Handleiding voor de leerkracht Aflevering 20 Vrijdag 14 februari 2014 Angst 1 DOELSTELLINGEN Na het zien van het televisieprogramma en het werken met het begeleidend materiaal weten de kinderen: • wat angst is; • enkele verschillende soorten angsten te benoemen; • wat je aan angst kunt doen; • waarom angst soms nuttig is. Sluit aan bij kerndoel: 34, 40 en 41. Lesverloop VOOR HET KIJKEN Vraag de leerlingen waar ze bang voor zijn. Maak een inventarisatie op het bord en turf bij de vaker voorkomende angsten. Markeer ook enkele uitzonderlijke. De sfeer kan lacherig worden maar zorg ervoor dat iedereen het onderwerp wel serieus neemt. Concentreer op de vraag of angst in het algemeen functioneel is (ja, het is goed om gevaarlijke situaties waar mogelijk te mijden). Ga dan in op specifieke angsten. Kijk ook naar de Top 5 op pagina 2 van het leerlingenblad. Vaak zijn deze angsten overdreven. Hoe gevaarlijk is een spin daadwerkelijk? Er bestaan gevaarlijke spinnen maar niet in ons land. HET TV-PROGRAMMA Waarom zijn wij mensen soms bang voor de raarste dingen? Arachibutyrofobie bijvoorbeeld, bang voor plakkerig eten zoals pindakaas. Of acrofobie oftewel hoogtevrees. Ergens bang voor zijn kan heel nuttig zijn, zodat je niet op gevaarlijke hoogtes gaat rondlopen of giftige dieren gaat knuffelen. Maar soms kan het doorslaan en heb je er ook echt last van. Als je zo bang bent voor hoogte dat je niet eens het keukentrapje van je oma op durft dan gaat er iets verkeerd. Onze Tom heeft ook last van hoogtevrees en Yannick gaat hem daarvan af helpen. Zo onderwerpt Yannick hem aan een aantal tests om te zien wat angst met je lichaam doet. Ook krijgt Tom een behandeling voor zijn angst in een Virtual Reality experiment. Uiteindelijk gaat Tom ook de ultieme uitdaging aan: abseilen van duizelingwekkende hoogte. NA HET KIJKEN Ga na het kijken dieper in op het verschijnsel ‘hoogtevrees’. Kijk nog eens naar de inventarisatie van voor het kijken. Welke leerlingen hadden aangegeven last van hoogtevrees te hebben? Laat die als eerste aan het woord. Herkenden ze de vrees van Tom? Zouden zij het ooit aandurven om net als hij te gaan abseilen? Ga daarna in op enkele andere angsten die uit de inventarisatie kwamen. Wat zou daarbij de ultieme uitdaging zijn? Wie van de kinderen die aangaf deze angst te hebben zou dat aandurven? Zijn er ook leerlingen die aangaven dat ze nergens bang voor zijn? Blijven die bij hun mening? Het leerlingenblad Pagina 3 Hoewel angst voor honden niet in de Top 5 staat, komt deze vrees vooral bij kinderen wel veel voor. Juist omdat honden veel in de omgeving van mensen voorkomen – één op de vijf huishoudens heeft een hond – kan dat een serieus probleem zijn. De vrees is ook niet geheel onterecht. Potentieel is een hond een dier dat een mens ernstig letsel kan toebrengen. Gelukkig valt het in de praktijk mee maar jaarlijks worden toch zo’n 150.000 mensen in ons land door een hond gebeten. Door hun formaat zijn kinderen relatief vaak het slachtoffer en het gevolg van een beet in het gezicht kan ernstig zijn. Op deze site van het Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren (LICG) staan goede tips. Zoals bij de meeste angsten geldt ook hier dat kennis veel helpt om overdreven angst te beteugelen. Pagina 4/5 Vrees is niet alleen een menselijke eigenschap: vrijwel alle dieren kennen vormen van angst. Maar ogenschijnlijk hebben sommige dieren geen spatje vrees in situaties die voor ons soms al huiveringwekkend zijn om aan te zien, zoals de steenbokken in het clipje dat u via het Nieuws? Uit de natuur!bordboek kunt laten zien. Overigens zijn veel wilde dieren wel als de dood voor mensen. Vaak terecht. 2 c l a u s t r o f o b i Frits GROEP (5) 6 Pagina 6 GROEP 5, 6 Astrid Vincent Inge Loes Erik OPDRACHT | ONBEVREESDE DIEREN Het best is als de kinderen eerst een tekstje op pagina 5 lezen. Dat bevat namelijk informatie over het dier waarin ook hints over de bijbehorende angst (of het ontbreken daarvan) is verwerkt. Leerlingen van groep 5 kunt u op weg helpen door een geval klassikaal te doen. Eén geval kan problemen Voor specifieke hevige vormen van angst geldt de term ‘fobie’. Hier zijn vele vormen van omschreven met een vaak indrukwekkende aan het Oudgrieks ontleende naam. Veelomvattende fobieën zijn agorafobie (pleinvrees) en sociale fobie. Daarnaast