7 Verslag politiek debat 19 april Op zaterdag 19 april

1/
7 Verslag politiek debat 19 april Op zaterdag 19 april organiseerde BioForum Vlaanderen een verkiezingsdebat over duurzame landbouw. Aan de hand van 5 stellingen wilden we te weten komen hoe de democratische partijen de Vlaamse landbouw in de toekomst zien. Is biolandbouw voor hen een weg naar meer duurzaamheid, of hebben ze andere prioriteiten? Voorzitter Kurt Sannen van BioForum Vlaanderen legden de stellingen voor met een woord toelichting, waarna de partijen elk hun visie konden geven. Deelnemers: • CD&V – Tinne Rombouts • •Groen – Bart Staes • N-­‐VA – Wilfried Vandaele • Open VLD – Willem-­‐Frederik Schiltz • SP.A – Bart Martens • BioForum Vlaanderen – Kurt Sannen • Moderator was John Vandaele van Mo* Magazine. Stelling 1: Een goed landbouwbeleid kiest voor duurzaamheid en agro-­ecologie en laat de voedselvoorziening niet bepalen door de vrije markt Willem-­Frederik Schiltz (Open VLD): “Wij zijn voor de vrije markt, maar dat betekent niet dat we blind zijn voor de plaatsen of onderdelen waar dat principe minder goed loopt. Toch kan de vrije markt een plaats hebben binnen de landbouw. Dan moeten wel overal dezelfde spelregels gelden, zowel in Vlaanderen als in andere delen van de wereld. Landbouw heeft ook zeker een plaats in Vlaanderen, al is het maar omdat alles importeren niet wenselijk is. Omdat we met een beperkte ruimte zitten, moeten we vooral inzetten op innovatie. Dan denken we bijvoorbeeld aan stadslandbouw. Mensen die op zoek gaan naar innovatieve oplossingen moeten daar dan ook voor beloond worden, terwijl we vervuilende activiteiten extra moeten belasten.” Wilfried Vandaele, N-­VA: “Politici hebben als taak de vrije markt bij te sturen, maar ze wegwerken -­‐ ook al zou het voor een aantal sectoren misschien ideaal zijn – is niet haalbaar. We moeten wel richting een ecologischere landbouw. Op dit moment hinken we daar nog wat achterop, al komen we al van heel ver. Dat is alleen een werk van lange adem. Je zit immers in een internationale context. Als overheid moeten we vooral aan een concretere wetgeving werken, vb. een bodembeleid. Toch verwacht ik vooral dat de consument wel wat in beweging kan zetten.” Bart Martens, SPA: “De vrije markt zorgt juist voor de ontwrichting die de landbouw op sociaal en ecologisch vlak met zich meebrengt. Een voorbeeld: eind jaren 60 besliste Europa om een vrij 2/
7 protectionistisch landbouwbeleid te voeren, behalve voor veevoeders en oliehoudende zaden. Wat zien we? Het werd niet meer rendabel om veevoeder in Europa te produceren en al onze intensieve grondloze veehouderijen begonnen soja uit Brazilië te importeren. Daardoor wordt de minerale kringloop doorbroken op wereldschaal. We moeten op Europees vlak terug naar een agro-­‐ecologisch systeem, om de kringlopen terug te sluiten. Dat kan alleen als de vrijhandel wordt beperkt. Je kan bijvoorbeeld invoerquota opleggen. Daarnaast moeten we ook de externe kosten doorrekenen en een beloning voorzien voor de externe baten die landbouw met zich meebrengt, zoals onze grondwatervoorraad en overstromingbekkens. Landbouw is een belangrijk element tegen de klimaatopwarming.” Bart Staes, Groen: “Landbouw heeft zeker een plaats in Vlaanderen. De geschiedenis leert ons dat een regio die er niet in slaagt om zijn bevolking gezond voedsel aan te bieden of zijn boeren een eerlijk inkomen, altijd afstevent op conflicten. Wij zetten als groen enorm in op agro-­‐ecologie, ook op Europees vlak. De Vlaamse overheid maakt een enorm eenzijdige keuze voor intensieve en op export gerichte landbouw. Daarnaast