Studie Blaasspoelingen 2014 - Interstitiële Cystitis

Onderzoek naar blaasspoelingen bij Interstitiële Cystitis
Ten behoeve van de Interstitiële Cystitis Patiëntenvereniging
Postbus 91, 3980 CB, Bunnik
29 augustus 2014
Auteur: drs S.J.E. Buijs
Inleiding
Dit rapport beschrijft het onderzoek naar interstitiële cystitis (IC), zoals HealthCareInsights (HCI) dat in opdracht
van de Interstitiële Cystitis Patiëntenvereniging (ICP) uitgevoerd heeft (zie: www.icpatienten.nl). De ICP heeft
tot dit onderzoek besloten om meer zicht te krijgen op de behandeling van IC in de praktijk in het bijzonder de
rol van blaasspoelingen hierbij.
De klachten, prevalentie, diagnosticeren en behandeling van IC worden bekend verondersteld bij de lezer van
dit rapport. Het gaat hier om een retrospectief, observationeel onderzoek. Waar in dit rapport wordt
gesproken over ‘blaasspoelingen’ worden uitsluitend blaasspoelingen bedoeld met hyaluronzuur en/of
chondroitinesulfaat.
HCI is een onafhankelijke dienstverlener op het gebied van medisch/farmaceutische informatie. HCI creëert
inzichten op basis van diverse gegevensbronnen uit de zorg en beschikt over uitgebreide kennis en ervaring in
onderzoek en consultancy in de farmaceutische en hulpmiddelen sector.
Wij danken dokter H.J. Arendsen (uroloog) van het Diaconessenhuis te Leiden voor zijn commentaar op de
eerdere versie van dit rapport.
Doelstellingen
Doelstellingen zijn ten eerste inzicht te bieden in de rol van blaasspoelingen binnen de behandeling van IC en
ten tweede het gebruik van nevenmedicatie bij deze patiënten en de ervaren kwaliteit van leven van de
patiënten. Deze doelstellingen zijn verder geconcretiseerd in de volgende studieonderdelen die vervolgens
worden uitgewerkt:
a. Blaasspoelingen als onderdeel van de behandeling van IC
In welke mate worden blaasspoelingen toegepast bij patiënten met IC ofwel: welk gedeelte van de
patiënten in de onderzochte populatie wordt met blaasspoelingen behandeld ? Wat is -binnen deze
groep- de verdeling in tijdsduur tussen moment van diagnose IC en het moment waarop de eerste
blaasspoeling wordt toegediend ?
b. Pijnstillers en andere nevenmedicatie bij patiënten met IC die gespoeld worden
In welke mate hebben patiënten met IC die blaasspoelingen krijgen pijnstillers of enkele andere vaak
toegepaste medicatieklassen voorafgaand aan of volgend op de behandeling door de uroloog ? Zien we dat
de inzet van deze medicatieklassen afneemt gedurende de periode dat blaasspoelingen worden toegepast
? Als extra gegeven wordt de gestandaardiseerde gezondheidstoestand meegenomen zodat zicht ontstaat
op de verbetering hierin bij bewuste groep patiënten.
2
A: Blaasspoelingen als onderdeel van de behandeling van IC
Gebruikte gegevens
De gegevens voor dit gedeelte van het onderzoek zijn afkomstig van de afdeling Urologie van het
Diaconessenhuis te Leiden. Dit ziekenhuis is een van de grotere centra voor IC in Nederland en geniet landelijke
bekendheid als expertisecentrum voor deze indicatie. De groep IC patiënten van het diaconessenhuis in Leiden
is landelijk gespreid met een accent op het gebied rond Leiden.
De geanonimiseerde gegevens zijn over genomen uit het ziekenhuis informatie systeem en betreffen de
consulten (anamnese, gespreksverslagen) en de toediening van blaasspoelingen in polikliniek of bij
dagbehandeling in dit ziekenhuis. Bij ieder consult is door de patiënt de gezondheidstoestand aangegeven met
een score tussen 0 en 100 (100 = best denkbare gezondheidstoestand). Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een
gestandaardiseerde gezondheidsvragenlijst, de EQ-5D (zie http://www.ntvg.nl/artikelen/kwaliteit-van-levenmeten-economische-evaluaties-het-nederlands-eq-5d-tarief/volledig).
Patiënten wordt vanaf het eerste contact verzocht wat betreft klachten aan de blaas of urinewegen
uitsluitend dit ziekenhuis te consulteren en niet ook de eigen huisarts te benaderen. Van de onderzochte
patiënten zijn daarom alle benodigde details over de behandeling correct en compleet beschikbaar voor
analyse. De onderzoekspopulatie is afkomstig uit één specifiek behandelcentrum en de conclusies voor de
behandeling gelden dus voor het Diaconessenhuis te Leiden.
De geïncludeerde patiënten vormen een aselecte steekproef uit de eigen populatie van patiënten met
diagnose IC en een eerste consult bij de uroloog in de periode 2007 – 2013. In totaal zijn n=80 patiënten op de
inzet van blaasspoelingen onderzocht.
