FUGRO GEOSERVICES B.V. Geo-Advies West-Nederland INNOVATIEONDERZOEK betreffende FASE 2 GRONDWATERONDERLAST EN FUNDERINGSITUATIE SCHILDERSKWARTIER WOERDEN Projectnummer: 4013-0633-000 3440 AA WOERDEN Projectleider : Ing. P. Nelemans Business Development Manager Bouw & Industrie Projectcoördinator : Ir. M.J. Profittlich Hoofd Geo-Advies West-Nederland Mede opgesteld door : Ing. H.J.R. Keijer Senior Adviseur Geotechniek Dr. R.K.W.M. Klaassen SHR-houtspecialist VERSIE DATUM OMSCHRIJVING WIJZIGING 1 7 oktober 2014 CONCEPT 2 31 oktober 2014 DEFINITIEF FILE: 4013-0633-000.R01V02FASE2 Kantoor: Zekeringstraat 41a, 1014 BV Amsterdam, Tel.: 020-6510800, www.fugro.nl Onderdeel van de Fugro Groep met vestigingen over de hele wereld. PARAAF PROJECTLEIDER FUGRO GEOSERVICES B.V. Geo-Advies West-Nederland INNOVATIEONDERZOEK betreffende FASE 2 GRONDWATERONDERLAST EN FUNDERINGSITUATIE SCHILDERSKWARTIER WOERDEN Projectnummer: 4013-0633-000 Opdrachtgever : Gemeente Woerden Postbus 45 3440 AA WOERDEN Projectleider : Ing. P. Nelemans Business Development Manager Bouw & Industrie Projectcoördinator : Ir. M.J. Profittlich Hoofd Geo-Advies West-Nederland Mede opgesteld door : Ing. H.J.R. Keijer Senior Adviseur Geotechniek Dr. R.K.W.M. Klaassen SHR-houtspecialist VERSIE DATUM OMSCHRIJVING WIJZIGING 1 7 oktober 2014 CONCEPT 2 31 oktober 2014 DEFINITIEF FILE: 4013-0633-000.R01V02FASE2 Kantoor: Zekeringstraat 41a, 1014 BV Amsterdam, Tel.: 020-6510800, www.fugro.nl Onderdeel van de Fugro Groep met vestigingen over de hele wereld. PARAAF PROJECTLEIDER INHOUDSOPGAVE Blz. 1. INLEIDING 1 2. PROJECTOMSCHRIJVING 2.1. Aanleiding 2.2. Projectlocatie 2.3. Doel 2.4. Fasering 2 2 3 3 4 3. ONDERZOEKSRESULTATEN FASE 2 3.1. Algemeen 3.2. Funderingsinspectie 3.3. Houtonderzoek 3.4. Zuurstof- en vochtmetingen 3.5. Trillingsonderzoek 5 5 5 6 6 7 BIJLAGEN Nr. - 7 8A 8B 9 Resultaten funderingsinspecties t.p.v. 10 woningen Resultaten SHR-houtonderzoek (standaard) Resultaten SHR-Houtonderzoek (sterkteonderzoek) Meetresultaten en analyse zuurstof- en vochtmetingen 1. INLEIDING Op 15 april 2014 ontving Fugro GeoServices B.V. van Gemeente Woerden de opdracht voor het uitvoeren van fase 2 van het innovatieonderzoek grondwateronderlast en funderingsituatie Schilderskwartier te Woerden. Fase 1 vormde het startpunt van het innovatieonderzoek en bestaat uit verkennend onderzoek ter plaatse van in de ondergrond achtergebleven houten palen van een voormalige school in het hart van het Schilderskwartier. Fase 2 betreft nader onderzoek bij meerdere woningen in het gebied en fase 3 bestaat uit de algehele synthese van alle in fase 1 en 2 uitgevoerde onderzoeken en metingen. De resultaten van fase 1 en 3 van dit onderzoek zijn separaat gerapporteerd. Leeswijzer Dit rapport bevat: - een projectomschrijving met onder meer de aanleiding, doel en fasering van het onderzoek (hoofdstuk 2); - de resultaten van alle in fase 2 uitgevoerde onderzoeken en metingen (hoofdstuk 3 en bijlagen). 4013-0633-000.R01V02FASE2 Opdr. : Blz. : 4013-0633-000 1 2. PROJECTOMSCHRIJVING 2.1. Aanleiding In het westelijke deel van het Schilderskwartier in de gemeente Woerden zijn de woningen, gebouwd in de 2de helft van de jaren ‘60 van de vorige eeuw, gefundeerd op houten palen met betonopzetters (zie ook figuur 2-1). Figuur 2-1: Karakteristieke funderingsituatie Schilderskwartier (bron: gemeente Woerden) Uit onderzoeken in de jaren ’90 is gebleken dat de grondwaterstand (periodiek) lager is dan de onderkant van de opzetters. Hierdoor bestaat er een risico op schimmelaantasting van de houten paalfundering. Op basis van beschikbare gegevens en reconstructies kan worden aangenomen dat sommige houten palen in dit gebied al meer dan 30 jaar droog staan. Dit heeft echter nog niet aantoonbaar geleid tot fysieke schade aan woningen. Het tempo van schadeontwikkeling verloopt in dit gebied veel trager dan volgens experts te verwachten zou zijn. Wellicht is dit te wijten is aan specifieke bodemopbouw en/of waterkwaliteit(-samenstelling) in het gebied. 4013-0633-000.R01V02FASE2 Opdr. : Blz. : 4013-0633-000 2 Vijf partijen (projectgroep), namelijk de gemeente Woerden, provincie Utrecht, drinkwaterbedrijf Oasen, woningcorporatie GroenWest en bewonersvereniging GWW, hebben een samenwerkingsovereenkomst ondertekend waarin de wens is vastgelegd om gezamenlijk een innovatieonderzoek uit te voeren ten behoeve van de aanpak van de grondwateronderlast en funderingsituatie in het Schilderskwartier te Woerden. 2.2. Projectlocatie Het risicogebied (zie ook figuur 2-2) is afgebakend ten westen van de Jozef Israëlslaan en tussen de Rembrandtlaan (ten zuiden) en Johannes Bosboomstraat/Willem de Zwartstraat (ten noorden). In andere delen van het Schilderskwartier doen zich geen problemen voor. Hier is de bodemopbouw anders, het grondwaterpeil is hoger en op veel plaatsen is niet gewerkt met houten palen voor de fundering van woningen. Figuur 2-2: Contouren risicogebied (bron: rapportage Infiltratie- en funderingsonderzoek Schilderskwartier d.d. 17 april 2013, Witteveen + Bos) 2.3. Doel Het doel van dit innovatieonderzoek is inzicht krijgen in de urgentie van de technische aspecten van de problematiek (type schade, ernst van schade, omvang van schade), het tempo waarmee maatregelen getroffen moeten worden en het onderbouwen van argumenten om voor en/of tegen één van de drie overgebleven oplossingsrichtingen te kiezen. 4013-0633-000.R01V02FASE2 Opdr. : Blz. : 4013-0633-000 3 Het gaat hierbij om: 1. tijdig funderingsherstel (dit is herstel voordat schade ontstaat), 2. het aanbrengen van een infiltratiesysteem in het openbaar gebied, gecombineerd met tijdig funderingsherstel voor de woningen waarvoor deze maatregel geen oplossing biedt en, 3. het op termijn verplaatsen van de drinkwaterwinning, gecombineerd met tijdig funderingsherstel, voor de woningen waarvoor deze maatregel geen oplossing biedt. Daarnaast zijn door de opdrachtgever in het kader van dit onderzoek een 19-tal onderzoeksvragen geformuleerd, welke beantwoord dienden te worden. 2.4. Fasering Het onderzoek diende in 3 fasen te worden uitgevoerd: 1) Verkennen: in de Jan Steenstraat is een terrein beschikbaar met bestaande houten palen, waarvan 6 met betonnen opzetter, behorende bij de voormalige Willem Alexanderschool van 1965. De palen hebben een vergelijkbare ouderdom (ten opzichte van de funderingspalen in de rest van de wijk) en moeten op basis van beschikbare gegevens van de grondwaterstand en de onderkant van de oplanger langdurig hebben drooggestaan over de bovenste circa 0,5 m. 2) Nader onderzoek: in fase 2 diende een representatief beeld van de wijk te worden verkregen in de mate van aantasting van de houten palen, het tempo en de oorzaken. Dit in relatie tot de meest invloedrijke factoren en karakteristieken, namelijk de gemiddelde freatische grondwaterstand, de bovenzijde van het funderingshout, de samenstelling van de ondiepe ondergrond en de verschillende bouwstromen. 3) Uitbreiding en afronding nader onderzoek: in deze fase volgt een samenvattende analyse van alle in fase 1 en 2 uitgevoerde onderzoeken met conclusies en aanbevelingen voor de toekomst. Deze rapportage behandelt de resultaten van fase 2, de resultaten van fase 1 en 3 van dit onderzoek zijn separaat gerapporteerd. 4013-0633-000.R01V02FASE2 Opdr. : Blz. : 4013-0633-000 4 3. ONDERZOEKSRESULTATEN FASE 2 3.1. Algemeen In fase 2 hebben in kader van dit onderzoek de volgende werkzaamheden plaatsgevonden: - Funderingsinspecties t.p.v. 10 woningen - Houtonderzoek (standaard + aanvullend) - Zuurstof- en vochtmetingen - Trillingsonderzoek 3.2. Funderingsinspectie Op basis van de gekozen onderzoekstrategie (zie ook fase 1), overleg met en na toestemming van bewoners in relatie tot logistieke zaken (zoals bereikbaarheid locatie en aanwezigheid van kabels en leidingen) zijn op de volgende in tabel 3-1 aangegeven locaties funderingsinspecties uitgevoerd. Tabel 3-1: overzicht 10 locaties funderingsinspecties Locatie Adres Locatie put Aantal vrijgegraven palen Aantal houtmonsters Uitvoeringsdatum 1 Gebr. Marisstraat 19 (huurwoning) Zijgevel 3 6 Di 29 april (ochtend) 2 Gebr. Marisstraat 36 (huurwoning) Voorgevel 2 4 Ma 12 mei 3 Jan Tooropstraat 1 (huurwoning) Zijgevel 3 6 Di 29 april (middag) I.c.m. vocht- en zuurstofmeters in achtertuin (vanaf mei 2014) 4 Derkinderenstraat 29 (koopwoning) Zijgevel (oprijlaan naar garage) 3 6 Ma 28 april/ do 14 aug** I.c.m. vocht- en zuurstofmeters (vanaf sep 2014) 5 Jan Steenstraat 133 (huurwoning) Voorgevel 2 4 Di 13 mei 6 Leo Gestelstraat 1 (koopwoning) Zijgevel (voor de aanbouw) 3 6 Do 1 mei 7 Dick Ketstraat 4 (koopwoning) voorgevel 2 4 Wo 21 mei I.c.m. vocht- en zuurstofmeters (vanaf sep 2014) 8 Jan Sluijterstraat 21 (koopwoning) Voorgevel 2 4 Wo 14 mei I.c.m. trillingsonderzoek 9 Johannes Bosboomstraat 23 (koopwoning) voorgevel 2 4 Wo 30 april bij de buren op nr. 21 zijn vocht- en zuurstof-meters in de voortuin geplaatst (vanaf mei) 10 Jan Voermanstraat 15 (koopwoning) Zijgevel (oprijlaan naar garage) 3 6 Do 15 mei Bijzonderheden I.c.m. trillingsonderzoek* * daarnaast is ook trillingsonderzoek uitgevoerd tpv woonblok Jan Steenstraat 81-93 ** aangezien de houtmonsters van de funderingsinspectie op 28 april tijdens de verzending per post verloren zijn gegaan, heeft op 14 augustus opnieuw een inspectie plaatsgevonden 4013-0633-000.R01V02FASE2 Opdr. : Blz. : 4013-0633-000 5 Hierna zijn per inspectieput de volgende werkzaamheden uitgevoerd, conform het F3Oprotocol: - Verwijdering verharding en/of beplanting; - graven van een inspectieput met voldoende diepte, zodat het bovenste deel van de houten palen vrij is; - classificatie bodemmateriaal; - visuele inspectie (inclusief foto’s) en het opmeten van de funderingsconstructie (zoals diameter palen, onderlinge afstand, diepte ten opzichte van maaiveld); - beoordeling metselwerk en beton(opzetters); - bepaling van de dikte van de zachte schil van het hout m.b.v. een gekalibreerde inslaghamer; - monstername van hout m.b.v. een aanwasboor, waarbij per paal 2 houtmonsters zijn genomen; - opvullen inspectieput, waarbij de oorspronkelijke laagindeling is aangehouden, zodat de waterremmende functie van de ondergrond gehandhaafd is gebleven. De houtmonsters zijn vervolgens naar het SHR-houtlaboratorium in Wageningen getransporteerd en onderzocht (zie verder paragraaf 3.3). De resultaten van de funderingsinspecties zijn gepresenteerd in bijlage 7. 3.3. Houtonderzoek De houtmonsters zijn direct na de inspecties naar het SHR-laboratorium in Wageningen toegezonden, waar het volgende onderzoek heeft plaatsgevonden: - visuele beoordeling - bepaling houtsoort - microscopisch onderzoek - houtvochtgehalte - volumieke massa en het spintgehalte - schatting gradient reststerkte over de paaldiameter - bepaling levensverwachting over de komende 25 jaar - dikte spintrand - type en mate van aantasting Daarnaast is aanvullend onderzoek verricht naar de druksterkte en drukstijfheid van het hout met als doel om (1) te achterhalen wat het effect is van een lichte vorm van schimmelaantasting op de druksterkte van de paal en (2) te achterhalen wat er met de sterkte van de palen gebeurt wanneer het relatieve lage vochtgehalte van de palen wordt verhoogd tot waterverzadiging als gevolg van een aangepast grondwaterbeheer. Verder zijn de resultaten over de drukstijfheid en sterkte ook van belang voor de interpretatie van de resultaten van het trillingsonderzoek. De resultaten van het standaard en aanvullende houtonderzoek zijn gepresenteerd in respectievelijk bijlage 8A en 8B. 3.4. Zuurstof- en vochtmetingen Vanaf begin mei 2014 zijn ter plaatse van een tweetal representatieve locaties zuurstof- en vochtmetingen uitgevoerd. Het gaat hierbij om de locaties Jan Tooropstraat 1 en Johannes Bosboomstraat 21, waarbij in de directe omgeving ook funderingsinspecties hebben 4013-0633-000.R01V02FASE2 Opdr. : Blz. : 4013-0633-000 6 plaatsgevonden. In een later stadium, vanaf begin september 2014, zijn op een tweetal aanvullende locaties ook metingen uitgevoerd. Het betreft de locaties aan de Derkinderenstraat 29 (nabij inspectieput 4) en de Dick Ketstraat 2 (nabij inspectieput 7). De metingen hebben plaatsgevonden over een periode van circa 4 maanden. Het doel van de metingen is het verkrijgen van inzicht in de natuurlijke dynamiek van het bodemvochtgehalte (en waterspanning) in relatie tot de indringing van zuurstof in de bodem en mate van aantasting van de houten palen. Per meetlocatie zijn tot circa 3 m diepte handboringen uitgevoerd ten behoeve van bodemclassificatie en het plaatsen van de volgende meetinstrumenten: - redoxpotentiaalmeters t.b.v. een indirecte meting van het zuurstofgehalte ter plaatse de houten paalkop (in de volcapillaire zone, net boven de grondwaterspiegel; - bodemvochtmeters in de onverzadigde zone, in zowel de klei als het zand boven de grondwaterspiegel; - waterspanningsmeters in de onverzadigde en verzadigde zone ter plaatse van de kleilaag (onverzadigde zone) en dieper gelegen zandlaag (verzadigde zone). Alle meetinstrumenten zijn gekoppeld aan een datalogger die in verbinding staat met een dataserver in Leidschendam, waardoor het mogelijk is de meetgegevens dagelijks te controleren en te analyseren. De resultaten van de zuurstof- en vochtmetingen zijn gepresenteerd in bijlage 9. 3.5. Trillingsonderzoek Het trillingsonderzoek is uitgevoerd door de Gemeente Rotterdam in samenwerking met Opstal Funderings Adviezen. Dit in opdracht van de projectgroep in het kader van de toepassing van innovatieve onderzoeksmethoden en waarbij wellicht een relatie kan worden gelegd met de resultaten van de traditionele funderingsinspecties en houtonderzoek. De mate waarin panden trillingen ondervinden is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de fundering van een gebouw. Het innovatieidee is erop gericht om met een actieve trillingsbron in de eigenfrequentie van het gebouw trillingen te genereren. Onderlinge afwijkingen in het gedrag van dit te meten trillingseffect van de bebouwing kan dan in bepaalde mate worden toegeschreven aan de staat van de fundering. Door steekproefsgewijs van gelijkwaardige panden de kwaliteit op traditioneel funderingsonderzoekwijze van de paalfunderingen te bepalen kan van de overige panden op basis van deze steekproef en het trillingsgedrag de staat van de funderingen in kaart worden gebracht. De trillingsmetingen zijn uitgevoerd ter plaatse van de Jan Sluijsterstraat 13-13 en de Jan Steenstraat 81-93 en 123-135 (zie ook figuur 3-1). 4013-0633-000.R01V02FASE2 Opdr. : Blz. : 4013-0633-000 7 Figuur 3-1: Locaties trillingsmetingen De resultaten van de trillingsmetingen zijn separaat gepresenteerd. 4013-0633-000.R01V02FASE2 Opdr. : Blz. : 4013-0633-000 8 BIJLAGE 7 BIJLAGE 7: FUNDERINGSINSPECTIES EN HOUTONDERZOEK Er zijn in totaal 10 funderingsinspecties binnen het onderzoeksgebied uitgevoerd. De locaties van de inspectieputten zijn gekozen op basis van 2 criteria: een zo groot mogelijke droogstand van de paalkoppen in combinatie met een zo goed mogelijke verspreiding over de bouwstromen binnen het onderzoeksgebied. Op deze wijze wordt een representatief beeld van de gevolgen van de droogstand op de paalkoppen verkregen. De uitgangspunten voor de locatiekeuze van de inspectieputten is weergegeven in figuur 1. Figuur 1: Grondwaterstanden- Hoogteligging onderkant betonopzetters -Bouwstromen 1 De locaties van de uiteindelijke en werkelijk uitgevoerde funderingsinspecties zijn weergegeven in figuur 2. Opgemerkt wordt dat behalve de eerder genoemde keuze criteria ook praktische aspecten als toestemmingen van eigenaren en uitvoeringsmogelijkheden een rol hebben gespeeld. Figuur 2: Locaties uitgevoerde funderingsinspecties De exacte locaties van de inspectieputten zijn aangegeven in de situatietekeningen verderop in deze bijlage, alsmede de resultaten van de funderingsinspecties en op de bijbehorende foto’s. De werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de F3O/CURNET/SBR richtlijn “Onderzoek en beoordeling van houten paalfunderingen onder gebouwen” van september 2012. Er zijn echter meer houtmonsters genomen dan de richtlijn aangeeft, met als doel een beter inzicht te verkrijgen in de effecten van de droogstand op de paalkoppen. Per paalkop zijn 2 houtmonsters genomen op zo kort mogelijke afstand onder de onderzijden van de betonopzetters (in het algemeen 10 cm). Hierna volgt een samenvatting van de resultaten van de funderingsinspecties per locatie. 2 Funderingsinspectie 1 – Gebroeders Marisstraat 19 De fundering bestaat uit houten palen met betonopzetters en betonnen funderingsbalken; De onderzijde van de betonbalk is ingemeten op NAP +0,01 m; De betonbalk heeft afmetingen van 300 x 440 mm; De betonbalk en het bovenliggende metselwerk is gaaf en vertoont geen scheuren; De betonopzetters hebben een diameter van Ø280 mm; De onderzijden van de betonopzetters zijn ingemeten op NAP -1,23 à -1,25 m; De paalkopdiameters variëren van Ø180 tot Ø200 mm; De palen zijn goed onder de betonbalk geplaatst; De funderingsconstructie functioneert visueel goed. Tijdens de funderingsinspectie werd de houtkwaliteit van de buitenste schil van de paalkoppen beoordeeld met behulp van een slaghamer van het type Specht. De resultaten hiervan zijn weergegeven verderop in de bijlage. Hieruit blijkt dat de gemiddelde gemeten indringingen in de paalkoppen variëren van 5 tot 8 mm. De resultaten van het door SHR te Wageningen uitgevoerde houtonderzoek (rapport 14.0076-2w) zijn samengevat in de volgende tabel: Tabel: Resultaten laboratoriumonderzoek palen Paalnummer en monsternummer Houtsoort paal 1 - monster 1 Dikte aangetaste schil en type aantasting sterk matig weinig vuren 8 mm BR+EB 0 26 mm BR+EB paal 1 - monster 2 vuren 5 mm BR+EB 0 10 mm BR+EB paal 2 - monster 1 vuren 0 0 18 mm BR paal 2 - monster 2 vuren 5 mm BR 0 32 mm BR paal 3 - monster 1 vuren 5 mm BR 0 15 mm BR paal 3 - monster 2 vuren 4 mm BR 0 14 mm BR *BR = bruinrot (schimmel), EB = erosiebacterie De resultaten van het laboratoriumonderzoek geven een iets ongunstiger beeld dan de gemeten indringingen met de Specht. De houtmonsters zijn afkomstig van een niveau van ca. NAP -1,3 à -1,4 m. De gemiddelde grondwaterstand over de periode juni 2010 tot maart 2013 bedroeg hier volgens Witteveen + Bos ca. NAP -1,9 à -2,0 m en in 2014 ca. NAP -1,79 à -2,12 m. De houtmonsters bevonden zich toen dus op ca. 0,6 m boven de gemiddelde grondwaterstand. Op basis van de gemeten indringing met de Specht en de resultaten van het laboratoriumonderzoek kan de afname van het dragende paaloppervlak in de huidige situatie worden vastgesteld. Omdat het houtonderzoek een ongunstiger beeld geeft dan de gemeten indringing met de Specht, dient voor de dikte van de niet dragende schil 5 mm plus de hoogst gemiddelde gemeten indringing te worden aangehouden. Ook is de situatie over 50 jaar ingeschat met behulp van extrapolatie. Indien de situatie zich niet wijzigt zal er geen uitbreiding van de schimmelaantasting optreden en zal bacteriële aantasting zich langzaam uitbreiden. Op basis van uitgebreid houtonderzoek in het laboratorium van SHR is vastgesteld dat deze uitbreiding bij grenen palen met een snelheid van maximaal 0,3 mm/jaar plaatsvindt en bij vuren palen op een lagere snelheid. De resultaten zijn weergegeven in de volgende tabel. 3 Tabel: Resterende dragende diameter paalkoppen Paalnummer Paalkopdiameter in mm Dikte niet dragende schil in mm Dragende restdiameter in mm Nu Over 50 jaar * Nu Over 50 jaar * paal 1 Ø200 13 28 Ø174 Ø144 paal 2 Ø180 10 25 Ø160 Ø130 paal 3 Ø190 12 27 Ø166 Ø136 *op basis van lineaire extrapolatie vanaf het jaar 2014 Rekenvoorbeeld paal 1: - totale indringing in 2014 = hoogst gemeten gemiddelde indringing + toeslag = 8 + 5 = 13 mm - dragende diameter in 2014 = gemeten paaldiameter – 2 x huidige indringing = 200 – 2x13 = 174 mm - totale indringing over 50 jaar = 13 + 50x 0,3 mm/jaar = 13 + 15 = 28 - dragende diameter in 2064 = 200 – 2x28 = 144 mm Funderingsinspectie 2 – Gebroeders Marisstraat 36 De fundering bestaat uit houten palen met betonopzetters en betonnen funderingsbalken; De onderzijde van de betonbalk is ingemeten op NAP -0,01 m; De betonbalk heeft afmetingen van 330 x 420 mm; De betonbalk en het bovenliggende metselwerk is gaaf en vertoont geen scheuren; De betonopzetters hebben een diameter van Ø280 mm; De onderzijden van de betonopzetters zijn ingemeten op NAP -1,32 à -1,35 m; De paalkopdiameters variëren van Ø160 tot Ø190 mm; De palen zijn goed onder de betonbalk geplaatst; De funderingsconstructie functioneert visueel goed. Tijdens de funderingsinspectie werd de houtkwaliteit van de buitenste schil van de paalkoppen beoordeeld met behulp van een slaghamer van het type Specht. De resultaten hiervan zijn verderop weergegeven in de bijlage. Hieruit blijkt dat de gemiddelde gemeten indringingen in de paalkoppen 5 mm bedragen. De resultaten van het door SHR te Wageningen uitgevoerde houtonderzoek (rapport 14.0076-2w) zijn samengevat in de volgende tabel: Tabel: Resultaten laboratoriumonderzoek palen Paalnummer en monsternummer Houtsoort paal 1 - monster 1 Dikte aangetaste schil in mm en type aantasting sterk matig weinig grenen 0 20 mm BR 50 mm BR paal 1 - monster 2 grenen 0 0 57 mm BR paal 2 - monster 1 grenen 0 0 0 paal 2 - monster 2 grenen 0 0 64 mm BR *BR = bruinrot (schimmel), EB = erosiebacterie De resultaten van het laboratoriumonderzoek geven een gunstiger beeld dan de gemeten indringingen met de Specht. 4 De houtmonsters zijn afkomstig van een niveau van ca. NAP -1,4 à -1,5 m. De gemiddelde grondwaterstand over de periode juni 2010 tot maart 2013 bedroeg hier volgens Witteveen + Bos ca. NAP -2,0 à -2,1 m en in 2014 ca. NAP -1,85 à -2,15 m. De houtmonsters bevonden zich toen dus op ca. 0,6 m boven de gemiddelde grondwaterstand. Op basis van de gemeten indringing met de Specht en de resultaten van het laboratoriumonderzoek kan de afname van het dragende paaloppervlak in de huidige situatie worden vastgesteld. Omdat het houtonderzoek een gunstiger beeld geeft dan de gemeten indringingen met de Specht, mag voor de dikte van de niet dragende schil de gemiddelde gemeten indringing worden aangehouden. Ook is de situatie over 50 jaar ingeschat met behulp van extrapolatie. Indien de situatie zich niet wijzigt zal er geen uitbreiding van de schimmelaantasting optreden en zal bacteriële aantasting zich langzaam uitbreiden. Op basis van uitgebreid houtonderzoek in het laboratorium van SHR is vastgesteld dat deze uitbreiding bij grenen palen met een snelheid van maximaal 0,3 mm/jaar plaatsvindt en bij vuren palen op een lagere snelheid. De resultaten zijn weergegeven in de volgende tabel. Tabel: Resterende dragende diameter paalkoppen Paalnummer Paalkopdiameter in mm Dikte niet dragende schil in mm Dragende restdiameter in mm Nu Over 50 jaar * Nu Over 50 jaar * paal 1 Ø160 5 20 Ø150 Ø120 paal 2 Ø190 5 20 Ø180 Ø150 *op basis van lineaire extrapolatie vanaf het jaar 2014 Funderingsinspectie 3 – Jan Tooropstraat 1 De fundering bestaat uit houten palen met betonopzetters en betonnen funderingsbalken; De onderzijde van de betonbalk is ingemeten op NAP -0,11 m; De betonbalk heeft afmetingen van 320 x 430 mm; De betonbalk en het bovenliggende metselwerk is gaaf en vertoont geen scheuren; De betonopzetters hebben een diameter van Ø280 mm; De onderzijden van de betonopzetters zijn ingemeten op -1,42 à -1,48 m; De paalkopdiameters variëren van Ø150 tot Ø170 mm; De palen zijn goed onder de betonbalk geplaatst; De funderingsconstructie functioneert visueel goed. Tijdens de funderingsinspectie werd de houtkwaliteit van de buitenste schil van de paalkoppen beoordeeld met behulp van een slaghamer van het type Specht. De resultaten hiervan zijn weergegeven verderop in de bijlage. Hieruit blijkt dat de gemiddelde gemeten indringingen in de paalkoppen variëren van 5 tot 12 mm. De resultaten van het door SHR te Wageningen uitgevoerde houtonderzoek (rapport 14.0076-2w) zijn samengevat in de volgende tabel: 5 Tabel: Resultaten laboratoriumonderzoek palen Paalnummer en monsternummer Houtsoort paal 1 - monster 1 Dikte aangetaste schil in mm en type aantasting sterk matig weinig grenen 17 mm BR+EB 53 mm BR+EB 0 paal 1 - monster 2 grenen 40 mm BR+EB 57 mm BR 0 paal 2 - monster 1 grenen 41 mm BR+EB 0 5 mm BR paal 2 - monster 2 grenen 37 mm BR+EB 0 10 mm BR paal 3 - monster 1 vuren 6 mm BR+EB 0 59 mm BR paal 3 - monster 2 vuren 0 0 75 mm BR *BR = bruinrot (schimmel), EB = erosiebacterie De resultaten van het laboratoriumonderzoek geven een ongunstiger beeld dan de gemeten indringingen met de Specht. De houtmonsters zijn afkomstig van een niveau van ca. NAP -1,5 à -1,6 m. De gemiddelde grondwaterstand over de periode juni 2010 tot maart 2013 bedroeg hier volgens Witteveen + Bos ca. NAP -1,9 à -2,0 m en in 2014 ca. NAP -1,82 à -2,13 m. De houtmonsters bevonden zich toen dus op ca. 0,4 m boven de gemiddelde grondwaterstand. Op basis van de gemeten indringing met de Specht en de resultaten van het laboratoriumonderzoek kan de afname van het dragende paaloppervlak in de huidige situatie worden vastgesteld. Omdat het houtonderzoek een ongunstiger beeld geeft dan de gemeten indringing met de Specht, dient voor de dikte van de niet dragende schil 5 mm plus de hoogst gemiddelde gemeten indringing te worden aangehouden. Ook is de situatie over 50 jaar ingeschat met behulp van extrapolatie. Indien de situatie zich niet wijzigt zal er geen uitbreiding van de schimmelaantasting optreden en zal bacteriële aantasting zich langzaam uitbreiden. Op basis van uitgebreid houtonderzoek in het laboratorium van SHR is vastgesteld dat deze uitbreiding bij grenen palen met een snelheid van maximaal 0,3 mm/jaar plaatsvindt en bij vuren palen op een lagere snelheid. De resultaten zijn weergegeven in de volgende tabel. Tabel: Resterende dragende diameter paalkoppen Paalnummer Paalkopdiameter in mm Dikte niet dragende schil in mm Dragende restdiameter in mm Nu Over 50 jaar * Nu Over 50 jaar * paal 1 Ø170 10 25 Ø150 Ø120 paal 2 Ø170 17 32 Ø136 Ø106 paal 3 Ø150 10 25 Ø130 Ø100 *op basis van lineaire extrapolatie vanaf het jaar 2014 Funderingsinspectie 4 – Derkinderenstraat 29 De fundering bestaat uit houten palen met betonopzetters en betonnen funderingsbalken; De onderzijde van de betonbalk is ingemeten op NAP +0,05 m; De betonbalk heeft afmetingen van 275 x 380 mm; De betonbalk en is gaaf en vertoont geen scheuren. Het bovenliggende metselwerk is redelijk van kwaliteit maar vertoont wel haarscheurtjes in enkele stenen; 6 De betonopzetters hebben een diameter van Ø220 tot Ø240 mm; De betonopzetters staan scheef; De onderzijden van de betonopzetters zijn ingemeten op NAP -1,63 à -1,69 m; De paalkopdiameters variëren van Ø170 tot Ø200 mm; De palen zijn redelijk tot goed onder de betonbalk geplaatst; Paal 1 staat scheef; De funderingsconstructie functioneert visueel redelijk tot goed. Tijdens de funderingsinspectie werd de houtkwaliteit van de buitenste schil van de paalkoppen beoordeeld met behulp van een slaghamer van het type Specht. De resultaten hiervan zijn weergegeven verderop in de bijlage. Hieruit blijkt dat de gemiddelde gemeten indringingen in de paalkoppen 5 mm bedragen. De resultaten van het door SHR te Wageningen uitgevoerde houtonderzoek (rapport 14.0076-2w) zijn samengevat in de volgende tabel: Tabel: Resultaten laboratoriumonderzoek palen Paalnummer en monsternummer Houtsoort paal 1 - monster 1 Dikte aangetaste schil in mm en type aantasting sterk matig weinig grenen 1 mm BR+EB 19 mm BR+EB 49 mm BR+EB paal 1 - monster 2 grenen 0 0 36 mm BR+EB paal 2 - monster 1 grenen 0 0 0 paal 2 - monster 2 grenen 0 0 12 mm BR paal 3 - monster 1 vuren 0 32 mm BR ** 0 paal 3 - monster 2 vuren 0 0 n.b. BR *BR = bruinrot (schimmel), EB = erosiebacterie **Deze aantasting is opgetreden rondom het hart van de paal De resultaten van het laboratoriumonderzoek geven een iets ongunstiger beeld dan de gemeten indringingen met de Specht. De houtmonsters zijn afkomstig van een niveau van ca. NAP -1,9 à -2,0 m. De gemiddelde grondwaterstand over de periode juni 2010 tot maart 2013 bedroeg hier volgens Witteveen + Bos ca. NAP -2,0 à -2,1 m en in 2014 ca. NAP -1,82 à -2,14 m. De houtmonsters bevonden zich toen dus op ca. 0,1 m boven de gemiddelde grondwaterstand. Op basis van de gemeten indringing met de Specht en de resultaten van het laboratoriumonderzoek kan de afname van het dragende paaloppervlak in de huidige situatie worden vastgesteld. Omdat het houtonderzoek een ongunstiger beeld geeft dan de gemeten indringing met de Specht, dient voor de dikte van de niet dragende schil 5 mm plus de hoogst gemiddelde gemeten indringing te worden aangehouden. Ook is de situatie over 50 jaar ingeschat met behulp van extrapolatie. Indien de situatie zich niet wijzigt zal er geen uitbreiding van de schimmelaantasting optreden en zal bacteriële aantasting zich langzaam uitbreiden. Op basis van uitgebreid houtonderzoek in het laboratorium van SHR is vastgesteld dat deze uitbreiding bij grenen palen met een snelheid van maximaal 0,3 mm/jaar plaatsvindt en bij vuren palen op een lagere snelheid. De resultaten zijn weergegeven in de volgende tabel. 