schiet ook het onderwijs tekort, zowel op universitair niveau als op beroepsniveau. Men kiest niet voor agro-­‐ecologische technieken.” Tinne Rombouts, CD&V: “Landbouw is heel belangrijk voor onze economie. We moeten inderdaad inzetten op duurzaamheid, maar dat gebeurt nu ook al. We kijken daarvoor niet alleen naar biologische landbouw maar ook een verbreding naar andere activiteiten als korte keten en zorg. We willen alleen ons niet te eng focussen op biolandbouw. Bovendien is de Vlaamse biolandbouwsector enorm gegroeid. Er is nog heel wat potentieel in al die activiteiten en voor sommigen hebben we daar ook actieplannen voor opgesteld. Alleen gaat zoiets stap voor stap.” STELLING 2: De subsidies die de overheid uitreikt voor landbouwinvesteringen moeten in de eerste plaats dienen om een grondgebonden kringlooplandbouw te realiseren. Tinne Rombouts, CD&V: “We bekijken samen met de sector welke richting we uitwillen en wat de uitdagingen zijn. Daar speelt het VLIF vandaag maximaal op in. We moeten in de eerste plaats geld blijven vrijmaken voor de land-­‐ en tuinbouwsector, hoe jammer het misschien ook is dat landbouw daardoor een stuk afhankelijk wordt van subsidies. Alleen staat de sector voor heel wat uitdagingen en daar kan de VLIF-­‐steun wel helpen. Die steun gaat nu al naar de verschillende vormen van duurzame landbouw. Meer steun naar grondgebonden landbouw? Als daarmee bedoeld wordt het sluiten van de kringlopen, dan gaan we akkoord. Een focus op grond leidt volgens on alleen naar een nog grotere rush op landbouwgrond dan vandaag. We zetten met het VLIF in op de grondverbondenheid over de sectoren heen en op duurzame technieken.” Wilfried Vandaele, N-­‐VA: “De bestaande hindernissen om VLIF-­‐steun (bijvoorbeeld minimumomzet of leeftijd) vandaag bij de bioboeren te krijgen, zijn makkelijk op te lossen. Het is natuurlijk heel ander iets om te stellen dat we terug naar de gemengde bedrijven van vroeger moeten. Op bedrijfsniveau kan dat niet meer, misschien wel op sectorniveau.” 3/
7 Bart Martens, S.PA: “Het aandeel van VLIF-­‐steun dat nu in de tweede pijler zit, mag van ons verschuiven naar agro-­‐milieumaatregelen. Vandaag gaat 60 procent van de Europese middelen die we krijgen voor de tweede pijler naar het VLIF, waarmee dan vooral conventionele technieken worden ondersteund. Er moeten meer duurzame criteria worden opgelegd voor die VLIF-­‐steun, zoals het afbouwen van hulpstoffen. Of die steun dan vooral naar grondgebonden landbouw moet gaan? Ik ben voor het sluiten van de kringlopen, maar dan eerder op sector-­‐ of Europees niveau. In PDPO III wordt duurzaamheid trouwens het belangrijkste criterium voor VLIF-­‐steun. Als er meer aanvragen zijn dan steun, dan zullen de duurzame projecten in de toekomst voorrang krijgen.” Bart Staes, Groen: “We moeten rekening houden met de realiteit en de hordes voor VLIF-­‐steun die de biolandbouw nu ondervindt wegnemen. Daarnaast kiezen wij ook voor een meer grondgebonden landbouw. Dat kan door op Europees niveau de productie van plantaardige eiwitten te stimuleren. Wat de druk op de gronden betreft: daarvoor moeten we vooral kijken naar pachtwetgeving. Daarnaast zullen er de volgende jaren heel wat gronden vrijkomen. We moeten ervoor zorgen dat die gronden bij jonge boeren terechtkomen in plaats van alleen bij de grote spelers. Ik denk dan aan grondbanken en een hervormde pachtwetgeving.” Willem-­Frederik Schiltz, Open VLD: “Er zijn al goede stappen gezet, zoals het actieplan alternatieve eiwitten. Anderzijds lijkt men vooral op zoek te gaan naar remedies voor een systeem dat sowieso fout is. De