios worden vanaf dit jaar geselecteerd volgens een
landelijke procedure, die geldt voor alle acht huisartsopleidingsinstituten. “Kandidaten vinden de nieuwe procedure prettig; ze
hebben het gevoel dat ze beter gezien worden.”
D
at stelt Marloes Jacobs, sinds mei voorzitter
van de selectiecommissie van de Huisartsopleiding van het Erasmus MC. “In de oude
situatie bestond de selectie uit een gesprek tussen
de kandidaat en drie selecteurs: een staflid van het
instituut, een opleider en een aios. Een gesprek van
nog geen drie kwartier, en dat terwijl je solliciteert
voor de baan van je leven.”
Een uitgebreidere selectieprocedure was dan ook
wenselijk, stelt Willem Elink Schuurman, die onlangs
afzwaaide als voorzitter van de selectiecommissie.
“Daarbij is ook gekeken naar landen als Engeland en
Canada, waar veel onderzoek is gedaan naar selecteren.” Door een zorgvuldige assessment in de selectiefase is uitval tijdens de opleiding te verminderen.
“Wij hadden in Rotterdam al jaren een uitval van vijf
procent of lager, maar de hoop is dat dit nog minder
wordt. De nieuwe - landelijke - selectieprocedure is
competentiegericht, wat aansluit bij hoe het onderwijs zich de afgelopen vijftien jaar heeft ontwikkeld.”
Jacobs: “We bevragen kandidaten op competenties
waar zij in hun opleiding ook op beoordeeld worden,
zoals vakinhoudelijke kennis, communicatie, professionaliteit en wetenschappelijke houding.”
8
STARR-interview
Deze competenties komen op de selectiedag aan
de orde in zogenoemde STARR-interviews. Daarbij
wordt de kandidaat gevraagd naar voorbeelden uit
zijn eigen opleiding of werkkring, waaruit duidelijk
moet worden wat de situatie (S) was, wat zijn taak (T)
was, hoe hij gehandeld heeft (A van actie) en wat het
resultaat was (R). Ook wordt de kandidaat gevraagd
hoe hij erop terugkijkt (R van reflectie).
Jacobs: “Het voordeel van de STARR-methode is dat
je niet vraagt ‘wat zou je doen als…’ of ‘hoe kijk je
aan tegen…’. Op zulke theoretische vragen kun je een
sociaal wenselijk antwoord krijgen. Bij praktijkvoorbeelden, die iemand zelf heeft meegemaakt, gaat het
om heel concrete dingen. Het idee is dat gedrag uit
het verleden de beste voorspeller is van toekomstig
gedrag.”
De kandidaat voert twee STARR-gesprekken, elk met
twee andere selecteurs. Bij een gesprek komen drie
competenties aan bod. In april is deze selectieprocedure voor het eerst toegepast. “Kandidaten vinden
het prettig”, stelt Jacobs. “Ze hebben het gevoel dat ze
beter gezien worden, ook door verschillende mensen,
en dat het daardoor eerlijker en objectiever verloopt.”
juni 2014 • Augustijn
Tekst: Annemarie van der Eem
Kennistoets
Ook nieuw in de selectieprocedure is de Landelijke
Huisartsgeneeskundige Kennistoets (LHK). “Die kennistoets geeft wat extra zekerheid; je kunt kandidaten
die minder scoren op het gebied van huisartsgeneeskundige kennis er eenvoudig uitvissen”, zegt Elink
Schuurman. “Doen ze de rest van de selectieprocedure heel goed, dan kunnen ze het alsnog halen. Maar
als ze ook op andere vlakken twijfel zaaien, zullen ze
niet worden aangenomen.”
De procedure met LHK-toets en STARR-interviews is
dit jaar landelijk ingevoerd, na een succesvolle pilot
van twee jaar in Utrecht, Nijmegen en Amsterdam.
Elink Schuurman: “Dat streven naar uniformiteit
spreekt mij zeer aan. Al zat er niet zoveel verschil in
hoe de opleidingen het voorheen deden; eigenlijk gelden overal dezelfde mores. Bovendien was het reglement van de selectiecommissie al landelijk vastgelegd,
evenals de criteria waarop we selecteren.” Jacobs vult
aan: “Maar toch voelt het eerlijker, dat je weet dat wij
het op dezelfde manier doen als in Utrecht, Maastricht
of Groningen. Er is minder couleur locale.”
Landelijk plaatsingssysteem
De procedure is sinds dit jaar uniform, de volgende
stap is dat de gehele sollicitatie centraal gaat verlopen.
Momenteel wordt er gewerkt aan een landelijk
plaatsingssysteem, waarbij de kandidaat niet langer
solliciteert bij één specifieke opleiding. De selectieprocedure vindt centraal plaats, waarna de kandidaat
hoort of hij is aangenomen - en zo ja, bij de opleiding
van zijn eerste, tweede of derde keuze.
Een goede zaak, meent Jacobs. “Bij de decentrale
selectie word je alleen aangenomen voor de plek
waarvoor je solliciteert. Maar het aantal sollicitanten
bij de diverse opleidingen verschilt enorm. Zo heb je
in Rotterdam een kans van één op twee om aangenomen te worden, terwijl die kans bij andere instituten
veel groter is. Dan krijg je toch een andere kwaliteitsverdeling. In Rotterdam kon het bijvoorbeeld zo zijn
dat een goede kandidaat vanwege een overvloed aan
sollicitanten werd afgewezen. Zonde als zulke mensen
daardoor buiten de boot vallen.”
Elink Schuurman knikt. “We liepen goede mensen
mis. Al zijn er al eens exercities geweest om kandidaAugustijn • juni 2014
ten van onze reservelijst te plaatsen in Maastricht en
Groningen, in jaren dat daar weinig aanmeldingen
waren. Of hier daadwerkelijk gebruik van is gemaakt
weet ik niet; dat voltrekt zich buiten het zicht van de
selectiecommissie.”
De sollicitatiegesprekken zullen bij de centrale
aanpak - in elk geval aanvankelijk - nog ‘gewoon’ bij
de acht opleidingen plaatsvinden. “Wij kunnen een
gesprek voeren met een kandidaat die uiteindelijk
in Nijmegen of Amsterdam geplaatst wordt”, aldus
Jacobs. Wanneer deze landelijke plaatsing van start
gaat is nog niet bepaald, hoe deze precies vorm krijgt
evenmin.
‘Voorheen vielen soms
goede kandidaten
buiten de boot’
Binnen drie dagen
De belangrijkste voordelen van de nieuwe procedure
zijn al genoemd; meer landelijke uniformiteit, een
selectiemethode die aansluit bij het hedendaagse
competentiegerichte onderwijs en een eerlijker kans
voor de kandidaat. “Een ander positief gevolg van
de nieuwe aanpak is dat je alle opleidingsplekken
in Nederland optimaal kunt benutten”, stelt Elink
Schuurman. Jacobs ziet nog een organisatorisch
voordeel voor het eigen instituut. “Voorheen hadden we een selectiemaand, waarbij de gesprekken
werden verspreid over de hele maand. Nu is het strak
georganiseerd binnen drie dagen. Dat is heel compact
en overzichtelijk. Aan de andere kant zorgt het ook
voor minder flexibiliteit. Als iemand nog in Afrika zat
voor Artsen zonder Grenzen, zeiden we voorheen:
‘Kom maar aan het einde van de maand.’ Nu hebben
we maar drie dagen, die een halfjaar van tevoren zijn
vastgesteld. Als je door omstandigheden verhinderd
bent, kan het gesprek niet uitgesteld worden.”