Inzet van blaasspoelingen bij IC
Zonder uitzondering worden vroeger of later bij alle 80 IC patiënten blaasspoelingen ingezet (100%). Bij dit
behandelcentrum behoren blaasspoelingen blijkbaar tot de standaardbehandeling. We treffen de volgende
spreiding aan in de tijdsduur waarop de eerste blaasspoeling wordt toegepast sinds stellen van de diagnose:
Bij 93% van de patiënten met IC wordt binnen een maand na het stellen van de diagnose met blaasspoelingen
begonnen waarvan de meerderheid (59%) op de zelfde dag begint als waarop de diagnose gesteld wordt. Er is
een kleine groep patiënten (3%) waarbij met blaasspoelingen wordt begonnen vooruitlopend op de
(definitieve) diagnose IC.
3
Gezondheidstoestand in de periode van spoelen
De gezondheidstoestand zoals de patiënt deze ervaart is op de volgende meetmomenten beschikbaar: tijdens
het eerste consult en in de eerste, tweede en twaalfde maand van blaasspoelen. De gemiddelde waarde over
de patiëntengroep is op deze meetmomenten bepaald zodat de trend inzichtelijk wordt gedurende het eerste
jaar met blaasspoelingen.
Naarmate patiënten langer met blaasspoelingen behandeld worden ervaren zij een betere
e
gezondheidstoestand. Niet alleen verbetert het gemiddelde maar ook is een stijging zichtbaar van 1 consult
naar maand 12 bij alle individuele patiënten met ingevulde waarden. De vastgestelde verbetering in
e
gezondheidstoestand van 1 consult naar maand 12 is statistisch significant (P>95%)
Bij 29 patiënten ontbrak de gezondheidstoestand bij een of enkele metingen en 51 patiënten hebben alle
meetwaarden compleet. Er is nagenoeg geen verschil zichtbaar tussen de gezondheidstoestand van de totale
groep van 80 patiënten en die van de 51 patiënten met complete gegevens. Als bijlage is het overzicht met de
gemiddelde waarden opgenomen voor beide groepen patiënten.
4
B: Pijnstillers en andere nevenmedicatie bij patiënten met IC die gespoeld worden
Gebruikte gegevens
De gegevens voor dit gedeelte van het onderzoek betreffen dezelfde 80 patiënten als van onderdeel A en zijn
eveneens verzameld door de afdeling Urologie van het Diaconessenhuis te Leiden. Er is gekeken naar het
gebruik van een drietal medicatieklassen die vaak bij IC worden ingezet:
 pijnstillers
 anticholinergica
 immunosuppressiva
De voorgeschreven nevenmedicatie is op 5 tijdstippen inzichtelijk: in het verleden (ongespecificeerd), tijdens
het eerste consult en in de eerste, tweede en twaalfde maand van blaasspoelen Voor alle 80 patiënten is deze
informatie compleet beschikbaar voor dit onderzoek.
Opmerkingen
Naast bovengenoemde medicatieklassen worden ook vaak antibiotica toegepast in het Diaconessenhuis als
profylaxe om een eventuele bacteriële besmetting door de behandeling zelf te voorkomen. Het gebruik van
nevenmedicatie in het verleden (‘eerder gebruikt’) is niet verder naar tijdstip en tijdsduur opgevraagd en leent
zich daarom niet voor een vergelijk met de volgende vier metingen.
Resultaten
Voor de aangegeven medicatieklassen wordt het percentage van de patiënten dat deze gebruikt in de vijf
meetmomenten hieronder weergegeven:
Nevenmedicatie bij IC patienten met blaasspoelingen (n=80)
percentage van de patiengten dat de medicatie gebruikt
120%
100%
80%
Pijnstillers
60%
Anticholinergica
Immunosuppressiva
40%
20%
0%
eerder gebruikt
1e consult
maand 1
maand 2
maand 12
e
Voor twee van de drie medicatieklassen zien we het gebruik gedurende het eerste jaar na het 1 consult
teruglopen. Voor anticholinergica zien we dit (nagenoeg) niet; voor pijnstillers en immunosuppressiva zien we
een forse daling zowel absoluut als relatief. De sterke afname in gebruik van pijnstillers geeft aan dat de
pijnklachten van de patiënten sterk teruglopen na aanvang met blaasspoelen.
5
Bijlage
Hieronder wordt de gemiddelde ervaren gezondheidstoestand van de totale onderzoeksgroep (‘alle 80
patiënten’) en van de 51 patiënten met complete gegevens gegeven (‘de 51 patiënten’):
Gemiddelde Gezondheidstoestand
Verschil mnd 12 tov 1e consult
1e consult maand 1 maand 2 maand12 absoluut (*)
relatief
alle 80 patienten
61,0
63,8
71,2
80,1
19,2
31%
de 51 patienten (**)
61,1
64,8
72,6
80,8
19,7
32%
(*) het verschil in gemiddelde score is statistisch significant met P>95%
(**) de patienten met gegevens voor alle vier de metingen
e
De uitgangssituatie bij het 1 consult en toename in gezondheidstoestand gedurende de volgende 12 maanden
is voor beide groepen nagenoeg gelijk.
6
7