7 Tabel: Resterende dragende diameter paalkoppen Paalnummer Paalkopdiameter in mm Dikte niet dragende schil in mm Dragende restdiameter in mm Nu Over 50 jaar * Nu Over 50 jaar * paal 1 Ø200 10 25 Ø180 Ø150 paal 2 Ø200 10 25 Ø180 Ø150 paal 3 Ø170 10 25 Ø150 Ø120 *op basis van lineaire extrapolatie vanaf het jaar 2014 Funderingsinspectie 5 – Jan Steenstraat 133 De fundering bestaat uit houten palen met betonopzetters en betonnen funderingsbalken; De onderzijde van de betonbalk is ingemeten op NAP -0,14 m; De betonbalk heeft afmetingen van 270 x 420 mm; De betonbalk en het bovenliggende metselwerk is gaaf en vertoont geen scheuren; De betonopzetters hebben een diameter van Ø280 mm; De onderzijden van de betonopzetters zijn ingemeten op NAP -1,44 à -1,53 m; De paalkopdiameters variëren van Ø170 tot Ø190 mm; De palen zijn goed onder de betonbalk geplaatst; De funderingsconstructie functioneert visueel goed. Tijdens de funderingsinspectie werd de houtkwaliteit van de buitenste schil van de paalkoppen beoordeeld met behulp van een slaghamer van het type Specht. De resultaten hiervan zijn weergegeven verderop in de bijlage. Hieruit blijkt dat de gemiddelde gemeten indringingen in de paalkoppen 5 mm bedragen. De resultaten van het door SHR te Wageningen uitgevoerde houtonderzoek (rapport 14.0076-2w) zijn samengevat in de volgende tabel: Tabel: Resultaten laboratoriumonderzoek palen Paalnummer en monsternummer Houtsoort paal 1 - monster 1 Dikte aangetaste schil in mm en type aantasting sterk matig weinig grenen 21 mm BR 55 mm BR 0 paal 1 - monster 2 grenen 17 mm BR 19 mm BR 0 paal 2 - monster 1 grenen 5 mm EB 17 mm EB 27 BR+EB paal 2 - monster 2 grenen 13 mm EB 22 mm EB 11 mm EB *BR = bruinrot (schimmel), EB = erosiebacterie De resultaten van het laboratoriumonderzoek geven een ongunstiger beeld dan de gemeten indringingen met de Specht. De houtmonsters zijn afkomstig van een niveau van ca. NAP -1,5 à -1,6 m. De gemiddelde grondwaterstand over de periode juni 2010 tot maart 2013 bedroeg hier volgens Witteveen + Bos ca. NAP -2,0 à -2,1 m en in 2014 ca. NAP -1,87 à -2,17 m. De houtmonsters bevonden zich toen dus op ca. 0,5 m boven de gemiddelde grondwaterstand. Op basis van de gemeten indringing met de Specht en de resultaten van het laboratoriumonderzoek kan de afname van het dragende paaloppervlak in de huidige situatie worden vastgesteld. Omdat het houtonderzoek een ongunstiger beeld geeft dan de gemeten 8 indringing met de Specht, dient voor de dikte van de niet dragende schil 5 mm plus de hoogst gemiddelde gemeten indringing te worden aangehouden. Ook is de situatie over 50 jaar ingeschat met behulp van extrapolatie. Indien de situatie zich niet wijzigt zal er geen uitbreiding van de schimmelaantasting optreden en zal bacteriële aantasting zich langzaam uitbreiden. Op basis van uitgebreid houtonderzoek in het laboratorium van SHR is vastgesteld dat deze uitbreiding bij grenen palen met een snelheid van maximaal 0,3 mm/jaar plaatsvindt en bij vuren palen op een lagere snelheid. De resultaten zijn weergegeven in de volgende tabel. Tabel: Resterende dragende diameter paalkoppen Paalnummer Paalkopdiameter in mm Dikte niet dragende schil in mm Dragende restdiameter in mm Nu Over 50 jaar * Nu Over 50 jaar * paal 1 Ø190 10 25 Ø170 Ø140 paal 2 Ø170 10 25 Ø150 Ø120 *op basis van lineaire extrapolatie vanaf het jaar 2014 Funderingsinspectie 6 – Leo Gestelstraat 1 De fundering bestaat uit houten palen met betonopzetters en betonnen funderingsbalken; De onderzijde van de betonbalk is ingemeten op NAP -0,05 m; De betonbalk heeft afmetingen van 280 x 320 mm; De betonbalk en het bovenliggende metselwerk is gaaf en vertoont geen scheuren; De betonopzetters hebben een diameter van Ø230 mm; De onderzijden van de betonopzetters zijn ingemeten op NAP -1,59 à -1,65 m; De paalkopdiameters variëren van Ø170 tot Ø190 mm; De palen zijn goed onder de betonbalk geplaatst; De funderingsconstructie functioneert visueel goed. Tijdens de funderingsinspectie werd de houtkwaliteit van de buitenste schil van de paalkoppen beoordeeld met behulp van een slaghamer van het type Specht. De resultaten hiervan zijn weergegeven verderop in de bijlage. Hieruit blijkt dat de gemiddelde gemeten indringingen in de paalkoppen variëren van 5 tot 8 mm. De resultaten van het door SHR te Wageningen uitgevoerde houtonderzoek (rapport 14.0076-2w) zijn samengevat in de volgende tabel: Tabel: Resultaten laboratoriumonderzoek palen Paalnummer en monsternummer Houtsoort paal 1 - monster 1 Dikte aangetaste schil in mm en type aantasting sterk matig weinig vuren 4 mm BR 0 36 mm BR paal 1 - monster 2 vuren 0 0 52 mm BR paal 2 - monster 1 vuren 0 0 81 mm BR paal 2 - monster 2 vuren 0 0 20 mm BR paal 3 - monster 1 vuren 0 0 26 mm BR paal 3 - monster 2 vuren 0 0 20 mm BR *BR = bruinrot (schimmel), EB = erosiebacterie 9 De resultaten van het laboratoriumonderzoek geven een gunstiger beeld dan de gemeten indringingen met de Specht. De houtmonsters zijn afkomstig van een niveau van ca. NAP -1,7 à -1,8 m. De gemiddelde grondwaterstand over de periode juni 2010 tot maart 2013 bedroeg hier volgens Witteveen + Bos ca. NAP -2,0 à -2,1 m en in 2014 ca. NAP -1,83 à -2,14 m. De houtmonsters bevonden zich toen dus op ca. 0,3 m boven de gemiddelde grondwaterstand. Op basis van de gemeten indringing met de Specht en de resultaten van het laboratoriumonderzoek kan de afname van het dragende paaloppervlak in de huidige situatie worden vastgesteld. Omdat het houtonderzoek een gunstiger beeld geeft dan de gemeten indringingen met de Specht, mag voor de dikte van de niet dragende schil de gemiddelde gemeten indringing worden aangehouden. Ook is de situatie over 50 jaar ingeschat met behulp van extrapolatie. Indien de situatie zich niet wijzigt zal er geen uitbreiding van de schimmelaantasting optreden en zal bacteriële aantasting zich langzaam uitbreiden. Op basis van uitgebreid houtonderzoek in het laboratorium van SHR is vastgesteld dat deze uitbreiding bij grenen palen met een snelheid van maximaal 0,3 mm/jaar plaatsvindt en bij vuren palen op een lagere snelheid. De resultaten zijn weergegeven in de volgende tabel. Tabel: Resterende dragende diameter paalkoppen Paalnummer Paalkopdiameter in mm Dikte niet dragende schil in mm Dragende restdiameter in mm Nu Over 50 jaar * Nu Over 50 jaar * paal 1 Ø170 5 20 Ø160 Ø130 paal 2 Ø190 7 22 Ø176 Ø146 paal 3 Ø170 8 23 Ø154 Ø124 *op basis van lineaire extrapolatie vanaf het jaar 2014 Funderingsinspectie 7 – Dick Ketstraat 4 De fundering bestaat uit houten palen met betonopzetters en betonnen funderingsbalken; De onderzijde van de betonbalk is ingemeten op NAP -0,02 m; De betonbalk heeft afmetingen van 320 x 460 mm; De betonbalk en het bovenliggende metselwerk is gaaf en vertoont geen scheuren; De betonopzetters hebben een diameter van Ø230 mm; De onderzijden van de betonopzetters zijn ingemeten op -1,61 à -1,63 m; De paalkopdiameters variëren van Ø180 tot Ø190 mm; De palen zijn goed onder de betonbalk geplaatst; De funderingsconstructie functioneert visueel goed. Tijdens de funderingsinspectie werd de houtkwaliteit van de buitenste schil van de paalkoppen beoordeeld met behulp van een slaghamer van het type Specht. De resultaten hiervan zijn weergegeven verderop in de bijlage. Hieruit blijkt dat de gemiddelde gemeten indringingen in de paalkoppen variëren van 8 tot 13 mm. De resultaten van het door SHR te Wageningen uitgevoerde houtonderzoek (rapport 14.0076-2w) zijn samengevat in de volgende tabel: 10 Tabel: Resultaten laboratoriumonderzoek palen Paalnummer en monsternummer Houtsoort paal 1 - monster 1 Dikte aangetaste schil in mm en type aantasting sterk matig weinig vuren 0 28 mm BR 28 mm BR paal 1 - monster 2 vuren 0 0 0 paal 2 - monster 1 vuren 0 0 51 mm BR ** paal 2 - monster 2 vuren 0 0 71 mm BR *BR = bruinrot (schimmel), EB = erosiebacterie ** Deze aantasting is opgetreden rondom het hart van de paal De resultaten van het laboratoriumonderzoek geven een gunstiger beeld dan de gemeten indringingen met de Specht. De houtmonsters zijn afkomstig van een niveau van ca. NAP -1,7 à -1,8 m. De gemiddelde grondwaterstand over de periode juni 2010 tot maart 2013 bedroeg hier volgens Witteveen + Bos ca. NAP -2,0 à -2,1 m en in 2014 ca. NAP -1,82 à -2,12 m. De houtmonsters bevonden zich toen dus op ca. 0,3 m boven de gemiddelde grondwaterstand. Op basis van de gemeten indringing met de Specht en de resultaten van het laboratoriumonderzoek kan de afname van het dragende paaloppervlak in de huidige situatie worden vastgesteld. Omdat het houtonderzoek een gunstiger beeld geeft dan de gemeten indringingen met de Specht, mag voor de dikte van de niet dragende schil de gemiddelde gemeten indringing worden aangehouden. Ook is de situatie over 50 jaar ingeschat met behulp van extrapolatie. Indien de situatie zich niet wijzigt zal er geen uitbreiding van de schimmelaantasting optreden en zal bacteriële aantasting zich langzaam uitbreiden. Op basis van uitgebreid houtonderzoek in het laboratorium van SHR is vastgesteld dat deze uitbreiding bij grenen palen met een snelheid van maximaal 0,3 mm/jaar plaatsvindt en bij vuren palen op een lagere snelheid. De resultaten zijn weergegeven in de volgende tabel. Tabel: Resterende dragende diameter paalkoppen Paalnummer Paalkopdiameter in mm Dikte niet dragende schil in mm Dragende restdiameter in mm Nu Over 50 jaar * Nu Over 50 jaar * paal 1 Ø180 13 28 Ø154 Ø124 paal 2 Ø190 8 23 Ø174 Ø144 *op basis van lineaire extrapolatie vanaf het jaar 2014 Funderingsinspectie 8 – Jan Sluijterstraat 21 De fundering bestaat uit houten palen met betonopzetters en betonnen funderingsbalken; De onderzijde van de betonbalk is ingemeten op NAP -0,10 m; De betonbalk heeft afmetingen van 310 x 510 mm; De betonbalk en het bovenliggende metselwerk is gaaf en vertoont geen scheuren; De betonopzetters hebben een diameter van Ø225 mm; De onderzijden van de betonopzetters zijn ingemeten op -1,84 m; De paalkopdiameters variëren van Ø180 tot Ø220 mm; De palen zijn goed onder de betonbalk geplaatst; 11 De funderingsconstructie functioneert visueel goed. Tijdens de funderingsinspectie werd de houtkwaliteit van de buitenste schil van de paalkoppen beoordeeld met behulp van een slaghamer van het type Specht. De resultaten hiervan zijn weergegeven verderop in de bijlage. Hieruit blijkt dat de gemiddelde gemeten indringingen in de paalkoppen variëren van 5 tot 10 mm. De resultaten van het door SHR te Wageningen uitgevoerde houtonderzoek (rapport 14.0076-2w) zijn samengevat in de volgende tabel: Tabel: Resultaten laboratoriumonderzoek palen Paalnummer en monsternummer Houtsoort paal 1 - monster 1 Dikte aangetaste schil in mm en type aantasting sterk matig weinig vuren 0 0 43 mm BR paal 1 - monster 2 vuren 10 mm BR 28 mm BR 0 paal 2 - monster 1 vuren 0 0 91 mm BR ** paal 2 - monster 2 vuren 0 95 mm BR 0 *BR = bruinrot (schimmel), EB = erosiebacterie **Deze aantasting is opgetreden rondom het hart van de paal De resultaten van het laboratoriumonderzoek geven een ongunstiger beeld dan de gemeten indringingen met de Specht. De houtmonsters zijn afkomstig van een niveau van ca. NAP -1,9 à -2,0 m. De gemiddelde grondwaterstand over de periode juni 2010 tot maart 2013 bedroeg hier volgens Witteveen + Bos ca. NAP -2,0 à -2,1 m en in 2014 ca. NAP -1,87 à -2,18 m. De houtmonsters bevonden zich toen dus op ca. 0,1 m boven de gemiddelde grondwaterstand. Op basis van de gemeten indringing met de Specht en de resultaten van het laboratoriumonderzoek kan de afname van het dragende paaloppervlak in de huidige situatie worden vastgesteld. Omdat het houtonderzoek een ongunstiger beeld geeft dan de gemeten indringing met de Specht, dient voor de dikte van de niet dragende schil 5 mm plus de hoogst gemiddelde gemeten indringing te worden aangehouden. Ook is de situatie over 50 jaar ingeschat met behulp van extrapolatie. Indien de situatie zich niet wijzigt zal er geen uitbreiding van de schimmelaantasting optreden en zal bacteriële aantasting zich langzaam uitbreiden. Op basis van uitgebreid houtonderzoek in het laboratorium van SHR is vastgesteld dat deze uitbreiding bij grenen palen met een snelheid van maximaal 0,3 mm/jaar plaatsvindt en bij vuren palen op een lagere snelheid. De resultaten zijn weergegeven in de volgende tabel. Tabel: Resterende dragende diameter paalkoppen Paalnummer Paalkopdiameter in mm Dikte niet dragende schil in mm Dragende restdiameter in mm Nu Over 50 jaar * Nu Over 50 jaar * paal 1 Ø180 10 25 Ø160 Ø130 paal 2 Ø220 15 30 Ø190 Ø160 *op basis van lineaire extrapolatie vanaf het jaar 2014 12 Funderingsinspectie 9 – Johannes Bosboomstraat 23 De fundering bestaat uit houten palen met betonopzetters en betonnen funderingsbalken; De onderzijde van de betonbalk is ingemeten op NAP -0,29 m; De betonbalk heeft afmetingen van 290 x 590 mm; De betonbalk en het bovenliggende metselwerk is gaaf en vertoont geen scheuren; De betonopzetters hebben een diameter van Ø280 mm; De onderzijden van de betonopzetters zijn ingemeten op -1,76 à -1,80 m; De paalkopdiameters variëren van Ø180 tot Ø200 mm; De palen zijn goed onder de betonbalk geplaatst; De funderingsconstructie functioneert visueel goed. Tijdens de funderingsinspectie werd de houtkwaliteit van de buitenste schil van de paalkoppen beoordeeld met behulp van een slaghamer van het type Specht. De resultaten hiervan zijn weergegeven verderop in de bijlage. Hieruit blijkt dat de gemiddelde gemeten indringingen in de paalkoppen variëren van 5 tot 8 mm. De resultaten van het door SHR te Wageningen uitgevoerde houtonderzoek (rapport 14.0076-2w) zijn samengevat in de volgende tabel: Tabel: Resultaten laboratoriumonderzoek palen Paalnummer en monsternummer Houtsoort paal 1 - monster 1 Dikte aangetaste schil in mm en type aantasting sterk matig weinig vuren 0 70 mm BR 15 mm BR paal 1 - monster 2 vuren 0 0 83 mm BR paal 2 - monster 1 vuren 0 48 mm BR 57 mm BR paal 2 - monster 2 vuren 106 mm BR 0 0 *BR = bruinrot (schimmel), EB = erosiebacterie De resultaten van het laboratoriumonderzoek geven een ongunstiger beeld dan de gemeten indringingen met de Specht. De houtmonsters zijn afkomstig van een niveau van ca. NAP -1,8 à -1,9 m. De gemiddelde grondwaterstand over de periode juni 2010 tot maart 2013 bedroeg hier volgens Witteveen + Bos ca. NAP -2,0 à -2,1 m en in 2014 ca. NAP -1,9 à -2,22 m. De houtmonsters bevonden zich toen dus op ca. 0,2 m boven de gemiddelde grondwaterstand. Op basis van de gemeten indringing met de Specht en de resultaten van het laboratoriumonderzoek kan de afname van het dragende paaloppervlak in de huidige situatie worden vastgesteld. Omdat het houtonderzoek een ongunstiger beeld geeft dan de gemeten indringing met de Specht, dient voor de dikte van de niet dragende schil 5 mm plus de hoogst gemiddelde gemeten indringing te worden aangehouden. Ook is de situatie over 50 jaar ingeschat met behulp van extrapolatie. Indien de situatie zich niet wijzigt zal er geen uitbreiding van de schimmelaantasting optreden en zal bacteriële aantasting zich langzaam uitbreiden. Op basis van uitgebreid houtonderzoek in het laboratorium van SHR is vastgesteld dat deze uitbreiding bij grenen palen met een snelheid van maximaal 0,3 mm/jaar plaatsvindt en bij vuren palen op een lagere snelheid. De resultaten zijn weergegeven in de volgende tabel. 13 Tabel: Resterende dragende diameter paalkoppen Paalnummer Paalkopdiameter in mm Dikte niet dragende schil in mm Dragende restdiameter in mm Nu Over 50 jaar * Nu Over 50 jaar * paal 1 Ø180 10 25 Ø160 Ø130 paal 2 Ø200 13 18 Ø174 Ø164 *op basis van lineaire extrapolatie vanaf het jaar 2014 Funderingsinspectie 10 – Jan Voermanstraat 15 De fundering bestaat uit houten palen met betonopzetters en betonnen funderingsbalken; De onderzijde van de betonbalk is ingemeten op NAP -0,20 m; De betonbalk heeft afmetingen van 320 x 560 mm; De betonbalk en het bovenliggende metselwerk is gaaf en vertoont geen scheuren; De betonopzetters hebben een diameter van Ø280 mm; De onderzijden van de betonopzetters zijn ingemeten op -1,53 à -1,75 m; De paalkopdiameters variëren van Ø180 tot Ø190 mm; De palen zijn redelijk tot goed onder de betonbalk geplaatst; De funderingsconstructie functioneert visueel redelijk tot goed. Tijdens de funderingsinspectie werd de houtkwaliteit van de buitenste schil van de paalkoppen beoordeeld met behulp van een slaghamer van het type Specht. De resultaten hiervan zijn weergegeven verderop in de bijlage. Hieruit blijkt dat de gemiddelde gemeten indringingen in de paalkoppen variëren van 5 tot 12 mm. De resultaten van het door SHR te Wageningen uitgevoerde houtonderzoek (rapport 14.0076-2w) zijn samengevat in de volgende tabel: Tabel: Resultaten laboratoriumonderzoek palen Paalnummer en monsternummer Houtsoort paal 1 - monster 1 Dikte aangetaste schil in mm en type aantasting sterk matig weinig grenen 0 0 62 mm BR paal 1 - monster 2 grenen 12 mm EB 6 mm EB 54 mm BR+EB paal 2 - monster 1 grenen 7 mm EB 12 mm EB 55 mm BR+EB paal 2 - monster 2 grenen 12 mm EB 23 mm EB 20 mm EB paal 3 - monster 1 grenen 10 mm EB 0 43 mm EB paal 3 - monster 2 grenen 12 mm EB 0 41 mm EB *BR = bruinrot (schimmel), EB = erosiebacterie De resultaten van het laboratoriumonderzoek geven een ongunstiger beeld dan de gemeten indringingen met de Specht. De houtmonsters zijn afkomstig van een niveau van ca. NAP -1,6 à -1,9 m. De gemiddelde grondwaterstand over de periode juni 2010 tot maart 2013 bedroeg hier volgens Witteveen + Bos ca. NAP -1,9 à -2,0 m en in 2014 ca. NAP -1,83 à -2,14 m. De houtmonsters bevonden zich toen dus op ca. 0,1 à 0,3 m boven de gemiddelde grondwaterstand. 14 Op basis van de gemeten indringing met de Specht en de resultaten van het laboratoriumonderzoek kan de afname van het dragende paaloppervlak in de huidige situatie worden vastgesteld. Omdat het houtonderzoek een ongunstiger beeld geeft dan de gemeten indringing met de Specht, dient voor de dikte van de niet dragende schil 5 mm plus de hoogst gemiddelde gemeten indringing te worden aangehouden. Ook is de situatie over 50 jaar ingeschat met behulp van extrapolatie. Indien de situatie zich niet wijzigt zal er geen uitbreiding van de schimmelaantasting optreden en zal bacteriële aantasting zich langzaam uitbreiden. Op basis van uitgebreid houtonderzoek in het laboratorium van SHR is vastgesteld dat deze uitbreiding bij grenen palen met een snelheid van maximaal 0,3 mm/jaar plaatsvindt en bij vuren palen op een lagere snelheid. De resultaten zijn weergegeven in de volgende tabel. Tabel: Resterende dragende diameter paalkoppen Paalnummer Paalkopdiameter in mm Dikte niet dragende schil in mm Dragende restdiameter in mm Nu Over 50 jaar * Nu Over 50 jaar * paal 1 Ø180 10 25 Ø160 Ø130 paal 2 Ø190 17 32 Ø156 Ø126 paal 3 Ø180 13 28 Ø154 Ø124 *op basis van lineaire extrapolatie vanaf het jaar 2014 15 FUNDERINGSINSPECTIE EN HOUTONDERZOEK Algemeen Met deze vorm van onderzoek wordt door het graven van een inspectieput een visuele controle mogelijk van de funderingsconstructie en de houten palen. Tevens wordt de houtkwaliteit van alle funderingsonderdelen vastgesteld door middel van een mechanisch onderzoek. Zo nodig kan ook laboratoriumonderzoek worden uitgevoerd op houtmonsters uit de palen en eventueel uit de kespen en het langshout om de houtsoort en het type en de mate van aantasting vast te stellen. De werkzaamheden worden uitgevoerd conform de F3O/CURNET/SBR richtlijn “Onderzoek en beoordeling van houten paalfunderingen onder gebouwen” van september 2012 Inspectie Een funderingsinspectie kan in de volgende situaties worden uitgevoerd: Indien de eerder uitgevoerde onderdelen van het funderingsonderzoek geen duidelijk inzicht heeft opgeleverd over ontstane zakkingsverschillen. Vastgesteld kan bijvoorbeeld worden of dit veroorzaakt is door gebreken aan de funderingsconstructie of door een te geringe draagkracht van de palen. Indien snel een duidelijk beeld moet worden verkregen van de kwaliteit van de fundering. De volgende informatie wordt standaard bij een funderingsinspectie verzameld en in tekening gebracht: De afmetingen van het langshout en eventuele kespen. Met name wordt gelet op eventuele schade in de vorm van breuken, inknijpingen en andere vervormingen. De kopdiameters van de houten palen, eventuele scheefstand of gebreken hieraan. Tevens wordt gemeten of de palen goed onder het metselwerk staan. De afmetingen en kwaliteit van het metselwerk direct boven de houten funderingsconstructie. De bodemopbouw zoals deze is aangetroffen tussen het maaiveld en de bodem van de inspectieput. Het maaiveldniveau en de grondwaterstand. De hoogteligging van de genoemde onderwerpen wordt vastgesteld ten opzichte van NAP. De rapportage van de funderingsinspectie omvat, naast de in tekening gebrachte meetresultaten, tevens foto’s van de funderingsconstructie. Aangezien een funderingsinspectie relatief kostbaar is, dient de locatie van de inspectieput zorgvuldig te worden gekozen op basis van de resultaten van de eerder uitgevoerde onderdelen van het funderingsonderzoek. FUNDERINGSINSPECTIE EN HOUTONDERZOEK Houtonderzoek Het houtonderzoek omvat in elk geval een mechanisch onderzoek met behulp van een slaghamer van het type Specht. Deze slaghamer heeft een pen met een diameter van 5 mm en een maatverdeling. Bij een slagkracht van 6 Joule wordt de indrukking van de pen in het hout gemeten. Bij de beoordeling van de meetresultaten wordt ervan uitgegaan dat de indringing in niet aangetast hout maximaal 5 mm bedraagt. Op basis van de resultaten van het mechanisch onderzoek kan worden vastgesteld welke zone van het hout in de huidige situatie nog bijdraagt aan de sterkte van de palen, kespen en langshout. Zo nodig kunnen houtmonsters met een diameter van 10 mm worden genomen uit de palen, en eventueel uit kespen of langshout. Gestreefd wordt naar een bemonstering tot in het hart van de palen, kespen of langshout. De houtmonsters worden geanalyseerd in een daarvoor gespecialiseerd laboratorium. Daarbij wordt de houtsoort vastgesteld, de mate en het type van de eventuele aantasting door bacteriën en/of schimmels. Uit de combinatie van het laboratoriumonderzoek en het mechanisch onderzoek kan worden vastgesteld welke zone van het hout in de toekomst nog bijdraagt aan de sterkte van de palen, kespen en langshout. Op basis van de verzamelde informatie van het gehele funderingsonderzoek en onze ervaring op dit gebied, kan een beoordelingsrapport worden opgesteld. Hierin wordt de kwaliteit van de fundering beschreven en wordt de handhavingstermijn vastgesteld afhankelijk van de bestemming van het pand. 1A 1B VERSLAG FUNDERINGSINSPECTIE Ja: Fugro had coördinatie graaf- en pompwerkzaamheden Inspectieput is op de juiste plaats gegraven Inspectieput is conform F3O/CURNET/SBR Rotterdam van september 2012 uitgevoerd Datum onderzoek : 29-4-2014 Houtmonster(s) paal : 1,2 & 3 Steenformaat : 50x95x205; 70x-x215 Metselwerk redelijk Nee: X X X MEETWAARDEN FUNDERINGSINSPECTIE Indringing gemeten met De Specht (diameter pen 5 mm) Palen: Paalnr. 