Geschikt en gemotiveerd
Dit jaar bieden de acht opleidingsinstituten tezamen 720 opleidingsplekken. “Gemiddeld zijn er
anderhalf keer meer aanmeldingen dan plekken. En
in Rotterdam is dat zelfs twee keer zoveel; wij zijn
een populaire opleiding”, aldus Elink Schuurman.
“Mijn verwachting is dat het aantal sollicitanten de
komende jaren enorm zal toenemen. Alle opleidingen
en veel goede leerplekken - bijvoorbeeld op de spoedeisende hulp - zitten potdicht, zodat een groter aantal
afvallers van andere specialisaties bij ons komt solliciteren. Daardoor zal het percentage kandidaten met
als eerste keuze de specialisatie huisartsgeneeskunde
afnemen. Terwijl dat de groep is waarin zich over het
algemeen de betere kandidaten bevinden.”
Jacobs: “Ik heb niet de illusie dat de nieuwe selectieprocedure de uitvinding van de eeuw is, waarmee we
alleen nog goede huisartsen gaan opleiden. Wel is de
procedure nu eerlijker, al blijft selecteren lastig.”
“En dan met name het afwijzen”, besluit Elink
Schuurman. “Het probleem van selecteren is echt
niet het aannemen. Als er een uitstekende kandidaat
tegenover je zit, maakt het niet uit wat de selectieprocedure is. Al zet je ’m op z’n kop, dan doet-ie het nog
goed. Als een kandidaat geschikt en gemotiveerd is
om huisarts te worden, redt hij het.” •
9
PRAKTIJK
‘Met kraam- en
preconceptiezorg blijven
we een rol spelen’
Verloskundig actieve huisarts Joost Warringa
Uitstervend ras
10
juni 2014 • Augustijn
Tekst: Gerben Stolk
Hij hielp ongeveer 800 kinderen
op de wereld te brengen en hoopt
er nog heel wat aan toe te voegen. “In sommige families ben
ik al twee generaties van dienst
geweest”, zegt huisarts Joost Warringa uit Terneuzen.
V
erloskundige werkzaamheden een uitstervend fenomeen in het takenpakket van
Nederlandse huisartsen? Waarschijnlijk
wel, maar Joost Warringa (57) is er veel aan gelegen
“het nog even vol te houden”.
Hij zegt: “Ik kan me voorstellen dat de overheid op een
gegeven moment zal besluiten tot een keurmerk voor
verloskundige zorg en dat je onder meer op jaarbasis
een bepaald aantal bevallingen moet doen om dat te
mogen voeren. Daarom moet ik er niet alleen voor
zorgen dat ik via bijscholingen mijn skills blijf ontwikkelen, maar ook dat ik regelmatig aanmeldingen voor
bevallingen krijg. Als enige huisarts in het oostelijk
deel van Zeeuws-Vlaanderen die aan verloskunde
doet, heb ik dan ook aan de andere huisartsen gevraagd
vrouwen naar mij te verwijzen. Tot de 36e week van de
zwangerschap doen zij prenatale zorg, daarna neem ik
de bevalling voor mijn rekening en vervolgens begeleiden zij de vrouw weer tijdens de kraamtijd.”
Hij glimlacht. “Toevallig nog liet vanochtend een
huisarts weten dat een vrouw uit eigen beweging
naar mij had gevraagd. Ik heb al geholpen bij de
geboorte van haar eerste drie kinderen. Zij wil graag
dat ik ook de bevalling begeleid bij het vierde.”
Slinkend aantal
Het aantal verloskundig actieve huisartsen in ons
land slinkt al jaren. Niemand weet exact hoeveel
er nog zijn, omdat niet iedere huisarts met deze
activiteiten dit laat registreren. Eind 2011 waren
er waarschijnlijk minimaal 168 en maximaal 458
verloskundig actieve huisartsen. Dat bleek twee jaar
geleden uit onderzoek van het Nederlands Instituut
voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL)
Augustijn • juni 2014
Direct opstaan
De anekdote die Joost Warringa het eerst te
binnen schiet wanneer hij terugdenkt aan de plusminus 800 bevallingen waarbij hij betrokken was?
“Toch wel de reactie van een pas 15-jarige
nadat haar kindje was geboren. De placenta
was nog maar nauwelijks naar buiten gekomen, of ze zei: Kan ik nu mijn baby wassen?
Ze wilde onmiddellijk opstaan, wat ik ook heb
toegestaan, hoewel ik wilde dat ze werd
begeleid. Tot dan toe had ik nog niet zo’n jonge
vrouw geholpen en nog niet meegemaakt dat
iemand zo snel het bed wilde verlaten.”
en het College voor Huisartsen met Bijzondere
Bekwaamheden (CHBB).
De onderzoekers schatten dat het aandeel van
de huisartsen in de bevallingen was gedaald van
ongeveer 5% in 2002 tot 0,5% in 2008. Zij zouden
jaarlijks gezamenlijk nog verantwoordelijk zijn voor
circa duizend bevallingen per jaar. Ter vergelijking:
volgens de vereniging van verloskundig actieve
huisartsen (VVAH) was in 1983 nog 43% van de
huisartsen verloskundig actief.
Nog twee
“Ik heb deze ontwikkeling van dichtbij meegemaakt”,
vertelt Warringa. “Toen ik me 21 jaar geleden als
huisarts vestigde in Zeeuws-Vlaanderen, deden
bijna al mijn collega’s hier verloskunde. Nu zijn
het er nog twee. Zelf help ik tegenwoordig jaarlijks
nog maar vijf of zes vrouwen tijdens hun bevalling,
thuis of in het ZorgSaam Ziekenhuis in Terneuzen.
Voorheen waren dat er zeker dertig.”
Warringa kent de belangrijkste reden. “Verloskunde
door de huisarts is een langzaam verdwijnende
activiteit, omdat er steeds meer controleparameters
bijkomen. Het wordt van overheidswege steeds
strenger. De cijfers van een paar jaar geleden over de
hoge Nederlandse perinatale sterfte in vergelijking
met omringende landen hebben daar eveneens aan
bijgedragen. Verloskunde vindt steeds meer plaats
in een klinische setting, ook omdat vrouwen - zeker
bij de eerste zwangerschap - daar vaak om vragen.
Verloskunde verandert in een specialistische bezigheid. Het zijn nu bijna uitsluitend verloskundigen
en gynaecologen die zich ermee bezighouden. Als
ik voorheen jaarlijks dertig zwangere vrouwen zag
in een vroegtijdig stadium, wist ik dat ik later het
merendeel zou bijstaan met verloskundige zorg.
Maar nu zijn de criteria zodanig aangescherpt, dat
zwangeren eerder een tweedelijnsindicatie krijgen
en niet meer bij de huisarts kunnen bevallen.”
Beleving
De man die ooit zijn huisartsopleiding volgde in Rotterdam en nu praktijk houdt in Huisartsencentrum
Zuid in Terneuzen, betreurt de ontwikkeling. Althans,
als het gaat om zijn eigen beleving van het vak.