Europese landbouw is te sterk gericht op hyperintensifiëring, wat leidde tot een overproductie. Daarna kwamen er exportsubsidies. Een ongezonde situatie, en dus moeten we proberen om de landbouw op zich opnieuw rendabel te maken. In plaats van subsidies te geven aan duurzame landbouw moeten we naar een systeem waar steun gewoon niet nodig is. Vlaanderen is wel te klein om grondgebonden te werken op bedrijfsniveau. De landbouw kan ook gerust met andere sectoren samen aan de duurzaamheid werken. Dat moet vandaag op de schoolbanken beginnen.” Moderator: wat vinden jullie van het huidige landbouwonderwijs en -­onderzoek? Willem-­Frederik Schiltz, Open VLD: “Het grootste nadeel aan Vlaanderen is plaatsgebrek. Die uitdaging zou eigenlijk een concurrentievoordeel moeten worden, en dat kan door mensen op te leiden. We moeten sterker inzetten op innovatie.” Tinne Rombouts, CD&V: “Vandaag is de land-­‐ en tuinbouwsector de meest innovatieve. Het is de taak van de overheid om daar kansen en ondersteuning in te geven. We hebben een goed onderwijs, dat focust op bedrijfseconomie en technieken. Alleen gaat alles zo snel dat je gewoon niet met alles mee kan zijn. We moeten vooral proberen om het denkproces in het onderwijs te stimuleren, zonder daarbij specifiek op biolandbouw te focussen.” 4/
7 Bart Staes, Groen: “In vergelijking met Europa, is er in Vlaanderen een totaal onevenwicht wat onderzoek betreft. Wij zetten vooral in op biotechnologie en ggo’s, zonder daar vraagtekens bij te zetten. Groen is de enige partij die daar vraagtekens bij plaatst. Alle andere denkpistes krijgen nauwelijks kansen.” Tinne Rombouts, CD&V: “Elke partij zet in Vlaanderen vragen bij biotech? We kijken welke kansen en welke risico’s het heeft. Maar we durven ten minste de vraag te stellen. Dat betekent inderdaad niet dat we andere technieken niet moeten bekijken.” STELLING 3: Een levende bodem is noodzakelijk om de toekomstige voedsel-­ productie te garanderen. Daarom moet Europa maatregelen opleggen aan de lidstaten om de bodems te beschermen en weer op te bouwen. Bart Staes, Groen: “De Europese bodemrichtlijn sneuvelde omdat een aantal lidstaten vonden dat dat een bevoegdheid was voor de lidstaten. Toch denk ik dat we er wel zouden uitgeraken op Europees niveau. Een gezonde bodem kan je alleen bereiken met een agro-­‐ecologische landbouw. Die keuze moet je durven maken, door onderzoek en opleiding. Vaak gaat het ook om vergeten technieken die door druk van buitenaf niet meer worden toegepast. Een deel van het probleem is dat heel onze landbouweconomie (van toevoer tot distributie) in de greep zit van een aantal bedrijven. Ook dingen als onderwijs en toevoer werken vaak met de principes van bedrijven als Syngenta of Monsanto. Willem-­Frederk Schiltz, Open VLD: “Het woord landbouw zegt het zelf: als we op een bepaald moment geen land meer hebben dat verbouwd kan worden, dan is het gedaan. Ik ga dus akkoord met Groen, al is de economische druk op dit moment zo groot dat boeren wel moeten kiezen voor uitputting. Ook het landbouwbeleid is zo ver heen, dat we wel strenge normen zullen moeten opleggen. Dat moet dan wel op Europees niveau geregeld worden, om concurrentievervalsing tegen te gaan.” Wilfried Vandaele, N-­VA: “Een bodembeleid is een goed idee, want nu beperkt de discussie zich te veel tot erosie. Het is ook iets dat over de grenzen heen gaat. Een nieuwe pachtwetgeving zou voorwaarden kunnen opleggen wat bodem betreft. Dat is op zich niet zo vreemd: als ik een appartement verhuur, dan wil ik ook dat de huurder dat appartement in een goede staat houdt.” Bart Martens, S.PA: Bepaalde bodemproblemen krijgen te weinig aandacht, zoals verzilting. In het Vlaams parlement hebben we het bodemsaneringsdecreet al omgevormd naar een beschermingsdecreet. We zijn voor een Europese richtlijn, maar dat betekent niet dat we in Vlaanderen stil moeten zitten. Ook de landbouwsector zelf moet voldoende aandacht schenken aan een vruchtbare levende bodem.” 5/
