1945 Bedrogen verwachtingen

Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 25
1945
Bedrogen verwachtingen
De bevrijding
In kleur is het allemaal nóg feestelijker, nog uitbundiger. Iedereen lacht,
iedereen is gelukkig, en vooral: iedereen zwaait. Iedereen heeft er ook zo
idioot lang op moeten wachten. In 1943 waren er al zoveel verhalen die
aankondigden dat die vervloekte oorlog ieder ogenblik afgelopen zou
kunnen zijn. Vanaf juni 1944, toen het nieuws van de geallieerde invasie
zich in een razend tempo over het land verspreidde, wist iedereen het
zeker: nog een paar weken, misschien een maand, dan zou het gebeurd
zijn met die eindeloos lijkende Duitse bezetting.
Op 5 september gaat het gerucht dat de Canadezen de grens bij Breda
zijn overgetrokken, minister-president Gerbrandy heeft het zelf gezegd
op Radio Oranje. Op verschillende plekken in de grote steden in het westen staan dan al mensen met vlaggetjes op de stoeprand, uit te kijken naar
de bevrijders die ieder ogenblik de hoek om kunnen komen. De ontgoocheling moet enorm zijn geweest: voor Nederland boven de rivieren
duurt het nog maanden en maanden. De Slag om Arnhem wordt verloren, het geallieerde opperbevel ziet af van een invasie van het noorden. Er
komt een veel te lange pauze, waarbij de troepen rond Nijmegen in winterslaap lijken. Pas in maart komen ze in beweging, eigenlijk om op te
rukken naar Berlijn, maar uiteindelijk toch ook om het oosten en noorden van Nederland te bevrijden. In april schiet het op, op 12 april mogen
de overgebleven joden in Westerbork beleven dat er een Canadese tank
het kampterrein oprijdt. En half april is Groningen bevrijd, na hevige
Duitse tegenstand trouwens, evenals Leeuwarden.
De steden in het westen moeten nog een paar extra weken wachten,
het geduld raakt op, net als de veerkracht van de mensen. De sterfte in
West-Nederland is schrikbarend, door de honger en de ontberingen zijn
al twintigduizend mensen bezweken. Vijftigduizend kinderen uit de steden zijn in de wintermaanden naar de noordelijke provincies geëvacueerd om hen aan de hongerdood te ontrukken, per binnenschip, in gam25
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 26
mele wagens, vanuit Naarden zelfs in een vuilniswagen. Vijftigduizend
kinderen – het was een vooral door de kerken opgezette reddingsactie
van ongekende omvang, en ook met ongekend succes.
Degenen die achterblijven, krijgen de eerste dagen van mei voedsel uit
de lucht, dat op terreinen buiten de steden wordt afgeworpen uit enorme
vrachtvliegtuigen – een voor velen levensreddende actie, die de Duitsers
aan de onderhandelingstafel in Achterveld is afgedwongen.
Pas op 5 mei hebben in Wageningen de onderhandelingen over de
Duitse capitulatie plaats. De Canadezen leggen in Hotel De Wereld een
veel te dik pak papier vol voorwaarden aan generaal Blaskowitz voor. Hij
weigert te tekenen, dat doet hij pas de dag erna in de aula van de Landbouwhogeschool – weer een dag verlies. Dan duurt het ook nog een extra
dag voordat de Canadezen eindelijk in de volgelopen binnensteden hun
feestelijke intocht houden, een rampzalige extra dag waarop in het hele
land doden vallen, omdat de diep gefrustreerde Duitse soldaten zich niet
laten ontwapenen door de Binnenlandse Strijdkrachten. Slachto^ers die
vallen ná de capitulatie – zinlozer kan bijna niet.
Maar dan is er toch die tomeloze vreugde op 8 mei. Kijk ze juichen,
kijk ze zwaaien naar de camera’s. Iedereen die een filmtoestel heeft, lijkt
zijn laatste rolletje film voor deze dag te hebben bewaard. Overal zie je de
volgeladen pantserauto’s, die soms op rijdende bijenkorven lijken. Jonge
meiden zwieren over straat, jongens met scheve gebitten zwaaien wild
met vlaggetjes. Iedereen stort zich op de chocola en de sigaretten die de
Canadezen met gulle hand uitdelen.
Het moet vooral de opluchting zijn die de mensen zo gelukkig maakt:
eindelijk vrij, eindelijk is er een eind gekomen aan de steeds benauwender
terreur. De Canadezen zijn beduusd van wat ze in de steden meemaken.
Ze moeten uitkijken dat ze niet onder de voet worden gelopen door
dolblije Nederlanders. Een oorlogscorrespondent van Reuter meldt uit
Utrecht:
Als je eenmaal stilstaat ben je een verloren man; je komt wel in, maar niet
meer uit de omstrengeling van die enthousiaste mensen. Ik kom tenminste de
auto niet meer uit.1
De mensen dansen op straat, arm in arm, hele rijen over de volle breedte,
maar ook als dansparen, alsof ze er allemaal voor geoefend hebben. Verzetskrant Het Parool, net een maand bovengronds, beschrijft hoe de feesten in de hoofdstad in juni nog steeds doorgaan, in de Van Woustraat bijvoorbeeld:
26
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 27
Heel Amsterdam danst! Over een lengte van ettelijke honderden meters is
de straat afgezet, links en rechts zijn op geregelde afstanden luidsprekers
opgesteld. Die brengen de dansmuziek over en zonder overdrijving, op het
rhytme van deze muziek dansen minstens duizend paren.2
De Canadese bevrijders hebben de tijd van hun leven. Nederlandse meisjes hebben jaren van armoe, angst, spanning en machteloosheid achter de
rug in gezinnen waar weinig te lachen viel en vaak nog minder te eten.