“Tijdens de opleidingsjaren is mijn interesse voor
verloskunde gewekt in het toenmalige Zuiderziekenhuis in Rotterdam en het Sint Joseph Stadsmaten in
Enschede. Toch heb ik toentertijd gekozen voor het
bestaan van huisarts. Ik ben een generalist en wil
de huisartsenpraktijk in de volle breedte uitvoeren.
Daar komt bij dat ik veel belangstelling heb voor
zowel het begin als het eind van het leven. Wat
betreft dat laatste: ik ben SCEN-arts. En wat betreft
het eerste: ik vind het leuk en interessant om een rol
te spelen tijdens een van de mooiste ogenblikken in
iemands leven.”
Hij vervolgt: “Ik merk dat je na een bevalling een
speciale band hebt en houdt met de ouders. Nee,
met de kinderen is dat over het algemeen wat minder. Als zij gezond zijn en zich normaal ontwikkelen,
zie je ze normaal gesproken niet vaak meer, tenzij
ze dus jaren later vragen of je kunt helpen bij de
geboorte van hún kind.”
Samenwerking
Joost Warringa zegt dat hij zijn werk als verloskundig actieve huisarts goed kan uitvoeren
dankzij het Verloskundig Samenwerkingsverband Zeeuws-Vlaanderen.
Hij zegt: “Daarbinnen heb je de eerste- en
tweedelijnsverloskundigen, gynaecologen én alle
huisartsen uit deze regio. De huisartsen maken
er deel van uit omdat ze prenatale- en kraamzorg leveren en in dat kader contact hebben
met verloskundigen. Twee van de huisartsen,
onder wie ik, doen daarnaast ook bevallingen. Via het Samenwerkingsverband volg ik
verloskundige bijscholingen. Bovendien nemen
verloskundigen mijn taken over in het weekend.
Doordeweeks ben ik dag en nacht tot vijf uur
vrijdagmiddag beschikbaar voor verloskunde.”
Gezond zwanger
De verloskundige rol van huisartsen mag dan steeds
meer vervagen, Warringa is ervan overtuigd dat
de beroepsgroep betrokken blijft bij, zoals hij het
noemt, het helpen van nieuw leven in een gezin.
“Dan heb ik het niet alleen over het voortbestaan
van kraamzorg, maar ook over de toenemende betekenis van preconceptiezorg. Hoe kun je mensen helpen gezond zwanger te worden? Denken vrouwen
er bijvoorbeeld aan foliumzuur in te nemen? Zijn er
congenitale aandoeningen in de familie? Overigens
kunnen we hierin nog wel verbetering boeken.
Meestal spreek je een stel pas op het moment dat
sprake is van een zwangerschap, terwijl je ze het
liefst al daarvóór wilt zien.” •
Vooral landelijke gebieden
De verloskundig actieve huisartsenpraktijken in ons land zijn vooral te vinden in landelijke gebieden:
in Zeeland, bij de Drechtstreden, in de westpunt van de Betuwe, het Groene Hart, Salland, Noordwest- en Oost-Friesland en de Waddeneilanden (behalve Texel). Dat bleek in 2012 uit onderzoek van
het NIVEL en het CHBB.
11
Praktijk
Tekst: Gerben Stolk
Ze voegt toe: “In het algemeen is het moeilijk leefstijl
te veranderen. Maar een gezond kind krijgen kan
een extra motivatie zijn, bijvoorbeeld om te stoppen
met roken.”
Groeiende rol huisarts in
fase vóór blijde verwachting
Wijzer zwanger
Huisartsen kunnen er met preconceptiezorg aan bijdragen dat
vrouwen een goede zwangerschap doormaken en een gezond kind
krijgen. “Een onderzoek in Rotterdam liet zien dat 60 tot 80% deze
zorg wil krijgen van een huisarts”, zegt Lieke de Jong-Potjer.
R
oken, alcohol drinken, drugs gebruiken, met
obesitas kampen, geen foliumzuur slikken,
een veelvoorkomende aandoening in de
familie hebben, medicijnen innemen die schadelijk zijn voor de ontwikkeling van een embryo.
Elk paar met een kinderwens blijkt minstens één
risicofactor te hebben die de kans op een ongezonde
zwangerschap en een ongezonde baby vergroot.
Het kind wordt dan bijvoorbeeld te vroeg geboren,
is te licht voor de zwangerschapsduur of komt met
een aandoening ter wereld. Dit bleek in het vorige
decennium uit promotieonderzoek aan het LUMC
van huisarts Lieke de Jong en Joyce Dijs-Elsinga,
tegenwoordig epidemioloog van de Stichting Perinatale Registratie Nederland.
12
Kwetsbare periode
“Het is dan ook belangrijk dat huisartsen zich nog
meer bewust worden van de belangrijke rol die zij
kunnen spelen met preconceptiezorg”, zegt de Jong.
“De beroepsgroep mag dan steeds minder verloskundige zorg verlenen, dit is een thema waarmee
we van grote betekenis kunnen blijven rondom
zwangerschap. Als wij ervoor zorgen dat mensen
zo gezond mogelijk een zwangerschap starten,
vergroten we de kans op een gezonde zwangerschap
en een gezond kind. In het prille stadium van de
zwangerschap worden alle organen van het kindje
aangelegd. Dit is dus een kwetsbare periode. Zorg
ervoor dat mensen in elk geval voorafgaand en
tijdens deze periode gezond leven.”
NSAID’s
Huisartsen doen er volgens de Jong verstandig aan
om vaker vrouwen in de vruchtbare leeftijd de vraag
te stellen of zij zwanger wil worden. Menige vrouw
schroomt ervoor uit eigen beweging te praten over
een gewenste zwangerschap. De huisarts heeft
genoeg aanknopingspunten om het onderwerp
aan te snijden en vervolgens preconceptiezorg aan
te bieden, stelt de Jong. “Want er zijn zóveel zaken
die een eventuele zwangerschap nadelig kunnen
beïnvloeden. Denk niet alleen aan bekende factoren
als roken en onvoldoende foliumzuur, maar ook
aan medicatie. Gebruik van NSAID’s door vrouwen
wordt bijvoorbeeld geassocieerd met hartaandoeningen van het ongeboren kind.”
De Jong schetst een paar momenten waarop de
huisarts een kinderwens bespreekbaar kan maken
tijdens het consult. “Stel, je moet bij iemand een uitstrijkje nemen. Dit is een moment waarbij je toch al
vraagt of de vrouw anticonceptiemiddelen gebruikt.
Of stel, een vrouw meldt zich op het spreekuur met
een SOA en vraagt of de ziekte schadelijk is voor
haar fertiliteit. Vertel haar dan ook, dat ze met haar
partner terug moet komen wanneer er ooit een concrete kinderwens is en dat je dan voorlichting kunt
geven over gezond zwanger worden. Heel nuttig is
de website ZwangerWijzer.nl. Dat is een initiatief van
het Erasmus MC en het Erfocentrum: een schriftelijke anamnese van mogelijke risico’s. Een stel kan er
thuis mee aan de slag gaan en later de antwoorden
mailen naar de huisarts. Dan weet je als huisarts van
te voren al wat je moet bespreken.”
Healthy Pregnancy 4 All
Behalve huisarts te Zoetermeer is de Jong ook projectleider Healty Pregnancy 4 All binnen de afdeling
Verloskunde en Gynaecologie van het Erasmus MC.