1 2 3 Diameter Gemeten 100 mm onder opzetter Indringing Specht 5 10 10 <5 5 5 5 5 5 200 180 190 Betonnen opzetters Opzetter Diameter boven 1 2 3 280 280 280 Gemeten 200 mm onder opzetter Gem. 8 5 5 Indringing Specht 5 5 10 5 5 5 5 5 10 Gem. 7 5 7 Gemeten 300 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 5 5 5 5 5 5 5 Gem. 5 5 5 Gemeten waarden in mm Diameter onder Lengte 280 280 280 1260 1240 1235 Opmerkingen Aanhechting met betonnen balk is goed Aanhechting met betonnen balk is goed Aanhechting met betonnen balk is goed FUNDERINGSINSPECTIE –PUT 1 GEBR. MARISSTRAAT 19 TE WOERDEN Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 320 300 280 I 180 0 100 10 20 30 40 50 60 II 120 140 IV 160 I Paal 2 200 Paal 3 Paal 1 220 Paaldiameters (mm) 240 260 II III Beslissingsdiagram monstername Indringdiepte (mm) Gebied I Bij deze combinatie van diameter en indringing wordt gesteld dat geen aantasting aanwezig is. Het is niet noodzakelijk om een houtmonster te nemen. Gebied II Dit betreft aangetaste palen. De aantasting is echter nog zo gering dat geen nadelige invloed op de sterkte van de paalschacht wordt verwacht. Monstername is ten behoeve van de onderzoeksvraag naar de sterkte van de schacht niet noodzakelijk. Om een uitspraak te kunnen doen over de oorzaak van de aantasting en over de ontwikkeling in de tijd van de aantasting monstername noodzakelijk. Gebied III Voor onderzoek naar de sterkte van de paalschacht is bij deze combinatie van diameter en indringingswaarde laboratoriumonderzoek aan boorkernmonsters noodzakelijk. Er dienen dan ook in dit gebied boorkernmonsters genomen te worden. Gebied IV Dit is het gebied van relatief grote aantasting ten opzichte van de diameter. De sterkte van de paalschacht is hier onvoldoende. Monstername is alleen dan noodzakelijk indien de oorzaak van de aantasting moet worden vastgesteld. BESLISSINGSDIAGRAM MONSTERNAME GEBR. MARISSTRAAT 19 TE WOERDEN PUT 1 Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 1D Foto nummer 1 Foto nummer 2 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 1 GEBR. MARISSTRAAT 19 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 1E Foto nummer 3 Foto nummer 4 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 1 GEBR. MARISSTRAAT 19 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 1E Foto nummer 5 Foto nummer 6 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 1 GEBR. MARISSTRAAT 19 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 1E Foto nummer 7 Foto nummer 8 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 1 GEBR. MARISSTRAAT 19 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 1E Foto nummer 9 Foto nummer 10 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 1 GEBR. MARISSTRAAT 19 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 1E Foto nummer 11 Foto nummer 12 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 1 GEBR. MARISSTRAAT 19 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 1E 2A 2B VERSLAG FUNDERINGSINSPECTIE Ja: Fugro had coördinatie graaf- en pompwerkzaamheden Inspectieput is op de juiste plaats gegraven Inspectieput is conform F3O/CURNET/SBR Rotterdam van september 2012 uitgevoerd Datum onderzoek : 12-5-2014 Houtmonster(s) paal : 1, 2 Steenformaat : 50x95x210; 70x140x215 Metselwerk redelijk Nee: X X X MEETWAARDEN FUNDERINGSINSPECTIE Indringing gemeten met De Specht (diameter pen 5 mm) Palen: Paalnr. 1 2 Diameter Gemeten 100 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 5 5 5 <5 160 190 Betonnen opzetters Opzetter Diameter boven 1 2 280 280 Gemeten 200 mm onder opzetter Gem. 5 5 Indringing Specht 5 5 5 5 5 5 Gem. 5 5 Gemeten 300 mm onder opzetter Indringing Specht <5 5 5 <5 5 5 Gem. 5 5 Gemeten waarden in mm Diameter onder Lengte 280 280 1310 1340 Opmerkingen Aanhechting met betonnen balk is goed Aanhechting met betonnen balk is goed FUNDERINGSINSPECTIE –PUT 2 GEBR. MARISSTRAAT 36 TE WOERDEN Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 320 300 280 I 200 0 100 10 20 30 40 50 60 II 120 140 IV 160 Paal 1 I 180 Paal 2 220 Paaldiameters (mm) 240 260 II III Beslissingsdiagram monstername Indringdiepte (mm) Gebied I Bij deze combinatie van diameter en indringing wordt gesteld dat geen aantasting aanwezig is. Het is niet noodzakelijk om een houtmonster te nemen. Gebied II Dit betreft aangetaste palen. De aantasting is echter nog zo gering dat geen nadelige invloed op de sterkte van de paalschacht wordt verwacht. Monstername is ten behoeve van de onderzoeksvraag naar de sterkte van de schacht niet noodzakelijk. Om een uitspraak te kunnen doen over de oorzaak van de aantasting en over de ontwikkeling in de tijd van de aantasting monstername noodzakelijk. Gebied III Voor onderzoek naar de sterkte van de paalschacht is bij deze combinatie van diameter en indringingswaarde laboratoriumonderzoek aan boorkernmonsters noodzakelijk. Er dienen dan ook in dit gebied boorkernmonsters genomen te worden. Gebied IV Dit is het gebied van relatief grote aantasting ten opzichte van de diameter. De sterkte van de paalschacht is hier onvoldoende. Monstername is alleen dan noodzakelijk indien de oorzaak van de aantasting moet worden vastgesteld. BESLISSINGSDIAGRAM MONSTERNAME GEBR. MARISSTRAAT 36 TE WOERDEN PUT 2 Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 2D Foto nummer 1 Foto nummer 2 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 2 GEBR. MARISSTRAAT 36 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 2E Foto nummer 3 Foto nummer 4 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 2 GEBR. MARISSTRAAT 36 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 2E Foto nummer 5 Foto nummer 6 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 2 GEBR. MARISSTRAAT 36 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 2E Foto nummer 7 Foto nummer 8 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 2 GEBR. MARISSTRAAT 36 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 2E Foto nummer 9 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 2 GEBR. MARISSTRAAT 36 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 2E 3A 3B VERSLAG FUNDERINGSINSPECTIE Ja: Fugro had coördinatie graaf- en pompwerkzaamheden Inspectieput is op de juiste plaats gegraven Inspectieput is conform F3O/CURNET/SBR Rotterdam van september 2012 uitgevoerd Datum onderzoek : 29-4-2014 Houtmonster(s) paal : 1, 2, & 3 Steenformaat : Metselwerk redelijk, boven betonbalk afgesmeerd Nee: X X X MEETWAARDEN FUNDERINGSINSPECTIE Indringing gemeten met De Specht (diameter pen 5 mm) Palen: Paalnr. 1 2 3 Diameter Gemeten 100 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 <5 10 10 10 5 5 5 170 170 150 Betonnen opzetters Opzetter Diameter boven 1 2 3 280 280 280 Gemeten 200 mm onder opzetter Gem. 5 10 5 Indringing Specht 5 5 5 10 10 15 5 5 5 Gem. 5 12 5 Gemeten 300 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 <5 5 10 10 5 5 5 Gem. 5 8 5 Gemeten waarden in mm Diameter onder Lengte 280 280 280 1310 1335 1365 Opmerkingen Aanhechting met betonnen balk is goed Aanhechting met betonnen balk is goed Aanhechting met betonnen balk is goed FUNDERINGSINSPECTIE –PUT 3 JAN TOOROPSTRAAT 1 TE WOERDEN Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 320 300 280 I 180 160 0 100 10 20 30 40 50 60 II 120 140 IV Paal 3 I Paal 2 Paal 1 200 220 Paaldiameters (mm) 240 260 II III Beslissingsdiagram monstername Indringdiepte (mm) Gebied I Bij deze combinatie van diameter en indringing wordt gesteld dat geen aantasting aanwezig is. Het is niet noodzakelijk om een houtmonster te nemen. Gebied II Dit betreft aangetaste palen. De aantasting is echter nog zo gering dat geen nadelige invloed op de sterkte van de paalschacht wordt verwacht. Monstername is ten behoeve van de onderzoeksvraag naar de sterkte van de schacht niet noodzakelijk. Om een uitspraak te kunnen doen over de oorzaak van de aantasting en over de ontwikkeling in de tijd van de aantasting monstername noodzakelijk. Gebied III Voor onderzoek naar de sterkte van de paalschacht is bij deze combinatie van diameter en indringingswaarde laboratoriumonderzoek aan boorkernmonsters noodzakelijk. Er dienen dan ook in dit gebied boorkernmonsters genomen te worden. Gebied IV Dit is het gebied van relatief grote aantasting ten opzichte van de diameter. De sterkte van de paalschacht is hier onvoldoende. Monstername is alleen dan noodzakelijk indien de oorzaak van de aantasting moet worden vastgesteld. BESLISSINGSDIAGRAM MONSTERNAME JAN TOOROPSTRAAT 1 TE WOERDEN PUT 3 Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 3D Foto nummer 1 Foto nummer 2 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 3 JAN TOOROPSTRAAT 1 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 3E Foto nummer 3 Foto nummer 4 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 3 JAN TOOROPSTRAAT 1 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 3E Foto nummer 5 Foto nummer 6 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 3 JAN TOOROPSTRAAT 1 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 3E Foto nummer 7 Foto nummer 8 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 3 JAN TOOROPSTRAAT 1 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 3E Foto nummer 9 Foto nummer 10 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 3 JAN TOOROPSTRAAT 1 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 3E Foto nummer 11 Foto nummer 12 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 3 JAN TOOROPSTRAAT 1 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 3E 4A 4B VERSLAG FUNDERINGSINSPECTIE Ja: Fugro had coördinatie graaf- en pompwerkzaamheden Inspectieput is op de juiste plaats gegraven Inspectieput is conform F3O/CURNET/SBR Rotterdam van september 2012 uitgevoerd Datum onderzoek : 28-4-2014 Houtmonster(s) paal : 1, 2, & 3 Steenformaat : 55x95x190 Metselwerk redelijk, haarscheurtjes in enkele stenen Nee: X X X MEETWAARDEN FUNDERINGSINSPECTIE Indringing gemeten met De Specht (diameter pen 5 mm) Palen: Paalnr. 1 2 3 Diameter Gemeten 100 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 5 5 5 <5 5 5 <5 200 200 170 Betonnen opzetters Opzetter Diameter boven 1 2 3 220 225 230 Gemeten 200 mm onder opzetter Gem. 5 5 5 Indringing Specht 5 5 5 5 5 5 5 5 5 Gem. 5 5 5 Gemeten 300 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 5 5 5 5 5 5 5 Gem. 5 5 5 Gemeten waarden in mm Diameter onder Lengte 230 230 240 1720 1735 1680 Opmerkingen Aanhechting met betonnen balk is goed Aanhechting met betonnen balk is goed Aanhechting met betonnen balk is goed FUNDERINGSINSPECTIE –PUT 4 DERKINDERENSTRAAT 29 TE WOERDEN Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 320 300 280 I 200 180 0 100 10 20 30 40 50 60 II 120 140 IV 160 I Paal 3 Paal Paal 21 220 Paaldiameters (mm) 240 260 II III Beslissingsdiagram monstername Indringdiepte (mm) Gebied I Bij deze combinatie van diameter en indringing wordt gesteld dat geen aantasting aanwezig is. Het is niet noodzakelijk om een houtmonster te nemen. Gebied II Dit betreft aangetaste palen. De aantasting is echter nog zo gering dat geen nadelige invloed op de sterkte van de paalschacht wordt verwacht. Monstername is ten behoeve van de onderzoeksvraag naar de sterkte van de schacht niet noodzakelijk. Om een uitspraak te kunnen doen over de oorzaak van de aantasting en over de ontwikkeling in de tijd van de aantasting monstername noodzakelijk. Gebied III Voor onderzoek naar de sterkte van de paalschacht is bij deze combinatie van diameter en indringingswaarde laboratoriumonderzoek aan boorkernmonsters noodzakelijk. Er dienen dan ook in dit gebied boorkernmonsters genomen te worden. Gebied IV Dit is het gebied van relatief grote aantasting ten opzichte van de diameter. De sterkte van de paalschacht is hier onvoldoende. Monstername is alleen dan noodzakelijk indien de oorzaak van de aantasting moet worden vastgesteld. BESLISSINGSDIAGRAM MONSTERNAME DERKINDERENSTRAAT 29 TE WOERDEN PUT 4 Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 4D Foto nummer 1 Foto nummer 2 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 4 DERKINDERENSTRAAT 29 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 4E Foto nummer 3 Foto nummer 4 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 4 DERKINDERENSTRAAT 29 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 4E Foto nummer 5 Foto nummer 6 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 4 DERKINDERENSTRAAT 29 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 4E Foto nummer 7 Foto nummer 8 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 4 DERKINDERENSTRAAT 29 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 3E Foto nummer 9 Foto nummer 10 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 4 DERKINDERENSTRAAT 29 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 4E Foto nummer 11 Foto nummer 12 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 4 DERKINDERENSTRAAT 29 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 4E 5A 5B VERSLAG FUNDERINGSINSPECTIE Ja: Fugro had coördinatie graaf- en pompwerkzaamheden Inspectieput is op de juiste plaats gegraven Inspectieput is conform F3O/CURNET/SBR Rotterdam van september 2012 uitgevoerd Datum onderzoek : 13-5-2014 Houtmonster(s) paal : 1, 2 Steenformaat : 50x90x200; 70x140x210 Metselwerk redelijk Nee: X X X MEETWAARDEN FUNDERINGSINSPECTIE Indringing gemeten met De Specht (diameter pen 5 mm) Palen: Paalnr. 1 2 Diameter Gemeten 100 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 5 5 5 5 190 170 Betonnen opzetters Opzetter Diameter boven 1 2 280 280 Gemeten 200 mm onder opzetter Gem. 5 5 Indringing Specht 5 5 5 5 5 5 Gem. 5 5 Gemeten 300 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 5 5 5 5 Gem. 5 5 Gemeten waarden in mm Diameter onder Lengte 280 280 1390 1300 Opmerkingen Aanhechting met betonnen balk is goed, beetje roestkleur Aanhechting met betonnen balk is goed FUNDERINGSINSPECTIE –PUT 5 JAN STEENSTRAAT 133 TE WOERDEN Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 320 300 280 I 200 180 0 100 10 20 30 40 50 60 II 120 140 IV 160 I Paal 2 Paal 1 220 Paaldiameters (mm) 240 260 II III Beslissingsdiagram monstername Indringdiepte (mm) Gebied I Bij deze combinatie van diameter en indringing wordt gesteld dat geen aantasting aanwezig is. Het is niet noodzakelijk om een houtmonster te nemen. Gebied II Dit betreft aangetaste palen. De aantasting is echter nog zo gering dat geen nadelige invloed op de sterkte van de paalschacht wordt verwacht. Monstername is ten behoeve van de onderzoeksvraag naar de sterkte van de schacht niet noodzakelijk. Om een uitspraak te kunnen doen over de oorzaak van de aantasting en over de ontwikkeling in de tijd van de aantasting monstername noodzakelijk. Gebied III Voor onderzoek naar de sterkte van de paalschacht is bij deze combinatie van diameter en indringingswaarde laboratoriumonderzoek aan boorkernmonsters noodzakelijk. Er dienen dan ook in dit gebied boorkernmonsters genomen te worden. Gebied IV Dit is het gebied van relatief grote aantasting ten opzichte van de diameter. De sterkte van de paalschacht is hier onvoldoende. Monstername is alleen dan noodzakelijk indien de oorzaak van de aantasting moet worden vastgesteld. BESLISSINGSDIAGRAM MONSTERNAME JAN STEENSTRAAT 133 TE WOERDEN PUT 5 Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 5D Foto nummer 1 Foto nummer 2 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 5 JAN STEENSTRAAT 133 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 5E Foto nummer 3 Foto nummer 4 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 5 JAN STEENSTRAAT 133 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 5E Foto nummer 5 Foto nummer 6 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 5 JAN STEENSTRAAT 133 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 5E Foto nummer 7 Foto nummer 8 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 5 JAN STEENSTRAAT 133 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 5E Foto nummer 9 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 5 JAN STEENSTRAAT 133 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 5E 6A 6B VERSLAG FUNDERINGSINSPECTIE Ja: Fugro had coördinatie graaf- en pompwerkzaamheden Inspectieput is op de juiste plaats gegraven Inspectieput is conform F3O/CURNET/SBR Rotterdam van september 2012 uitgevoerd Datum onderzoek : 1-5-2014 Houtmonster(s) paal : 1, 2 & 3 Metselwerk redelijk Nee: X X X MEETWAARDEN FUNDERINGSINSPECTIE Indringing gemeten met De Specht (diameter pen 5 mm) Palen: Paalnr. 1 2 3 Diameter Gemeten 25 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 <5 5 5 10 5 10 10 170 190 170 Betonnen opzetters Opzetter Diameter boven 1 2 3 230 230 230 Gemeten 150 mm onder opzetter Gem. 5 7 8 Indringing Specht 5 5 5 5 5 10 5 5 10 Gem. 5 7 7 Gemeten 300 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 5 5 5 5 5 5 5 Gem. 5 5 5 Gemeten waarden in mm Diameter onder Lengte 230 230 230 1600 1540 1560 Opmerkingen Aanhechting met betonbalk goed Aanhechting met betonbalk goed Aanhechting met betonbalk goed FUNDERINGSINSPECTIE –PUT 6 LEO GESTELSTRAAT 1 TE WOERDEN Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 320 300 280 I 180 0 100 10 20 30 40 50 60 II 120 140 IV 160 I Paal 1 Paal 3 Paal 2 200 220 Paaldiameters (mm) 240 260 II III Beslissingsdiagram monstername Indringdiepte (mm) Gebied I Bij deze combinatie van diameter en indringing wordt gesteld dat geen aantasting aanwezig is. Het is niet noodzakelijk om een houtmonster te nemen. Gebied II Dit betreft aangetaste palen. De aantasting is echter nog zo gering dat geen nadelige invloed op de sterkte van de paalschacht wordt verwacht. Monstername is ten behoeve van de onderzoeksvraag naar de sterkte van de schacht niet noodzakelijk. Om een uitspraak te kunnen doen over de oorzaak van de aantasting en over de ontwikkeling in de tijd van de aantasting monstername noodzakelijk. Gebied III Voor onderzoek naar de sterkte van de paalschacht is bij deze combinatie van diameter en indringingswaarde laboratoriumonderzoek aan boorkernmonsters noodzakelijk. Er dienen dan ook in dit gebied boorkernmonsters genomen te worden. Gebied IV Dit is het gebied van relatief grote aantasting ten opzichte van de diameter. De sterkte van de paalschacht is hier onvoldoende. Monstername is alleen dan noodzakelijk indien de oorzaak van de aantasting moet worden vastgesteld. BESLISSINGSDIAGRAM MONSTERNAME LEO GESTELSTRAAT 1 TE WOERDEN PUT 6 Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 6D Foto nummer 1 Foto nummer 2 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 6 LEO GESTELSTRAAT 1 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 6E Foto nummer 3 Foto nummer 4 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 6 LEO GESTELSTRAAT 1 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 6E Foto nummer 5 Foto nummer 6 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 6 LEO GESTELSTRAAT 1 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 6E Foto nummer 7 Foto nummer 8 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 6 LEO GESTELSTRAAT 1 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 6E Foto nummer 9 Foto nummer 10 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 6 LEO GESTELSTRAAT 1 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 6E Foto nummer 11 Foto nummer 12 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 6 LEO GESTELSTRAAT 1 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 6E 7A 7B VERSLAG FUNDERINGSINSPECTIE Ja: Fugro had coördinatie graaf- en pompwerkzaamheden Inspectieput is op de juiste plaats gegraven Inspectieput is conform F3O/CURNET/SBR Rotterdam van september 2012 uitgevoerd Datum onderzoek : 21-5-2014 Houtmonster(s) paal : 1&2 Metselwerk redelijk Steenformaat: Nee: X X X MEETWAARDEN FUNDERINGSINSPECTIE Indringing gemeten met De Specht (diameter pen 5 mm) Palen: Paalnr. 1 2 Diameter Gemeten 25 mm onder opzetter Indringing Specht 10 10 10 5 5 10 180 190 Betonnen opzetters Opzetter Diameter boven 1 2 Gemeten 150 mm onder opzetter Gem. 10 7 Indringing Specht 10 10 20 5 5 10 Gem. 13 7 Gemeten 300 mm onder opzetter Indringing Specht 10 10 10 5 10 10 Gem. 10 8 Gemeten waarden in mm Diameter onder Lengte 230 230 230 230 1590 1605 Opmerkingen Aanhechting met betonbalk goed Aanhechting met betonbalk goed FUNDERINGSINSPECTIE –PUT 7 DICK KETSTRAAT 4 TE WOERDEN Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 320 300 280 I 0 100 10 20 30 40 50 60 II 120 140 IV 160 I 180 Paal 1 Paal 2 200 220 Paaldiameters (mm) 240 260 II III Beslissingsdiagram monstername Indringdiepte (mm) Gebied I Bij deze combinatie van diameter en indringing wordt gesteld dat geen aantasting aanwezig is. Het is niet noodzakelijk om een houtmonster te nemen. Gebied II Dit betreft aangetaste palen. De aantasting is echter nog zo gering dat geen nadelige invloed op de sterkte van de paalschacht wordt verwacht. Monstername is ten behoeve van de onderzoeksvraag naar de sterkte van de schacht niet noodzakelijk. Om een uitspraak te kunnen doen over de oorzaak van de aantasting en over de ontwikkeling in de tijd van de aantasting monstername noodzakelijk. Gebied III Voor onderzoek naar de sterkte van de paalschacht is bij deze combinatie van diameter en indringingswaarde laboratoriumonderzoek aan boorkernmonsters noodzakelijk. Er dienen dan ook in dit gebied boorkernmonsters genomen te worden. Gebied IV Dit is het gebied van relatief grote aantasting ten opzichte van de diameter. De sterkte van de paalschacht is hier onvoldoende. Monstername is alleen dan noodzakelijk indien de oorzaak van de aantasting moet worden vastgesteld. BESLISSINGSDIAGRAM MONSTERNAME DICK KETSTRAAT 4 TE WOERDEN PUT 7 Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 7D Foto nummer 1 Foto nummer 2 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 7 DICK KETSTRAAT 4 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 7E Foto nummer 3 Foto nummer 4 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 7 DICK KETSTRAAT 4 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 7E Foto nummer 5 Foto nummer 6 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 7 DICK KETSTRAAT 4 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 7E Foto nummer 7 Foto nummer 8 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 7 DICK KETSTRAAT 4 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 7E Foto nummer 9 Foto nummer 10 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 7 DICK KETSTRAAT 4 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 7E Foto nummer 11 Foto nummer 12 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 7 DICK KETSTRAAT 4 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 7E 8A 8B VERSLAG FUNDERINGSINSPECTIE Ja: Fugro had coördinatie graaf- en pompwerkzaamheden Inspectieput is op de juiste plaats gegraven Inspectieput is conform F3O/CURNET/SBR Rotterdam van september 2012 uitgevoerd Datum onderzoek : 14-5-2014 Houtmonster(s) paal : 1, 2 Metselwerk redelijk Nee: X X X MEETWAARDEN FUNDERINGSINSPECTIE Indringing gemeten met De Specht (diameter pen 5 mm) Palen: Paalnr. 1 2 Diameter Gemeten 100 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 5 5 5 5 180 220 Betonnen opzetters Opzetter Diameter boven 1 2 225 225 Gemeten 200 mm onder opzetter Gem. 5 5 Indringing Specht 5 5 5 5 5 10 Gem. 5 7 Gemeten 300 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 5 10 10 10 Gem. 5 10 Gemeten waarden in mm Diameter onder Lengte 225 225 1735 1740 Opmerkingen Aanhechting met betonnen balk is goed Aanhechting met betonnen balk is goed FUNDERINGSINSPECTIE –PUT 8 JAN SLUIJTERSTRAAT 21 TE WOERDEN Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 320 300 280 I 0 100 10 20 30 40 50 60 II 120 140 IV 160 I 180 Paal 1 200 220 Paal 2 Paaldiameters (mm) 240 260 II III Beslissingsdiagram monstername Indringdiepte (mm) Gebied I Bij deze combinatie van diameter en indringing wordt gesteld dat geen aantasting aanwezig is. Het is niet noodzakelijk om een houtmonster te nemen. Gebied II Dit betreft aangetaste palen. De aantasting is echter nog zo gering dat geen nadelige invloed op de sterkte van de paalschacht wordt verwacht. Monstername is ten behoeve van de onderzoeksvraag naar de sterkte van de schacht niet noodzakelijk. Om een uitspraak te kunnen doen over de oorzaak van de aantasting en over de ontwikkeling in de tijd van de aantasting monstername noodzakelijk. Gebied III Voor onderzoek naar de sterkte van de paalschacht is bij deze combinatie van diameter en indringingswaarde laboratoriumonderzoek aan boorkernmonsters noodzakelijk. Er dienen dan ook in dit gebied boorkernmonsters genomen te worden. Gebied IV Dit is het gebied van relatief grote aantasting ten opzichte van de diameter. De sterkte van de paalschacht is hier onvoldoende. Monstername is alleen dan noodzakelijk indien de oorzaak van de aantasting moet worden vastgesteld. BESLISSINGSDIAGRAM MONSTERNAME JAN SLUIJTERSTRAAT 21 TE WOERDEN PUT 8 Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 8D Foto nummer 1 Foto nummer 2 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 8 JAN SLUIJTERSTRAAT 21 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 8E Foto nummer 3 Foto nummer 4 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 8 JAN SLUIJTERSTRAAT 21 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 8E Foto nummer 5 Foto nummer 6 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 8 JAN SLUIJTERSTRAAT 21 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 8E Foto nummer 7 Foto nummer 8 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 8 JAN SLUIJTERSTRAAT 21 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 8E Foto nummer 9 Foto nummer 10 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 8 JAN SLUIJTERSTRAAT 21 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 8E 9A 9B VERSLAG FUNDERINGSINSPECTIE Ja: Fugro had coördinatie graaf- en pompwerkzaamheden Inspectieput is op de juiste plaats gegraven Inspectieput is conform F3O/CURNET/SBR Rotterdam van september 2012 uitgevoerd Datum onderzoek : 30-4-2014 Houtmonster(s) paal : 1&2 Metselwerk redelijk Nee: X X X MEETWAARDEN FUNDERINGSINSPECTIE Indringing gemeten met De Specht (diameter pen 5 mm) Palen: Paalnr. 