Nu gaan ze los, ondanks bezorgde blikken van ouders en dito waarschuwingen van dominees en pastoors. Het is party time. De Volkskrant vindt
het volkomen terecht en gunt het die jongens wel:
De Tommy krijgt een stralend welkom. Zo hoort het ook. Deze vrolijke
kerels, die in elf maanden een militaire machine aan diggelen sloegen, zijn
plezierig om mee om te gaan. Ze liggen ons, hebben verhalen, sigaretten en
komen ons helpen.3
Weken duurt de feestroes, maanden in sommige gevallen.
Maar niet voor iedereen. In tienduizenden gezinnen overheerst de
angst, de bezorgdheid, net als vóór de bevrijding. Het duurt lang voor
joodse overlevenden zich realiseren welke catastrofe zich heeft voltrokken. Er is die eerste weken geen betrouwbare informatie over het lot van
de gedeporteerden. De hoop dat ze op enig moment zullen terugkeren,
verdwijnt pas heel langzaam.
Nederland wacht ook op bijna driehonderdduizend mannen die in
Duitsland zijn tewerkgesteld, als gevangene of alleen als arbeidskracht, al
dan niet gedwongen. Lang niet iedereen komt thuis, duizenden gezinnen
moeten verder zonder vader, broer, zoon. Het contrast in de samenleving
van 1945 kan bijna niet groter zijn: de langdurige, uitzinnige vreugde
van degenen die erdóór zijn gekomen en het gederfde levensgeluk in korte tijd willen inhalen tegenover het peilloze verdriet van de mensen die
langzamerhand bese^en dat ze hun geliefden nooit meer zullen zien. In
joodse kring zijn hele families uitgeroeid; later zal blijken dat van de
34.000 mensen die tussen 9 maart en 2 juli 1943 op de trein moesten stappen naar Sobibor er nog geen twintig levend zijn teruggekomen, en van
de 57.000 die naar Auschwitz-Birkenau gingen nog geen negenhonderd.
Wat er van de joodse gemeenschap is overgebleven, is jarenlang totaal
verslagen, verweesd. De meesten snappen weinig van het feestgedruis om
hen heen, feestvieren zullen ze nooit meer echt kunnen.
27
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 28
Terug uit Sobibor
Neem Selma Wijnberg (1922).4 Dat ze terugkeert in Nederland mag weinig minder dan een wonder heten. Ze is de enige Nederlandse die een
half jaar heeft overleefd in de hel van Sobibor en daarna weer voet op
Nederlandse bodem zet. Dat was natuurlijk nooit de bedoeling. Sobibor
was het tweede van de drie vernietigingskampen die deel uitmaakten van
de Aktion Reinhardt: daar zouden honderdduizenden joden worden
vergast, en daarna zouden alle sporen worden uitgewist, en de ss’ers die
er hadden gewerkt, zouden een eed moeten afleggen dat ze nooit een
woord zouden zeggen over wat ze hadden gedaan. Daarmee zou de Aktion Reinhardt een perfect mass crime moeten worden, de perfecte massamoord. Voor Belzec is dat gelukt, daar zijn 434.508 mensen vermoord en
daarna is het terrein omgeploegd. De laatste joden, die moesten helpen
met het afbreken van de barakken, werden naar het volgende kamp gestuurd, Sobibor, en daar direct afgemaakt. In Sobibor mislukte de opzet
van de nazi’s. Op 14 oktober 1943 kwamen de gevangenen die waren aangewezen om in het kamp te werken onverwacht in opstand, en ze slaagden erin onder een regen van mitrailleurkogels, en door de mijnenvelden,
te ontsnappen. Althans, daarin slaagden er een paar honderd, en ruim
honderd van hen overleefden niet alleen de ontsnapping, maar ook de onderduik op het Poolse platteland.
Een van hen is Selma Wijnberg, een vrouw van twintig uit Zwolle. Ze
heeft alles te danken aan haar vriend die ze in het kamp ontmoet, de Pool
Chaim Engel. Hij loodst haar door de problemen, hij slaagt erin een onderduikplaats te regelen. Ze zitten samen een maand of negen op de zolder van een paardenstal buiten een dorpje in het oosten van Polen, tegen
de Oekraïne aan. Ze mogen de zolder, waar je niet rechtop kunt staan,
niet verlaten. Een boerenechtpaar, de onderduikgevers, levert eten tegen
betaling van het geld dat Chaim uit het kamp in Sobibor heeft kunnen
meesmokkelen. De omstandigheden zijn zwaar, ijskoud in de winter,
bloedheet in de zomer, veel ongedierte, ondraaglijke schurft. En bovendien: Selma raakt zwanger.