Zij zegt: “Binnen veertien gemeenten, waaronder
in deze regio Schiedam en Tilburg, ondersteunen
we huisartsen en verloskundigen op twee vlakken:
preconceptiezorg en de verbrede risicoselectie bij
het eerste zwangerschapsconsult. Het project komt
voort uit het Rotterdamse programma Klaar voor
een Kind, dat tussen 2009 en 2012 heeft gelopen in
een aantal deelgemeenten. Daarbinnen hebben we
mensen gevraagd van wie zij bij voorkeur preconceptiezorg wilden krijgen. 60 tot 70 % van de mensen
met een allochtone achtergrond noemde de huisarts
en bij de autochtonen was dat zelfs 80%. Vergeet
niet: in de wachtkamer van de huisarts bevind je
je tussen mensen met een griepje of een pijnlijke
rug. Je kunt er dus ‘anoniem’ je zwangerschapswens
bespreken. Dat is iets wat mensen fijn blijken te vinden. Toch zien we overigens in Healthy Pregnancy
4 All dat het preconceptieconsult ook goed loopt bij
verloskundigen.” •
Verschil
Leidt preconceptiezorg door de huisarts tot
gezondere kinderen? Het promotieonderzoek
van Lieke de Jong en Joyce Dijs wees in die
richting.
De Jong: “We begeleidden 30 huisartspraktijken
met preconceptiezorg, terwijl 37 andere praktijken de gangbare zorg leverden. We zagen in
eerst­genoemde praktijken uiteindelijk minder
ongewenste zwangerschapsuitkomsten, maar het
aantal deelnemende stellen met een kinderwens
was helaas niet groot genoeg om dit verschil te
verklaren aan de hand van de geboden preconceptiezorg.” Een doel van Healthy Pregnancy
4 All - zie de hoofdtekst - is meer helderheid over
dit thema te krijgen.
juni 2014 • Augustijn
Bijzondere huisartsen
Tekst: Annemarie van der Eem
I
n zijn tienerjaren maakte Vingerhoets via een
Zweedse schoolvriend kennis met het Scandinavische land. “Ik ben echt aan Zweden verknocht
geraakt en heb tijdens mijn middelbareschooltijd de
taal geleerd. Toen ik er zo’n tien jaar geleden na lange
tijd weer eens op vakantie was, had ik het gevoel: hier
hoor ik thuis. Ik ben daarom gaan informeren of er
vacatures waren voor huisartsen.” In 2005 kon Vingerhoets aan de slag in het medisch centrum in Hällefors
in de provincie Örebro. “Medisch inhoudelijk zijn er
weinig verschillen. Ze hebben per provincie richtlijnen opgesteld, die redelijk overeenkomen met onze
NHG-standaarden”, aldus de 53-jarige Brabander, die
al snel zijn draai vond in het verlaten plattelandsdorp
met poëtisch mooie natuur.
“Het medisch centrum beschikt over een eigen
laboratorium en röntgenfaciliteit met een online
verbinding met het dichtstbijzijnde ziekenhuis, zo’n
tachtig kilometer verderop.” Ook was er een verre­
gaande taakverdeling tussen onder meer artsen,
(diabetes)verpleegkundigen, psychologen en
maatschappelijk werk. “Daarmee liepen ze voor op
ontwikkelingen die we nu ook in Nederland zien.”
Plattelandsarts in Zweden
Drie patiënten, dan
aan de koffie
Op zoek naar een nieuwe uitdaging verruilde Jan Vingerhoets in
2005 zijn praktijk in Bergen op Zoom voor een bestaan als huisarts
op het Zweedse platteland. Een leerzame ervaring. “Ik ruim nu
meer tijd in voor patiënten.”
Augustijn • juni 2014
Net ambtenaren
De meeste Zweedse huisartsen zijn in dienst van de
provincie, de Landsting. “In de tijd dat ik er zat was
marktwerking taboe. Inmiddels is er wel wat meer
ruimte voor privépraktijken, zoals wij de vrijgevestigde huisartsen kennen. Een goede ontwikkeling, want
Zweedse huisartsen hebben iets te veel de neiging in
het ambtelijke weg te zakken.” Dat merkte Vingerhoets
al op zijn eerste werkdag. “Toen ik drie patiënten had
gezien, was er koffiepauze. Ik dacht: ‘Nu al? Ik ben net
begonnen.’ Zweedse artsen hebben vaste werktijden,
waarin ook alle vergaderingen en bijscholingen
plaatsvinden. Daarnaast is er veel tijd ingeruimd voor
overleg, administratie en pauzes. Ook de gezamenlijke
lunch is heilig. En om vijf uur is de werkdag toch echt
wel klaar.” Even wat anders dan de dertien uur per dag
die Vingerhoets in Bergen op Zoom weleens draait.
“Waarschijnlijk ligt het optimum in het midden.”
Vingerhoets vervolgt: “Vanuit de overheid ligt de
nadruk op kwaliteit - en dat mag tijd kosten. Daardoor
ziet een Zweedse arts maar vijftien patiënten per dag,
misschien twintig als het heel druk is. Toen mijn collega’s hoorden dat ik in Nederland het dubbele aantal
patiënten op spreekuur krijg, zeiden ze: ‘Hoe kun je
een goed consult voeren in tien minuten?’ In sommige
gevallen kan dat prima, maar in andere gevallen is het
echt onmogelijk. Dat is waarschijnlijk ook de reden
dat een spreekuur vaak anderhalf uur uitloopt. Maar
uiteindelijk doet de Nederlandse huisarts in kwaliteit
niet onder voor de Zweedse. Al zou de satisfactie
- zowel voor patiënt als arts - wel beter kunnen. Als
arts wil je meer doen, meer uitleggen, meer empathie
tonen, maar daarvoor ontbreekt vaak de tijd.”
Meer bagage
De Zweedse aanpak is volgens Vingerhoets niet
haalbaar voor Nederland. “Het huisartsentekort zou
gierend uit de hand lopen. Dat is wat er in Zweden is
gebeurd, vooral op het platteland. Toen het artsentekort ter sprake kwam, heb ik een keer voorzichtig
geopperd bij mijn Zweedse collega’s: ‘We kunnen
misschien een klein beetje harder werken.’” Met een
lach: “Ik kreeg weinig bijval. Natuurlijk, in Zweden
werkte ik meer ontspannen. Maar de andere kant van
het verhaal is dat ik in het Nederlandse systeem veel
meer patiënten zie, waardoor ik word geconfronteerd
met veel verschillende ziektebeelden. Daardoor heb ik
meer bagage dan mijn Zweedse collega’s, merkte ik.”
Zweedse lessen
Na twee jaar Hällefors besloot Vingerhoets wegens
persoonlijke omstandigheden terug te keren naar
Bergen op Zoom, waar hij weer een eigen praktijk
startte. “De periode in Zweden heeft me als arts verrijkt. Sommige elementen heb ik in mijn eigen praktijk
geïmplementeerd. Zo neem ik meer tijd per patiënt
en heb ik vaste administratie-uren ingeroosterd. Dat
betekent dat ik capaciteit van mijn spreekuur inlever,
maar om dat op te vangen heb ik iemand in dienst
genomen. Daardoor heb ik nu een goede balans tussen werk en privé; het prijskaartje dat daaraan hangt
neem ik voor lief. Die keuze kan ik als zelfstandig
gevestigd arts maken.” •
13
OnderZOEK
Terugblik Heleen Evenhuis op bijzondere studie
Gezond ouder
met verstandelijke
beperking
Mensen met een verstandelijke beperking kunnen vanaf hun
vijftigste al net zo kwetsbaar zijn als 75-plussers uit de algemene
bevolking. Ze hebben vaak een slechte conditie en lijden aan
verschillende chronische ziekten. Dat blijkt uit de studie Gezond
Ouder met een verstandelijke beperking (GOUD-studie).