zijn er allerlei specifieke fobieën, waarvan een hele reeks voor diergroepen: van muizen (murofobie) en spinnen (arachnofobie) tot vlinders (mottefobie) en vogels (ornithofobie). Deze site bevat een indrukwekkende lijst. Overigens wordt het etiketje ‘fobie’ vaak te makkelijk geplakt. Verlegenheid is nog geen sociale fobie en een beetje bang voor spinnen zijn we – bijna – allemaal. opleveren als de kinderen alleen op de naam van het dier en het plaatje afgaan: de mol zouden ze ook aan Inge (‘bang in het donker’) kunnen koppelen. De passage ‘voelt zicht thuis in de krappe gangen’ geeft aan dat de mol bij Vincent (‘paniek in kleine ruimtes’) hoort. De term ‘smetvrees’ (angst voor viezigheid) moet u waarschijnlijk nog toelichten. f o b i e OPDRACHT | BANGE RIK Met dit zoekplaatje zullen de meeste kinderen niet veel moeite hebben. De ‘emotiestreepjes’ geven aan om welke personen het gaat. Neem eventueel eerst samen Dokter Bibbers angstenlijst door. Sommige, zoals ‘drempelvrees’, ‘smetvrees’ en vooral ‘plankenkoorts’ (podiumangst) hebben waarschijnlijk nog wel uitleg nodig. Extra HELP ELKAAR Laat de kinderen koppels vormen of deel ze in. Maak bij een oneven aantal een groepje van drie. Elke leerling moet aan zijn maatje vertellen wat zijn (overdreven) angst is. De ander moet dit noteren en verzinnen hoe hij zijn maatje van die angst zou kunnen afhelpen. Afhankelijk van de tijd en het niveau kunnen ze dit advies schriftelijk of mondeling overbrengen. Handleiding voor de leerkracht Aflevering 21 Vrijdag 21 februari 2014 Bedrog 3 DOELSTELLINGEN Na het zien van het televisieprogramma en het werken met het begeleidend materiaal weten de kinderen: • wat bedrog is; • hoe je kunt testen of iemand liegt; • enkele dieren te noemen die aan bedrog doen. Sluit aan bij kerndoel: 40 en 41. Lesverloop VOOR HET KIJKEN Mag je liegen? En is er verschil tussen liegen, jokken en foppen? Dat zijn mooie vragen om dit onderwerp mee te beginnen. De meeste leerlingen zullen zeggen dat liegen niet mag. Maar wat als je zegt dat het eten dat iemand met zorg heeft bereid goed gesmaakt heeft terwijl je het eigenlijk niet zo erg lekker vond? Is dat liegen of is dat beleefd? De grens is dun en altijd volledig de waarheid spreken is niet mogelijk en zelfs niet wenselijk. Hoe zou het met dieren zitten? Liegen die ook? Doen ze zich bijvoorbeeld wel eens als een ander voor? HET TV-PROGRAMMA Hoe kun je testen of iemand de waarheid spreekt? In de dierenwereld gebeurt het aan de lopende band; dieren die elkaar bedriegen. Bijvoorbeeld door zich voor te doen als giftig, terwijl ze dat helemaal niet zijn. Of door andere dieren een lekker hapje voor de neus te houden om ze te lokken, waarna ze zelf als het lekkere hapje eindigen. Tom en Yannick onderzoeken hoe dieren aan bedrog doen. Maar ook de mens doet aan bedrog en dat doen we al van kleins af aan. Waarom doen wij mensen dit en is het eigenlijk wel zo verkeerd? NA HET KIJKEN Vraag welke dieren allemaal in het tv-programma aan bod zijn geweest. Laat de kinderen kort vertellen om welke vorm van bedrog het ging. Zet de genoemde dieren onder elkaar op het bord. Maak eerst een ‘Fop 3’ van de dieren die volgends de kinderen de slimste vorm van bedrog hebben. Vraag daarna waarom deze dieren bedrog plegen. Beperk het tot deze categorieën: 1. voedsel; 2. veiligheid; 3 voortplanting. Sommige dieren vallen mogelijk in meerdere categorieën. Zet het nummer of de nummers achter het dier. Welke categorie is het ruimst vertegenwoordigd? En welke het minst? Het leerlingenblad Pagina 7 Dieren die zich voor iemand of iets anders voordoen zijn natuurlijk een mooi voorbeeld van bedrog. Wat dat betreft scoort de bidsprinkhaan op de openingsfoto hoog. Dit insect doet niet een ander dier na maar een bloem. Een plantaardig uiterlijk komt bij insecten wel vaker voor. Zo lijkt een wandelende tak op een kaal takje en een wandelend blad op een groen blaadje, compleet met nerven en vraatsporen. Deze insecten gedragen zich er zelfs naar door zachtjes ‘met de wind’ heen en weer te wiegen. Op deze manier onttrekken ze zich aan de aandacht van insecteneters. De bloembidsprinkhaan gaat nog een stapje verder. Hij probeert met zijn uiterlijk juist dieren te lokken, zoals vlinders. De afgebeelde vlinder is een dagpauwoog. Op de kleine foto midden onder op de pagina staat eveneens een bidsprinkhaan, maar een andere soort. Dit grasgroene insect vertoont de klassieke vorm van camouflage: groen op groen. Via het Nieuws? Uit de natuur!