Laseur, Edo 2

Een trein dendert langs,
de zuigwind erachter vlaagt
over het perron;
dan weer het koele maanlicht
op de glanzende railzen.
Onze verhalen
brengen landschappen in kaart
— hun vergezichten,
doorsneden met rivieren
en wegen van dorp tot dorp.
SB
Ik ga op reis en schrijf geschiedenis met jou.
Stap in op het perron en laat jezelf op (dit) verhaal komen.
Neem daarvoor een kijkje in mijn kaart, die reikt tot in het oosten.
In het rijk van Habsburg waar de keizer zijn kleren verloor.
Waar de weg loopt naar kameraad baron in Zevenburgen.
Doodlopend in het dorp, dat communistisch collectief werd.
Door dit trage landschap snelt een trein, gejaagd door de wind.
Door het bergdal klinkt schril de fluit van de locomotief.
Op een enkele plaats wordt halt gehouden.
Deuren vliegen open, mensen uit.
En dan gaat, hartje zomer, de reis plots door een tunnel.
Aan het eind ervan geen sprankje licht.
Plotseling weet niemand van voor- en achteruit. Is er enkel de zijruit.
Open, voor het vage schijnsel van iets wits. Tussen de rails geraakt.
Onschuldig lam. Deel uitmakend van een kudde zonder herder.
De machinist: voor een poosje is hij het spoor bijster.
Het is laat geworden en de maan schijnt onbewogen door de bomen.
Passagiers sturen geen SOS, maar sms. In roodgekleurde letters.
Weliswaar in telegramstijl, maar nu is deze geschiedenis niet meer alleen van mij.
Het verhaal gaat verder, met jou: de paden op, de lanen in…
Edo Laseur