“H
‘Meer risico op diabetes en
hart- en vaatziekten’
14
et is belangrijk dat huisartsen beseffen
dat vijftigers met een verstandelijke
beperking al kwetsbaar kunnen zijn
en dus een verhoogd risico hebben om in de nabije
toekomst achteruit te gaan in gezondheid en
zelfstandigheid.” Dat zegt prof. dr. Heleen Evenhuis,
hoogleraar Geneeskunde voor Verstandelijk
Gehandicapten in het Erasmus MC. “Huisartsen
raken tegenwoordig steeds meer vertrouwd met
kwetsbare ouderen, maar de groep met een verstandelijke beperking is anders. Ze zijn jonger en hun
kwetsbaarheid heeft deels ook andere oorzaken.
Gedurende hun leven leidt een opeenstapeling van
ongunstige factoren tot vroege kwetsbaarheid.”
Die vroege kwetsbaarheid is een van de belangrijkste
resultaten uit de eerste fase van het onderzoeksproject Gezond Ouder met een verstandelijke
beperking (GOUD-studie). Tijdens deze studie is de
gezondheid onderzocht van 1050 vijftigplussers met
juni 2014 • Augustijn
Tekst: Chrétienne Vuijst
lichte tot ernstige verstandelijke beperkingen. De
onderzoekspijlers waren fitheid, voeding, risicofactoren voor hart- en vaatziekten, angst en depressie,
en slaap-waakritme. Het Erasmus MC heeft de
GOUD-studie van 2008 tot en met 2013 uitgevoerd
in samenwerking met drie zorgorganisaties: Ipse de
Bruggen (Zoetermeer), Abrona (Huis ter Heide) en
Amarant (Tilburg).
Slechte conditie
De GOUD-studie heeft verschillende nieuwe
inzichten opgeleverd. Zo was onder mensen met
een verstandelijke beperking nog nooit fitheid
onderzocht. “Onze studie heeft aangetoond dat
vijftigplussers met een verstandelijke beperking
over een erg slechte conditie beschikken”, vertelt
Evenhuis. “Ze bewegen te weinig en hebben een
ongezonde leefstijl. Wij vonden dan ook dat ze meer
risico lopen op hart- en vaatziekten en diabetes.”
Volgens Evenhuis moet het vanzelfsprekend worden
dat verstandelijk beperkten dagelijks bewegen. Binnen de GOUD-studie is een bewegingsprogramma
voor de dagbesteding ontwikkeld en uitgetest.
Het onderzoek heeft ook uitgewezen dat driekwart
van de groep verstandelijk beperkte vijftigplussers last had van slaapproblemen. Evenhuis: “Hun
slaap-waakritme was veel gefragmenteerder dan bij
de controlegroep. Dergelijke fragmentatie is bekend
van mensen met de ziekte van Alzheimer en draagt
bij aan verhoogd risico op diabetes en depressie.”
Life events
Hoewel de GOUD-studie aanvankelijk bedoeld was
voor preventie, zijn ook nuttige diagnostische tests
ontwikkeld die nu inzetbaar zijn. Zoals een fitscan
en een goede screening voor angst en depressie.
Evenhuis: “Ook hebben wij een bestaande vragenlijst voor life events aangevuld met gebeurtenissen
die speciaal bij verstandelijk beperkten behoorlijke impact hebben.” Dat sommige zaken harder
aankomen bij verstandelijk beperkten, blijkt uit het
volgende praktijkvoorbeeld: “Een veertiger met het
Down-syndroom in een groepshuis maakte eerst
mee dat zijn moeder overleed. Vervolgens ging het
niet zo goed met hem en moest hij verhuizen naar
Augustijn • juni 2014
een ander huis. Daarna moest ook zijn orgel weg.
Deze opeenstapeling van gebeurtenissen en met
name het verlies van zijn orgel had veel impact op
de jongen. Ten onrechte kreeg hij het label ‘dementie’ opgeplakt, terwijl hij eigenlijk drie life events te
boven moest komen.”
Evenhuis benadrukt het belang van specifieke
diagnostiek voor verstandelijk gehandicapten.
“Veel ziektes worden bij verstandelijk beperkten
niet opgemerkt, omdat ze hun klachten niet goed
onder woorden kunnen brengen. Reflux (opkomend
maagzuur, red.) beschrijven ze bijvoorbeeld als keelpijn of pijn in hun hart, omdat het zo’n gek gevoel
is.” Evenhuis raadt huisartsen aan bij verstandelijk
beperkten in een vroeg stadium op zoek te gaan naar
lichamelijke en psychische klachten in plaats van te
wachten tot de patiënt er zelf mee komt.
Antipsychotica
Evenhuis wil ook tegengaan dat verstandelijk
beperkten vaak antipsychotica krijgen voor­
geschreven voor gedragsproblemen. “Stoppen met
dit voorschrijven is iets waar familie en woon­
begeleiders niet aan durven. Maar het is belangrijk
om te weten dat antipsychotica juist voor verstandelijk beperkten heel slecht zijn. Ze kunnen metabole
stoornissen veroorzaken, zoals gewichtstoename en
diabetes; ziektes waar verstandelijk beperkten al een
verhoogd risico op hebben. Uiteraard geldt het
stoppen met antipsychotica niet voor de kleine
groep die wel psychoses heeft.”
Evenhuis wijst op de specialistische poliklinieken
van artsen voor verstandelijk gehandicapten
(AVG). “Er bestaan ongeveer zestig van deze poli’s
in Nederland. Veel huisartsen weten niet dat ze
daarnaar kunnen verwijzen. Verwijzing gebeurt nu
vooral voor gedragsproblemen, maar ik hoop in de
toekomst ook voor andere interventies, zoals het
stoppen met antipsychotica en programma’s voor
conditie- en leefstijlverbetering.”
Effect interventies onderzocht
De GOUD-studie heeft zóveel interessante bevindingen opgeleverd, dat een tweede onderzoeksfase
is ingezet, die zich onder andere richt op zorgverbe-
teringsprogramma’s. Evenhuis: “De drie betrokken
zorginstanties willen hier ook echt mee verder.
Vergeleken met de algemene bevolking komt bij
verstandelijk beperkten meer obesitas, diabetes
en depressie voor. Huisartsen schrijven volgens de
richtlijnen diabetespatiënten pillen voor en geven
leefstijladvies. Voor verstandelijk gehandicapten is
dat onvoldoende. Daarom onderzoeken we nu het
effect van drie interventies op diabetes en metabool syndroom: verbeteren van fitheid en leefstijl,
stoppen met antipsychotica, en verbeteren van het
slaap-waakritme.”
Evenhuis en haar collega’s gaan tevens in gesprek
met het Nederlands Huisartsen Genootschap over
de bestaande richtlijnen voor chronische ziektes.
“De NHG-richtlijnen beginnen met de klacht van de
patiënt. Maar bij verstandelijk gehandicapten is een
proactieve aanpak gewenst”, aldus Evenhuis. “Ook
praten we met de beroepsopleidingen voor woonbegeleiders. Veel problemen worden niet gesignaleerd
door woonbegeleiders; ze koken bijvoorbeeld
ongezond en herkennen depressieve klachten niet.