7 Tinne Rombouts, CD&V: “In Europa stond Vlaanderen destijds mee vooraan. De dingen die daar toen aangekaart zijn, daar zijn we in Vlaanderen al effectief mee bezig. Ook in de sector is het besef er ook. De uitdaging is natuurlijk om een complex wetenschappelijk verhaal in zo’n wetgeving te gieten dat het ook leefbaar is voor boeren. Zo blijken gronden met hogere koolstofwaarden moeilijker goede nitraatresiduwaarden te halen.” STELLING 4: Boeren moeten loon naar werk krijgen. Alle kosten moeten mee in de prijs verrekend worden in plaats van ze door te schuiven naar de belastingbetaler. Bart Martens, S.PA: “Het probleem is vooral dat de marges oneerlijk verdeeld zijn in de hele keten. Door de monopolies in de distributiesector krijg je wurgcontracten. Wij pleiten dan ook voor een prijsregulering. Daarnaast moet er ook meer transparantie komen over de prijsvorming van boer tot bord. Zitten er ergens te hoge marges, dan moeten we ingrijpen. Externe kosten internaliseren moet op Europees vlak. Wij kunnen wel een pesticidentaks opleggen, maar dan prijzen we onze eigen boeren uit de Europese markt. We willen ook geen minimumprijzen, want dan riskeren we opnieuw melkplassen en suikerbergen. Op termijn zal het ook niet anders kunnen dat we met quota moeten gaan werken. Dat is de enige manier om een gegarandeerde prijs te krijgen. We geloven niet dat al te veel invloed heeft op de prijs die de consument betaalt.” Willem Frederik Schiltz, Open VLD: “Eerlijke landbouw produceert goederen tegen de juiste prijs. Het voedsel in onze rekken is daarentegen te goedkoop, en de marges in de distributiesector te hoog. Er moet meer controle komen over de machtsconcentratie binnen die distributiesector. Dat kan door de vrije markt te laten spelen. Een distributeur die meer concurrentie ondervindt, zal automatisch kleinere marges hanteren. Vandaag lijkt het er ook op dat er prijsafspraken bestaan in de distributiesector. Wij zijn ook voorstander van een internalisering van de kosten. Als je de kosten die nu sowieso door de maatschappij worden betaald in rekening brengt, dan wordt duurzame landbouw ook meteen competitiever.” Wilfried Vandaele, N-­VA: “Voedsel is inderdaad te goedkoop. We betalen vandaag per jaar meer aan city trips dan aan voedsel. Alleen bestaat bij ons niet de traditie om kosten te internaliseren. Dat betekent niet dat milieukosten betaald moeten worden. Je kan daar net als bij de emissierechten bijvoorbeeld een bepaald bedrag opkleven, al zit je ook hier weer met een internationale context. Meer distributeurs leidt wellicht niet automatisch tot betere prijzen. Ik weet niet of er één zaligmakende oplossing is.” Tinne Rombouts, CD&V: “Ik denk dat iedereen wel akkoord gaat met een eerlijke prijs, maar de vraag is hoe je dat voor elkaar krijgt. Je kan misschien wel tegen subsidies zijn, maar de realiteit is dat ze nodig zijn. Wij vragen als maatschappij dat er kwalitatief en duurzaam geproduceerd wordt, en dus moeten we dat ondersteunen. Een aantal producten zijn te goedkoop, maar niet het voedsel in het algemeen. We hebben het ook ingezet op transparantie in de keten. Door een sterk verenigde land-­‐ en tuinbouwsector te zetten tegenover de distributiesector kan er een evenwaardige discussie ontstaat. In Groot-­‐Britannie is er een ombudsdienst die kijkt of 6/