In juli 1944 komen de Russen dit gebied bevrijden, Chaim en Selma
komen in een hok in het stadje Parczew terecht, waar Selma een zoontje
ter wereld brengt, Emiel. Ondanks armoe, gebrek, discriminatie en permanente angst overleeft Selma met haar zoontje deze periode, terwijl
Chaim probeert voor wat geld en eten te zorgen. Later moeten ze uitwijken naar Lublin, naar een huis waar meer joden wonen. Selma wijdt zich
geheel aan het grootbrengen van haar baby. Ze hebben het kind gere28
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 29
gistreerd nadat ze zelf hun huwelijkspapieren hebben rondgemaakt. In
april gaat er een gerucht door de gelederen van de overlevenden: er gaat
een trein naar Odessa, en vanaf daar is vervoer mogelijk naar West-Europa. Chaim gaat erachteraan en komt thuis met de boodschap dat ze mee
kunnen. Ze komen in een overvolle trein terecht die dwars door de onmetelijke Oekraïne rijdt. Het Rode Kruis is bij het transport betrokken,
het zorgt in ieder geval voor eten onderweg. Selma gebruikt het water
van de stoomlocomotief voor het wassen van de luiers van Emiel. Simpel
gaat het allemaal niet: Selma heeft last van dysenterie en de kleine Emiel
is ook niet lekker. Maar uiteindelijk komen ze toch aan in Odessa, de tijdens de oorlog zwaar gehavende stad aan de Zwarte Zee. Van daar is het
wachten op de boot die hen naar Europa moet brengen, naar Marseille.
Na een paar dagen kunnen ze zich inschepen, het is de ss Monoway, een
Nieuw-Zeelands schip.
Odessa is in die dagen een soort verzamelplaats van overlevenden die
op weg zijn naar huis. Tot degenen die er terecht zijn gekomen, behoort
Otto Frank, de vader van Margot en Anne. Hij komt met een trein uit
Auschwitz, waar hij de verschrikkingen heeft overleefd en eind januari
door de Russen is bevrijd. Zijn vrouw en dochters is hij uit het oog verloren, hij hoopt vurig dat hij hen in Nederland weer terug zal zien. Dat
geldt voor honderden overlevenden van de kampen, ook voor Selma: zou
iemand van haar familie het overleefd hebben, zoals zij?
De Monoway heeft op de trip van Odessa naar Marseille honderden
passagiers aan boord die afkomstig zijn uit de hel, en die geen idee hebben hoe ze ooit weer een normaal leven zullen kunnen leiden. Van het
verloop van de reis is het een en ander bekend uit de brieven die Otto
Frank naar huis schrijft. Hij is goed te spreken over de behulpzame bemanning en over het eten dat het Rode Kruis verstrekt. Hij geniet van het
uitzicht onderweg, hij beschrijft hoe het schip, dat in die periode drie
keer heen en weer vaart op deze route, de Bosporus passeert en hoe het
twee dagen later in een storm belandt. Als de Monoway op de kade in
Marseille aankomt – het is 27 mei 1945 – wordt er muziek gespeeld, ter
verwelkoming: het Wilhelmus en de Marseillaise.
Selma en Chaim hebben daarentegen geen enkele positieve herinnering aan de reis op de Monoway. Aan boord van dat schip wacht hun een
nieuwe ramp: Emiel wordt ziek. Selma herinnert zich dat ze heel erg nerveus was omdat Chaim eigenlijk illegaal op de boot verbleef: toegang tot
de Monoway was uitsluitend voorbehouden aan joden die terug wilden
naar Nederland, België en Frankrijk. Chaim was Pool en had formeel
geen recht. Dat hij inmiddels met een Nederlandse was getrouwd, deed er
29
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 30
kennelijk weinig toe. Hij is toch de boot op geglipt en Selma denkt dat ze
daardoor zo nerveus was dat ze geen melk produceerde voor de kleine
Emiel, die nog herstellende was van dysenterie. Selma, 65 jaar later: ‘Toen
ben ik naar de keuken gegaan en heb ik melk voor de baby gevraagd. Ik
kreeg volle melk. En ik denk dat hij daar niet tegen kon en daar ziek van
is geworden.’
De medische zorg op de Monoway is in dit geval niet optimaal. Emiel
moet in quarantaine, Selma wil bij haar kind zijn en hem de borst geven,
maar de dienstdoende zuster zegt dat dat niet goed is en weigert. De volgende dag overlijdt de kleine Emiel, op 23 mei 1945. Hij is zevenenhalve
maand oud geworden. Selma: ‘Hij is in de zee overboord gezet. Dat was
het. De kist is overboord gegooid.’ Het enige dat van Emiel resteert, zijn
een paar foto’s, een baby op de arm van zijn vader, ergens in Lublin.
Op 1 juni arriveren Chaim en Selma in Zwolle, de plaats waar ze haar
jeugd doorbracht en waarvandaan ze in 1942 in onderduik is gegaan.
Daar wordt langzamerhand duidelijk dat van haar familie alleen haar
broer Bram met zijn gezin de oorlog heeft overleefd. De rest is er niet
meer. Ook de meeste joodse kennissen uit de buurt komen nooit meer terug. Ze heeft het idee dat ze met niemand kan praten over wat ze heeft
meegemaakt. Dat er absoluut geen belangstelling is voor haar belevenissen. Van Sobibor heeft niemand in Nederland ooit gehoord – in die opzet zijn de nazi’s geheel geslaagd. Als ze in Zwolle aankomt, doet haar
schoonzusje de deur open, gekleed in een van Selma’s jurken. Als ze in de
rij moet staan voor bonnen en eindelijk aan de beurt is, hoort ze iemand
zeggen: ‘De joden gaan weer voor.’