1 2 Diameter Gemeten 100 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 5 5 10 10 180 200 Betonnen opzetters Opzetter Diameter boven 1 2 280 280 Gemeten 200 mm onder opzetter Gem. 5 8 Indringing Specht 5 5 5 5 5 10 Gem. 5 7 Gemeten 300 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 5 5 5 10 Gem. 5 7 Gemeten waarden in mm Diameter onder Lengte 280 280 1470 1510 Opmerkingen Aanhechting met betonnen balk is goed Aanhechting met betonnen balk is goed FUNDERINGSINSPECTIE –PUT 9 JOH. BOSBOOMSTRAAT 23 TE WOERDEN Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 320 300 280 I 0 100 10 20 30 40 50 60 II 120 140 IV 160 I 180 Paal 1 200 Paal 2 220 Paaldiameters (mm) 240 260 II Paal 3 III Beslissingsdiagram monstername Indringdiepte (mm) Gebied I Bij deze combinatie van diameter en indringing wordt gesteld dat geen aantasting aanwezig is. Het is niet noodzakelijk om een houtmonster te nemen. Gebied II Dit betreft aangetaste palen. De aantasting is echter nog zo gering dat geen nadelige invloed op de sterkte van de paalschacht wordt verwacht. Monstername is ten behoeve van de onderzoeksvraag naar de sterkte van de schacht niet noodzakelijk. Om een uitspraak te kunnen doen over de oorzaak van de aantasting en over de ontwikkeling in de tijd van de aantasting monstername noodzakelijk. Gebied III Voor onderzoek naar de sterkte van de paalschacht is bij deze combinatie van diameter en indringingswaarde laboratoriumonderzoek aan boorkernmonsters noodzakelijk. Er dienen dan ook in dit gebied boorkernmonsters genomen te worden. Gebied IV Dit is het gebied van relatief grote aantasting ten opzichte van de diameter. De sterkte van de paalschacht is hier onvoldoende. Monstername is alleen dan noodzakelijk indien de oorzaak van de aantasting moet worden vastgesteld. BESLISSINGSDIAGRAM MONSTERNAME JOH. BOSBOOMSTRAAT 23 TE WOERDEN PUT 9 Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 9D Foto nummer 1 Foto nummer 2 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 9 JOH. BOSBOOMSTRAAT 23 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 9E Foto nummer 3 Foto nummer 4 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 9 JOH. BOSBOOMSTRAAT 23 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 9E Foto nummer 5 Foto nummer 6 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 9 JOH. BOSBOOMSTRAAT 23 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 9E Foto nummer 7 Foto nummer 8 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 9 JOH. BOSBOOMSTRAAT 23 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 9E 10A 10B VERSLAG FUNDERINGSINSPECTIE Ja: Fugro had coördinatie graaf- en pompwerkzaamheden Inspectieput is op de juiste plaats gegraven Inspectieput is conform F3O/CURNET/SBR Rotterdam van september 2012 uitgevoerd Datum onderzoek : 15-5-2014 Houtmonster(s) paal : 1,2 & 3 Steenformaat : 50x100x210 Metselwerk redelijk Nee: X X X MEETWAARDEN FUNDERINGSINSPECTIE Indringing gemeten met De Specht (diameter pen 5 mm) Palen: Paalnr. 1 2 3 Diameter Gemeten 25 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 5 5 10 10 5 5 15 180 190 180 Betonnen opzetters Opzetter Diameter boven 1 2 3 280 280 280 Gemeten 150 mm onder opzetter Gem. 5 8 8 Indringing Specht 5 5 5 5 10 10 5 5 10 Gem. 5 8 7 Gemeten 300 mm onder opzetter Indringing Specht 5 5 5 10 10 15 5 10 10 Gem. 5 12 8 Gemeten waarden in mm Diameter onder Lengte 280 280 280 1550 1325 1360 Opmerkingen Aanhechting met betonnen balk is goed Aanhechting met betonnen balk is goed Aanhechting met betonnen balk is goed FUNDERINGSINSPECTIE –PUT 10 JAN VOERMANSTRAAT 15 TE WOERDEN Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 320 300 280 I 0 100 10 20 30 40 50 60 II 120 140 IV 160 I 180 Paal 1 Paal 3 Paal 2 200 220 Paaldiameters (mm) 240 260 II III Beslissingsdiagram monstername Indringdiepte (mm) Gebied I Bij deze combinatie van diameter en indringing wordt gesteld dat geen aantasting aanwezig is. Het is niet noodzakelijk om een houtmonster te nemen. Gebied II Dit betreft aangetaste palen. De aantasting is echter nog zo gering dat geen nadelige invloed op de sterkte van de paalschacht wordt verwacht. Monstername is ten behoeve van de onderzoeksvraag naar de sterkte van de schacht niet noodzakelijk. Om een uitspraak te kunnen doen over de oorzaak van de aantasting en over de ontwikkeling in de tijd van de aantasting monstername noodzakelijk. Gebied III Voor onderzoek naar de sterkte van de paalschacht is bij deze combinatie van diameter en indringingswaarde laboratoriumonderzoek aan boorkernmonsters noodzakelijk. Er dienen dan ook in dit gebied boorkernmonsters genomen te worden. Gebied IV Dit is het gebied van relatief grote aantasting ten opzichte van de diameter. De sterkte van de paalschacht is hier onvoldoende. Monstername is alleen dan noodzakelijk indien de oorzaak van de aantasting moet worden vastgesteld. BESLISSINGSDIAGRAM MONSTERNAME JAN VOERMANSTRAAT 15 TE WOERDEN PUT 10 Opdracht: Bijl.: 4013-0633-000 10D Foto nummer 1 Foto nummer 2 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 10 JAN VOERMANSTRAAT 15 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 10E Foto nummer 3 Foto nummer 4 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 10 JAN VOERMANSTRAAT 15 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 10E Foto nummer 5 Foto nummer 6 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 10 JAN VOERMANSTRAAT 15 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 10E Foto nummer 7 Foto nummer 8 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 10 JAN VOERMANSTRAAT 15 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 10E Foto nummer 9 Foto nummer 10 FUNDERINGSINSPECTIE – PUT 10 JAN VOERMANSTRAAT 15 TE WOERDEN Werknummer:4013-0633-000 Fotobijlage 10E BIJLAGE 8A Onderzoeksrapport: Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 25 september 2014 Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Pagina: 2/33 SHR “Het Cambium” Nieuwe Kanaal 9b Postbus 497 Dit rapport heeft 33 bladen. Het is eigendom van de opdrachtgever, die gerechtigd is dit rapport integraal te publiceren. Gedeeltelijke publicatie, ook door de eigenaar, is slechts toegestaan na schriftelijke 6700 AL Wageningen toestemming van SHR. Tel: 0317 – 467366 Fax: 0317 – 467399 E-mail: [email protected] Opdrachtgever: Fugro Geoservices BV Zekeringstraat 41A 1014 BV AMSTERDAM Bijlage: - Projectnummer: 14.0076 Auteurs: M. Remie Dr. R.K.W.M. Klaassen Trefwoorden: lichtmicroscoop, heipalen, grenen, vuren, bacteriële aantasting, erosietype, schimmelaantasting, bruinrot, blauwschimmel, druksterkte, reststerkte, levensverwachting SHR werkt volgens NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005 “Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria”. Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Pagina: 3/33 Samenvatting Van Fugro GeoServices B.V. te Amsterdam werd de opdracht ontvangen om binnen het kader van het innovatieonderzoek dat in Woerden wordt uitgevoerd aan heipalen in het Schilderskwartier, voor fase 2, van 50 monsters de houtsoort, de mate en het type aantasting te bepalen. De monsters zijn visueel beoordeeld, microscopisch onderzocht en het houtvochtgehalte (bij binnenkomst en verzadigd), de volumieke massa en het spintgehalte (indien van toepassing) zijn bepaald en er is een schatting gemaakt van de gradiënt van reststerkte over de paaldiameter. Daarnaast wordt er een uitspraak gedaan over de levensverwachting voor de komende 25 jaar. Er zijn 14 vuren en 11 grenen palen gevonden. Alle palen, behalve de palen uit put 10 en één paal uit put 4, zijn aangetast door bruinrotschimmels maar de aantasting is variabel in omvang. Indien sterke aantasting aanwezig is dan is deze bijna overal beperkt tot de buitenste 10 mm. Er is ook bacteriële aantasting waargenomen, alleen of in combinatie met schimmelaantasting. Ook hier beperkt de sterke aantasting zich bijna overal tot de buitenste 10 mm. Gezien het houtvochtgehalte staan de palen behoorlijk droog wat een verklaring is voor de schimmelaantasting. Gezien deze omstandigheden zou er meer aantasting verwacht worden maar omdat deze niet is geconstateerd zijn er andere invloeden die de activiteit van, met name de schimmels, remmen. Zuurstofmetingen door Fugro moeten hierin meer inzicht geven. Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Pagina: 4/33 Inhoudsopgave Samenvatting ........................................................................................................................................... 3 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 4 1 Inleiding ........................................................................................................................................... 5 2 Materiaal .......................................................................................................................................... 5 3 Microscopisch onderzoek ................................................................................................................ 5 4 Vochtgehalte, volumieke massa, spintgehalte en druksterkte ........................................................ 6 5 Resultaten........................................................................................................................................ 8 6 5.1 5.2 Visuele beoordeling ................................................................................................................. 8 Microscopisch onderzoek en bepaling van de hoeveelheid kernhout ..................................... 9 5.3 Bepaling houtvochtgehalte, volumieke massa en schatting van de druksterkte ................... 15 Discussie ....................................................................................................................................... 21 6.1 6.2 Microscopisch onderzoek ...................................................................................................... 21 Volumieke massa en houtvochtgehalte ................................................................................. 22 6.3 6.4 Schatting van de druksterkte ................................................................................................. 25 Levensverwachting ................................................................................................................ 32 7 Conclusie ....................................................................................................................................... 33 8 Literatuur........................................................................................................................................ 33 Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 1 Datum: 24 september 2014 Pagina: 5/33 Inleiding Van Fugro GeoServices B.V. te Amsterdam (hierna: Fugro) werd op 20 januari 2014 de opdracht ontvangen om houtonderzoek te doen binnen het kader van het innovatieonderzoek dat in Woerden wordt uitgevoerd aan heipalen in het Schilderskwartier. Dit rapport geeft de resultaten van fase 2 weer waarin de houtsoort, de mate en het type van aantasting is bepaald van houtmonsters die onder 10 verschillende woningen zijn genomen en waarbij uit elke vrij gegraven paal, 2 monsters (haaks op elkaar uit de paal genomen) beschikbaar kwamen. Het betreft Fugro-project 4013-0633-000. 2 Materiaal In luchtdicht afgesloten buisjes, niet gevuld met omgevingswater, zijn de monsters bij SHR in de periode van 1 tot en met 26 mei 2014 afgeleverd. Monsters van put 4 zijn in de post verloren gegaan en op 14 augustus zijn opnieuw monsters genomen en deze zijn op 15 augustus ontvangen in luchtdicht afgesloten buisjes, wel gevuld met omgevingswater. In de buisjes bevonden zich boorkernen met een diameter van 10 mm. De monsters zijn in de buisjes tot het moment van analyse (in de periode van 6 t/m 26 mei 2014 en op 25 augustus 2014) opgeslagen bij een temperatuur van 4°C. De locatie waar de monsters genomen zijn staat in tabel 2.1 en de SHR monstercodering staat in tabel 5.1. Tabel 2.1 overzicht monsterlocaties en monster datum (opgave Fugro) Locatie, adres, locatie put 1. Gebr. Marisstraat 19 Zijgevel 2. Gebr. Marisstraat 36 Voorgevel 3. Jan Tooropstraat 1 Zijgevel 4. Derkinderenstraat 29 Zijgevel 5. Jan Steenstraat 133 Voorgevel 6. Leo Gestelstraat 1 Zijgevel 7. Dick Ketstraat 4 voorgevel 8. Jan Sluijterstraat 21 Voorgevel 9. Johannes Bosboomstraat 23 voorgevel 10. Jan Voermanstraat 15 Zijgevel 3 Aantal monsters 6 4 6 6 4 6 4 4 4 6 Uitvoering 29 april 12 mei 29 april 28 april/14 augustus 13 mei 1 mei 21 mei 14 mei 30 april 15 mei Microscopisch onderzoek Voorafgaand aan het microscopische onderzoek zijn de monsters visueel beoordeeld. Daarna zijn de boorkernen over de lengte in tweeën gedeeld. Het ene deel is alleen gebruikt om het actuele vochtgehalte te bepalen. Van het tweede deel zijn, met behulp van het microtoom, radiale en kopse 2 coupes gesneden met een dikte van 20-30 µm en een oppervlakte van circa 0,5-1 cm . De coupes zijn aangekleurd om mogelijke aantasting beter zichtbaar te maken. Onder de lichtmicroscoop (met en zonder gepolariseerd licht) zijn de coupes vervolgens onderzocht op de aanwezigheid van houtaantasters en is het houtanatomische patroon bekeken. Vijf patronen van aantasting kunnen worden onderscheiden. Deze patronen worden veroorzaakt door de volgende micro-organismen: Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 erosiebacteriën (EB); tunnelvormende bacteriën (TB); softrotschimmels; witrotschimmels; bruinrotschimmels. Datum: 24 september 2014 Pagina: 6/33 In aanvulling op het patroon van aantasting wordt het hout gecontroleerd op de aanwezigheid van aantasters en andere houtkoloniserende micro-organismen: dikke bruine hyfe van blauwschimmel; dunne transparante hyfe van houtaantastende schimmel (wit-, bruin- en softrot veroorzakers); sporen van diverse micro-organismen; algen; andere insluitsels van organische herkomst. Bij de classificering van de mate van aantasting wordt de indeling gehanteerd volgens Klaassen (2008) waarbij de volgende klassen worden gebruikt: totale verwoesting; ernstige aantasting; matige aantasting; weinig aantasting en gezond hout. In de discussie worden de begrippen totale verwoesting en ernstige aantasting samengevat onder het begrip sterke aantasting. 4 Vochtgehalte, volumieke massa, spintgehalte en druksterkte Het houtvochtgehalte en de volumieke massa zijn voor beide monsterhelften bepaald. Bij de ene monsterhelft is het actuele vochtgehalte bepaald en de andere monsterhelft, die ook gebruikt is voor anatomisch onderzoek, is eerst waterverzadigd. Daarna zijn beide monsterhelften op een zelfde wijze behandeld. De bepalingen zijn gedaan middels wegen en drogen aan monsterstukjes van circa 15 mm. Bij een grenen monster wordt de boorkern aangekleurd met een daartoe geëigend reagens om kern- en spinthout te kunnen onderscheiden. Klaassen (2008) heeft aangetoond dat op basis van het houtvochtgehalte een redelijke schatting kan worden gemaakt van de druksterkte van gezond hout of van hout dat is aangetast door erosiebacteriën. Het door Klaassen (2008) opgestelde model is hier toegepast. De ingeschatte druksterkte is de zogenaamde korte duursterkte. Er zijn modellen beschikbaar voor grenen en eiken. Het grenen model wordt ook voor andere naaldhoutsoorten gebruikt bij gebrek aan specifieke modellen voor vuren en dennen. De ingeschatte druksterktes voor zowel vuren als dennen moeten om die reden met enige voorzichtigheid worden beschouwd. De karakteristieke waarden (5% laagste waarden uit een verzameling) voor de korte-duur-sterkte staan opgesomd in EN 388 (sterkteklassen). Binnen een constructieberekening wordt met verschillende belastingduur rekening gehouden (permanent, lang, gemiddeld en kort). Rekening houdend met belastingduur en vochtgehalte worden de karakteristieke waarden met de zogenaamde modificatiefactor omgezet naar een rekenwaarde. Hierbij wordt ook een materiaalfactor toegepast welke een veiligheidsborging is in verband met de variabiliteit: hout (vergelijk het homogene beton met een factor van 1): fd fk m k mod Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Pagina: 7/33 (waar fd = rekenwaarde, fk = karakteristieke waarde, m = materiaalfactor (= 1,3) en kmod = modificatiefactor (afhankelijk van belastingtijd en vochtgehalte = 0,5). De bepalende belastingcombinatie voor funderingspalen is meestal lang en de lange-duur-sterkte zoals weergegeven in figuur 4.1 mag niet worden overschreden. Verder zijn funderingspalen onder normale omstandigheden altijd waterverzadigd en de rekenwaarde voor deze situatie kan bepaald worden 2 volgens de Nederlandse bijlage uit de EUROCODE 5 (EN 1995): fc,0,d = 9,9 N/mm waarin : fc,0,d = rekenwaarde druksterkte parallel aan de vezelrichting. belasting 'verschoven' bezwijklijn belastingniveau in de combinatie bezwijken lange-duur-sterkte permanente belastingen t1 t2 t3 belastingsduur Figuur 4.1 Relatie tussen belasting en de belastingduur op hout (vrij naar Jorissen 1995). Een permanente belasting die lager is dan de lange-duur-sterkte leidt niet tot bezwijken. Wanneer een belastingcombinatie (permanent en veranderlijk) kortstondig (t1 – t2) wordt verhoogd tot boven de lange-duur-sterkte maar onder de korte-duur-sterkte (maximale belasting) zal geen bezwijking of houtschade optreden. Is de belasting langdurig boven de lange-duur-sterkte dan zal op t3 schade en bezwijking optreden. Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 5 Resultaten 5.1 Visuele beoordeling Datum: 24 september 2014 Pagina: 8/33 Tabel 5.1 Codering en overzicht van de visuele beoordeling van de monsters Code Opdrachtgever Monsterdatum SHR Lengte Gemiddelde jaarringbreedte [mm] Aantal jaarringen Wan kant [mm] juveniel volwassen totaal aangetast 9 ja put paal monster 1 1 1 1.1.1 29-4-14 98 - 4.6 24 1 1 2 1.1.2 29-4-14 105 10.0 3.6 23 7 ja 1 2 1 1.2.1 29-4-14 95 - 1.4 60 15 ja 1 2 2 1.2.2 29-4-14 93 - 1.4 53 35 ja 1 3 1 1.3.1 29-4-14 113 8.0 3.5 32 13 ja 1 3 2 1.3.2 29-4-14 94 - 3.4 34 16 ja 2 1 1 2.1.1 12-5-14 116 - 2.4 33 33 ja 2 1 2 2.1.2 12-5-14 93 3.2 1.2 53 48 ja 2 2 1 2.2.1 12-5-14 113 4.1 1.6 51 0 ja 2 2 2 2.2.2 12-5-14 102 7.6 1.8 54 45 ja 3 1 1 3.1.1 29-4-14 86 - 1.9 46 39 ja 3 1 2 3.1.2 29-4-14 97 - 2.1 44 44 ja 3 2 1 3.2.1 29-4-14 93 4.3 1.1 53 45 ja 3 2 2 3.2.2 29-4-14 101 4.4 1.6 47 29 ja 3 3 1 3.3.1 29-4-14 101 - 2.7 29 25 ja 3 3 2 3.3.2 29-4-14 101 - 2.8 27 27 ja 4 1 1 4.1.1 14-8-14 94 4.0 2.5 34 28 nee 4 1 2 4.1.2 14-8-14 86 7.7 2.9 23 4 2 1 4.2.1 14-8-14 100 5.8 1.9 43 4 2 2 4.2.2 14-8-14 92 4.4 2.5 37 4 3 1 4.3.1 14-8-14 77 - 4.0 20 4 3 2 4.3.2 14-8-14 98 6.6 3.3 24 5 1 1 5.1.1 13-5-14 119 2.6 1.6 45 33 ja 5 1 2 5.1.2 13-5-14 126 - 1.5 46 24 ja 5 2 1 5.2.1 13-5-14 121 3.5 1.1 40 28 ja 5 2 2 5.2.2 13-5-14 116 - 1.8 49 34 ja 6 1 1 6.1.1 01-5-14 90 - 3.0 27 14 ja 6 1 2 6.1.2 01-5-14 100 - 3.1 27 19 nee 6 2 1 6.2.1 01-5-14 81 5.1 2.4 27 27 ja 6 2 2 6.2.2 01-5-14 87 - 4.2 >20 4 ja 6 3 1 6.3.1 01-5-14 50 - 4.1 13 5 nee 6 3 2 6.3.2 01-5-14 92 - 3.7 17 4 ja 7 1 1 7.1.1 21-5-14 120 - 2.9 27 22 ja 7 1 2 7.1.2 21-5-14 119 - 2.5 31 0 ja 7 2 1 7.2.1 21-5-14 116 5.0 2.3 31 20 ja 7 2 2 7.2.2 21-5-14 121 5.7 2.9 29 26 ja 8 1 1 8.1.1 14-5-14 106 3.9 1.8 43 27 ja ja 12 ja ja 5 ja ja Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Code Monsterdatum Opdrachtgever SHR 8 1 2 8.1.2 8 2 1 8.2.1 8 2 2 9 1 1 9 1 9 2 9 2 10 1 10 10 Lengte Datum: 24 september 2014 Pagina: 9/33 Gemiddelde jaarringbreedte [mm] Aantal jaarringen Wan kant [mm] juveniel volwassen totaal aangetast 14-5-14 91 6.0 1.9 38 38 ja 14-5-14 101 3.5 1.1 67 48 ja 8.2.2 14-5-14 95 4.3 1.8 40 40 ja 9.1.1 30-4-14 99 - 2.8 33 33 nee 2 9.1.2 30-4-14 112 - 3.4 29 29 ja 1 9.2.1 30-4-14 105 - 5.0 21 21 ja 2 9.2.2 30-4-14 118 - 6.4 17 17 ja 1 10.1.1 15-5-14 116 4.4 2.0 45 38 ja 1 2 10.1.2 15-5-14 135 6.9 2.0 37 34 ja 2 1 10.2.1 15-5-14 133 - 2.2 49 44 ja 10 2 2 10.2.2 15-5-14 127 - 2.3 45 28 ja 10 3 1 10.3.1 15-5-14 122 4.2 2.0 47 19 ja 10 3 2 10.3.2 15-5-14 117 4.3 2.1 46 29 ja 5.2 Microscopisch onderzoek en bepaling van de hoeveelheid kernhout In 22 monsters werd de volgende houtstructuur waargenomen: Naaldhout met heterogene stralen met vensterstippels (kruisvlak), radiale en axiale harskanalen, tracheïden met eenrijige hofstippels. In 28 monsters werd de volgende houtstructuur waargenomen: Naaldhout met heterogene stralen met picioide kruisvlakstippels, radiale en axiale harskanalen, tracheïden met eenrijige hofstippels en hofstippels in de straaltracheïden met name van het Picea-1 type. Monster 1.1.1 (vuren, totale lengte van het monster 98 mm) Gebr. Marisstraat 19 In de buitenste 8 mm werd ernstige aantasting door bruinrot en bacteriën van het erosietype (EB) gevonden. Hierna werd in 26 mm weinig aantasting door bruinrot en EB gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden veel schimmeldraden waargenomen. Monster 1.1.2 (vuren, totale lengte van het monster 105 mm) Gebr. Marisstraat 19 In de buitenste 5 mm werd ernstige aantasting door bruinrot en bacteriën van het erosietype (EB) gevonden. Hierna werd in 10 mm weinig aantasting door bruinrot en EB gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In de buitenste 29 mm werden veel schimmeldraden waargenomen. Monster 1.2.1 (vuren, lengte tot aan het hart 74 mm) Gebr. Marisstraat 19 In de buitenste 18 mm werd weinig bruinrotaantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In de buitenste 18 mm werden veel schimmeldraden waargenomen. Monster 1.2.2 (vuren, lengte tot aan het hart 70 mm) Gebr. Marisstraat 19 In de buitenste 5 mm werd ernstige bruinrotaantasting gevonden. Hierna werd in 32 mm weinig bruinrot aantasting waargenomen. De rest van het monster was vrij van aantasting. In de buitenste 37 mm werden veel schimmeldraden waargenomen. Monster 1.3.1 (vuren, lengte tot aan het hart 74 mm) Gebr. Marisstraat 19 Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Pagina: 10/33 In de buitenste 5 mm werd ernstige bruinrotaantasting gevonden. Hierna werd in 15 mm weinig bruinrotaantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In de buitenste 20 mm werden veel schimmeldraden waargenomen. Monster 1.3.2 (vuren, lengte tot aan het hart 93 mm) Gebr. Marisstraat 19 In de buitenste 4 mm werd ernstige bruinrotaantasting gevonden. Hierna werd in 14 mm weinig bruinrotaantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In de buitenste 22 mm werden schimmeldraden waargenomen. Monster 2.1.1 (grenen, lengte tot aan het hart 70 mm) Gebr. Marisstraat 36 In de buitenste 20 mm werd matige bruinrotaantasting waargenomen. De rest van het monster was weinig aangetast door bruinrot. In het hele monster werden schimmeldraden gevonden. De buitenste 35 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 2.1.2 (grenen, lengte tot aan het hart 73 mm) Gebr. Marisstraat 36 In de buitenste 57 mm werd weinig bruinrotaantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden waargenomen. De buitenste 45 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 2.2.1 (grenen, lengte tot aan het hart 97 mm) Gebr. Marisstraat 36 In het monster werd geen aantasting aangetroffen. In de buitenste 5 mm werden (blauw)schimmeldraden gevonden. De buitenste 43 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 2.2.2 (grenen, totale lengte van het monster 102 mm) Gebr. Marisstraat 36 In de buitenste 64 mm werd weinig bruinrotaantasting waargenomen. In het aangetaste hout werden schimmeldraden gevonden. De buitenste 64 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 3.1.1 (grenen, totale lengte van het monster 86 mm) Jan Tooropstraat 1 In de buitenste 17 mm werd ernstige aantasting door bruinrot en bacteriën van het erosietype (EB) waargenomen. Hierna werd in 19 mm matige aantasting door bruinrot en EB gevonden, gevolgd door 34 mm matige bruinrotaantasting. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden (blauw)schimmeldraden waargenomen. De buitenste 70 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Pagina: 11/33 Monster 3.1.2 (grenen, totale lengte van het monster 97 mm) Jan Tooropstraat 1 In de buitenste 40 mm werd ernstige aantasting door bruinrot en bacteriën van het erosietype (EB) waargenomen. De rest van het monster was matig aangetast door bruinrot. In het aangetaste hout werden schimmeldraden waargenomen. Het monster bestond geheel uit spinthout. Monster 3.2.1 (grenen, lengte tot aan het hart 80 mm) Jan Tooropstraat 1 In de buitenste 4 mm werd totale verwoesting van het erosietype (EB) waargenomen. Hierna werd in 37 mm ernstige aantasting door EB en bruinrot gevonden, gevolgd door 5 mm weinig bruinrot aantasting. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden gevonden. De buitenste 46 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 3.2.2 (grenen, lengte tot aan het hart 101 mm) Jan Tooropstraat 1 In de buitenste 37 mm werd ernstige aantasting door bruinrot en EB waargenomen. Hierna werd in 10 mm weinig bruinrotaantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden gevonden. De buitenste 49 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 3.3.1 (vuren, lengte tot aan het hart 76 mm) Jan Tooropstraat 1 In de buitenste 6 mm werd ernstige aantasting door bruinrot en EB waargenomen. Hierna werd in 59 mm weinig bruinrotaantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden gevonden. Monster 3.3.2 (vuren, lengte tot aan het hart 75 mm) Jan Tooropstraat 1 In het hele monster werd weinig bruinrotaantasting gevonden. In het hele monster werden schimmeldraden waargenomen. Monster 4.1.1 (grenen, lengte tot aan het hart 94 mm) Derkinderenstraat 29 In de buitenste 1 mm werd ernstige aantasting door bruinrot en EB waargenomen. Hierna werd in 19 mm matige aantasting door bruinrot en EB gevonden, gevolgd door 17 mm weinig EB- en bruinrotaantasting en 32 mm weinig EB-aantasting. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het hele monster werden schimmeldraden waargenomen. De buitenste 69 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 4.1.2 (grenen, lengte monster 85 mm) Derkinderenstraat 29 In de buitenste 36 mm werd weinig aantasting door bruinrot en EB waargenomen. De rest van het monster was vrij van aantasting. Het gehele monsters was spint. Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Pagina: 12/33 Monster 4.2.1 (grenen, lengte tot aan het hart 95 mm) Derkinderenstraat 29 Het gehele monster was vrij van aantasting. In de buitenste 73 mm werden schimmeldraden waargenomen met blauwschimmeldraden alleen in de eerste mm. De buitenste 74 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 4.2.2 (grenen, lengte monster 80 mm) Derkinderenstraat 29 In de buitenste 12 mm werd weinig bruinrot aantasting gevonden, de rest van het monster was vrij van aantasting. In de buitenste 16 mm werden blauwschimmeldraden waargenomen. Het gehele monsters was spint. Monster 4.3.1 (vuren, lengte tot aan het hart 77 mm) Derkinderenstraat 29 Het monster was alleen rond het hart (45-77 mm) matig aangetast door bruinrot. In het gehele monster zijn schimmeldraden waargenomen. Monster 4.3.2 (vuren, lengte monster 99 mm) Derkinderenstraat 29 Het gehele monster was weinig door bruinrot aangetast. Monster 5.1.1 (grenen, lengte tot aan het hart 80 mm) Jan Steenstraat 133 In de buitenste 21 mm werd ernstige aantasting door bruinrot waargenomen. Hierna werd in 55 mm matige bruinrotaantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden gevonden. De buitenste 65 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 5.1.2 (grenen, lengte tot aan het hart 80 mm) Jan Steenstraat 133 In de buitenste 17 mm werd ernstige aantasting door bruinrot waargenomen. Hierna werd in 19 mm matige bruinrotaantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden gevonden. De buitenste 36 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 5.2.1 (grenen, lengte tot aan het hart 89 mm) Jan Steenstraat 133 In de buitenste 5 mm werd ernstige bacteriële aantasting van het erosietype (EB) waargenomen. Hierna werd in 17 mm matige EB-aantasting gevonden, gevolgd door 22 mm weinig EB-aantasting en daarna 5 mm weinig bruinrotaantasting. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden waargenomen. De buitenste 44 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 5.2.2 (grenen, lengte tot aan het hart 89 mm) Jan Steenstraat 133 In de buitenste 13 mm werd ernstige bacteriële aantasting van het erosietype (EB) waargenomen. Hierna werd in 22 mm matige EB-aantasting gevonden, gevolgd door 11 mm weinig EB-aantasting. De rest van het monster was vrij van aantasting. De buitenste 46 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Pagina: 13/33 Monster 6.1.1 (vuren, lengte tot aan het hart 80 mm) Leo Gestelstraat 1 In de buitenste 4 mm werd ernstige bruinrotaantasting waargenomen. Hierna werd in 36 mm weinig bruinrotaantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden gevonden. Monster 6.1.2 (vuren, lengte tot aan het hart 81 mm) Leo Gestelstraat 1 In de buitenste 52 mm werd weinig bruinrotaantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden gevonden. Monster 6.2.1 (vuren, totale lengte van het monster 81 mm) Leo Gestelstraat 1 In het hele monster werd weinig bruinrotaantasting gevonden. In het hele monster werden schimmeldraden aangetroffen. Monster 6.2.2 (vuren, totale lengte van het monster 87 mm) Leo Gestelstraat 1 In de buitenste 20 mm werd weinig bruinrotaantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden gevonden. Monster 6.3.1 (vuren, totale lengte van het monster 50 mm) Leo Gestelstraat 1 In de buitenste 26 mm werd weinig bruinrotaantasting waargenomen. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden waargenomen. Monster 6.3.2 (vuren, totale lengte van het monster 92 mm) Leo Gestelstraat 1 In de buitenste 20 mm werd weinig bruinrotaantasting waargenomen. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden waargenomen. Monster 7.1.1 (vuren, lengte tot aan het hart 75 mm) Dick Ketstraat 4 In de buitenste 56 mm werd afwisselend weinig en matige bruinrotaantasting waargenomen. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden gevonden. Monster 7.1.2 (vuren, lengte tot aan het hart 76 mm) Dick Ketstraat 4 In heet monster werd geen aantasting waargenomen. Monster 7.2.1 (vuren, lengte tot aan het hart 84 mm) Dick Ketstraat 4 In de buitenste 33 mm werd geen aantasting waargenomen. De rest van het monster was weinig aangetast door bruinrot. In het aangetaste hout werden schimmeldraden waargenomen. Monster 7.2.2 (vuren, lengte tot aan het hart 92 mm) Dick Ketstraat 4 In de buitenste 71 mm werd weinig bruinrotaantasting waargenomen. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden waargenomen. Monster 8.1.1 (vuren, lengte tot aan het hart 89 mm) Jan Sluijterstraat 21 In de buitenste 43 mm werd weinig bruinrotaantasting waargenomen. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden waargenomen. Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Pagina: 14/33 Monster 8.1.2 (vuren, totale lengte van het monster 91 mm) Jan Sluijterstraat 21 In de buitenste 10 mm werd ernstige bruinrotaantasting waargenomen. Hierna werd in 28 mm matige burinrotaantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het hele monster werden schimmeldraden waargenomen. Monster 8.2.1 (vuren, totale lengte van het monster 101 mm) Jan Sluijterstraat 21 In de buitenste 10 mm werd geen aantasting gevonden, de rest van het monster was weinig aangetast door bruinrot. In het aangetaste hout werden schimmeldraden waargenomen. Monster 8.2.2 (vuren, totale lengte van het monster 95 mm) Jan Sluijterstraat 21 In het hele monster werd matige bruinrotaantasting gevonden. In het hele monster werden schimmeldraden aangetroffen. Monster 9.1.1 (vuren, lengte tot aan het hart 85 mm) Johannes Bosboomstraat 23 In de buitenste 70 mm werd matige bruinrotaantasting waargenomen. De rest van het monster was weinig aangetast door bruinrot. In het hele monster werden schimmeldraden waargenomen. Monster 9.1.2 (vuren, lengte tot aan het hart 83 mm) Johannes Bosboomstraat 23 In het hele monster werd weinig bruinrotaantasting gevonden. In het hele monster werden schimmeldraden gevonden. Monster 9.2.1 (vuren, totale lengte van het monster 105 mm) Johannes Bosboomstraat 23 In de buitenste 48 mm werd matige bruinrotaantasting waargenomen. De rest van het monster was weinig aangetast door bruinrot. In het hele monster werden schimmeldraden gevonden. Monster 9.2.2 (vuren, lengte tot aan het hart 106 mm) Johannes Bosboomstraat 23 In het hele monster werd ernstige bruinrotaantasting gevonden. In het hele monster werden schimmeldraden aangetroffen. Monster 10.1.1 (grenen, lengte tot aan het hart 93 mm) Jan Voermanstraat 15 In de buitenste 62 mm werd weinig bruinrotaantasting waargenomen. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden waargenomen. De buitenste 68 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 10.1.2 (grenen, lengte tot aan het hart 99 mm) Jan Voermanstraat 15 In de buitenste 12 mm werd ernstige bacteriële aantasting van het erosietype (EB) waargenomen. Hierna werd in 6 mm matige EB-aantasting gevonden, gevolgd door 54 mm weinig aantasting door EB en bruinrot. De rest van het monster was vrij van aantasting. De buitenste 72 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Pagina: 15/33 Monster 10.2.1 (grenen, lengte tot aan het hart 97 mm) Jan Voermanstraat 15 In de buitenste 7 mm werd totale verwoesting van de houtstructuur waargenomen. Hierna werd in 7 mm ernstige bacteriële aantasting van het erosietype (EB) gevonden, gevolgd door 12 mm matige EBaantasting en 22 mm weinig EB-aantasting. Hierna werd in 33 mm weinig bruinrotaantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden schimmeldraden gevonden. De buitenste 81 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 10.2.2 (grenen, totale lengte van het monster 127 mm) Jan Voermanstraat 15 In de buitenste 6 mm werd totale verwoesting van de houtstructuur waargenomen. Hierna werd in 6 mm ernstige bacteriële aantasting van het erosietype (EB) gevonden, gevolgd door 23 mm matige EBaantasting en 20 mm weinig EB-aantasting. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het aangetaste hout werden (plaatselijk veel) schimmeldraden waargenomen. De buitenste 71 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 10.3.1 (grenen, lengte tot aan het hart 103 mm) Jan Voermanstraat 15 In de buitenste 10 mm werd ernstige bacteriële aantasting van het erosietype (EB) waargenomen. Hierna werd in 43 mm weinig EB-aantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. De buitenste 80 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. Monster 10.3.2 (grenen, totale lengte van het monster 117 mm) Jan Voermanstraat 15 In de buitenste 12 mm werd ernstige bacteriële aantasting van het erosietype (EB) waargenomen. Hierna werd in 41 mm weinig EB-aantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. De buitenste 80 mm was spinthout, de rest bestond uit kernhout. 5.3 Bepaling houtvochtgehalte, volumieke massa en schatting van de druksterkte Voor houtvochtgehalte, volumieke massa en ingeschatte druksterkte, zie tabel 5.2. In principe is voor alle boorkernen de volumieke massa en het vochtgehalte bepaald aan de buitenzijde (bastzijde, gecodeerd met een a) en verder naar binnen toe (kernkant, gecodeerd met een oplopende letter). Bij grenen monsters is aangegeven of het desbetreffende gedeelte uit spinthout (s) of kernhout (k) bestaat. De volumieke massa is bepaald op basis van het droge volume. Alleen wanneer aangegeven 3 met een “*” zijn de bepalingen aan monsterstukjes met een relatief te kleine afmeting (< 1 cm ) uitgevoerd waardoor deze waarden slechts als indicatief voor vochtgehalte, volumieke massa en ingeschatte druksterkte moet worden beschouwd. Het verschil tussen het gemeten en theoretisch geschatte maximale vochtgehalte geeft bij een te hoog gemeten waarde een indicatie van de meetonnauwkeurigheid aan. De weinig betrouwbare waarden zijn vet weergegeven in de tabel. Bij volledig waterverzadigd hout volgt de verhouding tussen het vochtgehalte en de dichtheid de lijn zoals gegeven in grafiek 5.1. Niet waterverzadigd hout ligt onder de lijn in deze grafiek. Alle monsters uit tabel 5.2. zijn als punten in grafiek 5.1 opgenomen. Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Pagina: 16/33 Tabel 5.2. Gewicht- en volumebepalingen per segment (SEG= breedte segment) en berekende volumieke massa(VM bij 0% vochtgehalte, Specific grafity SG) en vochtgehalte (bij aanlevering ACTUEEL, na waterverzadiging VERZADIGD). Op basis van de volumieke massa is een schatting gemaakt van het theoretisch maximale vochtgehalte (TMV) en op basis van het verzadigde vochtgehalte een inschatting van de druksterkte (DS). Monster SEG Gewicht [g] 3 Volume [cm ] VM DS SG 2 droog [kg/m ] actueel verzadigd TMV [N/mm ] [kg/m³] 3 Vochtgehalte (%) [mm] nat droog nat 1,1,1a 18 1,47 0,61 1,24 1,12 545 59 141 138 14,4 492 1,1,1b 20 1,45 0,53 1,28 1,15 461 34 174 177 11,5 414 1,1,1c* 15 1,24 0,42 1,07 0,98 429 41 195 190 9,9 393 1,1,1d* 13 1,1 0,36 1,01 0,9 400 42 206 216 9,2 356 1,1,1e 15 1,34 0,41 1,21 1,07 383 36 227 230 7,9 339 1,1,1f* 17 0,57 0,19 0,51 0,42 452 50 200 203 9,6 373 1,1,2a* 15 0,77 0,26 0,67 0,55 473 44 196 193 9,8 388 1,1,2b* 14 1,11 0,37 0,97 0,83 446 29 200 197 9,6 381 1,1,2c* 15 1,04 0,37 0,91 0,79 468 31 181 181 10,9 407 1,1,2d* 16 1,23 0,38 1,1 0,97 392 29 224 225 8,1 345 1,1,2e 14 1,3 0,53 1,29 1,13 469 29 145 178 14,0 411 1,1,2f* 13 1,17 0,36 1,05 0,9 400 26 225 227 8,0 343 1,1,2g* 19 0,93 0,29 0,87 0,71 408 25 221 235 8,3 333 1,2,1a 18 1,49 0,55 1,3 1,05 524 123 171 171 11,7 423 1,2,1b* 12 1,03 0,36 0,9 0,74 486 133 186 185 10,5 400 1,2,1c* 13 0,88 0,34 0,78 0,63 540 58 159 164 12,8 436 1,2,1d* 12 0,75 0,32 0,67 0,56 571 48 134 144 15,1 478 1,2,1e* 19 0,88 0,41 0,8 0,66 621 57 115 130 17,3 513 1,2,2a* 14 1,03 0,38 0,87 0,71 535 23 171 164 11,7 437 1,2,2b* 16 1,21 0,44 1,05 0,85 518 73 175 174 11,4 419 1,2,2c* 7 0,91 0,35 0,79 0,64 547 23 160 161 12,6 443 1,2,2d* 14 0,94 0,33 0,81 0,67 493 21 185 181 10,6 407 1,2,2e* 19 1,02 0,36 0,89 0,72 500 23 183 182 10,7 404 1,3,1a* 8 0,53 0,21 0,47 0,35 600 63 152 159 13,3 447 1,3,1b* 19 1,34 0,47 1,19 0,98 480 57 185 188 10,6 395 1,3,1c 18 1,31 0,4 1,18 1,01 396 65 228 230 7,9 339 1,3,1d 20 1,57 0,45 1,43 1,2 375 56 249 253 6,8 315 1,3,1e 17 1,52 0,42 1,42 1,2 350 44 262 273 6,2 296 1,3,1f* 16 0,82 0,23 0,76 0,66 348 32 257 265 6,5 303 165 12,6 435 1,3,2a* 4 0,26 0,1 0,23 0,19 526 43 160 1,3,2b 18 1,73 0,61 1,53 1,37 445 50 184 186 10,7 399 241 7,5 327 1,3,2c* 18 1,07 0,32 0,98 0,82 390 62 234 1,3,2d* 18 1,12 0,32 1,01 0,87 368 50 250 251 6,8 317 1,3,2e* 20 1,08 0,29 0,98 0,86 337 39 272 273 5,8 296 1,3,2f* 16 0,99 0,27 0,92 0,8 338 43 267 276 6,0 293 2,1,1a*(s) 20 1,55 0,45 1,34 0,87 517 30 244 233 7,0 336 2,1,1b*(s/k) 23 1,49 0,42 1,28 0,88 477 36 255 240 6,5 328 2,1,1c(k) 27 1,41 0,58 1,31 1,27 457 74 143 161 14,2 443 2,1,2a*(s) 20 1,85 0,32 1,59 0,66 485 478 432 1,4 201 2,1,2b*(s) 21 1,48 0,45 1,3 0,96 469 229 224 7,8 346 2,1,2c*(s/k) 16 1,42 0,32 1,2 0,66 485 344 310 3,5 267 2,1,2d*(k) 16 0,51 0,2 0,45 0,57 351 155 160 13,1 444 25 93 Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Monster SEG Gewicht [g] 3 Volume [cm ] Datum: 24 september 2014 VM Pagina: 17/33 DS SG 2 [N/mm ] droog [kg/m ] actueel verzadigd TMV [kg/m³] 3 Vochtgehalte (%) [mm] nat droog nat 2,2,1a*(s) 23 1,25 0,54 1,06 0,93 581 46 131 131 15,4 509 2,2,1b(s/k) 22 1,4 0,55 1,21 1,06 519 44 155 155 13,1 455 2,2,1c(k) 19 1,98 0,68 1,74 1,53 444 33 191 191 10,2 391 2,2,1d(k) 33 1,99 1,31 1,81 1,62 809 29 52 73 26,8 724 2,2,2a*(s) 21 1,53 0,43 1,31 0,83 518 11 256 240 6,5 328 2,2,2b(s/k) 22 1,37 0,5 1,21 1,03 485 53 174 177 11,5 413 2,2,2c(k) 22 1,51 0,55 1,33 1,14 482 39 175 177 11,4 414 2,2,2d*(k) 15 1,3 0,35 1,18 0,86 407 16 271 272 5,8 297 2,2,2e*(k) 23 1,01 0,3 0,92 0,82 366 32 237 242 7,4 326 3,1,1a*(s) 17 1,2 0,48 1,01 0,82 585 72 150 145 13,6 475 3,1,1b(s) 19 1,84 0,77 1,55 1,32 583 76 139 136 14,6 497 145 13,6 477 3,1,1c*(s) 15 1,3 0,52 1,09 0,9 578 74 150 3,1,1d*(s) 19 0,75 0,32 0,63 0,49 653 107 134 132 15,1 508 130 16,3 512 3,1,1e*(k) 16 0,47 0,21 0,41 0,34 618 111 124 3,1,2a*(s) 7 0,36 0,15 0,28 0,19 789 80 140 122 14,5 536 147 14,0 472 3,1,2b*(s) 15 1,25 0,51 1,08 0,88 580 115 145 3,1,2c*(s) 18 1,18 0,45 1,02 0,86 523 105 162 162 12,5 441 3,1,2d*(s) 19 1,2 0,45 1,02 0,87 517 100 167 162 12,1 441 3,1,2e(s) 29 1,53 0,57 1,33 1,14 500 118 168 168 11,9 429 3,2,1a*(s) 4 0,21 0,04 0,18 0,13 308 1100 425 385 2,0 222 3,2,1b*(s) 10 0,59 0,19 0,52 0,42 452 106 211 209 8,9 365 3,2,1c*(s) 5 0,39 0,14 0,32 0,27 519 145 179 164 11,1 438 3,2,1d(s) 20 1,59 0,6 1,38 1,19 504 115 165 165 12,2 435 3,2,1e(s/k) 14 1,46 0,63 1,22 1,02 618 57 132 129 15,4 516 3,2,1f*(k) 26 1,06 0,44 0,95 0,82 537 38 141 151 14,4 463 3,2,2a*(s) 10 0,5 0,15 0,4 0,32 469 153 233 202 7,6 375 3,2,2b(s) 20 1,47 0,57 1,23 1,04 548 115 158 151 12,8 463 3,2,2c(s/k) 21 1,63 0,59 1,38 1,18 500 125 176 169 11,3 428 3,2,2d(k) 19 1,68 0,74 1,45 1,23 602 56 127 131 15,9 510 3,2,2e(k) 31 2,01 0,74 1,82 1,61 460 39 172 181 11,7 407 3,3,1a 25 1,82 0,66 1,59 1,3 508 145 176 176 11,3 415 3,3,1b 25 1,63 0,57 1,42 1,17 487 137 186 184 10,6 401 3,3,1c 27 2,01 0,77 1,8 1,51 510 102 161 169 12,6 428 3,3,2a 25 1,81 0,64 1,57 1,29 496 168 183 180 10,8 408 3,3,2b* 10 0,79 0,28 0,69 0,57 491 167 182 181 10,8 406 3,3,2c* 17 1,29 0,53 1,09 0,9 589 147 143 141 14,2 486 161 3,3,2d* 23 1,28 0,49 1,16 0,97 505 93 172 12,5 422 4,1,1a(s) 20 1,83 0,67 1,55 1,34 500 173 166 11,5 432 4,1,1b(s) 17 1,55 0,61 1,35 1,2 508 154 156 13,2 452 4,1,1c(s) 16 1,48 0,6 1,32 1,13 531 147 155 13,9 455 4,1,1d(s/k) 16 2,35 0,84 2,03 1,77 475 180 177 11,0 414 4,1,1e(k) 24 1,34 0,5 1,24 1,1 455 168 183 12,0 403 4,1,2a(s) 2 0,3 0,11 0,25 0,22 500 173 162 11,6 440 4,1,2b(s)b 20 2,12 0,9 1,98 1,7 529 136 155 15,0 455 4,1,2c(s)c 16 2,36 0,95 2,06 1,75 543 148 152 13,7 461 4,1,2d(s)d 24 3,14 1,2 2,67 2,34 513 162 158 12,5 449 4,1,2e(s/k)e 23 2,21 0,81 1,94 1,69 479 173 175 11,6 418 4,2,1a(s)a 25 2,15 0,9 2,02 1,7 529 160 14,6 446 139 Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Monster SEG Gewicht [g] 3 Volume [cm ] Datum: 24 september 2014 VM Pagina: 18/33 DS SG 2 [N/mm ] droog [kg/m ] actueel verzadigd TMV [kg/m³] 3 Vochtgehalte (%) [mm] nat droog nat 4,2,1b(s)b 17 2,04 0,9 1,87 1,59 566 127 143 16,0 481 4,2,1c(s)c 18 1,88 0,8 1,71 1,44 556 135 149 15,1 468 4,2,1d(s)d 14 1,96 0,73 1,72 1,44 507 168 171 11,9 424 4,2,1e(k)e 23 2,14 0,74 1,89 1,62 457 189 190 10,3 392 4,2,2a(s)a 4 0,5 0,19 0,43 0,41 463 163 161 12,4 442 4,2,2b(s)b 17 2,05 0,85 1,84 1,56 545 141 152 14,4 462 4,2,2c(s)c 21 2,68 1,2 2,33 1,97 609 123 129 16,3 515 4,2,2d(s)d 19 2,61 1,19 2,52 2,13 559 119 147 16,8 472 4,2,2e(s/k)e 31 2,58 1,19 2,69 2,3 517 117 161 17,1 442 4,3,1a 15 1,58 0,59 1,38 1,17 504 168 169 12,0 428 4,3,1b 14 1,49 0,65 1,31 1,41 461 129 137 15,7 496 4,3,1c 17 1,73 0,49 0,99 0,94 521 253 137 6,6 495 4,3,1d 12 1,91 0,65 1,67 1,46 445 194 192 10,0 389 e 219 18 0,99 0,31 0,89 0,77 403 222 8,4 348 4,3,2a 4,3,1 2 0,22 0,09 0,16 0,15 600 144 113 14,1 563 4,3,2b 21 2,4 0,93 2,28 2,03 458 158 180 12,8 408 4,3,2c 21 2,19 0,9 2,18 1,93 466 143 177 14,2 413 4,3,2d 17 1,67 0,74 2,05 1,81 409 126 212 16,1 361 e 20 1,91 0,85 2,25 2 425 125 200 16,2 378 4,3,2f 16 1,4 0,59 1,53 1,41 418 137 194 14,8 386 4,3,2 5,1,1a(s) 21 1,55 0,58 1,32 1,08 537 28 167 163 12,0 439 5,1,1b*(s) 20 1,31 0,5 1,06 0,94 532 56 162 147 12,5 472 5,1,1c*(s) 19 1,08 0,38 0,9 0,81 469 71 184 172 10,7 422 5,1,1d*(s/k) 21 0,76 0,39 0,66 0,58 672 90 95 104 19,9 591 5,1,2a*(s) 17 1,01 0,3 0,87 0,78 385 48 237 225 7,4 345 5,1,2b*(s) 19 1,17 0,39 1 0,86 453 42 200 191 9,6 390 5,1,2c*(s) 14 1,01 0,41 0,84 0,72 569 79 146 140 13,9 488 5,1,2d(k) 21 1,77 1,16 1,42 1,27 913 53 53 57 26,7 817 5,1,2e*(k) 9 0,9 0,56 0,81 0,7 800 -- 61 80 25,3 691 5,2,1a*(s) 10 0,87 0,3 0,73 0,59 508 83 190 178 10,3 411 5,2,1b*(s) 22 1,35 0,58 1,15 0,97 598 67 133 133 15,3 504 5,2,1c(s/k) 20 1,47 0,61 1,25 1,06 575 28 141 140 14,4 488 5,2,1d*(k) 16 1,04 0,4 0,94 0,79 506 22 160 170 12,6 426 5,2,1e*(k) 21 1,04 0,4 0,98 0,91 440 29 160 180 12,6 408 5,2,2a*(s) 2 0,18 0,04 0,12 0,08 500 50 350 235 3,4 333 5,2,2b*(s) 22 1,11 0,44 0,91 0,76 579 72 152 142 13,3 484 5,2,2c(s/k) 21 1,65 0,67 1,41 1,18 568 62 146 146 13,9 475 5,2,2d*(k) 21 1,33 0,55 1,13 0,98 561 32 142 141 14,4 487 5,2,2e*(k) 22 1,18 0,35 1,07 0,95 368 41 237 241 7,4 327 6,1,1a* 4 0,25 0,08 0,2 0,17 471 83 213 185 8,8 400 6,1,1b 22 1,83 0,67 1,55 1,32 508 126 173 166 11,5 432 6,1,1c* 19 1,04 0,33 0,9 0,78 423 150 215 208 8,6 367 6,1,1d 19 1,57 0,53 1,33 1,15 461 71 196 186 9,8 398 e 15 1,41 0,46 1,24 1,06 434 119 207 205 9,1 371 6,1,2a* 5 0,43 0,15 0,37 0,32 469 138 187 182 10,5 405 6,1,2b 18 1,32 0,41 1,18 1,01 406 166 222 223 8,2 347 6,1,2c* 15 0,7 0,18 0,62 0,53 340 250 289 280 5,2 290 6,1,2d* 14 0,52 0,16 0,44 0,39 410 136 225 210 8,0 364 6,1,1 Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Monster SEG Gewicht [g] 3 Volume [cm ] Datum: 24 september 2014 VM Pagina: 19/33 DS SG 2 [N/mm ] droog [kg/m ] actueel verzadigd TMV [kg/m³] [mm] nat droog nat 6,1,2e* 16 0,96 0,31 0,87 0,79 392 6,1,2f* 12 0,88 0,3 0,81 0,72 6,2,1a 21 1,51 0,45 1,36 1,19 3 Vochtgehalte (%) 107 210 216 8,9 356 417 74 193 205 10,0 370 378 146 236 237 7,5 331 6,2,1b 20 1,84 0,58 1,62 1,46 397 158 217 214 8,5 358 6,2,1c* 11 0,48 0,14 0,41 0,38 368 237 243 228 7,1 341 6,2,1d 28 2,34 0,71 2,18 1,94 366 168 230 242 7,8 326 6,2,2a 20 1,37 0,41 1,2 1,08 380 406 234 228 7,5 342 6,2,2b 21 1,66 0,51 1,47 1,3 392 172 225 223 8,0 347 6,2,2c 3 6,2,2d* 12 0,6 0,17 0,56 0,47 362 195 253 264 6,6 304 6,2,2e* 18 1,16 0,36 1,04 0,9 400 --- 222 224 8,2 346 256 6,6 312 6,2,2f* 14 0,85 0,24 0,77 0,65 369 --- 254 6,3,1a 26 1,84 0,51 1,63 1,38 370 213 261 255 6,3 313 237 7,2 331 6,3,1b 24 1,43 0,42 1,27 1,08 389 147 240 6,3,2a 20 1,45 0,4 1,27 1,09 367 203 263 253 6,2 315 222 8,3 348 6,3,2b* 21 1,25 0,39 1,12 0,95 411 166 221 6,3,2c* 19 1 0,35 0,99 0,82 427 178 186 218 10,6 354 7,1,1a 20 1,44 0,44 1,3 1,1 400 133 227 231 7,9 338 7,1,1b* 20 1,07 0,36 0,97 0,8 450 172 197 205 9,8 371 7,1,1c 16 1,42 0,47 1,26 1,08 435 148 202 203 9,4 373 7,1,1d* 19 1,18 0,47 1,1 0,92 511 77 151 169 13,5 427 7,1,2a 22 1,47 0,44 1,3 1,08 407 52 234 231 7,5 338 7,1,2b* 23 1,24 0,37 1,08 0,93 398 183 235 227 7,5 343 7,1,2c 17 1,46 0,51 1,331 1,11 459 174 186 196 10,5 383 7,1,2d* 14 0,72 0,28 0,67 0,55 509 70 157 174 12,9 418 7,2,1a 30 1,72 0,5 1,57 1,33 376 63 244 249 7,0 318 7,2,1b 21 1,69 0,69 1,49 1,24 556 84 145 151 14,0 463 7,2,1c 14 1,43 0,53 1,24 1,04 510 69 170 169 11,8 427 7,2,1d* 20 1,19 0,46 1,06 0,87 529 84 159 165 12,8 434 7,2,2a 24 1,34 0,33 1,19 1,05 314 95 306 296 4,6 277 7,2,2b 26 1,48 0,44 1,3 1,1 400 140 236 231 7,4 338 7,2,2c 21 1,56 0,55 1,39 1,16 474 161 184 188 10,7 396 7,2,2d* 17 0,87 0,29 0,77 0,67 433 162 200 201 9,6 377 8,1,1a* 20 1,16 0,35 0,95 0,76 461 27 231 206 7,7 368 8,1,1b 23 1,51 0,54 1,3 1,09 495 24 180 176 11,0 415 8,1,1c 20 1,79 0,56 1,58 1,37 409 13 220 217 8,3 354 8,1,1d 27 1,68 0,62 1,53 1,38 449 24 171 182 11,7 405 8,1,2a 25 1,88 0,76 1,64 1,31 580 45 147 151 13,8 463 8,1,2b* 12 0,75 0,31 0,64 0,53 585 30 142 142 14,3 484 8,1,2c 23 1,78 1,01 1,47 1,27 795 28 76 81 22,7 687 8,1,2d 30 1,83 0,78 1,76 1,5 520 39 135 161 15,1 443 8,2,1a 24 1,74 0,56 1,53 1,34 418 24 211 208 8,9 366 8,2,1b 19 1,31 0,44 1,18 1,04 423 37 198 203 9,7 373 8,2,1c 32 1,55 0,45 1,41 1,24 363 23 244 248 7,0 319 8,2,1d 26 2,04 0,57 1,95 1,74 328 24 258 277 6,4 292 8,2,2a 24 1,63 0,51 1,39 1,22 418 30 220 208 8,3 367 8,2,2b 22 1,5 0,47 1,32 1,19 395 34 219 216 8,4 356 8,2,2c 24 1,7 0,5 1,55 1,33 376 30 240 245 7,2 323 Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Monster SEG Gewicht [g] 3 Volume [cm ] [mm] nat droog nat 26 1,63 0,42 1,53 9,1,1a* 8 0,42 0,14 9,1,1b* 22 1,37 0,55 8,2,2d Datum: 24 september 2014 VM Pagina: 20/33 DS SG 2 [N/mm ] droog [kg/m ] actueel verzadigd TMV [kg/m³] 3 Vochtgehalte (%) 1,33 316 48 288 299 5,2 275 0,36 0,3 467 138 200 1,18 0,98 561 110 149 192 9,6 389 150 13,6 466 9,1,1c 23 1,66 0,65 1,43 1,22 533 91 155 155 13,1 455 9,1,1d 18 1,33 0,44 1,2 1,02 431 70 202 208 9,4 367 9,1,1e* 14 0,58 0,2 0,56 0,48 417 48 190 215 10,3 357 9,1,2a* 5 0,31 0,11 0,27 0,21 524 95 182 181 10,9 407 9,1,2b 21 1,39 0,52 1,17 1 520 85 167 160 12,0 444 9,1,2c 21 1,9 0,76 1,66 1,45 524 76 150 153 13,6 458 9,1,2d 21 1,34 0,52 1,21 1,05 495 48 158 168 12,9 430 9,1,2e* 14 0,66 0,24 0,67 0,59 407 46 175 214 11,4 358 315 3,6 263 9,2,1a* 3 0,22 0,05 0,19 0,17 294 200 340 9,2,1b 22 1,67 0,53 1,47 1,31 405 162 215 212 8,6 361 9,2,1c 23 1,85 0,69 1,64 1,42 486 110 168 173 12,0 421 9,2,1d 24 1,91 0,76 1,74 1,53 497 84 151 164 13,4 437 177 12,6 413 9,2,1e* 16 0,99 0,38 0,92 0,84 452 65 161 9,2,1f* 17 1,04 0,43 0,98 0,9 478 81 142 163 14,3 439 9,2,2a 20 1,53 0,48 1,27 1,1 436 170 219 200 8,4 378 9,2,2b 21 1,43 0,47 1,27 1,12 420 171 204 205 9,3 370 9,2,2c 21 1,87 0,67 1,62 1,45 462 109 179 177 11,1 414 9,2,2d 24 1,55 0,53 1,38 1,23 431 71 192 195 10,1 384 9,2,2e* 20 1,21 0,44 1,07 0,96 458 86 175 178 11,4 411 10,1,1a*(s) 20 1,19 0,45 1,03 0,88 511 44 164 164 12,3 437 10,1,1b(s) 22 1,62 0,55 1,4 1,17 470 49 195 190 9,9 393 10,1,1c(s) 22 1,75 0,56 1,5 1,29 434 70 213 203 8,8 373 10,1,1d(s/k) 31 1,24 0,49 1,23 1,11 441 47 153 186 13,3 398 10,1,2a*(s) 24 1,24 0,43 1,02 0,85 506 56 188 172 10,4 422 10,1,2b(s) 25 1,91 0,68 1,65 1,41 482 61 181 178 10,9 412 10,1,2c(s/k) 23 1,98 0,69 1,77 1,49 463 60 187 192 10,5 390 10,1,2d(k) 24 1,39 0,86 1,34 1,17 735 30 62 91 25,1 642 10,2,1a*(s) 14 0,8 0,23 0,7 0,56 411 145 248 239 6,9 329 10,2,1b(s) 23 1,5 0,56 1,31 1,03 544 58 168 169 12,0 427 10,2,1c(s) 22 1,65 0,62 1,46 1,2 517 68 166 171 12,1 425 10,2,1d(s/k) 21 1,75 0,64 1,54 1,3 492 49 173 176 11,5 416 10,2,1e*(k) 17 0,55 0,23 0,5 0,4 575 42 139 152 14,6 460 10,2,2a*(s) 18 1,25 0,34 1,3 0,86 395 109 268 317 6,0 262 -1,0 10,2,2b(s) 7 10,2,2c*(s) 20 1,35 0,53 1,16 0,95 558 57 72 155 154 13,1 457 10,2,2d(s) 20 1,42 0,51 1,22 1,01 505 51 178 174 11,1 418 10,2,2e*(s/k) 20 1,12 0,36 1,01 0,85 424 45 211 216 8,9 356 10,2,2f*(k) 14 0,48 0,13 0,41 0,36 361 --- 269 250 5,9 317 10,3,1a*(s) 20 1,16 0,44 1,01 0,84 524 55 164 165 12,3 436 10,3,1b*(s) 22 1,15 0,47 1,01 0,87 540 49 145 150 14,1 465 10,3,1c*(s) 23 1,19 0,44 1,06 0,91 484 57 170 176 11,8 415 10,3,1d(s/k) 16 1,63 0,59 1,44 1,26 468 39 176 179 11,3 410 10,3,1e(k) 21 1,87 0,74 1,67 1,51 490 61 153 161 13,3 443 10,3,2a(s) 23 1,66 0,6 1,36 1,15 522 65 177 162 11,3 441 10,3,2b(s) 22 1,56 0,6 1,35 1,14 526 55 160 160 12,6 444 Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Monster SEG 3 Gewicht [g] Volume [cm ] Datum: 24 september 2014 VM Pagina: 21/33 Vochtgehalte (%) DS SG 2 [N/mm ] droog [kg/m ] actueel verzadigd TMV [kg/m³] 3 [mm] nat droog nat 10,3,2c*(s) 17 1,29 0,45 1,11 0,98 459 67 187 182 10,5 405 10,3,2d(s) 17 1,25 0,43 1,09 1,05 410 67 191 189 10,2 394 10,3,2e(k) 26 1,48 0,62 1,36 1,23 504 --- 139 154 14,7 456 specific gravity [kg/m3] 800 700 600 500 400 300 200 100 0 0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 vochtgehalte [ω] Grafiek 5.1 Relatie dichtheid (in deze grafiek specific gravity = droog gewicht / nat volume) en vochtgehalte. Bij waterverzadigd hout liggen de waarden op de lijn bij niet water verzadigd hout liggen de punten onder de lijn (Klaassen 2008). 