De Vierklank 18 Het sneeuwde die dag 24 december 2014 een kerstverhaal door Bernard Schut Het had gesneeuwd, de hele dag gesneeuwd, de wereld was wit en het was stil. De oude Bart hield van de sneeuw en de stilte die er door veroorzaakt wordt. Hij stond voor het raam van zijn kamer en staarde naar buiten. Akkers, zover zijn ogen konden zien, bedekt onder een dik pak verse sneeuw. Vandaag hoefde je aan werken niet te denken. Met een ruk draaide hij zich om en liep naar het vuur en gooide er een paar houtblokken op. Het vuur schoot omhoog en verspreidde voor een moment een rode gloed in de kamer. Het hout knisperde en je rook de harsgeur. Dennenhout spat, dacht hij, maar je ruikt ‘t het hele huis door. En buiten kon je het ook ruiken. Niet dat er nog iemand zou komen. Dat niet. Behalve de post kwam er eigenlijk nooit iemand langs. Zijn boerderijtje lag ook te ver buiten het dorp en hij had er ook geen behoefte aan. Niet meer. Vroeger was dat anders geweest. Nu was hij er aan gewend om alleen te zijn. Ook deze kerst zou hij weer alleen doorbrengen. Hij zuchtte. Ja, de post. De vrouw die de post bezorgde, had hem die morgen een brief gebracht, een brief die hij niet verwacht had nog ooit te ontvangen, en die hij ook niet meer had willen ontvangen. Hij keek naar de brief die hij op de schouw had gelegd. Hij pakte de fles jenever, schonk het kelkje op het tafeltje naast de haard vol, schoof zijn stoel naar het vuur en opende voor de tweede keer die dag de brief. “Lieve Bart” stond erboven. Lieve Bart, hoe lang was het geleden dat iemand hem zo genoemd had. Zijn jeugd was niet makkelijk geweest. Met een vader die zich afbeulde op de textielfabriek en in de drank zijn troost zocht, een moeder die moest zorgen dat ze voor haar gezin van zeven kinderen de eindjes aan elkaar knoopte, was er weinig tijd geweest voor genegenheid. Al vroeg had hij als hulpje bij een boer mee moeten helpen om de kost te verdienen. Hoe hard de bovenmeester ook gezegd had dat het zonde was dat een jongen met zo’n goed verstand niet verder ging leren. Maar hij was gezond en sterk, hield ervan om buiten te zijn, en dus had hij zich geschikt in zijn lot om als landarbeider door het leven te gaan. Toen had hij haar ontmoet, op de kermis in een naburig dorp. Liefde was het geweest, liefde op het eerste gezicht. Maar haar vader die tandarts was, had het niet goed gevonden. Zijn dochter met een landarbeider. Ze hadden zich er niets van aangetrokken. Ze was weggelopen en ze waren samen gaan wonen in het oude boerderijtje waarin hij nog steeds woonde. Dat was geen goed begin geweest, dacht hij nog vaak. Voor hem was het goed geweest maar zij was een ander leven gewend en toen de hevigste verliefdheid over was, kwamen de problemen. Nu kon hij het begrijpen, toen niet. Het eind van het liedje was geweest dat ze vertrokken was. Einde verhaal, dacht hij. Hoewel hij wel eens iets gehoord had, had hij niet willen weten hoe het haar verder vergaan was. Natuurlijk, er waren kwade tongen genoeg, een dorp blijft een dorp. Hij had het niet willen weten en langzamerhand had hij zich verder teruggetrokken hier in zijn boerderij, zijn vesting. Hij had zijn boeken. Want met zijn helder verstand wás hij verder gaan studeren. Dat was nu allemaal ruim vijfentwintig jaar geleden. Wat was de tijd snel gegaan. En dan nu die brief. “Lieve Bart, je zult niet verwachten dat ik je schrijf, maar ik moet je schrijven. Ik wil dat je weet hoe het verder met me gegaan is.” Hij zuchtte. Na al die jaren heb ik de rust gevonden en geaccepteerd hoe mijn leven gelopen is. Zonder de kans om verder te leren, zonder opleiding, en zonder gelukkig te zijn met dé vrouw van mijn leven. En nu moet je mijn rust verstoren! Hij las verder. “Ik moet je schrijven. Ik wil dat je weet hoe het verder met me gegaan is. Het is niet goed met me gegaan, Bart. In ieder geval de eerste jaren niet. Ik kon niet langer tegen het leven in een boerendorp, in een oud boerderijtje zonder enig comfort, zonder geld, zonder vriendinnen en zonder enige toekomst. Al hield ik van je, en doe ik dat nog. Ik ben naar de grote stad gegaan. Mijn ouders wilden niets meer met me te doen hebben. En daar ben ik verkeerd