Na een paar maanden blijkt er toch wel enige belangstelling voor haar
verhaal te bestaan: het restant van de joodse gemeenschap in Zwolle
inventariseert wat de gerepatrieerde geloofsgenoten zoal hebben meegemaakt. Ze vertelt haar geschiedenis. Later zal die van groot belang
blijken: haar verklaring dat alle joden die in Sobibor aankwamen onmiddellijk werden doorgevoerd naar de gaskamer (behalve die paar mensen
die er voor arbeid werden uitgepikt, zoals zijzelf ) wordt het centrale bewijsstuk dat deportatie naar Sobibor een zeker dood betekende. In veel
overlijdensverklaringen van het Rode Kruis wordt later naar haar getuigenis verwezen.
Inmiddels is de situatie voor Selma en Chaim er in Zwolle niet gemakkelijker op geworden. Nederland begint zich langzaam te herstellen van
de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, en het eerst blijkt de
bureaucratie zich weer op te richten. De ambtenarij draait in de laatste
maanden van 1945 alweer op volle toeren, zo mogen Chaim en Selma ervaren.
30
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 31
De vraag rijst of Chaim wel in Nederland mag blijven, als Pool. Minister Kolfschoten van Justitie geeft op 20 september in een brief aan de
Zwolse politie het antwoord; hij laat weten ‘dat ik tot mijn spijt geen
vrijheid kan vinden om aan den Poolschen onderdaan Chaim Engel toestemming tot verblijf in Nederland te verlenen. Engel zal derhalve ons
land moeten verlaten’.
Het gevolg is bizar: Chaim Engel – de man die tijdens de opstand van
de joden tegen de ss’ers in Sobibor buitengewone moed heeft getoond
en in de periode daarna Selma Wijnberg door de problemen heen heeft
gesleept – duikt onder. In Nederland. Na de oorlog. Hij vertrekt naar
Amsterdam, waar hij een paar maanden bij bekenden van Selma verblijft.
Selma gaat hem zo vaak mogelijk opzoeken.
Maar daar blijft het niet bij. De Zwolse politie is er inmiddels achter
dat Chaim Engel en Selma Wijnberg zijn getrouwd en dat Selma op
grond daarvan eigenlijk Poolse is geworden. Een klemmend probleem
voor de Zwolse waarnemend politiecommissaris Posthumus, die naar
Den Haag schrijft:
Gaarne zou ik thans van u willen vernemen, welke maatregelen ten
opzichte van voornoemden Poolschen onderdaan, alsmede zijn echtgenoote,
dezerzijds moeten worden genomen.
Opmerkelijk overigens ook dat commissaris Posthumus in de brief aan
Den Haag Selma Wijnberg omschrijft als ‘niet-Arisch’. Er wordt nog heel
wat heen en weer geschreven, maar de instanties komen er niet goed uit.
Terugsturen naar Polen gaat niet lukken, omdat de Polen hun grenzen
hebben gesloten voor landgenoten die uit het westen komen: ‘Hun aanwezigheid in Nederland dient voorlopig te worden aanvaard.’ Ook talloze Poolse soldaten die geholpen hebben met de bevrijding van WestEuropa kunnen overigens om dezelfde redenen niet terug. In Valkenswaard is inmiddels wel een centrum ingericht waarin vreemdelingen hun
uitzetting kunnen afwachten, een soort verwijdercentrum dus eigenlijk,
maar daar hoeven Chaim en Selma niet heen, dat wordt weinig opportuun geacht.
Inmiddels hebben ze in Zwolle een kledingzaak geopend en is Selma
opnieuw zwanger, in april 1946 zal dochter Lidy geboren worden, twee
jaar later zoon Freddy. Uiteindelijk kiezen Selma en Chaim toch voor
emigratie. Daarbij speelt zeker ook een rol dat Selma voortdurend vragen
krijgt over Sobibor, verzoeken om inlichtingen over mensen die naar
Sobibor zijn gevoerd. Ze wordt er neerslachtig van: ze kan niet iedereen
31
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 32
persoonlijk antwoorden en laat zelfs een stencil vervaardigen met een
standaardantwoord. Dat alles gaat Selma steeds meer benauwen. Ze voelt
zich in Nederland niet meer op haar gemak. Ze mist haar moeder en haar
broers, ze mist de rest van de familie, ze mist de geborgenheid van de jaren dertig. Zij en Chaim zijn het niet eens over hun toekomst: Selma wil
naar Israël, het land waar ze in haar jeugd, als dochter van een moeder die
het zionisme aanhing, zoveel over heeft gehoord. Maar Chaim gaat veel
liever naar Amerika, het land van de vrije onderneming; hij wil daar een
zaak beginnen. Het gebeurt allebei: eerst vertrekken ze naar Israël, maar
als Chaim het daar niet kan uithouden, vertrekken ze naar de Verenigde
Staten, waar ze een nieuw bestaan opbouwen. Chaim overlijdt in 2005,
Selma viert in mei 2012 haar negentigste verjaardag.
De ontvangst
Er zijn duizenden verschillende verhalen over terugkeer uit de kampen.