Nu geven wij ze nascholing over zaken die beter zijn
als onderdeel van de beroepsopleiding.”
Het rapport en wetenschappelijke publicaties
over de GOUD-studie zijn te downloaden via
www.onbeperktgezond.nl (klik op ‘producten’
en daarna op ‘rapporten’). De zestig poliklinieken
voor verstandelijk gehandicapten zijn te vinden op
http://www.nvavg.nl/poliklinieken.html. •
Nieuwe coördinator Dederieke Festen
De tweede fase van de GOUD-studie zal na de zomer mede worden gecoördineerd door dr. Dederieke Festen. Dit doet zij samen met dr. Thessa Hilgenkamp. Prof. dr. Heleen Evenhuis blijft voorlopig
nog nauw betrokken.
Dederieke Festen werkt sinds 2011 als arts verstandelijk gehandicapten (AVG) in Ipse de Bruggen,
een van de drie zorgorganisaties binnen de GOUD-studie. In 2007 promoveerde ze op het PraderWilli syndroom, een genetische aandoening die vaak gepaard gaat met een verstandelijk beperking.
“De dagelijkse praktijk van een AVG mist vaak nog wetenschappelijke onderbouwing. Ik zou graag
bijdragen aan die onderbouwing”, vertelt Festen. “Het is belangrijk dat de deskundigheid van de AVG
beschikbaar is voor iedereen met een verstandelijke beperking en dus niet beperkt is tot diegenen die
in zorginstellingen wonen. En dat kan ook, want huisartsen kunnen verwijzen naar de inmiddels meer
dan zestig AVG-poli’s, die meestal binnen de zorginstellingen gelokaliseerd zijn. Ook zie je steeds
meer samenwerking tussen AVG-poli’s en ziekenhuizen, wat versterking geeft met aanpalende
specialismen in ziekenhuizen.”
15
PRAKTIJK
Brede blik Gezondheidscentrum Randweg
Gezondheid en
welzijn gecombineerd
Laagdrempelige en wijkgerichte preventieve zorg. Dat is het
motto van de huisartsen van Gezondheidscentrum Randweg in
Rotterdam-Zuid. Ze werken samen met paramedisch specialisten,
zoals psychologen en fysiotherapeuten, maar ook met partners
op het gebied van welzijn, wonen en participatie.
D
e laagdrempeligheid voor patiënten is
meteen te merken bij het betreden van
Gezondheidscentrum Randweg. De receptioniste vertelt de bezoeker naar de rood-blauwe
wachtkamer te gaan. De naam is niet voor niets: er
Academisch netwerk
De acht huisartsen van Gezondheidscentrum Randweg zijn aangesloten bij het academisch huisartsennetwerk Primeur. Daarbinnen werken elf gezondheidscentra in de regio Zuidwest Nederland
nauw samen met de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC. Ze doen dit op het gebied
van onderwijs, onderzoek en praktijk.
Huisarts Claire Tempelman is vanuit Gezondheidscentrum Randweg coördinator voor Primeur. Zij
vertelt: “Door Primeur doen we meer aan kwaliteitszorg en zijn we meer evidence based bezig. Zo
organiseren we twee tot drie keer per jaar zogeheten KLIP-besprekingen. Dat zijn klinische patiënt­
besprekingen waar we met ons team een probleem uit de dagelijkse praktijk bespreken. Die informatie
wordt binnen Primeur gedeeld, via een besloten deel van de website, zodat je niet opnieuw het wiel
hoeft uit te vinden. Ook geeft Primeur ons de kans om regelmatig collega’s van andere gezondheidscentra te ontmoeten en uit te wisselen hoe zij aan kwaliteitsverbetering doen. Verder is het interessant
dat elke bijeenkomst in ander gezondheidscentrum is, zodat je daar een kijkje kan nemen.’
16
zijn rode stoeltjes en een wand met fotobehang met
rode klaprozen tegen een blauwe achtergrond. En
er zijn zelfs enkele iPads met rode beschermranden
beschikbaar met open wifi voor de wachtende
patiënten. Het gezondheidscentrum heeft drie
wachtkamers, die horen bij vier huisartspraktijken,
met kleurencodes rood/blauw, geel/groen en
oranje/paars.
“Vroeger gebruikten we de kleurencodes alleen
onder de huisartsen”, vertelt huisarts Claire Tempelman. “Maar sinds we naar het nieuwe pand zijn
verhuisd, helpen deze kleuren als bewegwijzering
voor de patiënten. Onder onze doelgroep is een
hoog percentage laaggeletterdheid. In ons vorige
pand verwezen de assistentes onze patiënten naar
wachtkamernummers en benadrukten zij dit met
wijzen in de juiste richting”.
Tempelman is twee jaar geleden samen met zeven
collega-huisartsen naar het nieuwe pand verhuisd.
Het gezondheidscentrum is onderdeel van het
multifunctionele centrum ’t Slag op de kruising van
de Rotterdamse wijken Bloemhof, Hillesluis en Vreewijk. Andere specialisten, zoals fysio- en podotherapeuten, diëtisten, psychologen, sociaal psychiatrisch
verpleegkundigen en wijkverpleegkundigen, zijn
meeverhuisd of hebben zich aangesloten. “Een
hele verbetering, omdat we voorheen verspreid
waren over twee panden en meerdere etages”, vertelt
Tempelman. “Nu zitten we op dezelfde gang met een
gezamenlijke koffiekamer. Dat maakt de zichtbaarheid van iedereen veel groter en de lijnen onderling
heel kort. We stappen makkelijk bij elkaar naar binnen voor een mondelinge overdracht of terugkoppeling over een patiënt. Dat resulteert in betere zorg
voor de patiënt.”
Vraagwijzer
“Wij willen de gezondheid en de kwaliteit van leven
van onze patiënten verbeteren”, vertelt Tempelman.
“Dat betekent dat preventie en behandeling specifiek gericht zijn op onze doelgroep. Het gaat bij ons
vaak om mensen met een lage sociaaleconomische
status. Veel van onze patiënten hebben niet alleen
gezondheidsklachten, maar kampen ook met sociale
problematiek. Behalve psychische vragen spelen er
ook sociale welzijnsvragen. In ons gezondheidscentrum proberen we deze vragen te scheiden voordat
de mensen bij de huisarts belanden. Dat gebeurt bij
de Vraagwijzer, een fysiek loket op dezelfde etage
als de huisartspraktijken. Mensen kunnen daar
terecht met hun vragen, ook met woon- en welzijnsvragen. Ze worden direct geholpen en op een
prettige manier overgedragen aan maatschappelijk
werk, ouderenadviseurs en schuldhulpverleners.
De Vraagwijzer voorziet in een luisterend oor en
probeert de aanvraag van mensen te verhelderen.”
Het gezondheidscentrum biedt zijn bezoekers ook
een digitale Gezondheidstafel. Dit is een interactief
scherm in een tafelblad waarop mensen allerlei
gezondheidsinformatie kunnen vinden, zoals de
geheugentest voor ouderen, een diabetestest en
opvoedingsadvies.