terechtgekomen, ik ben ‘in het leven’ terechtgekomen. Als je weet wat dat betekent.” Het leven, dacht Bart, hij kende het. In de lange jaren dat hij alleen was, was hij op gezette tijden naar Amsterdam gegaan en had er een prostituee bezocht om zijn natuurlijke behoeften te bevredigen. Het was een oplossing, al waren er misschien betere. Neergekeken had hij nooit op de vrouwen in hun peeskamertjes. Zij hielpen hem en ze verdienden er hun geld mee. Hij had er geen problemen mee. Maar een ideaal leven had het hem niet geleken. “Het was een slechte tijd, Bart, en ik wil en kan er ook niet meer over praten al vergeet je het nooit. In ieder geval, rijk ben ik er niet van geworden. Ik heb er wel van geleerd. Geleerd om tevreden te zijn met wat ik heb. Nu verzorg ik een oude vrouw. En in ruil daarvoor krijg ik kost en inwoning en een toelage waar ik van rond kan komen. Ik beteken veel voor haar en dat geeft me voldoening. Echt gelukkig, ik ben bang dat ik die kans voorbij heb laten gaan. Ik denk nog vaak aan onze eerste verliefde maanden. Hoe trots ik op je was, als je me omhoog tilde met je sterke armen en in de lucht gooide en weer opving. En ik realiseer me met spijt dat ik het geluk door mijn handen heb laten glippen. Zevenentwintig jaar geleden was dat. We waren te jong, ik was te jong.” De klok sloeg, de klok in de gang die hij nog van zijn grootouders geërfd had, een oude Friese staartklok, zo heette zo’n klok toch? Te jong, ja dat waren we. Te jong en te onwetend. Wat konden we ook weten. Hij stond op en schonk zijn glas nog een keer bij. Nu komt het moeilijkste, dacht hij. “Je vraagt je nu natuurlijk af, waarom ik je schrijf, na al die tijd. Ik vind het moeilijk maar ik wil je vragen of je kerstavond bij mij wilt komen eten. Toen, toen was ik weg, de dag voor kerstavond. En ik wist hoe je je er op verheugd had. Ik kan daar nog om huilen, als ik daar aan denk. Misschien kan ik dat goed maken. Zou je zo goed willen zijn. Ik begrijp het wanneer je nee zegt, ik begrijp dat heel goed, en ik neem het je ook niet kwalijk. Maar misschien, ik hoop het. Ik wacht af. Boven de brief zet ik mijn adres en telefoonnummer. En ik hoop dat je me antwoordt. Nog steeds je Miesje.” Het hoge woord was er uit dacht hij, en nu was het hoge woord aan hem. De hele dag had hij rondgelopen, sinds de postvrouw hem met nieuwsgierige ogen de brief per- soonlijk had gebracht. Natuurlijk, wat zouden ze nieuwsgierig zijn in het dorp, wat zou er geroddeld worden. ‘Heb je het al gehoord, de oude Bart, die zonderling die aan de rand van het dorp woont, weet je wel, die heeft een brief van zijn oude geliefde ontvangen …’ Hij kende zijn dorpsgenoten. Maar dat was het probleem niet, het probleem was: wat zou hij doen? Na jaren was het hem gelukt om zijn evenwicht te vinden en zich te verzoenen met zijn leven als vrijgezel. Misschien ontmoet een man maar eenmaal de liefde van zijn leven, bij hem was dat in ieder geval zo. En geluk had het hem niet gebracht. Maar vergeten was hij haar nooit. Dus? Het was laat die avond dat hij naar bed ging, de lamp doofde en zijn avondgebed deed. ‘Here houd ook deze nacht over mij getrouw de wacht.’ Hij viel onmiddellijk in slaap, zijn besluit stond vast. Toen Bart die ochtend opstond, viel het licht van de opgaande zon schuin over de akkers de kamer in. Het had opnieuw gesneeuwd die nacht, en er lag een dik vers pak sneeuw. De dag voor Kerst dacht hij, en de dag dat hij terug zou komen op een besluit dat hij dacht voor altijd genomen te hebben. Hij liep naar de telefoon, belde garage Konstapel. Om drie uur precies stond de taxi voor, om kwart voor vier had hij de trein naar het westen en even na half zes stapte hij uit op Amsterdam Centraal. Het was kwart over zes toen hij voor haar huis stond in Oud-Zuid, op de afgesproken tijd. Even aarzelde hij, hij kon nog terug. Maar toen, vastberaden, drukte hij op de bel. De deur ging onmiddellijk open. Hij liep de steile trap op. Boven stond de vrouw die hij meer dan vijfentwintig jaar geleden voor het laatst in zijn armen had gehouden. Toen hij haar opnieuw in zijn armen hield, voelde hij haar warme, natte tranen stromen over zijn gezicht.
© Copyright 2024 ExpyDoc