Dat van Chaim en Selma is per definitie uitzonderlijk omdat er niemand
anders uit Sobibor naar Nederland terugkeerde, behalve de van oorsprong Duitse Ulla Stern, die veel optrok met Selma en ook de opstand in
het kamp en de onderduik in Polen overleefde, maar betrekkelijk kort na
de oorlog in Israël overleed.
Uit Auschwitz zijn meer terugkeerverhalen bekend. Heel bijzonder
gedocumenteerd is dat van Ro de Winter-Levy. Ze besloot onmiddellijk
na terugkeer haar ervaringen op te schrijven in het boekje Aan de gaskamer ontsnapt (Het satanswerk van de ss), in 1945 uitgegeven door Misset in
Doetinchem. Ro de Winter werd met haar man en zestienjarige dochter
Hetty op een onderduikadres in de Achterhoek gearresteerd. Vanuit Westerbork ging ze op 3 september 1944 met het laatste transport naar Auschwitz, hetzelfde transport als de familie Frank. Ro heeft Auschwitz overleefd – ze was er getuige van dat Anne Franks moeder Edith bezweek. Ze
was aan het eind van de oorlog te ziek om mee te kunnen toen de ss het
kamp ontruimde omdat de Russen naderden. Ze moest achterblijven, ten
dode opgeschreven. Maar ze leeft nog als op 27 januari haar barak wordt
opgeschrikt door allerlei geluiden en zware voetstappen:
Een grote man met een brandende kaars komt binnen. Gegil! Een Russische
oªcier!! Ik spring uit bed en vlieg hem spontaan om den hals. Hij lacht.
Wat hij zegt, versta ik niet. De anderen worden ook wakker, zij lachen en
huilen tegelijk van blijdschap. De Rus ziet er prachtig uit, hij heeft een witte
32
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 33
leren jas aan met bont gevoerd, een witte bontmuts op. Hij vertelt, dat hij de
voorpost is. De manschappen zijn in aantocht. Ik ben erg opgewonden, kan
van louter geluk niet slapen.5
Ro moet met lede ogen aanzien dat haar beste vriendin in het kamp
steeds zwakker wordt. Het is Jo, ze probeert haar in leven te houden met
het eten dat opeens weer beschikbaar is, maar het is te laat. Korte tijd later
meldt zich de man van Jo, die ook heeft overleefd en zijn vrouw zoekt.
Ro de Winter moet hem de droeve tijding meedelen. Op 18 maart vertrekt het gezelschap uit het kamp. Het wordt een lange reis via Chernowitz naar Odessa. Opnieuw in goederenwagons, maar de deuren staan
open, er heerst een opgewekte stemming, de Russische treinbegeleider
deelt eten uit en de Nederlandse inzittenden genieten van het natuurschoon, ‘afwisselend bergen en groene met bos omzoomde weiden, waar
koeien grazen’.
De reis eindigt in Odessa, waar Ro de Winter, die geen idee heeft waar
haar man en haar kind zich bevinden, lang moet blijven. Ze is ondergebracht in een sanatorium. Pas na de Duitse capitulatie is er kans op een
volgende etappe in de terugreis. Rond 20 mei mag ze naar de haven om
zich in te schepen. Ze komt op hetzelfde schip terecht als het echtpaar Engel en de kleine Emiel, de Monoway, die haar, en honderden andere overlevenden, naar Marseille zal brengen. Ro’s terugblik is aanzienlijk vrolijker van toon dan die van Selma Wijnberg:
Wij vrouwen zien er uit als landlopers, maar worden als dames behandeld.
Met vier vrouwen in een hut samen, ieder een bed met witte lakens en witte
wollen dekens, het is voor ons als een droom. Nu eerst voelen we ons weer
mensen. Het eten is overheerlijk. De stewards lachen, als we aan tafel zitten,
met verrukte gezichten van het eten genietend.6
Als het schip op 27 mei in Marseille aanmeert, overheerst de vreugde. Er
zijn vlaggen, vriendelijke mensen die helpen met de bagage, voor zover
aanwezig, er is volop te eten en te drinken. Ro de Winter geniet van de
reis, alles gaat vlot, en bij elke stop van de trein naar het noorden wordt er
op het station brood en rode wijn geserveerd. Op 31 mei komt de trein in
Roermond aan. Ro de Winter gaat naar een klooster waar repatrianten
worden verzameld, in Vlodrop. Er komt net een ander transport aan, dat
uit Sudetenland afkomstig is. Ze ziet een bekende, die haar toeroept: ‘Uw
dochtertje is ook hier.’ Ro kan het niet geloven, maar het is waar:
33
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 34
O, God ja, ik voel al een paar armen om mij heen. ‘Hetty, jij bent het?’
‘Moeder, bent U ’t echt? Het wonder heeft zich voltrokken, ik heb mijn
dochter weer. Uit Kratzau is zij gekomen. Ik heb het grote voorrecht haar,
wel erg vermagerd, maar gezond, te mogen omhelzen. We hebben elkaar
weer gevonden. Ons geluk is grenzeloos, onbeschrijflijk groot. Velen staan
om ons heen. Ik draag haar uit de kring. ‘Moeder, wat bent U sterk,’ zegt
ze.7
Bijna niet voor te stellen contrasten: Selma Wijnberg die haar baby verliest op de terugweg uit Odessa, en Ro de Winter die haar dochter onverwacht in de armen kan sluiten zodra ze voet op Nederlandse bodem heeft
gezet. Dat is symptomatisch voor het beeld van de terugkeer van de Holocaust-overlevenden in Nederland. De ervaringen staan vaak schril tegenover elkaar.