‘Niet alleen gezondheidsklachten, maar ook
sociale problematiek’
Specialisten en faciliteiten
De huisartsen werken ook samen met praktijkondersteuners Somatiek en GGZ, wijkverpleegkundigen,
fysio- en podotherapeuten, een specialist ouderenzorg, een diëtist en een Mensendieck-oefentherapeut. Behalve het Gezondheidscentrum Randweg
juni 2014 • Augustijn
Tekst: Chrétienne Vuijst
herbergt het gebouw ook een Centrum voor Jeugd
en Gezin, de Thuiszorg Apotheek, de Star-MDC
(medisch-diagnostisch centrum met een prik-post
voor de hele wijk) en een kinderopvang en bibliotheek. Verder zijn er een ouderendagopvang en een
dementiecafé van de zorgorganisatie Laurens.
Voorlichting diabetes
Een voorbeeld van doelgerichte preventie en zorg
zijn speciale voorlichtingsbijeenkomsten die de
huisartsen organiseren. Zo zijn er bijeenkomsten
speciaal voor patiënten met diabetes of mensen die
hoog risico lopen om deze aandoening te krijgen. De
bijeenkomsten zijn opgesplitst per culturele doelgroep: voor de Turkse, Marokkaanse en Nederlandse
patiënten is er een voorlichter in de eigen taal.
“Onze patiënten hebben vaak weinig basale gezondheidskennis.”, zegt Tempelman. “Als ze bijvoorbeeld
hun bloedsuikerspiegel meten en de getallen zijn
goed, denkt menigeen te kunnen stoppen met
medicijnen. Wij proberen ze hun ziekte te laten
begrijpen door in onze uitleg terug te gaan naar
basale informatie over gezondheid en diabetes.”
Tempelman en haar collega-huisartsen dragen
ook bij aan een groter initiatief rondom diabetes
en overgewicht. Ze doen actief mee aan Expeditie
Duurzame Zorg Feijenoord, een samenwerkingsproject van de Nederlandse Diabetes Federatie, de
gemeente Rotterdam en de GGD. Dit project streeft
naar een geïntegreerde aanpak gericht op de gehele
keten van overgewicht, obesitas en diabetes in de
wijken Bloemhof, Hillesluis en Afrikaanderwijk. Het
initiatief wordt gedragen vanuit de netwerkorganisatie Samen Een in Feijenoord, die alle hulpverlenende organisaties in de wijk verbindt.
Wijkverpleegkundige
“De combinatie van gezondheid en welzijn is
kenmerkend voor de hulpverleners in Gezondheidscentrum Randweg”, vertelt Tempelman. “Voor
het welzijn van onze patiënten werken wij samen
met maatschappelijk werkers en wijkverpleegkundigen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin
een oudere vrouw niet zelf niet bij ons komt, maar
een buurvrouw zich zorgen maakt om haar. Dan
Augustijn • juni 2014
roep ik de hulp van de wijkverpleegkundige in,
zodat zij contact kan opnemen met de bejaarde
dame om wie zorg bestaat en ook een kijkje bij haar
thuis kan nemen. Zonder medische indicatie kan
een wijkverpleegkundige makkelijker op huis­
bezoek dan een huisarts. Zij koppelt dan de situatie
aan ons terug. Als het nodig is, kunnen wij actie
ondernemen. Wijkverpleegkundigen staan ook wel
bekend als ‘zichtbare schakels’. Zij hebben vaak een
signaalfunctie.”
Bij het welzijn van de mensen kan bijvoorbeeld ook
een woningcorporatie een rol spelen door te communiceren met wijkverpleegkundigen en huisartsen.
Tempelman geeft een voorbeeld: “Het viel buren van
een 94-jarige vrouw op dat zij haar nooit zagen. De
woningcorporatie heeft toen de wijkverpleegkundi-
gen gebeld, die een kijkje zijn gaan nemen bij deze
senior. Het bleek mee te vallen, want de vrouw had
haar eigen sociale netwerk. Wel is naar aanleiding
van dat bezoek een persoonsalarmering in haar
huis aangebracht. Een half jaar later kon ze die goed
gebruiken, toen ze viel in haar huis.’ •
17
ONDERWIJS
‘Objectiever oordeel
knowhow student’
Kennistoets
na coschap
Nuttig om te weten voor huisartsen
die coassistenten begeleiden in
hun praktijk: na de vijf weken dienen de studenten een zogeheten
Master Kennistoets te maken. Deze
nieuwigheid, van kracht sinds
september vorig jaar, draagt bij aan
een objectievere beoordeling.
V
ragen die zijn gebaseerd op de NHG-standaarden en bijvoorbeeld gaan over infectie
van de bovenste luchtwegen of behandeling van hartfalen. Vragen die voortvloeien uit het
welbekende boek ‘Diagnostiek van alledaagse
klachten’. Dát is wat geneeskundestudenten van het
Erasmus MC sinds kort kunnen verwachten nadat
zij tijdens de masterfase hun huisartsencoschap
hebben gelopen. Een dergelijke kennistoets wordt
ook afgenomen na de coschappen binnen de andere
medische disciplines. Een voldoende voor de toets is
noodzakelijk om voor het coschap te slagen.
Veertig vragen
Huisarts en docent studentenonderwijs Gijs Elshout,
is medeverantwoordelijk voor de inhoud van de
toets van de afdeling Huisartsgeneeskunde. Hij zegt:
“Coschap-breed waren we in het Erasmus MC van
mening dat de beoordeling van coassistenten te
subjectief was. Je had alleen persoonlijke beoordelingen, in het geval van huisartsgeneeskunde door
de huisarts in kwestie en door de huisartsbegeleider
van het Erasmus MC die de studenten wekelijks ziet
in Rotterdam. Het belangrijkste doel van de kennistoets is dat we meer objectiviteit wensen.
18
december 2013 • Augustijn
Tekst: Gerben Stolk en Gert-Jan van den Bemd
De student krijgt digitaal veertig vragen voorgelegd om te toetsen wat hij of zij heeft geleerd in
de afgelopen weken. Daar moet echt voor worden
gestudeerd. Wij denken zo een beter beeld te krijgen
van iemands kennis.”
Sturend
De mening van de huisarts en huisartsbegeleider
blijft tellen, benadrukt Elshout, maar er is een objectieve component aan toegevoegd. “Het oordeel van
de huisarts weegt zwaarder dan dat van de huisarts-
begeleider. Dat blijft zo, maar de kennistoets is nu in
belangrijke mate sturend in het eindcijfer.”
Elshout hoort sommige studenten mopperen over
lagere cijfers dan voorheen. Hij zegt: “Persoonlijk
contact leidt nu eenmaal eerder tot een hoog cijfer.
Vindt een beoordelaar dat iemand het goed heeft
gedaan, dan zal hij al gauw een 8 geven. Maar een 8
is best een hoog cijfer. Studenten moeten nu harder
knokken om dat te halen.”•
Een voldoende voor
Alexa Mosk
Geneeskundestudent Alexa Mosk haalde in maart een voldoende
voor de Master Kennistoets na haar coschap Huisartsgeneeskunde.
T
ijdens haar tiende coschap - in de Schiedamse Huisartsenpraktijk H.Q.C. Klomp voelde ze zich in februari en maart naar
eigen zeggen voor het eerst ‘echt arts’. “Want dokter
Hans Klomp gaf mij veel vrijheid”, vertelt Alexa
Mosk. “Ik mocht zelf behandelplannen opstellen
en vaak werden die ook uitgevoerd. Verder was
de afwisseling van patiënten en ziektebeelden erg
interessant.”