6 Discussie 6.1 Microscopisch onderzoek Op grond van de gevonden houtstructuur kan geconcludeerd worden dat 11 palen grenen zijn en 14 palen vuren zijn (Heinz 2004). De grenen paal 3.1 bestaat bijna geheel uit spinthout. Bij de overige grenen palen werd steeds ook kernhout waargenomen. Opvallend is dat in alle putten behalve put 3 en 4 slechts één houtsoort is gevonden. in de putten 1, 6, 7, 8 en 9 werden alleen vuren palen aangetroffen en in de putten 2, 5 en 10 werden alleen grenen palen gevonden. In alle palen komt bruinrotaantasting voor behalve in de palen van put 10 daar is bruinrot afwezig of slechts zeer beperkt aanwezig en ook in één paal van put 4 is bruinrot afwezig. De mate van bruinrot aantasting varieert van sterk tot weinig en de sterk aangetaste schil is afwezig of beperkt tot de buitenste 10 mm. Alleen in de palen 3.1, 3.2, 5.1, 5.2 en 9.2 is de sterk aangetaste schil breder. Opvallend is verder het grillige bruinrot aantastingsbeeld in de palen 2.2, 4.3, 6.2, 7.2, 9.1 en 9.2. Bij deze palen verloopt de bruinrot aantasting niet gelijkmatig over de paaldiameter. Er is nergens een relatie tussen de bruinrotaantasting en de kern-spintgrens. De bruinrot heeft kunnen ontstaan in periodes waarin voldoende zuurstof rondom en in de palen aanwezig was. Opvallend is dat er in geen van de palen softrot is waargenomen. In tegenstelling tot bruinrotschimmel kunnen softrotschimmels al met weinig zuurstof hout aantasten. Mogelijk is de omgeving te droog voor softrotaantasting. Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Pagina: 22/33 Erosie-bacterieaantasting komt minder voor dan de bruinrotaantasting. Opvallend is dat de palen 5.2, 10.2 en 10.3 alleen of vrijwel alleen door erosie-bacteriën zijn aangetast. In de palen 1.1, 3.1, 3.2 en 3.3 komt erosie-bacterieaantasting in combinatie met bruinrot voor maar de bacteriële aantasting is altijd beperkter en zit in het buitenste hout. De overgang van aangetast hout naar gezond hout verloopt in de monsters, aangetast door bacteriën, gradueel, dit duidt op actieve aantasting. De bacteriële aantasting komt nergens tot aan de kern-spintgrens behalve bij paal 5.2. De bacteriële aantasting heeft kunnen ontstaan in periodes waarin voldoende water in de paal aanwezig was maar geen of zeer beperkt zuurstof. Bij aanwezigheid van zuurstof worden bruinrotschimmels actief, wat remmend werkt op de bacteriële houtaantastende activiteit, gezien hun lage concurrentiekracht. Hoewel bij de monsters 6.1.2, 6.3.1, 9.1.1 geen wankant werd waargenomen, kon op basis van het tweede monster uit de paal, een inschatting worden gemaakt van de absolute dikte van de aangetaste schil. 6.2 Volumieke massa en houtvochtgehalte De volumieke massa kan binnen een houtsoort sterk variëren en een schatting van gewichtsafname door aantasting kan alleen bepaald worden wanneer de oorspronkelijke volumieke massa van een monster bekend is. Omdat dit van de hier onderzochte monsters niet meer te achterhalen is, is de onderstaande vergelijking van de volumieke massa’s slechts indicatief. Tabel 6.1 geeft de bekende waarden van grenen en vuren. De gemeten waardes van de dichtheid geven geen aanleiding om grote gewichtsafname te vermoeden ten gevolgen van aantasting. Tabel 6.1 Volumieke massa (bij 0% houtvochtgehalte) volgens Laming et al. (1978) Noord-Europees grenen 435 (390 - 482) kg/m3 NL grenen spint 483 (421 - 554) kg/m3 NL grenen kern 532 (510 - 560) kg/m3 Midden-Europees vuren 428 (363 – 539) kg/m3 Europees vuren 407 (332 – 490) kg/m3 De gemeten droge vochtgehaltes liggen in veel palen rond of onder de 50% (zie tabel 5.2 en de grafieken uit deze paragraaf). Omdat voor put 4 de monsters nat zijn aangeleverd kon voor deze palen het droge vochtgehalte niet worden bepaald. Voor de palen uit deze put ontbreekt het droge vochtgehalte dan ook in de grafieken. De twee boormonsters per paal zijn wel op dezelfde manier behandeld als de overige monsters. Dit betekent dat van één monster het vochtgehalte direct is bepaald en dat van het andere monster pas na water verzadigen op het laboratorium. De gevonden houtvochtgehaltes van beide monsters zijn vergelijkbaar. Enkele afwijkingen zijn te verklaren uit variatie in houtstructuur. Opvallend is dat het natte vochtgehalte van de palen uit put 4 steeds ruim boven de 100% ligt. De onderstaande grafieken laten zien dat alleen in alle palen uit put 3, 7 en 9 en in de palen 6.2 en 6.3 het droge vochtgehalte > 50% is en dat doet vermoeden dat hier de palen minder droog staan dan bij de overige palen. Een relatie tussen vochtgehalte en meer of minder bruinrot of bacteriële aantasting kon niet worden gezien. Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 paal 1-2 700 600 500 400 300 200 100 0 100 150 200 700 600 500 400 300 200 100 0 250 0 50 diameter [mm] dichtheid droog verzadigd dichtheid 600 500 400 300 200 100 0 100 150 200 Dichtheid [0%, kg/m³] 700 dichtheid 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 700 600 500 400 300 200 100 0 250 0 50 droog verzadigd dichtheid paal 2-2 600 500 400 300 200 0 100 150 200 Dichtheid [0%, kg/m³] 700 100 droog verzadigd 800 700 600 500 400 300 200 100 0 250 0 50 diameter [mm] dichtheid 100 150 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 200 diameter [mm] droog verzadigd dichtheid paal 3-2 droog verzadigd paal 3-3 700 600 500 400 300 200 100 0 100 150 200 Dichtheid [0%, kg/m³] 800 900 vochtgehalte [%] 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 900 Dichtheid [0%, kg/m³] 200 900 vochtgehalte [%] Dichtheid [0%, kg/m³] 800 800 700 600 500 400 300 200 100 0 0 50 diameter [mm] dichtheid 150 paal 3-1 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 50 100 diameter [mm] 900 0 verzadigd 800 diameter [mm] 50 droog 900 vochtgehalte [%] Dichtheid [0%, kg/m³] 800 0 200 paal 2-1 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 50 150 vochtgehalte [%] paal 1-3 900 0 100 diameter [mm] vochtgehalte [%] 50 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 800 vochtgehalte [%] 0 Dichtheid [0%, kg/m³] Dichtheid [0%, kg/m³] 800 900 vochtgehalte [%] 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 900 vochtgehalte [%] paal 1-1 Pagina: 23/33 droog 100 150 200 diameter [mm] verzadigd dichtheid droog verzadigd Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 paal 5-2 700 600 500 400 300 200 100 0 100 150 600 500 400 300 200 100 0 200 0 50 diameter [mm] dichtheid droog verzadigd dichtheid paal 6-1 700 600 500 400 300 200 100 0 100 dichtheid 150 600 500 400 300 200 100 0 200 0 50 droog verzadigd dichtheid paal 6-3 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 200 droog verzadigd 600 500 400 300 200 100 0 60 80 100 120 800 Dichtheid [0%, kg/m³] 700 900 vochtgehalte [%] 800 Dichtheid [0%, kg/m³] 150 paal 7-1 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 700 600 500 400 300 200 100 0 0 50 diameter [mm] dichtheid 100 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 diameter [mm] 900 40 verzadigd 700 diameter [mm] 20 droog 800 Dichtheid [0%, kg/m³] Dichtheid [0%, kg/m³] 800 0 200 900 vochtgehalte [%] 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 50 150 paal 6-2 900 0 100 diameter [mm] vochtgehalte [%] 50 700 vochtgehalte [%] 0 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 800 Dichtheid [0%, kg/m³] Dichtheid [0%, kg/m³] 800 900 vochtgehalte [%] 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 900 vochtgehalte [%] paal 5-1 Pagina: 24/33 droog 100 150 200 diameter [mm] verzadigd dichtheid droog verzadigd Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 paal 8-1 700 600 500 400 300 200 100 0 100 150 600 500 400 300 200 100 0 200 0 50 100 diameter [mm] dichtheid droog verzadigd dichtheid paal 8-2 700 600 500 400 300 200 100 0 100 150 200 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 700 600 500 400 300 200 100 0 250 0 50 100 diameter [mm] dichtheid droog verzadigd dichtheid paal 9-2 600 500 400 300 200 100 0 100 150 200 700 600 500 400 300 200 100 0 250 0 50 100 diameter [mm] dichtheid droog verzadigd dichtheid paal 10-2 200 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 250 droog verzadigd paal 10-3 600 500 400 300 200 100 0 100 150 200 800 Dichtheid [0%, kg/m³] 700 900 vochtgehalte [%] 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 800 Dichtheid [0%, kg/m³] 150 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 diameter [mm] 900 700 600 500 400 300 200 100 0 0 50 100 diameter [mm] 6.3 verzadigd 800 Dichtheid [0%, kg/m³] 700 dichtheid droog 900 vochtgehalte [%] Dichtheid [0%, kg/m³] 800 50 200 paal 10-1 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 0 150 diameter [mm] 900 50 verzadigd 800 Dichtheid [0%, kg/m³] Dichtheid [0%, kg/m³] 800 0 droog 900 vochtgehalte [%] 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 50 200 paal 9-1 900 0 150 diameter [mm] vochtgehalte [%] 50 700 vochtgehalte [%] 0 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 800 vochtgehalte [%] Dichtheid [0%, kg/m³] 800 900 Dichtheid [0%, kg/m³] 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 vochtgehalte [%] 900 vochtgehalte [%] paal 7-2 Pagina: 25/33 droog 150 200 250 diameter [mm] verzadigd dichtheid droog verzadigd Schatting van de druksterkte Voor het funderingshout is hieronder de ingeschatte korte duursterkte visueel voor de gehele doorsnede weergegeven. Gezien de waargenomen aantasting voor bruinrotschimmels is het voorspellend vermogen van het gebruikte model onbekend en moeten de resultaten met enige terughoudendheid worden beschouwd. Omdat in de palen 3.1, 3.2, 5.2, 10.2 en 10.3 een dominante bacteriële aantasting is waargenomen geldt de hierboven genoemde beperking niet voor deze palen. Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Pagina: 26/33 Ondanks deze tekortkoming zijn voor de volledigheid de resultaten uit tabel 5.2 hieronder toch omgezet in plaatjes. Gezond grenenhout, dat vers beproefd wordt (vochtgehalte 50 – 120%), heeft een korte duursterkte 2 2 van circa 22 N/mm . Bij vers vurenhout is dat circa 20 N/mm . Het eerst gevormde, zogenaamde juveniele hout, dat in de kern van de stam zit kan een wat lagere druksterkte hebben (Laming et al. 1978 en Zobel & Sprague, 1998), waardoor een lagere druksterkte in de kern van de paal als natuurlijk moet worden beschouwd. De omrekening van de korte duursterkte tot de rekenwaarde voor lange duurbelasting staat weergegeven in hoofdstuk 4. Monster 1.1.1. (vuren) Monster 1.1.2 (vuren) Monster 1.2.1 (vuren) Monster 1.2.2 (vuren) Monster 1.3.1 (vuren) Monster 1.3.2 (vuren) Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Monster 2.1.1 (grenen) Monster 2.1.2 (grenen) Monster 2.2.1 (grenen) Monster 2.2.2 (grenen) Monster 3.1.1 (grenen) Monster 3.1.2 (grenen) Monster 3.2.1 (grenen) Monster 3.2.2 (grenen) Pagina: 27/33 Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Monster 3.3.1 (vuren) Monster 3.3.2 (vuren) Monster 4.1.1 (grenen) Monster 4.1.2 (grenen) Monster 4.2.1 (grenen) Monster 4.2.2 (grenen) Monster 4.3.1 (vuren) Monster 4.3.2 (vuren) Pagina: 28/33 Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Monster 5.1.1 (grenen) Monster 5.1.2 (grenen) Monster 5.2.1 (grenen) Monster 5.2.2 (grenen) Monster 6.1.1 (vuren) Monster 6.1.2 (vuren) Monster 6.2.1 (vuren) Monster 6.2.2 (vuren) Pagina: 29/33 Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Monster 6.3.1 (vuren) Monster 6.3.2 (vuren) Monster 7.1.1 (vuren) Monster 7.1.2 (vuren) Monster 7.2.1 (vuren) Monster 7.2.2 (vuren) Monster 8.1.1 (vuren) Monster 8.1.2 (vuren) Pagina: 30/33 Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Monster 8.2.1 (vuren) Monster 8.2.2 (vuren) Monster 9.1.1 (vuren) Monster 9.1.2 (vuren) Monster 9.2.1 (vuren) Monster 9.2.2 (vuren) Monster 10.1.1 (grenen) Monster 10.1.2 (grenen) Pagina: 31/33 Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 Datum: 24 september 2014 Monster 10.2.1 (grenen) Monster 10.2.2 (grenen) Monster 10.3.1 (grenen) Monster 10.3.2 (grenen) Pagina: 32/33 Legenda < 2,5 N/mm² 2,5 - 6,25 N/mm² 6,25 - 10 N/mm² 10 - 15 N/mm² > 15 N/mm² niet bepaald niet beschikbaar 6.4 Levensverwachting Uitgaande van de gemeten houtvochtgehaltes en het feit dat de huidige grondwatersituatie al lang stabiel is op een laag niveau, zouden de palen in de afgelopen decennia sterk door schimmel moeten zijn aangetast. Het microscopisch onderzoek laat zien dat dit duidelijk niet het geval is. Het lijkt erop dat zuurstof in de bodem schaars of afwezig is. De lopende zuurstofmetingen van Fugro moeten hierin duidelijkheid brengen en op basis van de bodemmetingen kunnen de resultaten van dit houtonderzoek verder worden geïnterpreteerd. Wordt de huidige situatie in de grond rondom de palen niet veranderd, dan is de verwachting dat de aantasting met eenzelfde snelheid als in de afgelopen decennia verder gaat. Dit geldt zowel voor de schimmelaantasting als voor de bacteriële aantasting. Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden – deel 2 Rapportcode: 14.0076-2 gewijzigd 2 7 Datum: 24 september 2014 Pagina: 33/33 Conclusie Er zijn 14 vuren en 11 grenen palen gevonden. Alle palen, behalve de palen uit put 10 en één paal uit put 4, zijn aangetast door bruinrotschimmels maar de aantasting is variabel in omvang. Indien sterke aantasting aanwezig is dan is deze bijna overal beperkt tot de buitenste 10 mm. Er is ook bacteriële aantasting waargenomen, alleen of in combinatie met schimmelaantasting. Ook hier beperkt de sterke aantasting zich bijna overal tot de buitenste 10 mm. Gezien het houtvochtgehalte staan de palen behoorlijk droog wat een verklaring is voor de schimmelaantasting. Gezien deze omstandigheden zou er meer aantasting verwacht worden maar omdat deze niet is geconstateerd zijn er andere invloeden die de activiteit van, met name de schimmels, remmen. Zuurstofmetingen door Fugro moeten hierin meer inzicht geven. 8 Literatuur Björdal, C. & T. Nilsson, 2008. Culturing wood-degrading erosion bacteria. International Biodeterioration and Biodegradation 61(1): 3-10. Blanchette,R.A., Nilsson,T., Daniel, G. & A. Abad.1990. Biological degradation of wood. In Rowell, R.M. & Barbour, R.J. (eds.) Archaeological wood: properties chemistry, and preservation. Eurocode 5 - Ontwerp en berekening van houtconstructies: EN 1995-1-1 Algemeen Gemeenschappelijke regels en regels voor gebouwen; EN 1995-1-2 Algemeen - Ontwerp en berekening van constructies bij brand; EN 1995-2 Bruggen. Heinz, I. 2004. Systematische Erfassung und Dokumentation der mikroanatomischen Merkmale der Nadelhölzes aus der Klasse Pinatae. Dissertation Technische Universität München. Jorissen, A.J.M. 1995. Modificatiefactor vochtgehalte en duurbelasting. Technische Houtdocumentatie A 4/2 – 010210, Centrum Hout, Almere. Laming, P.B., Rijsdijk, J.F. & J.C. Verwijs. 1978. Houtsoorten, informatie voor de praktijk. Houtinstituut TNO, Delft. Klaassen 2007 Velocity of bacterial decay in wooden foundation piles. Proceedings ICOM Amsterdam. Klaassen R.K.W.M., 2008. Bacterial decay in wooden foundation piles: patterns and causes. A study on historical pile foundations in the Netherlands. International Biodeterioration and Biodegradation 61 (1): 45-60. NEN. 2003. NEN-EN 338 Hout voor constructieve toepassingen – sterkteklassen. WVS_065 Microscopisch onderzoek aan funderingshout (intern SHR-document). Zobel, B.J. & J.R. Sprague. 1998. Juvenile wood in forest trees. Springer –Verlag Berlin, Heidelberg, New York. BIJLAGE 8B Beproevingsrapport: Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Pagina 2/24 SHR “Het Cambium” Nieuwe Kanaal 9b Dit rapport heeft 24 bladen. Het is eigendom van de opdrachtgever, die gerechtigd is dit rapport integraal te publiceren. Gedeeltelijke publicatie, ook door de Postbus 497 6700 AL Wageningen eigenaar, is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van SHR. Tel: 0317 – 467366 Fax: 0317 – 467399 E-mail: @shr.nl Opdrachtgever: Fugro GeoServices B.V. Zekeringstraat 41A 1014 BV AMSTERDAM Bijlage: 4 Projectnummer: 14.0076-3 Auteurs: Ir ME van der Zee Projectleider Dr. R.K.W.M. Klaassen e 2 auteur Trefwoorden: druksterkte drukstijfheid heipalen funderingspalen Woerden SHR werkt volgens NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005 “Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria” Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Pagina 3/24 Inhoudsopgave 1 Inleiding ........................................................................................................................................... 4 2 Materiaal en methode ...................................................................................................................... 4 2.1 materiaal ........................................................................................................................................ 4 2.2 Voorbehandeling van de proefstukken .......................................................................................... 6 2.3 Druktest ......................................................................................................................................... 7 3 Resultaten........................................................................................................................................ 7 3.1 Druksterkte overzicht ..................................................................................................................... 7 3.2 Relatie druksterkte - aantasting ..................................................................................................... 9 3.3 Relatie druksterkte - houtvochtgehalte ........................................................................................ 10 3.4 Relatie druksterkte – volumieke massa....................................................................................... 11 3.5 Relatie druksterkte met de volumieke massa en vochtgehalte inclusief aantastingsklasse ....... 12 4 Discussie ....................................................................................................................................... 13 5 Conclusie ....................................................................................................................................... 14 Bijlage 1. Afbeeldingen van de proefstukken. ....................................................................................... 15 Bijlage 2. Resultaten van de 50% MC proefstukken ............................................................................. 22 Bijlage 3. Resultaten van de 100% MC proefstukken ........................................................................... 23 Bijlage 4. Voorbeelden van de relatie tussen verplaatsing en kracht tijdens de druktest ..................... 24 Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Pagina 4/24 1 Inleiding Van Fugro GeoServices B.V. te Amsterdam werd op 10 juni 2014 binnen het kader van het innovatieonderzoek funderingspalen Schilderskwartier Woerden, aanvullend de opdracht ontvangen om sterkteonderzoek te doen aan houten funderingspalen. In fase 1 van het Innovatieonderzoek zijn 7 palen over de lengte op aantasting, vochtgehalte en dichtheid onderzocht. Wat opviel was dat er relatief veel schimmelaantasting in een lichte vorm in de palen zat en dat het houtvochtgehalte van de palen op veel plaatsen relatief laag was. De eerste reden om het sterkteonderzoek uit te voeren is om te achterhalen wat het effect van een lichte vorm van schimmelaantasting is op de druksterkte van de paal. Met druksterkteverlies als gevolg van een lichte vorm van aantasting is weinig houttechnologische ervaring. De tweede reden om het sterkteonderzoek uit te voeren is om te achterhalen wat er met de sterkte van de palen gebeurt wanneer het actuele paalvochtgehalte wordt verhoogd tot waterverzadiging. Een situatie die kan optreden wanneer het grondwaterbeheer wordt aangepast . Tenslotte werd er vanuit het trillingsonderzoek, dat ook in het kader van het Innovatieproject is uitgevoerd, gevraagd om informatie over de drukstijfheid en het sterkteonderzoek is dan ook zodanig uitgevoerd zodat deze gegevens ook verkregen werden. Van elk van de zeven palen die in fase 1 van het onderzoek waren getrokken was nog de helft van het materiaal over. De paalhelften hebben circa 5 maanden (begin februari 2014 tot juni 2014) in een overdekte buitenopslag bij SHR gelegen en hierdoor was er direct materiaal beschikbaar voor het sterkteonderzoek. Echter, het materiaal bestond slechts uit één houtsoort (vuren), het materiaal had tijdens de opslag veel vocht verloren én in het materiaal was de mate van aantasting beperkt. Ondanks deze beperkingen is toch besloten om het onderzoek aan dit materiaal uit te voeren. Als referentie is in het onderzoek nieuw vuren meegenomen. Dit rapport geeft de resultaten weer van de druksterkte en –stijfheid in relatie tot de paalkwaliteit en wordt een vergelijking gemaakt met vuren dat niet in grondcontact is geweest: nieuw vuren. 2 Materiaal en methode 2.1 Materiaal De paalstukken die gebruikt zijn voor het onderzoek zijn afkomstig onder de voormalige basisschool aan de Jan Steenstraat in Woerden. Er zijn alleen paalstukken gebruikt die lang genoeg worden om de proefstukken eruit te zagen. Er zijn geen proefstukken uit de paalpunten gezaagd omdat deze te kort waren. De palen zijn gecodeerd 106, 107, 108, 109, 110, 114 en 115. Informatie over de getrokken palen (aantasting, dichtheid, vochtgehalte) is te vinden in SHR rapport 14.0076 ‘Houtonderzoek aan heipalen voor innovatieproject Woerden’, d.d. 18-3-2014. Uit de palen zijn 3 stroken gezaagd met afmetingen ± 28 x 28 mm. De stroken zijn genummerd A, B en C en zijn opgezaagd in proefstukken van 160 mm lengte zoals aangegeven in figuur 1. De proefstukken 1 zijn uit de kop genomen. De proefstukken 2 tot en met 5 zijn uit het middengedeelte van de paal gehaald. Niet altijd was de kop aanwezig of was het middendeel lang genoeg om er 4 proefstukken uit te halen. Ook de paalpunt was niet aanwezig om proefstukken uit te halen. Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Pagina 5/24 ZAAGSCHEMA B 1 A C 2 28 mm 3 160 mm 4 Figuur 1. Schematische weergave van de locatie van de proefstukken uit de funderingspalenpalen. 5 De aantasting van de 160 mm lange proefstukken is gebaseerd op de aantasting van de paalschijven die direct daarboven of direct daaronder zijn genomen en waaraan microscopisch het aantastingspatroon is vastgesteld. Bij het vaststellen van de aantasting is onderscheid gemaakt in de aanwezigheid van bruinrot (BR) al dan niet in combinatie met erosie-bacteriën (EB) en de mate van aantasting. In tabel 1 is de indeling weergegeven in aantastingsklassen die is gehanteerd. De proefstukken met een overgang van matige erosie-bacteriële aantasting naar gezond hout (EBm-g) zijn ingedeeld in groep 3, matig tot weinig aangetast. Hierbij moet worden opgemerkt dat de aantasting bepaald is op de buitenste centimeters van de paal en dat dus niet het gehele proefstuk dat voor de sterktebepaling is gebruikt, deze mate van aantasting hoeft te hebben. Naast de proefstukken die uit de getrokken funderingspalen zijn genomen zijn 12 referentie proefstukken gebruikt van nieuw, gedroogd vuren. Deze proefstukken zijn gecodeerd V1 tot en met V12. Tabel 1. Codering van de aantasting (legenda: BR = bruinot, EB=erosiebacteriele aantasting, e=ernstige aantasting; m=matige aantasting; w=weinig aantasting; g=geen aantasting). Cijfercode Aantasting 0* Geen - 1 Weinig / Geen BRw-g EB/BRw-g, BR/EBw-g 2 Weinig BRw EB/BRw 3 Weinig / Matig 4 Matig BRm EB/BRm 5** 6 Codering EBw EBm-g Matig / Ernstig Ernstig EB/BRe *) Alleen proefstukken van nieuw materiaal, gedroogd vuren, gecodeerd V **) Niet aangetroffen in de geselecteerde palen. In tabel 2 is een overzicht van de proefstukken weergegeven. Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Pagina 6/24 De proefstukken waren vaak niet foutvrij d.w.z. dat er kwasten en enkele beschadigingen in zaten. Een enkel proefstuk was al gebroken. Foto’s van alle proefstukken zijn opgenomen in bijlage 1. Tabel 2 Herkomst proefstukken en verdeling over de twee series 50% MC en 100% MC (Moisture Content = vochtgehalte) Paal Locatie 106 Kop A1, B1 C1 2 Midden A2, A3, B3 B2, C2, C3 1 Kop A1 B1,C1 1 Midden A2, B2 C2 6 A3, A4, B4, A5 B3, C3, C4, B5, C5 2 A2, B2 C2 4 A3, A4, B5 B3, C3, B4, C4 2 Kop A1 B1, C1 4 Midden A2, B2 C2 1 107 108 109 110 114 115 Midden 50% MC 100% MC Aantastingsklasse A3, A4, B4, A5 B3, C3, C4, B5, C5 4 Kop A1, B1 C1 1 Midden A2 B2, C2 1 A3, B3 C3 3 A4, A5, B5 B4, C4, C5 1 A2, B2, A3 C2, B3, C3 1 A4, B4, A5 C4, B5, C5 3 A1, B1, A2, A3, A3 C1, B2, C2, C3 1 A4, A5, B5 B4, C4, C5 2 V1, V2, V3, V4, V5, V6 V7, V8, V9, V10, V11, V12 0 Midden Midden Nieuw vuren 2.2 Voorbehandeling van de proefstukken De 160 mm lange proefstukken zijn zo gelijkmatig mogelijk in twee groepen gedeeld. De ene groep is verzadigd met water door de proefstukken onderwater te plaatsen, vacuüm (-0,8 bar) te trekken en het vacuüm 1 uur vast te houden. Na het opheffen van het vacuüm zijn de proefstukken gedurende 72 uur onder water gehouden. De bedoeling is dat na deze behandeling alle proefstukken volledig waterverzadigd zijn en zoveel water hebben opgenomen dat ze in water zinken. Dit was voor een aantal proefstukken (met name het nieuwe vuren) niet het geval. Deze proefstukken waren dus niet volledig waterverzadigd. In de grafieken en tabellen worden de proefstukken die deze behandeling hebben ondergaan aangeduid met ‘100% MC’ (Moisture Content = vochtgehalte). Bij de tweede groep is getracht het vochtgehalte rond 50% te krijgen (de condities die de praktijk in woerden moet reflecteren) door de proefstukken onder water te plaatsen, vacuüm te trekken tot -0,7 bar en het vacuüm direct op te heffen. Na 15 minuten onder water zijn de proefstukken kort aan de lucht gedroogd en vervolgens in plastic verpakt om tot een zo egaal mogelijke vochtverdeling in de proefstukken te komen. In de grafieken en tabellen worden de proefstukken die deze behandeling hebben ondergaan aangeduid met ‘50% MC’ (Moisture Content = vochtgehalte). Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Pagina 7/24 2.3 Druktest Direct vóór de druktest zijn de afmetingen (dikte en breedte) bepaald en zijn 2 verplaatsingsmeters aangebracht ADC06 en ADC07. De druktest is uitgevoerd bij een snelheid van 0,4 mm/minuut. De elasticiteitsmodulus of wel drukstijfheid is volgens norm (EN 408) bepaald uit de druk en de gemiddelde verplaatsing tussen 10 en 40% van de maximale kracht, het gebied waar over het algemeen een lineair verband bestaat tussen de verplaatsing en de daarvoor benodigde kracht. In bijlage 4 zijn twee grafische voorbeelden gegeven van de relatie tussen de verplaatsing en de kracht. In een aantal gevallen kon de drukstijfheid niet worden bepaald, of is een ander traject dan 10 tot 40% van de verplaatsing genomen, wanneer op dat traject het relatie tussen verplaatsing en druk meer lineair was. Figuur 2. Voorbeelden van de druktest. Proefstukken met externe verplaatsingsopnemers 3 Resultaten De resultaten van de druktesten zijn opgenomen in bijlage 2 (50% MC proefstukken) en bijlage 3 (100% MC proefstukken) in dit hoofdstuk worden samenvattingen van de resultaten gegeven en met name in de vorm van grafieken gepresenteerd. 3.1 Druksterkte overzicht In figuren 3 en 4 zijn overzichten gegeven van de gemiddelde druksterkte van de verschillende palen, met daarbij de aantastingsklasse. Hoe donker de kleur, hoe sterker de aantasting. De blauwe kleur geeft aan dat er naast bruinrot ook bacteriële aantasting aanwezig is. Figuur 3 geeft de grafieken van de 50% MC proefstukken en figuur 4 de grafieken van de 100% MC proefstukken. Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 bacteriële aantasting, al dan niet in combinatie met bruinrot aantasting 1. weinig tot geen bruinrot aantasting 2. weinig bruinrotaantasting 4. matige bruinrot aantasting 5. ernstige bruinrot aantasting Pagina 8/24 Legenda behorend bij figuren 3 en 4 25 50% MC druksterkte [N/mm2] 20 15 10 5 0 106 107 108 109 110 114 115 vuren 114 115 vuren 20.000 18.000 50% MC drukstijfheid [N/mm2] 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 106 107 108 109 110 Figuur 3. Gemiddelde druksterkte (bovenste grafiek) en drukstijfheid (onderste grafiek) per paal van de 50% MC proefstukken. Rechts is de kop, voor zover aanwezig, links daarvan het midden van de paal steeds verder naar onder. De foutenbalk geeft de standaard deviatie aan. Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Pagina 9/24 25 100% MC druksterkte [N/mm2] 20 15 10 5 0 106 107 108 109 110 114 115 vuren 18.000 drukstijfheid [N/mm2] 16.000 100% MC 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 106 107 108 109 110 114 115 vuren Figuur 4. Gemiddelde druksterkte (bovenste grafiek) en drukstijfheid (onderste grafiek) per paal van de 100% MC proefstukken. Rechts is de kop, voor zover aanwezig, links daarvan het midden van de paal steeds verder naar onder. De foutenbalk geeft de standaard deviatie aan. 3.2 Relatie druksterkte - aantasting In figuur 5 zijn de gemiddelde druksterkte en de drukstijfheid uitgezet tegen de aantastingsklasse. De druksterkte van de 50% MC proefstukken en de 100% MC proefstukken staan in dezelfde grafiek. De waarden zijn gegroepeerd op aflopende druksterkte van de 50% MC waarden. Uit de waarden blijkt dat er een grote overlap is in de druksterkte en -stijfheid van de verschillende aantastingsklassen. Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Pagina 10/24 druksterkte [N/mm2] 20 18 50% MC 16 100% MC 14 12 10 8 6 4 2 0 0 1 geen 1 1 . 1 1 1 1 1 2 weinig/geen 2 . 2 2 3 weinig 3 4 4 . matig/weinig . 4 5 matig . 6 . ernstig drukstijfheid [N/mm2] 20000 18000 50% MC 16000 100% MC 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 0 geen . 1 1 1 1 1 1 1 1 weinig/geen 2 . 2 2 weinig 2 3 3 . matig/weinig . 4 4 matig 4 5 . 6 . ernstig Figuur 5. Gemiddelde druksterkte (bovenste grafiek) en -stijfheid (onderste grafiek) gerelateerd aan de aantastingsklasse 0 tm 6 (zie tabel 1). De waarden zijn gegroepeerd op basis van de gemiddelde sterkte en elasticiteit van de 50% MC proefstukken. De foutenbalk geeft de standaard deviatie aan. 3.3 Relatie druksterkte - houtvochtgehalte In figuur 6 is de relatie tussen houtvochtgehalte en druksterkte en stijfheid uitgezet. Alle individuele waarden zijn in de grafieken opgenomen, er is geen rekening gehouden met de mate van aantasting. De lineaire trendlijn is toegevoegd evenals de formule en de correlatiecoëfficiënt. Het houtvochtgehalte van de 100% MC proefstukken varieert sterk. Het vochtgehalte is bereikt door het, in de opslag aan de lucht gedroogde hout, onder vacuüm en atmosferische druk met water te impregneren. Door verschillen in opname is een verschillend houtvochtgehalte bereikt. De verschillen in opname worden met name veroorzaakt door verschillen in het aandeel spint en kernhout in het proefstuk. Ook in de praktijk kunnen grote verschillen in vochtgehalte voorkomen in hout dat in water is geplaatst. Het houtvochtgehalte van het nieuwe vuren wijkt sterkt af van vochtgehalte afkomstig van de getrokken palen. Hierdoor hebben deze waarden een grote invloed op de relatie tussen vochtgehalte en druksterkte/stijfheid. Om die reden is zowel de relatie opgenomen met en zonder de proefstukken van het nieuwe vuren mee te nemen. 2 Uit de resultaten blijkt dat er geen relatie is tussen het vochtgehalte en de drukstijfheid, de R -waarde is in alle gevallen bijzonder laag. De druksterkte is bij de 50% MC proefstukken niet gecorreleerd aan het vochtgehalte. Bij de 100% MC proefstukken is de druksterkte enige afnemend verband gevonden: bij toenemend vochtgehalte neemt de druksterkte af. Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Inclusief ‘nieuw vuren’ Exclusief ‘nieuw vuren’ 20 20 50% MC y = -1,899x + 15,572 R² = 0,009 16 14 50% MC 12 100% MC 10 Lineair (50% MC) 8 Lineair (100% MC) 18 druksterkte [N/mm2] druksterkte [N/mm2] 18 6 50% MC y = -0,7232x + 14,828 R² = 0,0011 16 14 50% MC 12 100% MC 10 Lineair (50% MC) 8 Lineair (100% MC) 6 4 4 50% 100% 150% 200% 250% vochtgehalte [%] 20.000 50% MC y = -5333,4x + 12954 R² = 0,0408 18.000 16.000 14.000 12.000 50% MC 10.000 100% MC 8.000 Lineair (50% MC) 6.000 Lineair (100% MC) 4.000 0% 100% MC y = -3,7906x + 20,032 R² = 0,453 2.000 50% 100% 150% 200% 250% vochtgehalte [%] 20.000 100% MC y = -3,3596x + 19,267 R² = 0,263 50% MC y = -5119,3x + 12795 R² = 0,0322 18.000 drukstijfheid [N/mm2] 0% drukstijfheid [N/mm2] Pagina 11/24 16.000 14.000 12.000 50% MC 10.000 100% MC 8.000 Lineair (50% MC) 6.000 Lineair (100% MC) 4.000 2.000 0 0 0% 50% 100% 150% vochtgehalte [%] 200% 250% 100% MC y = -2666,1x + 13691 R² = 0,119 0% 50% 100% 150% 200% 250% vochtgehalte [%] 100% MC y = -1874,5x + 12283 R² = 0,039 Figuur 6. Relatie tussen vochtgehalte en druksterkte(bovenste grafieken) en drukstijfheid (onderste grafieken) 3.4 Relatie druksterkte – volumieke massa In Figuur 7 is de relatie tussen volumieke massa en druksterkte en –stijfheid uitgezet van alle individuele proefstukken. Er is geen onderscheid gemaakt in mate van aantasting. Net als in figuur 6 zijn in figuur 7 de relaties getoond met en zonder proefstukken van het ‘nieuw vuren’. De drukstijfheid wordt niet beïnvloed door de volumieke massa, de druksterkte wel. Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Inclusief ‘nieuw vuren’ Exclusief ‘nieuw vuren’ 20 20 y = 0,0445x - 1,9629 R² = 0,495 16 14 50% MC 12 100% MC 10 Lineair (50% MC) 8 Lineair (100% MC) 50% MC y = 0,0444x - 2,102 R² = 0,5129 18 druksterkte [N/mm2] druksterkte [N/mm2] 18 6 16 14 50% MC 12 100% MC 10 Lineair (50% MC) 8 Lineair (100% MC) 6 4 4 300 400 500 Volumieke massa [kg/m3] 20.000 50% MC y = 35,2x - 2962,1 R² = 0,175 18.000 16.000 14.000 12.000 50% MC 10.000 100% MC 8.000 Lineair (50% MC) 6.000 Lineair (100% MC) 4.000 200 100% MC y = 0,0315x + 2,2527 R² = 0,352 300 400 500 100% MC y = 0,03x + 2,4098 R² = 0,441 Volumieke massa [kg/m3] 20.000 50% MC y = 34,905x - 3009,2 R² = 0,1769 18.000 drukstijfheid [N/mm2] 200 drukstijfheid [N/mm2] Pagina 12/24 2.000 16.000 14.000 12.000 50% MC 10.000 100% MC 8.000 Lineair (50% MC) 6.000 Lineair (100% MC) 4.000 2.000 0 200 300 400 500 Volumieke massa [kg/m3] 0 100% MC y = 15,774x + 3635,8 R² = 0,044 200 300 400 500 Volumieke massa [kg/m3] 100% MC y = 13,166x + 4235,6 R² = 0,039 Figuur 7. Relatie tussen volumieke massa van de proefstukken en de druksterkte (bovenste grafieken) en de drukstijfheid (onderste grafieken) 3.5 Relatie druksterkte met de volumieke massa en vochtgehalte inclusief aantastingsklasse Figuur 8 geeft de relatie tussen de druksterkte en de volumieke massa en figuur 9 de relatie tussen druksterkte en vochtgehalte. Bij deze grafieken is onderscheid gemaakt in de verschillende aantastingsklassen. De correlatie coëfficiënt is in de grafieken opgenomen. 20 20 50% MC 100% MC 18 16 14 12 10 8 R² = 0,5666 50% MC 0 R² = 0,4706 50% MC 1 R² = 0,242 50% MC 2 R² = 0,5707 50% MC 3 R² = 0,1691 50% MC 4 6 50% MC 6 4 druksterkte [N/mm2] druksterkte [N/mm2] 18 16 R² = 0,3584 100% MC 0 R² = 0,3861 100% MC 1 R² = 0,6763 100% MC 2 10 R² = 0,004 100% MC 3 8 R² = 0,1542 100% MC 4 14 12 6 100% MC 6 4 250 300 350 400 450 500 250 Volumieke massa [kg/m3] 300 350 400 450 500 Volumieke massa [kg/m3] Figuur 8. Relatie tussen volumieke massa en de druksterkte (linker grafiek = 50% MC proefstukken, rechter grafiek = 100% MC proefstukken). Er is onderscheid gemaakt in de verschillende aantastingsklassen 0 (niet aangetast = nieuw vuren) tot 6 (ernstig aangetast) Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 50% MC 20 20 100% MC 18 16 14 12 10 8 R² = 0,0758 50% MC 0 R² = 0,0153 50% MC 1 R² = 0,3546 50% MC 2 R² = 0,5281 50% MC 3 R² = 0,0306 50% MC 4 6 50% MC 6 druksterkte [N/mm2] 18 druksterkte [N/mm2] Pagina 13/24 16 R² = 0,0149 14 100% MC 0 R² = 0,1839 100% MC 1 12 R² = 0,4629 100% MC 2 10 R² = 0,8556 100% MC 3 8 R² = 0,0171 100% MC 4 6 100% MC 6 4 4 0% 20% 40% 60% 80% 100% 0% 50% 100% Vochtgehalte 150% 200% 250% 300% Vochtgehalte Figuur 9. Relatie tussen vochtgehalte en de druksterkte (linker grafiek = 50% MC proefstukken, rechter grafiek = 100% MC proefstukken). Er is onderscheid gemaakt in de verschillende aantastingsklassen 0 (niet aangetast = nieuw vuren) tot 6 (ernstig aangetast) 4 Discussie De resultaten laten een grote spreiding zien in druksterkte en met name de drukstijfheid. De aanwezigheid van onvolkomenheden in het hout, zoals kwasten en beschadigingen hebben hieraan bijgedragen. De beschadigingen zijn veroorzaakt door het trekken van de palen en het drogen van het hout in de opslag nadat er de monster voor het microscopisch onderzoek uit waren gehaald. Er lijkt geen direct verband te zijn in de aantastingsklasse en de druksterkte (zie figuur 5). In de gedefinieerde klassen komen zowel proefstukken voor met een hoge druksterkte als met een lage druksterkte. Verschillen van het aangetaste hout uit de getrokken palen met het nieuwe vuren zijn daarnaast klein. Blijkbaar is het negatieve effect op de druksterkte van de aanwezige aantastingsintensiteit met name veroorzaakt door schimmels beperkt. Bij de verzadigde proefstukken (100% MC) is een verband te zien tussen druksterkte en vochtgehalte. Bij toenemend vochtgehalte neemt de druksterkte af. Dit verband is zichtbaar wanneer alle proefstukken gezamenlijk worden genomen (zie figuur 6 met een R² van rond 0.5) en wanneer op aantastingklassen wordt gesplitst (zie figuur 9 met R² tussen 0.46-0.85). Bij de proefstukken die bij een vochtgehalte, rond 50% (50% MC) zijn getest, is dit verband niet aantoonbaar (zie figuur 6 met R² van 0.009 – 0.04) of vaag (zie figuur 9 met alleen bij aantastingsklasse 2 en 3 een R² 0.35-0.52). Dit is opmerkelijk omdat de geaccepteerde hout technologische uitgangspunten ervan uitgaan dat alleen onder het vezelverzadigingspunt er een (negatieve) correlatie is tussen vochtgehalte en druksterkte bestaat en dat boven vezelverzadigingspunt de druksterkte niet meer afneemt met toenemend vochtgehalte. Dit onderzoek laat juist een negatieve correlatie zien in het hogere vochtgehalte. Zoals te verwachten, is bij de geteste proefstukken een verband zichtbaar tussen de volumieke massa en de druksterkte, zowel wanneer naar alle proefstukken gezamenlijk wordt gekeken (figuur 7 met R² 0.35 – 0.51) als wanneer de verschillende aantastingsklassen zijn gesplitst (figuur 8). Dit verband is duidelijker bij de 50% MC proefstukken (R² > 0.47 bij 3 aantastingscategorieën) dan bij de 100% MC proefstukken (R² > 0.36 bij 3 aantastingscategorieën). Er is geen verband aantoonbaar tussen de drukstijfheid en een van de parameters volumieke massa, vochtgehalte of aantastingsklasse zoals die aan de buitenzijde van de paal is vastgesteld. Hierbij moet worden aangetekend dat de aantasting in de geteste proefstukken waarschijnlijk minder zwaar is Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Pagina 14/24 geweest dan de klasseindeling doet vermoeden. De aantasting m.n. aan de buiten zijde van de palen is geconstateerd en de proefstukken hadden een groter oppervlak dan alleen de buitenzijde van de paal. 5 Conclusie Uit het onderzoek naar de druksterkte en –stijfheid aan proefstukken uit zeven vuren heipalen, getrokken onder de voormalige basisschool aan de Jan Steenstraat in Woerden kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Er is geen verband geconstateerd tussen de mate van aantasting en de druksterkte. Dit geeft aan dat de mate van schimmelaantasting zoals die in de heipalen is waargenomen beperkt is en geen negatief effect heeft op de sterkte van de palen. De gemiddelde druksterkte van het waterverzadigde hout is met 13.83 N/mm² circa 4% lager dan de druksterkte van 14.43 N/mm² voor het droogstaande hout. Gezien de variatie zijn het geen significatie verschillen Ook bij de drukstijfheid is het waterverzadigde hout circa 4% minder stijf dan het droogstaande hout: 9.826 N/mm² voor van het waterverzadigde hout en 9.383 N/mm² hout is voor het droogstaande hout. Binnen het waterverzadigde hout is een grote spreiding in vochtgehalte gevonden. Dit wordt met name veroorzaakt door de aanwezigheid van spint en kernhout. In het waterverzadigde hout varieert het vochtgehalte tussen 100 -250% en dit blijkt negatief gecorreleerd te zijn met de druksterkte. Dit betekent dat, wanneer het grondwaterniveau in Woerden rondom de heipalen zou worden verhoogd en het hout water opneemt totdat het waterverzadigd is, bij sommige stukken hout het vochtgehalte zal oplopen tot 100% en bij andere tot 250%. Bij de stukken hout die veel water opnemen zal de druksterkte door het verhogen van de waterstand en het opnemen van vocht, iets verminderen. De vermindering in druksterkte door de vochtopname is echter zo gering, dat deze niet onder het niveau zal komen waarmee gerekend wordt voor het bepalen van de sterkte van een houten paalfunderingsconstructie. Voorwaarde hierbij is dat het aantastingsniveau van de palen niet verandert. Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Bijlage 1. Afbeeldingen van de proefstukken. De proefstukken zijn aan alle zijden gefotografeerd, deze zijn naast elkaar weergegeven. 1 2 Pagina 15/24 Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd 3 4 5 Datum: 25 september 2014 Pagina 16/24 Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd 6 7 8 Datum: 25 september 2014 Pagina 17/24 Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd 9 10 11 Datum: 25 september 2014 Pagina 18/24 Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd 12 13 14 Datum: 25 september 2014 Pagina 19/24 Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd 15 16 17 Datum: 25 september 2014 Pagina 20/24 Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Pagina 21/24 18 Foto’s van serie 18 zijn genomen na de druktest. De overige foto’s zijn genomen voorafgaande aan de druktest. Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Bijlage 2. Resultaten van de 50% MC proefstukken MC Fmax MOE MOR = moisture content, vochtgehalte; = maximale kracht; = drukstijfheid; = druksterkte Pagina 22/24 Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Bijlage 3. Resultaten van de 100% MC proefstukken Proefstuk 106 C2 was af gebroken voordat de test begon. MC = moisture content, vochtgehalte; Fmax = maximale kracht; MOE = drukstijfheid; MOR = druksterkte Pagina 23/24 Druksterkte en drukstijfheid funderingspalen Woerden, Schilderskwartier Rapportcode: 14.0076-3 gewijzigd Datum: 25 september 2014 Pagina 24/24 Bijlage 4. Voorbeelden van de relatie tussen verplaatsing en kracht tijdens de druktest 17,5 15 kracht [kN] 12,5 10 7,5 Displ AVG 5 raaklijn 10% 40% Displ ADC-06 2,5 Displ ADC-07 0 0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 verplaatsing [mm] 17,5 15 kracht [kN] 12,5 10 7,5 Displ AVG 5 raaklijn 10% 40% Displ ADC-06 2,5 Displ ADC-07 0 0 0,1 0,2 0,3 verplaatsing [mm] 0,4 0,5 BIJLAGE 9 BIJLAGE 9: MEETRESULTATEN EN ANALYSE ZUURSTOF- EN VOCHTMETINGEN Inleiding Om inzicht te krijgen op de intensiteit van zuurstoftransport naar de paaloppervlakken wordt gedurende enige tijd op twee locaties (Jan Tooropstraat 1 en Johannes Bosboomstraat 21) en in een later stadium op 2 aanvullende locaties metingen verricht in de onverzadigde zone en de ondiepe water-verzadigde zone. Zuurstofconcentratie wordt afgeleid uit de redoxpotentiaal van de bodem ter hoogte van de grondwaterstand. Zuurstof transport kan alleen plaatsvinden via de bodemvloeistof en bodemlucht: - diffusie via het bodemluchtgevulde deel van het poriënvolume. (gedreven door de gradiënt van de partiële dampdruk van zuurstof) - convectie (stroming) van zuurstof in stromend bodemwater of door aanzuiging van zuurstofrijke lucht. In het Schilderskwartier worden verschillende meettechnieken ingezet om te kunnen vaststellen (berekenen) of er sprake is van stroming van water en bodemlucht of dat zuurstofdiffusie het enige transportmechanisme is. Het direct meten van diffusie en stroming van bodemgas en bodemwater is zeer omslachtig omdat metingen de diffusie en stroming zelf beïnvloeden. Indirecte metingen (bodemwater spanning en bodemwater gehaltes) kunnen op een veel natuurlijkere manier inzicht verschaffen in de dynamiek van het bodemwater/bodemluchtsysteem. Pas als kan worden aangetoond dat convectief transport geen rol speelt is het zinvol om zuurstofdiffusiesnelheid te berekenen. Dat ligt immers altijd enkele ordegrootten lager omdat de weerstand van zand en klei voor gasdiffusie enorm groot is1. Meetstrategie Door gedurende enige tijd te meten wordt duidelijk of de veranderlijkheid van het bodemvochtgehalte ook leidt tot “bodemademing” (inademen bij uitdroging en uitademen bij bevochtiging). Uitgaande van een onveranderlijke porositeit (nog slechts beperkte consolidatie en rijping) leidt een toename van het bodemvochtgehalte immers door verdringing tot een gelijke afname van het bodemluchtgehalte. Door deze pompende werking van grondwater kan de zuurstofindringingsdiepte zeer sterk toenemen in vergelijking met situaties waar het bodemvochtgehalte niet veranderlijk is. Drijvende krachten achter variatie in bodemvochtgehalte zijn onder andere: - oppervlaktewaterpeil dynamiek; - infiltratie van neerslag en de ondergrondse afvoer daarvan; - verdroging door grote bomen in de omgeving; - bemaling van grondwater (voor rioolaanleg, bouwwerkzaamheden of stabilistatie van ondergrondse werken tijdens hoogwatersituaties). 1 Zelfs mollen die in ondiepe grote tunnels leven hebben een aangepaste fysiologie om bij de lage bodem-zuurstofgehaltes te kunnen functioneren, en planten wortelen ook niet voor niets oppervlakkig. 1 Stabiliserende factoren zijn onder andere: - dichte bestrating; - capillaire barriere en afsluitende kleilaag. - ondiep grondwater. Verticale verdeling van meetinstrumenten algemeen Niet alle variatie is zichtbaar op alle dieptes omdat kleilagen en veenlagen een vertikale weerstand opwerpen tegen waterstroming. Bomentranspiratie en bodemverdamping consumeren de bodemwatervoorraad van bovenaf of zijdelings, het diepere grondwatersysteem werkt van onderaf. Een meetnet moet zicht bieden op zowel de bodemwaterspanning ondiep en diep. Door sensoren in een vertikaal profiel te plaatsen kan de “spanningsboog”van het grondwater vertikaal worden bemeten. De vochtgehaltevariatie die past bij deze spanning kan worden berekend en wordt daarnaast gecontroleerd. Uitgangspunt bij de plaatsing is een bodemopbouw van klei op zand met een dynamische grondwaterstand. De twee onderzoekslocaties verschillen iets in de laagopbouw waardoor de plaatsingsdieptes en sensorselectie onderling verschilt. Twee onderzoekslocaties is beperkt maar in combinatie met de andere verzamelde vlakdekkende bodeminformatie zeker indicatief voor een groot deel van de condities die zich in de wijk voordoen. Omdat deze metingen in een gelaagd profiel worden uitgevoerd is rekening gehouden met specifieke beperkingen van meetinstrumenten voor toepassing in deze bodemmaterialen. Bodemvochtgehalte In de ondiepe zandlaag en in de diepe zandlaag zijn sensoren geplaatst die gebruik maken van de dieëlectrische constante van water (Frequency Domain). Die leveren informatie over de vertikale verdeling van het water. Bij een neerslaggebeurtenis zal sterke infiltratie zich verraden door een zich in de diepte voortplantende tijdelijke toename van het bodemvochtgehalte. Waterspanning: Naast het bodemvochtgehalte wordt ook de waterspanning (druk tenopzichte van de luchtdruk) gemeten: - WSM in het grondwater (robuust) - Tensiometer onder de kleilaag (kwetsbaar maar zeer nauwkeurig) - MPS3 dielectrische tensiometer boven de kleilaag (zeer robuust maar indirect). Redoxpotentiaal Om het redoxregime te kunnen karakteriseren wordt in de volcapillaire zone (nabij de grondwaterstand) dagelijks een meting verricht van de redoxpotentiaal met 1 robuuste galvanische cel (omgekeerde batterij) en op iedere locatie een ionspecifieke elektrode (laboratorium instrument voor veldtoepassing). Deze hebben beide een meetbereik tot 400mV. Ter indicatie, dat is voldoende om zeer extreem reducerende omstandigheden te kunnen waarnemen. 2 Jan Tooropstraat 1 Laagopbouw Bij de plaatsing van de instrumenten is de onderstaande laagopbouw waargenomen. Figuur 1: Bodemopbouw schematisch ter plaatse van Jan Tooropstraat 1. Meetkast is geplaatst tegen de achtergevel bij de hoek van de hoekwoning (grijs vlak betreft de woning). De sensoren bevinden zich ondergronds en zijn geïllustreerd in figuur 2. De toplaag aan de achtergevel betreft een ophooglaag van gemengde grond met puinfragmenten waardoor vermoedelijk de bovenbegrenzing van de kleilaag sterk in hoogte varieert. De natuurlijke bodemopbouw (zie bijlage B) wordt gekenmerkt door een compacte grijze kleilaag op een diepte tot maaiveld (mv) -1,3 m. De kleilaag is grijs en heeft een hoog lutumgehalte waardoor de waterdoorlatendheid zeer beperkt is. Daaronder ligt op een dikke leemarme zandlaag die opvalt door het lage vochtgehalte en zwarte vlekjes in een grijze matrix. In een boorvulling is een roestvlekje waargenomen waaruit blijkt dat mogelijk incidenteel nog wat zuurstof toetreedt via macroporiën in de bovengelegen kleilaag. 