Er is zeker hier en daar sprake van een hartverwarmend welkom, ook
voor joodse overlevenden. Mevrouw De Vries-De Haan keert terug uit
Auschwitz en andere Poolse kampen en belandt in een klooster in Vaals.
Daarover zegt ze later:
Het was wel behoorlijk, fatsoenlijk, met bedden en ze hebben speciaal pap
en puree voor ons gekookt, met vitamine C. De nonnen en de kapelaan
waren heel aardig en zorgden heel goed voor ons. Ze moedigden ons aan om
wat langer te blijven. Het was heel prettig. We kregen een jurk.8
Maar er zijn veel meer getuigenissen die van een tegenovergestelde houding spreken. Eva Pellinkhof bijvoorbeeld. Ze keert terug vanuit de onderduik in Hoogeveen in Drenthe en gaat in Amsterdam op zoek naar
familie:
Ik was de enige van mijn eigen familie en de enige van mijn schoonfamilie
die nog over was, maar dat wist ik toen nog niet. ‘Goh, leef jij nog?’ zeiden
mensen als ze me zagen. ‘Jij was toch met Jules getrouwd?’ ‘En waar is
Jules?’ ‘Die is weg,’ zei ik dan. Ik wist dat mijn schoonouders spullen
hadden ondergebracht bij bepaalde mensen, het grote schilderij Gezicht op
Nigtevecht. Zij hadden gezegd dat Jules en ik dat mochten hebben na ons
huwelijk. Maar deze mensen wilden het niet teruggeven: ‘Je schoonvader
heeft gezegd dat wij alles mochten houden.’ Ik ben naar iemand anders
gegaan en heb daar aangebeld en gezegd dat ik onmiddellijk alle sieraden
terug wilde hebben, omdat ik anders de politie erbij zou halen. De piano
34
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 35
van mijn man stond ook ergens, maar ‘hun Loesje’ speelde er zo mooi op en
had les.9
Dat de opvang van die gerepatrieerden een uiterst chaotisch verloop had,
heeft heel veel kritiek veroorzaakt, vooral in de afgelopen decennia. In de
periode dat het speelde, hielden de meeste mensen hun klachten voor
zich. Ze waren sowieso niet gewend om openlijk te klagen, maar bovendien snapte iedereen dat de problemen te maken hadden met de totale
chaos waarin Nederland na de bevrijding verkeerde. Er kon geen georganiseerde opvangmachine klaarstaan, níéts was goed georganiseerd. Niets
werkte meer, er was nauwelijks vervoer, nauwelijks communicatie, en
nauwelijks sprake van overheidsorganisatie, al was er wel gauw weer een
ergerniswekkende bureaucratie en formulierenterreur. Dat viel sommigen, die ternauwernood aan de vernietiging waren ontkomen, rauw op
het dak. De schrijver G.J. Durlacher, overlevende van Auschwitz, schreef
in zijn boek Strepen aan de hemel over zijn eerste indruk van Nederland:
In Eindhoven zijn wij geen passagiers maar vrachtgoed. Op een zijspoor
voor goederenwagons, naast een betonnen kolos met kleine ramen, stappen
wij uit. Een groot bedreigend hek met prikkeldraad roept zwarte beelden op.
Om mijn nek hangt een genummerd, groen label. In lange rijen staan wij
voor de wagens en lopen, na bevel, met bundels of met lege handen naar de
ingang van het Veemgebouw. Een kille kampsfeer hangt daar als een loden
wolk.10
In Sittard krijgt mevrouw Heerma van Voss-Loeb ook een allesbehalve
warm welkom. Vanuit het station wordt ze met haar groep – afkomstig
uit het kamp in Theresienstadt – naar een school gebracht waar zeer jonge gewapende bewakers hen angstvallig in de gaten en onder schot houden:
Ze waren erg bang voor ons. Het was een uiterst beangstigende situatie –
vijftienjarige jongetjes duwden je terug in de rij. Je moest gehoorzamen. Ze
waren bang voor plunderen. We werden opgesloten in een school met alle
hekken en deuren op slot. We kregen op geen enkele vraag een antwoord.
Ze waren bang.
Voor de 5200 joodse overlevenden van kampen als Auschwitz, BergenBelsen en Theresienstadt komt die ontvangst extra hard aan. Een van hen
is Coen Rood, die via Eindhoven in Amsterdam op het Centraal Station
35
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 36
arriveert en daar gretig op zoek gaat naar bekenden. Maar dat is niet de
bedoeling. Van een agent krijgt hij te horen:
Jullie joden hebben altijd wat. Blijf staan waar je staat. Stel je niet aan. Die
flauwe smoesjes van jullie, iedereen moet wachten. Vooruit op je plaats.