-bordboek is een clipje te zien van een bidsprinkhaan die een wandelende tak te grazen neemt. Pagina 8/9 Het verschijnsel dat dieren een ander dier (of plant of voorwerp) nabootsen wordt in de biologie ‘mimicry’ genoemd. Het komt vooral vaak voor dat ongevaarlijke dieren sterke overeenkomst vertonen met gevaarlijke soorten. In veel gevallen zijn deze diersoorten niet nauw met elkaar verwant maar is desondanks de gelijkenis verbazingwekkend. Giftige dieren hebben vaak een opvallend en goed herkenbaar kleurpatroon met geel en zwart en soms andere contrasterende kleuren zoals rood. De nabootsers maken daar misbruik van. Doordat de schrik voor deze kleurcombinaties er bij potentiële belagers al bij de geboorte inzit, zijn ze veilig. 4 GROEP 5, 6 OPDRACHT | GEEN ONZIN Laat de kinderen eerst de namen en tekstjes van de dieren lezen. Uit de afbeeldingen blijkt al hoezeer de twee diersoorten op elkaar lijken. Het makkelijkst is om de opdracht per dieren-koppel te maken. Laat ze bepalen wat de gevaarlijke soort is en wat de (ongevaarlijke) ‘fopper’. Als ze weten wat de imitator is, kunnen ze de opdracht maken. Wijs erop dat ze zinnen moeten maken, dus dat ze links moeten beginnen. Voorbeeld: zweefvlieg. Dan moeten ze uit de tweede kolom het bijbehorende gevaarlijke dier erbij zoeken. Voorbeeld: wesp. Vervolgens moeten ze op basis van de informatie bij de plaatjes bepalen wie het dier bedriegt (voorbeeld: vijanden) en met welke boodschap (voorbeeld: pijnlijk steken). Hieronder de zinnen compleet. •De zweefvlieg doet de wesp na zodat vijanden denken dat hij pijnlijk steekt. •De melkslang doet de koraalslang na zodat vijanden denken dat hij een dodelijke beet kan geven. •De valse poetsvis doet de poetsvis na zodat grote vissen dichtbij komen en hij een hap van ze kan nemen. •De papilio-vlinder doet een lycorea-vlinder na zodat vijanden denken dat hij vies smaakt. Ezelsbruggetje. De koraalslang en de melkslang komen in het zuiden van de Verenigde Staten voor. Daar is het volgende ezelsbruggetje verzonnen om deze soorten uit elkaar te houden: ‘red on yellow, kill a fellow; red on black, venom lack’ (rood naast geel doodt een kerel, rood naast zwart heeft geen gif). Pagina 10 GROEP (5) 6 OPDRACHT | FOPDIEREN Voor de leerlingen van groep 5 is dit vrij veel leeswerk. U kunt dat klassikaal doen. Voorkom in ieder geval dat de kinderen de rode letters achter elkaar gaan zetten alligatorschildpad hagedis wenkkrab zonder de tekst te lezen. Het is ook de bedoeling dat ze eerst het ontbrekende woord zoeken. Welk woord dat is blijkt uit de context. Hieronder vindt u per dier nog wat informatie die u bij de nabespreking kunt gebruiken. Met een gewicht tot bijna honderd kilo is alligatorschildpad de grootste zoetwaterschildpad ter wereld. In zijn leefgebied, de Verenigde Staten, is hij berucht omdat hij met zijn sterke en scherpe kaken wel eens een teen van een zwemmer afbijt. Veel hagedissen kunnen hun staart actief afwerpen. Er zit een zwakke plek in een wervel. Door spieren op die plek plotseling samen te trekken breekt de staart af. Het is een laatste redmiddel. Hoewel de staart weer aangroeit kost dat de hagedis energie en de nieuwe staart wordt nooit meer zo mooi en soepel als de oorspronkelijke. Dat een mannelijke wenkkrab maar één grote schaar heeft en niet twee is bittere noodzaak. De grote schaar is onbruikbaar. Hij heeft om te eten nog een handzamer schaartje nodig. Anderen laten opdraaien voor het grootbrengen van jouw nakomelingen, zoals de koekoek doet, heet in de biologie ‘broedparasitisme’. Het lijkt makkelijker dan het is. Ten eerste hebben vogels het vaak door als er een vreemd ei in het nest ligt. De koekoek moet daarom zorgen dat de eieren op die van de gastouders lijken. Ook moet de koekoek erg snel handelen, dus leggen op commando. De Amerikaanse uitdrukking ‘to play possum’ (opossum spelen) staat voor ‘je dood houden’. Blijkbaar is het een effectieve manier om roofdieren te ontmoedigen. In ons land is het verschijnsel bekend van de ringslang. Die speelt zijn spel soms iets te goed: als je hem terugdraait op zijn buik draait hij snel weer op zijn rug. koekoek opossum
© Copyright 2024 ExpyDoc