3 Verzameltabel bodemprofiel: Diepte [m-mv] Textuur Bodemfysisch Van Tot Hoofdgrondsoort / spec / kleur [staringreeks] Organische stof sensor 0 0,40 Zand / matig fijn / geel/bruin O1 NB Bodemvocht 0,40 0,85 Klei / zandig, gemengd / grijs, bruin O11 / O3 NB Bodemvocht, waterspanning 0,85 1,20 Klei / siltig / groen, grijs O11 1,6 % 1,20 1,50 Zand / matig fijn / grijs O2 NB 1,70 2,20 Zand / lemig / grijs O3 NB 2,20 3,10 Zand / kleiig / grijs O4 5,8 % Waterspanning Waterspanning, redoxpotentiaal Hydrologie De ophooglaag is roestkleurig en bestaat voornamelijk uit een matig grove scherpe zandsoort die vermoedelijk is aangevoerd voor het bouwrijp maken. De kleilaag die zich uitstrekt tot een diepte van -1,1 a -1,3 m is grijs met zwarte korrelige vlekjes (organische stof en gereduceerd mangaan) en vertoont slechts enkele roestvlekjes. Daaruit blijkt dat de kleilaag vrijwel nooit indroogt tot het niveau waarop scheuren toegang bieden voor zuurstof. Tijdens de boringen bleek dat er sprake is van een periodieke schijngrondwaterstand op de kleilaag waardoor naar verwachting de kleilaag permanent vochtig blijft. De bovengelegen zandlaag dient als reservoir voor infiltrerend water. De dichte bestrating die rondom de projectlocatie al decennialang permanent aanwezig is geweest leidt tot beperkte infiltratie en beperkte verdamping. De grondwaterstand bevindt zich op een diepte tussen 2,5 en 3,5 m. Deze lage grondwaterstand draineert het bovengelegen zandpakket. Direct onder de kleilaag is het zand qua vochtgehalte in evenwicht met de dieper gelegen grondwaterstand. Dat houdt in dat er slechts enkele procenten van het poriënvolume bezet zijn door water. Redoxpotentiaal op basis van uiterlijke kenmerken De grijze tot groenige kleur die is waargenomen vanaf een diepte van 50 cm kan in aanwezigheid van ijzer alleen bestaan bij zeer lage redoxpotentiaal, ofwel vrijwel permanente afwezigheid van zuurstof. Zuurstof dat van boven toetreedt (via diffusie of stroming zoals bijvoorbeeld door bodemlucht of stroming met infiltrerende neerslag), wordt in een zodanig hoog tempo gebruikt voor oxidatie van organische stof, dat er geen zuurstof overblijft voor oxidatie van mangaan of ijzer. Hoe diep de redoxpotentiaal daalt, kan niet worden afgeleid uit de waargenomen uiterlijke kenmerken. Er zijn geen kenmerken waargenomen van methaanproductie of sulfaatreductie. Sulfaat komt niet overal in voldoende mate voor. Zuurstofgebruik is voor een groot deel bepaald door de beschikbaarheid van afbreekbare organische stof in de bodem tussen paal en maaiveld. Door het meten van het massaverlies van droge bodem bij verhitting onstaat een indicatief beeld van de aanwezigheid van organische stof (bulk). De resultaten van gloeiverliesmetingen staan in bijlage G. De organische stofgehaltes aan de Tooropstraat 1 zijn tamelijk hoog: - in de kleilaag op mv -1,3 m 1,6 massa% - in de zandlaag op 2,5 m diepte zelfs 5,8%. 4 Ter volledigheid wordt opgemerkt dat voor meer duidelijk over de aanwezigheid van makkelijk afbreekbare organische stof er meerdere monsters moeten worden onderzocht op C/N verhouding of eventueel op de verhouding tussen specifieke organische molekuultypen. Dat wordt in dit stadium van het onderzoek niet zinvol geacht omdat deze resultaten passen bij de laagopbouw en de uiterlijke kenmerken van de ongestoorde bodem. Op basis van deze gloeiverliesmetingen blijkt overduidelijk dat over het gehele profiel ruim voldoende organische stof aanwezig is om grote hoeveelheden zuurstof te kunnen afbreken. De combinatie van kleur en aanwezigheid van organische stof suggereert een redoxpotentiaal tussen +100 en -100 mV, ijzer-reducerende omstandigheden. Daarbij is afbraak door schimmels onmogelijk en afbraak door bacteriën zeer traag. De dikte van de laag (ruwweg 2 m) tussen zuurstofhoudende bodemlucht en paalkopniveau vertegenwoordigt een grote beschermende “buffercapaciteit”. Ten behoeve van getalsmatige onderbouwing van het bovenstaande worden redoxpotentiaal en zuurstofspanning gemeten met een redoxpotentiaal-elektrode en een galvanische cel. De resultaten daarvan staan in het betreffende hoofdstuk beschreven. Instrumentatie De onderstaande sensoren worden ingezet aan de Tooropstraat 1: Instrument Meetdoel Meetbereik / nauwkeurigheid Plaatsingskenmerk CSIM 11 ORP Redoxpotentiaal+ Temp -400 tot +400mV / +/50mV Paalkophoogte / volcapillaire zone Apogee 110 Redoxpotentiaal + Temp 10 ppm Paaklophoogte / volcapillaire zone Decagon MPS3 Bodemwaterdruk indirect pF 1.5-4 / +/-1 kPa Ondiep tot Gws +100 cm Decagon ECH2OEC5 Bodemvochtgehalte Meetvolume 0.25 dm3 .05 – .35 / 5% Zandlagen -30 en -140 cm AEpressure transducer Grondwaterdruk direct 2.5 bar abs / +/- 0.3kPa Mv -3.20 m UMS T8 Bodemwaterdruk direct pF 0-3.5 / 1 cm Zandlaag op mv -140 cm 5 Figuur 2, Meetopstelling achterzijde Tooropstraat 1. Witte sonde bevat indirecte waterspanningsmeter, donkerblauwe tensiometer, lichtblauwe sonde met zwarte punt voor Redoxpotentiaalmetingen, bruine sonde meet waterspanning onder grondwaterniveau. 6 Johannes Bosboomstraat 21 Laagopbouw Bij de plaatsing van de instrumenten is de onderstaande laagopbouw waargenomen. Figuur 3, Bodemopbouw en sensorplaatsing ter plaatse van Bosboomstraat 21. Meetkast is geplaatst tegen de voorgevel naast de voordeur. De toplaag is een ophooglaag van gemengde grond met klei en puinfragmenten. Daaronder ligt niet overal de compacte grijze kleilaag zoals die is aangetroffen aan de Tooropstraat 1. In de diepte neemt het aandeel compacte klei door tot mv -1,1 m. Deze laag is grijs met roestvlekjes waaruit blijkt dat de laag beperkte luchttoetreding toelaat. In de gehele tuin ligt een rode puinlaag onder de kleilaag met een dikte van 10 tot plaatselijk misschien 30 cm. Daaronder ligt een dikke grofzandige zandlaag die in de diepte fijner wordt en lemiger. Bij de boringen zijn roestvlekjes waargenomen waaruit blijkt dat mogelijk incidenteel nog wat zuurstof toetreedt via macroporiën in de bovengelegen kleilaag. 7 Verzameltabel bodemprofiel Diepte [m-mv] Textuur Bodemfysisch Organische stof Van Tot Hoofdgrondsoort / spec / kleur [staringreeks] [% massa] Sensor 0 0,40 Zand / matig fijn / geel/bruin O11 / O1 NB Bodemvocht 0,40 1,10 Klei / zandig, gemengd / grijs, bruin O11 / O3 NB Bodemvocht, waterspanning 1,10 1,30 Rode puin - NB 1,30 2,20 Grof zand / leemarm / grijs met zwart O5 7,7 waterspanning 2,20 2,70 Zand / sterk lemig / grijs O3 2,6 Waterspanning, redoxpotentiaal Hydrologie De ophooglaag is zelden waterverzadigd, roestkleurig en bestaat uit een mengsel van klei en een matig grove scherpe zandsoort die vermoedelijk is aangevoerd voor het bouwrijp maken. De gemengde grond tussen 0,4 en 1,1 m –mv bestaat voor het overgrote deel uit klei. De puinlaag daaronder heeft grote ruimtes tussen de puinfragmenten. De grove zandlaag onder de puinlaag strekt zich uit tot een diepte van -2.2 m is grijs met zwarte korrelige vlekjes (organische stof en gereduceerd mangaan) en vertoont slechts enkele roestvlekjes. Zuurstof dringt dus af en toe door tot de volcapillaire zone. Tijdens de boringen is geen teken gevonden van een periodieke schijngrondwaterstand op de kleilaag. Aangenomen wordt dat de kleilaag permanent vochtig blijft bij grote aaneengesloten stukken bestrating. Bij aanwezigheid van struiken is de kans op indroging van deze kleilaag in de zomer groter. Het kan krimpen waardoor scheurtjes ontstaan en lucht in de diepte kan doordringen. Het vochtgehalte in deze grove zandlaag wordt gereguleerd door 2 factoren: - de capillaire zuigkracht (poriën grootteverdeling) irt de hoogte boven het freatisch niveau, - en de infiltratie van neerslag / uitdroging van de bovengrond. De puinlaag boven de zandlaag is in dit verband zeer belangrijk omdat het mogelijk het capillaire contact verbreekt. Daling van de dieper gelegen grondwaterstand heeft dan naar verhouding minder zuigend effect op de bovengelegen kleilaag. Dit effect waarbij een grove laag zorgt voor een verminderde infiltratie heet een capillaire barriere. Door minder water naar beneden door te laten zou deze barrièrewerking zowel het volumeverlies (krimpscheuren) van de bovenliggende kleilaag verminderen en tegelijkertijd zou er minder zuurstofrijk neerslagwater infiltreren. Redoxpotentiaalverloop geschat op basis van uiterlijke kenmerken De grijze tot groenige kleur die is waargenomen vanaf een diepte van 50 cm kan in aanwezigheid van ijzer alleen bestaan bij zeer lage redoxpotentiaal, ofwel vrijwel permanente afwezigheid van zuurstof. Zuurstof dat van boven toetreedt (via diffusie of stroming zoals bijvoorbeeld door bodemlucht of stroming met infiltrerende neerslag), wordt in een zodanig hoog tempo gebruikt voor oxidatie van organische stof, dat er geen zuurstof overblijft voor oxidatie van mangaan of ijzer. Hoe diep de redoxpotentiaal daalt, kan niet worden afgeleid uit de waargenomen 8 uiterlijke kenmerken. Er zijn geen kenmerken waargenomen van methaanproductie of sulfaatreductie. Sulfaat komt niet overal in voldoende mate voor. Zuurstofgebruik is voor een groot deel bepaald door de beschikbaarheid van afbreekbare organische stof in de bodem tussen paal en maaiveld. Door het meten van het massaverlies van droge bodem bij verhitting ontstaat een indicatief beeld van de aanwezigheid van organische stof (bulk). De resultaten van gloeiverliesmetingen staan in bijlage G. De organische stofgehaltes aan de Bosboomstraat 21 zijn tamelijk hoog: - in de zandlaag direct onder de puinlaag op mv -1,3 m 7,7 massa% - in de zandlaag op 2,5 m diepte 2,6 massa%. NB Om harde conclusies te trekken over de aanwezigheid van makkelijk afbreekbare organische stof moeten meerdere monsters worden onderzocht op C/N verhouding of eventueel op de verhouding tussen specifieke organische molekuultypen. Dat wordt in dit stadium van het onderzoek niet zinvol geacht omdat deze resultaten passen bij de laagopbouw en de uiterlijke kenmerken (kleuring) van de ongestoorde bodem. Op basis van deze gloeiverliesmetingen blijkt overduidelijk dat over het gehele profiel ruim voldoende organische stof aanwezig is om grote hoeveelheden zuurstof te kunnen afbreken. De combinatie van bodemkleur en aanwezigheid van organische stof suggereert een redoxpotentiaal tussen +100 en -100 mV, passend bij ijzer-reducerende omstandigheden. Daarbij is afbraak door schimmels onmogelijk en afbraak door bacteriën zeer traag. De dikte van de laag (ruwweg 2 m) tussen zuurstofhoudende bodemlucht en paalkopniveau vertegenwoordigt een grote beschermende “buffercapaciteit”. Ten behoeve van getalsmatige onderbouwing van het bovenstaande worden redoxpotentiaal en zuurstofspanning gemeten met een redoxpotentiaal-elektrode. De resultaten daarvan staan in het betreffende hoofdstuk beschreven. Instrumentatie De onderstaande sensoren worden ingezet aan de Bosboomstraat 21: Instrument Meetdoel Meetbereik / nauwkeurigheid Plaatsingskenmerk CSIM 11 ORP Redoxpotentiaal+ Temp -400 tot +400mV / +/50mV Paalkophoogte / volcapillaire zone Decagon MPS3 Bodemwaterdruk indirect pF 1.5-4 / +/-1 kPa Ondiep tot Gws +100 cm Decagon ECH2OEC5 Bodemvochtgehalte Meetvolume 0.25 dm3 .05 – .35 / 5% Zandlagen -30 en -140 cm AEpressure transducer Grondwaterdruk direct 2.5 bar abs / +/- 0.3kPa Mv -3.20 m UMS T8 Bodemwaterdruk direct pF 0-3.5 / 1 cm Zandlaag op mv -140 cm 9 Figuur 4, Meetopstelling Bosboomstraat 21. zwarte mof betreft de directe waterspanningsmeter direct onder de kleilaag, lichtblauwe met oranje tape betreft Redoxpotentiaalmetingen, bruine sonde meet diepe waterspanning. 10 Derkinderenstraat 29 De opstelling aan de Derkinderenstraat 29 bevindt zich aan de straatzijde. Figuur 5, Locatie van meetinstrumenten aan Derkinderen 29, gemarkeerd met rode pijl. De blauwe pijl markeert de locatie waar voor een eerdere projectfase een waarnemingsput gegraven is. Laagopbouw Bij de plaatsing van de instrumenten is rekening gehouden met de laagopbouw en grondwaterstand zoals die is weergeven in de onderstaande figuur. Figuur 6, Lichte klei, gescheiden door dunne zandlaag op een diepte van mv -105 cm. 11 De toplaag is een compacte kleilaag tot een diepte van mv – 215 cm zoals die is aangetroffen op Tooropstraat 1 en Dick Kethstraat 2. De klei wordt op een diepte van mv 1.05 m onderbroken door een zandlaag van ~5 cm dikte. Vanaf 50 cm diepte is de bodem grijs tot groengrijs. Vanaf de dunne zandlaag tot aan de onderzijde van de kleilaag is de klei nauwelijks gerijpt en bijna verzadigd. Vanaf mv -215 is een droge zandlaag aangetroffen tot de maximale boordiepte van mv -280 cm. Het grondwater bevindt zich ergens tussen mv -240 cm en -250 cm. Dieper dan mv -280 cm kon niet geboord worden met het beschikbare boormateriaal. De zandlaag is matig fijn en wordt snel lemiger met toenemende diepte. Verzameltabel bodemprofiel Diepte [m-mv] Textuur Bodemfysisch Organische stof Van Tot Hoofdgrondsoort / spec / kleur [staringreeks] [% massa] 0 0,50 Lichte Klei / bruin B11 NB 0,50 1,05 Lichte Klei / grijs O11 NB 1,05 1,10 Zand, matig fijn leemarm O3 NB 1,10 2,15 Lichte Klei, sterk zandig / groengrijs O11 NB 2,15 2,80 Zand / lemig tot sterk lemig / grijs O2 NB Sensor Waterspanning Waterpeil, redoxpotentiaal Hydrologie Ondanks de voorafgaande neerslagperiode is de bodem in vergelijking met het profiel aan de Dick Kethstraat 2. Direct na neerslag is desondanks mogelijk sprake van een schijngrondwaterstand. De diep gelegen zandlaag is wederom aanmerkelijk droger, ondanks de relatief dichtbije grondwaterstand. Het grondwaterniveau is aangetroffen op ongeveer mv -240 cm. Vanaf een diepte van 50 cm gaat de kleuring over van overwegend bruin naar continue grijs wat wijst op een sterke daling van redoxpotentiaal in de diepte. Dat kan veroorzaakt worden door gebrekkige indringing van bodemlucht of anders een hoge zuurstofconsumptie door bacterieel bodemleven. Hoewel de kleilaag aanzienlijke weerstand biedt tegen infiltratie worden de onderliggende lagen mogelijk niet geheel afgesloten. In de grijze bodem op grotere diepte zijn geen bruine vlekken waargenomen wat benadrukt dat ondanks relatief droge omstandigheden (rijpe klei) toch geen of nauwelijks lucht met zuurstof toetreedt. De frequentie en duur zal zeer beperkt zijn, mogelijk eens per jaar of nog minder, gedurende een aantal uren. Gelijk aan de situatie aan de Dirk Kethstraat 2 heeft de kleilaag een zodanige dikte (waterbuffercapaciteit) dat water alleen na zeer langdurige neerslag in de diepte zal doordringen. In de omgeving van de tuin staan geen grote bomen of andere uitbundige vegetatie. Het vochtgehalte in de zandlaag waarin de paalkoppen zich bevinden wordt gereguleerd door 1 factor, de zeer beperkte horizontale verplaatsing van grondwater na infiltratie van neerslag in de wijdere omgeving. 12 Redoxpotentiaalverloop geschat op basis van uiterlijke kenmerken. De grijze tot groenige kleur die is waargenomen vanaf een diepte van 50 cm kan in aanwezigheid van ijzer alleen bestaan bij zeer lage redoxpotentiaal, ofwel vrijwel permanente afwezigheid van zuurstof. Gevolg: De combinatie van bodemkleur en aanwezigheid van organische stof suggereert een redoxpotentiaal tussen +100 en -100 mV, passend bij ijzer-reducerende omstandigheden. Daarbij is afbraak door schimmels onmogelijk en afbraak door bacteriën zeer traag. Oorzaak Zuurstof dat van boven toetreedt (via diffusie of stroming zoals bijvoorbeeld door bodemlucht of stroming met infiltrerende neerslag), wordt in een zodanig hoog tempo gebruikt voor oxidatie van organische stof, dat er geen zuurstof overblijft voor oxidatie van mangaan of ijzer. Hoe diep de redoxpotentiaal precies daalt, kan niet worden afgeleid uit de waargenomen uiterlijke kenmerken. Bruin kleuren door zuurstof toetreding kan binnen 24 uur gebeuren terwijl reduceren van geoxideerd ijzer of mangaan zeer lang kan duren, afhankelijk van welke omgevingsvariabele limiterend is voor de bacteriele processen. Bij verdergaande reductie wordt methaan geproduceerd of H2S (rotte eirenlucht). Tijdens het boorwerk is dit niet waargenomen. De meest bepalende factor voor zuurstofgebruik is de aanwezigheid of afwezigheid van afbreekbare organische stof. De bruine bovengrond tot mv -50 cm bevat onder vegetatie door voortdurende beworteling altijd wat organische stof. Ter volledigheid: op deze locatie zijn geen gloeiverliesbepalingen gedaan. Onder de tegelvloer aan de voorzijde van de woning is mogelijk slechts weinig makkelijk afbreekbare organische stof aanwezig. Nader onderzoek naar de afbraaksnelheid van deze bodem wordt in dit stadium van het onderzoek niet zinvol geacht omdat de laagopbouw en de uiterlijke kenmerken (kleuring) van de ongestoorde bodem daartoe geen aanleiding geven. Gelijk aan de andere locaties vormt de dikte van de laag (ruwweg 2 m tussen zuurstofhoudende bodemlucht en paalkopniveau) kennelijk een grote beschermende “buffercapaciteit” tegen zuurstoftoetreding naar de palen. Ten behoeve van getalsmatige onderbouwing van het bovenstaande worden redoxpotentiaal en zuurstofspanning gemeten met een redoxpotentiaal-elektrode. De resultaten daarvan staan hieronder beschreven. Locatie en dieptes instrumenten Sensor grondwaterniveau Redoxpotentiaal Waterspanning ondiep Diepte [cm – mv] -280 -240 -110 13 Laag sterk lemig fijn zand Leemarm matig fijn zand Leemarm zandig Dick Ketstraat 2 Laagopbouw Bij de plaatsing van de instrumenten is de onderstaande laagopbouw waargenomen. Figuur 7, Bodemopbouw en sensorplaatsing ter plaatse van Dick Ketstraat 2. Meetkast is geplaatst tegen de schutting op de erfscheiding met nr.4. De toplaag is tijdens de plaatsing van de instrumenten beschreven na een regenachtige periode. Omdat de bodem direct voor alle instrumenten toegankelijk was (geen puin) is daardoor alleen ter hoogte van de erfscheiding tegen de gevel gedetailleerde bodeminformatie verzameld. De bodem wordt gekenmerkt door een continue schijnbaar onverstoorde stapeling van sterk zandige kleilagen tot op een diepte van 130 cm onder maaiveld. Daaronder ligt een zandlaag waarvan de korrelgrootte opmerkelijk fijn is en goed gesorteerd (weinig spreiding in korrelgrootte). In de diepte tot op boordiepte (mv -240 cm) neemt het aandeel lutum toe tot sterk lemig uiterst fijn zand. 14 Verzameltabel bodemprofiel Diepte [m-mv] Textuur Bodemfysisch Organische stof Van Tot Hoofdgrondsoort / spec / kleur [staringreeks] [% massa] 0 0.50 Klei / zandig / bruin O11 NB 0.50 1.30 Klei / zandig / grijs O11 NB waterspanning 1.30 2.40 Uiterst fijn zand / lemigheid toenemend tot sterk lemig / grijs met roestvlekjes O2 NB Grondwaterpeil, redoxpotentiaal Sensor Hydrologie Het vochtgehalte van de bodem neemt vanaf maaiveld sterk toe tot verzadigde omstandigheden aan de onderzijde van de zandige kleilaag, op een diepte rond 100cm. De daarondergelegen fijne zandlaag is aanmerkelijk droger. Het grondwaterniveau is aangetroffen op ongeveer mv -240 cm. Direct na neerslag is mogelijk sprake van een schijngrondwaterstand. De ondiepe kleurovergang van overwegend bruin naar grijs wijzen op een sterke daling van redoxpotentiaal in de diepte. Hoewel de kleilaag aanzienlijke weerstand biedt tegen infiltratie worden de onderliggende lagen niet geheel afgesloten. De bruine vlekken in het overwegend grijze fijne zand onder de kleilaag verraden dat af en toe lucht met zuurstof toetreedt. De frequentie en duur zal zeer beperkt zijn, mogelijk eens per jaar of nog minder, gedurende een aantal uren. De kleilaag heeft een zodanige dikte dat de buffercapaciteit alleen na zeer langdurige neerslag in de diepte zal doordringen. De hemelwaterafvoer eindigt ondiep naast de gevel op korte afstand van de meetpunten. Uitgaande van het bouwjaar van de woning is deze afvoer aangesloten op het riool. Mogelijk is de aansluiting lek, maar hiervoor zijn geen duidelijk aanwijzingen. Ook is er niet naar gezocht. In de tuin staat een grote boom die onder langdurig droge omstandigheden mogelijk zoveel water onttrekt uit de kleilaag dat krimpscheurtjes ontstaan. Het vochtgehalte in de zandlaag waarin de paalkoppen zich bevinden wordt gereguleerd door 2 factoren: - de zeer beperkte horizontale verplaatsing van grondwater na infiltratie van neerslag in de wijdere omgeving, - uitdroging van de bovengrond door verdamping en gewastranspiratie. Redoxpotentiaalverloop geschat op basis van uiterlijke kenmerken De grijze tot groenige kleur die is waargenomen vanaf een diepte van 50 cm kan in aanwezigheid van ijzer alleen bestaan bij zeer lage redoxpotentiaal, ofwel vrijwel permanente afwezigheid van zuurstof. Zuurstof dat van boven toetreedt (via diffusie of stroming zoals bijvoorbeeld door bodemlucht of stroming met infiltrerende neerslag), wordt in een zodanig hoog tempo gebruikt voor oxidatie van organische stof, dat er geen zuurstof overblijft voor oxidatie van mangaan of ijzer. Hoe diep de redoxpotentiaal daalt, kan niet worden afgeleid uit de waargenomen 15 uiterlijke kenmerken. Er zijn geen kenmerken waargenomen van methaanproductie of sulfaatreductie. Sulfaat komt niet overal in voldoende mate voor. Zuurstofgebruik is voor een groot deel bepaald door de beschikbaarheid van afbreekbare organische stof in de bodem tussen paal en maaiveld. De bruine bovengrond tot mv -50 cm bevat door voortdurende beworteling door vegetatie wat organische stof waardoor de zuurstofconsumptie door bodembacterien permanent gaande blijft. NB Op deze locatie zijn geen gloeiverliesbepalingen gedaan omdat de aanwezigheid van makkelijk afbreekbare organische stof niet ter discussie staat. Mader onderzoek naar de afbraaksnelheid van deze bodem wordt in dit stadium van het onderzoek niet zinvol geacht omdat de resultaten passen bij de laagopbouw en de uiterlijke kenmerken (kleuring) van de ongestoorde bodem. De combinatie van bodemkleur en aanwezigheid van organische stof suggereert een redoxpotentiaal tussen +100 en -100 mV, passend bij ijzer-reducerende omstandigheden. Daarbij is afbraak door schimmels onmogelijk en afbraak door bacteriën zeer traag. Gelijk aan de andere locaties vormt de dikte van de laag (ruwweg 2 m tussen zuurstofhoudende bodemlucht en paalkopniveau) een grote beschermende “buffercapaciteit” tegen zuurstoftoetreding naar de palen. Ten behoeve van getalsmatige onderbouwing van het bovenstaande worden redoxpotentiaal en zuurstofspanning gemeten met een redoxpotentiaal-elektrode. De resultaten daarvan staan hieronder beschreven. 16 Locatie en dieptes instrumenten Figuur 8, Meetopstelling Dick Ketstraat 2. Peilbuis (lichtblauw) met grondwaterniveau en redoxsensor, waterspanningsmeter (zwarte mof) voor onverzadigde zandige kleilaag. Let op: regenwaterafvoer opkorte afstand van meetopstelling. 17 Sensor overzicht Sensor grondwaterniveau Redoxpotentiaal Waterspanning ondiep Diepte [cm – mv] -267 -272 -118 Laag sterk lemig fijn zand Sterk lemig fijn zand Sterk zandige klei Meetresultaten Bodemlucht De concentratie van zuurstof wordt indirect gemeten op beide locaties op een diepte waar de bodem permanent vochtig is maar niet water verzadigd, tot 1 m boven de grondwaterstand. Om de meetresultaten onderling vergelijkbaar te maken en ze te kunnen interpreteren zijn ze uitgedrukt in de onderstaande grafiek met de redoxpotentiaal in de tijd. Daarbij is aan de Tooropstraat gebruik gemaakt van twee verschillende typen sensoren. De ORP data zijn de meest hoogwaardige instrumenten. De redoxpotentiaal in goed beluchte grond ligt op 400 mV en bij een redoxpotentiaal lager dan 150 is over het algemeen geen schimmelgroei meer mogelijk. De resultaten van de redoxmetingen zijn gepresenteerd in figuur 9. Figuur 9 Meetresultaten vanaf 1 week na plaatsing van de sensoren aan de Jan Tooropstraat 1, Joh. Bosboomstraat 21, Derkinderenstraat 29 en Dick Ketstraat 2. 18 Figuur 9 laat zien dat de redoxpotentiaal in drie van de vier locaties aan het einde van het zomerseizoen is gedaald tot de waarde die past bij sulfaatreducerende omstandigheden. Ook de stabiele ijzer-reducerende omstandigheden aan de Tooropstraat 1 zijn sterk gedaald. De chemische omzettingsprocessen zijn traag maar desondanks vertoont de redoxpotentiaal een grote spreiding in de tijd. Dit komt overeen met andere meetresultaten in de literatuur. De waarden van -400 mV zijn echter onverwacht zeer laag. De bacteriele activiteit die dit kan veroorzaken zou aanleiding kunnen zijn tot nader onderzoek. Mogelijk is de zeer lage redoxpotentiaal een deel van de verklaring voor de waargenomen stabiele houtkwaliteit. De resultaten van de analyse zijn samengevat in de figuren 10 t/m 14, waarbij er ook een relatie is gelegd tussen de meetresultaten en de neerslag per dag. De dagneerslag is gebaseerd op gemiddelden van meetstations Vleuten, Benschop en Zegveld en daarnaast is aanvullend station Cabouw gebruikt voor de periode vanaf september. Deze neerslagwaarden komen redelijk overeen met de gemeten neerslag zoals gemeten door de gemeente in de wijk zelf. Figuur 10 Analyse meetresultaten in relatie tot ondergrond 19 Figuur 11 Analyse meetresultaten in relatie tot bodemtemperatuur (logger 1: Jan Tooropstraat, logger 2: Joh. Bosboomstraat, logger 3: Derkinderenstraat, logger 4: Dick Ketstraat 20 Figuur 12 Analyse meetresultaten in relatie tot neerslag ( 21 Figuur 13 Analyse meetresultaten bodemvochtgehalte in relatie tot neerslag 22 Figuur 14 Analyse meetresultaten bodemzuigspanning in relatie tot neerslag Conclusies en aanbevelingen Op basis van de bovenstaande metingen is zichtbaar dat op alle 4 locaties vrijwel zeker geen schimmel-houtafbraak kan plaatsvinden omdat de redoxpotentiaal daarvoor te zeer gedaald is. De situatie aan de Tooropstraat stabieler dan die aan de andere drie locaties. De sulfaatreducerende redoxpotentiaal zou het mogelijk moeten maken om H2S te kunnen ruiken, echter die is niet waargenomen. Lekkages in hemelwaterafvoer of andere rioolaansluitingen kunnen leiden tot sterke toename van infiltratie van zuurstofrijk water. Ook kan het een sterke toename van de dynamiek van het diepere grondwater veroorzaken waardoor de stabiele situatie met een lage redoxpotentiaal rondom de droogstaande palen wordt verstoord. 23 Bijlage Sensoren Campbell Scientific CSIM11 ORP Oxygen Reduction Potential sensor, incl kalomel reference electrode. Apogee SO100 series Galvanische cel redoxpotentiaal sensor. Decagon MPS2 indirecte bodemvochtspanningsensor via “geperst vezel referentieblok”. 24 UMS T8 tensiometer. Standaard hervulbare automatische onderzoekstensiometer met signaalversterker. Wereldwijd veel gebruikt in bodemfysisch onderzoek. 25
© Copyright 2025 ExpyDoc