Succesvol
Na die boeiende periode wachtte Mosk (27) een
kennistoets in het Erasmus MC waarvoor zij anderhalf uur de tijd kreeg. Die rondde ze succesvol af,
maar - om eerlijk te zeggen - ze is geen fan van het
fenomeen kennistoets.
“Bij een aantal toetsen heb ik gemerkt dat de vragen
niet volledig aansloten op wat ik was tegengekomen
in de vijf voorgaande weken. Vaak gaan ze te diep
in op de materie. In een paar weken tijd kun je nu
eenmaal niet worden geconfronteerd met alles
wat een discipline inhoudt. Overigens viel dat bij
Augustijn • december 2013
de kennistoets over huisartsgeneeskunde mee. De
discipline vergt veel basiskennis en de vragen zijn
onder meer gebaseerd op NHG-standaarden.”
‘Jammer dat je keuze niet
meer kunt beredeneren’
Niet zwart-wit
Mosk zou het liefst na elk coschap mondeling
worden getoetst, iets wat overigens ook in het
verleden niet werd gedaan bij Huisartsgeneeskunde.
“Bij meerkeuzevragen, zoals nu het geval is, is het
vaak toch een kwestie van antwoorden wegstrepen.
Natuurlijk, ik begrijp dat met de nieuwe opzet
objectivering wordt nagestreefd, maar ik denk dat je
dat ook kunt bereiken met mondelinge standaardvragen. Voordeel van een mondelinge toets is dat
je keuzes kunt beredeneren. Dat is belangrijk, want
geneeskunde is vaak niet zwart-wit.” •
Verscherpte regels
examenfraude
Met verscherpte regels voor geneeskundestudenten bestrijdt
het Erasmus MC sinds kort nog intensiever examenfraude. Wat
bijvoorbeeld niet meer mag? Een eigen balpen gebruiken, de
telefoon laten aanstaan en meer dan één keer naar het toilet gaan.
L
aat het duidelijk zijn: van de 2.500 Rotterdamse geneeskundestudenten bezondigt slechts
een heel kleine minderheid zich aan examenfraude. Maar dat wil nog niet zeggen dat er niets tegen
moet worden gedaan. Want fraude is schadelijk.
“We kennen allemaal de voorbeelden uit de afgelopen
jaren”, zegt dr. Peter Klootwijk, behalve cardioloog in
het Erasmus MC ook voorzitter van de Examencommissie Geneeskunde. “Ondanks een diploma konden
afgestudeerden van InHolland nauwelijks ergens
terecht. En het overgrote deel van de scholieren van
Ibn Ghaldoun dat niets met de fraude van doen had,
heeft daar wel enorm last van gehad. Examenfraude
raakt dus direct álle scholieren en studenten. En het
werkt door op hun opvolgers: aspirant-studenten
zullen hun keuze voor een bepaald opleidingsinstituut
wel degelijk laten beïnvloeden door negatieve berichten in de media.”
Integriteit
Fraude is volgens de wet strafbaar. “Maar los daarvan:
je komt hier om de eindstreep te halen en dokter te
worden”, aldus Klootwijk. “En fraude en de functie
van arts gaan niet samen. Het gaat om integriteit. Als
je tijdens de opleiding fraudeert, kunnen wij er niet
van op aan dat je dat ook niet zult gaan doen als je
dokter bent, dat je bijvoorbeeld recepten, rekeningen
of de uitkomsten van je wetenschappelijk onderzoek
gaat vervalsen. Of dat je de betrouwbaarheid van het
lichamelijk onderzoek en behandeling van patiënten
in gevaar brengt.”
‘Geen eigen pen en
horloge en maximaal
één keer naar toilet’
En dus zijn de regels voor studenten verscherpt. Zo
moeten zij zich legitimeren met de studentenkaart én
een officieel identiteitsbewijs. De mobiele telefoon
staat uit en eigen pennen en horloge zijn niet toegestaan. Verder mag een student tijdens het tentamen
hooguit één keer naar het toilet - onder begeleiding.
Minuscule geheugenkaart
Klootwijk: “Er zijn pennen waarmee je een foto kunt
maken. Aan de binnenkant van de pen is ruimte voor
een minuscule geheugenkaart. Met een bezoek aan
het toilet kan de ene student zo eenvoudig digitale
informatie doorgeven aan de andere student.” •
19
Portret
Tekst: Annemarie van der Eem
De passie van Jan Corten
‘Dokter, zijn er al lammetjes?’
Elke ochtend staat Jan Corten om half zes op. Voor de Bavelse huisarts naar zijn praktijk gaat, neemt hij eerst een kijkje bij zijn schapen.
Over het zorgvirus, veeartsen en mekkerende patiënten.
I
n 1990 werd Jan Corten dorpsarts in Bavel, waar hij met zijn gezin een oude
boerderij kocht met anderhalve hectare land. “Als je buiten woont, vind ik dat
je dieren moet houden. We wilden onze vijf kinderen in en met de natuur laten
opgroeien.” Het begon met een geit, die als taak had het gras kort te houden. “Maar
het was een slimme geit die regelmatig uitbrak en bovendien het gras bij de buren
veel lekkerder vond”, aldus Corten. “Toen zijn we schapen gaan houden. Dat zijn
leuke, aanhankelijk beesten. Als je naar buiten loopt, mekkeren ze ter begroeting en
komen ze op je af om te kroelen. Wat ook handig is: het spaart een grasmaaier uit.”
Na Texelaars heeft het doktersgezien nu tien Skuddeschapen, een ras uit Oost-Europa. “Het is leuk, maar ook tijdrovend. Helemaal als je lammetjes moet grootbrengen
met de fles. Dit is dan ook echt een gezinshobby; het hele gezin moet erachter staan.
Mijn vrouw is verpleegkundige, dus die heeft sowieso het zorgvirus in zich. En dat
is ook overgeslagen op de volgende generatie, want onze twee jongste kinderen zijn
een opleiding tot dierenverzorger gaan volgen.”
Ook Cortens patiënten leven mee. “In het voorjaar komen kinderen in de praktijk
langs om te vragen of er al lammetjes zijn. Elk jaar hebben we lammetjesdag, dan
kan iedereen komen kijken. En patiënten die langsfietsen komen vaak even naar de
schapen kijken en een praatje maken, soms met een medische vraag tussendoor.”
Zijn medische kennis helpt Corten bij de verzorging van zijn beesten. “Zo hadden
we een schaap dat haar wol begon te verliezen. Ik dacht: dat zou weleens schurft
kunnen zijn. Dat bleek inderdaad de goede diagnose. We halen er trouwens altijd
een veearts bij. Het adagium van de huisarts is: behandel nooit je eigen familie. En
onze schapen horen bij de familie, dus die hebben hun eigen arts.” Nee, veearts had
Corten niet willen worden. “Schapen en geiten zeggen zo weinig terug, alleen mèèh
of bèèh. Dat is ook zo saai.” Met een lach: “Al mekkeren patiënten ook weleens. Nee
hoor, ik heb het goede vak gekozen.”
De 61-jarige Corten heeft nog een paar jaar als huisarts voor de boeg. Een hobby
voor na zijn pensioen heeft hij al in gedachten. “Schapen drijven lijkt me leuk om
uit te proberen. Onze bordercollie is nu alvast in de leer bij een schaapsherder.” •
20
juni 2014 • Augustijn