Ontelbaar zijn de negatieve ervaringen van teruggekeerde joodse Nederlanders. De meesten voelen zich allesbehalve welkom en moeten veel
slikken aan onbegrip, botheid en zelfs vijandigheid. Zoals Rita Koopman, een joodse vrouw die terugkomt uit een kamp en in Amsterdam
midden in de feestvreugde belandt:
Er waren straatfeesten aan de gang met veel dronken Canadezen. Ik was
een beetje jaloers op al die feestende mensen, want ik wilde ook wel in zo’n
grote kring dansen. Maar ik realiseerde me niet dat ik nog nauwelijks haar
op m’n hoofd had. Ik werd al gauw voor ‘mo^enhoer’ uitgescholden. Het
heeft geen drie uur geduurd, toen ik terug was in Amsterdam, of ze scholden
me daarvoor uit.11
De hier gememoreerde ervaringen tonen aan dat de terugkeer in Nederland voor veel joden geen bevrijdingsfeest is geworden. Dat komt natuurlijk in de eerste plaats doordat het besef doordringt dat een groot deel
van hun familie is uitgemoord in de vernietigingskampen. De vraag wie
er nog over zijn en wat er precies is gebeurd met de verdwenen familieleden, overschaduwt het leven. Dat verlamt veel mensen in hun functioneren. Het contrast met de uitgelatenheid van Nederlanders over de bevrijding is meer dan velen kunnen verdragen. Sam Goudsmit, een joodse
Amsterdammer die de oorlog heeft overleefd, maar tevergeefs op zijn
zoon wacht, schrijft in zijn dagboek, in juni 1945:
De buurt viert feest. Gister en vandaag, dag en nacht. Dansmuziek
schettert door de wijk, de bewoners van het straatje zingen luid mee, de
vrolijke en de sentimentele liedjes. 95.000 onschuldige doden in Auschwitz.
95.000 van hun landgenoten, bijna al hun stadgenoten, die dit hadden
willen meebeleven, keren niet weer naar hun stad en naar hun huizen
– de gezinnen zijn vernietigd, verbrand – hun as ligt bij hopen in den
vreemde waar zij zijn heengesleept.12
Niet veel mensen staan in de eerste maanden na de oorlog stil bij het
joodse verdriet. Er is meer ruimte voor de opluchting, het feest, de vreug36
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 37
de, vooral in de families waar de mannen weer terugkeerden van hun tewerkstelling in Duitsland. Dat gaat om bijna 300.000 mannen, en voor de
meesten is het weerzien hartelijk en vrolijk. Maar niet voor iedereen. Een
deel van de voormalige krijgsgevangenen komt terug via Weert, daar is de
eerste opvang. Het hoofd van het repatriëringsbureau schrijft over die
ontvangst aan zijn hoogste baas, generaal Kruls, de chef-staf van het Militair Gezag:
Aanvankelijk nam een deel der Weertse bevolking een voor de krijgsgevangenen minder aangename houding aan, door de mensen, die dus
juist voor het eerst weer op Nederlandse bodem waren aangekomen, als
landverraders enz. uit te jouwen. Dit heeft heel wat beroering onder de
soldaten verwekt.13
Dat gaat om oªcieren die vaak al vanaf 1940 krijgsgevangen zijn geweest
en nu eindelijk in vrijheid zijn gesteld, en ook om manschappen die begin mei 1943 waren teruggeroepen in krijgsgevangenschap om in Duitsland te werken. Een deel van die groep had geweigerd en was ondergedoken, maar velen hadden zich gemeld. Als er plannen bekend worden om
deze mannen bij hun terugkeer extra voedselrantsoenen te verstrekken,
vindt het bovengronds gekomen verzetsblad Het Parool dat geen goed
idee:
Dit betreft dus hen, die zich destijds vrijwillig voor de terugkeer in krijgsgevangenschap hebben gemeld, hetzij omdat ze toen niet durfden te duiken,
hetzij omdat ze in de val zijn gelopen, toen de trouweloze Duitsers hen met
valse berichten opriepen.14
Maar de meesten zijn hartelijk welkom, de familie heeft eindeloos lang
naar dit moment uitgezien. Dat schrijft bijvoorbeeld Rita van Gestel in
haar dagboek. Dat houdt ze bij sinds 1943, op verzoek van haar vader, die
haar heeft gevraagd alles op te schrijven zodat hij bij terugkomst een
goed beeld krijgt van hoe zijn vijf kinderen zich hebben ontwikkeld. Het
gezin woonde in Den Haag maar moest vanaf daar evacueren toen een
deel van die stad werd afgebroken om plaats te maken voor verdedigingswerken. De familie kwam in Wassenaar terecht. Vader Van Gestel was beroepsmilitair en zou eind mei 1945 in Weert zijn aangekomen, zo weet
een van de buren te melden. Rita schrijft:
37
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 38
Ma rent naar de buren. ‘Zeg heb je het al gehoord? Mijn man kan thuiskomen.’ Iedereen is opgewonden. ‘Morgen kan hij hier zijn.’ Oom Henk
uit Amsterdam is gekomen. Ma vertelt hem het grote nieuws, en zegt net:
‘Maar het lijkt me zo onwaarschijnlijk,’ als er remmen knarsen, in een flits
zie ik een schim van een militaire auto. ‘Daar heb je hem,’ zeg ik. Ma denkt
dat ik een grapje maak en gelooft het niet. ‘Kijk dan!’ Ik spring op en ren