7 distributeurs zich aan de prijsafspraken met de sector houden. Zoiets zou ook kunnen werken op Europees niveau.” Bart Staes, Groen: Het minste wat je als overheid kan doen, is bij de consument een bewustwording creëren. op termijn moeten die externe kosten wel geinternaliseerd worden. Dat hoort bij een transitie naar een andere economie. Op termijn leidt dat dus tot automatisch tot hogere prijzen. Op Europees vlak zijn we bezig met die prijsafspraken met distributeurs. Uit de voorbereidende gesprekken blijkt ook dat distributiebedrijven beseffen dat er nood is aan meer rechtvaardigheid. Tot slot kunnen korte ketens hier ook een rol in spelen. Als je consumenten dichter bij producenten plaats, krijgen ze een hoger inkomen. Het is natuurlijk geen model dat algemeen toepasbaar is. Daarna pleiten we ook voor een coöperatie van landbouwers die contracten onderhandelt”. STELLING 5: Om de productie van levend voedsel mogelijk te maken, is er een nieuwe definitie van gezonde voeding en voedselveiligheid nodig. Wilfried Vandaele, N-­VA: “Een nieuwe definitie van voedselveiligheid is wel op zijn plaats, met meer evenwicht tussen schadelijke stoffen en levende organismen. Maar misschien moet er daar ook een mentaliteitswijziging komen. Mensen willen alles steriel en perfect. Fruit met vlekjes halen we weg, wat leidt tot voedselverspilling. We moeten ook durven om zelf stappen te nemen waar het Europees beleid tekortschiet.” Bart Staes, Groen: Voedselveiligheid werd op Europees niveau geregeld na de voedselschandalen in de jaren 90. Je ziet alleen dat dat voorstel gekaapt is door de grote voedselproducenten en zich erg sterk richt op uniformiteit en grootproductie. Als we ze hadden laten doen, dan zouden geuze en roquefort-­‐kaas niet meer mogelijk geweest zijn. De volgende 5 jaar wordt deze wetgeving herbekeken. Rond hygiëne is dat al een stuk gebeurd. Europa wil een redelijke wetgeving, ook vanuit de zorg voor duurzaam voedsel.” Tinne Rombouts, CD&V: “Zelf hebben we niet het gevoel dat de discussie in voedselveiligheid in Vlaanderen zich beperkt tot de discussie over microbacteriën. We beseffen wel dat te strenge normen voor problemen kunnen zorgen in de korte keten. Maar die labels geven natuurlijk ook aan dat we kwaliteit neerzetten en geven de consumen voldoende zekerheid. Die labels worden ook internationaal gewaardeerd. Niemand aanvaardt nog dat er een voedselcrisis uitbreekt omdat we iets niet gecontroleerd hadden. De afgelopen jaren zijn er sectorgidsen opgesteld om te kijken hoe we binnen de Europese wetgeving toch hierin tegemoet kunnen komen.” Bart Martens, SPA: “De slinger is inderdaad te ver doorgeslagen, en dus is zo’n herziening welkom. We zijn wel streng over vorm en houdbaarheid, maar dingen als microplastics of pestiresidu’s worden dan weer onvoldoende gecontroleerd. En dat zijn misschien wel grotere 7/
7 gevaren. Daar moet meer onderzoek naar gebeuren. Als het gaat om gezondheid, dan moeten we als overheid vooral mensen duidelijk maken dat een evenwichtig voedselpatroon belangrijk is. Dat kan via mediacampagnes.” Willem-­Frederik Schiltz, Open VLD: “Ik denk dat iedereen het hier over eens is. Diversiteit is essentieel in alles, ook in voedsel. Steriel voedsel is slecht voor gezondheid. Bovendien verschraalt het aanbod daardoor en gaan er ook culturele aspecten verloren. Ik betreur die evolutie. Over de aanwezigheid van microplastics stel ik al jarenlang vragen. Ik vind dat voedselveiligheid nog meer moet inzetten op onderzoek naar dit sluipend vergif.”