naar buiten. Ma vliegt naar het raam, stom natuurlijk, waarom vliegt ze
hem niet tegemoet? Van de zenuwen waarschijnlijk. Alle buren bungelen
uit de ramen of komen aanrennen. Er worden al vlaggen uitgestoken. Ma
komt ook met de vlag naar buiten (dat ze daar nou als eerste aan denkt,
ongelooflijk). Hij staat dus toch nog onverwachts voor onze neus, precies
zoals we het wilden. Hij ziet er nog tamelijk behoorlijk uit. Hij herkent ons
nauwelijks, we zijn zoveel groter en ouder geworden. Drie jaar is een hele
tijd. We krijgen allemaal een enorm dikke reep chocolade. Het moet hier
allemaal wel heel vreemd voor hem zijn, niet echt ‘thuis’, want hij heeft hier
nooit gewoond. Toen hij in 1943 werd weggevoerd woonden we nog in Den
Haag. Ook wij zijn enorm veranderd.15
Rita’s dagboek is veel later uitgegeven, het heet ‘De smaak van tulpenbollen’. Ze heeft er toen een epiloog bij geschreven die aangeeft dat na de
vreugde van de terugkeer geregeld een terugslag volgt. Iedereen moet
wennen, en dat zal voor talloze gezinnen gegolden hebben:
Hij had drie jaar opgesloten gezeten in een kamp met alleen mannen, en de
tijd was min of meer stil blijven staan voor hem. Hij wilde doorgaan op het
punt waarop hij vertrokken was, drie jaar geleden. Maar wij waren drie jaar
verder. Wij hadden drie jaar oorlog meegemaakt en hadden dingen moeten
doen, neem alleen maar het hout halen en bomen zagen, die kinderen op die
leeftijd meestal niet hoeven te doen. Wij hadden geleerd ons aan te passen
aan de kou, geen gas, geen elektriciteit, water halen bij de pomp, geen radio,
gaarkeukeneten en dergelijke. Wij hadden beschietingen en bombardementen
meegemaakt. Wij waren in die drie jaar een heel stuk geharder en
volwassener geworden en leken niet meer op die kinderen van drie jaar
geleden. Hij vond dat ik me niet overal mee moest bemoeien, maar ik vond
dat hij nergens vanaf wist! Ik moest weer kind zijn en doen wat hij zei.16
Dan heeft Rita van Gestel nog het voordeel dat ze in een min of meer
onbeschadigd huis woont. Dat geluk heeft de familie Valk in Arnhem
niet. Net als 75.000 andere Arnhemmers is het gezin geëvacueerd na de
oorlogshandelingen van september 1944. De stad is verlaten, en volledig
38
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 39
kapotgeschoten en leeggeplunderd. Else Valk herinnert zich nog het moment dat ze in april 1945 terugkeert bij haar huis:
Ons bovenhuis was op de Bovenbrugstraat 7, achter het station. Het huis
staat er nog. In het huis was het een verschrikkelijke puinhoop. Alles was
kapot en lag op één grote bult. Er lagen zelfs (onontplofte) granaten, heel
gevaarlijk. In huis zag het er verschrikkelijk uit. Alle ramen kapot. Het had
iets moedeloos. Ik begrijp nog niet hoe dat uiteindelijk goed gekomen is. Je
denkt dat die puinzooi nooit meer opgeruimd kan worden. Er was geen
elektra. Wij sliepen ergens, ik dacht in de kelder, want daar zat het enige
raampje dat niet kapot was in het hele huis. Verder was het puin, glas en
rotzooi. Wij hadden een heel mooie ouderwetse klok vóór de evacuatie. Maar
die hing er niet meer. In plaats daarvan hadden anderen er een kantoorklok
opgehangen, op elektriciteit, die deed het natuurlijk niet, maar het viel me
direct op. Die elektrische klok heb ik nu nog steeds.17
Elses vader is kunstenaar. Hij wil, zoals zovelen, de draad meteen weer
oppakken. Energiek gaat hij aan de slag, de puinhopen van Arnhem in
beeld brengen. Maar dat wordt een mislukking. Niemand wil zijn werk
kopen, niemand wil tekeningen van de verwoesting, niemand wil aan het
verleden herinnerd worden.
Hergebruik van kampen
Mozes Jacobs (1914) heeft in zekere zin geluk gehad.18 Hij werkte in 1942
en 1943 voor de Joodse Raad in Amsterdam, onder andere als portier in de
Hollandse Schouwburg, de verzamelplaats voor te deporteren joden in de
hoofdstad. Zelf werd hij eind september 1943 ook naar doorgangskamp
Westerbork doorgevoerd, maar daar stopte het wat hem betreft: hij ontsprong de dans van de deportaties, en behoorde daarom tot de bijna negenhonderd joden die meemaakten dat Westerbork op 12 april 1945 door
de Canadezen werd bevrijd. En daardoor kan Mozes Jacobs in 1948 als getuige optreden in de rechtszaak tegen Martin Hinse, een van de beruchtste jodenjagers uit de oorlog. Hij was een actief medewerker van de Colonne Henneicke, de organisatie die van maart tot september 1943 voor
een premie van 7,50 gulden per arrestant duizenden joden aan de bezetter
overhandigde. Tijdens dat optreden voor het Bijzonder Gerechtshof vertelt Jacobs een verhaal dat enerzijds vooral navrant te noemen is en anderzijds heel goed de chaos illustreert die in mei 1945 in Nederland regeert.
39